This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006L0023
Directive 2006/23/EC of the European Parliament and of the Council of 5 April 2006 on a Community air traffic controller licence (Text with EEA relevance)
Richtlijn 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (Voor de EER relevante tekst)
PB L 114 van 27.4.2006, p. 22–37
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO)
No longer in force, Date of end of validity: 13/12/2012
27.4.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 114/22 |
RICHTLIJN 2006/23/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 5 april 2006
inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1)
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim vereist de invoering van een meer gedetailleerde regelgeving, met name voor de vergunning van luchtverkeersleiders, om de hoogst mogelijke verantwoordelijkheids- en bekwaamheidsnormen te waarborgen, om de beschikbaarheid van luchtverkeersleiders te verbeteren en de wederzijdse erkenning van vergunningen te bevorderen, zoals bepaald in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (3), een en ander in het streven naar een algemene verbetering van de veiligheid van de luchtvaart en de bekwaamheid van het personeel. |
(2) |
Door de invoering van een dergelijke communautaire vergunning wordt de specifieke rol onderkend die luchtverkeersleiders vervullen bij een veilige vluchtafhandeling. De vaststelling van Europese bekwaamheidsnormen zal eveneens de versnippering op dit gebied verminderen en zorgen voor een efficiëntere organisatie van het werk in het kader van een toenemende regionale samenwerking tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Deze richtlijn is bijgevolg een wezenlijk onderdeel van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim. |
(3) |
Een richtlijn is het meest aangewezen instrument om bekwaamheidseisen vast te stellen waarbij de beslissing over de wijze waarop aan die normen moeten worden voldaan aan de lidstaten wordt overgelaten. |
(4) |
Deze richtlijn dient voort te bouwen op bestaande internationale normen. De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) heeft bepalingen inzake de vergunning van luchtverkeersleiders, inclusief eisen inzake talenkennis, vastgesteld. De Europese Organisatie voor de Veiligheid van de Luchtvaart (Eurocontrol), die is opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960, heeft reglementaire voorschriften inzake veiligheid (Eurocontrol Safety Regulatory Requirements) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 550/2004 worden bij deze richtlijn de eisen van Eurocontrol Safety Regulatory Requirement No 5 (ESARR 5) die relevant zijn voor luchtverkeersleiders in communautaire wetgeving omgezet. |
(5) |
De bijzondere kenmerken van het luchtverkeer in de Gemeenschap vereisen de invoering en doeltreffende toepassing van communautaire bekwaamheidsnormen voor luchtverkeersleiders die in dienst zijn van verleners van luchtvaartnavigatiediensten wier werkzaamheden voornamelijk gericht zijn op het algemene luchtverkeer. De lidstaten kunnen de nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn worden vastgesteld ook toepassen op leerlingluchtverkeersleiders en op luchtverkeersleiders die hun taken uitoefenen onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die hun diensten hoofdzakelijk aanbieden voor andere bewegingen van luchtvaartuigen dan het algemene luchtverkeer. |
(6) |
Wanneer de lidstaten maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de communautaire eisen worden nageleefd, dienen de met het toezicht en de controle op de naleving belaste autoriteiten in voldoende mate onafhankelijk te zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de aanbieders van opleidingen. Deze autoriteiten moeten tevens in staat blijven hun taken op efficiënte wijze te vervullen. De nationale toezichthoudende instantie die overeenkomstig deze richtlijn is aangewezen of opgericht, kan dezelfde instantie(s) zijn als die welke overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 549/2004 van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (4) is/zijn aangewezen of opgericht. |
(7) |
De verlening van luchtvaartnavigatiediensten vereist hooggekwalificeerd personeel waarvan de bekwaamheden op verschillende manieren kunnen worden aangetoond. Voor de luchtverkeersleiding is dit de invoering van een communautaire vergunning, die dient te worden gezien als een soort diploma van de individuele luchtverkeersleider. De bevoegdverklaring op vergunning geeft het type luchtverkeersdienstverlening aan dat een luchtverkeersleider gerechtigd is te verlenen. Daarnaast geven de aantekeningen op de bevoegdverklaring de specifieke bekwaamheden van de luchtverkeersleider weer, alsook de machtiging van de toezichthoudende instantie om diensten te verlenen ten behoeve van een bepaalde sector of groep van sectoren. Daarom moeten de autoriteiten in staat zijn bij de afgifte van vergunningen of de verlenging van aantekeningen de bekwaamheden van de luchtverkeersleiders te beoordelen. Ook moeten zij bij twijfel aan die bekwaamheden de vergunningen, bevoegdverklaringen of aantekeningen kunnen schorsen. Opdat incidenten ook worden gerapporteerd, mag in de richtlijn niet worden bepaald dat een incident automatisch leidt tot schorsing van de vergunning, bevoegdverklaring of aantekeningen. Intrekking van een vergunning moet het uiterste middel zijn in extreme gevallen. |
(8) |
Om het vertrouwen van de lidstaten in elkaars vergunningenstelsels te vergroten zijn communautaire regels voor het verkrijgen en behouden van vergunningen onmisbaar. Om het hoogst mogelijke veiligheidsniveau te waarborgen is het daarom van belang de vereisten met betrekking tot de bevoegdheden, de bekwaamheid en de toegang tot het beroep van luchtverkeersleider te harmoniseren. Dit moet resulteren in veilige en hoogwaardige luchtverkeersleidingsdiensten en in de erkenning van vergunningen in de hele Gemeenschap, die op haar beurt het vrije verkeer en de beschikbaarheid van luchtverkeersleiders moet vergroten. |
(9) |
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de toepassing van deze richtlijn er niet toe leidt dat de geldende nationale bepalingen inzake de rechten en plichten in de arbeidsrelatie tussen de werkgever en de kandidaat-luchtverkeersleider niet worden nageleefd. |
(10) |
Om de vaardigheden in de hele Gemeenschap onderling vergelijkbaar te maken moeten deze op een duidelijke en algemeen aanvaarde wijze worden gestructureerd. Dit zal de veiligheid helpen waarborgen, niet alleen binnen het door een verlener van luchtvaartnavigatiediensten gecontroleerde luchtruim, maar ook en met name op het raakvlak van verschillende dienstverleners. |
(11) |
Bij veel incidenten en ongevallen speelt communicatie een doorslaggevende rol. Daarom heeft de ICAO eisen inzake taalkennis vastgesteld. In deze richtlijn worden deze eisen uitgewerkt en wordt een instrument aangereikt waarmee deze internationaal aanvaarde normen kunnen worden gehandhaafd. De beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid moeten worden nageleefd in de eisen inzake taalkennis, zodat een vrij verkeer wordt aangemoedigd en tegelijkertijd de veiligheid wordt gewaarborgd. |
(12) |
De doelstellingen van de initiële opleiding zijn beschreven in de op verzoek van de leden van Eurocontrol ontwikkelde richtsnoeren en worden als adequate normen beschouwd. Voor opleidingen voor luchtverkeersleidingdiensten moet het gebrek aan algemeen aanvaarde normen worden gecompenseerd door een reeks maatregelen, waaronder de goedkeuring van examinatoren, die hoge bekwaamheidsnormen moeten garanderen. Dit is des te belangrijker omdat opleidingen voor luchtverkeersleidingseenheden zeer kostbaar en veiligheidskritisch zijn. |
(13) |
Op verzoek van de lidstaten van Eurocontrol zijn medische eisen ontwikkeld, die als een aanvaardbaar handhavingsmiddel worden beschouwd. |
(14) |
Certificering van de aanbieders van opleidingen dient te worden beschouwd als een van de veiligheidskritische pijlers onder de kwaliteit van opleidingen. Opleiding dient als een vergelijkbare dienst te worden beschouwd als luchtvaartnavigatiediensten, die eveneens aan een certificeringsproces worden onderworpen. Deze richtlijn moet het mogelijk maken opleidingen te erkennen per type, per pakket opleidingsdiensten of per pakket opleidings- en luchtvaartnavigatiediensten, zonder de specifieke kenmerken van de opleiding uit het oog te verliezen. |
(15) |
Deze richtlijn bevestigt de constante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de wederzijdse erkenning van diploma's en het vrije verkeer van werknemers. Het evenredigheidsbeginsel, de gegrondheid van het opleggen van compenserende maatregelen en de instelling van passende beroepsprocedures zijn basisprincipes waarvan de toepassing op de sector luchtverkeersbeheer sterker moet worden geprofileerd. De lidstaten moeten het recht hebben om te weigeren vergunningen te erkennen die niet in overeenstemming met deze richtlijn zijn afgegeven; de lidstaten moeten tevens het recht hebben zo'n vergunning wel te erkennen nadat zij de nodige gelijkwaardigheidsbeoordeling hebben uitgevoerd. Aangezien deze richtlijn ten doel heeft de wederzijdse erkenning van vergunningen te vergemakkelijken, voorziet zij niet in de regulering van de voorwaarden voor toegang tot de arbeidsmarkt. |
(16) |
Luchtverkeersleiders krijgen in hun beroep te maken met technische innovaties die vereisen dat de werkzaamheden van de betrokkenen regelmatig op peil worden gehouden. Deze richtlijn moet het mogelijk maken via de comitéprocedure de nodige aanpassingen aan de technische ontwikkelingen en de wetenschappelijke vooruitgang te doen plaatsvinden. |
(17) |
Verder kan deze richtlijn van invloed zijn op de dagelijkse werkpraktijk van de luchtverkeersleiders. De sociale partners moeten op passende wijze worden geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen met grote maatschappelijke gevolgen. Daarom is overleg gepleegd met het Comité voor de sectoriële dialoog dat is ingesteld bij Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau (5), terwijl dit Comité ook dient te worden geraadpleegd over verdere uitvoeringsmaatregelen van de Commissie. |
(18) |
De lidstaten dienen regels vast te stellen inzake de sancties die gelden voor inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en alle nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en ontradend te zijn. |
(19) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6). |
(20) |
Voor de instelling van een communautair vergunningenstelsel en de opneming van bestaande vergunningen in dat stelsel, overeenkomstig de bepalingen inzake de voorwaarden voor het behoud van de geldigheid van bevoegdverklaringen en aantekeningen, wordt een omzettingstermijn van twee jaar toereikend geacht, aangezien voornoemde bepalingen aansluiten bij bestaande internationale verplichtingen. Voor de taalkenniseisen evenwel dient een bijkomende omzettingstermijn van twee jaar te worden toegekend. |
(21) |
De algemene voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning met betrekking tot leeftijd en onderwijsvereisten en initiële opleiding dienen niet te gelden voor de houders van bestaande vergunningen. |
(22) |
De lidstaten dienen overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (7) ertoe te worden aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel en reikwijdte
1. Deze richtlijn heeft tot doel de veiligheidsnormen te verhogen en het functioneren van het communautaire luchtverkeersleidingssysteem te verbeteren door de afgifte van een communautaire vergunning voor luchtverkeersleiders.
2. Deze richtlijn is van toepassing op:
— |
leerling-luchtverkeersleiders en |
— |
luchtverkeersleiders |
die hun taken uitoefenen onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die hun diensten hoofdzakelijk aanbieden voor bewegingen van luchtvaartuigen in het algemene luchtverkeer.
3. In gevallen waarin geregelde en geplande luchtverkeersleidingsdiensten voor het algemene luchtverkeer worden verleend onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die hun diensten hoofdzakelijk aanbieden aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan het algemeen luchtverkeer, zorgen de lidstaten er, onverminderd artikel 1, lid 2, en artikel 13 van Verordening (EG) 549/2004, voor dat de veiligheid en de kwaliteit van de aan het algemene luchtverkeer verleende diensten ten minste gelijkwaardig zijn aan het niveau dat resulteert uit de toepassing van deze richtlijn.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. |
„luchtverkeersleidingsdienst”: een dienst die wordt verleend ter voorkoming van botsingen tussen vliegtuigen en op het landingsterrein tussen vliegtuigen en obstakels, alsook om de doorstroming van het luchtverkeer te versnellen en ordelijk te laten verlopen; |
2. |
„verlener van luchtvaartnavigatiediensten”: iedere openbare of particuliere rechtspersoon die luchtvaartnavigatiediensten levert ten behoeve van het algemene luchtverkeer; |
3. |
„algemeen luchtverkeer”: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, evenals bewegingen van staatsluchtvaartuigen (militaire, douane- en politieluchtvaartuigen daaronder begrepen), wanneer die bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de ICAO-procedures; |
4. |
„vergunning”: een certificaat, onder welke benaming dan ook, dat overeenkomstig deze richtlijn is afgegeven en van aantekeningen is voorzien, en de rechtmatige houder machtigt luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen overeenkomstig de daarin vermelde bevoegdverklaringen en aantekeningen; |
5. |
„bevoegdverklaring”: de op een vergunning aangebrachte of daarmee samenhangende en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin melding wordt gemaakt van specifieke aan de vergunning verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen; op een vergunning moet ten minste een van de volgende bevoegdverklaringen voorkomen:
|
6. |
„aantekening bij de bevoegdverklaring”: de op een vergunning aangebrachte en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin de specifieke aan de bevoegdverklaring verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen zijn aangegeven; |
7. |
„aantekening betreffende de luchtverkeersleidingseenheid”: de op een vergunning aangebrachte en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin de ICAO-locatie-indicator wordt aangegeven alsook de sectoren en/of werkplekken waarvoor de houder van de vergunning bevoegd is; |
8. |
„aantekening betreffende de taalvaardigheid”: de op een bevoegdverklaring aangebrachte en van de bevoegdverklaring deel uitmakende machtiging waarin de taalvaardigheid van de houder wordt aangegeven; |
9. |
„aantekening betreffende de instructiebevoegdheid”: de op een vergunning aangebrachte en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin de bevoegdheid om op de werkplek opleidingen te geven wordt vermeld; |
10. |
„ICAO-locatie-indicator”: de uit vier letters bestaande code die is samengesteld overeenkomstig de door de ICAO in haar handboek DOC 7910 gegeven regels en is toegewezen aan de locatie van een vast luchtverkeersstation; |
11. |
„sector”: een deel van een luchtverkeersleidingsgebied en/of van een vluchtinformatiegebied/hoger vluchtinformatiegebied; |
12. |
„opleiding”: het geheel van theoretische cursussen, praktijkoefeningen, inclusief simulatie, en opleidingen op de werkplek die vereist zijn voor het verkrijgen en in stand houden van de vereiste bekwaamheden voor het verlenen van veilige luchtverkeersleidingsdiensten van hoge kwaliteit; de opleiding omvat:
|
13. |
„aanbieder van opleidingen”: een organisatie die door de nationale toezichthoudende instantie is gecertificeerd voor het aanbieden van een of meer opleidingstypes; |
14. |
„vakbekwaamhedenprogramma voor een luchtverkeersleidingsdienst”: een erkend programma waarin de methode is omschreven waarmee de eenheid de bekwaamheid van haar houders van een vergunning op peil houdt; |
15. |
„opleidingsplan voor luchtverkeersleidingsdiensten”: een goedgekeurd plan waarin in detail de processen en het tijdschema uiteengezet worden [...] om de procedures voor de dienst onder toezicht van een instructeur die een opleiding op de werkplek verzorgt op het lokale gebied te kunnen toepassen. |
Artikel 3
Nationale toezichthoudende instanties
1. De lidstaten wijzen een of meer organisaties aan als hun nationale toezichthoudende instantie of richten deze op met het oog op het vervullen van de bij de richtlijn aan die instantie toegewezen taken.
2. De nationale toezichthoudende instanties zijn onafhankelijk van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de aanbieders van opleidingen. Deze onafhankelijkheid wordt gerealiseerd door ten minste op functioneel niveau een adequate scheiding tussen de nationale toezichthoudende instanties en deze verleners en aanbieders aan te brengen. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale toezichthoudende instanties hun bevoegdheden op onpartijdige en transparante wijze uitoefenen.
3. De lidstaten doen de Commissie de namen en adressen van de nationale toezichthoudende instanties, alsook wijzigingen daarin, toekomen en stellen haar in kennis van de overeenkomstig lid 2 getroffen maatregelen.
Artikel 4
Principes van de vergunning
1. Onverminderd artikel 1, leden 2 en 3, zorgen de lidstaten ervoor dat luchtverkeersleidingsdiensten in de zin van artikel 1, lid 2, alleen worden verleend door luchtverkeersleiders aan wie een vergunning is afgegeven overeenkomstig deze richtlijn.
2. Aanvragers van een vergunning moeten aantonen dat zij de bekwaamheden bezitten om als luchtverkeersleider of leerling-luchtverkeersleider op te treden. De bewijzen waaruit hun bekwaamheid moet blijken, moeten betrekking hebben op kennis, ervaring, vaardigheden en talenkennis.
3. De vergunning blijft eigendom van degene aan wie zij is afgegeven en wordt door de betrokkene ondertekend.
4. In overeenstemming met artikel 14, lid 1:
a) |
kunnen de vergunningen, bevoegdverklaringen of aantekeningen worden geschorst wanneer er twijfel bestaat aan de bekwaamheid van de luchtverkeersleider of in geval van wangedrag; |
b) |
kan de vergunning worden ingetrokken in geval van grove nalatigheid of misbruik. |
5. De vergunning van leerling-luchtverkeersleider machtigt de houder luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen onder toezicht van een instructeur voor opleiding op de werkplek.
6. De vergunning behelst de in bijlage 1 genoemde elementen.
7. Wanneer een vergunning in een andere taal dan het Engels is afgegeven, moet zij een Engelse vertaling bevatten van de in bijlage I genoemde elementen
8. De lidstaten zorgen ervoor dat luchtverkeersleiders voldoende zijn opgeleid in veiligheid, beveiliging en crisisbeheersing.
Artikel 5
Voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning
1. Vergunningen voor leerling-luchtverkeersleiders worden verleend aan aanvragers die:
a) |
ten minste 18 jaar oud zijn en houder zijn van tenminste een diploma middelbaar onderwijs of een diploma dat toegang geeft tot de universiteit of een gelijkwaardige opleiding. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de nationale toezichthoudende instantie het opleidingsniveau van aanvragers die niet aan deze opleidingseis voldoen, beoordeelt. Indien uit die beoordeling blijkt dat de aanvrager een ervaring en opleiding heeft die hem een redelijke kans geven de opleiding tot luchtverkeersleider met goed gevolg te doorlopen, wordt dat als voldoende beschouwd; |
b) |
met succes een initiële opleiding met betrekking tot de bevoegdverklaring, en indien van toepassing de aantekening in kwestie, zoals vermeld in deel A van bijlage II, hebben afgerond; |
c) |
in het bezit zijn van een geldig medisch certificaat; en |
d) |
blijk hebben gegeven van een passend niveau van taalvaardigheid overeenkomstig de in bijlage III vermelde eisen. |
De vergunning bevat ten minste één bevoegdverklaring en, indien van toepassing, één aantekening.
2. Vergunningen voor luchtverkeersleiders worden verleend aan aanvragers die:
a) |
ten minste 21 jaar oud zijn. De lidstaten kunnen in naar behoren gerechtvaardigde gevallen evenwel een lagere leeftijdsgrens voorschrijven; |
b) |
houder zijn van een vergunning van leerling-luchtverkeersleider, een erkend opleidingsplan voor luchtverkeersleidingsdiensten hebben voltooid en geslaagd zijn voor de vereiste examens of beoordelingen overeenkomstig de in deel B van bijlage II vermelde eisen; |
c) |
in het bezit zijn van een geldig medisch certificaat; en |
d) |
blijk hebben gegeven van een passend niveau van taalvaardigheid overeenkomstig de in bijlage III vermelde eisen. |
De vergunning wordt geldig gemaakt door de opneming van één of meer bevoegdverklaringen en de relevante aantekeningen bij de bevoegdverklaringen, de luchtverkeersdienst en de taalvaardigheid waarvoor de opleiding met succes is afgerond.
3. De aantekening betreffende de instructiebevoegdheid wordt verleend aan de houders van een vergunning voor luchtverkeersleider die:
a) |
luchtverkeersleidingsdiensten hebben verleend gedurende een onmiddellijk voorafgaande periode van ten minste een jaar, of een langere periode die door de nationale toezichthoudende instantie is vastgesteld met betrekking tot de bevoegdverklaringen en aantekeningen waarvoor de instructie wordt gegeven; en |
b) |
met succes een erkende cursus voor instructeur voor opleiding op de werkplek hebben afgerond, in de loop waarvan de vereiste kennis en pedagogische vaardigheden zijn getoetst door middel van passende examens. |
Artikel 6
Bevoegdverklaringen luchtverkeersleiders
Vergunningen bevatten een of meer van de volgende bevoegdverklaringen die het type diensten aangeven dat door de houder van de vergunning mag worden verleend:
a) |
De bevoegdverklaring plaatselijke verkeersleiding visueel (Aerodrome Control Visual — ADV) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op een luchtvaartterrein dat niet over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt. |
b) |
De bevoegdverklaring plaatselijke verkeersleiding op instrumenten (Aerodrome Control Instrument — ADI) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer op een luchtvaartterrein dat over gepubliceerde procedures voor nadering of vertrek op instrumenten beschikt, en moet ten minste voorzien zijn van een van de aantekeningen als omschreven in artikel 7, lid 1. |
c) |
De bevoegdverklaring naderingsverkeersleiding procedureel (Approach Control Procedural — APP) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen zonder hulp van surveillanceapparatuur. |
d) |
De bevoegdverklaring naderingsverkeersleiding surveillance (Approach Control Surveillance — APS) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen ten behoeve van aankomende, vertrekkende of doorvliegende vliegtuigen met behulp van surveillanceapparatuur, en moet ten minste voorzien zijn van een van de aantekeningen als omschreven in artikel 7, lid 2. |
e) |
De bevoegdverklaring algemene verkeersleiding procedureel (Area Control Procedural — ACP) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen zonder surveillanceapparatuur. |
f) |
De bevoegdverklaring algemene verkeersleiding surveillance (Area Control Surveillance — ACS) geeft aan dat de houder van een vergunning bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen een luchtverkeersleidingsdienst te verlenen met behulp van surveillanceapparatuur, en moet ten minste voorzien zijn van een van de aantekeningen als omschreven in artikel 7, lid 3. |
Artikel 7
Aantekeningen bij de bevoegdverklaring
1. De bevoegdverklaring plaatselijke verkeersleiding op instrumenten (Aerodrome Control Instrument — ADI) bevat ten minste een van de volgende aantekeningen:
a) |
de aantekening verkeerstorenleiding (Tower Control — TWR), die aangeeft dat de houder bevoegd is luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen wanneer de plaatselijke luchtverkeersleiding vanuit één operationele positie wordt verzorgd; |
b) |
de aantekening verkeersleiding aan grondverkeer (Ground Movement Control — GMC), die aangeeft dat de houder van de vergunning bevoegd is de verkeersleiding aan grondverkeer te verzorgen; |
c) |
de aantekening verkeersleiding met behulp van grondsurveillanceapparatuur (Ground Movement Surveillance — GMS), verleend naast de aantekening verkeersleiding aan grondverkeer of de aantekening verkeerstorenleiding, die aangeeft dat de houder bevoegd is verkeersleiding aan grondverkeer te verzorgen met behulp van grondsurveillancesystemen; |
d) |
de aantekening luchtverkeersleiding (Air Control — AIR), die aangeeft dat de houder van de vergunning bevoegd is de luchtverkeersleiding te verzorgen; |
e) |
de aantekening plaatselijke verkeersleiding radar (Aerodrome Radar Control — RAD), verleend naast de aantekening luchtverkeersleiding of de aantekening verkeerstorenleiding, die aangeeft dat de houder van de vergunning bevoegd is plaatselijke luchtverkeersleiding te verzorgen met behulp van radarapparatuur. |
2. De bevoegdverklaring naderingsverkeersleiding — surveillance (Approach Control Surveillance — APS) bevat ten minste een van de volgende aantekeningen:
a) |
de aantekening radar (RAD), die aangeeft dat de houder van de vergunning bevoegd is een naderingsluchtverkeersleidingsdienst te verlenen met behulp van primaire en/of secundaire radarapparatuur; |
b) |
de aantekening precisienadering met radar (Precision Approach Radar — PAR), verleend naast de aantekening radar, die aangeeft dat de houder van de vergunning bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen in het laatste stadium van de nadering van de landingsbaan vanaf de grond gecontroleerde precisienaderingen te verzorgen met behulp van precisienaderingsapparatuur; |
c) |
de aantekening nadering met surveillanceradar (Surveillance Radar Approach — SRA), verleend naast de aantekening radar, die aangeeft dat de houder bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen in het laatste stadium van de nadering van de landingsbaan vanaf de grond gecontroleerde niet-precisienaderingen te verzorgen met behulp van surveillanceapparatuur; |
d) |
de aantekening automatisch afhankelijke surveillance (Automatic Dependent Surveillance — ADS), die aangeeft dat de houder bevoegd is een naderingsluchtverkeersleidingsdienst te verlenen met behulp van automatisch afhankelijke surveillance; |
e) |
De aantekening naderingsluchtverkeersleiding (Terminal Control — TCL), verleend naast de aantekening radar of de aantekening automatisch afhankelijke surveillance, die aangeeft dat de houder bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen die in een bepaald naderingsluchtverkeersleidingsgebied en/of aangrenzende sectoren opereren luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen met behulp van surveillanceapparatuur. |
3. De bevoegdverklaring algemene verkeersleiding — surveillance (Area Control Surveillance — ACS) bevat ten minste een van de volgende aantekeningen:
a) |
de aantekening radar (RAD), die aangeeft dat de houder bevoegd is een algemene luchtverkeersleiding te verlenen met behulp van radarapparatuur; |
b) |
de aantekening automatisch afhankelijke surveillance (Automatic Dependent Surveillance — ADS), die aangeeft dat de houder bevoegd is een algemene luchtverkeersleiding te verlenen met behulp van automatisch afhankelijke surveillance; |
c) |
de aantekening naderingsluchtverkeersleiding (Terminal Control — TCL), verleend naast de aantekening radar of de aantekening automatisch afhankelijke surveillance, die aangeeft dat de houder bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen die in een bepaald naderingsluchtverkeersleidingsgebied en/of aangrenzende sectoren opereren luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen met behulp van surveillanceapparatuur; |
d) |
de aantekening oceaan verkeersleiding (Oceanic Control — OCN), die aangeeft dat de houder bevoegd is om ten behoeve van vliegtuigen die in een oceaanluchtverkeersleidingsgebied opereren luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen. |
4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten, in uitzonderlijke gevallen die zich alleen voordoen als gevolg van bijzondere kenmerken van het luchtverkeer in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim, nationale aantekeningen ontwikkelen. Deze aantekeningen laten het algemene vrije verkeer van luchtverkeersleiders onverlet.
Artikel 8
Aantekeningen betreffende de taalvaardigheid
1. De lidstaten zorgen ervoor dat luchtverkeersleiders kunnen aantonen dat zij op een voldoende hoog niveau Engels kunnen spreken en verstaan. Hun taalvaardigheid moet beantwoorden aan de beoordelingsschaal in bijlage III.
2. De lidstaten kunnen eisen inzake kennis van de plaatselijke taal stellen wanneer dit noodzakelijk wordt geacht voor de veiligheid.
3. Het voor de toepassing van de leden 1 en 2 vereiste niveau is niveau 4 van de beoordelingsschaal voor de taalvaardigheid die in bijlage III is opgenomen.
4. Onverminderd lid 3 mogen de lidstaten voor de toepassing van de leden 1 en/of 2 niveau 5 van de in bijlage III opgenomen beoordelingsschaal voor de taalvaardigheid eisen wanneer de operationele omstandigheden van de betrokken bevoegdverklaring of aantekening om dwingende veiligheidsredenen een hoger niveau rechtvaardigen. Deze eis moet objectief gerechtvaardigd, niet-discriminerend, proportioneel en transparant zijn.
5. De taalvaardigheid wordt aangetoond door een certificaat dat is afgegeven na een transparante en objectieve beoordelingsprocedure die is goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instantie.
Artikel 9
Aantekeningen betreffende de instructiebevoegdheid
De aantekening inzake de instructiebevoegdheid geeft aan dat de houder van de vergunning bevoegd is om opleidingen en toezicht te verzorgen op een operationele werkplek op gebieden waarvoor een geldige bevoegdverklaring voorhanden is.
Artikel 10
Aantekeningen betreffende de luchtverkeersleidingseenheid
De aantekening betreffende de luchtverkeersleidingsdienst geeft aan dat de houder van de vergunning bevoegd is om luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen voor een bepaalde sector, groep van sectoren of werkplek, onder de verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleidingsdienst.
De lidstaten mogen, wanneer zij zulks om veiligheidsredenen noodzakelijk achten, bepalen dat de rechten van een aantekening betreffende de luchtverkeersleidingsdienst alleen mogen worden uitgeoefend door houders van een vergunning beneden een bepaalde leeftijd.
Artikel 11
Voorwaarden voor het behoud van de geldigheid van bevoegdverklaringen en aantekeningen
1. Aantekeningen betreffende de luchtverkeersleidingsdienst zijn geldig voor een eerste periode van 12 maanden. De geldigheidsduur van dergelijke aantekeningen wordt met 12 maanden verlengd indien de verlener van luchtvaartnavigatiediensten aantoont dat:
a) |
de aanvrager gespreid over de voorbije twaalf maanden de aan de vergunning verbonden rechten gedurende een minimum aantal uren, zoals aangegeven in het goedgekeurde vakbekwaamhedenprogramma voor de luchtverkeersleidingsdienst, heeft uitgeoefend; |
b) |
de bevoegdheid van de aanvrager is beoordeeld overeenkomstig deel C van bijlage II; en |
c) |
de aanvrager in het bezit is van een geldig medisch certificaat. |
Het minimum aantal werkuren, exclusief instructietaken, dat vereist is voor het behoud van de geldigheid van de aantekening betreffende de luchtverkeersleidingsdienst kan voor instructeurs voor opleiding op de werkplek worden verlaagd naar rato van de tijd die zij besteden aan de opleiding van leerlingen op de werkplekken waarvoor de verlenging wordt aangevraagd.
2. Wanneer een aantekening betreffende de luchtverkeersleidingsdienst niet langer geldig is, moet met succes een opleidingsplan voor de luchtverkeersleidingsdienst zijn doorlopen om de aantekening opnieuw te valideren.
3. De houder van een bevoegdverklaring of een aantekening die gedurende enige periode van vier achtereenvolgende jaren geen luchtverkeersleidingsdiensten heeft verleend die verbonden zijn aan die bevoegdverklaring of aantekening, mag slechts aan een opleiding voor de luchtverkeersleidingsdienst met het oog op die bevoegdverklaring of aantekening beginnen nadat op passende wijze is beoordeeld of hij nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor die bevoegdverklaring of aantekening, en nadat hij heeft voldaan aan eventuele uit die beoordeling voortvloeiende opleidingseisen.
4. De taalkennis van de aanvrager wordt met vaste tussenpozen formeel getoetst, behalve bij aanvragers met een aangetoonde taalkennis op niveau 6.
De tussenpoos bedraagt maximaal 3 jaar voor aanvragers met aantoonbare taalkennis op niveau 4 en maximaal 6 jaar voor aanvragers met aantoonbare taalkennis op niveau 5.
5. De aantekening betreffende de instructiebevoegdheid heeft een geldigheidsduur van 36 maanden, die kan worden verlengd.
Artikel 12
Medische certificaten
1. Medische certificaten worden afgegeven door een bevoegd medisch orgaan van de nationale toezichthoudende instantie of door medische keuringsdiensten die door de nationale toezichthoudende instantie zijn erkend.
2. De afgifte van medische certificaten geschiedt in overeenstemming met bijlage I bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart en met de door Eurocontrol vastgestelde Requirements for European Class 3 Medical Certification of Air Traffic Controllers.
3. Het medisch certificaat heeft een geldigheidsduur die vanaf de datum van het medisch onderzoek, voor personen onder de 40 jaar 24 maanden bedraagt, en voor personen boven de 40 jaar 12 maanden. Het medisch certificaat kan te allen tijde worden ingetrokken indien de gezondheidstoestand van de houder dat noodzakelijk maakt.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat doeltreffende toetsings- en beroepsprocedures worden ingevoerd, met de nodige medewerking van onafhankelijke medische adviseurs.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat procedures worden vastgesteld voor de behandeling van gevallen van verminderde medische geschiktheid en om houders van een vergunning in staat te stellen hun werkgevers te laten weten dat zij zich bewust worden van een achteruitgang in hun medische geschiktheid of onder de invloed zijn van psychoactieve stoffen of geneesmiddelen, waardoor zij mogelijk niet langer in staat zijn de aan de vergunning verbonden voorrechten veilig en naar behoren uit te oefenen.
Artikel 13
Certificering van aanbieders van opleidingen
1. Voor het verzorgen van opleidingen voor luchtverkeersleiders, met inbegrip van de daaraan verbonden beoordelingsprocedure, is certificering door de nationale toezichthoudende instanties een voorwaarde.
2. De certificeringseisen hebben betrekking op de technische en operationele bekwaamheden alsook op het vermogen om opleidingen te organiseren zoals vermeld in punt 1 van bijlage IV.
3. Certificeringsaanvragen moeten worden ingediend bij de nationale toezichthoudende instanties van de lidstaat waar de aanvrager zijn hoofdvestiging en in voorkomend geval zijn maatschappelijke zetel heeft.
De nationale toezichthoudende instanties geven een certificaat af wanneer de aanbieder van opleidingen die een certificaat aanvraagt, voldoet aan de in punt 1 van bijlage IV vermelde eisen.
Certificaten kunnen worden afgegeven voor elk type opleiding of in combinatie met andere luchtvaartnavigatiediensten, in welk geval de opleiding en de luchtvaartnavigatiedienst als één dienstenpakket worden erkend.
4. In de certificaten worden de in punt 2 van bijlage IV vermelde gegevens beschreven.
5. De nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de aan de certificaten verbonden eisen en voorwaarden. Indien een nationale toezichthoudende instantie vaststelt dat de houder van een certificaat niet langer aan de eisen of voorwaarden voldoet, neemt zij passende maatregelen, die de intrekking van het certificaat kunnen inhouden.
6. Een lidstaat moet elk in een andere lidstaat afgegeven certificaat erkennen.
Artikel 14
Garantie voor de naleving van de bekwaamheidsnormen
1. Om de bekwaamheidsniveaus te garanderen die onmisbaar zijn voor luchtverkeersleiders om hun taak volgens hoge veiligheidsnormen te vervullen, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale toezichthoudende instanties toezicht en controle uitoefenen op hun opleiding.
De taken van die instanties omvatten het volgende:
a) |
het verlenen en intrekken van vergunningen, bevoegdverklaringen en aantekeningen waarvoor de desbetreffende opleiding en beoordeling is afgerond in het kader van het verantwoordelijkheidsgebied van de nationale toezichthoudende instantie; |
b) |
het up-to-date houden en schorsen van bevoegdverklaringen en aantekeningen, waarvan de rechten onder de verantwoordelijkheid van de nationale toezichthoudende instantie worden uitgeoefend; |
c) |
certificering van aanbieders van opleidingen; |
d) |
goedkeuring van opleidingen, opleidingsplannen voor luchtverkeersleidingsdiensten en vakbekwaamhedenprogramma’s voor luchtverkeersleidingsdiensten; |
e) |
goedkeuring van examinatoren of beoordelaars die de vakbekwaamheid toetsen; |
f) |
het houden van toezicht en audits op het opleidingssysteem; |
g) |
vaststelling van passende beroeps- en kennisgevingsprocedures. |
2. De nationale toezichthoudende instanties verstrekken passende informatie en wederzijdse bijstand aan de nationale toezichthoudende instanties van andere lidstaten om te zorgen voor de effectieve toepassing van deze richtlijn, met name in gevallen betreffende het vrije verkeer van luchtverkeersleiders binnen de Gemeenschap.
3. De nationale toezichthoudende instanties zorgen ervoor dat een gegevensbank wordt bijgehouden waarin de bevoegdheden van alle onder hun verantwoordelijkheid vallende houders van een vergunning en de geldigheidsdata van hun aantekeningen worden opgeslagen. Daartoe houden de operationele eenheden van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten de daadwerkelijk in de sector, groep van sectoren of operationele eenheden gewerkte uren bij voor elke in de eenheid werkzame houder van een vergunning en verstrekken zij deze gegevens aan de nationale toezichthoudende instanties indien deze daarom verzoeken.
4. De nationale toezichthoudende instanties verlenen hun goedkeuring aan de houders van een vergunning die bevoegd zijn om op te treden als examinator voor toetsing of als beoordelaar van de bekwaamheden voor het geven van opleidingen ten behoeve van opleidingen voor luchtverkeersleidingsdiensten en van voortgezette opleidingen. De goedkeuring geldt voor een periode van drie jaar, die kan worden verlengd.
5. De nationale toezichthoudende instanties voeren regelmatig een audit uit op de aanbieders van opleidingen teneinde een effectieve naleving van de in deze richtlijn vastgestelde normen te garanderen.
Naast deze regelmatige audit kunnen de nationale toezichthoudende instanties bezoeken ter plaatse organiseren om na te gaan of deze richtlijn daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd en de daarin vervatte normen worden nageleefd.
6. De nationale toezichthoudende instanties kunnen besluiten de in lid 5 bedoelde auditwerkzaamheden en inspecties geheel of gedeeltelijk te delegeren aan erkende organisaties overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 550/2004.
7. Uiterlijk op 17 mei 2011, en vervolgens om de drie jaar, leggen de lidstaten aan de Commissie een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor.
Artikel 15
Wederzijdse erkenning van vergunningen van luchtverkeersleiders
1. Behoudens artikel 8 erkent elke lidstaat de vergunningen en bijbehorende bevoegdverklaringen, aantekeningen bij de bevoegdverklaring en aantekeningen betreffende de talenkennis die door de nationale toezichthoudende instantie van een andere lidstaat overeenkomstig deze richtlijn zijn afgegeven, evenals het begeleidende medisch certificaat. Een lidstaat kan evenwel besluiten alleen de vergunningen van houders die de in artikel 5, lid 2, punt a), vastgestelde minimumleeftijd van 21 jaar hebben bereikt, te erkennen.
2. Wanneer een houder van een vergunning de aan een vergunning verbonden voorrechten uitoefent in een andere lidstaat dan die waar de vergunning is afgegeven, heeft de houder van een vergunning het recht zijn vergunning in te wisselen voor een in de lidstaat van uitoefening van de rechten afgegeven vergunning, zonder dat aanvullende voorwaarden worden gesteld.
3. Om de aangevraagde aantekening betreffende de luchtverkeersleidingsdienst te kunnen verlenen, verlangen de nationale toezichthoudende instanties van de aanvrager dat hij voldoet aan de aan die aantekening verbonden bijzondere voorwaarden, onder vermelding van de dienst, de sector of de werkplek. Bij de opstelling van het opleidingsplan voor de luchtverkeersleidingsdienst houdt de aanbieder van opleidingen terdege rekening met de door de aanvrager verworven bekwaamheden en ervaring.
4. Uiterlijk zes weken na de indiening van de bewijsstukken, onder voorbehoud van de uit een eventueel beroep voortvloeiende extra termijn, verlenen de nationale toezichthoudende instanties hun goedkeuring aan het opleidingsplan voor de luchtverkeersleidingsdienst met de voorgestelde opleiding voor de aanvrager en nemen zij daar een met redenen omkleed besluit over. Bij hun besluitvorming zorgen de nationale toezichthoudende instanties ervoor dat het non-discriminatie‐ en het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen
Artikel 16
Aanpassing en de wetenschappelijke en technische vooruitgang
In verband met de wetenschappelijke en technische vooruitgang kan de Commissie, volgens de procedure van artikel 17, lid 2, wijzigingen vaststellen inzake de in artikel 6 bedoelde bevoegdverklaringen, de in artikel 7 bedoelde aantekeningen, de in artikel 12, lid 3, vervatte bepalingen betreffende medische certificaten en de bijlagen.
Artikel 17
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 ingestelde Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.
3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 18
Sancties
De lidstaten stellen regels inzake sancties op overtredingen van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen vast en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De sancties waarin wordt voorzien moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 17 mei 2008 in kennis van de desbetreffende bepalingen, en delen haar onverwijld eventuele latere wijzigingen daarop mee.
Artikel 19
Overgangsregelingen
Artikel 5, lid 2, punten a) en b), zijn niet van toepassing op de houders van een vergunning van luchtverkeersleider die vóór 17 mei 2008 door de lidstaten zijn afgegeven.
Artikel 20
Omzetting
De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 17 mei 2008 aan deze richtlijn te voldoen, behalve wat betreft artikel 8, waarvoor de uiterste datum 17 mei 2010 is. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 22
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 5 april 2006.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
H. WINKLER
(1) PB C 234 van 22.9.2005, blz. 17.
(2) Advies van het Europees Parlement van 8 maart 2005 (PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 50), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 14 november 2005 (PB C 316 E van 13.12.2005, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 15 februari 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10.
(4) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.
(5) PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27. Besluit gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
(7) PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
BIJLAGE I
SPECIFICATIES VOOR DE VERGUNNINGEN
De door een lidstaat overeenkomstig deze richtlijn afgegeven vergunningen moeten in overeenstemming zijn met de volgende specificaties:
1. Gegevens
1.1. |
De volgende gegevens moeten op de vergunning worden vermeld; met een asterisk is aangegeven voor welke punten een vertaling in het Engels moet worden gegeven:
|
1.2. |
De vergunning moet vergezeld gaan van een geldig medisch certificaat. |
2. Materiaal
Er moet papier van de beste kwaliteit of een ander geschikt materiaal worden gebruikt en de in punt 1 genoemde gegevens moeten daarop duidelijk zichtbaar zijn.
3. Kleur
3.1. |
Indien voor alle vergunningen die een lidstaat op luchtvaartgebied afgeeft, materiaal van dezelfde kleur wordt gebruikt, moet die kleur wit zijn. |
3.2. |
Indien de vergunningen die een lidstaat op luchtvaartgebied afgeeft, onderscheidende kleuren dragen, moet de kleur voor de vergunning voor luchtverkeersleiders geel zijn. |
BIJLAGE II
OPLEIDINGSEISEN
DEEL A
Vereisten voor de initiële opleiding tot luchtverkeersleider
Het doel van de initiële opleiding is te garanderen dat de personen die een opleiding tot luchtverkeersleider volgen ten minste voldoen aan de doelstellingen voor de basisopleiding en de opleiding met het oog op de bevoegdverklaring, als omschreven in de richtsnoeren voor de gemeenschappelijke kerninhoud voor de initiële opleiding van luchtverkeersleiders („Guidelines for air traffic controller Common Core Content Initial Training”), uitgave van 10.12.2004, van Eurocontrol, zodat de luchtverkeersleiders in staat zijn het luchtverkeer veilig, snel en efficiënt te leiden.
De initiële opleiding heeft betrekking op de volgende thema's: luchtvaartwetgeving, luchtverkeersbeheer, inclusief procedures voor samenwerking tussen militaire en burgerluchtvaart, meteorologie, navigatie, luchtvaartuigen en beginselen van de luchtvaart, inclusief heldere communicatie tussen luchtverkeersleiders en piloten, menselijke factoren, uitrusting en systemen, beroepsomgeving, veiligheid en veiligheidscultuur, veiligheidsbeheerssystemen, ongewone en noodsituaties, systeemdefecten, talenkennis, inclusief radiotelefoniejargon.
Tijdens de opleiding met betrekking tot deze thema's worden de kandidaten voorbereid op de verschillende types luchtverkeersdiensten en krijgen de veiligheidsaspecten extra nadruk. De initiële opleiding bestaat uit theorie en praktijk, inclusief simulaties. De duur van de initiële opleiding wordt vastgesteld in de goedgekeurde opleidingsplannen. De bekwaamheden die de kandidaten tijdens deze opleiding verwerven, stellen hen in staat complexe en drukke verkeerssituaties in goede banen te leiden en vergemakkelijken de overgang naar de opleiding voor een luchtverkeersleidingseenheid. De bekwaamheden die de kandidaten tijdens de initiële opleiding hebben verworven, worden beoordeeld aan de hand van examens of een systeem van permanente beoordeling.
DEEL B
Vereisten inzake de opleiding van luchtverkeersleiders voor een luchtverkeersleidingsdienst
In de opleidingsplannen voor luchtverkeersleidingsdiensten worden de processen en het tijdschema om de procedures voor de dienst, onder toezicht van een instructeur voor opleidingen op de werkplek, op het lokale gebied te kunnen toepassen, in detail uiteengezet. In het goedgekeurde plan moeten alle elementen van het systeem voor bekwaamheidsbeoordeling aan bod komen, zoals werkregelingen, voortgangsbeoordeling en examens, samen met de procedures voor aanmelding bij de nationale toezichthoudende instanties. De opleiding voor een luchtverkeersleidingsdienst kan bepaalde onderdelen van de initiële opleiding omvatten die specifiek zijn voor de nationale omstandigheden.
De duur van de opleiding voor een luchtverkeersleidingsdienst wordt bepaald in het opleidingsplan voor de dienst. De vereiste bekwaamheden worden beoordeeld aan de hand van examens of op basis van permanente beoordeling door neutrale en objectieve examinatoren of beoordelaars. De nationale toezichthoudende instanties voorzien in beroepsmogelijkheden om de eerlijke behandeling van de kandidaten te garanderen.
DEEL C
Vereisten inzake voortgezette opleiding voor luchtverkeersleiders
De aantekeningen betreffende de bevoegdverklaring en de aantekeningen voor een luchtverkeersleidingsdienst op de vergunning van luchtverkeersleiders blijven geldig wanneer de luchtverkeersleider een goedgekeurde voortgezette opleiding volgt. Deze opleiding heeft tot doel de bekwaamheden van de luchtverkeersleiders in stand te houden en bestaat uit herhalingscursussen, een opleiding om met noodsituaties te leren omgaan en eventueel een taalopleiding.
De voortgezette opleiding bestaat uit theorie- en praktijkcursussen en uit simulaties. De opleider stelt overzichten van de vaardigheden van de eenheden op, waarin gedetailleerd is aangegeven welke processen, personeelsleden en tijdschema's nodig zijn om de voortgezette opleiding te verstrekken en om de vaardigheden aan te tonen. Deze overzichten worden minstens om de drie jaar herzien en goedgekeurd. De duur van de voortgezette opleiding wordt bepaald op basis van de functionele behoeften van de luchtverkeersleiders van de eenheid, met name met het oog op een wijziging of een geplande wijziging van de procedures of apparatuur of met het oog op de algemene veiligheidseisen. De vaardigheden van elke luchtverkeersleider worden minstens om de drie jaar beoordeeld. De dienstverlener op het vlak van luchtvaartnavigatie moet erop toezien dat houders van een vergunning ook gelijk worden behandeld wanneer de geldigheid van hun aantekeningen niet kan worden verlengd.
BIJLAGE III
TAALVAARDIGHEIDSEISEN
De in artikel 8 ter vastgestelde taalvaardigheidseisen gelden zowel voor het gebruik van jargon als van gewone taal. Om aan de taalvaardigheidseisen te voldoen, moet uit de beoordeling blijken dat de aanvrager of houder van een vergunning minstens operationeel niveau 4 van de in deze bijlage opgenomen beoordelingsschaal heeft bereikt.
Taalvaardige sprekers:
a) |
communiceren doeltreffend in situaties waarbij alleen de stem hoorbaar is (telefoon/radiotelefoon) of bij in levende lijve gevoerde gesprekken; |
b) |
communiceren accuraat en duidelijk over gewone, concrete en werkgerelateerde onderwerpen; |
c) |
gebruiken passende communicatiestrategieën om boodschappen uit te wisselen en om misverstanden te herkennen en op te lossen (bv. informatie controleren, bevestigen of verduidelijken) in een algemene of werkgerelateerde context; |
d) |
lossen met goed gevolg en relatief gemakkelijk de taalproblemen op bij complicaties of onverwachte gebeurtenissen in het kader van een gewone werksituatie of een communicatieve taak waarmee zij vertrouwd zijn; en |
e) |
gebruiken taalvarianten of accenten die verstaanbaar zijn voor de luchtvaartgemeenschap. |
Schaal voor de beoordeling van de taalvaardigheid: niveaus uitstekend, zeer goed en operationeel
Niveau |
Uitspraak taalvarianten en/of accenten die verstaanbaar zijn voor de luchtvaartgemeenschap. |
Structuur De relevante grammaticale structuren en zinspatronen worden bepaald door op de taken afgestemde taalfuncties. |
Woordenschat |
Vlotheid |
Begrip |
Interacties |
Uitstekend 6 |
Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden misschien beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen nooit de verstaanbaarheid in het gedrang. |
Constante goede beheersing van zowel eenvoudige als complexe grammaticale structuren en zinspatronen. |
De spreker beschikt over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over een breed gamma van bekende en onbekende thema's. De woordenschat is idiomatisch, genuanceerd en registergevoelig. |
De spreker is in staat om op een vlotte en natuurlijke wijze een uitgebreid gesprek te voeren en om stilistische effecten te creëren (bijvoorbeeld om iets te benadrukken) door middel van variaties in zijn taalgebruik. De spreker maakt spontaan gebruik van passende partikels en connectoren. |
De spreker geeft blijk van een constant goed begrip in bijna alle contexten, inclusief begrip van taalkundige en culturele subtiliteiten. |
De spreker interageert gemakkelijk in bijna alle situaties. Hij is gevoelig voor verbale en niet-verbale signalen en weet gepast op deze signalen te reageren. |
Zeer goed 5 |
Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden weliswaar beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen zelden de verstaanbaarheid in het gedrang. |
Constante goede beheersing van eenvoudige grammaticale structuren en zinspatronen. De spreker waagt zich ook aan complexe structuren, maar maakt hierbij nog fouten die soms de betekenis in het gedrang brengen. |
De spreker beschikt over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over gewone, concrete en werkgerelateerde thema's. De spreker maakt consistent en succesvol gebruik van parafrases. Zijn woordenschat is soms idiomatisch. |
De spreker is in staat om betrekkelijk vlot een uitgebreid gesprek te voeren over bekende thema's. Hij is nog niet in staat stilistische effecten te creëren door variaties in zijn taalgebruik. Hij maakt wel al gebruik van passende partikels of connectoren. |
De spreker geeft blijk van een goed begrip van gewone, concrete en werkgerelateerde thema's en een veelal goed begrip wanneer hij geconfronteerd wordt met een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid. Hij is in staat een breed gamma aan spraakvariëteiten (dialecten en/of accenten) of taalregisters te begrijpen. |
De spreker reageert onmiddellijk, gepast en informatief. Hij weet de spreker/luisteraar-verhouding doeltreffend te beheren. |
Operationeel Niveau 4 |
Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker, maar brengen zelden de verstaanbaarheid in het gedrang. |
De spreker maakt creatief gebruik van eenvoudige grammaticale structuren en zinspatronen. Hij beheerst deze over het algemeen goed. Hij maakt nog fouten, met name in ongewone of onverwachte omstandigheden, maar de betekenis heeft zelden te lijden onder deze fouten. |
De spreker beschikt in de meeste gevallen over een voldoende grote en accurate woordenschat om doeltreffend te communiceren over gewone, concrete en werkgerelateerde thema's. Wanneer de spreker in onbekende of onverwachte omstandigheden niet over de nodige woordenschat beschikt, maakt hij vaak succesvol gebruik van parafrases. |
De spreker produceert taaluitingen in een passend tempo. De overgangen van ingestudeerde of formulaire taaluitingen naar spontane interactie verloopt soms minder vlot, maar dit belemmert de effectieve communicatie niet. De spreker maakt reeds in beperkte mate gebruik van partikels of connectoren. Eventuele stopwoorden leiden de aandacht niet af. |
De spreker geeft in de meeste gevallen blijk van een goed begrip van gewone, concrete en werkgerelateerde thema's, wanneer het gebruikte accent of de gebruikte taalvariëteit voldoende begrijpelijk is voor een internationale gemeenschap van taalgebruikers. Wanneer de spreker wordt geconfronteerd met een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid, duurt het soms langer alvorens hij de taaluiting begrijpt of heeft hij verduidelijkingsstrategieën nodig. |
De spreker reageert veelal onmiddellijk, gepast en informatief. Hij kan gesprekken aanknopen en deze op gang houden, zelfs als hij met onverwachte omstandigheden wordt geconfronteerd. Hij gaat op passende wijze om met duidelijke misverstanden door te verifiëren, te bevestigen of te verduidelijken. |
Schaal voor de beoordeling van de taalvaardigheid: niveaus Preoperationeel, elementair en pre-elementair
Niveau |
Uitspraak Taalvarianten en/of accenten die verstaanbaar zijn voor de luchtvaartgemeenschap. |
Structuur De relevante grammaticale structuren en zinspatronen worden bepaald door op de taken afgestemde taalfuncties. |
Woordenschat |
Vlotheid |
Begrip |
Interacties |
Pre- operationeel 3 |
Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker en brengen regelmatig de verstaanbaarheid in het gedrang. |
De spreker heeft in voorspelbare situaties niet altijd een goede beheersing van eenvoudige grammaticale structuren en zinspatronen. De betekenis heeft vaak te lijden onder deze fouten. |
De spreker beschikt vaak over een voldoende grote en accurate woordenschat om te communiceren over gewone, concrete en werkgerelateerde thema's, maar zijn woordenschat is beperkt en zijn woordkeuze is vaak niet de juiste. Hij is vaak niet in staat om succesvol te parafraseren wanneer hij niet over de juiste woordenschat beschikt. |
De spreker produceert taalfragmenten, maar drukt deze vaak niet goed uit en maakt ook niet goed gebruik van pauzes. Aarzelingen of trage taalverwerking kunnen doeltreffende communicatie belemmeren. Stopwoorden leiden soms de aandacht af. |
De spreker geeft vaak blijk van een accuraat begripsvermogen wanneer het om gewone, concrete en werkgerelateerde thema's gaat, voorzover de gebruikte accenten en taalvariëteiten voldoende begrijpelijk zijn voor een internationale gemeenschap van taalgebruikers. Het is mogelijk dat de spreker een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid niet begrijpt. |
De spreker reageert soms onmiddellijk, gepast en informatief. In voorspelbare situaties kan hij betrekkelijk gemakkelijk gesprekken over bekende thema's aanknopen en deze op gang houden. Hij slaagt daar in het algemeen niet in als hij met onverwachte gebeurtenissen wordt geconfronteerd. |
Elementair 2 |
Uitspraak, klemtoon, ritme en intonatie worden sterk beïnvloed door de eerste taal of regionale taalvariant van de spreker en brengen regelmatig de verstaanbaarheid in het gedrang. |
De spreker beheerst enkel een paar eenvoudige, gememoriseerde grammaticale structuren en zinspatronen. |
De spreker heeft een beperkte woordenschat die enkel bestaat uit geïsoleerde woorden en uit het hoofd geleerde zinnen. |
De spreker is in staat zeer korte, geïsoleerde en uit het hoofd geleerde taalfragmenten te produceren, maar maakt daarbij frequent gebruik van pauzes en stopwoorden om uitdrukkingen te zoeken en minder gebruikelijke woorden uit te spreken. |
De spreker begrijpt alleen geïsoleerde, uit het hoofd geleerde zinnen, voorzover ze zorgvuldig en traag worden uitgesproken. |
De spreker heeft veel tijd nodig om te antwoorden en het antwoord is vaak ontoereikend. De interactie blijft beperkt tot eenvoudige routineuze uitwisselingen. |
Pre- Elementair 1 |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
De spreker bevindt zich op een niveau onder het elementaire niveau. |
BIJLAGE IV
EISEN VOOR BEWIJZEN VAN ERKENNING VAN AANBIEDERS VAN OPLEIDINGEN
1. |
Voldoen aan de in artikel 13 vermelde eisen houdt in dat de aanbieders van opleidingen over voldoende personeel en uitrusting beschikken en werken in een omgeving die geschikt is om de nodige opleiding te bieden om vergunningen leerling-luchtverkeersleider en vergunningen luchtverkeersleider te verkrijgen en te behouden. De aanbieders van opleidingen moeten met name:
|
2. |
Op de bewijzen van erkenning moet het volgende zijn vermeld:
|