This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32001R2501
Council Regulation (EC) No 2501/2001 of 10 December 2001 applying a scheme of generalised tariff preferences for the period from 1 January 2002 to 31 December 2004 - Statements on a Council Regulation applying a scheme of generalised tariff preferences for the period from 1 January 2002 to 31 December 2004
Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 - Verklaringen bij de verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004
Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 - Verklaringen bij de verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004
PB L 346 van 31.12.2001, p. 1–60
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2005
Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 - Verklaringen bij de verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004
Publicatieblad Nr. L 346 van 31/12/2001 blz. 0001 - 0060
Verordening (EG) Nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 133, Gezien het voorstel van de Commissie(1), Gezien het advies van het Europees Parlement(2), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3), Overwegende hetgeen volgt: (1) Sedert 1971 kent de Gemeenschap in het kader van haar schema van algemene tariefpreferenties handelspreferenties toe aan ontwikkelingslanden. (2) De gemeenschappelijke handelspolitiek van de Gemeenschap moet stroken met en gericht zijn op de consolidatie van de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid, met name de uitroeiing van de armoede en de bevordering van duurzame groei in de ontwikkelingslanden. (3) In een mededeling van de Commissie aan de Raad van 1 juni 1994 zijn richtsnoeren voor de toepassing van het schema van algemene tariefpreferenties voor de periode 1995-2004 vastgesteld. (4) Verordening (EG) nr. 2820/98(4) geeft uitvoering aan het schema van algemene tariefpreferenties dat tot en met 31 december 2001 van toepassing is. Na deze datum blijft het schema volgens de richtsnoeren tot en met 31 december 2004 van toepassing. (5) In dit schema dienen de bepalingen te worden opgenomen van Verordening (EG) nr. 416/2001 teneinde de douanevrijstelling zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen. Alle landen die door de Verenigde Naties als minst ontwikkeld land zijn erkend en ingedeeld, moeten voor deze regeling in aanmerking komen. (6) Op de toepassing van de bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen dient nauwgezet toezicht te worden gehouden. (7) Het verdient aanbeveling de preferenties te differentiëren naargelang de gevoeligheid van de producten. Daarbij kan worden volstaan met differentiatie tussen twee productcategorieën, namelijk gevoelige en niet-gevoelige producten. (8) De douanerechten op niet-gevoelige producten blijven geschorst, terwijl de rechten op gevoelige producten worden verlaagd. (9) Deze verlaging dient voor de handelaren voldoende aantrekkelijk te zijn om hen ertoe te bewegen gebruik te maken van de door het schema geboden mogelijkheden. Voor de ad-valoremrechten dient derhalve een vaste verlaging met 3,5 procentpunten van het recht voor meestbegunstigde landen te worden toegepast. Specifieke rechten dienen met 30 % te worden verlaagd. Wanneer een minimumrecht is vermeld, dient dit niet te worden toegepast. (10) Indien de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad berekende preferentiële rechten een grotere tariefverlaging opleveren, dienen deze preferentiële rechten van toepassing te blijven. (11) De rechten dienen volledig te worden geschorst wanneer de preferentiële behandeling in een ad-valoremrecht van 1 % of minder of in een specifiek recht van 2 euro of minder resulteert. (12) De bepalingen inzake de uitsluiting van begunstigde landen op grond van hun ontwikkelingsniveau dienen eenmaal per jaar te worden toegepast. Een land mag echter enkel worden uitgesloten wanneer het gedurende drie opeenvolgende jaren aan de uitsluitingscriteria voldoet. Het dient opnieuw tot het schema te worden toegelaten wanneer het gedurende drie opeenvolgende jaren niet meer aan deze criteria voldoet. (13) Gedurende het eerste jaar dat deze verordening van toepassing is, dient de uitsluiting van eerder uitgesloten landen te worden gehandhaafd. (14) De bepalingen inzake de graduatie van sectoren dienen eenmaal per jaar te worden toegepast. Een sector mag echter enkel worden gegradueerd wanneer hij gedurende drie opeenvolgende jaren aan de graduatiecriteria voldoet en moet opnieuw tot het schema worden toegelaten wanneer hij gedurende drie opeenvolgende jaren niet meer aan deze criteria voldoet. (15) Gedurende het eerste jaar dat deze verordening van toepassing is, dient de graduatie van eerder gegradueerde sectoren te worden gehandhaafd. (16) De tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregelingen dienen even hoog te zijn als de preferenties die in het kader van de algemene regelingen worden aangeboden, hetgeen betekent dat deze laatste worden verdubbeld. (17) In het kader van de bijzondere stimuleringsregelingen dienen in alle gegradueerde sectoren tariefpreferenties te worden aangeboden die gelijkwaardig zijn aan de preferenties die in het kader van de algemene regeling beschikbaar zijn. (18) Aan de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers dient de voorwaarde te worden verbonden dat alle normen van de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) inzake de fundamentele beginselen en rechten op het werk daadwerkelijk worden toegepast. (19) De beschikbare evaluaties, opmerkingen, besluiten, aanbevelingen en conclusies van de verschillende toezichthoudende instanties van de ILO, met inbegrip met name van de procedures van artikel 33, moeten als uitgangspunt dienen voor de behandeling van verzoeken om bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers alsmede voor het onderzoek in verband met de tijdelijke opschorting van de maatregelen wegens schending van de ILO-verdragen. (20) De algemene regels inzake het bewijs van de oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking, neergelegd in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(5) en de bepalingen inzake de douaneschuld, in het bijzonder artikel 220, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2913/92(6), zijn eveneens van toepassing op de tariefpreferenties, daaronder begrepen de tariefpreferenties die in het kader van de bijzondere stimuleringsmaatregelen ter bescherming van de rechten van werknemers worden verleend. (21) De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu dienen rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de internationaal erkende normen en certificatiesystemen. (22) Als redenen tot tijdelijke intrekking dienen ondermeer te worden vermeld, de ernstige systematische schending van de normen van de ILO-verklaring inzake de fundamentele beginselen en rechten op het werk. (23) De tijdelijke intrekking van alle tariefpreferenties ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit Myanmar blijft van kracht. (24) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7), HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 1. Het schema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap blijft gedurende de jaren 2002, 2003 en 2004 van toepassing overeenkomstig deze verordening. 2. Deze verordening bevat a) algemene regelingen, b) bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers, c) bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu, d) bijzondere regelingen ten gunste van de minst ontwikkelde landen, e) bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen. TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 2 De begunstigde landen van elk van de in artikel 1, lid 2, genoemde regelingen zijn in bijlage I vermeld. Artikel 3 1. Een begunstigd land wordt van de lijst in bijlage I afgevoerd wanneer het gedurende drie opeenvolgende jaren gelijktijdig aan de volgende criteria heeft voldaan: - het land is door de Wereldbank als land met een hoog inkomen ingedeeld, - de ontwikkelingsindex van dat land, als omschreven in bijlage II, is hoger dan - 1. 2. Wanneer een van de lijst in bijlage I afgevoerd land of gebied gedurende drie opeenvolgende jaren niet aan de in lid 1 genoemde criteria heeft voldaan, wordt dit land of gebied opnieuw in bijlage I opgenomen. 3. Op basis van de meest recente gegevens die op 1 september van elk jaar beschikbaar zijn, stelt de Commissie vast welke begunstigde landen aan de in de leden 1 en 2 genoemde voorwaarden voldoen. 4. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst bekend van de begunstigde landen die voor het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn aan de in lid 1 bedoelde criteria voldoen. 5. Bij de inwerkingtreding van deze verordening en voor het einde van elk jaar neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 38 bedoelde procedure een besluit over de schrapping in bijlage I van de begunstigde landen die aan de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen en over de opneming in deze bijlage van de landen die aan de in lid 2 vermelde voorwaarden voldoen. 6. Het eerste overeenkomstig lid 5 genomen besluit treedt in werking op 1 januari 2003. Vervolgens treden overeenkomstig lid 5 genomen besluiten in werking op 1 januari van het tweede jaar volgende op het jaar waarin zij werden genomen. 7. De Commissie brengt een overeenkomstig lid 5 genomen besluit ter kennis van het betrokken begunstigde land en deelt dit land de datum mede waarop dit besluit van kracht wordt. Artikel 4 De onder de in artikel 1, lid 2, onder a), b), c) en e), bedoelde regelingen vallende producten zijn in bijlage IV vermeld. Artikel 5 1. De tariefpreferenties waarin deze verordening voorziet, zijn van toepassing op de invoer van producten die vallen onder de regelingen die gelden voor het begunstigde land waarvan zij de oorsprong hebben. 2. De regels inzake de omschrijving van het begrip "producten van oorsprong", het bewijs van de oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking voor de toepassing van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde regelingen zijn opgenomen in Verordening (EEG) nr. 2454/93. 3. Regionale cumulatie in de zin van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is eveneens van toepassing wanneer een product dat gebruikt wordt voor verdere bewerking in een land dat behoort tot een regionale groepering, van oorsprong is uit een ander land van die groepering dat niet in aanmerking komt voor de regelingen die op het eindproduct van toepassing zijn, op voorwaarde dat beide landen voor de regionale cumulatie ten gunste van deze groepering in aanmerking komen. Artikel 6 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a) "rechten van het gemeenschappelijk douanetarief": de rechten die zijn vermeld in deel twee van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad(8) met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de rechten die in het kader van tariefcontingenten zijn vastgesteld; b) "sector": elk van de in bijlage III vermelde productsectoren; c) "comité": het comité bedoeld in artikel 37. TITEL II TARIEFPREFERENTIES Afdeling 1 Algemene regelingen Artikel 7 1. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage IV als niet gevoelig zijn vermeld, worden geheel geschorst, met uitzondering van agrarische elementen. 2. De ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage IV als gevoelig zijn vermeld, worden met 3,5 procentpunten verlaagd. Voor producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 bedraagt de verlaging 20 %. 3. Wanneer de preferentiële rechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2820/98 op basis van de ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief zoals van toepassing op 31 december 2001 een tariefverlaging van meer dan 3,5 procentpunten opleveren voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde producten, zijn deze preferentiële rechten van toepassing zolang de verlaging meer dan 3,5 procentpunten bedraagt. 4. De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, andere dan minimum- of maximumrechten, die van toepassing zijn op de producten die in bijlage IV als gevoelig zijn vermeld, worden met 30 % verlaagd. Voor producten van GN-code 2207 bedraagt de verlaging 15 %. 5. Wanneer de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage IV als gevoelig zijn aangemerkt zowel ad-valoremrechten als specifieke rechten omvatten, worden de specifieke rechten niet verlaagd. 6. Wanneer de overeenkomstig de leden 2 en 4 verlaagde rechten een maximumrecht vermelden, wordt dat maximumrecht niet verlaagd. Indien zulke rechten een minimumrecht vermelden, wordt dit minimumrecht niet toegepast. 7. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde tariefpreferenties zijn niet van toepassing op producten uit sectoren die volgens kolom C van bijlage I niet zijn opgenomen in de algemene regelingen voor het betrokken land van oorsprong. 8. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde tariefpreferenties zijn niet van toepassing op producten uit sectoren ten aanzien waarvan deze tariefpreferenties voor het betrokken land van oorsprong werden ingetrokken overeenkomstig kolom D van bijlage I of een op basis daarvan overeenkomstig artikel 12 naderhand genomen besluit. Afdeling 2 Bijzondere stimuleringsregelingen Artikel 8 1. Onverminderd het bepaalde in titel III worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op de in artikel 7 bedoelde producten, a) die behoren tot sectoren die volgens het bepaalde in bijlage I voor het betrokken land van oorsprong onder de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers vallen, of b) die volgens het bepaalde in bijlage IV onder de bijzondere stimuleringsregeling ter bescherming van het milieu vallen, en die van oorsprong zijn uit een land dat volgens het bepaalde in bijlage I voor deze regelingen in aanmerking komt, nogmaals verlaagd overeenkomstig dit artikel. 2. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten waarop de in artikel 7, lid 2, eerste zin, bedoelde tariefpreferenties van toepassing zijn, worden met nogmaals 5 procentpunten verlaagd. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten waarop de in artikel 7, lid 3, bedoelde tariefpreferenties van toepassing zijn, worden met een extra bedrag verlaagd, zodat de totale verlaging 8,5 procentpunten bedraagt. Indien de preferentiële rechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2820/98 op basis van de ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief zoals van toepassing op 31 december 2001, een tariefverlaging van meer dan 8,5 procentpunten opleveren, zijn deze preferentiële rechten van toepassing zolang de verlaging meer dan 8,5 procentpunten bedraagt. 3. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten waarop de in artikel 7, lid 2, tweede zin, of de in artikel 7, lid 4, bedoelde tariefpreferenties van toepassing zijn, worden nogmaals met hetzelfde percentage verlaagd. 4. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten die voldoen aan beide in lid 1, onder a) en b), bedoelde criteria worden nogmaals verlaagd overeenkomstig de leden 2 en 3. 5. De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers zijn niet van toepassing op sectoren die volgens het bepaalde in kolom C van bijlage I niet onder de algemene regelingen voor het betrokken land van oorsprong vallen. 6. De in de leden 2 en 3 bedoelde aanvullende tariefpreferenties zijn niet van toepassing op producten waarvoor volgens het bepaalde in artikel 7, lid 8, de in artikel 7, leden 1 tot en met 4, bedoelde tariefpreferenties niet gelden. Wanneer dergelijke producten voldoen aan één van de criteria als bedoeld in lid 1, onder a) of b), zijn de in artikel 7, leden 1 tot en met 4, bedoelde tariefpreferenties wel van toepassing, in weerwil van artikel 7, lid 8. Het certificaat van oorsprong formulier A of de factuurverklaring voor dergelijke producten is enkel geldig voor de in artikel 7 bedoelde tariefpreferenties. Afdeling 3 Bijzondere regelingen ten behoeve van de minst ontwikkelde landen Artikel 9 1. Onverminderd het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor alle producten van de hoofdstukken 1 tot en met 97, met uitzondering van hoofdstuk 93, van oorsprong uit een land dat volgens het bepaalde in bijlage I voor de bijzondere regelingen voor de minst ontwikkelde landen in aanmerking komt, volledig geschorst. 2. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die op de producten van GN-code 0803 00 19 van toepassing zijn, worden met ingang van 1 januari 2002 jaarlijks met 20 % verlaagd. Met ingang van 1 januari 2006 worden deze rechten volledig geschorst. 3. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die op de producten van tariefpost 1006 van toepassing zijn, worden op 1 september 2006 met 20 %, op 1 september 2007 met 50 % en op 1 september 2008 met 80 % verlaagd. Met ingang van 1 september 2009 worden deze rechten volledig geschorst. 4. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die op de producten van tariefpost 1701 van toepassing zijn, worden op 1 juli 2006 met 20 %, op 1 juli 2007 met 50 % en op 1 juli 2008 met 80 % verlaagd. Deze rechten worden met ingang van 1 juli 2009 volledig geschorst. 5. Tot het tijdstip waarop de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief volledig zijn geschorst overeenkomstig de leden 3 en 4 wordt voor de producten van tariefpost 1006 en postonderverdeling 1701 11 10, van oorsprong uit de landen die voor deze bijzondere regelingen in aanmerking komen, voor elk verkoopseizoen een globaal tariefcontingent met nulrecht geopend. De aanvangscontingenten voor de verkoopseizoenen 2001/2002 bedragen 2517 ton, uitgedrukt in gedopte rijst, voor producten van tariefpost 1006, en 74185 ton, uitgedrukt in witte suiker, voor producten van onderverdeling 1701 11 10. Voor elk van de daarop volgende verkoopseizoenen worden de contingenten met 15 % verhoogd ten opzichte van de contingenten van het voorafgaande verkoopseizoen. 6. De Commissie zal volgens de in artikel 38 bedoelde procedure nadere bepalingen voor de opening en het beheer van de in lid 5 bedoelde contingenten vaststellen. Bij de opening en het beheer van deze contingenten wordt de Commissie bijgestaan door de comités van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordeningen. Afdeling 4 Bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen Artikel 10 1. De ad-valorem rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten die volgens het bepaalde in bijlage IV onder de bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen vallen en die van oorsprong zijn uit een land dat volgens het bepaalde in kolom I van bijlage I voor deze regelingen in aanmerking komt, worden geheel geschorst. Voor producten van GN-code 0306 13 wordt het recht verlaagd tot 3,6 %. 2. De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op producten bedoeld in lid 1 worden geheel geschorst, behalve voor producten waarvoor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief tevens een ad-valoremrecht bevatten. De specifieke rechten voor producten van de GN-codes 1704 10 91 en 1704 10 99 worden beperkt tot 16 % van de douanewaarde. Afdeling 5 Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 11 De tariefpreferenties voor producten die krachtens de Verordeningen (EG) nr. 384/96(9) of nr. 2026/97(10) zijn onderworpen aan antidumpingrechten of compenserende rechten, ingesteld na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening en vastgesteld op basis van een schademarge, worden beperkt tot de tariefpreferenties waarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van de invoerprijzen waarvan deze schademarge was afgeleid. Artikel 12 1. De in de artikelen 7 en 10 bedoelde tariefpreferenties worden ingetrokken ten aanzien van producten van oorsprong uit een begunstigd land die behoren tot een sector die gedurende drie opeenvolgende jaren aan een van de volgende criteria heeft voldaan: a) - de ontwikkelingsindex van het land, als omschreven in bijlage II, is hoger dan - 2, en - de communautaire invoer uit dat land van alle producten van de betrokken sector die onder de regelingen vallen waarvoor dat land in aanmerking komt, bedraagt meer dan 25 % van de communautaire invoer van dezelfde producten uit alle in bijlage I genoemde landen en gebieden; b) - de ontwikkelingsindex van het land, als omschreven in bijlage II, is hoger dan - 2, en - de specialisatie-index van de betrokken sector is hoger dan de drempel die met de in bijlage II omschreven ontwikkelingsindex van dat land overeenstemt, en - de communautaire invoer uit dat land van alle producten van de betrokken sector die onder de regelingen vallen waarvoor dat land in aanmerking komt, bedraagt meer dan 2 % van de invoer van hetzelfde product uit alle in bijlage I vermelde landen en gebieden. 2. Wanneer een sector ten aanzien waarvan tariefpreferenties werden ingetrokken overeenkomstig kolom D van bijlage I of een naderhand overeenkomstig het bepaalde in dit artikel genomen besluit, gedurende drie opeenvolgende jaren aan geen van beide in lid 1 genoemde criteria heeft voldaan, worden de tariefpreferenties wederingesteld. 3. Op basis van de meest recente gegevens die op 1 september van elk jaar beschikbaar zijn, bepaalt de Commissie welke sectoren aan de in de leden 1 en 2 genoemde voorwaarden voldoen. 4. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een lijst bekend met de sectoren die in het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn aan de in lid 1 genoemde criteria voldoen. 5. Bij de inwerkingtreding van deze verordening en voor het einde van elk jaar neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 38 bedoelde procedure een besluit tot intrekking van tariefpreferenties ten aanzien van sectoren die aan de in lid 1 vermelde voorwaarde voldoen en tot wederinstelling van tariefpreferenties voor sectoren die aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarde voldoen. 6. Het eerste overeenkomstig lid 5 genomen besluit treedt in werking op 1 januari 2003. Vervolgens treden overeenkomstig lid 5 genomen besluiten in werking op 1 januari van het tweede jaar volgende op het jaar waarin zij werden genomen. 7. De Commissie brengt een overeenkomstig lid 5 genomen besluit ter kennis van het betrokken begunstigde land en deelt dit land de datum mede waarop dat besluit in werking treedt. Artikel 13 1. Wanneer een overeenkomstig het bepaalde onder deze titel verlaagd ad-valoremrecht 1 % of minder bedraagt, wordt dit recht geheel geschorst. 2. Wanneer een overeenkomstig het bepaalde onder deze titel verlaagd specifiek recht 2 EUR of minder per individueel in EUR luidend bedrag beloopt, wordt dit recht geheel geschorst. 3. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 wordt het overeenkomstig deze verordening berekende definitieve preferentiële recht afgerond op de eerste decimaal door weglating van de overige cijfers achter de komma. TITEL III BIJZONDERE STIMULERINGSREGELINGEN Afdeling 1 Bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers Artikel 14 1. De in artikel 8, lid 1, bedoelde tariefpreferenties zijn van toepassing op producten van oorsprong uit landen die overeenkomstig het bepaalde in bijlage I voor de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers in aanmerking komen of waarop deze regelingen achteraf van toepassing zijn verklaard door middel van een overeenkomstig artikel 18 genomen besluit voor de betrokken sector, op voorwaarde dat de producten vergezeld gaan van de in artikel 19 bedoelde verklaring. 2. De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers kunnen worden toegekend aan landen waarvan de nationale wetgeving de inhoud van de normen omvat die zijn neergelegd in de ILO-verdragen nr. 29 en nr. 105 betreffende gedwongen arbeid, nr. 87 en nr. 98 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en collectief onderhandelen, nr. 100 en nr. 111 betreffende non-discriminatie in arbeid en beroep en nr. 138 en nr. 182 betreffende kinderarbeid en die deze wetgeving daadwerkelijk toepassen. Artikel 15 1. De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers worden toegekend op voorwaarde dat: - een in bijlage I vermeld land of gebied een daartoe strekkend verzoek indient, - het onderzoek van het verzoek aantoont dat het betrokken land aan de in artikel 14, lid 2, neergelegde voorwaarde voldoet, - het land dat het verzoek heeft ingediend zich ertoe verbindt toezicht te houden op de toepassing van de bijzondere stimuleringsregelingen en de nodige administratieve medewerking te verlenen, - het land dat het verzoek heeft ingediend de in artikel 17 bedoelde instemming heeft betuigd. 2. Het verzoekende land dient bij de Commissie een schriftelijk verzoek in en verstrekt uitgebreide informatie betreffende: - de in artikel 14, lid 2, bedoelde nationale wetgeving en de maatregelen die zijn genomen om deze ten uitvoer te leggen en toezicht te houden op de toepassing ervan, - de sectoren waarin deze wetgeving niet wordt toegepast. 3. De volledige officiële tekst van de in artikel 14, lid 2, bedoelde wetgeving en van de uitvoeringsbepalingen daarvan wordt bij het verzoek gevoegd. 4. Wanneer de in artikel 14, lid 2, bedoelde wetgeving in bepaalde sectoren niet wordt toegepast, kan een land de bijzondere stimuleringsmaatregelen voor die sectoren aanvragen, waarin die wetgeving van toepassing is. Artikel 16 1. Wanneer de Commissie een verzoek ontvangt dat vergezeld gaat van de in artikel 15, lid 2, bedoelde informatie, publiceert zij een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In dit bericht wordt vermeld dat alle dienstige informatie betreffende het verzoek aan de Commissie kan worden toegezonden en wordt een termijn vastgesteld waarbinnen belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kunnen bekendmaken. 2. De Commissie onderzoekt het verzoek. Zij kan het verzoekende land alle vragen stellen die zij dienstig acht en kan de ontvangen informatie bij het verzoekende land of bij een natuurlijke persoon of rechtspersoon verifiëren. 3. De Commissie kan in het verzoekende land beoordelingen uitvoeren. Zij kan zich daarbij door de lidstaten laten bijstaan. 4. De Commissie brengt haar beoordelingen ter kennis van het verzoekende land. Indien het verzoekende land meer tijd nodig heeft om aan de in artikel 14, lid 2, neergelegde voorwaarden te voldoen, kan het de Commissie verzoeken het in artikel 18, lid 1, bedoelde besluit dienovereenkomstig uit te stellen. De Commissie neemt een besluit over het uitstel overeenkomstig de procedure van artikel 39. 5. Het onderzoek van het verzoek wordt voltooid binnen een jaar na de datum waarop het in lid 1 bedoelde bericht is gepubliceerd. De Commissie kan deze termijn verlengen nadat zij het comité daarvan vooraf in kennis heeft gesteld. 6. De Commissie geeft het comité kennis van haar bevindingen. Artikel 17 Tijdens het onderzoek van het verzoek bepaalt de Commissie in overeenstemming met het verzoekende land a) welke autoriteiten van dat land met de administratieve samenwerking worden belast, b) welke autoriteiten van dat land de in artikel 19 bedoelde verklaring afgeven. Artikel 18 1. De Commissie beslist overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 38 of zij een verzoekend land bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers toekent. 2. Wanneer een verzoek overeenkomstig artikel 15, lid 4, werd ingediend of het in artikel 16 bedoelde onderzoek aantoont dat de in artikel 14, lid 2, bedoelde wetgeving in bepaalde sectoren niet wordt toegepast, kunnen de bijzondere regelingen enkel worden toegekend voor de sectoren waarin deze wetgeving wordt toegepast. 3. De Commissie brengt een overeenkomstig lid 1 genomen besluit ter kennis van het verzoekende land. Wanneer aan een land de bijzondere stimuleringsregelingen worden toegekend, wordt dit land in kennis gesteld van de datum waarop het desbetreffende besluit in werking treedt. 4. Wanneer de bijzondere stimuleringsregelingen niet aan een verzoekend land worden toegekend of wanneer bepaalde sectoren worden uitgesloten, deelt de Commissie op verzoek van het betrokken land de redenen mede die aan haar besluit ten grond liggen. 5. De Commissie onderhoudt, in nauwe samenwerking met het comité, alle betrekkingen met het verzoekende land naar aanleiding van het verzoek. Artikel 19 1. De in artikel 8, lid 1, bedoelde tariefpreferenties zijn van toepassing op voorwaarde dat de betrokken producten vergezeld gaan van een door de in artikel 17, onder b), bedoelde autoriteiten afgegeven verklaring waaruit blijkt dat de betrokken producten in het land van oorsprong zijn vervaardigd onder omstandigheden die in overeenstemming zijn met de in artikel 14, lid 2, bedoelde wetgeving. Deze verklaring wordt overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 geldig gemaakt door een stempelafdruk van de autoriteit die ze heeft afgelegd. 2. De in de lid 1 bedoelde verklaring omvat de volgende vermelding: "ILO-Verdragen nrs. 29, 87, 98, 100, 105, 111, 138, 182 - Titel III, afdeling 1, van Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad". Deze verklaring wordt aangebracht in vak 4 van het certificaat van oorsprong formulier A of op de factuurverklaring bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 20 1. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 betreffende het bewijs van de oorsprong en de methoden van administratieve samenwerking zijn wat de betrokken begunstigde landen betreft van overeenkomstige toepassing op de in artikel 19 bedoelde verklaring. 2. De Commissie kan overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 39 de niet-limitatieve lijst herzien van criteria voor de gevallen van gegronde twijfel ten aanzien van de naleving van de bijzondere stimuleringsregelingen(11). Alle wijzigingen van deze lijst worden in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. 3. Wanneer een tweede schrijven is verzonden met het oog op de controle achteraf, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93, van certificaten van oorsprong formulier A en factuurverklaringen met betrekking tot de in artikel 8, lid 1, bedoelde tariefpreferenties, geven de douaneautoriteiten in de Gemeenschap daarvan kennis aan de Commissie die onverwijld in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht opneemt waarin zij mededeelt dat er gerechtvaardigde twijfel is ten aanzien van bepaalde producten, producenten of exporteurs en waarin zij deze producten, producenten en exporteurs vermeldt. 4. Wanneer op grond van de controle achteraf van certificaten van oorsprong formulier A en van factuurverklaringen overeenkomstig de in Verordening (EEG) nr. 2454/93 neergelegde procedure is vastgesteld dat de in artikel 8, lid 1, bedoelde tariefpreferenties niet van toepassing zijn op producten van bepaalde producenten of exporteurs, geven de douaneautoriteiten van de Gemeenschap daarvan kennis aan de Commissie die onverwijld een bericht opneemt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Afdeling 2 Bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu Artikel 21 1. De in artikel 8, lid 3, bedoelde tariefpreferenties zijn van toepassing op producten van de tropische bosbouw van oorsprong uit een land dat overeenkomstig het bepaalde in bijlage I voor de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu in aanmerking komt of waaraan deze regelingen achteraf door middel van een overeenkomstig artikel 23 genomen besluit zijn toegekend. 2. De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu kunnen worden toegekend aan landen waarvan de daadwerkelijk toegepaste binnenlandse wetgeving de inhoud van de internationaal erkende normen en richtlijnen betreffende duurzaam beheer van tropische bossen omvat. Artikel 22 1. De in artikel 21 bedoelde bijzondere stimuleringsregelingen worden toegekend op voorwaarde dat: - een in bijlage I vermeld land of gebied daarom verzoekt, - het onderzoek van de verzoeken aantoont dat het verzoekende land aan de in artikel 21, lid 2, neergelegde voorwaarde voldoet, - het verzoekende land zich ertoe verbindt de in artikel 21, lid 2, bedoelde nationale wetgeving te handhaven, toezicht te houden op de toepassing van de bijzondere stimuleringsregelingen en de nodige administratieve samenwerking te verlenen. 2. Het verzoekende land dient het daartoe strekkende verzoek schriftelijk in bij de Commissie en verschaft dienaangaande uitgebreide informatie betreffende: - de in artikel 21, lid 2, bedoelde nationale wetgeving, de maatregelen ter uitvoering van deze wetgeving en de wijze waarop toezicht wordt gehouden op de toepassing ervan, - het certificatiesysteem voor bosbeheer, indien een dergelijk systeem in het betrokken land toepassing vindt. 3. De volledige officiële tekst van de in artikel 21, lid 2, bedoelde wetgeving en van de maatregelen ter uitvoering daarvan worden bij het verzoek gevoegd. 4. De Commissie behandelt de overeenkomstig lid 2 ingediende verzoeken overeenkomstig de bepalingen van artikel 16. Artikel 23 1. De Commissie beslist overeenkomstig de in artikel 38 bedoelde procedure of zij een verzoekend land de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu toekent. 2. De Commissie stelt een verzoekend land in kennis van het overeenkomstig lid 1 genomen besluit. Wanneer de bijzondere stimuleringsregelingen aan een bepaald land worden toegekend, wordt dit land in kennis gesteld van de datum waarop het desbetreffende besluit in werking treedt. 3. Wanneer aan een verzoekend land de bijzondere stimuleringsregelingen niet worden toegekend, deelt de Commissie op verzoek van dit land de redenen mede die aan haar besluit ten grondslag liggen. 4. De Commissie onderhoudt, in nauwe samenwerking met het comité, alle betrekkingen met het verzoekende land naar aanleiding van het verzoek. Artikel 24 De in artikel 8, lid 3, bedoelde tariefpreferenties zijn van toepassing op voorwaarde dat de desbetreffende producten vergezeld gaan van de volgende verklaring: "Milieuclausule - Titel III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad". Deze verklaring wordt opgenomen in vak 4 van het certificaat van oorsprong formulier A of op de factuurverklaring bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2454/93. TITEL IV BIJZONDERE REGELINGEN TER BESTRIJDING VAN DE VERVAARDIGING VAN EN DE HANDEL IN VERDOVENDE MIDDELEN Artikel 25 1. De Commissie houdt toezicht op en evalueert het effect van de bijzondere regelingen voor elk van de begunstigde landen, met name wat de volgende elementen betreft: a) gebruik van de tariefpreferenties waarin deze regelingen voorzien; b) bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen. 2. De Commissie evalueert tevens voor elk van de begunstigde landen: a) de sociale ontwikkeling, in het bijzonder de naleving en het bevorderen van de toepassing van de normen die zijn neergelegd in de ILO-verdragen waaraan in de verklaring van de ILO inzake de grondbeginselen en grondrechten op het werk wordt gerefereerd; b) het milieubeleid, in het bijzonder wat het duurzaam beheer van de tropische bossen betreft. 3. Bij de in lid 1, onder b), en lid 2, onder a) en b), bedoelde evaluatie wordt rekening gehouden met de bevindingen van de terzake bevoegde internationale organisaties en agentschappen. De Commissie stelt alle begunstigde landen in kennis van de resultaten van haar evaluatie en geeft deze landen de gelegenheid hierop commentaar te geven. Deze evaluatie wordt in het in artikel 37, lid 3, genoemde verslag opgenomen. Zij laat de handhaving van de in lid 1 bedoelde regelingen tot 2004, en de mogelijke verlenging daarvan na deze datum, onverlet. 4. Vóór einde 2004 bericht de Commissie een algemene evaluatie van de resultaten van de in lid 1 bedoelde regelingen. Zij legt de bevindingen van deze evaluatie voor aan het comité en houdt er rekening mee bij het opstellen van de richtsnoeren voor een schema van algemene tariefpreferenties voor het decennium 2005-2014. TITEL V TIJDELIJKE INTREKKING EN VRIJWARINGSCLAUSULES Artikel 26 1. De preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet, kunnen ten aanzien van alle producten of bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land tijdelijk worden ingetrokken om een van de volgende redenen: a) toepassing van enige vorm van slavernij of gedwongen arbeid als omschreven in de Conventies van Genève van 25 september 1926 en 7 september 1956 en de ILO-Verdragen nr. 29 en 105; b) ernstige en systematische schending van de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen, het recht tot collectieve onderhandeling of het beginsel van non-discriminatie in arbeid en beroep, dan wel het gebruik van kinderarbeid als omschreven in de desbetreffende ILO-Verdragen; c) uitvoer van door gevangenen vervaardigde goederen; d) tekortkomingen op het gebied van de douanecontroles op de uitvoer of de doorvoer van verdovende middelen (illegale stoffen of precursoren) of de niet-naleving van internationale overeenkomsten inzake het witwassen van geld; e) fraude, onregelmatigheden of de systematische niet-naleving of het systematisch niet doen naleven van de regels van oorsprong en het niet leveren van het bewijs daarvan, alsmede het niet-verlenen van de administratieve samenwerking die noodzakelijk is voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde regelingen; f) oneerlijke handelspraktijken, met inbegrip van die welke verboden zijn door of waartegen maatregelen genomen kunnen worden krachtens de WTO-overeenkomsten, op voorwaarde dat het bevoegde WTO-orgaan deze praktijken eerder heeft vastgesteld; g) afwijking van de doelstellingen van internationale overeenkomsten zoals het NAFO, NEAFC, ICCAT en NASCO inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden. 2. Voor de in lid 1, onder e), bedoelde administratieve samenwerking is het onder meer noodzakelijk dat een begunstigd land: a) de Commissie de voor de toepassing van de regels van oorsprong en het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke informatie mededeelt en haar op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen; b) de Gemeenschap bijstand verleent door op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten controles achteraf van het bewijs van oorsprong te verrichten en de resultaten daarvan tijdig mede te delen; c) de Gemeenschap bijstand verleent door de Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten communautaire administratieve samenwerkingsmissies en onderzoeksmissies uit te voeren in het betrokken land ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens op basis waarvan de in artikel 1, lid 2, bedoelde regelingen worden toegekend; d) passend onderzoek verricht of doet verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de regels van oorsprong; e) de regels van oorsprong in verband met de regionale cumulatie naleeft of doet naleven, indien het betrokken land daarvoor in aanmerking komt. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen de in titel III bedoelde bijzondere stimuleringsregelingen tijdelijk worden ingetrokken ten aanzien van alle of bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land waarop deze regelingen betrekking hebben, om een van de volgende redenen: a) indien de in artikel 14, lid 2, of artikel 21, lid 2, bedoelde normen niet meer in de nationale wetgeving zijn opgenomen of indien deze wetgeving niet daadwerkelijk wordt toegepast; b) indien de in artikel 15, lid 1, of artikel 22, lid 1, bedoelde verbintenis niet is nageleefd. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 worden de preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet niet overeenkomstig het bepaalde in lid 1, onder f), ingetrokken ten aanzien van producten waarop krachtens de Verordeningen (EG) nr. 384/96 of (EG) nr. 2026/97 van de Raad antidumpingrechten of compenserende maatregelen van toepassing zijn, om de redenen die aan deze maatregelen ten grond liggen. Artikel 27 1. Wanneer de Commissie of een lidstaat informatie ontvangt die een tijdelijke intrekking kan rechtvaardigen en zij van oordeel zijn dat er voldoende redenen zijn voor een onderzoek, stellen zij het comité daarvan in kennis en dienen zij een verzoek in tot overleg, dat binnen 14 dagen moet plaatsvinden. 2. Na het overleg kan de Commissie, overeenkomstig de in artikel 39 bedoelde procedure, besluiten een onderzoek te openen. Artikel 28 1. Wanneer de Commissie besluit een onderzoek te openen, maakt zij in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht bekend waarin het onderzoek wordt aangekondigd en stelt zij het betrokken begunstigde land daarvan in kennis. In het bericht wordt een beknopt overzicht gegeven van de ontvangen informatie en wordt meegedeeld dat alle nuttige inlichtingen aan de diensten van de Commissie kunnen worden toegezonden. Er wordt een termijn vastgesteld waarbinnen belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken. 2. De Commissie geeft het begunstigde land voldoende gelegenheid om aan het onderzoek deel te nemen. 3. De Commissie verzamelt alle informatie die zij noodzakelijk acht en kan deze bij de betrokken economische subjecten en het betrokken begunstigde land verifiëren. De beschikbare evaluaties, opmerkingen, besluiten, aanbevelingen en conclusies van de verschillende toezichthoudende instanties van de ILO, met inbegrip met name van de procedures van artikel 33, dienen als uitgangspunt voor het onderzoek in verband met de tijdelijke opschorting van de maatregelen om de in artikel 26, lid 1, onder b), bedoelde redenen. 4. De Commissie kan worden bijgestaan door ambtenaren van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verificatie plaatsvindt, indien deze lidstaat daarom verzoekt. 5. Wanneer de door de Commissie gevraagde informatie niet binnen een redelijke termijn wordt verstrekt of het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kunnen conclusies worden getrokken uit de beschikbare gegevens. 6. Het onderzoek dient binnen een jaar voltooid te zijn. De Commissie kan deze termijn verlengen overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 39. Artikel 29 1. De Commissie legt haar bevindingen in een verslag aan het comité voor. 2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, besluit zij overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 39 dit onderzoek te beëindigen. In dergelijk geval neemt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht op waarin zij de beëindiging van het onderzoek aankondigt en haar belangrijkste conclusies bekendmaakt. 3. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek een tijdelijke intrekking rechtvaardigen om de in artikel 26, lid 1, onder b), vermelde reden, besluit zij overeenkomstig de procedure van artikel 39 om gedurende een periode van zes maanden toezicht te houden op de situatie in het betrokken begunstigde land en die situatie te evalueren. De Commissie stelt het betrokken begunstigde land van dat besluit in kennis en publiceert een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen waarin zij haar voornemen te kennen geeft om bij de Raad een voorstel tot tijdelijke intrekking in te dienen, tenzij het betrokken begunstigde land voor het einde van die periode de verbintenis aangaat de nodige maatregelen te nemen om binnen een redelijke termijn te voldoen aan de normen van de verklaring van de ILO van 1998 inzake de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk. 4. Wanneer de Commissie tijdelijke intrekking noodzakelijk acht, legt zij een daartoe strekkend voorstel voor aan de Raad, die binnen 30 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt. 5. Wanneer de Commissie aan het einde van de in lid 3 bedoelde periode tot de bevinding komt dat het betrokken begunstigde land de vereiste verbintenis niet is aangegaan, en zij het noodzakelijk acht over te gaan tot tijdelijke intrekking, dient zij een passend voorstel in bij de Raad, die daarover binnen 30 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt. Wanneer de Raad besluit tot tijdelijke intrekking, treedt het besluit ter zake zes maanden nadat het is genomen in werking, tenzij voordien het besluit wordt genomen dat de redenen die aan die intrekking ten grondslag liggen, niet langer geldig zijn. Artikel 30 1. De Commissie kan, na het comité te hebben geïnformeerd, de preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet opschorten voor alle producten of bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land: a) wanneer zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in artikel 26, lid 1, onder e), bedoelde redenen gerechtvaardigd is; of b) wanneer de invoer in het kader van deze regelingen de gebruikelijke productie en uitvoercapaciteit van het betrokken land aanzienlijk overschrijdt. 2. De lidstaten delen de Commissie alle terzake dienstige informatie mede die de schorsing van preferenties kan rechtvaardigen. 3. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat aan de voorwaarden voor schorsing is voldaan, neemt zij ten spoedigste alle noodzakelijke maatregelen. 4. De opschortingstermijn is beperkt tot drie maanden en kan eenmaal met dezelfde termijn worden verlengd. De Commissie mag deze periode overeenkomstig de procedure van artikel 39 verlengen. Artikel 31 1. Wanneer de invoer van een product van oorsprong uit een begunstigd land ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een communautaire producent van soortgelijke of rechtstreekse concurrerende producten kunnen de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op dat product op verzoek van een lidstaat of op initiatief van de Commissie te allen tijde wederingesteld worden. 2. Wanneer de Commissie besluit een onderzoek te openen, maakt zij in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een bericht bekend waarin het onderzoek wordt aangekondigd. In het bericht wordt medegedeeld dat alle dienstige gegevens aan de Commissie dienen te worden toegezonden. In het bericht wordt tevens een termijn vermeld waarbinnen belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken. 3. Wanneer zij onderzoekt of er ernstige moeilijkheden zijn, houdt de Commissie, indien daaromtrent informatie beschikbaar is, onder meer rekening met de volgende factoren betreffende producenten in de Gemeenschap: - marktaandeel - productie - voorraden - productiecapaciteit - faillissementen - rentabiliteit - capaciteitsbezetting - werkgelegenheid - invoer - prijzen. 4. De Commissie neemt haar besluit binnen 30 dagen na de raadpleging van het Comité. 5. Wanneer buitengewone omstandigheden die een onmiddellijk optreden vereisen, een onderzoek onmogelijk maken, kan de Commissie na voorafgaande kennisgeving aan het comité alle strikt noodzakelijke preventieve maatregelen nemen. Artikel 32 Wanneer de invoer van producten die onder bijlage I van het Verdrag vallen ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de markt van de Gemeenschap of voor de desbetreffende marktordeningen, kan de Commissie de preferentiële regelingen ten aanzien van de betrokken producten na voorafgaande kennisgeving aan het comité van beheer van de desbetreffende marktordening opschorten. Artikel 33 1. De Commissie stelt het betrokken begunstigde land in kennis van elk overeenkomstig artikel 30, artikel 31 of artikel 32 genomen besluit vooraleer dit van kracht wordt. De Commissie stelt de Raad en de lidstaten eveneens in kennis van dit besluit. 2. De lidstaten kunnen een overeenkomstig artikel 29, artikel 30 en artikel 31 genomen besluit binnen tien dagen naar de Raad doorverwijzen. De Raad kan binnen 30 dagen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. Artikel 34 Geen enkele bepaling van deze titel staat de toepassing in de weg van vrijwaringsclausules die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vastgesteld krachtens artikel 37 van het Verdrag of in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek krachtens artikel 133 van het Verdrag, of van enige andere vrijwaringsclausule die kan worden toegepast. TITEL VI PROCEDUREVOORSCHRIFTEN Artikel 35 Overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 39 stelt de Commissie wijzigingen van de bijlage bij deze verordening vast die noodzakelijk zijn ingevolge wijzigingen van de Gecombineerde Nomenclatuur of van de internationale status of indeling van landen of gebieden. Artikel 36 1. Binnen zes weken na het verstrijken van elk kwartaal zenden de lidstaten het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen statistische gegevens betreffende producten die in dat kwartaal in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van de tariefpreferenties waarin deze verordening voorziet. Deze gegevens, die gebaseerd zijn op de codes van de Gecombineerde Nomenclatuur en, in voorkomend geval, de Taric-codes, vermelden voor elk land van oorsprong de waarden, hoeveelheden en eventuele bijzondere maatstaven overeenkomstig de definities die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad(12) en Verordening (EG) nr. 1917/2000 van de Commissie(13). 2. Zoals bepaald in artikel 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie doen de lidstaten de Commissie op haar verzoek gegevens toekomen over de hoeveelheden die in de loop van de voorbije maanden in het vrije verkeer zijn gebracht in het kader van de tariefpreferenties waarin deze verordening voorziet. 3. De Commissie houdt in nauwe samenwerking met de lidstaten toezicht op de invoer van producten van GN-code 0803 00 19, van tariefposten 0603, 1006 en 1701 en van GN-codes 1604 14 11, 1604 14 18, 1604 14 90, 1604 19 39 en 1604 20 70, teneinde vast te stellen of aan de voorwaarden van de artikelen 30 tot en met 32 is voldaan. Artikel 37 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Comité Algemene Preferenties, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en waarvan het voorzitterschap door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt waargenomen. 2. Het comité kan elke kwestie in verband met de toepassing van deze verordening onderzoeken die door de Commissie of op verzoek van een lidstaat aan de orde is gesteld. 3. Het comité onderzoekt de gevolgen van het schema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap op basis van een jaarlijks verslag van de Commissie. Dit verslag heeft betrekking op alle in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen. 4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 38 1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. 2. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op drie maanden. Artikel 39 Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. TITEL VII SLOTBEPALINGEN Artikel 40 1. Verzoeken in verband met titel III van deze verordening die krachtens een eerdere verordening betreffende het schema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap zijn gedaan en ten aanzien waarvan voor de inwerkingtreding van deze verordening geen besluit is genomen, worden geacht aan de overeenkomstige bepalingen van deze verordening te refereren. 2. Verordening (EG) nr. 552/97 van de Raad van 24 maart 1997 houdende tijdelijke intrekking van de voordelen van het aan de Unie van Myanmar toegekende stelsel van algemene tariefpreferenties(14), waarin aan de Verordeningen (EG) nr. 3281/94(15) en (EG) nr. 1256/96(16) van de Raad wordt gerefereerd, wordt geacht aan de overeenkomstige bepalingen van de onderhavige verordening te refereren. 3. Deze verordening treedt in de plaats van Verordening (EG) nr. 416/2001 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties, teneinde de vrijstelling van rechten zonder enige kwantitatieve beperking uit te breiden tot producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen. Artikel 41 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002. 2. Zij is van toepassing tot en met 31 december 2004. Deze datum is niet van toepassing op de bijzondere regelingen ten gunste van de minst ontwikkelde landen, noch op enige andere bepaling van de onderhavige verordening die in samenhang met deze regelingen wordt toegepast. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 10 december 2001. Voor de Raad De voorzitter L. Michel (1) PB C 270 E van 25.9.2001, blz. 24. (2) Advies uitgebracht op 29.11. 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). (3) PB C 311 van 7.11.2001, blz. 47. (4) PB L 357 van 30.12.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2001 (PB L 60 van 1.3.2001, blz. 43). (5) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 993/2001 (PB L 141 van 28.5.2001, blz. 1). (6) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17). (7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. (8) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 (PB L 248 van 23.10.2001, blz. 1). (9) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2). (10) PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. (11) Deze lijst is bekendgemaakt in PB C 321 van 10.11.2000, blz. 18. (12) PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 374/98 (PB L 48 van 19.2.1998, blz. 6). (13) PB L 229 van 9.9.2000, blz. 14. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1669/2001 (PB L 224 van 21.8.2001, blz. 3). (14) PB L 85 van 27.3.1997, blz. 8. (15) PB L 348 van 31.12.1994, blz. 1. (16) PB L 160 van 29.6.1996, blz. 1. BIJLAGE I Lijst van landen en gebieden waarop het schema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap van toepassing is >RUIMTE VOOR DE TABEL> Kolom A: code volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistiek van de buitenlandse handel van de Gemeenschap Kolom B: naam van het land Kolom C: sectoren die niet zijn opgenomen in de algemene regelingen voor het betrokken begunstigde land (artikel 7, lid 7) Kolom D: sectoren ten aanzien waarvan de tariefpreferenties voor het betrokken begunstigde land zijn ingetrokken (artikel 7, lid 8) Kolom E: landen waarop de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers van toepassing zijn (titel III, afdeling 1) Kolom F: sectoren waarop deze regelingen voor het betrokken begunstigde land van toepassing zijn (artikel 8, leden 1 en 2) Kolom G: landen waarop de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu van toepassing zijn (titel III, afdeling 2) Kolom H: landen waarop bijzondere regelingen voor de minst ontwikkelde landen van toepassing zijn (artikel 9) Kolom I: landen waarop bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen van toepassing zijn (titel IV) BIJLAGE II 1. Ontwikkelingsindex De ontwikkelingsindex geeft het niveau van industriële ontwikkeling van een land weer in vergelijking met dat van de Europese Unie. Deze index is gebaseerd op de volgende formule: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> daarbij is: Yi= het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking van het begunstigde land, Yue= het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking van de Europese Unie, Xi= de waarde van de uitvoer van fabrikaten uit het begunstigde land, Xue= de waarde van de uitvoer van fabrikaten uit de Europese Unie. Met "Uitvoer van fabrikaten" worden bedoeld de producten in de Standaardclassificatie voor de internationale handel (SITC) in hoofdstuk 5 tot en met 8, met uitzondering van de producten van punt 68. 2. Specialisatie-index De specialisatie-index geeft het aandeel van een sector in de invoer uit een begunstigd land in de Gemeenschap weer. Deze index is gebaseerd op de verhouding tussen het aandeel van het betrokken land in de invoer van alle producten van de betrokken sector uit alle landen, ongeacht of de preferentiële regelingen daarop van toepassing zijn, en zijn aandeel in de totale invoer uit alle landen. 3. Drempels >RUIMTE VOOR DE TABEL> 4. Bronnen De statistische gegevens voor het inkomen per hoofd van de bevolking komen uit het World Development Report van de Wereldbank, voor uitgevoerde fabrikaten uit de UN Comtrade-statistieken, en voor de invoer in de Gemeenschap uit de Comext-statistieken. BIJLAGE III In artikel 6, onder b), bedoelde sectoren >RUIMTE VOOR DE TABEL> BIJLAGE IV Lijst van producten vallende onder de in artikel 1, lid 2, bedoelde regelingen >RUIMTE VOOR DE TABEL> GN-code: Onverminderd de bepalingen voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur, wordt de omschrijving van de goederen slechts geacht een indicatieve waarde te hebben, aangezien de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Daar waar de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding "ex", wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald. De indeling van producten gemarkeerd met een asterisk is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen. Kolom A: Producten vallende onder de algemene regelingen (artikel 7). Deze producten zijn opgenomen als hetzij NG (niet-gevoelig product in de zin van artikel 7, lid 1) hetzij G (gevoelig product in de zin van artikel 7, lid 2). Ter vereenvoudiging zijn de producten gegroepeerd. Deze groepen kunnen producten omvatten waarvoor een vrijstelling of schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief geldt. Kolom E: Producten vallende onder de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu (artikel 8, lid 3). Indien de algemene regelingen gelden voor een volledige groep van producten terwijl de bijzondere maatregelen ter bescherming van het milieu slechts gelden voor bepaalde producten van dezelfde groep, dan worden deze producten ook afzonderlijk vermeld. In dat geval wordt bij de afzonderlijke producten ook aangegeven dat zij onder de bijzondere regelingen vallen. Kolom D: Producten vallende onder de bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en handel in verdovende middelen (artikel 10). Ter vereenvoudiging zijn de producten gegroepeerd. Deze groepen kunnen producten omvatten waarvoor overeenkomstig artikel 7 of anderszins een vrijstelling of schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief geldt. Indien de bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen voor een volledige groep van producten gelden, terwijl de algemene regelingen slechts voor bepaalde producten uit diezelfde groep gelden, dan worden deze producten ook afzonderlijk vermeld. In dat geval wordt bij de afzonderlijke producten ook aangegeven dat zij onder de bijzondere regelingen vallen. Verklaringen bij de verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 1. Verklaring van de Raad en de Commissie ad artikel 21 De Raad en de Commissie verklaren andermaal er veel belang aan te hechten dat in het SAP bijzondere stimuleringsregelingen voor de bescherming van het milieu worden opgenomen. Gezien de situatie met betrekking tot de internationaal overeengekomen normen en certificeringsregelingen op dit gebied, blijven die stimulansen momenteel echter beperkt tot de sector tropisch-houtproducten. Het ligt niettemin in de bedoeling dat er bij de bijzondere stimuleringsregelingen rekening gehouden wordt met de lopende ontwikkelingen in verband met de internationaal overeengekomen normen en certificeringsregelingen. In het kader van de herziening van het SAP voor het decennium 2005-2014 zullen de Raad en de Commissie zoeken naar middelen om het toepassingsgebied van de bijzondere stimuleringsregelingen voor de milieubescherming en de gestelde eisen te verruimen, en de stimulansen te versterken door een uitbreiding van de reeks producten. 2. Verklaring van de Commissie De Commissie zal alles in het werk stellen om een wijde verspreiding en brede kennis van de regels betreffende het SAP van de Gemeenschap onder de gebruikers en de betrokken autoriteiten van de begunstigde landen te bevorderen, met name via de website van het Directoraat-generaal voor de Handel. De Commissie zal er tevens voor zorgen dat de begunstigde landen de nodige technische bijstand krijgen, met name in de vorm van studiebijeenkomsten in die landen, om hen te helpen de SAP-regelingen goed te benutten en hun toegang tot de internationale handel in het algemeen te verbeteren. 3. Verklaring van de Commissie ad artikel 27, lid 1, en artikel 30, lid 2 De Commissie bevestigt dat in de context van artikel 27, lid 1, en artikel 30, lid 2, een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die kan aantonen belang te hebben bij de tijdelijke intrekking of schorsing van een preferentiële behandeling, aan de Commissie of een lidstaat informatie kan voorleggen die zo'n intrekking of schorsing rechtvaardigt. 4. Verklaring van Zweden Zweden steunt het SAP-schema als een belangrijk ontwikkelingsinstrument. Zweden betreurt het echter dat de EBA-regeling ("Everything But Arms") wordt uitgebreid tot alle SAP-landen en alle landbouwproducten. Dit is het gevolg van de opneming van delen van het EBA-initiatief, Verordening (EG) nr. 416/2001 van de Raad, in artikel 30, lid 1, onder b), en artikel 32 van de nieuwe SAP-verordening. Het EBA-besluit had alleen betrekking op de minst ontwikkelde landen en op bananen, rijst en suiker. Zweden betreurt deze uitbreiding, die de potentiële voordelen van het EBA-besluit voor de minst ontwikkelde landen vermindert. Voorts gaat die uitbreiding in tegen de letter en de geest van hetgeen de ontwikkelingslanden is toegezegd in de ministeriële verklaring van Doha over een nieuwe ronde van multilaterale handelsbesprekingen. 5. Verklaring van Nederland Nederland heeft bedenkingen bij de strengere voorwaarden voor bijzondere preferentiële regelingen en de gevolgen daarvan voor ontwikkelingslanden. Het is allerminst zeker dat de ontwikkelingslanden aan de strengere eisen kunnen voldoen; misschien kunnen zij dan ook niet van de extra preferenties profiteren. Voorts druisen de strengere voorwaarden in tegen de pogingen van de Commissie het SAP te vereenvoudigen.