This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02018L1972-20181217
Directive (EU) 2018/1972 of the European Parliament and of the Council of 11 December 2018 establishing the European Electronic Communications Code (Recast) (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02018L1972 — NL — 17.12.2018 — 000.005
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN (EU) 2018/1972 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36) |
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN (EU) 2018/1972 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 11 december 2018
tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
DEEL I
KADER (ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR)
TITEL I
TOEPASSINGSGEBIED, DOEL, DOELSTELLINGEN EN DEFINITIES
HOOFDSTUK I
Onderwerp, doel en definities
Artikel 1
Onderwerp, toepassingsgebied en doelen
Deze richtlijn heeft tot doel:
een interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten te realiseren, die leidt tot het opzetten en benutten van netwerken met zeer hoge capaciteit, duurzame concurrentie, interoperabiliteit van elektronischecommunicatiediensten, toegankelijkheid, veiligheid van netwerken en diensten en voordelen voor de eindgebruiker; en
ervoor te zorgen dat door middel van daadwerkelijke mededinging en keuzevrijheid in de gehele Unie voor het publiek beschikbare diensten van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs worden aangeboden, maatregelen vast te stellen voor situaties waarin de markt niet op bevredigende wijze voorziet in de behoeften van eindgebruikers, met inbegrip van de behoefte van eindgebruikers met een handicap om op voet van gelijkheid met anderen toegang te hebben tot de diensten, en de noodzakelijke rechten van eindgebruikers vast te stellen.
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan:
verplichtingen die door het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht of door het Unierecht zijn opgelegd met betrekking tot diensten die worden geleverd met behulp van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten;
de maatregelen die op Unie- of nationaal niveau overeenkomstig het Unierecht zijn genomen voor de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in het bijzonder wat betreft de bescherming van persoonsgegevens en privacy, regulering van de inhoud en audiovisueel beleid;
de acties die door de lidstaten zijn genomen met het oog op de openbare orde, de openbare veiligheid en defensie;
Verordeningen (EU) nr. 531/2012 en (EU) 2015/2120, en Richtlijn 2014/53/EU.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
„elektronischecommunicatienetwerk”: de transmissiesystemen, al dan niet gebaseerd op een permanente infrastructuur of gecentraliseerde beheercapaciteit, en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerkelementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele netwerken, elektriciteitsnetten voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
„netwerk met zeer hoge capaciteit”: hetzij een netwerk voor elektronische communicatie dat ten minste tot aan het distributiepunt volledig uit optische-vezelelementen bestaat, hetzij een elektronischecommunicatienetwerk dat, in gebruikelijke piekomstandigheden, in staat is om soortgelijke netwerkprestaties te bieden wat betreft downlink- en uplinkbandbreedte, veerkrachtigheid van het netwerk, parameters met betrekking tot fouten, latentietijden en de veranderingen daarin; de netwerkprestaties kunnen ook als vergelijkbaar worden beschouwd als de eindgebruiker een andere gebruikservaring heeft vanwege de inherent verschillende kenmerken van het medium dat op het netwerk wordt aangesloten;
„transnationale markten”: overeenkomstig artikel 65 gedefinieerde markten die de Unie of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaan;
„elektronischecommunicatiedienst”: een gewoonlijk tegen vergoeding via elektronischecommunicatienetwerken aangeboden dienst, die, met uitzondering van diensten waarbij met behulp van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd, de volgende soorten diensten omvat:
„internettoegangsdienst” in de zin van artikel 2, tweede alinea, punt 2, van Verordening (EU) 2015/2120;
interpersoonlijke communicatiedienst; en
diensten die geheel of hoofdzakelijk bestaan in het overbrengen van signalen zoals transmissiediensten die voor het verlenen van intermachinale diensten en voor omroep worden gebruikt;
„interpersoonlijke communicatiedienst”: een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die directe persoonlijke en interactieve uitwisseling van informatie via elektronischecommunicatienetwerken tussen een eindig aantal personen mogelijk maakt, waarbij de personen die de communicatie starten of eraan deelnemen, bepalen welke de ontvangers zijn, en die geen diensten omvat die persoonlijke en interactieve communicatie mogelijk maken als een louter bijkomstig kenmerk dat onlosmakelijk verbonden is met een andere dienst;
„nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst”: een interpersoonlijke communicatiedienst die verbinding maakt met openbaar toegewezen nummervoorraden, namelijk een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen, of die communicatie mogelijk maakt met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen;
„nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst”: een interpersoonlijke communicatiedienst die geen verbinding maakt met openbaar toegewezen nummervoorraden, namelijk een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen, of die geen communicatie mogelijk maakt met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen;
„openbaar elektronischecommunicatienetwerk”: een elektronischecommunicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden ter ondersteuning van de overdracht van informatie tussen netwerkaansluitpunten;
„netwerkaansluitpunt”: het fysieke punt waarop een eindgebruiker de toegang tot een openbaar elektronischecommunicatienetwerk wordt geboden, en dat, in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties, wordt bepaald door middel van een specifiek netwerkadres dat met een nummer of naam van een eindgebruiker kan zijn verbonden;
„bijbehorende faciliteiten”: de bij een elektronischecommunicatienetwerk of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;
„bijbehorende dienst”: een bij een elektronischecommunicatienetwerk of een elektronischecommunicatiedienst behorende dienst die het aanbieden, het zelf verstrekken of het geautomatiseerd aanbieden van diensten via dat netwerk of dienst mogelijk maakt of ondersteunt of het potentieel hiertoe bezit en nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies, voorwaardelijke toegangssystemen en elektronische programmagidsen (EPG's), alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvat;
„systeem voor voorwaardelijke toegang”: elke technische maatregel, authenticatiesysteem en/of regeling waarbij toegang tot een beschermde radio- of televisieomroepdienst in begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;
„gebruiker”: een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiedienst;
„eindgebruiker”: een gebruiker die geen openbaar elektronischecommunicatienetwerk of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbiedt;
„consument”: een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;
„aanbieden van een elektronischecommunicatienetwerk”: het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;
„geavanceerde digitale eindapparatuur”: kastjes met converter en decoder en geïntegreerde digitaletelevisietoestellen voor de ontvangst van de digitale interactieve televisiediensten;
„Application Programming Interface” (toepassingsprogrammaverbinding) of „API”: een software interface tussen externe toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen in de eindapparatuur;
„radiospectrumtoewijzing”: de aanwijzing van een specifieke radiospectrumband voor gebruik door een of meer soorten radiocommunicatiediensten, in voorkomend geval onder duidelijk omschreven voorwaarden;
„schadelijke interferentie”: interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, Unie- of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;
„beveiliging van netwerken en diensten”: het vermogen van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten om met een bepaalde mate van betrouwbaarheid bestand te zijn tegen acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van die netwerken en diensten, van de opgeslagen, verzonden of verwerkte gegevens, of van de daaraan gerelateerde diensten die via die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten worden aangeboden of toegankelijk zijn, in gevaar brengen;
„algemene machtiging”: regelgeving door een lidstaat waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, overeenkomstig deze richtlijn;
„draadloos toegangspunt met een klein bereik”: draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, gebruikmaakt van vergunningsplichtig of vergunningvrij radiospectrum of van een combinatie van beide, deel kan uitmaken van een openbaar elektronischecommunicatienetwerk, uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact, en aan de gebruikers toegang tot elektronischecommunicatienetwerken verleent, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is;
„Radio Local Area Network” of „RLAN”: een draadloos toegangssysteem met laag vermogen dat binnen een klein bereik werkt, met een laag risico op interferentie met andere dergelijke systemen die in de nabijheid door andere gebruikers zijn opgesteld, dat op niet-exclusieve basis geharmoniseerd radiospectrum gebruikt;
„geharmoniseerd radiospectrum”: radiospectrum waarvoor geharmoniseerde voorwaarden in verband met de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik ervan zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG;
„gedeeld gebruik van radiospectrum”: toegang door twee of meer gebruikers om gebruik te maken van dezelfde radiospectrumbanden in het kader van een bepaalde regeling inzake gedeeld gebruik, toegestaan op basis van een algemene machtiging, individuele gebruiksrechten voor radiospectrum of een combinatie daarvan, met inbegrip van regelgevingsbenaderingen, zoals vergunningsplichtige gedeelde toegang, die als doel hebben het gedeeld gebruik van een radiospectrumband te vergemakkelijken, en onderworpen aan een bindende overeenkomst tussen alle betrokken partijen, overeenkomstig de regels inzake gedeeld gebruik die zijn opgenomen in hun gebruiksrechten voor radiospectrum, zodat aan alle gebruikers voorspelbare en betrouwbare regelingen inzake delen kunnen worden gewaarborgd, en zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het mededingingsrecht;
„toegang”: het beschikbaar stellen van faciliteiten of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve, hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten of het aanbieden van diensten van de informatiemaatschappij of inzake inhoud voor radio- en televisieomroepen. Deze term omvat onder meer toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen (dit houdt met name toegang in tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, met name voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitaletelevisiediensten en toegang tot virtuele netwerkdiensten;
„interconnectie”: een specifiek type toegang dat tussen exploitanten van openbare netwerken wordt gerealiseerd door het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronischecommunicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden, wanneer die diensten worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk;
„exploitant”: onderneming die een openbaar elektronischecommunicatienetwerk of een bijbehorende faciliteit aanbiedt of gemachtigd is deze aan te bieden;
„aansluitnet”: fysiek pad dat door elektronischecommunicatiesignalen wordt gebruikt en dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een verdeler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare elektronischecommunicatienetwerk;
„oproep”: door middel van een voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst tot stand gebrachte verbinding die tweewegspraakcommunicatie mogelijk maakt;
„spraakcommunicatiedienst”: een voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiedienst voor direct of indirect uitgaande en binnenkomende nationale of nationale en internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan;
„geografisch nummer”: een nummer van een nationaal nummerplan waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft die wordt gebruikt voor het routeren van gesprekken naar de fysieke locatie van het netwerkaansluitpunt;
„niet-geografisch nummer”: een nummer van een nationaal nummerplan dat geen geografisch nummer is, zoals nummers voor mobiel bellen, kosteloze nummers en betaalnummers;
„dienst voor totale conversatie”: een multimediale dienst voor realtime conversatie die bidirectionele symmetrische realtime overdracht van videofilm, realtime tekst en stem tussen gebruikers in twee of meer locaties biedt;
„alarmcentrale” of „PSAP” (Public Safety Answering Point): de fysieke locatie waar noodcommunicatie eerst wordt ontvangen onder de verantwoordelijkheid van een openbare instantie of een door de overheid erkende private organisatie;
„meest geschikte alarmcentrale”: een alarmcentrale die door de bevoegde instanties is opgericht om noodcommunicatie uit een bepaald gebied of van een bepaald type te behandelen;
„noodcommunicatie”: communicatie door middel van interpersoonlijke communicatiediensten tussen een eindgebruiker en de alarmcentrale met het doel noodhulp te vragen en te ontvangen van hulpdiensten;
„noodhulpdienst”: een als zodanig door de lidstaat erkende dienst die onmiddellijk spoedhulp verleent in situaties waarin er met name sprake is van direct gevaar voor lijf en leden, de individuele of volksgezondheid of de individuele of openbare veiligheid, eigendommen van particulieren of van de overheid of het milieu, overeenkomstig het nationale recht;
„informatie over de locatie van de oproeper”: in een openbaar mobiel netwerk, de verwerkte gegevens, afkomstig van netwerkinfrastructuur of van handsets, waaruit de geografische positie van de mobiele eindapparatuur van een eindgebruiker blijkt en, in een openbaar vast netwerk, de gegevens over het fysieke adres van het netwerkaansluitpunt;
„eindapparatuur”: eindapparatuur in de zin van artikel 1, punt 1, van Richtlijn 2008/63/EG van de Commissie ( 1 );
„beveiligingsincident”: een gebeurtenis met een daadwerkelijk schadelijk effect op de beveiliging van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten.
HOOFDSTUK II
Doelstellingen
Artikel 3
Algemene doelstellingen
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven regelgevende taken alle redelijke maatregelen treffen die noodzakelijk en evenredig zijn voor de verwezenlijking van de in lid 2 genoemde doelstellingen. Ook de lidstaten, de Commissie, de Beleidsgroep Radiospectrum en Berec dragen bij tot de verwezenlijking van die doelstellingen.
De nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties dragen binnen hun bevoegdheden bij tot het waarborgen van de uitvoering van beleid ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting en van informatie, culturele en talendiversiteit en pluriformiteit in de media.
De nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties, alsmede Berec, de Commissie en de lidstaten streven in het kader van deze richtlijn de volgende — in willekeurige volgorde weergegeven — algemene doelstellingen na:
bevorderen van de connectiviteit met en de toegang tot, alsmede de benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, met inbegrip van vaste, mobiele en draadloze netwerken, voor alle burgers en bedrijven van de Unie;
bevorderen van de mededinging bij het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van efficiënte concurrentie op basis van infrastructuur, en bij het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten en bijbehorende diensten;
bijdragen tot de ontwikkeling van de interne markt door het opheffen van resterende belemmeringen voor en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor investeringen in en het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken, elektronischecommunicatiediensten, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, in de gehele Unie, door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgeving, en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de verstrekking, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eind connectiviteit;
bevorderen van de belangen van de burgers van de Unie, door te zorgen voor connectiviteit met, en ruime beschikbaarheid en benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, waaronder vaste, mobiele en draadloze netwerken, en van elektronischecommunicatiediensten, door erop toe te zien dat op basis van daadwerkelijke mededinging optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit, door de beveiliging van netwerken en diensten te handhaven, door een hoog gemeenschappelijk beschermingsniveau voor eindgebruikers te waarborgen via de nodige sectorspecifieke regels, en door aandacht te schenken aan de behoeften, zoals betaalbare prijzen, van specifieke maatschappelijke groeperingen, met name eindgebruikers met een handicap, oudere eindgebruikers en eindgebruikers met speciale sociale behoeften, evenals keuzevrijheid en gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap.
Bij het nastreven van de in lid 2 bedoelde en in dit lid gespecificeerde beleidsdoelstellingen doen de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties onder meer het volgende:
zij bevorderen de voorspelbaarheid van de regelgeving door middel van een consistente aanpak van de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden en door samen te werken met elkaar, met Berec, met de Beleidsgroep Radiospectrum en met de Commissie;
zij waarborgen dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten;
zij passen het Unierecht toe op technologisch neutrale wijze, voor zover dat in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van lid 2;
zij bevorderen efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door ervoor te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met de risico's die de investerende ondernemingen lopen, en door samenwerkingsafspraken toe te staan tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben teneinde het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de mededinging op de markt en het non-discriminatiebeginsel niet in het gedrang komen;
zij houden naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden betreffende infrastructuur, mededinging, de omstandigheden van eindgebruikers en met name van consumenten die in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan, inclusief lokale infrastructuur die door natuurlijke personen zonder winstoogmerk wordt beheerd;
zij leggen voorafgaande regelgevende verplichtingen uitsluitend op voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de eindgebruiker, effectieve en duurzame mededinging te waarborgen, en zij verlichten die verplichtingen of heffen ze op zodra er aan die voorwaarde is voldaan.
De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties onpartijdig, objectief, transparant en op niet-discriminerende en evenredige wijze handelen.
Artikel 4
Strategische planning en coördinatie van het radiospectrumbeleid
De lidstaten werken via de Beleidsgroep Radiospectrum samen met elkaar en met de Commissie, overeenkomstig lid 1, en, op hun verzoek, met het Europees Parlement en met de Raad, ter ondersteuning van de strategische planning en de coördinatie van het radiospectrumbeleid in de Unie, en wel door:
met het oog op de uitvoering van deze richtlijn beste praktijken te ontwikkelen voor zaken die verband houden met het radiospectrum;
met het oog op de uitvoering van deze richtlijn en ander Unierecht, alsook om bij te dragen tot de ontwikkeling van de interne markt, de coördinatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken;
hun beleid voor de toekenning van radiospectrum en de machtiging van radiospectrumgebruik te coördineren en rapporten of adviezen uit te brengen over zaken die verband houden met radiospectrum.
Berec neemt deel aan de samenwerking als het gaat om zijn bevoegdheden betreffende marktregulerings- en mededingingsbevoegdheden op radiospectrumvlak.
TITEL II
INSTITUTIONELE STRUCTUUR EN GOVERNANCE
HOOFDSTUK I
Nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties
Artikel 5
Nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties
De lidstaten zorgen ervoor dat alle taken die in deze richtlijn zijn vastgesteld, door een bevoegde instantie worden uitgevoerd.
Binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn de nationale regelgevende instanties ten minste bevoegd om:
marktregulering ex ante uit te voeren, met inbegrip van het opleggen van verplichtingen op het gebied van toegang en interconnectie;
ervoor te zorgen dat geschillen tussen ondernemingen worden opgelost;
radiospectrumbeheer en -besluiten uit te voeren dan wel, indien die taken aan andere bevoegde instanties worden toegewezen, advies te verstrekken over de marktvormings- en mededingingselementen van nationale procedures in verband met radiospectrumgebruiksrechten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten;
bij te dragen aan de bescherming van de rechten van de eindgebruiker in de sector van de elektronische communicatie, in voorkomend geval in coördinatie met andere bevoegde instanties;
marktvormings- en mededingingsvraagstukken inzake open-internettoegang te beoordelen en nauwlettend te volgen;
de oneerlijke belasting te beoordelen en de nettokosten te berekenen van het aanbieden van universele dienst;
nummeroverdraagbaarheid tussen aanbieders te waarborgen;
alle andere taken uit te voeren die door deze richtlijn aan nationale regelgevende instanties worden voorbehouden.
De lidstaten kunnen andere taken waarin deze richtlijn en ander Unierecht voorzien, toewijzen aan nationale regelgevende instanties, met name taken in verband met marktconcurrentie of markttoegang, zoals algemene machtiging, en taken in verband met eender welke aan Berec toegekende rol. Indien die taken in verband met marktconcurrentie of markttoegang worden toegewezen aan andere bevoegde instanties, trachten deze, voordat er een besluit wordt genomen, de nationale regelgevende instantie te raadplegen. Teneinde bij te dragen aan de taken van Berec mogen nationale regelgevende instanties de benodigde gegevens en andere informatie van marktdeelnemers verzamelen.
De lidstaten kunnen daarnaast, uit hoofde van nationaal recht, met inbegrip van nationaal recht tot uitvoering van Unierecht, andere taken aan nationale regelgevende instanties toewijzen.
De lidstaten bevorderen, bij het omzetten van deze richtlijn wat betreft de toewijzing van taken die voortvloeien uit het regelgevend kader van de Unie voor elektronische communicatie, zoals gewijzigd in 2009, in het bijzonder de stabiliteit van de bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties.
Artikel 6
Onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties
Artikel 7
Benoeming en ontslag van leden van nationale regelgevende instanties
Artikel 8
Politieke onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht van de nationale regelgevende instanties
Artikel 9
Regelgevingscapaciteit van nationale regelgevende instanties
Artikel 10
Deelname van de nationale regelgevende instanties aan Berec
Artikel 11
Samenwerking met nationale instanties
De nationale regelgevende instanties, andere in het kader van deze richtlijn bevoegde instanties en de nationale mededingingsinstanties leveren elkaar de informatie die nodig is voor de toepassing van deze richtlijn. Ten aanzien van de uitgewisselde informatie zijn de voorschriften van de Unie inzake gegevensbescherming van toepassing en is de ontvangende instantie gehouden hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid in acht te nemen als dat van de informatieverstrekkende instantie.
HOOFDSTUK II
Algemene machtiging
Artikel 12
Algemene machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten
Indien een lidstaat van oordeel is dat een kennisgevingsvereiste gerechtvaardigd is voor ondernemingen die aan een algemene machtiging zijn onderworpen, mag die lidstaat van dergelijke ondernemingen uitsluitend verlangen dat zij bij de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie een kennisgeving indienen. De lidstaat mag van die ondernemingen niet verlangen dat zij een expliciet besluit of andere bestuurshandeling van die instantie of van een andere instantie verkrijgen alvorens de uit de algemene machtiging voortvloeiende rechten te kunnen uitoefenen.
Na de eventueel vereiste kennisgeving kan een onderneming haar activiteiten aanvangen, waar nodig met inachtneming van de bepalingen inzake gebruiksrechten krachtens deze richtlijn.
De in lid 3 bedoelde kennisgeving behelst niet meer dan een verklaring waarmee een natuurlijke of rechtspersoon de nationale regulerende of andere bevoegde instantie in kennis stelt van zijn voornemen om te beginnen met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en de indiening van de minimuminformatie die nodig is om Berec en die instantie in staat te stellen een register of lijst van aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten bij te houden. Die informatie moet beperkt blijven tot:
de naam van de aanbieder;
de rechtsstatus, de vorm en het registratienummer van de aanbieder, de plaats waar de aanbieder ingeschreven staat in een handelsregister of een soortgelijk openbaar register in de Unie;
in voorkomend geval, het geografische adres van de hoofdvestiging van de aanbieder in de Unie en, in voorkomend geval, van elk bijkantoor in een lidstaat;
in voorkomend geval, het websiteadres van de aanbieder dat wordt gebruikt voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten;
een contactpersoon en contactgegevens;
een korte beschrijving van de aan te bieden netwerken of diensten;
de betrokken lidstaten; en
de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan.
De lidstaten leggen geen aanvullende of afzonderlijke kennisgevingseisen op.
Om de kennisgevingsvoorschriften te harmoniseren, publiceert Berec richtsnoeren voor het model van kennisgeving en onderhoudt het een Uniedatabank met de aan de bevoegde instanties toegezonden kennisgevingen. Daartoe zenden de bevoegde instanties Berec onverwijld langs elektronische weg alle ontvangen kennisgevingen toe. Kennisgevingen aan de bevoegde instanties vóór 21 december 2020 worden uiterlijk op 21 december 2021 aan Berec toegezonden.
Artikel 13
Voorwaarden die aan de algemene machtiging en de gebruiksrechten voor radiospectrum en voor nummervoorraden kunnen worden verbonden, en specifieke verplichtingen
Artikel 14
Verklaringen om de uitoefening van rechten om faciliteiten te installeren en interconnectierechten te vergemakkelijken
De bevoegde instanties geven binnen een week na het verzoek van een onderneming, standaardverklaringen af waarin, in voorkomend geval, wordt bevestigd dat de onderneming een kennisgeving heeft verricht overeenkomstig artikel 12, lid 3. In die verklaringen wordt gestipuleerd onder welke voorwaarden elke onderneming die uit hoofde van de algemene machtiging elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbiedt, een aanvraag kan indienen met het oog op het recht faciliteiten te installeren, te onderhandelen over interconnectie en toegang of interconnectie te verkrijgen teneinde de uitoefening van die rechten, bijvoorbeeld op andere bestuursniveaus of tegenover andere ondernemingen, te vergemakkelijken. In voorkomend geval kunnen dergelijke verklaringen ook automatisch worden afgegeven naar aanleiding van een in artikel 12, lid 3, bedoelde kennisgeving.
Artikel 15
Minimumlijst van uit de algemene machtiging voortvloeiende rechten
Ondernemingen die op grond van artikel 12 zijn onderworpen aan de algemene machtiging, hebben het recht:
elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan te bieden;
op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het installeren van faciliteiten overeenkomstig artikel 43;
radiospectrum te gebruiken in het kader van elektronischecommunicatiediensten en -netwerken, met inachtneming van de artikelen 13, 46 en 55;
op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het gebruik van nummervoorraden overeenkomstig artikel 94.
Indien dergelijke ondernemingen openbare elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden, krijgen zij door de algemene machtiging het recht:
te onderhandelen over interconnectie met en eventueel toegang of interconnectie te verkrijgen van andere aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten die in de Unie onderworpen zijn aan een algemene machtiging overeenkomstig deze richtlijn;
in staat te worden gesteld om te worden aangewezen om verschillende onderdelen van de universele dienst aan te bieden op het gehele nationale grondgebied of op een deel daarvan, overeenkomstig artikel 86 of 87.
Artikel 16
Administratieve bijdragen
Administratieve bijdragen die worden opgelegd aan ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten in het kader van de algemene machtiging aanbieden of waaraan een gebruiksrecht is verleend:
dienen uitsluitend ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer, de controle van en het toezicht op de naleving van het systeem inzake algemene machtiging en van de gebruiksrechten en van de in artikel 13, lid 2, bedoelde specifieke verplichtingen, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht, alsmede regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie; en
worden opgelegd aan individuele ondernemingen volgens een objectieve, transparante en evenredige verdeling, die de extra administratiekosten en daarmee samenhangende bijdragen tot een minimum beperkt.
De lidstaten mogen ervoor kiezen om geen administratieve bijdragen op te leggen aan ondernemingen waarvan de omzet kleiner is dan een bepaalde drempel of waarvan de activiteiten niet een bepaald minimaal marktaandeel uitmaken of zeer beperkt territoriaal verspreid zijn.
Artikel 17
Scheiding van boekhoudingen en financiële verslaglegging
De lidstaten eisen van ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden die in dezelfde of in een andere lidstaat over bijzondere of uitsluitende rechten voor het aanbieden van diensten in andere sectoren beschikken, dat zij:
voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten een gescheiden boekhouding voeren, in dezelfde mate als vereist zou zijn wanneer de betrokken activiteiten door juridisch onafhankelijke entiteiten zouden worden verricht, teneinde alle kosten en inkomsten, met de daarvoor gebruikte berekeningsgrondslag en gedetailleerde toewijzingsmethoden, aan te geven die betrekking hebben op die activiteiten met inbegrip van een puntsgewijs overzicht van de vaste activa en de structurele kosten; of
een structurele scheiding hebben voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten.
De lidstaten kunnen afzien van de toepassing van de in de eerste alinea genoemde eisen op ondernemingen waarvan de jaaromzet in activiteiten in verband met elektronischecommunicatienetwerken of -diensten in de Unie minder bedraagt dan 50 miljoen EUR.
Indien ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden, niet onderworpen zijn aan de vereisten van het vennootschapsrecht en niet beantwoorden aan de kmo-criteria voor de in het Unierecht vastgelegde regels inzake financiële verslaglegging, worden hun financiële verslagleggingen opgesteld, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderworpen en gepubliceerd. De accountantscontrole wordt uitgevoerd in overeenstemming met de relevante nationale voorschriften en voorschriften van de Unie.
De eerste alinea van dit lid geldt ook voor de krachtens punt a) van lid 1 vereiste gescheiden boekhoudingen.
Artikel 18
Wijziging van rechten en verplichtingen
Tenzij de voorgestelde wijzigingen minimaal zijn en daarover overeenstemming is bereikt met de houder van de rechten of van de algemene machtiging, zal het voornemen om dergelijke wijzigingen aan te brengen, op passende wijze worden bekendgemaakt. Aan belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, wordt een adequate termijn toegekend om hun standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen kenbaar te maken. Die termijn bedraagt behalve in uitzonderlijke gevallen ten minste vier weken.
Wijzigingen worden openbaar gemaakt, met vermelding van de redenen daarvoor.
Artikel 19
Beperking of intrekking van rechten
HOOFDSTUK III
Verstrekking van informatie, onderzoeken en raadplegingsmechanisme
Artikel 20
Verzoek om informatie aan ondernemingen
De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden, bijbehorende faciliteiten, of bijbehorende diensten, alle, ook financiële, informatie verstrekken die de nationale regelgevende instanties, andere bevoegde instanties en Berec nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn en Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), en van de besluiten en adviezen die in overeenstemming daarmee worden vastgesteld. Met name kunnen de nationale regelgevende instanties en, indien dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun taken, andere bevoegde instanties van die ondernemingen verlangen dat zij informatie verstrekken met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen van hun netwerk of diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de diensten op wholesaleniveau die zij beschikbaar stellen aan concurrenten, alsmede informatie over elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten die uitgesplitst is op lokaal niveau en voldoende gedetailleerd is om het geografische onderzoek en de aanwijzing van gebieden overeenkomstig artikel 22 mogelijk te maken.
Wanneer de overeenkomstig de eerste alinea verzamelde informatie voor de nationale regelgevende instanties, andere bevoegde instanties en Berec niet volstaat om hun reguleringstaken uit hoofde van het Unierecht uit te voeren, kan die informatie worden gevraagd aan andere relevante ondernemingen die actief zijn in de sector elektronische communicatie of in nauw verbonden sectoren.
Van ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke macht op wholesalemarkten kan ook worden verlangd dat zij gegevens verstrekken over de retailmarkten die verbonden zijn met die wholesalemarkten.
Nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties kunnen ook de centrale informatiepunten die zijn opgericht op grond van Richtlijn 2014/61/EU, om informatie verzoeken.
Ieder verzoek om informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taak en dient met redenen te worden omkleed.
Ondernemingen verstrekken de verzochte informatie onverwijld, volgens de gestelde termijnen en met de nodige mate van detail.
De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties de Commissie, op met redenen omkleed verzoek, de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar taken uit hoofde van het VWEU te vervullen. De door de Commissie gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taken. Indien de verstrekte informatie betrekking heeft op informatie die voordien door ondernemingen op verzoek van de instantie is verstrekt, worden die ondernemingen daarvan in kennis gesteld. Tenzij de instantie die de informatie verschaft een uitdrukkelijk en met redenen omkleed andersluidend verzoek indient, stelt de Commissie de verstrekte informatie voor zover nodig aan een andere dergelijke instantie in een andere lidstaat beschikbaar.
Met inachtneming van de vereisten van lid 3 zorgen de lidstaten ervoor dat de aan een instantie verstrekte informatie aan een andere regelgevende instantie in dezelfde of in een andere lidstaat en aan Berec na een met redenen omkleed verzoek ter beschikking kan worden gesteld, indien zulks nodig is om de respectieve instanties of Berec in staat te stellen hun taken uit hoofde van het Unierecht te vervullen.
Artikel 21
Informatie die moet worden verstrekt wat betreft de algemene machtiging, gebruiksrechten en specifieke verplichtingen
Onverminderd eventuele op grond van artikel 20 vereiste informatie en de informatie- en rapportageverplichtingen krachtens andere nationale rechtsregels dan de algemene machtiging, mogen de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties de ondernemingen wat betreft de algemene machtiging, de gebruiksrechten of de specifieke verplichtingen bedoeld in artikel 13, lid 2, verzoeken om informatie die passend en objectief gerechtvaardigd is, met name voor:
het verifiëren, hetzij systematisch, hetzij per geval, van de naleving van voorwaarde 1 van deel A, de voorwaarden 2 en 6 van deel D, en de voorwaarden 2 en 7 van deel E van bijlage I en van de naleving van de in artikel 13, lid 2, genoemde verplichtingen;
het verifiëren, per geval, van de naleving van de voorwaarden genoemd in bijlage I indien een klacht is ontvangen, de bevoegde instantie andere redenen heeft om aan te nemen dat aan een voorwaarde niet wordt voldaan of de bevoegde instantie op eigen initiatief een onderzoek heeft verricht;
het uitvoeren van procedures voor en de evaluatie van aanvragen om verlening van gebruiksrechten;
het publiceren van vergelijkende overzichten van kwaliteit en prijs van diensten ten behoeve van de consumenten;
het verzamelen van duidelijk omschreven statistieken, verslagen of onderzoeken;
het verrichten van marktonderzoeken voor de toepassing van deze richtlijn, met inbegrip van gegevens over de downstream- of retailmarkten die verband houden met of verbonden zijn aan de markten waarop het marktonderzoek betrekking heeft;
het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiospectrum en van nummervoorraden;
het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de wholesalediensten die beschikbaar zijn gesteld aan concurrenten, voor de territoriale dekking, voor de voor eindgebruikers beschikbare connectiviteit of voor de aanwijzing van gebieden op grond van artikel 22;
het uitvoeren van geografische onderzoeken;
het beantwoorden van met redenen omklede verzoeken om informatie van Berec.
De in de punten a) en b) en d) tot en met j) van de eerste alinea bedoelde informatie mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.
Berec kan modellen voor informatieverzoeken ontwikkelen als dat nodig is om een geconsolideerde presentatie en analyse van de verkregen informatie te vergemakkelijken.
Artikel 22
Geografisch onderzoek van de uitrol van netwerken
De nationale regelgevende instanties en/of andere bevoegde instanties voeren uiterlijk op 21 december 2023 een geografisch onderzoek uit naar het bereik van elektronischecommunicatienetwerken die breedbanddiensten kunnen leveren („breedbandnetwerken”) en actualiseren dat onderzoek minstens om de drie jaar.
Het geografisch onderzoek omvat een onderzoek van het actuele geografische bereik van breedbandnetwerken op hun grondgebied, zoals vereist voor de taken van nationale regelgevende en/of andere bevoegde instanties uit hoofde van deze richtlijn en voor de onderzoeken voor de toepassing van de regels inzake staatssteun.
Het geografische onderzoek kan ook een prognose voor een door de relevante instantie bepaalde periode omvatten van het bereik van breedbandnetwerken, met inbegrip van netwerken met zeer hoge capaciteit binnen hun grondgebied.
Die prognose bevat alle relevante informatie, mede over de geplande uitrol door ondernemingen of door de overheid van netwerken met zeer hoge capaciteit en belangrijke moderniseringen of uitbreidingen van netwerken tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps. Daartoe verzoeken de nationale regelgevende instanties en/of andere bevoegde instanties ondernemingen en overheden om dergelijke informatie te verstrekken voor zover die informatie beschikbaar is en middels redelijke inspanningen kan worden verstrekt.
De nationale regelgevende instantie bepaalt, met betrekking tot de krachtens deze richtlijn specifiek aan haar toegekende taken, in hoeverre het passend is te vertrouwen op alle of een deel van de in het kader van een dergelijke prognose verzamelde informatie.
Indien een geografisch onderzoek niet door de nationale regelgevende instantie wordt verricht, geschiedt dit in samenwerking met die instantie voor zover dit voor haar taken relevant kan zijn.
De in het geografische onderzoek verzamelde informatie is voldoende lokaal gedetailleerd, bevat voldoende informatie over de kwaliteit van de diensten en de parameters daarvan en wordt behandeld in overeenstemming met artikel 20, lid 3.
De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties, en de lokale, regionale en nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de toewijzing van openbare middelen voor de uitrol van elektronischecommunicatienetwerken, voor het ontwerp van nationale breedbandplannen, voor het vaststellen van aan gebruiksrechten voor radiospectrum verbonden dekkingsverplichtingen en voor de controle van de beschikbaarheid van diensten die onder de universeledienstverplichting op hun grondgebied vallen, rekening houden met de resultaten van het geografisch onderzoek en van op grond van de leden 1, 2 en 3 aangewezen gebieden.
De lidstaten zien erop toe dat de instanties die het geografisch onderzoek uitvoeren, die resultaten verstrekken, op voorwaarde dat de ontvangende instantie hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid en bescherming van bedrijfsgeheimen als de informatieverstrekkende instantie waarborgt, en de partijen die de informatie hebben verstrekt, daarvan in kennis stellen. Die resultaten worden ook ter beschikking gesteld van Berec en de Commissie, op hun verzoek en onder dezelfde voorwaarden.
Artikel 23
Raadpleging en transparantie
De nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties publiceren hun nationale raadplegingsprocedures.
De lidstaten dragen zorg voor de oprichting van een enkel informatiepunt waar inzage verkregen kan worden in alle lopende raadplegingsprocedures.
Artikel 24
Overleg met belanghebbenden
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties, in voorkomend geval in coördinatie met de nationale regelgevende instanties, in passende mate rekening houden met de standpunten van eindgebruikers, in het bijzonder consumenten en eindgebruikers met een handicap), fabrikanten en ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden over aangelegenheden die verband houden met alle eindgebruikers- en consumentenrechten, waaronder een gelijkwaardige toegang en keuze voor eindgebruikers met een handicap, met betrekking tot voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten, met name wanneer zij een belangrijke invloed hebben op de markt.
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties, in voorkomend geval in coördinatie met de nationale regelgevende instanties, een raadplegingsmechanisme opzetten dat toegankelijk is voor eindgebruikers met een handicap en dat waarborgt dat bij hun besluitvorming inzake vraagstukken die verband houden met alle rechten van eindgebruikers en consumenten wat voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten betreft op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de consument op het gebied van elektronische communicatie.
Artikel 25
Buitengerechtelijke beslechting van geschillen
Artikel 26
Beslechting van geschillen tussen ondernemingen
Artikel 27
Beslechting van grensoverschrijdende geschillen
Artikel 28
Radiospectrumcoördinatie tussen de lidstaten
De lidstaten en hun nationale bevoegde instanties zorgen ervoor dat het gebruik van radiospectrum op hun grondgebied zodanig wordt georganiseerd dat geen andere lidstaat wordt verhinderd op zijn grondgebied het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum overeenkomstig het Unierecht toe te staan, in het bijzonder door grensoverschrijdende schadelijke interferentie tussen de lidstaten.
De lidstaten nemen daartoe alle nodige maatregelen onverminderd hun verplichtingen krachtens het internationaal recht en de toepasselijke internationale overeenkomsten, zoals de radioregelgeving van de ITU en de regionale overeenkomsten voor radio van de ITU.
De lidstaten werken met elkaar en, waar passend, via de Beleidsgroep Radiospectrum samen inzake de grensoverschrijdende coördinatie van het gebruik van radiospectrum teneinde:
de naleving van lid 1 te waarborgen;
alle problemen of geschillen op te lossen in verband met de grensoverschrijdende coördinatie of grensoverschrijdende schadelijke interferentie tussen lidstaten en met derde landen, waardoor lidstaten worden verhinderd het geharmoniseerde radiospectrum op hun grondgebied te gebruiken.
Indien de in de leden 2 en 3 bedoelde maatregelen het probleem of het geschil niet hebben beslecht, en op verzoek van een betrokken lidstaat, kan de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met een eventueel advies van de Beleidsgroep Radiospectrum waarin een gecoördineerde oplossing op grond van lid 3 wordt aanbevolen, besluiten vaststellen die worden gericht tot de lidstaten die betrokken zijn bij de onopgeloste schadelijke interferentie door middel van uitvoeringshandelingen om grensoverschrijdende schadelijke interferenties tussen twee of meerdere lidstaten op te lossen die hen verhinderen het geharmoniseerde radiospectrum op hun grondgebied te gebruiken.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 118, lid 4.
TITEL III
UITVOERING
Artikel 29
Sancties
De lidstaten voorzien, in het kader van de in artikel 22, lid 3, bedoelde procedure, enkel in sancties indien een onderneming of overheid bewust of uit grove nalatigheid misleidende, foutieve of onvolledige informatie verstrekt.
Bij het bepalen van de hoogte van de aan een onderneming of overheid opgelegde boetes of periodieke sancties voor het bewust of uit grove nalatigheid verstrekken van misleidende, foutieve of onvolledige informatie in het kader van de procedure bedoeld in artikel 22, lid 3, wordt onder meer beoordeeld of het gedrag van de onderneming of overheid een negatief effect op de mededinging heeft gehad, en met name of de onderneming of overheid, in tegenspraak met de oorspronkelijk verstrekte informatie of met geactualiseerde versies daarvan, een netwerk heeft uitgerold, uitgebreid of gemoderniseerd, of een netwerk niet heeft uitgerold, en geen objectieve motivering voor die verandering van de plannen heeft verstrekt.
Artikel 30
Nakoming van de voorwaarden voor de algemene machtiging of voor gebruiksrechten voor radiospectrum en voor nummervoorraden, en nakoming van specifieke verplichtingen
De lidstaten zorgen ervoor dat hun relevante bevoegde instanties toezicht houden op de naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging of van het gebruik van gebruiksrechten voor radiospectrum en voor nummervoorraden, van de specifieke in artikel 13, lid 2, bedoelde verplichtingen en van de verplichting om radiospectrum effectief en efficiënt te gebruiken overeenkomstig artikel 4, artikel 45, lid 1, en artikel 47.
De bevoegde instanties kunnen eisen dat ondernemingen die onderworpen zijn aan de algemene machtiging of gebruiksrechten hebben voor radiospectrum of voor nummervoorraden, de nodige informatie verstrekken om na te gaan of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten voor radiospectrum en voor nummervoorraden of aan de specifieke verplichtingen van artikel 13, lid 2, of artikel 47, overeenkomstig artikel 21.
De bevoegde instantie kan eisen dat de in lid 2 bedoelde inbreuk wordt gestopt, hetzij onmiddellijk hetzij binnen een redelijke termijn en neemt passende en evenredige maatregelen met het oog op naleving.
In dit verband geven de lidstaten de bevoegde instanties de bevoegdheid het volgende op te leggen:
waar zulks passend is, ontmoedigende geldelijke sancties, waaronder eventueel periodieke sancties met terugwerkende kracht; en
de instructie om de levering van een dienst of dienstenbundel te staken die bij voortzetting zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging, zolang de toegangsverplichtingen die na een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 67 zijn opgelegd, niet worden nageleefd.
De bevoegde autoriteiten stellen de onderneming onverwijld in kennis van de maatregelen en de daaraan ten grondslag liggende redenen met opgave van een redelijke termijn binnen welke de onderneming aan de maatregel moet voldoen.
Artikel 31
Recht van beroep
De lidstaten zorgen ervoor dat er op nationaal niveau doeltreffende regelingen voorhanden zijn krachtens welke iedere gebruiker of onderneming die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten of bijbehorende faciliteiten aanbiedt, die door een beslissing van een bevoegde instantie is getroffen, het recht heeft om tegen die beslissing beroep in te stellen bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van elke externe interventie of politieke druk die afbreuk zou kunnen doen aan haar onafhankelijke oordeel over de vraagstukken die haar worden voorgelegd. Die instantie, bijvoorbeeld een rechtbank, bezit de nodige deskundigheid om haar taken effectief te kunnen uitoefenen. De lidstaten dragen er zorg voor dat de feiten van de zaak naar behoren in aanmerking worden genomen.
In afwachting van de uitkomst van het beroep wordt de beslissing van de bevoegde instantie gehandhaafd, tenzij overeenkomstig het nationaal recht voorlopige maatregelen worden verleend.
Indien de in lid 1 van dit artikel genoemde beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd schriftelijk met redenen worden omkleed. Voorts moet het in dat geval mogelijk zijn tegen die beslissingen beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 VWEU.
De lidstaten zien erop toe dat het beroepsmechanisme doeltreffend is.
TITEL IV
INTERNEMARKTPROCEDURES
HOOFDSTUK I
Artikel 32
Consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie
Tenzij anders bepaald in aanbevelingen of richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van artikel 34 na afronding van de eventueel noodzakelijke openbare raadpleging uit hoofde van artikel 23, maakt een nationale regelgevende instantie, indien zij voornemens is een maatregel te nemen die:
valt binnen de draagwijdte van artikel 61, 64, 67, 68 of 83; en
van invloed is op de handel tussen de lidstaten,
de ontwerpmaatregel bekend en deelt zij deze mee aan de Commissie, aan Berec en aan de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten, vergezeld van een motivering overeenkomstig artikel 20, lid 3. De nationale regelgevende instanties, Berec en de Commissie krijgen een maand de tijd om opmerkingen over die ontwerpmaatregel in te dienen. De periode van één maand wordt niet verlengd.
De ontwerpmaatregel als bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt met nog eens twee maanden uitgesteld indien die maatregel betrekking heeft op:
het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, zijn gedefinieerd; of
het beslissen om al dan niet een onderneming aan te wijzen die, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk met anderen, aanmerkelijke marktmacht bezit overeenkomstig artikel 67, lid 3 of 4;
en van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Commissie de nationale regelgevende instantie heeft meegedeeld dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of indien zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerpmaatregel met het Unierecht en met name met de in artikel 3 genoemde doelstellingen. Die periode van twee maanden kan niet worden verlengd. De Commissie stelt Berec en de nationale regelgevende instanties in dat geval in kennis van haar voorbehouden en maakt deze tegelijkertijd openbaar.
De Commissie kan binnen de in lid 4 genoemde periode van twee maanden hetzij:
een besluit nemen waarmee zij van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangt dat deze de ontwerpmaatregel intrekt; of
besluiten haar in lid 4 bedoelde voorbehouden in te trekken.
De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van Berec alvorens een besluit te nemen.
Besluiten zoals bedoeld in punt a) gaan vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet dient te worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging ervan.
Artikel 33
Procedure voor de consequente toepassing van oplossingen
Indien een voorgenomen maatregel in het kader van artikel 32, lid 3, bedoeld is om een verplichting voor een onderneming op te leggen, te wijzigen of in te trekken in toepassing van artikel 61 of 67 in samenhang met de artikelen 69 tot en met 76 en artikel 83, kan de Commissie, binnen de periode van één maand zoals bedoeld in artikel 32, lid 3, de betrokken nationale regelgevende instantie en Berec in kennis stellen van de redenen waarom zij vindt dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt, of van de ernstige twijfels die zij heeft omtrent de verenigbaarheid van de maatregel met het Unierecht. In een dergelijk geval wordt het vaststellen van de maatregel uitgesteld tot drie maanden na de kennisgeving van de Commissie.
Bij uitblijven van een dergelijke kennisgeving kan de betrokken nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel vaststellen, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eventuele opmerkingen die door de Commissie, Berec of door andere nationale regelgevende instanties zijn gemaakt.
Indien Berec in zijn advies de ernstige twijfels van de Commissie deelt, werkt het nauw samen met de betrokken nationale regelgevende instantie om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen. Vóór het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden kan de nationale regelgevende instantie hetzij:
de ontwerpmaatregel wijzigen of intrekken, zoveel mogelijk rekening houdend met de in lid 1 bedoelde kennisgeving van de Commissie en het advies van Berec; of
de ontwerpmaatregel handhaven.
De Commissie kan binnen een maand na het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec:
een aanbeveling doen waarin zij van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangt de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken, en waarin zij haar aanbeveling met redenen omkleedt, met name wanneer Berec de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt, en specifieke voorstellen hiertoe voorstellen;
besluiten haar overeenkomstig lid 1 aangegeven voorbehouden in te trekken; of
voor ontwerpmaatregelen die onder artikel 61, lid 3, tweede alinea, of onder artikel 76, lid 2, vallen, een besluit nemen waarbij zij van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangt de ontwerpmaatregel in te trekken, wanneer Berec de ernstige twijfels van de Commissie deelt. Het besluit gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet dient te worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel die onderworpen is aan de in artikel 32, lid 7, bedoelde procedure, die van overeenkomstige toepassing is.
Binnen een maand na de aanbeveling van de Commissie overeenkomstig lid 5, punt a), of de intrekking van haar voorbehouden overeenkomstig lid 5, punt b), deelt de betrokken nationale regelgevende instantie de vastgestelde definitieve maatregel aan de Commissie en aan Berec mee.
Die periode kan worden verlengd om de nationale regelgevende instantie in staat te stellen overeenkomstig artikel 23 een openbare raadpleging te houden.
Artikel 34
Uitvoeringsbepalingen
Na een openbare raadpleging en na raadpleging van de nationale regelgevende instanties en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, kan de Commissie in verband met artikel 32 aanbevelingen of richtsnoeren aannemen tot vaststelling van het format, de inhoud en de gedetailleerdheid van de in artikel 32, lid 3, bedoelde kennisgeving, alsmede van de omstandigheden waaronder kennisgeving niet vereist zou zijn, en de wijze waarop de termijnen worden berekend.
HOOFDSTUK II
Consistente toewijzing van radiospectrum
Artikel 35
Peerreviewprocedure
Indien de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie voornemens is om overeenkomstig artikel 55, lid 2, een selectieprocedure te volgen in verband met radiospectrum waarvoor geharmoniseerde voorwaarden zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG om het gebruik ervan voor draadlozebreedbandnetwerken en -dienstenmogelijk te maken, stelt zij op grond van artikel 23 de Beleidsgroep Radiospectrum in kennis van eventuele ontwerpmaatregelen die onder het toepassingsgebied van de vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedure op grond van artikel 55, lid 2, vallen en geeft zij aan of en wanneer zij de Beleidsgroep Radiospectrum zal verzoeken een peerreviewforum bijeen te roepen.
Op verzoek organiseert de Beleidsgroep Radiospectrum een peerreviewforum om te debatteren en van gedachten te wisselen over de toegezonden ontwerpmaatregelen en faciliteert zij de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken in verband met die ontwerpmaatregelen.
Het peerreviewforum bestaat uit de leden van de Beleidsgroep Radiospectrum en wordt door een vertegenwoordiger ervan georganiseerd en voorgezeten.
Tijdens het peerreviewforum legt de nationale regelgevende instantie of een andere bevoegde instantie uit hoe de ontwerpmaatregel:
de ontwikkeling van de interne markt, de grensoverschrijdende verlening van diensten en de mededinging bevordert en tevens de voordelen voor de consumenten maximaliseert, en in het algemeen de in de artikelen 3, 45, 46 en 47 van deze richtlijn, alsmede in Beschikking nr. 676/2002/EG en Besluit nr. 243/2012/EU vervatte doelstellingen verwezenlijkt;
een doeltreffend en doelmatig gebruik van radiospectrum waarborgt; en
stabiele en voorspelbare investeringsvoorwaarden voor bestaande en toekomstige radiospectrumgebruikers garandeert bij de uitrol van netwerken voor de verrichting van elektronischecommunicatiediensten die afhankelijk zijn van radiospectrum.
Artikel 36
Geharmoniseerde toewijzing van radiospectrum
Wanneer het gebruik van radiospectrum is geharmoniseerd, de voorwaarden en procedures voor toegang zijn overeengekomen en de ondernemingen waaraan het radiospectrum zal worden toegewezen, geselecteerd zijn overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de Unieregels, verlenen de lidstaten dienovereenkomstig het gebruiksrecht voor radiospectrum. Als in het geval van een gezamenlijke selectieprocedure aan alle aan het gebruiksrecht van de betrokken radiospectrum verbonden voorwaarden is voldaan, mogen de lidstaten geen nadere voorwaarden, bijkomende criteria of procedures opleggen die de correcte toepassing van de gemeenschappelijke toewijzing van dergelijk radiospectrum beperken, wijzigen of uitstellen.
Artikel 37
Gezamenlijke machtigingsprocedure voor de verlening van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum
Twee of meer lidstaten kunnen met elkaar en met de Beleidsgroep Radiospectrum samenwerken, rekening houdend met door marktdeelnemers getoonde belangstelling, door gezamenlijk de gemeenschappelijke aspecten van een machtigingsprocedure vast te stellen en, in voorkomend geval, ook de selectieprocedure voor de verlening van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum te voeren.
Wanneer zij de gezamenlijke machtigingsprocedure opstellen, kunnen de lidstaten de volgende criteria overwegen:
de individuele nationale machtigingsprocedures worden ingeleid en uitgevoerd door de bevoegde instanties volgens een onderling overeengekomen schema;
zij voorziet in voorkomend geval in gezamenlijke voorwaarden en procedures voor de selectie en verlening van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum aan de betrokken lidstaten;
zij voorziet in voorkomend geval in gezamenlijke of vergelijkbare voorwaarden die worden verbonden aan de individuele gebruiksrechten voor radiospectrum voor de betrokken lidstaten, wat onder meer de toekenning van gelijkaardige radiospectrumblokken aan gebruikers mogelijk maakt;
zij staat te allen tijde open voor andere lidstaten totdat de gezamenlijke machtigingsprocedure is uitgevoerd.
Indien de lidstaten, ondanks de door marktdeelnemers geuite belangstelling, niet gezamenlijk handelen, stellen zij die marktdeelnemers in kennis van de redenen van hun beslissing.
HOOFDSTUK III
Harmonisatieprocedures
Artikel 38
Harmonisatieprocedures
Op grond van lid 1 genomen besluiten schrijven enkel voor de volgende aangelegenheden een geharmoniseerde of gecoördineerde aanpak voor:
de inconsequente uitvoering, door de nationale regelgevende instanties, van algemene regelgeving betreffende elektronischecommunicatiemarkten ter toepassing van de artikelen 64 en 67, indien dit een obstakel opwerpt voor de interne markt. Dergelijke besluiten hebben geen betrekking op de specifieke kennisgevingen die op grond van artikel 32 door de nationale regelgevende instanties worden gedaan; in een dergelijk geval stelt de Commissie alleen een ontwerpbesluit voor:
na ten minste twee jaar volgend op de goedkeuring van een aanbeveling van de Commissie over hetzelfde onderwerp; en
zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec over de vaststelling van een dergelijk besluit, dat binnen drie maanden na het verzoek van de Commissie door Berec wordt ingediend;
de nummering, met inbegrip van nummerreeksen, de overdraagbaarheid van nummers en identificatienummers, nummer- en adresvertaalsystemen en toegang tot de hulpdiensten via het uniforme Europese alarmnummer 112.
Indien de Commissie geen aanbeveling of besluit heeft vastgesteld binnen één jaar na de datum van vaststelling van een Berec-advies waarin wordt aangegeven dat er bij de tenuitvoerlegging door de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties van de in deze richtlijn gespecificeerde regelgevingstaken verschillen bestaan die obstakels voor de interne markt zouden kunnen opwerpen, stelt zij het Europees Parlement en de Raad in kennis van de redenen waarom zij dit niet heeft gedaan, en maakt zij die redenen openbaar.
Indien de Commissie overeenkomstig lid 1 een aanbeveling heeft vastgesteld, maar de inconsistente tenuitvoerlegging die obstakels voor de interne markt opwerpt, twee jaar daarna nog steeds aanhoudt, stelt de Commissie, met inachtneming van lid 3, een besluit vast door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig lid 4.
Indien de Commissie één jaar na een op grond van de tweede alinea vastgestelde aanbeveling geen besluit heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad in kennis van de redenen waarom zij dit niet gedaan, en maakt zij die redenen openbaar.
Artikel 39
Normalisatie
De lidstaten moedigen het gebruik aan van de in lid 1 bedoelde normen of specificaties voor het aanbieden van diensten, technische interfaces of netwerkfuncties, voor zover dat strikt nodig is om interoperabiliteit van diensten, eind-tot-eind verbindingen, facilitering van de overstap naar een andere aanbieder en overdraagbaarheid van nummers en identificatienummers te waarborgen en de keuzevrijheid van de gebruikers te verbeteren.
Indien de normen of specificaties niet zijn gepubliceerd overeenkomstig lid 1, moedigen de lidstaten de toepassing aan van normen of specificaties die zijn vastgesteld door Europese normalisatieorganisaties.
Indien dergelijke normen of specificaties ontbreken, moedigen de lidstaten de toepassing aan van internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Europese Conferentie van de administraties van posterijen en van telecommunicatie (CEPT), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn aangenomen.
Indien er internationale normen bestaan, moedigen de lidstaten de Europese normalisatieorganisaties aan om die normen of de relevante onderdelen daarvan te gebruiken als basis voor de normen die zij ontwikkelen, tenzij dergelijke internationale normen of relevante onderdelen daarvan ondoeltreffend zouden zijn.
Geen van de normen en specificaties bedoeld in lid 1 of in het onderhavige lid belet toegang als krachtens deze richtlijn vereist kan zijn, waar dat uitvoerbaar is.
TITEL V
VEILIGHEID
Artikel 40
Veiligheid van netwerken en diensten
De lidstaten zorgen ervoor dat aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken of van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen nemen om de risico's voor de veiligheid van hun netwerken of diensten goed te beheersen. Die maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een veiligheidsniveau dat is afgestemd op de risico's die zich voordoen. Er worden met name maatregelen, waaronder in voorkomend geval versleuteling, genomen om de impact van beveiligingsincidenten op gebruikers en op andere netwerken en diensten zo laag mogelijk te houden.
Het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) faciliteert, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 526/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), de coördinatie tussen de lidstaten om te voorkomen dat de nationale voorschriften uiteenlopen, hetgeen zou kunnen leiden tot veiligheidsrisico's en obstakels voor de interne markt.
De lidstaten zorgen ervoor dat aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken of van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten de bevoegde instantie zonder onnodige vertraging in kennis stellen van beveiligingsincidenten die een belangrijke impact hadden op het functioneren van netwerken of diensten.
Om te bepalen of een beveiligingsincident een belangrijke impact heeft, wordt, voor zover beschikbaar, met name met de volgende parameters rekening gehouden:
het aantal gebruikers dat gevolgen ondervindt van het beveiligingsincident;
de duur van het beveiligingsincident;
de geografische spreiding van het door het beveiligingsincident getroffen gebied;
de mate waarin het functioneren van het netwerk of de dienst wordt aangetast;
de omvang van de impact op de economische en maatschappelijke activiteiten.
In voorkomend geval brengt de betrokken bevoegde instantie de bevoegde instanties in andere lidstaten en Enisa op de hoogte. De betrokken bevoegde instantie kan het publiek hiervan op de hoogte brengen of eisen dat de aanbieders dit doen, indien zij de bekendmaking van het beveiligingsincident in het algemeen belang acht.
Eenmaal per jaar dient de betrokken bevoegde instantie bij de Commissie en bij Enisa een samenvattend verslag in over de kennisgevingen die zij heeft ontvangen en de maatregelen die overeenkomstig dit lid zijn genomen.
De Commissie kan, zo veel mogelijk rekening houdend met het advies van Enisa, uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van de in lid 1 bedoelde technische en organisatorische maatregelen, alsmede van de omstandigheden, de formats en de procedures die op grond van lid 2 gelden voor kennisgevingsvereisten. Zij worden zoveel mogelijk gebaseerd op Europese en internationale normen, en beletten niet dat de lidstaten aanvullende eisen vaststellen om te voldoen aan de in de lid 1 genoemde doelstellingen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 118, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 41
Toepassing en handhaving
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties de bevoegdheid hebben om van aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten te verlangen dat zij:
de informatie verschaffen die nodig is om de veiligheid van hun netwerken en diensten te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerde beveiligingsmaatregelen; en
een veiligheidscontrole laten uitvoeren door een gekwalificeerde onafhankelijke instantie of een bevoegde instantie en de resultaten ervan beschikbaar stellen aan de bevoegde instantie; de kosten van de controle worden door de aanbieder gedragen.
DEEL II
NETWERKEN
TITEL I
TOEGANG TOT DE MARKT EN IMPLEMENTATIE
HOOFDSTUK I
Vergoedingen
Artikel 42
Vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum en rechten om faciliteiten te installeren
Met betrekking tot de gebruiksrechten voor radiospectrum trachten de lidstaten ervoor te zorgen dat de toepasselijke vergoedingen worden vastgesteld op een niveau dat efficiënte toewijzing en gebruik van radiospectrum garandeert, onder andere door:
reserveprijzen vast te stellen als minimumvergoeding voor gebruiksrechten voor radiospectrum door rekening te houden met de waarde van die rechten bij hun mogelijke alternatieve toepassingen;
rekening te houden met de kosten die worden gemaakt als gevolg van aan die rechten verbonden voorwaarden; en
zo veel mogelijk de betalingsregelingen in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid voor het gebruik van het radiospectrum toe te passen.
HOOFDSTUK II
Toegang tot grond
Artikel 43
Toegangsrechten
De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een bevoegde instantie een aanvraag behandelt voor het verlenen van rechten:
die bevoegde instantie:
handelt op basis van eenvoudige, efficiënte, transparante en voor het publiek beschikbare procedures die zonder discriminatie en onverwijld worden toegepast, en in ieder geval een besluit neemt binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag, behalve in geval van onteigening, en
de beginselen van transparantie en non-discriminatie volgt bij het verbinden van voorwaarden aan die rechten.
De in de punten a) en b) genoemde procedures kunnen variëren naargelang de aanvrager al dan niet openbare elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt.
Artikel 44
Colocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken
Indien een exploitant krachtens het nationale recht gebruik heeft gemaakt van het recht om faciliteiten op, over of onder openbare of particuliere eigendom te installeren, of een procedure voor de onteigening of het gebruik van eigendom heeft toegepast, kunnen de bevoegde instanties colocatie en gedeeld gebruik van op die basis geïnstalleerde netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten opleggen om het milieu, de volksgezondheid of de openbare veiligheid te beschermen of om bij te dragen tot stedenbouwkundige of planologische doelstellingen.
Colocatie of gedeeld gebruik van geïnstalleerde netwerkelementen en faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom kan uitsluitend worden opgelegd als gedurende een passende periode een openbare raadpleging heeft plaatsgevonden, waarbij alle belangstellende partijen de mogelijkheid krijgen hun standpunten tot uitdrukking te brengen, en uitsluitend in de specifieke gebieden waarin dergelijk gedeeld gebruik nodig wordt geacht met het oog op de verwezenlijking van de in de eerste alinea genoemde doelstellingen. De bevoegde instanties kunnen gedeeld gebruik opleggen met betrekking tot dergelijke faciliteiten of eigendom, met inbegrip van terreinen, gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten of maatregelen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken. Indien nodig kan een lidstaat een nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie aanwijzen voor één of meer van de volgende taken:
coördineren van de procedure waarin dit artikel voorziet,
optreden als enig informatiepunt,
vaststellen van een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en van de coördinatie van civieltechnische werken.
HOOFDSTUK III
Toegang tot radiospectrum
Artikel 45
Beheer van radiospectrum
Naar behoren rekening houdend met het feit dat radiospectrum een publiek goed is dat een belangrijke maatschappelijke, sociale en economische waarde heeft, zorgen de lidstaten ervoor dat radiospectrum voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten op hun grondgebied efficiënt wordt beheerd overeenkomstig de artikelen 3 en 4. Zij zorgen ervoor dat de toewijzing van, de afgifte van algemene machtigingen met betrekking tot, en de verlening van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten door de bevoegde instanties gebaseerd zijn op objectieve, transparante, concurrentiebevorderende, niet-discriminerende en proportionele criteria.
Bij de toepassing van dit artikel eerbiedigen de lidstaten de desbetreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van de radioregelgeving van de ITU en andere overeenkomsten die in het kader van de ITU zijn gesloten en die van toepassing zijn op radiospectrum, zoals de op de Regionale Radiocommunicatieconferentie van 2006 gesloten overeenkomst, en mogen zij overwegingen van openbare orde in aanmerking nemen.
De lidstaten bevorderen de harmonisatie van het gebruik van radiospectrum voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten in de Unie in overeenstemming met de noodzaak een daadwerkelijk en efficiënt gebruik daarvan te waarborgen en met als doel voordelen voor de consumenten, zoals concurrentie, schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten en netwerken. Zij handelen daarbij in overeenstemming met artikel 4 van onderhavige richtlijn en Beschikking nr. 676/2002/EG door onder meer:
te streven naar dekking met hoogwaardige en snelle draadloze breedband van hun nationale grondgebied en hun bevolking, en dekking van belangrijke nationale en Europese transportroutes, met inbegrip van het trans-Europese vervoersnetwerk zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en van de Raad ( 4 );
de snelle ontwikkeling in de Unie van nieuwe technologieën en toepassingen op het gebied van draadloze communicatie te bevorderen, waarbij indien passend een sectoroverschrijdende aanpak wordt gehanteerd;
te zorgen voor voorspelbaarheid en consistentie bij de verlening, verlenging, wijziging, beperking en intrekking van gebruiksrechten voor radiospectrum teneinde langetermijninvesteringen te bevorderen;
te zorgen voor de preventie van grensoverschrijdende of nationale schadelijke interferentie overeenkomstig respectievelijk de artikelen 28 en 46, en daartoe passende preventieve en corrigerende maatregelen te treffen;
het gedeeld gebruik van radiospectrum voor soortgelijke of verschillende toepassing van radiospectrum te bevorderen in overeenstemming met het mededingingsrecht;
het meest passende en minst bezwarende machtigingssysteem in overeenstemming met artikel 46 toe te passen met het oog op een optimale mate van flexibiliteit, gedeeld gebruik en efficiëntie bij het gebruik van radiospectrum;
de voorschriften voor het verlenen, overdragen, verlengen, aanpassen en intrekken van gebruiksrechten inzake radiospectrum, die duidelijk en transparant zijn geformuleerd, toe te passen teneinde rechtszekerheid, consistentie en voorspelbaarheid te waarborgen;
in de hele Unie te streven naar consistentie en voorspelbaarheid wat betreft de manier waarop machtigingen voor het gebruik van radiospectrum worden verleend met het oog op de bescherming van de volksgezondheid, met inachtneming van Aanbeveling 1999/519/EG.
Voor de toepassing van de eerste alinea en in de context van de ontwikkeling van technische uitvoeringsmaatregelen voor een radiospectrumband krachtens Beschikking nr. 676/2002/EG, kan de Commissie de Beleidsgroep Radiospectrum om een advies vragen met een aanbeveling voor de meest geschikte machtigingsregelingen voor het gebruik van radiospectrum in die band of delen daarvan. In voorkomend geval, en zoveel mogelijk rekening houdend met dat advies, kan de Commissie een aanbeveling vaststellen met het oog op de bevordering van een consistente aanpak binnen de Unie met betrekking tot de machtigingsregelingen voor het gebruik van die band.
Indien de Commissie de vaststelling van maatregelen overeenkomstig artikel 39, leden 1, 4, 5 en 6, overweegt, kan zij de Beleidsgroep Radiospectrum verzoeken haar standpunt te geven met betrekking tot de effecten van een dergelijke norm of specificatie inzake de coördinatie, harmonisatie en beschikbaarheid van radiospectrum. De Commissie houdt bij alle stappen die zij vervolgens neemt, terdege rekening met het standpunt van de Beleidsgroep Radiospectrum.
Indien er op nationaal of regionaal niveau op de markt geen vraag is naar het gebruik van een band in het geharmoniseerde radiospectrum, kunnen de lidstaten overeenkomstig de leden 4 en 5 van dit artikel een alternatief gebruik van die gehele band of een gedeelte daarvan, met inbegrip van het bestaande gebruik, toestaan, mits:
de conclusie dat er op de markt geen vraag is naar het gebruik van een dergelijke band, gebaseerd is op een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 23, met inbegrip van een toekomstgerichte beoordeling van de marktvraag;
een dergelijk alternatief gebruik de beschikbaarheid of het gebruik van een dergelijke band in andere lidstaten niet onmogelijk maakt of schaadt; en
de betrokken lidstaat terdege rekening houdt met de beschikbaarheid en het gebruik op lange termijn van een dergelijke band in de Unie en met de schaalvoordelen betreffende apparatuur als gevolg van het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum in de Unie.
Elk besluit dat op uitzonderlijke gronden een alternatief gebruik toestaat, wordt regelmatig opnieuw beoordeeld en wordt in elk geval onmiddellijk opnieuw beoordeeld naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek door een potentiële gebruiker aan de bevoegde instantie met betrekking tot gebruik van de band in overeenstemming met de technische uitvoeringsmaatregel. De lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en de bijbehorende motivering, alsook van de resultaten van een eventuele beoordeling.
Onverminderd de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten technologie die worden gebruikt voor het verstrekken van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten, kunnen worden gebruikt op het radiospectrum dat in overeenstemming met het Unierecht beschikbaar is verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen.
De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronischecommunicatiediensten gebruikte technologie, indien dat nodig is om:
schadelijke interferentie te vermijden;
de volksgezondheid te beschermen tegen elektromagnetische velden, terdege rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG;
de technische kwaliteit van de dienst te garanderen;
te zorgen voor zoveel mogelijk gedeeld gebruik van radiospectrum;
een efficiënt radiospectrumgebruik te waarborgen; of
een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken overeenkomstig lid 5.
Onverminderd de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten elektronischecommunicatiediensten kunnen worden aangeboden op het radiospectrum dat in overeenstemming met het Unierecht beschikbaar is verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen. De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten elektronischecommunicatiediensten die worden aangeboden, ook, waar nodig, om te voldoen aan vereisten van de radioregelgeving van de ITU.
Maatregelen die vereisen dat een elektronischecommunicatiedienst in een specifieke voor elektronischecommunicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de wetgeving van de Unie bepaald, zoals, maar niet beperkt tot:
de veiligheid van het menselijk leven;
het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang;
het vermijden van een inefficiënt gebruik van radiospectrum; of
het bevorderen van culturele en taalkundige diversiteit en pluriformiteit van de media, bijvoorbeeld het aanbieden van radio- en televisieomroepdiensten.
Een maatregel die het verlenen van iedere andere elektronischecommunicatiedienst in een specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer hij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen. De lidstaten mogen een dergelijke maatregel in uitzonderingsgevallen ook uitvaardigen voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de wetgeving van de Unie gedefinieerd.
Artikel 46
Machtiging voor het gebruik van radiospectrum
De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiospectrum, met inbegrip van gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen en zij beperken het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum tot situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om het efficiënt gebruik in het licht van de vraag te optimaliseren, rekening houdend met de in de tweede alinea vastgestelde criteria. In alle andere gevallen stellen zij de voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum vast in een algemene machtiging.
Daartoe nemen de lidstaten een besluit inzake de meest geschikte regeling voor het machtigen van het gebruik van radiospectrum, rekening houdend met:
de specifieke kenmerken van het betrokken radiospectrum;
de noodzaak van bescherming tegen schadelijke interferentie;
in voorkomend geval, de ontwikkeling van duidelijke voorwaarden voor gedeeld gebruik van radiospectrum;
de noodzaak om de technische kwaliteit van communicatie of de dienst te verzekeren;
andere doelstellingen van algemeen belang die door de lidstaten overeenkomstig het Unierecht worden bepaald;
de noodzaak om een efficiënt radiospectrumgebruik te waarborgen.
Indien de lidstaten overwegen om een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten voor het geharmoniseerde radiospectrum te verlenen, rekening houdend met de overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen, spannen zij zich in om problemen in verband met schadelijke interferentie zoveel mogelijk te beperken, ook in gevallen van gedeeld gebruik van radiospectrum op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten.
Indien gepast overwegen de lidstaten de mogelijkheid om machtigingen voor het gebruik van radiospectrum te verstrekken op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten, daarbij rekening houdend met de mogelijke effecten van verschillende combinaties algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten, en van geleidelijke overgangen van de ene categorie naar de andere, op concurrentie, innovatie en markttoegang.
De lidstaten streven ernaar zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke interferentie tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen.
Artikel 47
Voorwaarden verbonden aan individuele gebruiksrechten voor radiospectrum
De bevoegde instanties stellen voorwaarden vast in verband met individuele rechten betreffende het gebruik van radiospectrum overeenkomstig artikel 13, lid 1, waarbij zij zorgen voor het optimale en het meest doeltreffende en efficiënte gebruik van radiospectrum. De bevoegde instanties geven voordat zij overgaan tot toekenning of verlenging van die rechten, een duidelijke omschrijving van dergelijke voorwaarden, met inbegrip van het vereiste gebruiksniveau en de mogelijkheid om die verplichting na te leven door te verhandelen en te verhuren, teneinde de uitvoering van die voorwaarden overeenkomstig artikel 30 te waarborgen. Voorwaarden verbonden aan de verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum mogen voor bestaande houders van dergelijke rechten geen onrechtmatige voordelen opleveren.
In dergelijke voorwaarden worden de toepasselijke parameters gespecificeerd, waaronder de eventuele deadline voor de uitoefening van de gebruiksrechten; indien deze niet worden nagekomen, heeft de bevoegde instantie het recht het gebruiksrecht in te trekken of andere maatregelen op te leggen.
De bevoegde instanties raadplegen en informeren de belanghebbende partijen tijdig en op transparante wijze over de voorwaarden verbonden aan individuele gebruiksrechten voordat deze worden opgelegd. De bevoegde instanties leggen de criteria voor de beoordeling van de naleving van die voorwaarden van tevoren vast en stellen de belanghebbende partijen daarvan in kennis.
De bevoegde instanties kunnen, wanneer zij voorwaarden verbinden aan individuele gebruiksrechten voor radiospectrum, met name om een doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum te waarborgen of dekking te bevorderen, de volgende mogelijkheden bieden tot:
gedeeld gebruik van passieve of actieve infrastructuur die van radiospectrum afhankelijk is, of van radiospectrum zelf,
commerciële overeenkomsten inzake roamingtoegang,
de gezamenlijke uitrol van infrastructuur voor het aanbieden van netwerken of diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum.
De bevoegde instanties zorgen ervoor dat met de voorwaarden die verbonden zijn aan de gebruiksrechten voor radiospectrum, het gedeeld gebruik van radiospectrum niet wordt verhinderd. Bij de uitvoering van op grond van dit lid verbonden voorwaarden leven ondernemingen het mededingingsrecht na.
Artikel 48
Verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum
Artikel 49
Duur van de rechten
Indien de lidstaten individuele gebruiksrechten verlenen voor radiospectrum waarvoor geharmoniseerde voorwaarden zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG om het gebruik ervan voor draadlozebreedbanddiensten voor elektronische communicatie („draadlozebreedbanddiensten”) voor een beperkte periode mogelijk te maken, garanderen zij de voorspelbaarheid van de regelgeving voor de houders van de rechten gedurende een periode van ten minste 20 jaar wat betreft de voorwaarden voor investeringen in infrastructuur die afhankelijk zijn van het gebruik van dat radiospectrum, rekening houdend met de vereisten van lid 1 van dit artikel. Dit artikel is onderworpen, indien relevant, aan elke wijziging van de voorwaarden die zijn verbonden aan die gebruiksrechten overeenkomstig artikel 18.
Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat dergelijke rechten geldig zijn voor een duur van ten minste 15 jaar en waar nodig, om te voldoen aan de eerste alinea, een passende verlenging daarvan mogelijk is, volgens de voorwaarden van dit lid.
De lidstaten maken op transparante wijze de algemene criteria voor een verlenging van de duur van gebruiksrechten voor alle belanghebbenden beschikbaar voordat gebruiksrechten worden verleend, als onderdeel van de voorwaarden van artikel 55, leden 3 en 6. Die algemene criteria hebben betrekking op:
de noodzaak te zorgen voor een effectief en efficiënt gebruik van het betrokken radiospectrum, de nagestreefde doelstellingen in de punten a) en b) van artikel 45, lid 2, of de noodzaak te voldoen aan doelstellingen van algemeen belang met betrekking tot waarborging van de veiligheid van het leven, de openbare orde, de openbare veiligheid of de defensie; en
de noodzaak te zorgen voor ongestoorde mededinging.
Uiterlijk twee jaar vóór het verstrijken van de oorspronkelijke looptijd van een individueel gebruiksrecht verricht de bevoegde instantie een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de algemene criteria voor de verlenging van de looptijd van dat gebruiksrecht in het licht van punt c) van artikel 45, lid 2. Mits de bevoegde instantie geen handhavingsmaatregelen heeft geïnitieerd wegens niet-naleving van de voorwaarden van de gebruiksrechten op grond van artikel 30, verleent zij verlenging van de looptijd van het gebruiksrecht, tenzij zij tot de conclusie komt dat een dergelijke verlenging niet zou voldoen aan de algemene criteria van punt a) of b) van de derde alinea van dit lid.
Op basis van die beoordeling deelt de bevoegde instantie de houder van het recht mee of verlenging van de looptijd van het gebruiksrecht mag worden verleend.
Indien een dergelijke verlenging niet mag worden verleend, past de bevoegde instantie artikel 48 toe voor de toewijzing van gebruiksrechten voor die specifieke radiospectrumband.
Alle maatregelen op grond van deze alinea moeten proportioneel, niet-discriminerend, transparant en gemotiveerd zijn.
In afwijking van artikel 23 dienen belanghebbende partijen gedurende een periode van ten minste 3 maanden de gelegenheid te hebben opmerkingen te maken over elke ontwerpmaatregel op grond van de derde en de vierde alinea van dit lid.
Dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 19 en 30.
Bij de vaststelling van de vergoedingen voor gebruiksrechten houden de lidstaten rekening met het in dit lid bepaalde mechanisme.
Indien naar behoren gerechtvaardigd, mogen de lidstaten in de volgende gevallen van lid 2 van dit artikel afwijken:
in beperkte geografische gebieden, waar de toegang tot zeer snelle netwerken zeer gebrekkig is of ontbreekt, en deze noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 45, lid 2;
voor specifieke projecten op de korte termijn;
voor experimenteel gebruik;
voor gebruik van radiospectrum dat, overeenkomstig artikel 45, leden 4 en 5, kan samengaan met draadlozebreedbanddiensten; of
voor een alternatief gebruik van radiospectrum overeenkomstig artikel 45, lid 3.
Artikel 50
Verlenging van de individuele gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum
Bij het nemen van een besluit op grond van lid 1 van dit artikel overwegen de bevoegde instanties onder meer het volgende:
de naleving van de doelstellingen van artikel 3, artikel 45, lid 2, en artikel 48, lid 2, en van doelstellingen van het overheidsbeleid op grond van Unierecht of nationaal recht;
de uitvoering van een overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde technische uitvoeringsmaatregel;
de beoordeling van de correcte tenuitvoerlegging van de aan het desbetreffende recht verbonden voorwaarden;
de noodzaak om overeenkomstig artikel 52 de mededinging te bevorderen of enige verstoring ervan te voorkomen;
de noodzaak om het gebruik van radiospectrum efficiënter maken in het licht van ontwikkelingen op het vlak van de technologie of de markt;
de noodzaak om ernstige verstoring van de dienstverlening te voorkomen.
Bij het overwegen van mogelijke verlenging van individuele gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum waarvoor het aantal gebruiksrechten op grond van lid 2 van dit artikel beperkt is, hanteren de bevoegde instanties een open, transparante en niet-discriminerende procedure, waarbij zij onder meer:
alle belanghebbende partijen de mogelijkheid bieden hun standpunten te verwoorden in een openbare raadpleging in overeenstemming met artikel 23; en
de redenen voor een dergelijke mogelijke verlenging duidelijk vermelden.
Bij het nemen van een besluit over het al dan niet verlengen van gebruiksrechten of over het houden van een nieuwe selectieprocedure voor het verlenen van de gebruiksrechten op grond van artikel 55, houdt de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie rekening met eventuele uit de raadpleging op grond van de eerste alinea van dit lid naar voren komende aanwijzingen dat er op de markt vraag is van andere ondernemingen dan die waaraan in de betrokken band radiospectrumrechten zijn toegewezen.
Artikel 51
Overdracht of verhuur van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum
De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen individuele gebruiksrechten voor radiospectrum kunnen overdragen of verhuren aan andere ondernemingen.
De lidstaten kunnen bepalen dat dit lid niet van toepassing is indien het individuele recht van de onderneming op het gebruik van radiospectrum oorspronkelijk zonder kosten is verleend of is toegewezen voor uitzending.
De lidstaten staan de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum toe wanneer de oorspronkelijke aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden worden gehandhaafd. Zonder afbreuk te doen aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt verstoord, met name in overeenstemming met artikel 52, gaan de lidstaten als volgt te werk:
de procedure waaraan zij overdrachten en verhuur onderwerpen, is zo min mogelijk belastend;
zij weigeren de verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum niet wanneer de verhuurder verklaart aansprakelijk te blijven voor de naleving van de oorspronkelijke aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden;
zij weigeren de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum niet, tenzij er een duidelijk risico bestaat dat de nieuwe houder niet in staat is om aan de oorspronkelijke voorwaarden voor het gebruiksrecht te voldoen.
Iedere administratieve bijdrage voor ondernemingen in verband met het verwerken van een aanvraag om overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum is in overeenstemming met artikel 16.
De punten a), b en c) van de eerste alinea doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de naleving van de aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden te allen tijde af te dwingen, zowel ten aanzien van de verhuurder als van de huurder, in overeenstemming met het respectievelijke nationale recht.
De bevoegde instanties vergemakkelijken de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum doordat zij alle verzoeken betreffende de aanpassing van de aan de rechten verbonden voorwaarden tijdig in beraad nemen en doordat zij waarborgen dat die rechten of het relevante radiospectrum, zo veel mogelijk kunnen worden opgesplitst of ontbundeld.
Ten aanzien van elke overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum stellen de bevoegde instanties de relevante details in verband met verhandelbare individuele rechten voor het publiek beschikbaar in een gestandaardiseerd elektronisch format zodra de rechten tot stand worden gebracht, en zij bewaren die details gedurende de volledige looptijd van de rechten.
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om die relevante details te omschrijven.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 118, lid 4.
Artikel 52
Mededinging
Wanneer de lidstaten gebruiksrechten voor radiospectrum verlenen, aanpassen of verlengen, kunnen hun nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties op advies van de nationale regelgevende instantie passende maatregelen nemen, zoals:
het beperken van de hoeveelheid radiospectrumbanden waarvoor gebruiksrechten aan ondernemingen worden verleend, of, in gerechtvaardigde omstandigheden, het verbinden van voorwaarden aan dergelijke gebruiksrechten, zoals het aanbieden van wholesaletoegang, nationale of regionale roaming, in bepaalde banden of in bepaalde groepen van banden met soortgelijke kenmerken;
het reserveren van een bepaald deel van een radiospectrumband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers, als dit passend en gerechtvaardigd is gezien een specifieke situatie op de nationale markt;
het weigeren van de verlening van nieuwe gebruiksrechten voor radiospectrum of van toestemming voor nieuw radiospectrumgebruik in bepaalde banden, dan wel het verbinden van voorwaarden aan de verlening van gebruiksrechten voor radiospectrum of de machtiging voor nieuw radiospectrumgebruik, teneinde concurrentieverstoring ten gevolge van de verlening, overdracht of concentratie van gebruiksrechten te voorkomen;
het opnemen van voorwaarden voor het verbieden van, of het opleggen van voorwaarden aan, de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum die niet onder het toezicht inzake fusies van de Unie of de lidstaten vallen, indien het waarschijnlijk is dat door een dergelijke overdracht de mededinging aanzienlijk in het gedrang komt;
het wijzigen van de bestaande rechten in overeenstemming met deze richtlijn, daar waar dat noodzakelijk is om ex post een einde te maken aan de concurrentieverstoring ten gevolge van de overdracht of concentratie van gebruiksrechten voor radiospectrum.
Rekening houdend met de marktomstandigheden en beschikbare benchmarks baseren de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties hun besluiten op een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt, van de vraag of dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijke mededinging in stand te houden of tot stand te brengen en van de waarschijnlijke effecten van dergelijke maatregelen op bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers, met name op het gebied van de uitrol van netwerken. Zij houden daarbij rekening met de marktanalyseaanpak van artikel 67, lid 2.
Artikel 53
Gecoördineerde tijdschema's betreffende toewijzingen
Een lidstaat mag de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn voor een specifieke band verlengen onder de volgende voorwaarden:
voor zover gerechtvaardigd door een beperking van het gebruik van die band op basis van de doelstelling van algemeen belang bedoeld in punt a) of d) van artikel 45, lid 5; of
in het geval van onopgeloste grensoverschrijdende coördinatiekwesties die resulteren in schadelijke interferenties met derde landen, mits de betrokken lidstaat in voorkomend geval heeft verzocht om bijstand van de Unie op grond van artikel 28, lid 5;
waarborgen van de nationale veiligheid en defensie; of
overmacht.
De betrokken lidstaat evalueert een dergelijke verlenging ten minste om de twee jaar.
Een lidstaat mag de in lid 2 bedoelde termijn voor een specifieke band voor zover nodig en maximaal met 30 maanden verlengen in het geval van:
onopgeloste grensoverschrijdende coördinatiekwesties die resulteren in schadelijke interferentie tussen de lidstaten, mits de betrokken lidstaat tijdig alle nodige maatregelen neemt op grond van artikel 28, leden 3 en 4;
de noodzaak te zorgen voor de technische migratie van bestaande gebruikers van die band, en de complexiteit daarvan.
Artikel 54
Gecoördineerde tijdschema's betreffende toewijzingen voor specifieke 5G-banden
Voor terrestrische systemen die draadlozebreedbanddiensten kunnen leveren, nemen de lidstaten, wanneer dit noodzakelijk is om de uitrol van 5G te vergemakkelijken, uiterlijk 31 december 2020 alle passende maatregelen om:
het gebruik van voldoende grote blokken in de band van 3,4 tot 3,8 GHz te reorganiseren en toe te staan;
het gebruik mogelijk te maken van ten minste 1 GHz in de band van 24,25 tot 27,5 GHz, mits er sprake is van een duidelijke marktvraag en er geen aanzienlijke beperkingen zijn voor de migratie van bestaande gebruikers of het vrijmaken van banden.
Artikel 55
Procedure voor het beperken van het aantal te verlenen gebruiksrechten voor radiospectrum
Indien een lidstaat, onverminderd artikel 53, tot de conclusie komt dat een recht betreffende het gebruik van radiospectrum niet onderworpen kan zijn aan een algemene machtiging en indien een lidstaat overweegt het aantal gebruiksrechten voor radiospectrum te beperken, dient hij onder meer:
de redenen voor het beperken van de gebruiksrechten duidelijk te vermelden, waarbij hij er met name voor zorgt voldoende rekening te houden met de noodzaak de voordelen voor de gebruikers te maximaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen, en, in voorkomend geval, met regelmatige tussenpozen dan wel op redelijk verzoek van betrokken ondernemingen een beoordeling van de beperking uit te voeren;
alle belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de mogelijkheid te bieden om zich door middel van een openbare raadpleging uit te spreken over elke eventuele beperking overeenkomstig artikel 23.
Als een lidstaat concludeert dat het aantal gebruiksrechten moet worden beperkt, zorgt hij voor een duidelijke omschrijving en motivering van de doelstellingen die door middel van een competitieve of vergelijkende selectieprocedure krachtens dit artikel worden nagestreefd en worden deze voor zover mogelijk gekwantificeerd, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak om aan doelstellingen betreffende de nationale en de interne markt te voldoen. De doelstellingen die de lidstaat vastlegt met het oog op het ontwerpen van de specifieke selectieprocedure, omvatten, naast het stimuleren van de mededinging, één of meer van de volgende doelstellingen:
bevorderen van de dekking;
garanderen van de vereiste kwaliteit van de dienstverlening;
bevorderen van het efficiënt gebruik van het radiospectrum, en daarbij onder meer rekening houden met de aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden en de hoogte van de vergoedingen;
bevorderen van innovatie en bedrijfsontwikkeling.
De nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie zorgt voor een duidelijke omschrijving en rechtvaardiging van de keuze van de selectieprocedure, met inbegrip van elke eventuele voorbereidingsfase voorafgaand aan de toegang tot de selectieprocedure. De nationale regelgevende instantie maakt ook duidelijk melding van de resultaten van elke aanverwante beoordeling van de concurrentie-, technische en economische situatie van de markt, en geeft redenen voor het mogelijk gebruik en de keuze van maatregelen op grond van artikel 35.
Indien competitieve of vergelijkende selectieprocedures moeten worden toegepast, kunnen de lidstaten de in artikel 48, lid 6, genoemde termijn van zes weken verlengen zolang als nodig is om ervoor te zorgen dat die procedures billijk, redelijk, open en transparant zijn voor alle belanghebbende partijen, welke verlenging echter niet meer dan acht maanden mag bedragen, met inachtneming van op grond van artikel 53 vastgestelde specifieke tijdschema's.
Die termijnen doen geen afbreuk aan toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiospectrum en satellietcoördinatie.
HOOFDSTUK IV
Implementatie en gebruik van draadloze netwerkapparatuur
Artikel 56
Toegang tot lokale radionetwerken
De bevoegde instanties staan het aanbieden van toegang via RLAN's tot een openbaar elektronischecommunicatienetwerk toe, evenals het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum voor dat aanbod, waarbij uitsluitend toepasselijke voorwaarden inzake algemene machtiging voor het gebruik van radiospectrum, zoals bedoeld in artikel 46, lid 1, gelden.
Indien dat aanbod geen deel uitmaakt van een economische activiteit of een bijkomend element van een andere economische activiteit of een openbare dienst is die niet afhankelijk is van het overbrengen van signalen op die netwerken, wordt een onderneming, overheidsinstantie of eindgebruiker die dergelijke toegang aanbiedt, niet onderworpen aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten op grond van artikel 12 en evenmin aan verplichtingen inzake de rechten van eindgebruikers op grond van titel II van deel III en verplichtingen tot interconnectie van hun netwerken op grond van artikel 61, lid 1.
In overeenstemming met in het bijzonder artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2120 waarborgen de bevoegde instanties dat aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten de volgende rechten voor eindgebruikers niet eenzijdig beperken of de uitoefening ervan verhinderen:
toegang krijgen tot de RLAN's van hun keuze, aangeboden door derden; of
wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang verlenen tot de netwerken van dergelijke aanbieders via RLAN's, onder meer op basis van initiatieven van derde partijen die de RLAN's van verschillende eindgebruikers bundelen en openbaar toegankelijk maken.
De bevoegde instanties leggen geen onnodige beperkingen op ten aanzien van het aanbieden van toegang tot RLAN's aan het publiek:
door overheidsinstanties of in openbare ruimtes in de nabijheid van gebouwen waarin dergelijke overheidsinstanties zijn gevestigd, indien dat aanbod een bijkomend element is van de openbare diensten die op die terreinen of in die gebouwen worden geleverd;
door initiatieven van niet-gouvernementele organisaties of overheidsinstanties om de RLAN's van verschillende eindgebruikers te bundelen en onderling of meer algemeen toegankelijk te maken, met inbegrip van, indien van toepassing, de RLAN's waartoe publieke toegang wordt verleend overeenkomstig punt a).
Artikel 57
Implementatie en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik
De bevoegde instanties beperken niet onnodig de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik. De lidstaten streven ernaar dat de regels voor de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik samenhangend zijn op nationaal niveau. Die regels worden vóór hun toepassing bekendgemaakt.
In het bijzonder verbinden de bevoegde instanties de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik die beantwoorden aan de op grond van lid 2 geldende kenmerken niet aan de afgifte van een individuele stedenbouwkundige vergunning of een andere individuele voorafgaande vergunning.
In afwijking van de tweede alinea van dit lid kunnen de bevoegde instanties een vergunning verlangen voor de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik op gebouwen of locaties met architectonische, historische of natuurwaarde die zijn beschermd overeenkomstig het nationale recht of, indien nodig, omwille van de openbare veiligheid. Artikel 7 van Richtlijn 2014/61/EU is van toepassing op het verlenen van die vergunningen.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de fysieke en technische kenmerken vast, zoals maximale grootte, gewicht en, in voorkomend geval, zendvermogen van draadloze toegangspunten met klein bereik.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 118, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk 30 juni 2020 vastgesteld.
Artikel 58
Technische regelgeving inzake elektromagnetische velden
De in Richtlijn (EU) 2015/1535 vastgestelde procedures zijn van toepassing op iedere ontwerpmaatregel van een lidstaat die inzake de implementatie van draadloze toegangspunten met klein bereik voorschriften met betrekking tot elektromagnetische velden oplegt die afwijken van die neergelegd in Aanbeveling 1999/519/EG.
TITEL II
TOEGANG
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen, beginselen inzake toegang
Artikel 59
Algemeen kader inzake toegang en interconnectie
Artikel 60
Rechten en verplichtingen van ondernemingen
HOOFDSTUK II
Toegang en interconnectie
Artikel 61
Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties met betrekking tot toegang en interconnectie
Met het oog op de doelstellingen van artikel 3 bevorderen, en waar passend waarborgen de nationale regelgevende instanties of, in het geval van de punten b) en c) van lid 2 van dit artikel, de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties, overeenkomstig deze richtlijn adequate toegang en interconnectie, alsook interoperabiliteit van diensten, en oefenen zij daarbij hun bevoegdheid uit op een wijze die bevorderlijk is voor efficiëntie en duurzame concurrentie, de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit, efficiënte investeringen en innovatie, en die de eindgebruikers het grootste voordeel biedt.
Zij bieden richtsnoeren en stellen de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie voor het publiek beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en exploitanten met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen.
De nationale regelgevende instanties of, in het geval van de punten b) en c) van dit lid, de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties moeten met name, onverminderd maatregelen overeenkomstig artikel 68, ten aanzien van ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht:
verplichtingen kunnen opleggen, voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen, aan ondernemingen die aan algemene machtiging zijn onderworpen en die de toegang tot de eindgebruikers controleren; hetgeen in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is ook de verplichting inhoudt om te zorgen voor interconnectie van hun netwerken waar dat niet reeds gebeurd is;
in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is en voor zover noodzakelijk, verplichtingen kunnen opleggen aan ondernemingen die aan algemene machtiging zijn onderworpen en die de toegang tot de eindgebruikers controleren om hun diensten interoperabel te maken;
in gerechtvaardigde gevallen wanneer eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in gevaar komen door een gebrek aan interoperabiliteit tussen interpersoonlijke communicatiediensten, en voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers te waarborgen, verplichtingen kunnen opleggen aan relevante aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten met een aanzienlijke mate van dekking en benutting door gebruikers, om hun diensten interoperabel te maken;
exploitanten kunnen verplichten, voor zover noodzakelijk om de toegang van eindgebruikers tot door de lidstaat gespecificeerde digitale radio- en televisieomroepdiensten en daarmee samenhangende complementaire diensten te waarborgen, toegang tot de andere in deel II van bijlage II bedoelde faciliteiten aan te bieden op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.
De in de eerste alinea, punt c), bedoelde verplichtingen worden alleen opgelegd:
voor zover noodzakelijk om de interoperabiliteit van interpersoonlijke communicatiediensten te waarborgen, en kunnen ten aanzien van de aanbieders van die diensten proportionele verplichtingen omvatten tot publicatie en toelating van het gebruik, de wijziging en de doorgifte van relevante informatie door de instanties en andere aanbieders, of tot gebruik of implementatie van de in artikel 39, lid 1, bedoelde normen of specificaties, of van andere relevante Europese of internationale normen,
wanneer de Commissie, na raadpleging van Berec en met volledige inachtneming van zijn advies, heeft geconstateerd dat er een noemenswaardig gevaar bestaat voor eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in de gehele Unie of in ten minste drie lidstaten, en zij uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld waarin de aard en het toepassingsgebied van eventueel op te leggen verplichtingen worden gespecificeerd.
De in de tweede alinea, punt ii), bedoelde uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 118, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.
De nationale regelgevende instanties kunnen met name, en onverminderd de leden 1 en 2, op redelijk verzoek verplichtingen opleggen om toegang te verlenen tot bedrading en kabels en bijbehorende faciliteiten binnen gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie als bepaald door de nationale regelgevende instantie, ingeval dat punt zich buiten het gebouw bevindt. Indien zulks gerechtvaardigd is omdat de replicatie van die netwerkelementen in economisch opzicht inefficiënt zou zijn of fysiek onuitvoerbaar zou zijn, kunnen dergelijke verplichtingen worden opgelegd aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of aan de eigenaars van die bedrading en kabels en bijbehorende faciliteiten indien die eigenaars geen aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken zijn. De voorwaarden inzake toegang die worden opgelegd, kunnen specifieke voorschriften omvatten betreffende toegang tot die netwerkelementen en tot bijbehorende faciliteiten en aanverwante diensten, betreffende transparantie en niet-discriminatie, en betreffende een omslagregeling voor de toegangskosten die, indien passend, worden aangepast naargelang van risicofactoren.
Indien een nationale regelgevende instantie, in voorkomend geval met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit een relevante marktanalyse, concludeert dat de overeenkomstig de eerste alinea opgelegde verplichtingen onvoldoende de hoge en niet-tijdelijke economische of fysieke drempels voor replicatie aanpakken die ten grondslag liggen aan een bestaande of opkomende marktsituatie die de concurrentie-uitkomsten voor eindgebruikers in aanzienlijke mate beperkt, kan zij, onder billijke en redelijke voorwaarden de toegangsverplichtingen uitbreiden voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie, zodat een punt wordt bereikt dat volgens haar het dichtst bij eindgebruikers ligt, dat in staat is een toereikend aantal eindgebruikersverbindingen te bereiken om commercieel haalbaar te zijn voor efficiënte toegangsverzoekers. Bij het bepalen hoe ver voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie die uitbreiding moet gaan, houdt de nationale regelgevende instantie zoveel mogelijk rekening met de betrokken Berec-richtsnoeren. Indien gerechtvaardigd in technisch of economisch opzicht kunnen de nationale regelgevende instanties actieve- of virtueletoegangsverplichtingen opleggen.
De nationale regelgevende instanties leggen geen verplichtingen overeenkomstig de tweede alinea op aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken indien zij constateren dat:
de aanbieder bezit de in artikel 80, lid 1, genoemde kenmerken en voorziet in een haalbare en vergelijkbare alternatieve manier om eindgebruikers te bereiken door aan ondernemingen onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aan te bieden; de nationale regelgevende instanties kunnen die vrijstelling uitbreiden tot andere ondernemingen die onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbieden; of
het opleggen van verplichtingen de economische of financiële levensvatbaarheid van de uitrol van een nieuw netwerk, met name door kleine lokale projecten, in het gedrang zou brengen.
In afwijking van punt a) van de derde alinea kunnen de nationale regelgevende instanties verplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken die voldoen aan de criteria in dat punt indien het betrokken netwerk uit openbare middelen wordt gefinancierd.
Uiterlijk op 21 december 2020, maakt Berec richtsnoeren ter bevordering van een consistente toepassing van dit lid bekend door de relevante criteria te beschrijven voor het bepalen van:
het eerste punt van samenkomst of distributie;
het punt voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie dat in staat is een voldoende aantal eindgebruikersverbindingen te bereiken zodat een efficiënte onderneming de aanzienlijke obstakels voor repliceerbaarheid kan overwinnen;
de uitgerolde netwerken die als nieuw kunnen worden beschouwd;
de projecten die als klein kunnen worden beschouwd; en
de economische of fysieke belemmeringen voor replicatie die hoog en niet-tijdelijk zijn.
Onverminderd de leden 1 en 2 zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde instanties de bevoegdheid hebben om in overeenstemming met het Unierecht aan ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken aanbieden of gemachtigd zijn die aan te bieden, verplichtingen op te leggen in verband met het gedeeld gebruik van passieve infrastructuur, of verplichtingen om gelokaliseerde overeenkomsten inzake roamingtoegang te sluiten, in beide gevallen indien deze rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de lokale verlening van diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum en voor zover geen haalbaar en soortgelijk alternatief middel voor toegang tot eindgebruikers onder billijke en redelijke voorwaarden ter beschikking van elke onderneming wordt gesteld. De bevoegde instanties kunnen dergelijke verplichtingen alleen opleggen mits duidelijk in die mogelijkheid wordt voorzien bij het verlenen van de gebruiksrechten voor radiospectrum, en uitsluitend op grond van het feit dat in het gebied waar die verplichtingen gelden, de marktgestuurde aanleg van infrastructuur voor het aanbieden van netwerken of diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum, stuit op onoverkomelijke economische of fysieke obstakels, waardoor er daar nauwelijks of geen toegang tot netwerken of diensten bestaat. Onder die omstandigheden waar toegang tot en gedeeld gebruik van passieve infrastructuur alleen niet voldoende zijn om de situatie te verhelpen, kunnen nationale regelgevende instanties verplichtingen opleggen ten aanzien van het gedeeld gebruik van actieve infrastructuur.
De bevoegde instanties houden rekening met:
de noodzaak om de connectiviteit in de hele Unie, langs belangrijke transportroutes en in bepaalde gebieden, te optimaliseren, en met de mogelijkheid om aanzienlijk meer keuze en hogere kwaliteit van de dienstverlening voor eindgebruikers tot stand te brengen;
een efficiënt gebruik van radiospectrum;
de technische haalbaarheid van voorwaarden inzake gedeeld gebruik en aanverwante voorwaarden;
de toestand van op infrastructuur gebaseerde en op diensten gebaseerde concurrentie;
technologische innovatie;
de dwingende noodzaak prikkels te ondersteunen op basis waarvan de aanbiedende partij de infrastructuur in eerste instantie uitrolt.
In het geval van geschillenbeslechting kunnen de bevoegde instanties aan de begunstigde van de verplichting inzake gedeeld gebruik of toegang onder meer de verplichting opleggen om radiospectrum te delen met de aanbieder van de infrastructuur in het betreffende gebied.
Artikel 62
Systemen van voorwaardelijke toegang en andere faciliteiten
Indien een nationale regelgevende instantie uit een overeenkomstig artikel 67, lid 1, uitgevoerde marktanalyse opmaakt dat één of meer ondernemingen op de desbetreffende markt geen aanmerkelijke macht bezitten, kan zij de voorwaarden met betrekking tot die ondernemingen wijzigen of intrekken overeenkomstig de procedure van de artikelen 23 en 32, doch alleen voor zover:
de toegankelijkheid voor eindgebruikers van radio- en televisie-uitzendingen, omroepkanalen en diensten, nader aangeduid overeenkomstig artikel 114, niet door een dergelijke wijziging of intrekking wordt aangetast; en
de vooruitzichten voor werkelijke mededinging in de volgende markten niet door een dergelijke wijziging of intrekking worden aangetast:
retaildiensten betreffende digitale televisie- en radio-omroepen; en
systemen van voorwaardelijke toegang en andere bijbehorende faciliteiten.
Voor de voorafgaande kennisgeving aan de partijen waarvoor een dergelijke wijziging of opheffing van verplichtingen geldt, wordt een passende opzeggingstermijn in acht genomen.
HOOFDSTUK III
Marktanalyse en aanmerkelijke marktmacht
Artikel 63
Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht
Een onderneming wordt geacht aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, namelijk een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen.
Wanneer de nationale regelgevende instanties beoordelen of twee of meer ondernemingen gezamenlijk een machtspositie op de markt innemen, dienen zij meer in het bijzonder het Unierecht in acht te nemen en zich zeer zorgvuldig te houden aan de „Richtsnoeren voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht”, die de Commissie bekend heeft gemaakt op grond van artikel 64.
Artikel 64
Procedure voor het bepalen en definiëren van markten
Na een openbare raadpleging, met inbegrip van raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, neemt de Commissie een aanbeveling aan inzake relevante markten voor producten en diensten (de aanbeveling). Daarin worden de markten voor producten en diensten in de sector elektronische communicatie vermeld waarvan de kenmerken zodanig kunnen zijn dat het opleggen van regulerende verplichtingen als beschreven in deze richtlijn gerechtvaardigd kan zijn, onverminderd markten die in bepaalde gevallen uit hoofde van het mededingingsrecht kunnen worden gedefinieerd. De Commissie definieert de markten overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht.
De Commissie neemt product- en dienstenmarkten in de aanbeveling op wanneer zij op basis van algemene tendensen die zij in de Unie waarneemt, constateert dat aan elk van de drie criteria van artikel 67, lid 1, is voldaan.
De Commissie herziet de aanbeveling uiterlijk op 21 december 2020, en vervolgens op gezette tijden.
Artikel 65
Procedure voor het bepalen van transnationale markten
In het geval van transnationale markten die worden omschreven overeenkomstig lid 1 van dit artikel, dragen de betrokken nationale regelgevende instanties samen zorg voor de uitvoering van de marktanalyse, waarbij de AMM -richtsnoeren maximaal in acht worden genomen, en spreken zij zich op gecoördineerde wijze uit over het opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen van wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 67, lid 4. De betrokken nationale regelgevende instanties stellen de Commissie gezamenlijk in kennis van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen op grond van de artikelen 32 en 33.
Twee of meer nationale regelgevende instanties kunnen eveneens gezamenlijk kennis geven van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen bij gebreke van transnationale markten, indien zij van mening zijn dat de marktvoorwaarden in hun respectieve rechtsgebieden voldoende homogeen zijn.
Artikel 66
Procedure voor het bepalen van transnationale vraag
Berec voert een analyse uit van transnationale vraag door eindgebruikers naar producten en diensten die binnen de Unie worden aangeboden op één of meer van de in de aanbeveling opgenomen markten, indien het van de Commissie of van ten minste twee betrokken nationale regelgevende instanties een met redenen omkleed verzoek inclusief bewijsstukken ter staving daarvan ontvangt, waarin is vermeld dat er een ernstig probleem is dat moet worden aangepakt. Berec kan een dergelijke analyse ook uitvoeren indien het een met redenen omkleed verzoek inclusief voldoende bewijsstukken van marktdeelnemers ontvangt en het van mening is dat er een ernstig probleem is dat moet worden aangepakt. De analyse van Berec doet geen afbreuk aan bevindingen inzake transnationale markten overeenkomstig artikel 65, lid 1, noch aan bevindingen inzake nationale of subnationale geografische markten door nationale regelgevende instanties overeenkomstig artikel 64, lid 3.
Die analyse van de transnationale vraag door eindgebruikers kan producten en diensten omvatten die worden geleverd op producten- of dienstenmarkten die door één of meer nationale regelgevende instanties op grond van nationale omstandigheden op verschillende manier zijn omschreven, mits die producten en diensten substitueerbaar zijn door de producten en diensten die op één van de in de aanbeveling opgenomen markten worden geleverd.
Artikel 67
Marktanalyseprocedure
De nationale regelgevende instanties bepalen of de kenmerken van een overeenkomstig artikel 64, lid 3, gedefinieerde relevante markt zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is om de in deze richtlijn vastgestelde regelgevingsverplichtingen op te leggen. De lidstaten zorgen ervoor dat een analyse, in voorkomend geval, in samenwerking met de nationale mededingingsinstanties wordt uitgevoerd. De nationale regelgevende instanties houden zoveel mogelijk rekening met de AMM-richtsnoeren en volgen de in de artikelen 23 en 32 bedoelde procedures wanneer zij een dergelijke analyse uitvoeren.
De kenmerken van een markt kunnen zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is om de in deze richtlijn vastgestelde regelgevingsverplichtingen op te leggen indien aan alle volgende criteria wordt voldaan:
er zijn hoge en niet-tijdelijke toegangsbelemmeringen van structurele, wettelijke of regelgevende aard aanwezig;
er is een marktstructuur die niet neigt naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante periode, gezien de toestand van de op infrastructuur gebaseerde en andere mededinging die aan de toegangsbelemmeringen ten grondslag ligt;
het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken.
Wanneer een nationale regelgevende instantie een analyse uitvoert van een markt die in de aanbeveling is opgenomen, gaat zij ervan uit dat aan lid 2, punten a), b) en c), is voldaan, tenzij de nationale regelgevende instantie constateert dat onder de specifieke nationale omstandigheden aan één of meer van dergelijke criteria niet is voldaan.
Wanneer een nationale regelgevende instantie de krachtens lid 1 vereiste analyse uitvoert, beoordeelt zij ontwikkelingen vanuit een toekomstgericht perspectief indien op die relevante markt geen regelgeving op basis van dit artikel is opgelegd, rekening houdend met elk van de volgende elementen:
marktontwikkelingen die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de relevante markt naar daadwerkelijke mededinging neigt;
elke vorm van concurrentiedruk, op wholesale- en op retailniveau, ongeacht de vraag of de bronnen van die druk worden beschouwd als elektronischecommunicatienetwerken, elektronischecommunicatiediensten of andere types diensten of toepassingen die vanuit het oogpunt van de eindgebruiker vergelijkbaar zijn, en ongeacht de vraag of die druk deel uitmaakt van de relevante markt;
andere soorten opgelegde regelgeving of maatregelen waardoor de relevante markt dan wel verwante retailmarkt of -markten gedurende de desbetreffende periode wordt of worden beïnvloed, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, overeenkomstig de artikelen 44, 60 en 61 opgelegde verplichtingen;
regelgeving die op andere relevante markten krachtens dit artikel is opgelegd.
Indien een nationale regelgevende instantie concludeert dat de kenmerken van een relevante markt niet zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is regelgevingsverplichtingen overeenkomstig de procedure van de leden 1 en 2 van dit artikel op te leggen, of indien niet aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel is voldaan, mag zij geen wettelijke verplichtingen opleggen of handhaven overeenkomstig artikel 68. Indien er reeds overeenkomstig artikel 68 opgelegde sectorspecifieke verplichtingen zijn, trekt zij die verplichtingen van ondernemingen op die relevante markt in.
De nationale regelgevende instanties waarborgen dat voor de partijen waarop een dergelijke intrekking van verplichtingen van invloed is, een passende opzeggingstermijn in acht wordt genomen die wordt bepaald door een evenwicht tot stand te brengen tussen de noodzaak om te zorgen voor een duurzame overgang voor de begunstigden van die verplichtingen en de eindgebruikers, keuze voor de eindgebruikers, en te waarborgen dat de regelgeving niet langer van kracht blijft dan noodzakelijk is. Bij het bepalen van een dergelijke opzeggingstermijn kunnen de nationale regelgevende instanties in verband met bestaande overeenkomsten inzake toegang specifieke voorwaarden en opzeggingstermijnen vaststellen.
Voor de overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel genomen maatregelen gelden de procedures van de artikelen 23 en 32. De nationale regelgevende instanties voeren een analyse uit van de relevante markt en delen conform artikel 32 de corresponderende ontwerpmaatregel mee:
binnen vijf jaar na de aanneming van een eerdere maatregel wanneer de nationale regelgevende instantie de relevante markt heeft afgebakend en heeft bepaald welke ondernemingen aanmerkelijke marktmacht hebben. De termijn van vijf jaar kan uitzonderlijk met maximaal één jaar worden verlengd wanneer de nationale regelgevende instantie daartoe bij de Commissie uiterlijk vier maanden voordat de periode van vijf jaar verstrijkt een gemotiveerd voorstel heeft ingediend en de Commissie binnen één maand geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging;
voor markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Commissie, binnen drie jaar na goedkeuring van een herziene aanbeveling inzake relevante markten; of
voor lidstaten die onlangs zijn toegetreden tot de Unie, binnen drie jaar na hun toetreding.
HOOFDSTUK IV
Corrigerende maatregelen jegens ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht
Artikel 68
Oplegging, wijziging of opheffing van verplichtingen
De nationale regelgevende instanties leggen de in de artikelen 69 tot en met 74 en de artikelen 76 en 80 vermelde verplichtingen alleen op aan ondernemingen die overeenkomstig lid 2 van dit artikel zijn aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, onverminderd:
de artikelen 61 en 62;
de artikelen 44 en 17 van deze richtlijn, voorwaarde 7 in deel D van bijlage I, toegepast krachtens artikel 13, lid 1, van deze richtlijn, de artikelen 97 en 106 van deze richtlijn, en de relevante bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, die verplichtingen opleggen aan ondernemingen die niet zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht; of
de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen,
Indien een nationale regelgevende instantie in uitzonderlijke omstandigheden voornemens is aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie op te leggen dan die vermeld in de artikelen 69 tot en met 74 en de artikelen 76 en 80, vraagt zij daarvoor toestemming aan de Commissie.
De Commissie stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, besluiten via uitvoeringshandelingen vast, die de nationale regelgevende instantie toestaan of verhinderen dergelijke maatregelen te nemen.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 118, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.
De overeenkomstig dit artikel opgelegde verplichtingen:
worden gebaseerd op de aard van het door een nationale regelgevende instantie in haar marktanalyse geconstateerde probleem, in voorkomend geval rekening houdend met de vaststelling van transnationale vraag op grond van artikel 66;
zijn proportioneel, indien mogelijk rekening houdend met de kosten en baten;
zijn gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen vervat in artikel 3; en
worden opgelegd na raadpleging overeenkomstig de artikelen 23 en 32.
De nationale regelgevende instanties houden rekening met het effect van nieuwe marktontwikkelingen, bijvoorbeeld in verband met commerciële overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten inzake mede-investeringen, waardoor de concurrentiedynamiek wordt beïnvloed.
Indien die ontwikkelingen niet belangrijk genoeg zijn om een nieuwe marktanalyse overeenkomstig artikel 67 noodzakelijk te maken, beoordeelt de nationale regelgevende instantie onverwijld of het nodig is de verplichtingen die zijn opgelegd aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, te evalueren en eerdere besluiten te wijzigen, onder meer door verplichtingen in te trekken of nieuwe op te leggen, teneinde te waarborgen dat dergelijke verplichtingen aan de voorwaarden in lid 4 van dit artikel blijven voldoen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd na overleg overeenkomstig de artikelen 23 en 32.
Artikel 69
Verplichting tot transparantie
Teneinde bij te dragen tot de consistente toepassing van verplichtingen tot transparantie, brengt Berec uiterlijk op 21 december 2019, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, richtsnoeren uit betreffende de minimumcriteria voor een referentieofferte en beoordeelt het deze zo nodig, teneinde deze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen. Door die minimumcriteria te verstrekken, draagt Berec bij tot de in artikel 3 bedoelde doelstellingen, rekening houdend met de behoeften van de begunstigden van toegangsverplichtingen en de eindgebruikers die actief zijn in meer dan één lidstaat alsmede met alle richtsnoeren van Berec ter bepaling van de transnationale vraag overeenkomstig artikel 66 en met alle verwante besluiten van de Commissie.
Niettegenstaande lid 3 van dit artikel, ingeval een onderneming uit hoofde van artikel 72 of 73 verplichtingen heeft aangaande wholesaletoegang tot netwerkinfrastructuur, zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat een referentieofferte wordt gepubliceerd, zoveel mogelijk rekening houdend met de richtsnoeren van Berec wat betreft de minimumcriteria voor een referentieofferte, zorgen zij ervoor dat, in voorkomend geval, kernprestatie-indicatoren worden vastgesteld, alsmede de bijbehorende dienstverleningsniveaus en zien zij toe op de naleving ervan. Daarnaast leggen de nationale regelgevende instanties zo nodig bij voorbaat de daarmee verbonden boetebedragen vast overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht.
Artikel 70
Verplichting tot non-discriminatie
Artikel 71
Verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen
Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 68 het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot bepaalde met interconnectie of toegang verband houdende activiteiten.
Met name kan een nationale regelgevende instantie van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen dat die opening van zaken geeft over haar wholesaleprijzen en verrekenprijzen, onder andere om ervoor te zorgen dat eventuele non-discriminatieverplichtingen als bedoeld in artikel 70 nageleefd worden of om, zo nodig, onbillijke kruissubsidiëring te voorkomen. De nationale regelgevende instanties kunnen nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd.
Artikel 72
Toegang tot civieltechnische voorzieningen
Artikel 73
Verplichtingen inzake toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten
Nationale regelgevende instanties kunnen ondernemingen overeenkomstig artikel 68 de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, onder andere wanneer de nationale regelgevende instanties van mening zijn dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte retailmarkt zou belemmeren of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.
Nationale regelgevende instanties kunnen van ondernemingen onder meer verlangen dat zij:
derden toegang verlenen tot, en hun het gebruik toestaan van specifieke fysieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, in voorkomend geval met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en subnetwerk;
derden toegang verlenen tot specifieke actieve of virtuele netwerkelementen en -diensten;
te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;
reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;
op wholesalebasis specifieke diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;
open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;
colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;
specifieke diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, of roaming binnen mobiele netwerken;
toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;
zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;
toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten.
De nationale regelgevende instanties kunnen die verplichtingen aan voorwaarden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit onderwerpen.
Indien de nationale regelgevende instanties overwegen of het passend is één of meer van de in lid 1 van dit artikel genoemde, eventueel specifieke, verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder indien zij onderzoeken, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, of en hoe dergelijke verplichtingen moeten worden opgelegd, analyseren zij of andere vormen van toegang tot wholesale-inputs op dezelfde of een verwante wholesalemarkt afdoende zouden zijn om het geconstateerde probleem in het belang van de eindgebruikers aan te pakken. Die beoordeling omvat commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang op grond vna artikel 61 of bestaande dan wel geplande gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs op grond van dit artikel. De nationale regelgevende instanties betrekken met name de volgende factoren in hun overwegingen:
de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;
de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en beheer van netwerken;
de noodzaak om technologieneutraliteit te waarborgen teneinde de partijen in staat te stellen hun eigen netwerken te ontwerpen en te beheren;
de haalbaarheid van de aangeboden toegangverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;
de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's, in het bijzonder rekening houdend met investeringen in en risiconiveaus betreffende netwerken met zeer hoge capaciteit;
de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur en innovatieve bedrijfsmodellen die bevorderlijk zijn voor duurzame concurrentie, zoals de modellen op basis van mede-investeringen in netwerken;
in voorkomend geval, ter zake geldende intellectuele-eigendomsrechten;
het verlenen van pan-Europese diensten.
Indien een nationale regelgevende instantie overeenkomstig artikel 68 de oplegging van verplichtingen op grond van artikel 72 of van dit artikel in overweging neemt, onderzoekt zij of de loutere oplegging van verplichtingen overeenkomstig artikel 72 een evenredig middel is om de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker te bevorderen.
Artikel 74
Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening
Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 68 verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken onderneming de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.
Wanneer zij bepalen of verplichtingen inzake prijscontrole passend zouden zijn, houden de nationale regelgevende instanties rekening met de noodzaak om de mededinging te bevorderen en met de belangen van de eindgebruikers op de lange termijn op het gebied van de implementatie en toepassing van nieuwegeneratienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit. In het bijzonder om investeringen door de onderneming, ook in nieuwegeneratienetwerken, aan te moedigen, houden de nationale regelgevende instanties rekening met de door de onderneming gedane investeringen. Indien de nationale regelgevende instanties van mening zijn dat verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, laten zij toe dat de onderneming een redelijke opbrengst krijgt uit haar kapitaalinbreng, waarbij zij de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking nemen.
De nationale regelgevende instanties nemen in overweging om geen verplichtingen op grond van dit artikel op te leggen of in stand te houden wanneer zij vaststellen dat er sprake is van een aantoonbare retailprijsbeperking en dat een overeenkomstig de artikelen 69 tot en met 73 opgelegde verplichting, inclusief met name een overeenkomstig artikel 70 opgelegde economische-repliceerbaarheidstoets, voor effectieve en niet-discriminerende toegang zorgt.
Indien de nationale regelgevende instanties het passend achten verplichtingen inzake prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houden zij ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte markttoegang en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle ondernemingen nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen.
Artikel 75
Afgiftetarieven
De Commissie stelt, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, uiterlijk 31 december 2020 overeenkomstig artikel 117 een gedelegeerde handeling vast tot aanvulling van deze richtlijn, waarbij een enkel maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte voor de hele Unie en een enkel maximumtarief voor vaste gespreksafgifte voor de hele Unie wordt vastgesteld (samen „Uniebrede tarieven voor gespreksafgifte”), die worden opgelegd aan aanbieders van diensten met betrekking tot respectievelijk mobiele of vaste gespreksafgifte, in een lidstaat.
Daartoe moet de Commissie:
voldoen aan de in bijlage III vastgestelde beginselen, criteria en parameters;
wanneer zij voor het eerst de Uniebrede tarieven voor gespreksafgifte voor de hele Unie vaststelt, rekening houden met het gewogen gemiddelde van efficiënte kosten in vaste en mobiele netwerken, vastgesteld overeenkomstige de in bijlage III vermelde beginselen, die voor de hele Unie toegepast worden; het Uniebrede tarief voor gespreksafgifte in de eerste gedelegeerde handeling mag niet hoger zijn dan het hoogste tarief dat in elke lidstaat zes maanden voor de vaststelling van die gedelegeerde handeling van kracht was, na een eventueel noodzakelijke aanpassing voor uitzonderlijke nationale omstandigheden;
rekening houden met het totale aantal eindgebruikers in elke lidstaat teneinde een adequate weging van de maximale afgiftetarieven te waarborgen, alsmede met nationale omstandigheden die significante verschillen tussen de lidstaten tot gevolg hebben wat betreft het bepalen van de maximale afgiftetarieven in de Unie;
rekening houden met door Berec, de nationale regelgevende instanties of rechtstreeks door ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden verstrekte marktinformatie; en
rekening houden met de noodzaak een overgangsperiode van maximaal 12 maanden toe te staan met het oog op aanpassingen in lidstaten waar dit noodzakelijk is op basis van de eerder opgelegde tarieven.
Artikel 76
Regelgeving inzake nieuwe elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit
Ondernemingen die overeenkomstig artikel 67 zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of meerdere relevante markten, kunnen overeenkomstig de in artikel 79 beschreven procedure en onder de in de tweede alinea van dit lid genoemde voorwaarden, afspraken aanbieden om de uitrol van een nieuw netwerk met zeer hoge capaciteit dat tot aan de gebouwen van de eindgebruiker of het basisstation uit optische-vezelcomponenten bestaat, open te stellen voor mede-investeringen — bijvoorbeeld door het aanbieden van mede-eigendom of langetermijnrisicodeling aan de hand van medefinanciering of van koopovereenkomsten die specifieke rechten van structurele aard meebrengen — door andere aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten.
Wanneer de nationale regelgevende instantie die afspraken evalueert, gaat zij met name na of het aanbod van mede-investeringen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:
het aanbod geldt op elk moment van de levensduur van het netwerk voor alle aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten;
het aanbod biedt andere mede-investeerders die aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten zijn, de mogelijkheid om daadwerkelijk en duurzaam te concurreren in downstreammarkten waarop de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming actief is, onder voorwaarden die onder meer het volgende omvatten:
billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die toegang bieden tot de volledige capaciteit van het netwerk voor zover de mede-investering ervoor geldt;
flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de deelname van elke mede-investeerder;
de mogelijkheid om die deelname in de toekomst uit te breiden; en
wederzijdse rechten die door de mede-investeerders worden verleend na de uitrol van infrastructuur die is medegefinancierd;
de onderneming maakt het aanbod tijdig bekend en, indien de onderneming niet beschikt over de in artikel 80, lid 1, vermelde kenmerken, ten minste zes maanden voor de uitrol van het nieuwe netwerk; die periode kan op grond van nationale omstandigheden worden verlengd;
toegangvragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen van de aanvang af profiteren van dezelfde kwaliteit, snelheid en voorwaarden en hetzelfde eindgebruikersbereik als beschikbaar vóór de uitrol, samen met een mechanisme van aanpassing in de tijd dat door de nationale regelgevende instantie wordt bevestigd in het licht van de ontwikkelingen op de relevante retailmarkten, en dat de prikkels voor het deelnemen aan de mede-investeringen in stand houdt; dat mechanisme zorgt ervoor dat toegangvragende partijen toegang krijgen tot de elementen met zeer hoge capaciteit van het netwerk, zulks op een tijdstip en op basis van transparante en niet-discriminerende voorwaarden die passen bij de risiconiveaus waaraan de diverse mede-investeerders in verschillende stadia van de uitrol zijn blootgesteld en met inachtneming van de mededingingscontext op de retailmarkten;
het aanbod voldoet ten minste aan de in bijlage IV vervatte criteria en is te goeder trouw gedaan.
Indien de nationale regelgevende instantie, rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 79, lid 2, uitgevoerde markttoets, constateert dat de aangeboden mede-investeringsafspraak voldoet aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel, maakt zij die afspraak bindend op grond van artikel 79, lid 3, en legt zij met betrekking tot de onder de afspraken vallende elementen van het nieuwe netwerk met zeer hoge capaciteit geen extra verplichtingen op grond van artikel 68 op, op voorwaarde dat ten minste één potentiële mede-investeerder een mede-investeringsovereenkomst met de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming heeft gesloten.
De eerste alinea doet geen afbreuk aan de regelgeving betreffende omstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel, rekening houdend met de resultaten van eventueel overeenkomstig artikel 79, lid 2, uitgevoerde markttoetsen, maar die de mededinging beïnvloeden en in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de artikelen 67 en 68.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid kan een nationale regelgevende instantie in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, overeenkomstig de artikelen 68 tot en met 74 oplossingen opleggen, in stand houden of aanpassen met betrekking tot nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit, teneinde significante problemen met de mededinging op specifieke markten aan te pakken indien de nationale regelgevende instantie constateert dat die problemen met de mededinging, gelet op de bijzondere eigenschappen van die markten, anders niet zouden worden aangepakt.
De nationale regelgevende instanties monitoren voortdurend de naleving van de voorwaarden van lid 1 en kunnen de onderneming die is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, ertoe verplichten jaarlijkse nalevingsverklaringen in te dienen.
Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van een nationale regelgevende instantie om besluiten te nemen op grond van artikel 26, lid 1, ingeval zich een geschil voordoet tussen ondernemingen in verband met een overeenkomst inzake mede-investeringen uit hoofde waarvan zij worden geacht aan de in lid 1 van dit artikel beschreven voorwaarden te voldoen.
Artikel 77
Functionele scheiding
Indien de nationale regelgevende instantie besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 69 tot en met 74, er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op wholesaleniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan zij uitzonderlijk, in overeenstemming met de tweede alinea van artikel 68, lid 3, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op wholesaleniveau, in een onafhankelijk opererende bedrijfseenheid te plaatsen.
Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en -diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen dezelfde tijdspanne en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen.
Indien een nationale regelgevende instantie voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient het hiertoe een verzoek in te dienen bij de Commissie met:
bewijs dat de in lid 1 bedoelde besluiten van de nationale regelgevende instantie rechtvaardigt;
een gemotiveerde evaluatie die besluit dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde concurrentie;
een analyse van de verwachte impact op de nationale regelgevende instantie, de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden onderneming en op de elektronische communicatiesector als geheel, en op de stimuli om daarin te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele daaruit voortvloeiende gevolgen voor de consument;
een analyse van de redenen waarom die verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen of de markttekortkomingen op te lossen.
De ontwerpmaatregel omvat de volgende elementen:
de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;
de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door die eenheid moeten worden geleverd;
de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende structuur;
voorschriften om te zorgen voor naleving van de verplichtingen;
voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name naar de belanghebbenden toe;
een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag.
Naar aanleiding van het in overeenstemming met artikel 68, lid 3, genomen besluit van de Commissie inzake die ontwerpmaatregel, voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn met het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 67 beschreven procedure. Op basis van die analyse moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de procedures van de artikelen 23 en 32, verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken.
Artikel 78
Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming
Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of verschillende markten overeenkomstig artikel 67, stellen de nationale regelgevende instantie ten minste drie maanden vooraf in kennis van hun voornemen hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om aan alle retailers, met inbegrip van de eigen retailafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten te verstrekken.
Die ondernemingen stellen de nationale regelgevende instanties tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.
Dergelijke ondernemingen kunnen ook afspraken inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde effectieve en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd opdat de nationale regelgevende instantie haar taken overeenkomstig lid 2 van dit artikel kan uitvoeren. Dergelijke afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen die in artikel 67, lid 5, is vastgesteld.
De nationale regelgevende instantie onderzoekt welk het effect de voorgenomen transactie, indien van toepassing in combinatie met de aangeboden afspraken, zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van deze richtlijn.
Hiertoe voert de nationale regelgevende instantie een analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 67 beschreven procedure.
De nationale regelgevende instantie neemt alle door de onderneming aangeboden afspraken in acht en houdt in het bijzonder rekening met de in artikel 3 vervatte doelstellingen. In het kader daarvan raadpleegt de nationale regelgevende instantie derden in overeenstemming met 23 en richt zich daarbij in het bijzonder, op derden waarop de beoogde transactie rechtstreeks invloed heeft.
Op basis van die analyse moet de nationale regelgevende instantie verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken, overeenkomstig de in de artikelen 23 en 32 omschreven procedures, waarbij in voorkomend geval artikel 80 wordt toegepast. De nationale regelgevende instantie kan in haar besluit bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn. In afwijking van artikel 67, lid 5, kan de nationale regelgevende instantie bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn voor de gehele periode waarvoor zij worden aangeboden.
Artikel 79
Afspraakprocedure
Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, kunnen aan de nationale regelgevende instantie afspraken aanbieden in verband met de voor hun netwerken geldende voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, met betrekking tot onder meer:
samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 68;
mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 76; of
doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 78, zowel tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming als nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd.
Het aanbod voor afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan, teneinde de nationale regelgevende instantie in staat te stellen haar beoordeling op grond van lid 2 van dit artikel uit te voeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de in artikel 67, lid 5, bepaalde maximumperiode voor marktanalyse.
Teneinde op grond van lid 1 van dit artikel door een onderneming aangeboden afspraken te beoordelen, verricht de nationale regelgevende instantie, tenzij die afspraken duidelijk niet aan een of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, met name derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of toegangvragende partijen kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de voorwaarden van artikel 68, 76 of 78, naargelang van toepassing, en kunnen veranderingen voorstellen.
Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt de nationale regelgevende instantie bij het beoordelen van verplichtingen op grond van artikel 68, lid 4, in het bijzonder rekening met:
bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;
het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;
de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden; en
de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers.
De nationale regelgevende instantie deelt, rekening houdend met alle tijdens de Raadpleging geuite standpunten en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht haar voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de doelstellingen, criteria en procedures in dit artikel en artikel 68, 76 of 78, naargelang toepasselijk, alsmede onder welke voorwaarden zij in overweging zou kunnen nemen de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van de nationale regelgevende instantie en met het oog op het voldoen aan de criteria in dit artikel en, naargelang toepasselijk, in artikel 68, 76 of 78.
Onverminderd artikel 76, lid 2, eerste alinea, kan de nationale regelgevende instantie een besluit nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.
In afwijking van artikel 67, lid 5, kan de nationale regelgevende instantie bepaalde of alle afspraken bindend maken voor een specifieke periode, die de hele periode waarvoor het aanbod geldt kan zijn, en in het geval van mede-investeringsafspraken die op grond van artikel 76, lid 2, eerste alinea, bindend zijn gemaakt, maakt zij deze bindend voor een periode van minimaal zeven jaar.
Met inachtneming van artikel 76, laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure op grond van artikel 67 en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 68 onverlet.
Indien de nationale regelgevende instantie afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt zij krachtens artikel 68 de gevolgen van dat besluit voor de marktontwikkeling, alsmede het al dan niet passend zijn van verplichtingen die zij heeft opgelegd of die zij, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van dat artikel of de artikelen 69 tot en met 74. Wanneer de nationale regelgevende instantie overeenkomstig artikel 32 kennis geeft van een ontwerpmaatregel krachtens artikel 68, doet zij de ontwerpmaatregel waarvan zij kennis geeft vergezeld gaan van het besluit tot vaststelling van de afspraak.
Artikel 80
Uitsluitend op wholesalemarkten actieve ondernemingen
Een nationale regelgevende instantie die een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronischecommunicatiediensten overeenkomstig artikel 67 aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meerdere wholesalemarkten, gaat na of die onderneming over de volgende kenmerken beschikt:
alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar zeggenschap heeft, maar die niet per se volledig in zijn of hun bezit zijn, en eventuele aandeelhouders die zeggenschap kunnen uitoefenen over de onderneming, ontplooien slechts activiteiten op wholesalemarkten voor elektronischecommunicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronischecommunicatiediensten die in de Unie aan eindgebruikers worden verstrekt;
de onderneming is niet gebonden aan een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronischecommunicatiediensten die aan eindgebruikers worden verstrekt, op grond van een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst.
Artikel 81
Migratie van legacy-infrastructuur
De nationale regelgevende instantie waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling of vervanging transparante tijdschema's en voorwaarden omvat, inclusief een passende opzeggingstermijn voor de overgang, en zij stelt vast dat indien nodig alternatieve producten van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot de opgewaardeerde netwerkinfrastructuur die in de plaats komt van de vervangen elementen, teneinde de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers zeker te stellen.
De nationale regelgevende instantie kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling of vervanging is beoogd, intrekken wanneer zij zich ervan heeft vergewist dat de aanbieder van toegang:
passende voorwaarden voor de migratie tot stand heeft gebracht, onder meer door een alternatief toegangsproduct van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar te stellen waarmee toegangvragende partijen dezelfde eindgebruikers kunnen bereiken als met de legacy-infrastructuur; en
voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan de nationale regelgevende instantie overeenkomstig dit artikel in kennis is gesteld.
Een dergelijke intrekking wordt uitgevoerd overeenkomstig de in de artikelen 23, 32 en 33 bedoelde procedures.
Artikel 82
Richtsnoeren van Berec inzake netwerken met zeer hoge capaciteit
Uiterlijk op 21 december 2020 brengt Berec na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie richtsnoeren uit over de criteria waaraan een netwerk moet voldoen om als een netwerk met zeer hoge capaciteit te worden beschouwd, met name wat betreft downlink- en uplinkbandbreedte, veerkrachtigheid, parameters met betrekking tot fouten, latentietijden en de veranderingen daarin. De nationale regelgevende instanties houden zich zeer zorgvuldig aan die richtsnoeren. Uiterlijk 31 december 2025 en daarna op gezette tijden werkt Berec die richtsnoeren bij.
HOOFDSTUK V
Voorgeschreven controle van retaildiensten
Artikel 83
Voorgeschreven controle van retaildiensten
De lidstaten kunnen ervoor zorgen dat nationale regelgevende instanties passende nadere verplichtingen opleggen aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een specifieke retailmarkt overeenkomstig artikel 63 indien:
een nationale regelgevende instantie op basis van een overeenkomstig artikel 67 uitgevoerde marktanalyse vaststelt dat er op een bepaalde overeenkomstig artikel 64 afgebakende retailmarkt niet genoeg mededinging is; alsmede
de nationale regelgevende instantie concludeert dat de krachtens de artikelen 69 tot en met 74 opgelegde verplichtingen niet zouden leiden tot de verwezenlijking van de in artikel 3 beschreven doelstellingen.
DEEL III
DIENSTEN
TITEL I
UNIVERSELEDIENSTVERPLICHTINGEN
Artikel 84
Betaalbare universele dienst
Elke lidstaat bepaalt in het licht van de nationale omstandigheden en de minimumbandbreedte waarover de meerderheid van de consumenten op zijn grondgebied beschikt, en rekening houdend met het Berec-verslag over beste praktijken, de adequate breedbandinternettoegangsdienst voor de toepassing van lid 1, teneinde de bandbreedte te garanderen die nodig is voor sociale en economische participatie in de samenleving. De adequate breedbandinternettoegangsdienst moet de bandbreedte kunnen leveren die nodig is om ten minste het in bijlage V omschreven minimumpakket van diensten te ondersteunen.
Uiterlijk op 21 juni 2020 stelt Berec, om bij te dragen aan een consistente toepassing van dit artikel, na raadpleging van belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, rekening houdend met de beschikbare gegevens van de Commissie (Eurostat), een verslag op over de beste praktijken van de lidstaten om het definiëren van de adequate breedbandinternettoegangsdienst op grond van de eerste alinea te ondersteunen. Dat verslag wordt op gezette tijden geactualiseerd om rekening te houden met technologische vooruitgang en veranderingen in gebruikspatronen van consumenten.
Artikel 85
Aanbieden van een betaalbare universele dienst
Indien de lidstaten vaststellen dat, in het licht van de nationale omstandigheden, de retailtarieven voor de in artikel 84, lid 1, genoemde diensten niet betaalbaar zijn, omdat consumenten met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften geen toegang tot die diensten hebben, nemen zij maatregelen opdat adequate breedbandinternettoegangs- en spraakcommunicatiediensten, ten minste op een vaste locatie, voor die consumenten betaalbaar zijn.
Daartoe kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat die consumenten steun ontvangen voor communicatiedoeleinden of kunnen zij van aanbieders van die diensten verlangen dat zij die consumenten tariefopties of -pakketten aanbieden die verschillen van die welke in normale commerciële omstandigheden worden aangeboden, of beide. Daartoe kunnen lidstaten eisen dat die aanbieders op het gehele grondgebied uniforme tarieven toepassen, met inbegrip van geografische gemiddelden.
In uitzonderlijke omstandigheden, met name indien het opleggen van verplichtingen krachtens de tweede alinea van dit lid aan alle aanbieders zou leiden tot bewezen buitensporige administratieve of financiële lasten voor aanbieders of de lidstaat, kan een lidstaat bij wijze van uitzondering besluiten om de verplichting die specifieke tariefopties of -pakketten aan te bieden, uitsluitend aan aangewezen ondernemingen op te leggen. Op die toewijzingen is artikel 86 van overeenkomstige toepassing. Wanneer een lidstaat ondernemingen aanwijst, waarborgt hij dat alle consumenten met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften, een keuze kunnen maken uit ondernemingen die tariefopties aanbieden welke aan hun behoeften tegemoetkomen, tenzij het waarborgen van die keuze onmogelijk is of tot buitensporige bijkomende administratieve of financiële lasten zou leiden.
De lidstaten zorgen ervoor dat consumenten die in aanmerking komen voor die tariefopties of -pakketten, recht hebben om een contract te sluiten hetzij met een aanbieder die de in artikel 84, lid 1, bedoelde diensten aanbiedt, hetzij met een overeenkomstig dit lid aangewezen onderneming, en dat hun nummer voor hen beschikbaar blijft gedurende een passende termijn en dat ongegronde afsluiting van de dienst wordt vermeden.
Artikel 86
Beschikbaarheid van universele dienst
Artikel 87
Status van de bestaande universele dienst
Indien in het licht van nationale omstandigheden wordt vastgesteld dat daar behoefte aan is, kunnen de lidstaten de beschikbaarheid of betaalbaarheid van andere diensten dan adequate breedbandinternettoegangsdiensten in de zin van artikel 84, lid 3, en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie die op 20 december 2018 van kracht waren, blijven waarborgen. Wanneer de lidstaten voor hun gehele grondgebied of een gedeelte daarvan ondernemingen aanwijzen die belast worden met de levering van die diensten, is artikel 86 van toepassing. Die verplichtingen worden gefinancierd overeenkomstig artikel 90.
De lidstaten evalueren de op grond van dit artikel opgelegde verplichtingen uiterlijk op 21 december 2021 en vervolgens om de drie jaar.
Artikel 88
Controle van de uitgaven
De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 84 bedoelde aanbieders van een adequate breedbandinternettoegangsdienst en van spraakcommunicatiediensten die op grond van artikel 85 diensten leveren, de in deel A van bijlage VI genoemde specifieke faciliteiten en diensten aanbieden, naargelang toepasselijk, zodat consumenten uitgaven kunnen monitoren en controleren. De lidstaten zorgen ervoor dat die aanbieders een systeem opzetten om een ongegronde onderbreking van spraakcommunicatiediensten of van adequate breedbandinternettoegangsdiensten te voorkomen met betrekking tot consumenten zoals bedoeld in artikel 85, waaronder een passend mechanisme om na te gaan of zij nog steeds gebruik van de diensten wensen te maken.
De lidstaten kunnen het toepassingsgebied van dit lid uitbreiden tot eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen en organisaties zonder winstoogmerk zijn.
Artikel 89
Kosten van de universeledienstverplichtingen
Indien de nationale regelgevende instanties van oordeel zijn dat het aanbieden van een adequate breedbandinternettoegangsdienst in de zin van artikel 84, lid 3, en van spraakcommunicatiediensten als omschreven in de artikelen 84, 85 en 86 of de voortzetting van de bestaande universele dienst als omschreven in artikel 87 een onredelijke last kan vormen voor aanbieders van die diensten die om compensatie verzoeken, berekenen de nationale regelgevende instanties de nettokosten voor het aanbieden van die diensten.
De nationale regelgevende instanties:
berekenen daartoe de nettokosten van de universeledienstverplichtingen, rekening houdend met eventuele marktvoordelen voor een aanbieder van een adequate breedbandinternettoegangsdienst in de zin van artikel 84, lid 3, en van spraakcommunicatiediensten als omschreven in de artikelen 84, 85 en 86, of de voortzetting van de bestaande universele dienst als omschreven in artikel 87, overeenkomstig bijlage VII; of
maken gebruik van de nettokosten van het aanbieden van de universele dienst als vastgesteld door een aanwijzingssysteem overeenkomstig artikel 86, lid 4.
Artikel 90
Financiering van de universeledienstverplichtingen
Indien de nationale regelgevende instanties, op grond van de nettokostenberekening bedoeld in artikel 89 vaststellen dat een aanbieder een onredelijke last wordt opgelegd, kunnen de lidstaten op verzoek van de betrokken aanbieder besluiten één of beide van de volgende dingen te doen:
een mechanisme in te voeren waarmee die aanbieder voor de vastgestelde nettokosten onder transparante voorwaarden uit publieke middelen wordt gecompenseerd;
de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te verdelen onder de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.
Indien de nettokosten worden gedeeld overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel voeren de lidstaten een gezamenlijke financieringsregeling in die wordt beheerd door de nationale regelgevende instantie of door een van de begunstigden onafhankelijk orgaan onder toezicht van de nationale regelgevende instantie. Alleen de nettokosten als bepaald overeenkomstig artikel 89, van de in de artikelen 84 tot en met 87 vastgelegde verplichtingen mogen worden gefinancierd.
De gezamenlijke financieringsregeling eerbiedigt de beginselen van transparantie, minimale marktverstoring, non-discriminatie en evenredigheid, overeenkomstig de beginselen van deel B van bijlage VII. De lidstaten kunnen ervan afzien bijdragen te verlangen van ondernemingen met een nationale omzet die beneden een vastgesteld minimum ligt.
Onkosten die zijn verbonden aan de verdeling van de kosten van de universeledienstverplichtingen worden uitgesplitst en voor elke onderneming afzonderlijk vastgesteld. Die onkosten worden niet opgelegd aan of geïnd bij ondernemingen die geen diensten aanbieden op het grondgebied van de lidstaat die het kostendelingsmechanisme heeft ingesteld.
Artikel 91
Transparantie
Indien de nettokosten van de universeledienstverplichtingen moeten worden berekend overeenkomstig artikel 89, zien de nationale regelgevende instanties erop toe dat de beginselen voor de berekening van de nettokosten, met inbegrip van de details van de toegepaste methode, voor het publiek beschikbaar zijn.
Wanneer een mechanisme voor het delen van de nettokosten van universeledienstverplichtingen als bedoeld in artikel 90, lid 2, is ingesteld, zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat de beginselen van kostendeling en van de compensatie van de nettokosten voor het publiek beschikbaar zijn.
Artikel 92
Aanvullende verplichte diensten
De lidstaten kunnen besluiten op hun grondgebied diensten, aanvullend op de diensten die inbegrepen zijn in de in de artikelen 84 tot en met 87 bedoelde universeledienstverplichtingen, voor het publiek beschikbaar te stellen. In dergelijke gevallen wordt geen vergoedingsregeling voor specifieke ondernemingen opgelegd.
TITEL II
NUMMERVOORRADEN
Artikel 93
Nummervoorraden
De nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties kunnen ook voor het aanbieden van specifieke diensten aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten gebruiksrechten verlenen voor nummervoorraden uit de nationale nummerplannen mits passende nummervoorraden ter beschikking worden gesteld om tegemoet te komen aan de bestaande en te voorziene toekomstige vraag. Die ondernemingen tonen aan dat zij in staat zijn de nummervoorraden te beheren en te voldoen aan alle toepasselijke voorschriften op grond van van artikel 94. Wanneer er een aantoonbaar risico op uitputting van de nummervoorraden bestaat, kunnen de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties nieuwe verleningen van gebruiksrechten voor nummervoorraden aan die ondernemingen opschorten.
Met het oog op de consistente toepassing van dit lid stelt Berec uiterlijk op 21 juni 2020, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauw overleg met de Commissie richtsnoeren op over de gezamenlijke criteria voor de beoordeling van de mogelijkheid om nummervoorraden te beheren en van het risico op uitputting van nummervoorraden.
Elke lidstaat ziet erop toe dat nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties een reeks niet-geografische nummers beschikbaar stellen die kunnen worden gebruikt voor het aanbieden van andere elektronischecommunicatiediensten dan interpersoonlijke communicatiediensten op het hele grondgebied van de Unie, onverminderd Verordening (EU) nr. 531/2012 en artikel 97, lid 2, van deze richtlijn. Indien overeenkomstig lid 2 van dit artikel gebruiksrechten voor nummervoorraden zijn verleend aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten, geldt dit lid voor de specifieke diensten voor het aanbieden waarvan de gebruiksrechten zijn verleend.
De nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties zorgen ervoor dat de in deel E van bijlage I opgenomen voorwaarden die kunnen worden verbonden aan de gebruiksrechten voor nummervoorraden die worden gebruikt voor het aanbieden van diensten buiten de lidstaat van de landcode, en de handhaving daarvan, even streng zijn als de voorwaarden en de handhaving die in overeenstemming met deze richtlijn van toepassing zijn op diensten die binnen de lidstaat van de landcode worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties zorgen er overeenkomstig artikel 94, lid 6, ook voor dat aanbieders die nummervoorraden van hun landcode gebruiken in andere lidstaten, voldoen aan de regels inzake consumentenbescherming en andere nationale regels in verband met het gebruik van nummervoorraden die gelden in de lidstaten waar de nummervoorraden worden gebruikt. Die verplichting doet geen afbreuk aan de handhavingsbevoegdheden van de bevoegde instanties van die lidstaten.
Berec assisteert de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties desgevraagd bij het coördineren van hun activiteiten met het oog op het efficiënte beheer van nummervoorraden met extraterritoriale gebruiksrechten binnen de Unie.
Teneinde de monitoring door de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties van de naleving van de voorschriften van dit lid te faciliteren, legt Berec een databank aan over de nummervoorraden met extraterritoriale gebruiksrechten binnen de Unie. Daartoe zenden de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties de relevante informatie aan Berec toe. Ingeval nummervoorraden met extraterritoriale gebruiksrechten binnen de Unie niet worden verleend door de nationale regelgevende instantie, pleegt de voor de verlening en het beheer ervan bevoegde instantie overleg met de nationale regelgevende instantie.
De lidstaten zorgen ervoor dat de code „00” de standaard internationale toegangscode is. Voor het gebruik van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten tussen aangrenzende locaties aan weerszijden van een lidstaatgrens kunnen bijzondere regelingen worden ingevoerd of gehandhaafd.
Lidstaten kunnen voor alle of specifieke categorieën van nummers een gemeenschappelijk nummerplan delen.
De door die regelingen of overeenkomsten getroffen eindgebruikers ontvangen volledige informatie hieromtrent.
De lidstaten ondersteunen harmonisatie van specifieke nummers of nummerreeksen binnen de Unie indien dat de werking van de interne markt en de ontwikkeling van pan-Europese diensten bevordert. Indien nodig om tegemoet te komen aan een onbeantwoorde grensoverschrijdende of pan-Europese vraag naar nummervoorraden stelt de Commissie, zo veel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, uitvoeringshandelingen vast voor de harmonisering van specifieke nummers of nummerreeksen.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 118, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 94
Procedure voor het verlenen van gebruiksrechten voor nummervoorraden
De gebruiksrechten voor nummervoorraden worden verleend volgens procedures die open, objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn.
Bij het verlenen van gebruiksrechten voor nummervoorraden vermelden de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties of en onder welke voorwaarden die kunnen worden overgedragen door de houder van de rechten.
Indien de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties gebruiksrechten voor nummervoorraden verlenen voor een bepaalde duur, moet die duur passend zijn voor de betrokken dienst, gelet op het nagestreefde doel, rekening houdend met de noodzaak van een passende periode voor de afschrijving van investeringen.
Indien de gebruiksrechten voor nummervoorraden extraterritoriaal gebruik binnen de Unie overeenkomstig artikel 93, lid 4, omvatten, verbinden de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties aan die gebruiksrechten specifieke voorwaarden om te waarborgen dat alle relevante nationale regels inzake consumentenbescherming en de nationale regelgeving in verband met het gebruik van nummervoorraden die van toepassing is in de lidstaten waar de nummervoorraden worden gebruikt, worden nageleefd.
Op verzoek van een nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie van een lidstaat waar de nummervoorraden worden gebruikt, die aantoont dat inbreuk is gepleegd op de toepasselijke regelgeving inzake consumentenbescherming of nationale wetgeving inzake het gebruik van nummervoorraden van die lidstaat, handhaven de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties van de lidstaat waar de gebruiksrechten voor de nummervoorraden zijn verleend de krachtens de eerste alinea van dit lid aan het gebruiksrecht verbonden voorwaarden overeenkomstig artikel 30, onder meer in ernstige gevallen door het intrekken van het recht op extraterritoriaal gebruik van de aan de betrokken onderneming toegekende nummervoorraden.
Berec faciliteert en coördineert de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties van de verschillende betrokken lidstaten en zorgt voor een goede coördinatie van hun onderlinge werkzaamheden.
Artikel 95
Vergoedingen voor gebruiksrechten voor nummervoorraden
De lidstaten kunnen nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties toestaan de gebruiksrechten voor nummervoorraden te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van die middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat die vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel, en zij houden rekening met de in artikel 3 vermelde doelstellingen.
Artikel 96
Meldpunten voor vermiste kinderen en kinderhulplijnen
Artikel 97
Toegang tot nummers en diensten
De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover economisch gezien haalbaar, tenzij een opgeroepen eindgebruiker om commerciële redenen heeft besloten de toegang voor oproepende gebruikers die zich in specifieke geografische gebieden bevinden, te beperken, de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers:
toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Unie; en
toegang hebben tot alle in de Unie toegekende nummers, ongeacht de door de exploitant gebruikte technologie en apparaten, inclusief de nummers in de nationale nummerplannen van de lidstaten en de Universal International Freephone Numbers (UIFN).
TITEL III:
RECHTEN VAN DE EINDGEBRUIKER
Artikel 98
Vrijstelling met betrekking tot bepaalde micro-ondernemingen
Met uitzondering van de artikelen 99 en 100, is deze titel niet van toepassing op micro-ondernemingen die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten verstrekken, tenzij zij tevens andere elektronischecommunicatiediensten verstrekken.
De lidstaten zorgen ervoor dat eindgebruikers in kennis worden gesteld van een vrijstelling krachtens de eerste alinea, voordat zij een contract sluiten met een micro-onderneming die van een dergelijke vrijstelling geniet.
Artikel 99
Non-discriminatie
Aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken of -diensten mogen de eindgebruikers geen verschillende eisen of algemene voorwaarden voor toegang tot of gebruik van netwerken of diensten stellen om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of plaats van vestiging van de eindgebruikers, tenzij die verschillende behandeling objectief gerechtvaardigd is.
Artikel 100
Eerbiedigen van fundamentele rechten
Artikel 101
Niveau van harmonisatie
Tot en met 21 december 2021 mogen de lidstaten nog steeds strengere nationale bepalingen inzake consumentenbescherming toepassen die afwijken van de bepalingen in de artikelen 102 tot en met 115, mits die bepalingen van kracht waren op 20 december 2018 en eventuele beperkingen van de werking van de interne markt die daaruit voortvloeien, evenredig zijn aan het doel, namelijk bescherming van de consument.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 21 december 2019 in kennis van de nationale bepalingen die op grond van dit lid moeten worden toegepast.
Artikel 102
Informatievereisten voor contracten
Voordat een consument is gebonden aan een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod, verstrekken aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten de in de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2011/83/EU bedoelde informatie, naast de in bijlage VIII bij deze richtlijn genoemde informatie, voor zover die informatie betrekking heeft op een dienst die zij aanbieden.
De informatie wordt op een duidelijke en begrijpelijke manier verstrekt op een duurzame gegevensdrager zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10), van Richtlijn 2011/83/EU of, indien zulks op een duurzame drager niet haalbaar is, in een door de aanbieder beschikbaar gesteld document dat gemakkelijk kan worden gedownload. De aanbieder brengt de beschikbaarheid van dat document en het belang van het downloaden ervan met het oog op documentatie, raadpleging achteraf en ongewijzigde reproductie uitdrukkelijk onder de aandacht van de consument.
De informatie wordt desgevraagd verstrekt in een format dat toegankelijk is voor eindgebruikers met een handicap, overeenkomstig Unierecht tot harmonisering van de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten.
Aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten verstrekken consumenten een beknopte en gemakkelijk leesbare samenvatting van het contract. Die samenvatting vermeldt de belangrijkste elementen van de overeenkomstig lid 1 vereiste informatie. Die belangrijkste elementen omvatten ten minste:
de naam, het adres en de contactgegevens van de aanbieder en, indien verschillend, contactgegevens voor het indienen van eventuele klachten;
de belangrijkste kenmerken van elke dienst die wordt verleend;
de respectieve prijzen voor het activeren van de elektronischecommunicatiedienst en voor terugkerende of verbruiksgerelateerde kosten, ingeval de dienst wordt verleend tegen rechtstreekse betaling;
de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging;
de mate waarin producten en diensten afgestemd zijn op eindgebruikers met een handicap;
in verband met internettoegangsdiensten, een samenvatting van de op grond van artikel 4, lid 1, punten d) en e), van Verordening (EU) 2015/2120 vereiste informatie.
Uiterlijk op 21 december 2019 stelt de Commissie, na raadpleging van Berec, uitvoeringshandelingen vast waarin een model van samenvatting van het contract wordt omschreven dat door de aanbieders moet worden gebruikt om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van dit lid.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 118, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Aanbieders waarop de verplichtingen uit hoofde van lid 1 van toepassing zijn, vullen de vereiste informatie in dit model van samenvatting van het contract in en verstrekken de samenvatting van het contract, voorafgaand aan het sluiten van het contract, kosteloos aan de consumenten; dit geldt ook voor contracten op afstand. Indien het op dat moment om objectieve technische redenen niet mogelijk is de samenvatting van het contract te verstrekken, wordt deze onverwijld daarna verstrekt, en wordt het contract van kracht wanneer de consument na ontvangst van de samenvatting van het contract zijn of haar akkoord heeft bevestigd.
Artikel 103
Transparantie, vergelijken van aanbiedingen en publicatie van informatie
De bevoegde instanties, indien relevant samen met de nationale instanties, zorgen ervoor dat eindgebruikers gratis toegang hebben tot ten minste één onafhankelijke vergelijkingstool waarmee zij verschillende internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten en, indien van toepassing, voor het publiek beschikbare nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten kunnen vergelijken en beoordelen, met betrekking tot:
de prijzen en tarieven van diensten die worden verleend tegen terugkerende of op verbruik gebaseerde directe betalingen; en
de kwaliteit van de dienstverlening wanneer een minimumkwaliteit van dienstverlening wordt geboden of de onderneming verplicht is die informatie te publiceren op grond van artikel 104.
De in lid 2 bedoelde vergelijkingstool:
is operationeel onafhankelijk van de aanbieders van dergelijke diensten, en waarborgt dat die aanbieders in de zoekresultaten gelijk worden behandeld;
vermeldt wie de eigenaar van de vergelijkingstool is en wie die tool beheert;
vermeldt de duidelijke en objectieve criteria waarop de vergelijking moet worden gebaseerd;
maakt gebruik van duidelijke en ondubbelzinnige taal;
geeft nauwkeurige en actuele informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;
staat open voor iedere aanbieder van internettoegangsdiensten of voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, die de relevante informatie beschikbaar maakt en omvat een breed scala aan aanbiedingen die een significant deel van de markt beslaan en vermeldt in voorkomend geval duidelijk dat de gepresenteerde informatie geen volledig overzicht van de markt biedt, voordat de zoekresultaten worden getoond;
voorziet in een effectieve procedure om foute informatie te melden;
voorziet in de mogelijkheid tot vergelijking van de prijzen, tarieven en kwaliteit van de dienstverlening van de aanbiedingen waartussen de consument kan kiezen, en, indien vereist door de lidstaten, tussen die aanbiedingen en de voor het publiek beschikbare standaardaanbiedingen aan andere eindgebruikers.
De vergelijkingsinstrumenten die aan de eisen in de punten a) tot en met h) voldoen, worden op verzoek van de aanbieder van het instrument in kwestie gecertificeerd door bevoegde instanties, indien relevant samen met nationale regelgevende instanties.
Derden hebben het recht om, met het oog op het aanbieden van die onafhankelijke vergelijkingstools, kosteloos en in open-gegevensformat de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door aanbieders van internettoegangsdiensten of voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten.
De lidstaten mogen verlangen dat aanbieders van internettoegangsdiensten en/of voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten indien nodig kosteloos informatie van algemeen belang aan bestaande en nieuwe eindgebruikers verstrekken met de middelen waarmee zij doorgaans met eindgebruikers communiceren. In dat geval wordt die informatie van algemeen belang door de bevoegde openbare instanties in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft zij, onder meer, betrekking op de volgende punten:
de meest voorkomende vormen van gebruik van internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, met name waar dit de eerbiediging van de rechten en vrijheden van derden kan aantasten, inclusief schendingen van gegevensbeschermingsrechten, het auteursrecht en hiermee samenhangende rechten, en de juridische gevolgen hiervan, alsmede
beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bij het gebruik van internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten.
Artikel 104
Kwaliteit van de dienstverlening met betrekking tot internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten
De nationale regelgevende instanties, in overleg met andere bevoegde instanties, kunnen verlangen dat aanbieders van internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, ten behoeve van de eindgebruikers volledige, vergelijkbare, betrouwbare, gebruiksvriendelijke en actuele informatie over de kwaliteit van hun diensten bekendmaken, voor zover zij ten minste enkele elementen van het netwerk beheren, rechtstreeks dan wel door middel van een overeenkomst inzake het niveau van de dienstverlening, en over de maatregelen die zijn genomen om gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap te waarborgen. Daarnaast kunnen de nationale regelgevende instanties samen met andere bevoegde instanties, wanneer de kwaliteit van de dienstverlening afhankelijk is van externe factoren, zoals het beheer van het overbrengen van signalen of netwerkconnectiviteit, van aanbieders van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten verlangen dat zij consumenten daarvan in kennis stellen.
Die informatie wordt, op verzoek, vóór publicatie aan de nationale regelgevende instanties en, indien relevant, aan andere bevoegde instanties verstrekt.
De maatregelen om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen zijn in overeenstemming met Verordening (EU) 2015/2120.
De nationale regelgevende instanties, in overleg met andere bevoegde instanties, bepalen in het bijzonder op basis van de Berec-richtsnoeren de te hanteren parameters voor de kwaliteit van de dienst en de daartoe te hanteren meetmethoden, alsmede de inhoud, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie, met inbegrip van mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen. In voorkomend geval worden de in bijlage X vermelde parameters, definities en meetmethoden gebruikt.
Met het oog op de coherente toepassing van dit lid en van bijlage X stelt Berec uiterlijk op 21 juni 2020, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauw overleg met de Commissie, richtsnoeren vast ter omschrijving van de relevante parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening, waaronder de parameters voor eindgebruikers met een handicap, de toepasselijke meetmethodes, de inhoud en vorm van de informatie en de kwaliteitscertificeringsmechanismen.
Artikel 105
Looptijd en opzegging van contracten
De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden en procedures voor de opzegging van contracten het veranderen van dienstenaanbieder niet ontmoedigen en dat in contracten tussen consumenten en aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten, geen initiële contractduur van meer dan 24 maanden wordt vastgelegd. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen of handhaven die voor de contractduur kortere looptijden vastleggen.
Dit lid is niet van toepassing op de looptijd van een contract op afbetaling, waarbij de consument uitsluitend voor een fysieke aansluiting, in het bijzonder op een netwerk met zeer hoge capaciteit, een afzonderlijk contract heeft gesloten waarbij in tranches wordt betaald. Een contract op afbetaling voor een fysieke aansluiting omvat geen eindapparatuur zoals een router of modem en belet de consument niet zijn rechten uit hoofde van dit artikel uit te oefenen.
Eindgebruikers hebben het recht hun contract zonder extra kosten op te zeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de aanbieder van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten, tenzij de voorgestelde wijzigingen uitsluitend in het voordeel zijn van de eindgebruiker, van strikt administratieve aard zijn en geen negatieve gevolgen hebben voor de eindgebruiker, of rechtstreeks worden opgelegd door het Unie- of het nationale recht.
Aanbieders brengen de eindgebruikers ten minste één maand vooraf op de hoogte van wijzigingen aan de contractvoorwaarden en informeren hen tegelijkertijd over hun recht om hun contract zonder extra kosten op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. Het recht om het contract te beëindigen mag worden uitgeoefend binnen één maand na de kennisgeving. De lidstaten kunnen die termijn met maximaal drie maanden verlengen. De lidstaten zorgen ervoor dat die kennisgeving op duidelijke en begrijpelijke wijze gebeurt via een duurzame drager.
Ingeval deze richtlijn, dan wel andere bepalingen van de Unie- of nationale wetgeving, de eindgebruiker toestaan een contract voor andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten vóór afloop van de overeengekomen contracttermijn op te zeggen, is de eindgebruiker geen andere vergoeding verschuldigd dan die voor het in bezit houden van de gesubsidieerde eindapparatuur.
Ingeval de eindgebruiker de eindapparatuur wenst te behouden die bij de sluiting van het contract aan dat contract werd gekoppeld, bedraagt de verschuldigde vergoeding niet meer dan de waarde pro rata temporis daarvan zoals overeengekomen op het ogenblik dat het contract werd gesloten of het resterende gedeelte van de servicevergoeding tot het aflopen van het contract, al naargelang welk bedrag het laagst is.
De lidstaten mogen andere methoden voor de berekening van de vergoeding bepalen, op voorwaarde dat dergelijke methodes niet leiden tot een vergoeding die hoger is dan de overeenkomstig de tweede alinea berekende vergoeding.
De aanbieder heft eventuele voorwaarden voor het gebruik van die eindapparatuur op andere netwerken kosteloos op, op een door de lidstaten te bepalen moment en ten laatste bij de betaling van die vergoeding.
Artikel 106
Overstap naar een andere aanbieder en nummeroverdraagbaarheid
In geval van overstap naar een andere aanbieder van internettoegangsdiensten verstrekken de betrokken aanbieders de eindgebruiker vóόr en tijdens het overstapproces toereikende informatie en waarborgen zij de continuïteit van de internettoegangsdienst, tenzij dit technisch niet haalbaar is. De ontvangende aanbieder zorgt ervoor dat de internettoegangsdienst zo snel mogelijk wordt geactiveerd op de datum en binnen het tijdsbestek die uitdrukkelijk met de eindgebruiker zijn overeengekomen. De overdragende aanbieder blijft zijn internettoegangsdienst onder dezelfde voorwaarden aanbieden tot de ontvangende aanbieder zijn internettoegangsdienst activeert. Tijdens het overstapproces mag de dienst niet langer dan één werkdag worden onderbroken.
De nationale regelgevende instanties waarborgen de efficiëntie en eenvoud van het overstapproces voor de eindgebruiker.
De ontvangende aanbieder leidt het overstap- en overdrachtsproces, beschreven in de leden 1 en 5, en de ontvangende en de overdragende aanbieder werken te goeder trouw samen. Zij veroorzaken geen vertraging of misbruik van de overstap- en overdrachtsprocessen en evenmin dragen zij nummers over of zetten zij eindgebruikers over zonder uitdrukkelijke toestemming van die eindgebruikers. De contracten tussen de eindgebruikers en de overdragende aanbieder worden automatisch opgezegd wanneer het overstapproces is afgerond.
De nationale regelgevende instanties kunnen de details van de overstap- en overdrachtsprocessen vaststellen met inachtneming van de nationale bepalingen inzake contracten en technische haalbaarheid en van de noodzaak de continuïteit van de dienst voor de eindgebruikers te waarborgen. Dit houdt, waar dat technisch haalbaar is, een vereiste in die stelt dat het proces voor het overdragen van nummers moet verlopen via etherdistributie, tenzij anders gevraagd door een eindgebruiker. De nationale regelgevende instanties nemen ook passende maatregelen om ervoor te zorgen dat eindgebruikers gedurende het gehele overstap- en overdrachtsproces goed worden geïnformeerd en worden beschermd, en er geen verandering van aanbieder plaatsvindt tegen hun wil.
Bij vooruitbetaalde diensten betaalt de overdragende aanbieder op verzoek eventueel resterende tegoeden terug aan de consument. Voor restitutie kan slechts een vergoeding worden gevraagd indien dit in het contract is vermeld. Een dergelijke vergoeding is evenredig en staat in verhouding tot de werkelijke kosten die de overdragende aanbieder heeft gemaakt om de restitutie aan te bieden.
Artikel 107
Gebundelde aanbiedingen
Artikel 108
Beschikbaarheid van diensten
De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de beschikbaarheid van spraakcommunicatiediensten en internettoegangsdiensten die worden geleverd via openbare elektronischecommunicatienetwerken, zo volledig mogelijk te waarborgen in geval van door calamiteit veroorzaakte netwerkuitval of in geval van overmacht. De lidstaten zorgen ervoor dat aanbieders van spraakcommunicatiediensten alle nodige maatregelen nemen om een ononderbroken toegang tot de noodhulpdiensten en een ononderbroken transmissie van waarschuwingen aan het publiek te waarborgen.
Artikel 109
Noodcommunicatie en het uniforme Europese alarmnummer
De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindgebruikers van de in lid 2 bedoelde dienst, inclusief gebruikers van openbare betaaltelefoons, kosteloos en zonder dat zij daarvoor een betaalmiddel hoeven te gebruiken, toegang hebben tot de noodhulpdiensten door middel van noodcommunicatie via het uniforme Europese alarmnummer 112 en via eventuele nationale alarmnummers zoals bepaald door de lidstaten.
De lidstaten bevorderen de toegang tot noodhulpdiensten via het uniforme Europese alarmnummer 112 vanuit elektronischecommunicatienetwerken die niet voor het publiek beschikbaar zijn maar wel oproepen naar openbare netwerken mogelijk maken, in het bijzonder wanneer de voor het netwerk verantwoordelijke onderneming niet voorziet in een alternatieve en eenvoudige toegang tot een noodhulpdienst.
Om een effectieve toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie met het uniforme Europese alarmnummer 112 in de lidstaten te waarborgen, stelt de Commissie, na overleg met Berec, overeenkomstig artikel 117 uitvoeringshandelingen vast tot aanvulling van de leden 2, 5 en 6 van dit artikel met betrekking tot maatregelen om de compatibiliteit, interoperabiliteit, kwaliteit, betrouwbaarheid en continuïteit van noodcommunicatie in de Unie, wat betreft oplossingen voor informatie over de locatie van de oproeper, toegang voor eindgebruikers met een handicap en doorschakeling naar de meest geschikte PSAP te waarborgen. De eerste van die gedelegeerde handelingen wordt uiterlijk op 21 december 2022 vastgesteld.
Die gedelegeerde handelingen mogen evenwel geen afbreuk doen aan en evenmin van invloed zijn op de organisatie van de noodhulpdiensten, wat de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten blijft.
Berec houdt een database bij met E.164-nummers van de noodhulpdiensten van de lidstaten om te waarborgen dat die diensten vanuit verschillende lidstaten onderling contact kunnen opnemen, voor zover zo'n database niet door een andere organisatie wordt bijgehouden.
Artikel 110
Systeem inzake publieke waarschuwingen
Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten bepalen dat publieke waarschuwingen worden toegezonden via andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan de in lid 1 bedoelde of via andere dan omroepdiensten, of via een mobiele applicatie die gebruikmaakt van een internettoegangsdienst, mits de effectiviteit van het systeem inzake publieke waarschuwingen gelijkwaardig is wat betreft dekking en capaciteit om eindgebruikers te bereiken, ook als die zich slechts tijdelijk in het betrokken gebied bevinden; de lidstaten houden daarbij zoveel mogelijk rekening met de richtsnoeren van Berec. Publieke waarschuwingen moeten door de eindgebruikers op eenvoudige wijze kunnen worden ontvangen.
Berec maakt na raadpleging van de met PSAP belaste instanties en uiterlijk op 21 juni 2020 richtsnoeren bekend over de wijze waarop moet worden beoordeeld of de effectiviteit van de systemen inzake publieke waarschuwingen uit hoofde van dit lid gelijkwaardig is aan de effectiviteit van die uit hoofde van lid 1.
Artikel 111
Gelijkwaardige toegang en keuzemogelijkheden voor eindgebruikers met een handicap
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties voorschriften opleggen aan aanbieders van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap:
een toegang tot elektronischecommunicatiediensten hebben, met inbegrip van de op grond van artikel 102 verstrekte bijbehorende contractuele gegevens, die gelijkwaardig is aan die van de meerderheid van de eindgebruikers; en
wat betreft ondernemingen en diensten, dezelfde keuzemogelijkheden hebben als de meerderheid van de eindgebruikers.
Artikel 112
Inlichtingendiensten
Artikel 113
Interoperabiliteit van autoradio-ontvangers, ontvangers voor radio voor consumenten en digitaletelevisieapparatuur voor consumenten
De lidstaten moedigen aanbieders van digitaletelevisiediensten aan om er, waar nodig, voor te zorgen dat de digitaletelevisieapparatuur die zij aan hun eindgebruikers verstrekken, interoperabel is, zodat die, waar technisch haalbaar, verder kan worden gebruikt voor diensten van andere aanbieders van digitaletelevisiediensten.
Onverminderd artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) zien de lidstaten erop toe dat eindgebruikers bij de beëindiging van hun contract de mogelijkheid hebben om de digitaletelevisieapparatuur via een kosteloze en gemakkelijke procedure terug te geven, tenzij de aanbieder aantoont dat de digitaletelevisieapparatuur volledig interoperabel is met de digitaletelevisiediensten van andere aanbieders, onder wie ook de aanbieder naar wie de eindgebruiker is overgestapt.
Digitaletelevisieapparatuur die voldoet aan de geharmoniseerde normen waarvan de kenmerken zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, of aan delen daarvan, wordt geacht overeen te komen met de in de tweede alinea bedoelde vereiste van interoperabiliteit, waarop die normen of delen daarvan betrekking hebben.
Artikel 114
Doorgifteverplichtingen
Artikel 115
Aanbieding van extra faciliteiten
Artikel 116
Wijziging van de bijlagen
De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 117 met betrekking tot de wijziging van de bijlagen V, VI, IX, X en XI, teneinde rekening te houden met technologische en maatschappelijke ontwikkelingen of veranderingen in de marktvraag.
DEEL IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 117
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 118
Comité
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een lid van het comité daarom verzoekt. De voorzitter roept dan binnen een redelijke termijn het comité bijeen.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van die verordening.
In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een lid van het comité daarom verzoekt. De voorzitter roept dan binnen een redelijke termijn het comité bijeen.
Artikel 119
Uitwisseling van informatie
Artikel 120
Publicatie van informatie
Artikel 121
Kennisgeving en monitoring
Artikel 122
Evaluatieprocedures
Uiterlijk op 21 december 2025 en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie de werking van deze richtlijn en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.
Bij die evaluaties wordt in het bijzonder gekeken naar de markteffecten van artikel 61, lid 3, en van de artikelen 76, 78 en 79, alsmede naar de vraag of de interventiebevoegdheden ex ante en de andere interventiebevoegdheden op grond van deze richtlijn volstaan om de nationale regelgevende instanties in staat te stellen niet-concurrerende oligopolide marktstructuren aan te pakken en om ervoor te zorgen dat de mededinging op elektronischecommunicatiemarkten blijft gedijen ten behoeve van de eindgebruikers.
De Commissie kan daartoe de lidstaten om inlichtingen vragen, die zonder onnodige vertraging worden verstrekt.
Uiterlijk op 21 december 2025 en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie de omvang van de universele dienst, met name met het oog op voorstellen aan het Europees Parlement en aan de Raad om de omvang te wijzigen of opnieuw te definiëren.
Die evaluatie geschiedt in het licht van de sociale, economische en technologische ontwikkelingen, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met mobiliteit en datasnelheden in het licht van de gangbare, door de meerderheid van de eindgebruikers gebruikte technologieën. De Commissie brengt aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over het resultaat van de evaluatie.
Berec maakt uiterlijk op 21 december 2021 en vervolgens om de drie jaar een advies bekend over de nationale implementatie en werking van de algemene machtiging, en over de effecten ervan voor de werking van de interne markt.
Zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van Berec, kan de Commissie een verslag over de toepassing van hoofdstuk II van titel II van deel I en van bijlage I bekendmaken, en kan zij een wetgevingsvoorstel indienen tot wijziging van die bepalingen indien zij dit noodzakelijk acht om belemmeringen voor de goede werking van de interne markt op te heffen.
Artikel 123
Specifieke evaluatieprocedure voor rechten van eindgebruikers
Berec ziet toe op de markt en de technologische ontwikkelingen met betrekking tot de verschillende soorten elektronischecommunicatiediensten, en brengt uiterlijk op 21 december 2021 en vervolgens iedere drie jaar, of op een met redenen omkleed verzoek van ten minste twee van zijn leden uit een lidstaat, advies uit over die ontwikkelingen en de gevolgen ervan voor de toepassing van titel III van deel III.
In dat advies gaat Berec na in hoeverre titel III van deel III aan de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen voldoet. Het advies houdt in het bijzonder rekening met het toepassingsgebied van titel III van deel III wat betreft de soorten elektronischecommunicatiediensten die worden bestreken. Als uitgangspunt voor het advies analyseert Berec met name de volgende elementen:
in hoeverre kunnen eindgebruikers van alle elektronischecommunicatiediensten, onder meer op basis van volledige contractuele informatie, vrije en geïnformeerde keuzes maken en vlot overstappen naar een andere aanbieder van elektronischecommunicatiediensten;
in hoeverre heeft een gebrek aan in punt a) bedoelde vaardigheden geleid tot marktverstoringen of schade voor de eindgebruiker;
in hoeverre bestaat er een noemenswaardig gevaar dat de daadwerkelijke toegang tot noodhulpdiensten in het gedrang komt, in het bijzonder door een toegenomen gebruik van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten, een gebrek aan interoperabiliteit of door technologische ontwikkelingen;
de waarschijnlijke kosten van eventuele aanpassingen van de verplichtingen van titel III van deel III of van de effecten op innovatie voor aanbieders van elektronischecommunicatiediensten.
Artikel 124
Omzetting
Uiterlijk op 21 december 2020 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken zij deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onmiddellijk mee.
De lidstaten passen die maatregelen toe vanaf 21 december 2020.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
In afwijking van lid 1 van dit artikel, wordt artikel 53, leden 2, 3 en 4, van deze richtlijn met ingang van 20 december 2018 toegepast indien geharmoniseerde voorwaarden zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG om het gebruik van radiospectrum voor draadlozebreedbandnetwerken en -diensten mogelijk te maken. Met betrekking tot radiospectrumbanden waarvoor uiterlijk op 20 december 2018 geen geharmoniseerde voorwaarden zijn vastgesteld, is artikel 53, leden 2, 3 en 4, van deze richtlijn van toepassing met ingang van de datum waarop de technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG zijn vastgesteld.
In afwijking van lid 1 van dit artikel, passen de lidstaten de maatregelen om aan artikel 54 te voldoen, toe met ingang van 31 december 2020.
Artikel 125
Intrekking
De richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG als genoemd in deel A van bijlage XII worden met ingang van 21 december 2020 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage XII genoemde termijnen voor de omzetting in intern recht en de toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen.
Artikel 5 van Besluit nr. 243/2012/EU wordt met ingang van 21 december 2020 geschrapt.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XIII.
Artikel 126
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 127
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
BIJLAGE I
LIJST VAN VOORWAARDEN DIE KUNNEN WORDEN VERBONDEN AAN ALGEMENE MACHTIGINGEN, GEBRUIKSRECHTEN VOOR RADIOSPECTRUM EN GEBRUIKSRECHTEN VOOR NUMMERVOORRADEN
Deze bijlage bevat de volledige lijst van voorwaarden die kunnen worden verbonden aan algemene machtigingen voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten (deel A), elektronischecommunicatienetwerken (deel B), elektronischecommunicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten (deel C), gebruiksrechten voor radiospectrum (deel D) en gebruiksrechten voor nummervoorraden (deel E).
A. Algemene voorwaarden die aan een algemene machtiging kunnen worden verbonden
Administratieve bijdragen overeenkomstig artikel 16.
Voor de sector elektronische communicatie specifieke bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG
Informatie die moet worden verstrekt in het kader van een kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 12 en voor andere doeleinden als bedoeld in artikel 21.
Mogelijkheid van legale onderschepping door de bevoegde nationale instanties overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.
Voorwaarden voor het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties aan het algemene publiek om het publiek te waarschuwen voor imminente dreigingen en om de gevolgen van grote rampen te verzachten.
Voorwaarden voor gebruik tijdens grote rampen of nationale noodsituaties om de communicatie tussen hulpdiensten en instanties veilig te stellen.
Andere toegangsverplichtingen dan die in artikel 13 welke gelden voor ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden.
Maatregelen om de naleving van de in artikel 39 bedoelde normen of specificaties te waarborgen.
Transparantieverplichtingen voor aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken die voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van artikel 3, alsmede, voor zover dit nodig en evenredig is, toegang van de bevoegde instanties tot de informatie die zij nodig hebben om de juistheid van bedoelde bekendmaking te toetsen.
B. Specifieke voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken
Interconnectie van netwerken overeenkomstig deze richtlijn.
Doorgifteverplichtingen overeenkomstig deze richtlijn.
Maatregelen voor de bescherming van de volksgezondheid tegen elektromagnetische velden die worden veroorzaakt door elektronischecommunicatienetwerken, overeenkomstig het Unierecht, zoveel mogelijk rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG.
Handhaving van de integriteit van openbare elektronischecommunicatienetwerken, overeenkomstig deze richtlijn, mede door voorwaarden ter preventie van elektromagnetische interferentie tussen elektronischecommunicatienetwerken of -diensten overeenkomstig Richtlijn 2014/30/EU.
Beveiliging van openbare netwerken tegen ongeoorloofde toegang overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG.
Voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/53/EU, wanneer het gebruik niet is onderworpen aan de verlening van individuele gebruiksrechten overeenkomstig artikel 46, lid 1, en artikel 48 van deze richtlijn.
C. Specifieke voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten
Interoperabiliteit van diensten overeenkomstig deze richtlijn.
Toegankelijkheid voor eindgebruikers van nummers van het nationale nummerplan, nummers van de UIFN en, waar zulks technisch en economisch haalbaar is, nummers van de nummerplannen van andere lidstaten, en de voorwaarden overeenkomstig deze richtlijn.
Specifieke voorschriften inzake consumentenbescherming voor de sector elektronische communicatie.
Beperkingen in verband met de doorgifte van onwettige inhoud overeenkomstig Richtlijn 2000/31/EG en beperkingen in verband met de doorgifte van schadelijke inhoud overeenkomstig Richtlijn 2010/13/EU.
D. Voorwaarden die aan gebruiksrechten voor radiospectrum kunnen worden verbonden
Verplichting een dienst aan te bieden of een soort technologie te gebruiken binnen de grenzen van artikel 45, met inbegrip van, in voorkomend geval, de vereisten inzake dekking en kwaliteit van dienstverlening.
Effectief en efficiënt gebruik van radiospectrum overeenkomstig deze richtlijn.
Technische en operationele voorwaarden ter voorkoming van schadelijke interferentie en voor de bescherming van de volksgezondheid tegen elektromagnetische velden, zoveel mogelijk rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG indien die voorwaarden afwijken van de in de algemene machtiging opgenomen voorwaarden.
Maximumduur overeenkomstig artikel 49 van deze richtlijn, onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentietoewijzingsplan.
Overdracht of verhuur van rechten op initiatief van de houder van de rechten, en de daarvoor geldende voorwaarden overeenkomstig deze richtlijn.
Vergoedingen voor gebruiksrechten overeenkomstig artikel 42.
Alle toezeggingen die de onderneming die de gebruiksrechten heeft verkregen, in het kader van een proces inzake machtiging of verlenging van een machtiging heeft gedaan voorafgaand aan de verlening van de machtiging of, indien van toepassing, voorafgaand aan de uitnodiging tot het aanvragen van gebruiksrechten.
Verplichtingen om radiospectrum te bundelen of te delen of om toegang tot radiospectrum toe te staan aan andere gebruikers in specifieke regio's of op nationaal niveau.
Verplichtingen uit hoofde van relevante internationale overeenkomsten over het gebruik van radiospectrumbanden.
Specifieke verplichtingen voor experimenteel gebruik van radiospectrumbanden.
E. Voorwaarden die aan gebruiksrechten voor nummervoorraden kunnen worden verbonden
Aanwijzing van de dienst waarvoor het nummer moet worden gebruikt, met inbegrip van alle vereisten met betrekking tot het verlenen van die dienst, alsook, om twijfel te voorkomen, tariefbeginselen en maximumprijzen die voor de specifieke nummerreeks van toepassing kunnen zijn ter bescherming van de consument overeenkomstig artikel 3, lid 2, punt d).
Daadwerkelijk en efficiënt gebruik van nummervoorraden overeenkomstig deze richtlijn.
Eisen inzake nummeroverdraagbaarheid overeenkomstig deze richtlijn.
De verplichting om aan de in de openbare telefoongidsen opgenomen eindgebruikers informatie te verstrekken ingevolge de bepalingen van artikel 112.
Maximumduur overeenkomstig artikel 94, onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale nummerplan.
Overdracht van rechten op initiatief van de houder ervan, en de daarvoor geldende voorwaarden overeenkomstig deze richtlijn, waaronder de voorwaarde dat het gebruiksrecht voor een nummer bindend is voor alle ondernemingen waaraan de rechten worden overgedragen.
Vergoedingen voor gebruiksrechten overeenkomstig artikel 95.
Alle toezeggingen die de onderneming die de gebruiksrechten heeft verkregen, in de loop van een competitieve of een vergelijkende selectieprocedure heeft gedaan.
De verplichtingen uit hoofde van de relevante internationale overeenkomsten over het gebruik van nummers.
Verplichtingen inzake het extraterritoriaal gebruik van nummers binnen de Unie teneinde de naleving te waarborgen van voorschriften inzake consumentenbescherming en andere nummergerelateerde voorschriften in andere lidstaten dan de lidstaat van de landcode.
BIJLAGE II
VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT DIGITALETELEVISIE- EN -RADIO-OMROEPDIENSTEN TEN BEHOEVE VAN KIJKERS EN LUISTERAARS IN DE UNIE
Deel I
Voorwaarden voor systemen van voorwaardelijke toegang overeenkomstig artikel 62, lid 1
De lidstaten zorgen ervoor dat, overeenkomstig artikel 62, met betrekking tot de voorwaardelijke toegang tot digitaletelevisie- en digitaleradio-omroepdiensten voor kijkers en luisteraars in de Unie, ongeacht de wijze van doorgifte, de volgende voorwaarden gelden:
alle ondernemingen die diensten voor voorwaardelijke toegang aanbieden, ongeacht de wijze van doorgifte, die diensten voor toegang tot digitaletelevisie- en digitaleradiodiensten aanbieden en waarvan de omroepen afhangen om potentiële kijkers of luisteraars te kunnen bereiken, moeten:
wanneer zij licenties verlenen aan fabrikanten van consumentenapparatuur, moeten de houders van industriële-eigendomsrechten op producten en systemen voor voorwaardelijke toegang ervoor zorgen dat dit gebeurt op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van dergelijke rechten mogen, rekening houdend met technische en commerciële factoren, de verlening van licenties niet binden aan voorwaarden die een verbod leggen op dan wel ontradend of ontmoedigend werken ten aanzien van de verwerking in hetzelfde product van:
Deel II
Andere faciliteiten waaraan uit hoofde van artikel 61, lid 2, punt D), voorwaarden kunnen worden opgelegd
Toegang tot API's;
Toegang tot EPG's.
BIJLAGE III
CRITERIA VOOR DE VASTSTELLING VAN GESPREKSAFGIFTETARIEVEN OP WHOLESALENIVEAU
Beginselen, criteria en parameters voor de vaststelling van tarieven voor gespreksafgifte op wholesaleniveau op vaste en mobiele markten als bedoeld in artikel 75, lid 1:
de tarieven moeten gebaseerd zijn op het terugverdienen van de kosten die door een efficiënte exploitant gemaakt zijn; de bepaling van wat efficiënte kosten zijn, wordt gebaseerd op de huidige kosten; de methode voor de berekening van efficiënte kosten wordt gebaseerd op een bottom-up-model waarbij gebruik wordt gemaakt van aan het verkeer gerelateerde incrementele lange-termijnkosten voor de verstrekking van de gespreksafgiftedienst op wholesaleniveau aan derden;
de relevante incrementele kosten van de gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau worden vastgesteld op basis van het verschil tussen de totale lange-termijnkosten van een exploitant die het volledige gamma van diensten verleent, en de totale lange-termijnkosten van een exploitant die geen gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau aan derden verschaft;
van de kosten die met het verkeer samenhangen, worden alleen kosten die vermeden zouden worden wanneer geen gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau zouden worden geleverd, toegerekend aan het relevante afgifte-increment;
kosten die samenhangen met aanvullende netwerkcapaciteit, worden alleen aangerekend voor zover deze ontstaan door de noodzaak om de capaciteit te verhogen met het oog op extra verkeer betreffende gespreksafgifte op wholesaleniveau;
vergoedingen voor radiospectrum worden uitgesloten van het mobiele gespreksafgifte-increment;
alleen de commerciële wholesalekosten die rechtstreeks verband houden met het aanbieden van de gespreksafgiftedienst op wholesaleniveau aan derden, worden aangerekend;
alle exploitanten van vaste netwerken worden geacht gespreksafgiftediensten aan te bieden tegen dezelfde kosten per eenheid als de efficiënte exploitant, ongeacht hun omvang;
voor exploitanten van mobiele netwerken wordt de minimale efficiënte schaal vastgesteld op een marktaandeel van ten minste 20 %;
de relevante benadering voor waardevermindering van activa is economische waardevermindering; en
de keuze van de technologie voor de gemodelleerde netwerken is toekomstgericht, gebaseerd op een IP-kernnetwerk, rekening houdend met de verschillende technologieën die waarschijnlijk zullen worden gebruikt gedurende de geldigheidsperiode van het maximale tarief; in het geval van vaste netwerken wordt ervan uitgegaan dat gesprekken uitsluitend pakketgeschakeld zijn.
BIJLAGE IV
CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN AANBIEDINGEN BETREFFENDE MEDE-INVESTERINGEN
Wanneer de nationale regelgevende instantie een aanbieding betreffende mede-investeringen op grond van artikel 76, lid 1, beoordeelt, controleert zij of ten minste aan de volgende criteria is voldaan. Nationale regelgevende instanties kunnen overwegen aanvullende criteria te bepalen voor zover deze noodzakelijk zijn om te zorgen voor toegankelijkheid van potentiële investeerders tot de mede-investering, in het licht van specifieke plaatselijke omstandigheden en van de marktstructuur:
De aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis gedurende de levensduur van het door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen aangelegde netwerk open voor alle ondernemingen. De onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen, zoals bijvoorbeeld de voorwaarde dat potentiële mede-investeerders moeten aantonen dat zij in staat zijn gefaseerde betalingen te doen op basis waarvan de implementatie wordt gepland, de aanvaarding van een strategisch plan op basis waarvan implementatieplannen voor de middellange termijn worden uitgestippeld, enzovoort.
De aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant:
De aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame mededinging op de lange termijn wordt bevorderd, met name:
Met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoet wordt gekomen aan toekomstige behoeften, doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit.
BIJLAGE V
MINIMUM-LIJST VAN DIENSTEN DIE EEN ADEQUATE BREEDBANDINTERNETTOEGANGSDIENST OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 84, LID 3, KAN ONDERSTEUNEN
zoekmachines waarmee allerlei soorten informatie kunnen worden opgezocht en gevonden
online-basisinstrumenten voor opleiding en onderwijs
online-kranten of -nieuws
online goederen en diensten kopen of bestellen
opzoeken van vacatures en instrumenten daarvoor
professionele netwerken
internetbankieren
gebruik van e-overheidsdiensten
sociale media en chatten
gesprekken en videogesprekken (standaardkwaliteit)
BIJLAGE VI
BESCHRIJVING VAN FACILITEITEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 88 (CONTROLE VAN DE UITGAVEN), ARTKEL 115 (EXTRA FACILITEITEN) EN ARTIKEL 106 (HET OVERSTAPPEN NAAR EEN ANDERE AANBIEDER EN NUMMEROVERDRAAGBAARHEID)
Deel A
Faciliteiten en diensten als bedoeld in de artikelen 88 en 115
Indien deel A op grond van artikel 88 wordt toegepast, is het van toepassing op consumenten en op andere categorieën eindgebruikers indien de lidstaten de begunstigden van artikel 88, lid 2, hebben uitgebreid.
Indien deel A op grond van artikel 115 wordt toegepast, is het van toepassing op de door de lidstaten bepaalde categorieën eindgebruikers, met uitzondering van de punten c), d) en g) van dit deel, die alleen van toepassing zijn op consumenten.
Gespecificeerde facturatie
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instanties, met inachtneming van de voorschriften van het relevante recht inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, het basisniveau van gespecificeerde facturen kunnen vaststellen die aanbieders kosteloos aan de eindgebruikers moeten verstrekken, zodat deze:
de kosten van het gebruik van internettoegangsdiensten of spraakcommunicatiediensten, of van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 115 kunnen verifiëren en controleren; en
adequaat toezicht kunnen houden op hun gebruik en uitgaven, en zodoende een redelijke mate van controle over hun facturen behouden.
In voorkomend geval kan de eindgebruiker tegen een redelijke vergoeding of kosteloos een hogere mate van detaillering worden aangeboden.
Dergelijke gespecificeerde facturen vermelden uitdrukkelijk de naam van de aanbieder en de duur van de diensten waarvoor kosten in rekening worden gebracht wegens het gebruik van betaalnummers, tenzij de eindgebruiker gevraagd heeft die informatie niet te vermelden.
Gesprekken die kosteloos zijn voor de oproepende eindgebruiker, met inbegrip van gesprekken met hulplijnen, hoeven niet op de gespecificeerde factuur van de oproepende eindgebruiker te worden vermeld.
Nationale regelgevende instanties kunnen van de exploitanten verlangen dat zij identificatie van de oproepende lijn kosteloos ter beschikking stellen.
Kosteloze selectieve nummerblokkering bij uitgaand telefoonverkeer of Premium-SMS- of MMS-berichten of, waar technisch mogelijk, andere soorten van soortgelijke toepassingen,
namelijk de faciliteit waarbij de eindgebruiker de aanbieder van spraakcommunicatiediensten of van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 115 kan verzoeken, uitgaande gesprekken of Premium-SMS-of MMS-berichten of andere soorten van soortgelijke toepassingen of uitgaande gesprekken naar bepaalde categorieën nummers kosteloos te blokkeren.
Vooruitbetalingssystemen
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instanties, kunnen verlangen dat aanbieders consumenten de mogelijkheid bieden om vooruit te betalen voor toegang tot het openbare elektronischecommunicatienetwerk, het gebruik van spraakcommunicatiediensten, of internettoegangsdiensten, of nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 115.
Termijnbetaling van aansluitingskosten
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aanbieders consumenten de mogelijkheid bieden in termijnen te betalen voor de aansluiting op het openbare elektronischecommunicatienetwerk.
Wanbetaling
De lidstaten staan toe dat, wanneer rekeningen van aanbieders niet worden betaald, specifieke maatregelen worden getroffen; deze moeten in verhouding staan tot de ernst van de wanbetaling, niet-discriminerend zijn, en bekendgemaakt worden. Die maatregelen strekken ertoe de eindgebruiker vooraf naar behoren te waarschuwen voor een onderbreking van de dienstverlening of een verbreking van de aansluiting. Behalve in geval van fraude, aanhoudend te laat of niet betaalde rekeningen, waarborgen die maatregelen dat een eventuele onderbreking van de dienstverlening, voor zover dat technisch mogelijk is, beperkt blijft tot de betrokken dienst. Verbreking van de aansluiting wegens wanbetaling mag slechts plaatsvinden nadat de eindgebruiker naar behoren is gewaarschuwd. De lidstaten kunnen, alvorens tot volledige verbreking van de aansluiting wordt overgegaan, een periode van beperkte dienstverlening toestaan waarin alleen gesprekken mogelijk zijn die geen kosten voor de eindgebruiker met zich brengen (bijvoorbeeld oproepen naar het nummer 112), en een minimumniveau van dienstverlening voor internettoegangsdiensten wordt toegestaan, gedefinieerd door de lidstaten naargelang van de nationale omstandigheden.
Tariefadvies
Dit betreft de faciliteit waarbij eindgebruikers de aanbieder kunnen verzoeken om hen te informeren over alternatieve, goedkopere tarieven, als die beschikbaar zijn.
Kostenbeheersing
Dit betreft de faciliteit waarbij aanbieders andere instrumenten aanbieden, als die als passend zijn aangemerkt door de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instanties, om de kosten van spraakcommunicatiediensten, internettoegangsdiensten of nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 115, te beheersen, inclusief kosteloze waarschuwingen aan consumenten in geval van abnormale of excessieve consumptiepatronen.
Faciliteit om factureringsdiensten door derden te deactiveren
Dit betreft de faciliteit voor eindgebruikers tot deactivering van de mogelijkheid voor externe dienstenaanbieders om gebruik te maken van de factuur van een aanbieder van een internettoegangsdienst of van een aanbieder van een voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst om eindgebruikers hun producten of diensten in rekening te brengen.
Deel B
Faciliteiten als bedoeld in artikel 115
Identificatie van de oproepende lijn
Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper medegedeeld voordat de oproep tot stand wordt gebracht.
Die faciliteit wordt ter beschikking gesteld overeenkomstig het relevante recht inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, met name Richtlijn 2002/58/EG.
Exploitanten moeten, voor zover dit technisch haalbaar is, gegevens en signalen beschikbaar stellen om het aanbieden van identificatie van de oproeplijn en van toonkiezen over de grenzen van de lidstaten te vergemakkelijken.
Doorsturen van e-mails of toegang tot e-mails na beëindiging van het contract met een aanbieder van een internettoegangsdienst
Deze faciliteit stelt eindgebruikers die hun contract met een aanbieder van een internettoegangsdienst beëindigen, op verzoek en kosteloos in staat om toegang te krijgen tot de e-mails die zij hebben ontvangen op het e-mailadres of de e-mailadressen op basis van de handelsnaam of het handelsmerk van de vorige aanbieder, en wel gedurende een periode die de nationale regelgevende instantie nodig en evenredig acht, ofwel de e-mails die gedurende die periode naar dat e-mailadres of naar die e-mailadressen worden gestuurd, door te sturen naar een nieuw, door de eindgebruiker bepaald e-mailadres.
Deel C
Tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende nummeroverdraagbaarheid als bedoeld in artikel 106
De eis dat alle eindgebruikers met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken, hun nummers kunnen behouden ongeacht de aanbieder die de dienst levert, geldt:
in het geval van geografische nummers, op een specifieke locatie; en
in het geval van niet-geografische nummers, voor elke locatie.
Dit deel is niet van toepassing op de overdraagbaarheid van nummers tussen netwerken die diensten leveren op een vaste locatie en mobiele netwerken.
BIJLAGE VII
BEREKENING VAN EVENTUELE NETTOKOSTEN VAN UNIVERSELEDIENSTVERPLICHTINGEN EN INVOERING VAN EEN REGELING VOOR COMPENSATIE OF KOSTENDELING OVEREENKOMSTIG DE ARTIKELEN 89 EN 90
Deel A
Berekening van de nettokosten
Onder universeledienstverplichtingen worden de verplichtingen verstaan die een lidstaat een onderneming oplegt in verband met het aanbieden van universele dienstverlening als bedoeld in de artikelen 84 tot en met 87.
De nationale regelgevende instanties onderzoeken alle middelen voor geschikte stimulansen om (al dan niet aangewezen) ondernemingen aan te zetten tot een kostenefficiënte vervulling van universeledienstverplichtingen. Bij de berekening daarvan wordt ervan uitgegaan dat de nettokosten van universeledienstverplichtingen het verschil vormen tussen de nettokosten voor elke onderneming van het werken met universeledienstverplichtingen en het werken zonder universeledienstverplichtingen. Er dient aandacht te worden geschonken aan de juiste raming van de kosten die een onderneming zou hebben vermeden indien er geen universeledienstverplichtingen zouden zijn. Bij het berekenen van de nettokosten worden de voordelen, met inbegrip van de immateriële voordelen, voor de universeledienstaanbieder in aanmerking genomen.
De berekening wordt gebaseerd op de kosten die toe te schrijven zijn aan:
elementen van de diensten die slechts met verlies of op voorwaarden welke buiten de normale commerciële normen vallen, kunnen worden geleverd.
Deze categorie kan elementen van de dienst omvatten zoals toegang tot alarmtelefoondiensten, aanbieding van bepaalde openbare betaaltelefoons, verstrekking van bepaalde diensten of apparaten voor eindgebruikers met een handicap, enzovoort;
specifieke eindgebruikers of groepen van eindgebruikers die, rekening houdend met de kosten van het aanbieden van het gespecificeerde netwerk en de gespecificeerde dienst, het gegenereerde inkomen en geografische prijsgemiddelden die door de lidstaat zijn opgelegd, slechts met verlies of op voorwaarden die buiten de normale commerciële normen vallen, kunnen worden bediend.
Deze categorie omvat die eindgebruikers of groepen van eindgebruikers die niet zouden worden bediend door een commerciële aanbieder indien er geen verplichting tot het aanbieden van de universele dienst zou bestaan.
De nettokosten van specifieke aspecten van universeledienstverplichtingen worden afzonderlijk berekend, teneinde dubbeltelling van bepaalde directe of indirecte voordelen en kosten te vermijden. De totale nettokosten van universeledienstverplichtingen voor een onderneming worden berekend als de som van de nettokosten die uit de specifieke componenten van universeledienstverplichtingen voortvloeien, rekening houdend met eventuele immateriële voordelen. De bevoegdheid voor het verifiëren van de nettokosten berust bij de nationale regelgevende instantie.
Deel B
Compensatie van nettokosten van universeledienstverplichtingen
Ter dekking of financiering van eventuele nettokosten van universeledienstverplichtingen kan het nodig zijn dat ondernemingen met universeledienstverplichtingen worden vergoed voor de diensten die zij op niet-commerciële voorwaarden aanbieden. Omdat een dergelijke vergoeding gepaard gaat met overdrachten van financiële middelen, zien de lidstaten erop toe dat die overdrachten op een objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige manier plaatsvinden. Dit betekent dat de overdrachten leiden tot zo gering mogelijke verstoring van de mededinging of van de gebruikersvraag.
Overeenkomstig artikel 90, lid 3, dient een kostendelingsmechanisme op basis van een fonds gebruik te maken van een transparant en neutraal middel voor het innen van bijdragen, waarbij het gevaar wordt vermeden van dubbele bijdragen, dat wil zeggen bijdragen die zowel op de output als op de input van ondernemingen zijn gebaseerd.
De onafhankelijke instantie die het fonds beheert, is belast met het innen van de bijdragen van ondernemingen die worden geacht bij te dragen aan de nettokosten van universeledienstverplichtingen in de lidstaat, en ziet toe op de overdracht van de verschuldigde bedragen of administratieve betalingen aan de ondernemingen die recht hebben op uitkeringen uit het fonds.
BIJLAGE VIII
INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERSTREKT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 102 (INFORMATIEVEREISTEN VOOR CONTRACTEN)
Informatievereisten voor aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan transmissiediensten die gebruikt worden voor het verlenen van INTERMACHINALE diensten
Aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan transmissiediensten die gebruikt worden voor het verlenen van intermachinale diensten, verstrekken de volgende informatie:
als onderdeel van de belangrijkste kenmerken van elke verleende dienst: de minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening voor zover die worden geboden en, voor andere diensten dan internettoegangsdiensten, de specifieke gewaarborgde kwaliteitsparameters.
Indien geen minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening worden geboden, wordt een verklaring met die strekking afgelegd.
als onderdeel van de informatie inzake prijzen, indien en voor zover van toepassing, de prijzen voor het activeren van de elektronischecommunicatiedienst en voor terugkerende of verbruiksgerelateerde kosten,
als onderdeel van de informatie over de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract, met inbegrip van mogelijke beëindigingskosten, voor zover er dergelijke voorwaarden zijn:
het minimale gebruik of de minimale gebruiksperiode die eventueel vereist is om van speciale aanbiedingen te kunnen genieten;
kosten met betrekking tot overstappen en compensatie- en terugbetalingsregelingen voor vertraging of misbruik van het recht om over te stappen, en informatie over de respectieve procedures;
informatie over het recht van consumenten die gebruikmaken van prepaid-diensten, op — desgevraagd — restitutie van eventueel resterend krediet in geval van een overstap, zoals vastgesteld in artikel 106, lid 6;
alle vergoedingen die bij de vroegtijdige opzegging van het contract verschuldigd zijn, inclusief informatie over het simlockvrij maken van eindapparatuur en elke terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur;
alle compensatie- en terugbetalingsregelingen, met inbegrip van, waar van toepassing, een uitdrukkelijke vermelding van de rechten van consumenten die gelden ingeval niet aan contractueel overeengekomen niveaus van de kwaliteit van de dienstverlening wordt voldaan, of indien de aanbieder op ontoereikende wijze reageert op een beveiligingsincident, een dreiging of kwetsbaarheid;
het type actie dat door de aanbieder kan worden ondernomen in reactie op beveiligingsincidenten of dreigingen of kwetsbaarheden.
Informatievereisten voor aanbieders van internettoegangsdiensten en van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten
In aanvulling op de vereisten in deel A verstrekken aanbieders van internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten de volgende informatie:
als onderdeel van de belangrijkste kenmerken van elke dienst die wordt verleend:
de minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening die wordt geboden, met nauwgezette inachtneming van de Berec-richtsnoeren die zijn vastgesteld in overeenstemming met artikel 104, lid 2, inzake:
onverminderd het recht van eindgebruikers om eindapparatuur van hun keuze te gebruiken overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2120: alle voorwaarden, inclusief vergoedingen, die de leverancier heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik van verstrekte eindapparatuur;
als onderdeel van de informatie inzake prijzen, indien en voor zover van toepassing: de prijzen voor het activeren van de elektronischecommunicatiedienst en voor terugkerende of verbruiksgerelateerde kosten:
de bijzonderheden van het specifieke tariefplan of de specifieke tariefplannen die aan het contract is/zijn verbonden, alsmede voor elk tariefplan de aangeboden diensten, met inbegrip van, in voorkomend geval, de communicatievolumes (zoals MB's, minuten en berichten) per facturatieperiode, en de prijs voor extra communicatie-eenheden;
in het geval van een tariefplan of tariefplannen met een vooraf vastgelegd communicatievolume: vermelding van de mogelijkheid voor de consument om ongebruikt volume van de voorgaande facturatieperiode over te dragen naar de volgende facturatieperiode, indien die optie in het contract is opgenomen;
faciliteiten om de transparantie van de facturen te garanderen en het verbruiksniveau te bewaken;
informatie over de tarieven voor nummers en diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; voor afzonderlijke categorieën van diensten kunnen de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de regelgevende instanties, bovendien eisen dat die informatie wordt verstrekt onmiddellijk vóór de doorschakeling van het gesprek of de doorschakeling naar de aanbieder van de dienst;
voor dienstenbundels en bundels die zowel diensten als eindapparatuur omvatten: de prijs van de individuele elementen die tot de bundel behoren, voor zover ze ook afzonderlijk worden aangeboden;
nadere informatie en voorwaarden, inclusief vergoedingen, inzake nazorg, onderhoud, en klantenservice, en
de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;
als onderdeel van de informatie over de looptijd van het contract voor dienstenbundels en de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, voor zover van toepassing: de voorwaarden voor de opzegging van de bundel of van onderdelen daarvan;
onverminderd artikel 13 van Verordening (EU) 2016/679: informatie inzake de persoonsgegevens die moeten worden verstrekt voorafgaand aan het verlenen van de dienst, of die moeten worden verzameld in verband met het verlenen van de dienst;
nadere informatie over producten en diensten voor eindgebruikers met een handicap en over de manier waarop updates van die informatie kunnen worden verkregen;
de manieren waarop procedures voor geschillenbeslechting, ook bij binnenlandse en grensoverschrijdende geschillen, kunnen worden ingesteld overeenkomstig artikel 25;
In aanvulling op de vereisten bedoeld in deel A en onder punt I, moeten aanbieders van voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten bovendien de volgende informatie verstrekken:
eventuele beperkingen van de toegang tot noodhulpdiensten of informatie over de locatie van de oproeper die het gevolg zijn van technische onmogelijkheden, voor zover de dienst eindgebruikers de mogelijkheid biedt om uitgaande gesprekken tot stand te brengen naar een nummer in een nationaal of internationaal nummerplan;
het recht van de eindgebruiker om te bepalen of zijn persoonsgegevens, en zo ja welke, in een abonneelijst worden opgenomen, overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG;
In aanvulling op de vereisten bedoeld in deel A en onder punt I moeten aanbieders van internettoegangsdiensten ook de informatie verstrekken die wordt vereist op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2120.
BIJLAGE IX
INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 103 MOET WORDEN BEKENDGEMAAKT (TRANSPARANTIE EN BEKENDMAKING VAN INFORMATIE)
De bevoegde instantie, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instantie, is ervoor verantwoordelijk dat de informatie in deze bijlage overeenkomstig artikel 103 wordt bekendgemaakt. De bevoegde instantie, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instantie, bepaalt welke informatie relevant is voor bekendmaking door de aanbieders van internettoegangsdiensten of voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, en welke informatie door de bevoegde instantie zelf, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instantie, dient te worden bekendgemaakt, opdat alle eindgebruikers weloverwogen keuzes kunnen maken. Als dit nodig wordt geacht, mogen de bevoegde instanties, indien relevant in overleg met de nationale regelgevende instanties, zelfregulerende of mederegulerende maatregelen bevorderen alvorens verplichtingen op te leggen.
1. Contactgegevens van de onderneming
2. Beschrijving van de aangeboden diensten
2.1. Omvang van de aangeboden diensten en de belangrijkste kenmerken van elke aangeboden dienst, met inbegrip van minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening, indien deze worden geboden, en door de aanbieder opgelegde beperkingen inzake het gebruik van geleverde eindapparatuur.
2.2. Tarieven van de aangeboden diensten, inclusief informatie over communicatievolumes (zoals beperkingen van dataverbruik, aantal gespreksminuten en aantal berichten) van specifieke tariefplannen en de toepasselijke tarieven voor extra communicatie-eenheden, nummers of diensten waarvoor bijzonder prijsstellingsvoorwaarden gelden, toegangstarieven en onderhoudstarieven alle soorten gebruikstarieven, bijzondere en gerichte tariefregelingen en alle extra kosten, alsmede kosten met betrekking tot eindapparatuur.
2.3. Nazorg, onderhoudsdiensten en klantenservice die worden aangeboden, alsook de bijbehorende contactgegevens.
2.4. Algemene voorwaarden, met inbegrip van de contractduur, kosten die moeten worden betaald bij vroegtijdige beëindiging van het contract, rechten in verband met de beëindiging van gebundelde aanbiedingen of van elementen daarvan, en procedures en directe kosten in verband met de overdraagbaarheid van nummers en andere identificatoren, indien relevant.
2.5. Indien de onderneming een aanbieder van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten is: informatie over de toegang tot noodhulpdiensten en informatie over de locatie van de beller of beperkingen van dit laatste. Indien de onderneming een aanbieder van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten is: informatie over de mate waarin toegang tot noodhulpdiensten al dan niet kan worden ondersteund.
2.6. Nadere informatie over producten en diensten, met inbegrip van functies, praktijken, beleid en procedures, en wijzigingen van de werking van de dienstverlening, die specifiek zijn afgestemd op eindgebruikers met een handicap, in overeenstemming met Unierecht ter harmonisatie van toegankelijkheidsvereisten voor producten en diensten.
3. Mechanismen voor geschillenbeslechting, met inbegrip van regelingen van de onderneming zelf.
BIJLAGE X
PARAMETERS VOOR DE KWALITEIT VAN DE DIENST
Parameters, definities en meetmethoden voor de kwaliteit van de dienst zoals bedoeld in artikel 104
Voor aanbieders van toegang tot een openbaar elektronischecommunicatienetwerk
PARAMETER (Noot 1) |
DEFINITIE |
MEETMETHODE |
Wachttijd bij eerste aansluiting op het net |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Storingspercentage per toegangslijn |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Storingshersteltijd |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Voor aanbieders van interpersoonlijke communicatiediensten die ten minste een aantal elementen van het netwerk beheersen of daarvoor een overeenkomst hebben inzake het niveau van de dienstverlening met ondernemingen die toegang bieden tot het netwerk
PARAMETER (Noot 2) |
DEFINITIE |
MEETMETHODE |
Benodigde tijd voor het ontvangen van de kiestoon |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Klachten over onjuiste rekeningen |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Kwaliteit van de spraakverbinding |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Percentage afgebroken gesprekken |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Percentage mislukte oproepen (Noot 2) |
ETSI EG 202 057 |
ETSI EG 202 057 |
Uitvalrisico |
|
|
Vertragingen bij de gesprekssignalering |
|
|
Het versienummer van ETSI Europese Gemeenschap 202 057-1 is 1.3.1 (juli 2008)
Voor aanbieders van internettoegangsdiensten
PARAMETER |
DEFINITIE |
MEETMETHODE |
Wachttijd (vertraging) |
ITU-T Y.2617 |
ITU-T Y.2617 |
Variatie in vertraging |
ITU-T Y.2617 |
ITU-T Y.2617 |
Pakketverlies |
ITU-T Y.2617 |
ITU-T Y.2617 |
Noot 1
De parameters maken een analyse mogelijk van de kwaliteit op regionaal niveau (namelijk, ten minste op niveau 2 van de door Eurostat vastgestelde nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)).
Noot 2
Indien bewijzen beschikbaar zijn dat de prestaties op deze beide gebieden bevredigend zijn, kunnen de lidstaten besluiten niet te eisen dat actuele informatie betreffende de prestaties voor die twee parameters wordt bijgehouden.
BIJLAGE XI
INTEROPERABILITEIT VAN DE IN ARTIKEL 113 BEDOELDE AUTORADIO-ONTVANGERS EN DIGITALETELEVISIEAPPARATUUR VOOR CONSUMENTEN
1. Gemeenschappelijke coderingsalgoritme en ontvangst van vrije signalen
Alle voor de ontvangst van digitaletelevisiesignalen (namelijk de ontvangst van uitzendingen via terrestrische, kabel- of satellietverbinding) bestemde apparatuur voor consumenten die in de Unie wordt verkocht of verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitaletelevisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om:
het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken overeenkomstig een gemeenschappelijk Europese coderingsalgoritme zoals beheerd door een erkende Europese normalisatie-organisatie, momenteel ETSI;
signalen weer te geven die ongecodeerd zijn uitgezonden, met dien verstande dat, ingeval dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet.
2. Interoperabiliteit voor digitaletelevisietoestellen
Digitaletelevisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm die in de Unie worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld door een erkende Europese normalisatieorganisatie of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is en die alle relevante elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.
3. Interoperabiliteit voor autoradio-ontvangers
Een autoradio-ontvanger die wordt ingebouwd in een nieuw voertuig van categorie M dat in de Unie in de handel wordt gebracht voor verkoop of verhuur, bevat vanaf 21 december 2020 een ontvanger die ten minste radiodiensten kan ontvangen en reproduceren die via digitale terrestrische radio-uitzendingen worden uitgezonden. Ontvangers die voldoen aan geharmoniseerde normen waarvan de kenmerken zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, of die voldoen aan delen daarvan, worden geacht te voldoen aan die vereiste waarop die normen of delen daarvan betrekking hebben.
BIJLAGE XII
Deel A
Ingetrokken richtlijnen met lijst van de achtereenvolgende amendementen daarop
(als bedoeld in artikel 125)
Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33) |
|
|
|
Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37) |
Artikel 1 |
|
Verordening (EG) nr. 544/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 12) |
Artikel 2 |
|
Verordening (EG) nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32) |
Artikel 10 |
Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21) |
|
|
|
Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37) |
Artikel 3 en bijlage |
Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7) |
|
|
|
Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37) |
Artikel 2 |
Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51) |
|
|
|
Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 11) |
Artikel 1 en bijlage I |
|
Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1) |
Artikel 8 |
Deel B
Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassingsdatums
(als bedoeld in artikel 125)
Richtlijn |
Termijn voor omzetting |
Toepassingsdatum |
2002/19/EG |
24 juli 2003 |
25 juli 2003 |
2002/20/EG |
24 juli 2003 |
25 juli 2003 |
2002/21/EG |
24 juli 2003 |
25 juli 2003 |
2002/22/EG |
24 juli 2003 |
25 juli 2003 |
BIJLAGE XIII
CONCORDANTIETABEL
Richtlijn 2002/21/EG |
Richtlijn 2002/20/EG |
Richtlijn 2002/19/EG |
Richtlijn 2002/22/EG |
Deze richtlijn |
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
|
|
|
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 1, lid 3 bis |
|
|
|
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 1, leden 4 en 5 |
|
|
|
Artikel 1, leden 5 en 6 |
Artikel 2, punt a) |
|
|
|
Artikel 2, punt 1 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 2 |
Artikel 2, punt b) |
|
|
|
Artikel 2, punt 3 |
Artikel 2, punt c) |
|
|
|
Artikel 2, punt 4 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 5 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 6 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, punt d) |
|
|
|
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, punt d bis) |
|
|
|
Artikel 2, punt 9 |
Artikel 2, punt e) |
|
|
|
Artikel 2, punt 10 |
Artikel 2, punt e bis) |
|
|
|
Artikel 2, punt 11 |
Artikel 2, punt f) |
|
|
|
Artikel 2, punt 12 |
Artikel 2, punt g) |
|
|
|
— |
Artikel 2, punt h) |
|
|
|
Artikel 2, punt 13 |
Artikel 2, punt i) |
|
|
|
Artikel 2, punt 14 |
Artikel 2, punt j) |
|
|
|
— |
Artikel 2, punt k) |
|
|
|
— |
Artikel 2, punt l) |
|
|
|
— |
Artikel 2, punt m) |
|
|
|
Artikel 2, punt 15 |
Artikel 2, punt n) |
|
|
|
Artikel 2, punt 16 |
Artikel 2, punt o) |
|
|
|
Artikel 2, punt 17 |
Artikel 2, punt p) |
|
|
|
Artikel 2, punt 18 |
Artikel 2, punt q) |
|
|
|
Artikel 2, punt 19 |
Artikel 2, punt r) |
|
|
|
Artikel 2, punt 20 |
Artikel 2, punt s) |
|
|
|
Artikel 2, punt 21 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 22 |
Artikel 3, lid 1 |
|
|
|
Artikel 5, lid 1 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 5, lid 2 |
Artikel 3, lid 2 |
|
|
|
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 3, lid 3 |
|
|
|
Artikel 6, lid 2 |
Artikel 3, lid 3 bis, eerste alinea |
|
|
|
Artikel 8, lid 1 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 8, lid 2 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 3, lid 3 bis, tweede alinea |
|
|
|
Artikel 7, leden 2 en 3 |
Artikel 3, lid 3 bis, derde alinea |
|
|
|
Artikel 9, leden 1 en 3 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 3, lid 3 ter |
|
|
|
Artikel 10, lid 1 |
Artikel 3, lid 3 quater |
|
|
|
Artikel 10, lid 2 |
Artikel 3, lid 4 |
|
|
|
Artikel 5, lid 3 |
Artikel 3, lid 5 |
|
|
|
Artikel 11 |
Artikel 3, lid 6 |
|
|
|
Artikel 5, lid 4 |
Artikel 4 |
|
|
|
Artikel 31 |
Artikel 5 |
|
|
|
Artikel 20 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 22 |
Artikel 6 |
|
|
|
Artikel 23 |
Artikel 7 |
|
|
|
Artikel 32 |
Artikel 7 bis |
|
|
|
Artikel 33 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 33, lid 5, punt c) |
Artikel 8, leden 1 en 2 |
|
|
|
Artikel 3, leden 1 en 2 |
Artikel 8, lid 5 |
|
|
|
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 8 bis, leden 1 en 2 |
|
|
|
Artikel 4, leden 1 en 2 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 8 bis, lid 3 |
|
|
|
Artikel 4, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 29 |
Artikel 9, leden 1 en 2 |
|
|
|
Artikel 45, leden 1 en 2 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 45, lid 3 |
Artikel 9, lid 3 |
|
|
|
Artikel 45, lid 4 |
Artikel 9, leden 4 en 5 |
|
|
|
Artikel 45, leden 5 en 6 |
Artikel 9, leden 6 en 7 |
|
|
|
— |
Artikel 9 bis |
|
|
|
— |
Artikel 9 ter, leden 1 en 2 |
|
|
|
Artikel 51, leden 1 en 2 |
Artikel 9 ter, lid 3 |
|
|
|
Artikel 51, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 51, lid 3 |
Artikel 10, lid 1 |
|
|
|
Artikel 95, lid 1 |
Artikel 10, lid 2 |
|
|
|
Artikel 95, lid 3 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 95, lid 2 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 95, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 95, lid 5 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 95, lid 6 |
Artikel 10, lid 3 |
|
|
|
Artikel 95, lid 7 |
Artikel 10, lid 4 |
|
|
|
Artikel 95, lid 8 |
Artikel 10, lid 5 |
|
|
|
— |
Artikel 11 |
|
|
|
Artikel 43 |
Artikel 12, lid 1 |
|
|
|
Artikel 44, lid 1 |
Artikel 12, lid 2 |
|
|
|
— |
Artikel 12, lid 3 |
|
|
|
Artikel 61, lid 2 |
Artikel 12, lid 4 |
|
|
|
— |
Artikel 12, lid 5 |
|
|
|
Artikel 44, lid 2 |
Artikel 13 |
|
|
|
Artikel 17 |
Artikel 13 bis, leden 1, 2 en 3 |
|
|
|
Artikel 40, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 13 bis, lid 4 |
|
|
|
— |
— |
|
|
|
Artikel 40, lid 5 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 40, lid 4 |
Artikel 13 ter, leden 1, 2 en 3 |
|
|
|
Artikel 41, leden 1, 2 en 3 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 41, lid 4 |
Artikel 13 ter, lid 4 |
|
|
|
Artikel 41, lid 7 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 41, lid 5 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 41, lid 6 |
Artikel 14 |
|
|
|
Artikel 63 |
Artikel 15, leden 1, 2 en 3 |
|
|
|
Artikel 64, leden 1, 2 en 3 |
Artikel 15, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
— |
Artikel 66 |
Artikel 16 |
|
|
|
Artikel 67 |
Artikel 17 |
|
|
|
Artikel 39 |
Artikel 18 |
|
|
|
— |
Artikel 19 |
|
|
|
Artikel 38 |
Artikel 20 |
|
|
|
Artikel 26 |
Artikel 21, lid 1 |
|
|
|
Artikel 27, lid 1 |
Artikel 21, lid 2, eerste en tweede alinea |
|
|
|
Artikel 27, lid 2 |
Artikel 21, lid 2, derde alinea |
|
|
|
Artikel 27, lid 3 |
Artikel 21, lid 2, vierde en vijfde alinea |
|
|
|
Artikel 27, lid 4 |
— |
|
|
|
Artikel 27, lid 5 |
Artikel 21, lid 3 |
|
|
|
— |
Artikel 21, lid 4 |
|
|
|
Artikel 27, lid 6 |
Artikel 21 bis |
|
|
|
Artikel 29 |
Artikel 22, lid 1 |
|
|
|
Artikel 118, lid 1 |
Artikel 22, lid 2 |
|
|
|
Artikel 118, lid 3 |
Artikel 22, lid 3 |
|
|
|
Artikel 118, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 11, lid 2 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 118, lid 5 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 117 |
Artikel 23 |
|
|
|
Artikel 119 |
Artikel 24 |
|
|
|
Artikel 120, leden 1 en 2 |
Artikel 25 |
|
|
|
Artikel 122, lid 1 |
Artikel 26 |
|
|
|
Artikel 125 |
Artikel 28 |
|
|
|
Artikel 124 |
Artikel 29 |
|
|
|
Artikel 127 |
Artikel 30 |
|
|
|
Artikel 128 |
Bijlage II |
|
|
|
— |
|
Artikel 1 |
|
|
Artikel 1, lid 1 |
|
Artikel 2, lid 1 |
|
|
— |
|
Artikel 2, lid 2 |
|
|
Artikel 2, punt 22 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 23 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 24 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 25 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 26 |
|
Artikel 3, lid 1 |
|
|
Artikel 12, lid 1 |
|
Artikel 3, lid 2, eerste zin |
|
|
Artikel 12, lid 2 |
|
Artikel 3, lid 2, tweede, derde en vierde zin |
|
|
Artikel 12, lid 3 |
|
Artikel 3, lid 3 |
|
|
Artikel 12, lid 4 |
— |
— |
— |
— |
|
|
Artikel 4 |
|
|
Artikel 15 |
|
Artikel 5, lid 1 |
|
|
Artikel 46, lid 1 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 46, leden 2 en 3 |
|
Artikel 5, lid 2, eerste alinea |
|
|
Artikel 48, lid 1 |
|
Artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste zin |
|
|
Artikel 48, lid 2 |
|
Artikel 5, lid 2, derde alinea |
|
|
Artikel 48, lid 5 |
|
Artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste zin |
|
|
Artikel 48, lid 3 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 48, lid 4 |
|
Artikel 5, lid 3 |
|
|
Artikel 48, lid 6 |
|
Artikel 5, leden 4 en 5 |
|
|
Artikel 93, leden 4 en 5 |
|
Artikel 5, lid 6 |
|
|
Artikel 52 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 93 |
|
Artikel 6, leden 1, 2, 3 en 4 |
|
|
Artikel 13 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 47 |
|
Artikel 7 — |
|
|
— Artikel 55 |
|
Artikel 8 |
|
|
Artikel 36 |
|
Artikel 9 |
|
|
Artikel 14 |
|
Artikel 10 |
|
|
Artikel 30 |
— |
— |
— |
— |
|
|
Artikel 11 |
|
|
Artikel 21 |
|
Artikel 12 |
|
|
Artikel 16 |
|
Artikel 13 |
|
|
Artikel 42 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 94 |
|
Artikel 14, lid 1 |
|
|
Artikel 18 |
|
Artikel 14, lid 2 |
|
|
Artikel 19 |
|
Artikel 15 |
|
|
Artikel 120, leden 3 en 4 |
|
Artikel 16 |
|
|
— |
|
Artikel 17 |
|
|
— |
|
Artikel 18 |
|
|
— |
|
Artikel 19 |
|
|
— |
|
Artikel 20 |
|
|
— |
|
Bijlage |
|
|
Bijlage I |
|
|
Artikel 1, leden 1 en 2 |
|
Artikel 1, leden 2 en 3 |
|
|
Artikel 2, punt a) |
|
Artikel 2, punt 27 |
|
|
Artikel 2, punt b) |
|
Artikel 2, punt 28 |
|
|
Artikel 2, punt c) |
|
Artikel 2, punt 29 |
|
|
Artikel 2, punt d) |
|
— |
|
|
Artikel 2, punt e) |
|
Artikel 2, punt 30 |
|
|
Artikel 3 |
|
Artikel 59 |
|
|
Artikel 4 |
|
Artikel 60 |
|
|
Artikel 5 |
|
Artikel 61 |
|
|
Artikel 6 |
|
Artikel 62 |
|
|
|
|
— |
|
|
Artikel 8 |
|
Artikel 68 |
|
|
Artikel 9 |
|
Artikel 69 |
|
|
Artikel 10 |
|
Artikel 70 |
|
|
Artikel 11 |
|
Artikel 71 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 72 |
|
|
Artikel 12 |
|
Artikel 73 |
|
|
Artikel 13 |
|
Artikel 74 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 75 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 76 |
|
|
Artikel 13 bis |
|
Artikel 77 |
|
|
Artikel 13 ter |
|
Artikel 78 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 80 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 81 |
|
|
Artikel 14 |
|
— |
|
|
Artikel 15 |
|
Artikel 120, lid 5 |
|
|
Artikel 16, lid 1 |
|
— |
|
|
Artikel 16, lid 2 |
|
Artikel 121, lid 4 |
|
|
Artikel 17 |
|
— |
|
|
Artikel 18 |
|
— |
|
|
Artikel 19 |
|
— |
|
|
Artikel 20 |
|
— |
|
|
Bijlage I |
|
Bijlage II |
|
|
Bijlage II |
|
— |
— |
— |
— |
— |
Bijlage III |
|
|
|
Artikel 1 |
Artikel 1, leden 4 en 5 |
|
|
|
Artikel 2, punt a) |
— |
|
|
|
Artikel 2, punt c) |
Artikel 2, punt 32 |
|
|
|
Artikel 2, punt d) |
Artikel 2, punt 33 |
|
|
|
Artikel 2, punt f) |
Artikel 2, punt 34 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 35 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 37 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 38 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 2, punt 39 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 84 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 85 |
|
|
|
Artikel 3 |
Artikel 86, leden 1 en 2 |
|
|
|
Artikel 4 |
— |
|
|
|
Artikel 5 |
— |
|
|
|
Artikel 6 |
— |
|
|
|
Artikel 7 |
— |
|
|
|
Artikel 8, lid 1 |
Artikel 86, lid 3 |
|
|
|
Artikel 8, lid 2 |
Artikel 86, lid 4 |
|
|
|
Artikel 8, lid 3 |
Artikel 86, lid 5 |
|
|
|
Artikel 9 |
— |
— |
— |
— |
— |
Artikel 87 |
|
|
|
Artikel 10 |
Artikel 88 |
|
|
|
Artikel 11 |
— |
|
|
|
Artikel 12 |
Artikel 89 |
|
|
|
Artikel 13 |
Artikel 90 |
|
|
|
Artikel 14 |
Artikel 91 |
|
|
|
Artikel 15 |
Artikel 122, leden 2 en 3 |
|
|
|
Artikel 17 |
— |
— |
— |
— |
— |
Artikel 99 |
— |
— |
— |
— |
Artikel 101 |
|
|
|
Artikel 20, lid 1 |
Artikel 102 |
|
|
|
Artikel 20, lid 2 |
Artikel 105, lid 3 |
|
|
|
Artikel 21 |
Artikel 103 |
|
|
|
Artikel 22 |
Artikel 104 |
|
|
|
Artikel 23 |
Artikel 108 |
|
|
|
Artikel 23 bis |
Artikel 111 |
|
|
|
Artikel 24 |
Artikel 113 |
|
|
|
Artikel 25 |
Artikel 112 |
|
|
|
Artikel 26 |
Artikel 109 |
|
|
|
Artikel 27 |
— |
|
|
|
Artikel 27 bis |
Artikel 96 |
|
|
|
Artikel 28 |
Artikel 97 |
|
|
|
Artikel 29 |
Artikel 115 |
|
|
|
Artikel 30, lid 1 |
Artikel 106, lid 2 |
|
|
|
Artikel 30, lid 2 |
Artikel 106, lid 4 |
|
|
|
Artikel 30, lid 3 |
Artikel 106, lid 4 |
|
|
|
Artikel 30, lid 4 |
Artikel 106, lid 5 |
|
|
|
Artikel 30, lid 5 |
Artikel 105, lid 1 |
|
|
|
Artikel 31 |
Artikel 114 |
|
|
|
Artikel 32 |
Artikel 92 |
|
|
|
Artikel 33 |
Artikel 24 |
|
|
|
Artikel 34 |
Artikel 25 |
|
|
|
Artikel 35 |
Artikel 116 |
|
|
|
Artikel 36 |
Artikel 121 |
|
|
|
Artikel 37 |
— |
|
|
|
Artikel 38 |
— |
|
|
|
Artikel 39 |
— |
|
|
|
Artikel 40 |
— |
|
|
|
Bijlage I |
Bijlage V |
|
|
|
Bijlage II |
Bijlage VII |
|
|
|
Bijlage III |
Bijlage IX |
|
|
|
Bijlage IV |
Bijlage VI |
|
|
|
Bijlage V |
— |
|
|
|
Bijlage VI |
Bijlage X |
|
|
|
|
Bijlage IV |
( ) Richtlijn 2008/63/EG van de Commissie van 20 juni 2008 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 20).
( ) Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
( ) Verordening (EU) nr. 526/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 460/2004 (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 41).
( ) Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
( ) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).