EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02016R2286-20190313

Consolidated text: Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2286 van de Commissie van 15 december 2016 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de ten behoeve van die beoordeling door een roamingaanbieder in te dienen aanvraag (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2016/2286/2019-03-13

02016R2286 — NL — 13.03.2019 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2286 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de ten behoeve van die beoordeling door een roamingaanbieder in te dienen aanvraag

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 344 van 17.12.2016, blz. 46)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/296 VAN DE COMMISSIE van 20 februari 2019

  L 50

4

21.2.2019




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2286 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften betreffende de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik, betreffende de methodologie voor de beoordeling van de houdbaarheid van de afschaffing van retailroamingtoeslagen en betreffende de ten behoeve van die beoordeling door een roamingaanbieder in te dienen aanvraag

(Voor de EER relevante tekst)



AFDELING I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Bij deze verordening worden gedetailleerde voorschriften vastgesteld om te zorgen voor de consistente uitvoering van beleid inzake redelijk gebruik dat roamingaanbieders mogen toepassen met betrekking tot het verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten die tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs worden aangeboden in overeenstemming met artikel 6 ter van Verordening (EU) nr. 531/2012.

2.  Verder worden bij deze verordening gedetailleerde voorschriften vastgesteld betreffende:

a) verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die roamingaanbieders overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indienen teneinde de houdbaarheid van hun binnenlandse tariefmodel te waarborgen;

b) de door de nationale regelgevende instanties toe te passen methodologie op basis waarvan zij beoordelen of de roamingaanbieder heeft aangetoond niet in staat te zijn de kosten van het aanbieden van gereguleerde roamingdiensten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel wordt ondermijnd.

Artikel 2

Definities

1.  Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EU) nr. 531/2012.

2.  Verder wordt verstaan onder:

a)

„duurzame banden met een lidstaat” : aanwezigheid op het grondgebied van de lidstaat die voortvloeit uit een voltijdse en duurzame arbeidsverhouding, met inbegrip van die van grensarbeiders, uit duurzame contractuele betrekkingen die een soortgelijke mate van fysieke aanwezigheid van een zelfstandige met zich brengen, uit deelname aan regelmatig onderwijs of uit andere situaties, zoals bij gedetacheerde werknemers of gepensioneerden, wanneer er sprake is van een soortgelijk niveau van territoriale aanwezigheid;

b)

„mobiele retaildiensten” : openbare mobiele-communicatiediensten die aan eindgebruikers worden aangeboden, met inbegrip van spraak-, sms- en gegevensdiensten;

c)

„open databundel” : een tariefplan voor de levering van één of meer mobiele retaildiensten waarbij het volume van mobiele retaildatadiensten niet wordt beperkt en een vaste periodieke vergoeding wordt betaald, of waarbij de binnenlandse prijs per eenheid van mobiele retaildatadiensten, verkregen door de totale binnenlandse retailprijs, exclusief btw, voor mobiele diensten voor de volledige factureringsperiode te delen door het totale in het binnenland beschikbare volume van mobiele retaildatadiensten, lager is dan het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 bedoelde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief;

d)

„prepaid-tariefplan” : een tariefplan op basis waarvan mobiele retaildiensten worden geleverd tegen aftrek van een tegoed dat de klant aan de aanbieder ter beschikking heeft gesteld op basis van betaling per eenheid, voorafgaand aan het verbruik, waarbij een klant zich zonder sancties kan terugtrekken zodra het tegoed is verbruikt of verlopen;

e)

„bezochte lidstaat” : een lidstaat die niet de lidstaat van de binnenlandse aanbieder van de roamingklant is;

f)

„marge betreffende mobiele diensten” : winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie uit de verkoop van mobiele diensten die geen binnen de Unie aangeboden retailroamingdiensten zijn, waarbij derhalve geen rekening wordt gehouden met kosten en inkomsten betreffende retailroamingdiensten;

g)

„groep” : een moederonderneming en alle onder de zeggenschap daarvan staande dochterondernemingen in de zin van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad ( 1 ).



AFDELING II

BELEID INZAKE REDELIJK GEBRUIK

Artikel 3

Grondbeginsel

1.  Een roamingaanbieder biedt tegen binnenlandse prijzen gereguleerde retailroamingdiensten aan aan zijn roamingklanten die normaal gesproken woonachtig zijn in de lidstaat van die roamingaanbieder of die duurzame banden met die lidstaat hebben welke een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen, tijdens periodieke reizen van die klanten in de Unie.

2.  Op elk door een roamingaanbieder toegepast beleid inzake redelijk gebruik dat is gericht op het voorkomen van misbruik of afwijkend gebruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten zijn de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde voorwaarden van toepassing, waarbij wordt gewaarborgd dat dergelijke roamingklanten allemaal toegang hebben tot gereguleerde retailroamingdiensten tegen binnenlandse prijzen tijdens dergelijke periodieke reizen in de Unie onder de voorwaarden die ook van toepassing zijn indien in het binnenland van dergelijke diensten gebruik wordt gemaakt.

Artikel 4

Redelijk gebruik

1.  In het kader van beleid inzake redelijk gebruik kan de roamingaanbieder de roamingklanten verzoeken een bewijs te verstrekken op basis waarvan wordt aangetoond dat zij gewoonlijk in de lidstaat van de roamingaanbieder woonachtig zijn of andere duurzame banden met die lidstaat hebben die een frequente en aanzienlijke aanwezigheid op het grondgebied ervan met zich brengen.

2.   ►M1  Onverminderd elke toepasselijke binnenlandse volumebeperking, kan de roamingklant in het geval van een open databundel tijdens periodieke reizen in de Unie een volume van retaildataroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs verbruiken dat ten minste dubbel zo groot is als het volume dat wordt verkregen door de totale binnenlandse retailprijs van die open databundel, exclusief btw, voor de volledige factureringsperiode te delen door het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief. ◄

In het geval van de verkoop van mobiele retaildiensten in combinatie met andere diensten of terminals, wordt bij de vaststelling van de totale binnenlandse retailprijs van een databundel ten behoeve van artikel 2, lid 2, onder c), en van dit lid rekening gehouden met de prijs die van toepassing is op de afzonderlijke verkoop van de component mobiele retaildiensten van de bundel, exclusief btw, indien beschikbaar, of met de prijs van de verkoop van dergelijke diensten met dezelfde kenmerken op afzonderlijke basis.

3.  In het geval van prepaid-tariefplannen kan de roamingaanbieder als alternatief voor de in lid 1 vastgestelde vereiste betreffende beleid inzake redelijk gebruik het verbruik van retaildataroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs binnen de Unie beperken tot een volume dat ten minste even groot is als het volume dat wordt verkregen door het totale bedrag, exclusief btw, van het beschikbare, op het moment waarop het roaminggebruik begint door de klant reeds aan de aanbieder betaalde resterende tegoed te delen door het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde gereguleerde maximale wholesaleroamingtarief.

4.  Teneinde misbruik of afwijkend gebruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten te voorkomen, kan de roamingaanbieder in het kader van de verwerking van verkeersgegevens overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2002/58/EG billijke, redelijke en evenredige controlemechanismen toepassen die zijn gebaseerd op objectieve indicatoren die verband houden met het risico op misbruik of afwijkend gebruik buiten periodieke reizen in de Unie.

De objectieve indicatoren kunnen maatregelen omvatten waarmee wordt vastgesteld of het binnenlandse verbruik van klanten groter is dan hun roamingverbruik dan wel of de aanwezigheid in het binnenland van klanten groter is dan hun aanwezigheid in andere lidstaten van de Unie.

Teneinde te waarborgen dat roamingklanten die periodieke reizen ondernemen niet worden onderworpen aan onnodige of buitensporige waarschuwingen overeenkomstig artikel 5, lid 4, observeren roamingaanbieders die dergelijke maatregelen toepassen om vast te stellen of er een risico op misbruik of afwijkend gebruik van roamingdiensten bestaat, dergelijke indicatoren betreffende aanwezigheid en verbruik cumulatief en gedurende een periode van ten minste vier maanden.

De roamingaanbieder specificeert in zijn overeenkomsten met roamingklanten op welke mobiele retaildienst of -diensten de indicator inzake verbruik betrekking heeft alsmede de minimale duur van de observatieperiode.

Overwegend binnenlands verbruik of overwegende aanwezigheid in het binnenland van de roamingklant tijdens de gedefinieerde observatieperiode wordt beschouwd als bewijs van gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten dat geen misbruik noch afwijkend gebruik is.

Met betrekking tot de leden 2, 3 en 5, telt elke dag waarop een roamingklant zich heeft aangemeld op het binnenlandse netwerk als dag waarop die klant in het binnenland aanwezig is.

Andere objectieve indicatoren betreffende een risico op misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten die tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs worden aangeboden zijn uitsluitend:

a) lange inactiviteit van een simkaart die hoofdzakelijk, zo niet uitsluitend, bij roaming wordt gebruikt;

b) aanschaf en daaropvolgend gebruik van verschillende simkaarten door dezelfde klant bij roaming.

5.  Wanneer de roamingaanbieder aan de hand van objectief bewijs vaststelt dat meerdere simkaarten op georganiseerde wijze zijn doorverkocht aan personen die niet daadwerkelijk in de lidstaat van die roamingaanbieder woonachtig zijn of daarmee duurzame banden hebben die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in die lidstaat met zich brengen, teneinde verbruik van tegen de toepasselijke binnenlandse retailprijs aangeboden gereguleerde retailroamingdiensten voor andere doeleinden dan periodieke reizen mogelijk te maken, kan de roamingaanbieder onmiddellijke evenredige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat alle voorwaarden van de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst worden nageleefd.

6.  Wanneer de roamingaanbieder krachtens deze afdeling maatregelen treft, neemt hij Richtlijnen 2002/58/EG en 95/46/EG en de bijbehorende nationale uitvoeringsmaatregelen alsmede Verordening (EU) nr. 2016/679 in acht.

7.  Deze verordening is niet van toepassing op enig beleid inzake redelijk gebruik dat is gedefinieerd in de contractuele voorwaarden van overeenkomstig artikel 6 sexies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 531/2012 aangeboden alternatieve roamingtarieven.

Artikel 5

Transparantie van en toezicht op beleid inzake redelijk gebruik

1.  Wanneer een roamingaanbieder een beleid inzake redelijk gebruik toepast, neemt hij alle voorwaarden die met dat beleid verband houden op in de overeenkomsten met roamingklanten, met inbegrip van alle in overeenstemming met artikel 4, lid 4, toegepaste controlemechanismen. Als onderdeel van het beleid inzake redelijk gebruik stelt de roamingaanbieder transparante, eenvoudige en efficiënte procedures vast voor de afhandeling van klachten van klanten in verband met de toepassing van het beleid inzake redelijk gebruik. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de rechten van de roamingklant krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 op transparante, eenvoudige, billijke en vlotte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedures die in de lidstaat van de roamingaanbieder overeenkomstig artikel 34 van Richtlijn 2002/22/EG zijn ingesteld. In het kader van dergelijke procedures inzake klachten en geschillenbeslechting heeft de roamingklant naar aanleiding van een waarschuwing overeenkomstig lid 3, eerste alinea, het recht bewijzen te verstrekken die aantonen dat hij gereguleerde roamingretaildiensten niet gebruikt voor andere doeleinden dan periodieke reizen.

2.  De roamingaanbieder stelt de nationale regelgevende instantie in kennis van zijn beleid inzake redelijk gebruik overeenkomstig deze verordening.

3.  Wanneer er op basis van de in artikel 4, lid 4, bedoelde objectieve indicatoren objectief bewijs is dat er een risico bestaat op misbruik of afwijkend gebruik door een bepaalde klant van gereguleerde retailroamingdiensten tegen de binnenlandse retailprijs binnen de Unie, waarschuwt de roamingaanbieder de klant dat er een gedragspatroon is geconstateerd dat duidt op een dergelijk risico voordat de roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 een toeslag aanrekent.

Wanneer een dergelijk risico het gevolg is van niet-naleving van zowel het criterium betreffende overwegend binnenlands verbruik als het criterium betreffende overwegende aanwezigheid in het binnenland gedurende de gedefinieerde observatieperiode, als bedoeld in artikel 4, lid 4, vijfde alinea, wordt rekening gehouden met aanvullende blijken van een risico dat voortvloeit uit de totale niet-binnenlandse aanwezigheid of het totale niet-binnenlandse gebruik door de roamingklant ten behoeve van het afhandelen van daaropvolgende klachten als bepaald in lid 1 of de geschillenbeslechtingsprocedure krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012, met betrekking tot de toepasselijkheid van een toeslag.

Dit lid is van toepassing ongeacht door de roamingklant overeenkomstig artikel 4, lid 1, verstrekte documenten ter staving van diens verblijfplaats of van andere duurzame banden die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in de lidstaat van de roamingaanbieder met zich brengen.

4.  Wanneer de roamingaanbieder de roamingklant overeenkomstig lid 3 waarschuwt, licht hij de klant erover in dat, indien het gebruikspatroon niet verandert binnen een periode van ten minste twee weken, waarbij daadwerkelijk binnenlands verbruik of daadwerkelijke aanwezigheid in het binnenland wordt aangetoond, er een toeslag krachtens artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 kan worden toegepast met betrekking tot elk verder gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten met de desbetreffende simkaart dat na de datum van een dergelijke waarschuwing plaatsvindt.

5.  De roamingaanbieder rekent de toeslag niet meer aan zodra het gebruik door de klant op basis van de in artikel 4, lid 4, genoemde objectieve indicatoren niet meer wijst op een risico op misbruik of afwijkend gebruik van de gereguleerde retailroamingdiensten.

6.  Wanneer een roamingaanbieder vaststelt dat simkaarten op georganiseerde wijze zijn doorverkocht aan personen die gewoonlijk niet in de lidstaat van de aanbieder van retailroamingdiensten woonachtig zijn en met die lidstaat evenmin duurzame banden hebben die frequente en aanzienlijke aanwezigheid in die lidstaat met zich brengen, teneinde verbruik van gereguleerde retailroamingdiensten voor andere doeleinden dan periodieke reizen buiten die lidstaat mogelijk te maken in overeenstemming met artikel 4, lid 3, stelt de exploitant de nationale regelgevende instantie in kennis van het bewijs dat het desbetreffende stelselmatige misbruik aantoont en van de maatregel die wordt getroffen om ervoor te zorgen dat alle voorwaarden van de onderliggende overeenkomst worden nageleefd, en wel uiterlijk op het moment dat een dergelijke maatregel wordt getroffen.



AFDELING III

TOEPASSING EN METHODOLOGIE VOOR DE BEOORDELING VAN DE HOUDBAARHEID VAN DE AFSCHAFFING VAN RETAILROAMINGTARIEVEN

Artikel 6

Gegevens ter ondersteuning van een verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieders overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

1.  Door een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 ingediende verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen („het verzoek”), worden beoordeeld op basis van gegevens betreffende de totale volumes van de gereguleerde retailroamingdiensten die de indiener van het verzoek volgens de projecties aanbiedt gedurende een periode van twaalf maanden die op zijn vroegst op 15 juni 2017 begint. Voor het eerste verzoek worden deze projecties betreffende volumes berekend aan de hand van één of meerdere van de volgende opties:

a) daadwerkelijk door de indiener van het verzoek tegen de toepasselijke gereguleerde retailroamingprijs vóór 15 juni 2017 aangeboden volumes van gereguleerde retailroamingdiensten;

b) geprojecteerde totale volumes van gereguleerde roamingdiensten na 15 juni 2017, wanneer de geprojecteerde volumes van gereguleerde retailroamingdiensten gedurende de desbetreffende periode worden geraamd op basis van het daadwerkelijke binnenlandse retailverbruik van mobiele diensten en door de roamingklanten van de indiener van het verzoek in het buitenland binnen de Unie doorgebrachte tijd;

c) geprojecteerde volumes van gereguleerde retailroamingdiensten na 15 juni 2017, wanneer de volumes van gereguleerde retailroamingdiensten worden geraamd op basis van de binnen het tariefplan van de indiener van het verzoek geconstateerde proportionele verandering van de volumes van gereguleerde retailroamingdiensten die heeft plaatsgevonden in de tariefplannen van de indiener van het verzoek en die betrekking heeft op een wezenlijk deel van het klantenbestand waarvoor de prijzen van gereguleerde retailroamingdiensten door de indiener zijn vastgesteld op het binnenlandse niveau voor een periode van ten minste 30 dagen, in overeenstemming met de in bijlage I vastgestelde methodologie.

Indien een verzoek dat overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 wordt ingediend, wordt bijgewerkt, worden de geprojecteerde totale volumes van gereguleerde roamingdiensten bijgewerkt op basis van het daadwerkelijke gemiddelde verbruikspatroon van binnenlandse mobiele diensten, vermeerderd met het geconstateerde aantal roamingklanten en de tijd die zij gedurende de voorafgaande twaalf maanden in bezochte lidstaten hebben doorgebracht.

2.  Alle gegevens betreffende de kosten en inkomsten van de indiener van het verzoek zijn gebaseerd op financiële rekeningen die aan de nationale regelgevende instantie worden verstrekt, en deze gegevens mogen worden aangepast aan de hand van de in lid 1 bedoelde volumeramingen. Wanneer projecties betreffende kosten worden gebruikt, wordt uitsluitend rekening gehouden met afwijkingen die voortvloeien uit cijfers van financiële rekeningen uit het verleden indien bewijzen worden verstrekt met betrekking tot financiële verbintenissen voor de periode waarop de projecties betrekking hebben.

3.  De indiener van het verzoek verstrekt alle gegevens die nodig zijn ter bepaling van de marge betreffende mobiele diensten en de totale daadwerkelijke en geprojecteerde kosten en inkomsten die verband houden met het leveren van gereguleerde roamingdiensten gedurende de relevante periode.

Artikel 7

Bepaling van roamingspecifieke kosten voor het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.  Teneinde vast te stellen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende roamingspecifieke kosten, indien deze zijn onderbouwd in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen:

a) de kosten voor de aankoop van wholesaleroamingtoegang;

b) de roamingspecifieke retailkosten.

2.  Wat betreft de gemaakte kosten voor de aankoop van gereguleerde wholesaleroamingdiensten wordt uitsluitend rekening gehouden met het bedrag waarmee de totale betalingen van de indiener van het verzoek aan partijen die dergelijke diensten in de Unie aanbieden de totale aan hem verschuldigde bedragen voor het aanbieden van die diensten aan andere roamingaanbieders in de Unie naar verwachting overschrijdt. Wat betreft de bedragen die aan de roamingaanbieder zijn verschuldigd voor de levering van gereguleerde wholesaleroamingdiensten gaat de roamingaanbieder uit van geprojecteerde volumes van deze wholesaleroamingdiensten die overeenkomen met de aannames die aan zijn in artikel 6, lid 1, bedoelde geprojecteerde volumes ten grondslag liggen.

3.  Wat betreft de roamingspecifieke retailkosten wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende kosten, indien deze zijn onderbouwd in het verzoek:

a) de kosten van het uitvoeren en beheren van roamingactiviteiten, met inbegrip van alle op het uitvoeren en beheren van op roaming betrekking hebbende business intelligence-systemen en -software;

b) kosten in verband met gegevensverrekening en betalingen, met inbegrip van kosten in verband met gegevensverrekening en financiële vereffening;

c) kosten in verband met het onderhandelen en bereiken van overeenstemming over contracten, met inbegrip van externe vergoedingen en het gebruik van interne middelen;

d) kosten die worden gemaakt om te voldoen aan de in de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 531/2012 vastgestelde vereisten betreffende het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten, rekening houdend met het door de roamingaanbieder vastgestelde toepasselijke beleid inzake redelijk gebruik.

4.  Met de in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde kosten wordt slechts rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeersvolume van de gereguleerde retailroamingdiensten van de indiener en het totale uitgaande retailverkeer en inkomende wholesaleverkeer van zijn roamingdiensten, in overeenstemming met de in de punten 1 en 2 van bijlage II vastgestelde methodologie, en naargelang van de verhouding tussen de totale hoeveelheid verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie, in overeenstemming met de in de punten 1 en 3 van bijlage II vastgestelde methodologie.

5.  Met de in lid 3, onder d), bedoelde kosten wordt slechts rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie, in overeenstemming met de in de punten 1 en 3 van bijlage II vastgestelde methodologie.

Artikel 8

Toewijzing van gezamenlijke en gemeenschappelijke retailkosten aan het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.  Als aanvulling op de krachtens artikel 7 bepaalde kosten kan een gedeelte van de in het kader van het aanbieden van mobiele retaildiensten in het algemeen gemaakte, gezamenlijke en gemeenschappelijke kosten worden opgenomen in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen. Er wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende kosten, indien deze in het verzoek zijn onderbouwd:

a) facturatie- en inningskosten, met inbegrip van alle kosten die verband houden met het verwerken, berekenen, opstellen en het ter beschikking stellen aan de klant van de daadwerkelijke rekening;

b) verkoop- en distributiekosten, met inbegrip van de kosten van het exploiteren van winkels en andere distributiekanalen voor de verkoop van mobiele retaildiensten;

c) kosten in verband met klantenservice, met inbegrip van de kosten van alle diensten in het kader van klantenservice waarover de eindgebruiker kan beschikken;

d) kosten voor het beheer van dubieuze vorderingen, met inbegrip van kosten die worden gemaakt in verband met het afschrijven van oninbare schulden en het innen van dubieuze vorderingen;

e) marketingkosten, met inbegrip van alle reclamekosten voor mobiele diensten.

2.  Voor zover de aanvraag een onderbouwing van de in lid 1 bedoelde kosten bevat, wordt slechts met deze kosten rekening gehouden naargelang van de verhouding tussen het totale verkeer van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale retailverkeer van alle mobiele retaildiensten, verkregen als gewogen gemiddelde van die verhouding per mobiele dienst, waarbij weging plaatsvindt op basis van de respectievelijke gemiddelde wholesaleroamingprijzen die door de indiener worden betaald overeenkomstig de in de punten 1 en 4 van bijlage II vastgestelde methodologie.

Artikel 9

Bepaling van inkomsten uit het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten

1.  Teneinde vast te stellen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wordt uitsluitend rekening gehouden met de volgende inkomsten die worden opgenomen in het verzoek om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen:

a) inkomsten afkomstig uit verkeer van mobiele retaildiensten die zijn opgebouwd in een bezochte lidstaat;

b) een aandeel van de totale inkomsten uit de verkoop van mobiele retaildiensten, gebaseerd op vaste periodieke tarieven.

2.  De in lid 1, onder a), bedoelde inkomsten omvatten:

a) alle op grond van artikel 6 sexies van Verordening (EU) nr. 531/2012 aangerekende retailtarieven voor verkeer dat het door de roamingaanbieder toegepast beleid inzake redelijk gebruik overschrijdt;

b) alle inkomsten uit alternatieve gereguleerde roamingdiensten overeenkomstig artikel 6 sexies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 531/2012;

c) alle binnenlandse retailprijzen die per eenheid in rekening zijn gebracht of die vaste periodieke tarieven voor het aanbieden van mobiele retaildiensten overschrijden en die voortvloeien uit het gebruik van mobiele retaildiensten in een bezochte lidstaat.

3.  Teneinde de in lid 1, onder b), bedoelde inkomsten te bepalen, wordt in het geval van verkoop van mobiele retaildiensten in combinatie met andere diensten of terminals uitsluitend rekening gehouden met inkomsten die verband houden met de verkoop van mobiele retaildiensten. Deze inkomsten worden bepaald aan de hand van de prijs die van toepassing is op de afzonderlijke verkoop van elke component van de bundel, indien beschikbaar, of op de verkoop van dergelijke diensten met dezelfde kenmerken op afzonderlijke basis.

4.  Teneinde het aandeel van de totale inkomsten uit de verkoop van mobiele retaildiensten in verband met het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten te bepalen, wordt de in de punten 1 en 5 van bijlage II vastgestelde methodologie toegepast.

Artikel 10

Beoordeling van verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

1.  Bij de beoordeling van een verzoek om een toeslag te mogen aanrekenen dat een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen, mag de nationale regelgevende instantie uitsluitend concluderen dat de indiener van het verzoek niet in staat is om de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten terug te verdienen, waardoor de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefstelsel zou worden ondermijnd, wanneer de negatieve retailroaming-nettomarge van de indiener 3 % of meer van diens marge betreffende mobiele diensten bedraagt.

De retailroaming-nettomarge is het resterende bedrag nadat de kosten van het aanbieden van gereguleerde retailroamingdiensten zijn afgetrokken van de inkomsten uit het aanbieden van dergelijke diensten, als bepaald in overeenstemming met deze verordening. Teneinde dit bedrag te bepalen, evalueert de nationale regelgevende instantie de gegevens die in verband met het verzoek zijn verstrekt met het oog op de naleving van de in de artikelen 7, 8 en 9 bedoelde methodologie ter bepaling van de kosten en inkomsten.

2.  Wanneer de absolute waarde van de retailroaming-nettomarge overeenkomt met 3 % of meer van de marge betreffende mobiele diensten, geeft de nationale regelgevende instantie toch geen toestemming om de toeslag aan te rekenen indien zij kan vaststellen dat het door specifieke omstandigheden onwaarschijnlijk is dat de houdbaarheid van het binnenlandse tariefmodel wordt ondermijnd. Tot dergelijke omstandigheden behoren situaties waarin:

a) de indiener van het verzoek deel uitmaakt van een groep en is aangetoond dat er interne verrekenprijzen ten gunste van de andere dochterondernemingen van de groep binnen de Unie worden toegepast, met name in verband met een binnen de groep toegepaste substantiële onevenwichtigheid betreffende wholesaleroamingtarieven;

b) de mate van concurrentie op de binnenlandse markten betekent dat er capaciteit beschikbaar is om gereduceerde marges te absorberen;

c) door de toepassing van een strenger beleid inzake redelijk gebruik dat nog in overeenstemming is met de artikelen 3 en 4 de retailroaming-nettomarge zou afnemen tot een aandeel van minder dan 3 %.

3.  Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin een aanbieder een negatieve marge betreffende mobiele diensten en een negatieve retailroaming-nettomarge heeft, geeft de nationale regelgevende instantie toestemming voor een toeslag voor gereguleerde roamingdiensten.

4.  Wanneer de nationale regelgevende instantie toestemming geeft voor een toeslag voor gereguleerde roamingdiensten, wordt in haar uiteindelijke besluit het bedrag vastgesteld van de geconstateerde negatieve retailroaming-nettomarge dat mag worden terugverdiend door middel van de toepassing van een retailtoeslag voor binnen de Unie aangeboden roamingdiensten. De toeslag is in overeenstemming met de aannames betreffende het roamingverkeer die ten grondslag liggen aan de beoordeling van het verzoek en wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) vervatte beginselen.



AFDELING IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Toezicht op beleid inzake redelijk gebruik en op verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen

Teneinde toezicht te houden op de consistente toepassing van de artikelen 6 ter en 6 quater van Verordening (EU) nr. 531/2012 en van de onderhavige verordening alsmede teneinde de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van verzoeken op grond van 6 quinquies, lid 5, van Verordening (EU) nr. 531/2012, verzamelen de nationale regelgevende instanties op gezette tijden informatie betreffende:

a) alle acties die zij ondernemen in het kader van toezicht op de toepassing van artikel 6 ter van Verordening (EU) nr. 531/2012 en de in deze verordening vastgestelde gedetailleerde voorschriften;

b) het aantal gedurende het jaar ontvangen, toegestane en hernieuwde verzoeken om een roamingtoeslag te mogen aanrekenen overeenkomstig artikel 6 quater, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 531/2012;

c) de omvang van de negatieve retailroaming-nettomarges die zij hebben erkend in de besluiten waarin zij toestemming geven voor roamingtoeslagen en de regelingen inzake toeslagen die zijn opgenomen in de verzoeken om een toeslag te mogen aanrekenen die een roamingaanbieder overeenkomstig artikel 6 quater, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 indient teneinde de houdbaarheid van zijn binnenlandse tariefmodel te waarborgen.

Artikel 12

Evaluatie

Onverminderd de mogelijkheid om in een eerder stadium een evaluatie uit te voeren naar aanleiding van tijdens de beginfase met de tenuitvoerlegging opgedane ervaring en van significante veranderingen van de in artikel 6 quinquies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 531/2012 genoemde factoren, evalueert de Commissie deze uitvoeringshandeling na raadpleging van Berec uiterlijk in juni 2019.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Proportionele verandering van de daadwerkelijke volumes van gereguleerde roamingdiensten in het kader van „roam-likeat-home” vergeleken met dezelfde periode in het voorafgaande jaar:

image

Waarbij:

k = dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data);

n is het aantal dagen van toepassing van „roam-likeat-home” is (n ≥ 30), en

t het jaar van de eerste toepassing van „roam-likeat-home”.

Dit percentage dient te worden gebruikt voor de raming van de verandering van de volumes gedurende de geprojecteerde periode van twaalf maanden door het percentage te vermenigvuldigen met de volumes van het voorafgaande jaar.




BIJLAGE II

1. Gewicht wi van mobiele retaildiensten:

image

Waarbij:

k = dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data);

de door de aanbieder betaalde gemiddelde wholesaleroamingprijs heeft betrekking op de gemiddelde prijs per eenheid voor ongelijk verkeer die door de aanbieder wordt betaald voor elke dienst, waarbij eurocent de eenheid is voor elke dienst, namelijk i) per minuut voor spraak, ii) per sms voor sms'en en iii) per MB voor data.

2. Verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten van de indiener en het totale uitgaande retailverkeer en inkomende wholesaleverkeer van zijn roamingdiensten:

image

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

3. Verhouding tussen het totale verkeersvolume van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale verkeer van zijn retailroamingdiensten binnen en buiten de Unie:

image

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

4. Verhouding tussen het totale verkeer van de retailroamingdiensten van de indiener binnen de Unie en het totale retailverkeer van alle mobiele retaildiensten:

image

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).

5. EU-retailroaminginkomsten:

image

Waarbij:

k

=

dienst (1 = spraak, 2 = sms, 3 = data).



( 1 ) Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

( 2 ) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

Top