EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02013D1313-20210101
Decision No 1313/2013/EU of the European Parliament and of the Council of 17 December 2013 on a Union Civil Protection Mechanism (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02013D1313 — NL — 01.01.2021 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
BESLUIT Nr. 1313/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2018/1475 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 2 oktober 2018 |
L 250 |
1 |
4.10.2018 |
|
BESLUIT (EU) 2019/420 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 maart 2019 |
L 77I |
1 |
20.3.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2021/836 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 2021 |
L 185 |
1 |
26.5.2021 |
BESLUIT Nr. 1313/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 december 2013
betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ALGEMENE EN BIJZONDERE DOELSTELLINGEN, ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Algemene doelstelling, en onderwerp
Artikel 2
Werkingssfeer
Dit besluit is van toepassing op de samenwerking op het gebied van civiele bescherming. Deze samenwerking omvat onder meer:
preventie en paraatheidsacties binnen de Unie en, voor zover het artikel 5, lid 2, artikel 13, lid 2, en artikel 28 betreft, ook buiten de Unie; en
acties voor het verlenen van bijstand bij de respons op de onmiddellijke nadelige gevolgen van een ramp, binnen of buiten de Unie, met inbegrip van de in artikel 28, lid 1, bedoelde landen, naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het Uniemechanisme.
Artikel 3
Specifieke doelstellingen
Het Uniemechanisme biedt ondersteuning en aanvulling, en vergemakkelijkt de coördinatie van de acties van de lidstaten ter verwezenlijking van de volgende gemeenschappelijke specifieke doelstellingen:
het bereiken van een hoog niveau van bescherming tegen rampen door de potentiële gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen, door een preventiecultuur te bevorderen en door de samenwerking tussen de civielebeschermings- en andere bevoegde diensten te verbeteren;
het vergroten van de paraatheid op het niveau van de lidstaten en van de Unie om te kunnen reageren op rampen;
het bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij rampen of dreigende rampen, onder meer door maatregelen te treffen om de onmiddellijke gevolgen van rampen te beperken, en het aanmoedigen van de lidstaten om bureaucratische obstakels uit de weg te ruimen;
vergroten van het bewustzijn en de paraatheid van het publiek met betrekking tot rampen;
het vergroten van de beschikbaarheid en het gebruik van wetenschappelijke kennis over rampen; en
het opvoeren van de samenwerkings- en coördinatieactiviteiten op grensoverschrijdend niveau en tussen de lidstaten die blootstaan aan dezelfde soort rampen.
Indicatoren worden gebruikt voor het monitoren, evalueren en herzien, naar gelang van het geval, van de toepassing van dit besluit. Deze indicatoren zijn de volgende:
vooruitgang in de implementatie van het rampenpreventiekader, die wordt afgemeten aan het aantal lidstaten dat de in artikel 6, lid 1, onder d), bedoelde informatie ter beschikking van de Commissie heeft gesteld;
vooruitgang in het vergroten van de rampenparaatheid, die wordt afgemeten aan de omvang van de responscapaciteit die is opgenomen in de Europese pool voor civiele bescherming met betrekking tot de in artikel 11 bedoelde capaciteitsdoelen, het aantal modules dat in het gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem (CECIS) is geregistreerd, en de omvang van de rescEU-capaciteit die is vastgesteld voor het verlenen van bijstand in overweldigende situaties;
de vooruitgang in het verbeteren van de respons op rampen wordt afgemeten aan de snelheid waarmee acties in het kader van het Uniemechanisme worden uitgevoerd en de mate waarin de bijstand inspeelt op de behoeften in het veld; en
de vooruitgang bij de bewustmaking van het publiek en met betrekking tot de paraatheid voor rampen, afgemeten aan de mate waarin Unieburgers zich bewust zijn van de risico's in hun regio.
Artikel 4
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder
1. |
"ramp" : elke situatie die ernstige gevolgen voor mensen, het milieu, of eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, heeft of kan hebben; |
2. |
"respons" : elke actie die, naar aanleiding van een verzoek om bijstand, bij een dreigende ramp of tijdens of na een ramp in het kader van het Uniemechanisme wordt ondernomen, om de onmiddellijke nadelige gevolgen daarvan te bestrijden; |
3. |
"paraatheid" : een als gevolg van vooraf ondernomen actie bewerkstelligde staat van gereedheid en capaciteit aan menselijke en materiële middelen, structuren, gemeenschappen en organisaties waardoor door hen snel en doeltreffend op een ramp kan worden gereageerd; |
4. |
"preventie" : elke actie gericht op het verminderen van risico's of het verzachten van de nadelige gevolgen van een ramp voor mensen, het milieu en eigendommen, waaronder cultureel erfgoed; |
4 bis. |
"Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid" : niet-bindende doelstellingen die zijn vastgesteld op het gebied van civiele bescherming ter ondersteuning van preventie- en paraatheidsacties om de Unie en haar lidstaten beter in staat te stellen het hoofd te bieden aan de gevolgen van een ramp die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaakt of kan veroorzaken; |
5. |
"vroegtijdige waarschuwing" : de tijdige en doeltreffende verstrekking van informatie waardoor maatregelen kunnen worden genomen om risico's en nadelige gevolgen van een ramp te voorkomen of te verminderen en de paraatheid voor een doeltreffende respons te bevorderen; |
6. |
"module" : een zelfvoorzienende en autonome, vooraf omschreven en taak- en behoeftegericht samenstelling van capaciteiten van de lidstaten of een mobiel operationeel team van de lidstaten dat een combinatie van menselijke en materiële middelen vormt in termen van interventie- en uitvoeringscapaciteit; |
7. |
"risicobeoordeling" : het algemeen sectoroverschrijdend proces van het in kaart brengen, analyseren en beoordelen van risico's op nationaal of een passend subnationaal niveau; |
8. |
"risicobeheersingsvermogen" : het vermogen van een lidstaat of van zijn regio's om de in zijn risicobeoordelingen vastgestelde risico's te beperken, zich er aan aan te passen of deze te verzachten, met name wat betreft de gevolgen en de waarschijnlijkheid ervan, tot een voor die lidstaat aanvaardbaar niveau. Het risicobeheersingsvermogen wordt beoordeeld in termen van technische, financiële en bestuurlijke capaciteit tot het uitvoeren van adequate:
a)
risicobeoordelingen
b)
risicobeheersingsplanning (voor preventie en paraatheid) en
c)
preventie- en paraatheidsmaatregelen; |
9. |
"gastlandondersteuning" : elke actie die in de paraatheids- en responsfase wordt ondernomen door het land dat bijstand ontvangt of zendt, of door de Commissie, om voorzienbare belemmeringen voor de via het Uniemechanisme verstrekte internationale bijstand weg te nemen. Het omvat steun van de lidstaten om de doorvoer van deze bijstand over hun grondgebied te faciliteren |
10. |
"responscapaciteit" : bijstand die via het Uniemechanisme op verzoek kan worden verstrekt; |
11. |
"logistieke ondersteuning" : de essentiële uitrusting of diensten waarover deskundigenteams bedoeld in artikel 17, lid 1, moeten beschikken om hun taken te vervullen, waaronder communicatiemiddelen, tijdelijke huisvesting, levensmiddelen en vervoer in het land; |
12. |
"deelnemend land" : een derde land dat overeenkomstig artikel 28, lid 1, deelneemt aan het Uniemechanisme. |
HOOFDSTUK II
PREVENTIE
Artikel 5
Preventieacties
Voor het verwezenlijken van de preventiedoelstellingen en het uitvoeren van de -preventieacties neemt de Commissie de volgende maatregelen:
verbeteren van de kennisbasis betreffende rampenrisico's, en beter faciliteren en bevorderen van samenwerking en de uitwisseling van kennis, de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en innovatie, beste praktijken en informatie, met name onder lidstaten die met dezelfde risico's worden geconfronteerd;
ondersteunen en bevorderen van de risicobeoordelings- en -inventarisatieactiviteiten van de lidstaten via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang;
opstellen en regelmatig actualiseren van een sectoroverschrijdend overzicht en een sectoroverschrijdende inventaris van de risico’s op door de natuur en door de mens veroorzaakte rampen, met inbegrip van rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaken of kunnen veroorzaken, waarmee de Unie kan worden geconfronteerd, waarbij een coherente aanpak wordt gehanteerd voor alle verschillende beleidsterreinen die zich met rampenpreventie bezighouden of daarvoor relevant zijn, en terdege rekening wordt gehouden met de vermoedelijke gevolgen van de klimaatverandering;
aanmoedigen van het uitwisselen van goede praktijken inzake het voorbereiden van de nationale systemen voor civiele bescherming op de gevolgen van klimaatverandering;
bevorderen en ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van de risicobeheersactiviteit van de lidstaten via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang;
bundelen en verspreiden van door de lidstaten ter beschikking gestelde informatie; organiseren van een uitwisseling van ervaring in verband met de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen; en faciliteren van de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van preventie- en paraatheidsplanning, onder meer door middel van vrijwillige collegiale toetsingen;
met inachtneming van de in artikel 6, lid 1, punt d), vastgestelde termijnen periodiek verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen met de uitvoering van artikel 6;
bevorderen van het gebruik van verschillende financiële middelen van de Unie die duurzame rampenpreventie kunnen ondersteunen en de lidstaten en regio's ertoe aanmoedigen deze financieringsmogelijkheden te benutten;
wijzen op het belang van risicopreventie, ondersteunen van de lidstaten bij bewustmaking, voorlichting en educatie van het grote publiek, en ondersteunen van de inspanningen van de lidstaten inzake voorlichting van het grote publiek over alarmsystemen, door richtsnoeren over die systemen te verstrekken, onder meer op grensoverschrijdend niveau;
bevorderen van preventiemaatregelen in de lidstaten en de in artikel 28 bedoelde derde landen via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang; en
in nauw overleg met de lidstaten uitvoeren van extra ondersteunende en aanvullende preventieacties die nodig zijn om de in artikel 3, lid 1, onder a), genoemde doelstelling te verwezenlijken.
Artikel 6
Risicobeheersing
Met het oog op het bevorderen van een effectieve en coherente benadering van de preventie van en paraatheid bij rampen door het uitwisselen van niet-gevoelige informatie waarvan de openbaarmaking niet in strijd is met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten, en het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken in het kader van het Uniemechanisme, doen de lidstaten het volgende:
doorgaan met het opstellen van risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau;
doorgaan met het ontwikkelen van de beoordeling van risicobeheersingsvermogen op nationaal of passend subnationaal niveau;
doorgaan met het ontwikkelen en verfijnen van rampenrisicobeheersingsplanning op nationaal of passend subnationaal niveau, onder meer op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking, rekening houdend met de in lid 5 bedoelde Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid, wanneer die vastgesteld zijn, en de risico’s die verbonden zijn aan rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende gevolgen veroorzaken of kunnen veroorzaken;
een samenvatting van de relevante onderdelen van de in de punten a) en b) bedoelde beoordelingen aan de Commissie ter beschikking stellen waarin de nadruk wordt gelegd op de belangrijkste risico’s. Voor de belangrijkste risico’s met grensoverschrijdende gevolgen en de risico’s in verband met rampen die grensoverschrijdende gevolgen veroorzaken of kunnen veroorzaken, alsmede in voorkomend geval de weinig waarschijnlijke risico’s met ernstige gevolgen, beschrijven de lidstaten prioritaire preventie- en paraatheidsmaatregelen. De samenvatting wordt uiterlijk op 31 december 2020 en nadien om de drie jaar, en telkens wanneer er belangrijke veranderingen zijn, aan de Commissie verstrekt;
op vrijwillige basis deelnemen aan collegiale toetsingen van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen;
overeenkomstig internationale verbintenissen de verzameling op nationaal of passend subnationaal niveau van gegevens over rampenschade verbeteren met het oog op het opstellen van empirisch onderbouwde scenario’s als bedoeld in artikel 10, lid 1, en het in kaart brengen van lacunes in grensoverschrijdende rampenresponscapaciteiten.
Indien een lidstaat via het Uniemechanisme herhaaldelijk om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, kan de Commissie, na een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de activering, en met het doel de betrokken lidstaat steun te verlenen bij het versterken van zijn preventie- en paraatheidsniveau:
de lidstaat verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over specifieke preventie- en paraatheidsmaatregelen in verband met het navenante risico van dat soort ramp, en
waar passend, op basis van de verstrekte informatie:
voorstellen een deskundigenteam ter plaatse in te zetten om advies te verlenen over preventie- en paraatheidsmaatregelen, of
aanbevelingen formuleren om het preventie- en paraatheidsniveau in de betrokken lidstaat te verbeteren. De Commissie en die lidstaat houden elkaar op de hoogte van eventueel naar aanleiding van dergelijke aanbevelingen getroffen maatregelen.
Indien een lidstaat via het Uniemechanisme driemaal binnen drie opeenvolgende jaren om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, zijn de punten a) en b) van toepassing, tenzij uit een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de herhaalde activeringen blijkt dat dit niet nodig is.
HOOFDSTUK III
PARAATHEID
Artikel 7
Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties
Het ERCC staat met name in voor de realtime coördinatie, monitoring en ondersteuning van de respons op noodsituaties op het niveau van de Unie. Het ERCC werkt nauw samen met de nationale civielebeschermingsautoriteiten en de relevante organen van de Unie om een sectoroverschrijdende aanpak van rampenbeheersing te bevorderen.
Artikel 8
Algemene paraatheidsacties van de Commissie
De Commissie voert de volgende acties uit in verband met paraatheid:
beheren van het ERCC;
beheren van een CECIS, dat het ERCC en de contactpunten van de lidstaten in staat stelt om met elkaar te communiceren en informatie uit te wisselen;
samenwerken met de lidstaten:
om transnationale detectie- en vroegtijdigewaarschuwingssystemen van Uniebelang te ontwikkelen teneinde de onmiddellijke gevolgen van rampen te verlichten;
om de bestaande transnationale detectie- en vroegtijdigewaarschuwingssystemen beter te integreren op basis van een multirisicoaanpak en teneinde de doorlooptijd om op rampen te reageren, tot een minimum te beperken;
om het situationeel bewustzijn en het analysevermogen te onderhouden en verder te ontwikkelen;
om op basis van wetenschappelijke kennis advies te verstrekken over rampen en in voorkomend geval over de gevolgen van de klimaatverandering en deze te monitoren;
om wetenschappelijke informatie in operationele informatie om te zetten;
om Europese wetenschappelijke partnerschappen op het gebied van door de natuur en de mens veroorzaakte risico’s op te zetten, te onderhouden en te ontwikkelen, die op hun beurt de koppeling van nationale vroegtijdigewaarschuwingssystemen en alarmeringssystemen en de koppeling tussen die systemen en het ERCC en het CECIS moeten bevorderen;
om de inspanningen van de lidstaten en gemachtigde internationale organisaties te ondersteunen met wetenschappelijke kennis, innovatieve technologieën en deskundigheid wanneer die lidstaten en organisaties hun vroegtijdigewaarschuwingssystemen verder ontwikkelen, onder meer via het in artikel 13 bedoelde Uniekennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming;
ontwikkelen en beheren van de noodzakelijke capaciteit om teams van deskundigen te kunnen mobiliseren en uit te zenden voor het:
vaststellen van de behoeften waaraan door het Uniemechanisme kan worden tegemoetgekomen in de lidstaat die of het derde land dat om bijstand verzoekt;
waar nodig helpen met het ter plaatse coördineren van bijstand bij rampenrespons en onderhouden van contacten met de bevoegde instanties van de lidstaat die of het derde land dat om bijstand verzoekt, en
ondersteunen van de lidstaat die of het derde land dat om bijstand verzoekt met expertise op het gebied van preventie-, paraatheids- of responsacties;
ontwikkelen en handhaven van de capaciteit voor het verstrekken van logistieke ondersteuning aan de in punt d) bedoelde deskundigenteams;
ontwikkelen en handhaven van een netwerk van opgeleide deskundigen van de lidstaten die op korte termijn beschikbaar kunnen zijn om het ERCC bij te staan bij het monitoren van informatie en het faciliteren van coördinatie;
faciliteren van de coördinatie van het vooraf positioneren door de lidstaten van rampenresponscapaciteit binnen de Unie;
ondersteunen van inspanningen ter verbetering van de interoperabiliteit van de modules en andere responscapaciteit, rekening houdend met de beste praktijken op het niveau van de lidstaten en op internationaal niveau;
binnen zijn bevoegdheidsgebied, de noodzakelijke maatregelen nemen ter facilitering van gastlandondersteuning, onder meer door het ontwikkelen en bijwerken, samen met de lidstaten, van richtsnoeren voor gastlandondersteuning op grond van praktijkervaring;
ondersteunen van het opzetten van vrijwillige, op vooraf bepaalde criteria gebaseerde programma’s voor collegiale toetsing van de paraatheidstrategieën van de lidstaten, waarmee aanbevelingen kunnen worden geformuleerd om de paraatheid van de Unie te verbeteren;
in nauw overleg met de lidstaten uitvoeren van extra ondersteunende en aanvullende paraatheidacties teneinde de in artikel 3, lid 1, punt b), genoemde doelstelling te verwezenlijken, en
de lidstaten op hun verzoek ondersteunen bij rampen die zich op hun grondgebied voordoen, door te voorzien in de mogelijkheid om Europese wetenschappelijke partnerschappen in te schakelen voor gerichte wetenschappelijke analyses. De daaruit resulterende analyses kunnen via het Cecis worden gedeeld, met instemming van de getroffen lidstaten.
Artikel 9
Algemene paraatheidacties van lidstaten
De lidstaten wijzen van te voren de modules, andere responscapaciteiten en deskundigen aan die binnen hun bevoegde diensten, in het bijzonder binnen hun civielebeschermings- en andere nooddiensten, op verzoek via het Uniemechanisme beschikbaar kunnen worden gesteld voor interventies. Zij houden er rekening mee dat de samenstelling van de modules of andere responscapaciteiten afhankelijk kan zijn van het soort ramp en de specifieke behoeften die door rampen ontstaan.
De modules zijn samengesteld uit de middelen van een of meer lidstaten en
zijn in staat om vooraf omschreven responstaken uit te voeren overeenkomstig erkende internationale richtlijnen, en kunnen bijgevolg
op zeer korte termijn worden uitgezonden naar aanleiding van een verzoek via het ERCC; en
gedurende een bepaalde periode op zelfvoorzienende en autonome wijze functioneren;
interoperabel zijn met andere modules;
een opleiding volgen en oefeningen houden om te kunnen voldoen aan de eisen inzake interoperabiliteit;
onder het gezag staan van een persoon die verantwoordelijk is voor het functioneren van modules, en
in staat zijn, naar gelang het geval, samen te werken met andere organen van de Unie en/of internationale organisaties, met name de Verenigde Naties.
Andere responscapaciteiten kunnen middelen van een of meer lidstaten omvatten en, waar nodig:
zijn in staat om responstaken uit te voeren overeenkomstig erkende internationale richtlijnen en kunnen bijgevolg
op zeer korte termijn worden uitgezonden naar aanleiding van een verzoek via het ERCC; en
gedurende een bepaalde periode op zelfvoorzienende en autonome wijze functioneren;
zij zijn in staat samen te werken met andere organen van de Unie en/of internationale organisaties, met name de Verenigde Naties, wanneer van toepassing.
Indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in de eerste alinea bedoelde nooddiensten van Galileo, moet hij bepalen welke nationale instanties worden gemachtigd om gebruik te maken van die alarmdiensten en de Commissie daarvan in kennis stellen.
Artikel 10
Opstellen van scenario’s en rampenbeheersplanning
De Commissie en de lidstaten werken samen aan het verbeteren van de sectoroverschrijdende rampenrisicobeheersplanning op Unieniveau ten aanzien van zowel door de natuur als door de mens veroorzaakte rampen die in meerdere landen grensoverschrijdende effecten veroorzaken of kunnen veroorzaken, waaronder de negatieve gevolgen van klimaatverandering. Die planning omvat het opstellen van scenario’s op Unieniveau voor preventie van, paraatheid voor en respons op rampen, rekening houdend met de werkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot de in artikel 6, lid 5, genoemde Uniedoelstellingen inzake rampbestendigheid, en de werkzaamheden van het in artikel 13 genoemde Uniekennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming, en op basis van:
de in artikel 6, lid 1, punt a), bedoelde risicobeoordelingen;
het in artikel 5, lid 1, punt c), bedoelde risico-overzicht;
de in artikel 6, lid 1, punt b), bedoelde beoordeling door de lidstaten van hun risicobeheersingsvermogen;
de in artikel 6, lid 1, punt f), bedoelde beschikbare gegevens over rampenschade;
de vrijwillige uitwisseling van bestaande informatie over rampenrisicobeheersplanning op nationaal of passend subnationaal niveau;
het in kaart brengen van de beschikbare middelen, en
het ontwikkelen van plannen voor de inzet van de responscapaciteit.
Artikel 11
Europese pool voor civiele bescherming
De Commissie monitort in samenwerking met de lidstaten de vorderingen bij de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen die zijn uiteengezet in de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen, en brengt potentieel belangrijke responscapaciteitstekorten in de Europese pool voor civiele bescherming in kaart. Indien dergelijke tekorten zijn vastgesteld, gaat de Commissie na of de lidstaten de noodzakelijke capaciteit elders dan in de Europese pool voor civiele bescherming kunnen vinden. De Commissie moedigt de lidstaten aan belangrijke responscapaciteittekorten in de Europese pool voor civiele bescherming aan te pakken. Zij kan de lidstaten hiervoor ondersteunen overeenkomstig artikel 20 en artikel 21, lid 1, punt i), en artikel 21, lid 2.
Artikel 12
rescEU
Teneinde een doeltreffende rampenrespons te waarborgen, zorgen de Commissie en de lidstaten waar passend voor een adequate geografische spreiding van rescEU-capaciteit.
In naar behoren gemotiveerde dringende gevallen kan de Commissie capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren door middel van uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld volgens de in artikel 33, lid 3, bedoelde spoedprocedure. Die uitvoeringshandelingen:
leggen het noodzakelijke soort en de noodzakelijke hoeveelheid materiële middelen vast, evenals indien nodig de ondersteunende diensten die reeds als rescEU-capaciteit zijn gedefinieerd, en/of
definiëren aanvullende materiële middelen en indien nodig ondersteunende diensten als rescEU-capaciteit en leggen het noodzakelijke soort en de noodzakelijke hoeveelheid van die capaciteit vast.
RescEU-capaciteit wordt ondergebracht bij de lidstaten die deze capaciteit aankopen, huren, leasen of anderszins contracteren.
rescEU-capaciteit mag uitsluitend voor nationale doeleinden, als bedoeld in artikel 23, lid 4 bis, worden gebruikt wanneer de capaciteit niet wordt gebruikt of niet nodig is voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme.
rescEU-capaciteit wordt gebruikt overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandelingen en operationele overeenkomsten tussen de Commissie en de lidstaat die dergelijke capaciteit bezit, leaset of huurt, waarin de algemene voorwaarden voor de inzet van rescEU-capaciteit, met inbegrip van deelnemend personeel, nader worden bepaald.
De lidstaat op het grondgebied waarvan rescEU-capaciteit wordt ingezet, is verantwoordelijk voor het sturen van de responsoperaties. In geval van inzet buiten de Unie zijn de lidstaten waarbij rescEU-capaciteit is ondergebracht, ervoor verantwoordelijk dat rescEU-capaciteit volledig in de algehele respons wordt geïntegreerd.
Indien rescEU-capaciteit in derde landen wordt ingezet, kunnen lidstaten in specifieke gevallen, overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandeling en zoals nader beschreven in de in lid 5, derde alinea, van dit artikel bedoelde operationele overeenkomsten, weigeren hun eigen personeel in te zetten.
Artikel 13
Uniekennisnetwerk op het gebied van civiele bescherming
De Commissie houdt via het netwerk terdege rekening met de deskundigheid die beschikbaar is in de lidstaten, op Unieniveau, op het niveau van andere internationale organisaties en entiteiten, op het niveau van derde landen en op het niveau van organisaties die ter plaatse actief zijn.
De Commissie en de lidstaten bevorderen een genderevenwichtige deelname aan de oprichting en werking van het netwerk.
De Commissie ondersteunt via het netwerk de coherentie van plannings- en besluitvormingsprocessen door de voortdurende uitwisseling van kennis en informatie tussen alle activiteitsgebieden in het kader van het Uniemechanisme te faciliteren.
Daartoe zorgt de Commissie via het netwerk onder meer voor:
het opzetten en beheren van een opleidings- en oefenprogramma voor het personeel voor civiele bescherming en rampenbeheer inzake preventie van, paraatheid voor en respons op rampen. Dit programma is gericht op en bevordert de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van civiele bescherming en rampenbeheer, ook met betrekking tot rampen die het gevolg zijn van de klimaatverandering, en omvat gezamenlijke cursussen en een systeem voor de uitwisseling van deskundigheid op het gebied van rampenbeheer, inclusief uitwisselingen van professionals en ervaren vrijwilligers, en voor de detachering van deskundigen uit de lidstaten.
Het opleidings- en oefenprogramma heeft als doel de coördinatie, compatibiliteit en complementariteit van de in de artikelen 9, 11 en 12 bedoelde capaciteit alsmede de bekwaamheid van de in artikel 8, lid 1, onder d) en f), bedoelde deskundigen te vergroten;
het opzetten en beheren van een programma voor het trekken van lessen uit de in het kader van het Uniemechanisme ondernomen acties op het gebied van civiele bescherming, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten uit de gehele rampenbeheersingscyclus teneinde een brede basis te leggen voor de leerprocessen en de kennisontwikkeling. Dit programma behelst onder meer:
het monitoren, analyseren en evalueren van alle relevante acties op het gebied van civiele bescherming binnen het Uniemechanisme;
het bevorderen van de toepassing van de geleerde lessen om een op ervaring gebaseerd fundament te leggen voor het ontwikkelen van activiteiten in het kader van de rampenbeheersingscyclus, en
het ontwikkelen van methoden en hulpmiddelen voor het verzamelen, analyseren, bevorderen en toepassen van geleerde lessen.
Dat programma omvat ook, indien van toepassing, uit interventies buiten de Unie geleerde lessen met betrekking tot het benutten van verbanden en synergieën tussen in het kader van het Uniemechanisme verstrekte bijstand en humanitaire respons;
het stimuleren van onderzoek en innovatie en het aanmoedigen van de invoering en toepassing van relevante nieuwe benaderingen of technologieën ten behoeve van het Uniemechanisme;
het opzetten en onderhouden van een ten dienste van het kennisnetwerk staand onlineplatform, met als doel de uitvoering van de verschillende in de punten a), b) en c) genoemde taken te ondersteunen en te vergemakkelijken.
HOOFDSTUK IV
RESPONS
Artikel 14
Kennisgeving van rampen binnen de Unie
De eerste alinea is niet van toepassing indien aan de verplichting tot kennisgeving reeds is voldaan op grond van andere Uniewetgeving, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of van bestaande internationale overeenkomsten.
Artikel 15
Respons bij rampen binnen de Unie
Na ontvangst van een verzoek om bijstand gaat de Commissie onverwijld over tot, voor zover van toepassing,
het doorzenden van het verzoek naar de contactpunten van andere lidstaten;
het in samenwerking met de getroffen lidstaat verzamelen en analyseren van gevalideerde informatie over de situatie om gemeenschappelijke kennis omtrent de situatie en de respons op de situatie te genereren, en het rechtstreeks doorgeven van die informatie aan de lidstaten;
het in overleg met de verzoekende lidstaat maken van aanbevelingen voor de verlening van bijstand via het Uniemechanisme, die gebaseerd zijn op de behoeften ter plaatse en de desbetreffende vooraf opgestelde plannen, als bedoeld in artikel 10, lid 1, en het doen van een verzoek aan de lidstaten om specifieke capaciteiten in te zetten, alsmede het faciliteren van de coördinatie van de vereiste bijstand; en
het nemen van aanvullende maatregelen om de coördinatie van de respons te vergemakkelijken.
Artikel 16
Bevorderen van samenhang in de respons op rampen buiten de Unie
De Commissie bevordert de samenhang in de bijstandverlening met de volgende acties:
onderhouden van een dialoog met de contactpunten van de lidstaten om ervoor te zorgen dat via het Uniemechanisme een effectieve en samenhangende Uniebijdrage inzake rampenrespons wordt geleverd tot de algehele noodhulpinspanning, in het bijzonder door:
de lidstaten onverwijld in kennis te stellen van de volledige inhoud van bijstandsverzoeken;
het ondersteunen van een gemeenschappelijke situatie- en behoeftenanalyse, het verstrekken van technische bijstand en/of het faciliteren van de bijstandcoördinatie ter plaatse door een team van deskundigen op het gebied van civiele bescherming dat ter plaatse aanwezig is;
het delen van relevante evaluaties en analyses met alle betrokken actoren;
het verstrekken van een overzicht van de bijstand die door lidstaten en andere actoren wordt aangeboden;
het verstrekken van advies over het soort bijstand dat nodig is, zodat de verleende bijstand in overeenstemming is met de behoefteanalyses; en
het verlenen van bijstand bij het oplossen van praktische moeilijkheden bij de aanvoer van hulp, op terreinen zoals doorvoer en douane;
waar mogelijk in samenwerking met het getroffen land, onmiddellijk maken van aanbevelingen op basis van de behoeften ter plaatse en van de nodige vooraf ontwikkelde plannen, doen van een verzoek aan de lidstaten om specifieke capaciteiten in te zetten en faciliteren van de coördinatie van de gevraagde bijstand;
onderhouden van contacten met het getroffen land over technische details, zoals de precieze behoefte aan bijstand, de aanvaarding van aangeboden bijstand en de praktische regeling van de lokale ontvangst en distributie van de bijstand;
onderhouden van contacten met of ondersteunen van OCHA en samenwerken met andere betrokken actoren die bijdragen tot de algehele noodhulpinspanning, om te komen tot maximale synergie en complementariteit en om overlappingen en lacunes te voorkomen; en
onderhouden van contacten met alle relevante actoren, met name in de eindfase van de bijstandsinterventie in het kader van het Uniemechanisme, om een probleemloze overdracht te bevorderen.
Artikel 17
Ondersteuning op locatie
De Commissie kan een deskundigenteam selecteren, aanwijzen en uitzenden dat is samengesteld uit deskundigen die zijn geleverd door de lidstaten:
naar aanleiding van een verzoek om een preventie-expertise overeenkomstig artikel 5, lid 2;
naar aanleiding van een verzoek om een paraatheidsexpertise overeenkomstig artikel 8, lid 2;
in geval van een ramp binnen de Unie als bedoeld in artikel 15, lid 5;
in geval van een ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16, lid 3;
Ter ondersteuning van dit team en ter facilitering van de contacten met het ERCC kunnen deskundigen van de Commissie en andere diensten van de Unie aan het team worden toegevoegd. Deskundigen van VN-agentschappen of andere internationale organisaties kunnen aan het team worden toegevoegd om de samenwerking te versterken en gezamenlijke beoordelingen te faciliteren.
Waar dit nodig is voor operationele doeltreffendheid kan de Commissie in nauw overleg met de lidstaten de betrokkenheid van extra deskundigen, door hun inzet en technische en wetenschappelijke ondersteuning faciliteren en een beroep doen op gespecialiseerde wetenschappelijke en sectorale expertise en medische noodexpertise.
De procedure voor de selectie en benoeming van deskundigen verloopt als volgt:
de lidstaten wijzen deskundigen aan die onder hun verantwoordelijkheid vallen en die kunnen worden ingezet als lid van deskundigenteams;
de Commissie selecteert de deskundigen voor deze teams en de teamleiders op basis van hun kwalificaties en ervaring, waaronder de opleiding die zij in het kader van het Uniemechanisme hebben gevolgd en ervaring met eerdere missies in het kader van het Uniemechanisme en ander internationaal hulpverleningswerk; de selectie wordt tevens gebaseerd op andere criteria, zoals talenkennis, om ervoor te zorgen dat de teams als geheel beschikken over de vaardigheden die nodig zijn voor een specifieke situatie;
de Commissie wijst de deskundigen en teamleiders voor de missie aan in overeenstemming met de lidstaat waardoor zij zijn voorgedragen.
De Commissie stelt de lidstaten in kennis van aanvullende gespecialiseerde steun die overeenkomstig lid 1 wordt verleend.
Artikel 18
Vervoer en uitrusting
Bij een ramp binnen of buiten de Unie kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en vervoer- en logistieke middelen door:
het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en vervoer- en logistieke middelen die door de lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld, teneinde de bundeling van deze uitrusting en vervoer- en logistieke middelen te vergemakkelijken;
het ontwikkelen van cartografisch materiaal voor de snelle inzet en mobilisatie van middelen, in het bijzonder rekening houdend met de specifieke kenmerken van grensoverschrijdende regio’s met het oog op grensoverschrijdende risico’s in meerdere landen;
het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke vervoer- en logistieke middelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze middelen, of
het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke uitrusting uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen.
HOOFDSTUK V
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 19
Begrotingsmiddelen
Het bedrag van 425 172 000 EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 3 („Veiligheid en burgerschap”) en 148 856 000 EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 4 („De EU als mondiale partner”) van het meerjarig financieel kader.
Deze uitgaven kunnen met name betrekking hebben op studies, bijeenkomsten van deskundigen en voorlichtings- en communicatieactiviteiten, waaronder de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van het Uniemechanisme, alsook uitgaven in verband met IT-netwerken voor het verwerken en uitwisselen van informatie (inclusief de koppeling ervan aan bestaande of toekomstige systemen die zijn of worden opgezet voor het bevorderen van sectoroverschrijdende gegevensuitwisseling en daarmee verband houdende apparatuur), en alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het programma moet doen.
Artikel 19 bis
Middelen van het herstelinstrument voor de Europese Unie
Artikel 20
Algemene acties die in aanmerking komen voor financiële bijstand
De volgende algemene acties komen in aanmerking voor financiële bijstand ter verbetering van preventie van, paraatheid bij en doeltreffende respons op rampen:
studies, enquêtes, modellen en scenario's voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van kennis, beste praktijken en informatie;
opleidingen, oefeningen, workshops, uitwisseling van personeel en deskundigen, creëren van netwerken, demonstratieprojecten en overdracht van technologie;
monitoring, beoordeling en evaluatie;
voorlichting, opleiding en bewustmaking van het grote publiek en daarmee verband houdende acties voor het verspreiden van informatie, teneinde de burgers te betrekken bij het voorkómen en tot een minimum beperken van de gevolgen van rampen in de Unie en Unieburgers te helpen zich doeltreffender en op duurzame wijze te beschermen;
opzetten en beheren van een programma van de lessen die zijn getrokken uit interventies en oefeningen die in het kader van het Uniemechanisme zijn uitgevoerd, onder meer op terreinen die van belang zijn voor preventie en paraatheid; en
communicatieacties en -maatregelen om de bekendheid met de werkzaamheden van de lidstaten en de Unie op het gebied van civiele bescherming, en meer in het bijzonder op het terrein van rampenpreventie, -paraatheid en -respons te vergroten.
Artikel 20 bis
Zichtbaarheid en prijzen
Elke vorm van financiering of bijstand die uit hoofde van dit besluit wordt verstrekt, moet de nodige zichtbaarheid krijgen overeenkomstig de specifieke richtsnoeren die de Commissie voor specifieke interventies heeft vastgesteld. De lidstaten zorgen er met name voor dat bij de openbare communicatie over acties die in het kader van het Uniemechanisme worden gefinancierd:
passende verwijzingen naar het Uniemechanisme aanwezig zijn;
visuele profilering aanwezig is met betrekking tot de capaciteit die door het Uniemechanisme is gefinancierd of medegefinancierd;
bij de uitvoering van de acties het logo van de Unie zichtbaar is;
nationale media en belanghebbenden proactief worden ingelicht over de details van de Uniesteun, en dat hierover ook via de eigen kanalen wordt gecommuniceerd, en
de communicatieacties van de Commissie over de acties worden ondersteund.
Wanneer rescEU-capaciteit wordt gebruikt voor in artikel 12, lid 5, bedoelde nationale doeleinden, erkennen de lidstaten de oorsprong van die capaciteit en geven zij zichtbaarheid aan de financiering van de Unie die is gebruikt om die capaciteit aan te kopen, op dezelfde wijze als bedoeld in de eerste alinea van dit lid.
Artikel 21
Preventie- en paraatheidsacties die in aanmerking komen voor financiële bijstand
De volgende preventie- en paraatheidsacties komen in aanmerking voor financiële bijstand:
de medefinanciering van projecten, studies, workshops, onderzoeken en soortgelijke maatregelen en activiteiten als bedoeld in artikel 5;
de medefinanciering van collegiale toetsingen als bedoeld in artikel 6, onder j) van artikel 8;
zorg dragen voor de vervulling van de taken van het ERCC, overeenkomstig artikel 8, onder a);
voorbereiden van het mobiliseren en uitzenden van de deskundigenteams als bedoeld in artikel 8, onder d), en artikel 17, en ontwikkelen en in stand houden van piekcapaciteit door een netwerk van opgeleide deskundigen van de lidstaten, als bedoeld in artikel 8, onder f);
opzetten en onderhouden van het CECIS en van andere instrumenten voor communicatie en informatie-uitwisseling tussen het ERCC, de contactpunten van de lidstaten en andere deelnemers in het kader van het Uniemechanisme;
bijdragen tot de ontwikkeling van transnationale systemen van Europees belang voor opsporing, vroegtijdige waarschuwing en alarmering om snel te kunnen reageren, alsmede bevorderen van het koppelen van de nationale systemen voor vroegtijdige waarschuwing en alarmering aan elkaar en aan het ERCC en het CECIS. Hierbij moet rekening worden gehouden met en voortgebouwd worden op bestaande en toekomstige bronnen en systemen voor informatievergaring, monitoring endetectie;
ontwikkelen van planning op het gebied van rampenrisicobeheer , als bedoeld in artikel 10;
ondersteunen van de activiteiten inzake paraatheid, als bedoeld in artikel 13;
ontwikkelen van de ►M2 Europese pool voor civiele bescherming ◄ , als bedoeld in artikel 11, overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
opzetten, beheren en in stand houden van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12;
zorgen voor de beschikbaarheid van logistieke ondersteuning voor de deskundigenteams als bedoeld in artikel 17, lid 1,
faciliteren van de coördinatie van het vooraf opslaan door de lidstaten van responscapaciteit bij rampen binnen de Unie, als bedoeld in artikel 8, onder g); en
ondersteunen van de verstrekking, op verzoek van een lidstaat, een derde land, de Verenigde Naties of een VN-organisatie, van advies over preventie- en paraatheidsmaatregelen door het uitzenden van een deskundigenteam, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 13, lid 3.
Het in aanmerking komen voor financiële bijstand van de actie bedoeld in punt i) van lid 1 wordt beperkt tot:
kosten op het niveau van de Unie voor het opzetten en beheren van de ►M2 Europese pool voor civiele bescherming ◄ en de daarmee samenhangende processen, als bedoeld in artikel 11.
de kosten voor de verplichte opleidingscursussen, oefeningen en workshops voor de certificering van de responscapaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor de ►M2 Europese pool voor civiele bescherming ◄ ("certificeringskosten"). De certificeringskosten bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of forfaitaire bedragen per soort capaciteit en kan oplopen tot 100 procent van de kosten die voor financiering in aanmerking komen, en
kosten die samenhangen met het verbeteren of herstellen van responscapaciteit tot een staat van paraatheid en beschikbaarheid waardoor deze kan worden ingezet in het kader van de Europese pool voor civiele bescherming, conform de kwaliteitseisen voor de Europese pool voor civiele bescherming en, voor zover van toepassing, de tijdens het certificeringsproces geformuleerde aanbevelingen („aanpassingskosten”). Deze kosten kunnen onder meer kosten omvatten die verband houden met inzetbaarheid, interoperabiliteit van modules en andere responscapaciteit, autonomie, zelfvoorziening, vervoerbaarheid, verpakking en andere noodzakelijke kosten, mits deze specifiek samenhangen met de deelname van de capaciteit aan de Europese pool voor civiele bescherming.
Aanpassingskosten kunnen onder meer omvatten:
75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een verbetering, mits dat bedrag niet meer bedraagt dan 50 % van de gemiddelde kosten van de ontwikkeling van de capaciteit, en
75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een herstel.
De responscapaciteit die financiering ontvangt uit hoofde van de punten i) en ii), wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de Europese pool voor civiele bescherming voor een minimale termijn die samenhangt met de ontvangen financiering en varieert tussen drie en tien jaar vanaf de daadwerkelijke beschikbaarstelling als deel van de Europese pool voor civiele bescherming, tenzij de economische levensduur ervan korter is.
De aanpassingskosten kunnen bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of uit vaste bedragen per soort capaciteit.
▼M2 —————
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bis wat betreft de categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.
▼M3 —————
Artikel 22
Responsacties die in aanmerking komen voor financiële bijstand
De volgende responsacties komen in aanmerking voor financiële bijstand:
uitsturen van deskundigenteams als bedoeld in artikel 17, lid 1, in combinatie met logistieke ondersteuning en het uitsturen van de deskundigenteams als bedoeld in artikel 8, onder d) en e),
in geval van een ramp, ondersteuning van lidstaten bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en vervoer- en logistieke middelen, zoals omschreven in artikel 23, en
op grond van een verzoek om bijstand, het nemen van extra ondersteunende en aanvullende maatregelen die nodig zijn om de respons op de meest doeltreffende wijze te coördineren.
Artikel 23
Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties
De volgende acties komen in aanmerking voor financiële bijstand voor het verschaffen van toegang tot uitrusting en vervoer- en logistieke middelen in het kader van het Uniemechanisme:
het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en over vervoer- en logistieke middelen die de lidstaten besluiten beschikbaar te stellen, om het bundelen van deze uitrusting en deze vervoer- en logistieke middelen te vergemakkelijken;
het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke vervoer- en logistieke middelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze middelen;
het bijstaan van de lidstaten bij het bepalen welke uitrusting uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen;
het financieren van vervoer- en logistieke middelen die nodig zijn voor een snelle respons op rampen. Deze acties komen alleen in aanmerking voor financiële steun als aan de volgende criteria is voldaan:
in het kader van het Uniemechanisme is een verzoek om bijstand gedaan, overeenkomstig de artikelen 15 en 16;
de aanvullende vervoer- en logistieke middelen zijn nodig voor een effectieve rampenrespons in het kader van het Uniemechanisme;
de bijstand is in overeenstemming met de door het ERCC vastgestelde behoeften en wordt geleverd overeenkomstig de aanbevelingen van het ERCC betreffende technische specificaties, kwaliteit, tijdstip en voorwaarden voor levering;
de bijstand is door het verzoekende land rechtstreeks of via de Verenigde Naties, VN-organisaties of andere bevoegde internationale organisaties aanvaard in het kader van het Uniemechanisme, en
de bijstand vormt een aanvulling, in het geval van rampen in derde landen, op alle humanitaire hulpverlening van de Unie.
De financiële bijstand van de Unie voor vervoer- en logistieke middelen mag ten hoogste 100 % dekken van de in de punten a) tot en met d) bedoelde totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten, wanneer dit noodzakelijk is om de bijstand van de lidstaten op een operationeel doeltreffende manier te bundelen en wanneer de kosten verband houden met een van de volgende zaken:
de huur voor korte tijd van opslagcapaciteit om de bijstand van de lidstaten tijdelijk op te slaan teneinde het gecoördineerde vervoer ervan te faciliteren;
het vervoer vanuit de lidstaat die de bijstand verstrekt, naar de lidstaat die het gecoördineerde vervoer ervan faciliteert;
het herverpakken van de bijstand van de lidstaten om de beschikbare vervoerscapaciteit optimaal te benutten of aan specifieke operationele vereisten te voldoen, of
het lokale vervoer, de doorvoer en de opslag van gebundelde bijstand met het oog op een gecoördineerde levering op de eindbestemming in het verzoekende land.
In afwijking van de eerste alinea dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten van de voor weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen vereiste rescEU-capaciteit die wordt ingezet in het kader van het Uniemechanisme.
Onverminderd de leden 1 bis en 2 mag financiële steun van de Unie voor het vervoer van bijstand die noodzakelijk is bij milieurampen waar het beginsel geldt dat de vervuiler betaalt, ten hoogste 100 % dekken van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
de financiële steun van de Unie voor het vervoer van de bijstand wordt aangevraagd door de getroffen of bijstandverlenende lidstaat op basis van een naar behoren gemotiveerde behoefteanalyse;
de getroffen lidstaat of de bijstandverlenende lidstaat, afhankelijk van wat van toepassing is, onderneemt alle nodige stappen voor het aanvragen en verkrijgen van compensatie overeenkomstig alle toepasselijke internationale, uniale en nationale wetsbepalingen;
nadat de getroffen lidstaat of de bijstandverlenende lidstaat, afhankelijk van wat van toepassing is, compensatie heeft verkregen van de vervuiler, vergoedt hij de Unie onmiddellijk.
In het geval van een milieuramp als bedoeld in de eerste alinea, die geen gevolgen heeft voor een lidstaat, worden de in de punten a), b) en c) bedoelde acties uitgevoerd door de bijstandverlenende lidstaat.
Artikel 24
Begunstigden
Financiële steun uit hoofde van dit besluit kan worden verleend aan privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 25
Financieringsvormen en uitvoeringsprocedures
Voor acties in het kader van de in hoofdstuk IV vastgelegde rampenrespons, die niet op voorhand kunnen worden gepland, zijn geen jaarlijkse of meerjarige werkprogramma’s vereist.
Artikel 26
Complementariteit en samenhang van acties van de Unie
De Commissie ziet erop toe dat aanvragers van financiële bijstand uit hoofde van dit besluit, en de ontvangers van die bijstand, haar informatie verstrekken over financiële bijstand uit andere bronnen, inclusief de algemene begroting van de Unie, alsmede over lopende aanvragen voor deze bijstand.
Artikel 27
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Een derde land dat aan het Uniemechanisme deelneemt op grond van een besluit dat is vastgesteld uit hoofde van een internationale overeenkomst of op basis van enig ander rechtsinstrument, verleent aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de rechten en de toegang die zij nodig hebben om hun respectieve bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ).
HOOFDSTUK VI
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 28
Derde landen en internationale organisaties
Het Uniemechanisme staat open voor deelname van:
de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de voorwaarden van de EER-overeenkomst, en andere Europese landen indien overeenkomsten en procedures dit bepalen;
toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of overeenkomsten van gelijke strekking.
Artikel 29
Bevoegde instanties
Voor de toepassing van dit besluit wijzen de lidstaten de bevoegde instanties aan en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.
Artikel 30
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
▼M3 —————
Artikel 31
Spoedprocedure
Artikel 32
Uitvoeringshandelingen
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast betreffende
de interactie van de ERCC met de contactpunten van de lidstaten, zoals voorzien in artikel 8, onder b), artikel 15, lid 3, en artikel 16, lid 3, onder a); alsmede de operationele procedures voor rampenrespons binnen de Unie, zoals voorzien in artikel 15, en buiten de Unie, zoals voorzien in artikel 16, inclusief het bepalen van de relevante internationale organisaties;
de componenten van CECIS en de organisatie van informatie-uitwisseling via CECIS, zoals voorzien in artikel 8, onder b);
het proces voor de inzet van de deskundigenteams, zoals voorzien in artikel 17;
het in kaart brengen van modules, andere responscapaciteit en deskundigen, zoals voorzien in artikel 9, lid 1;
de operationele vereisten voor het functioneren en de interoperabiliteit van modules, zoals voorzien in artikel 9, lid 2, met inbegrip van hun taken, capaciteiten, belangrijkste componenten, zelfvoorziening en inzet;
de capaciteitsdoelen, de kwaliteits- en interoperabiliteitseisen en de certificerings- en registratieprocedure noodzakelijk voor het functioneren van de ►M2 Europese pool voor civiele bescherming ◄ , als voorzien in artikel 11, alsmede de financiële regelingen, als voorzien in artikel 21, lid 2;
het opzetten, beheren en in stand houden van rescEU, overeenkomstig artikel 12, inclusief de criteria voor inzetbesluiten, operationele procedures, alsmede de in artikel 21, lid 3, bedoelde kosten;
het opzetten en organiseren van een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming, overeenkomstig artikel 13;
de in artikel 21, lid 4, bedoelde categorieën weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen en de navenante capaciteit om die te beheersen;
de criteria en procedures voor het erkennen van langdurige inzet en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming van de Unie, overeenkomstig artikel 20 bis; en
de organisatie van de steun voor vervoer- en logistieke middelen, zoals voorzien in de artikelen 18 en 23.
Artikel 33
Comitéprocedure
Artikel 34
Evaluatie
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 35
Overgangsbepalingen
Tot 1 januari 2025 kan financiële bijstand van de Unie worden verstrekt om 75 % te dekken van de kosten die moeten worden gemaakt om snelle toegang te garanderen tot nationale capaciteit die overeenkomt met de in artikel 12, lid 2, beschreven capaciteit. Daartoe kan de Commissie de lidstaten directe subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen.
De in de eerste alinea bedoelde capaciteit wordt tot het einde van de overgangsperiode aangemerkt als rescEU-capaciteit.
In afwijking van artikel 12, lid 6, wordt het besluit over de inzet van de in de eerste alinea bedoelde capaciteit genomen door de lidstaat die deze als rescEU-capaciteit beschikbaar heeft gesteld. De lidstaat die wegens een binnenlandse noodsituatie, overmacht of, in uitzonderlijke gevallen, ernstige redenen niet in staat is deze capaciteit voor een specifieke ramp beschikbaar te stellen, stelt de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk onder verwijzing naar dit artikel in kennis.
Artikel 36
Intrekking
Beschikking 2007/162/EG, Euratom en Beschikking 2007/779 /EG, Euratom worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen gelden als verwijzingen naar dit besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 37
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
▼M2 —————
BIJLAGE I
Percentages voor de toewijzing van de financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1 bis, en van het bedrag zoals bedoeld in artikel 19 bis, in de periode 2021-2027
Beginselen
Bij de uitvoering van dit besluit wordt naar behoren rekening gehouden met de Uniedoelstelling om bij te dragen tot de algemene klimaatdoelstellingen en tot de ambitie om biodiversiteitsacties te integreren in de beleidsmaatregelen van de Unie, voor zover de onvoorspelbaarheid en specifieke omstandigheden van paraatheid en respons bij rampen dat toelaten.
BIJLAGE I BIS
Categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten als bedoeld artikel 21, lid 3
Kosten voor uitrusting
Onderhoudskosten, waaronder herstelkosten
Verzekeringskosten
Opleidingskosten
Opslagkosten
Registratie- en certificeringskosten
Kosten voor verbruiksgoederen
Kosten van personeel dat de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit moet waarborgen.
BIJLAGE II
Concordantietabel
Besluit van de Raad 2007/162 EG, Euratom |
Besluit van de Raad 2007/779 EG, Euratom |
Dit besluit |
Artikel 1, lid 1 |
|
— |
Artikel 1, lid 2 |
|
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 1, lid 3 |
|
— |
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 1(2) |
Artikel 2, lid 2 |
|
Artikel 1, lid 1 |
— |
|
Artikel 1, lid 2, eerste alinea |
Artikel 1, lid 2 |
|
Artikel 1, lid 2, tweede alinea |
Artikel 1, lid 5 |
Artikel 2, lid 1 |
|
Artikel 2, lid 1, onder a) |
Artikel 2, lid 2 |
|
Artikel 2, lid 1, onder b) |
Artikel 2, lid 3 |
|
Artikel 1, lid 6 |
|
Artikel 2, punt 1) |
— |
|
Artikel 2, punt 2) |
Artikel 13, lid 1, onder a) |
|
Artikel 2, punt 3) |
Artikel 20, onder b) |
|
Artikel 2, punt 4) |
Artikel 8, onder d) |
|
Artikel 2, punt 5) |
Artikel 7 en artikel 8, onder a) |
|
Artikel 2, punt 6) |
Artikel 8, onder b) |
|
Artikel 2, punt 7) |
Artikel 8, onder c) |
|
Artikel 2, punt 8) |
Artikel 18, lid 1 |
|
Artikel 2, punt 9) |
Artikel 18, lid 2 |
|
Artikel 2, punt 10) |
Artikel 16, lid 7 |
|
Artikel 2, punt 11) |
— |
Artikel 3 |
Artikel 3 |
Artikel 4 |
Artikel 4, lid 1 |
|
Artikel 20 en artikel 21 |
Artikel 4, lid 2, onder a) |
|
Artikel 22, onder a) |
Artikel 4, lid 2, onder b) |
|
Artikel 22, onder b), en Artikel 23, lid 1, onder a), b) en c) |
Artikel 4, lid 2, onder c) |
|
Artikel 23, lid 1, onder d) |
Artikel 4, lid 3 |
|
Artikel 23, lid 2 en lid 4 |
Artikel 4, lid 4 |
|
Artikel 32, lid 1, punt i) |
|
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 9, lid 1 |
|
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 9, lid 3 |
|
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 9, lid 1 en lid 2 |
|
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 9, lid 4 |
|
Artikel 4, lid 5 |
Artikel 9, lid 5 |
|
Artikel 4, lid 6 |
Artikel 9, lid 6 |
|
Artikel 4, lid 7 |
Artikel 9, lid 9 |
|
Artikel 4, lid 8 |
Artikel 9, lid 7 |
Artikel 5 |
|
Artikel 24 |
|
Artikel 5, punt 1) |
Artikel 8, onder a) |
|
Artikel 5, punt 2) |
Artikel 8, onder b) |
|
Artikel 5, punt 3) |
Artikel 8, onder c) |
|
Artikel 5, punt 4) |
Artikel 8, onder d) |
|
Artikel 5, punt 5) |
Artikel 13, lid 1, onder a) |
|
Artikel 5, punt 6) |
— |
|
Artikel 5, punt 7) |
Artikel 13, lid 1, onder d) |
|
Artikel 5, punt 8) |
Artikel 13, lid 1, onder f) |
|
Artikel 5, punt 9) |
Artikel 18 |
|
Artikel 5, punt 10) |
Artikel 8, onder e) |
|
Artikel 5, punt 11) |
Artikel 8, onder g) |
Artikel 6, lid 1 |
|
Artikel 25, lid 1 |
Artikel 6, lid 2 |
|
Artikel 25, lid 2 |
Artikel 6, lid 3 |
|
Artikel 25, lid 3, derde en vierde zin |
Artikel 6, lid 4 |
|
— |
Artikel 6, lid 5 |
|
Artikel 25, lid 3, eerste en tweede zin |
Artikel 6, lid 6 |
|
— |
|
Artikel 6 |
Artikel 14 |
Artikel 7 |
|
Artikel 28, lid 1 |
|
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 15, lid 1 |
|
Artikel 7, lid 2 |
Artikel 15, lid 3 |
|
Artikel 7, lid 2, onder a) |
Artikel 15, lid 3, onder a) |
|
Artikel 7, lid 2, onder c) |
Artikel 15, lid 3, onder b) |
|
Artikel 7, lid 2, onder b) |
Artikel 15, lid 3, onder c) |
|
Artikel 7, lid 3, eerste en derde zin |
Artikel 15, lid 4 en Artikel 16, lid 6 |
|
Artikel 7, lid 4 |
Artikel 15, lid 5 |
|
Artikel 7, lid 5 |
— |
|
Artikel 7, lid 6 |
Artikel 17, lid 3, eerste zin |
Artikel 8 |
|
Artikel 26 |
|
Artikel 8, lid 1 eerste alinea |
Artikel 16, lid 1 |
|
Artikel 8, lid 1, tweede alinea |
Artikel 16, lid 2, eerste zin |
|
Artikel 8, lid 1, derde alinea |
— |
|
Artikel 8, lid 1, vierde alinea |
— |
|
Artikel 8, lid 2 |
Artikel 16, lid 4 |
|
Artikel 8, lid 3 |
— |
|
Artikel 8, lid 4, onder a) |
Artikel 16, lid 3, onder a) |
|
Artikel 8, lid 4, onder b) |
Artikel 16, lid 3, onder c) |
|
Artikel 8, lid 4, onder c) |
Artikel 16, lid 3, onder d) |
|
Artikel 8, lid 4, onder d) |
Artikel 16, lid 3, onder e) |
|
Artikel 8, lid 5 |
Artikel 16, lid 8 |
|
Artikel 8, lid 6, eerste alinea |
Artikel 17, lid 1 en artikel 17, lid 2, onder b) |
|
Artikel 8, lid 6, tweede alinea |
Artikel 17, lid 3, tweede zin |
|
Artikel 8, lid 7, eerste alinea |
— |
|
Artikel 8, lid 7, tweede alinea |
Artikel 16, lid 2, tweede zin |
|
Artikel 8, lid 7, derde alinea |
Artikel 16, lid 9 |
|
Artikel 8, lid 7, vierde alinea |
Artikel 16, lid 11 |
|
Artikel 8, lid 7, vijfde alinea |
— |
|
Artikel 8, lid 8 |
Artikel 16, lid 10 |
|
Artikel 8, lid 9, onder a) |
Artikel 16, lid 12 |
|
Artikel 8, lid 9, onder b) |
Artikel 16, lid 13 |
Artikel 9 |
|
Artikel 16, lid 2 |
|
Artikel 9 |
Artikel 18 |
Artikel 10 |
|
Artikel 19, lid 3 |
|
Artikel 10 |
Artikel 28 |
Artikel 11 |
|
— |
|
Artikel 11 |
Artikel 29 |
Artikel 12, lid 1 |
|
Artikel 27, lid 1 |
Artikel 12, lid 2 |
|
— |
Artikel 12, lid 3 |
|
— |
Artikel 12, lid 4 |
|
— |
Artikel 12, lid 5 |
|
— |
|
Artikel 12, lid 1 |
Artikel 32, lid 1, onder e) |
|
Artikel 12, lid 2 |
Artikel 32, lid 1, onder a) |
|
Artikel 12, lid 3 |
Artikel 32, lid 1, onder b) |
|
Artikel 12, lid 4 |
Artikel 32, lid 1, onder c) |
|
Artikel 12, lid 5 |
Artikel 32, lid 1, onder h) |
|
Artikel 12, lid 6 |
Artikel 32, lid 1, onder d) |
|
Artikel 12, lid 7 |
— |
|
Artikel 12, lid 8 |
— |
|
Artikel 12, lid 9 |
Artikel 32, lid 1, tweede deel van onder a) |
Artikel 13 |
Artikel 13 |
Artikel 33 |
Artikel 14 |
|
Artikel 19 |
Artikel 15 |
Artikel 14 |
Artikel 34 |
|
Artikel 15 |
Artikel 36 |
Artikel 16 |
|
Artikel 37, tweede zin |
Artikel 17 |
Artikel 16 |
Artikel 38 |
( 1 ) Besluit 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en tot intrekking van Besluit nr. 2119/98EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69).
( 3 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
( 4 ) PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.
( 5 ) Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument voor de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel van de COVID-19-crisis (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 23).
( 6 ) Verordening (EU) 2021/836 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 185 van 26.5.2021, blz. 1).
( 7 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
( 8 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).