Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02012R0748-20230825

    Consolidated text: Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering of verklaring van overeenstemming van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede inzake de bekwaamheidsvereisten van ontwerp- en productieorganisaties (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/748/2023-08-25

    In deze geconsolideerde tekst zijn de volgende wijzigingen mogelijk nog niet verwerkt:

    Wijzigingsbesluit Soort wijziging Betrokken onderverdeling Datum inwerkingtreding
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.20 punt (b) 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.135 punt (a) 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.120 punt (a) 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.135 punt (b) punt 1 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.222 punt (b) punt 1 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.125 punt (d) 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.135 tekst 01/05/2025
    32024R1110 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.20A punt (b) 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 tekst 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.431 punt (d) 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.30 punt (c) 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.30 titel 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.20A 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.25 punt (e) 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.15 punt (c) 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.240A 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 tekst 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.435A 22/02/2026
    32023R0203 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.221 punt (g) 22/02/2026
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (h) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (l) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 9 lid 8 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel X tekst 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.439 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.239 punt (d) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.80 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.431A punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.4 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.326 punt (b) punt 1 punt (i) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.125C punt (a) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.803 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.21 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.9 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.3A punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel II titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.95 punt (b) lid 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.111 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 8 lid 5 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.165 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 afdeling A SUBPA K titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.708 punt (b) zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.305 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.107 punt (a) punt 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (m) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.131 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.243 punt (a) alinea 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.163 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 SUBPA K afdeling B titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.126 punt (a) lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.15 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel V 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.265 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel III 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (p) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.90B punt (a) punt 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.80 punt (a) punt 3 punt (i) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.129 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.108 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.126 punt (b) lid 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.124 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.327 punt (a) punt 2 punt (i) ? (C) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 9 lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.101 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.239 punt (d) lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.107 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.31 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.35 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.121 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.711 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 2 lid 3 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (f) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel I punt 1 punt 1.1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.120B punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.179 punt (a) lid 2 punt (i) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.11 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.708 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.520 punt (b) punt 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.263 punt (c) lid 7 punt (i) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.6 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.7 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 tekst 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.130 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.801 titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel I punt 1 punt 1.6 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 1 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 9 lid 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.326 punt (b) punt 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.20 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.301 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.5 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.33 punt (b) lid 1 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.117 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.147 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.82 punt (a) lid 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.165 punt (c) lid 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel II tekst 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.445 punt (a) zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 2 lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 1 punt (g) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.441 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.325 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.5 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.126 punt (b) lid 5 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.308 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.320 punt (b) punt 5 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.708 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.803 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.326 punt (b) punt 1 punt (iii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.111 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.103 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (o) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.41 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.804 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.19 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.327 punt (a) punt 2 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.101 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.93 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.432 punt (b) punt 1 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel VI 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.151 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.433 punt (a) lid 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.432C punt (b) lid 6 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.251 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.245 punt (e) lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.91 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.95 punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 2 lid 2 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.801 punt (e) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.801 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.75 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.20 punt (d) punt 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.431A punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.139 punt (d) lid 2 punt (iii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.3B 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel XI 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel IV 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.453 punt (a) punt 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.15 punt (e) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.159 punt (a) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel I zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.125A punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.803 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.165 punt (c) lid 4 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.122 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.431B punt (a) lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.243 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel VIII tekst 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.100 punt (a) zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.5 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel I punt 5 tekst 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.327 punt (a) punt 1 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 2 titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.163 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.115 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (n) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.433 punt (a) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 8 lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.259 punt (a) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.126 punt (a) lid 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.128 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.118A punt (a) lid 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.326 punt (a) punt 2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.263 punt (c) lid 5 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 SUBPA Q afdeling B titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.3A punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.431A punt (d) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.107 punt (a) punt 3 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.80 punt (a) zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.247 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.70 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.174 punt (b) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.115 punt (b) lid 5 punt (ii) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.303 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.97 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.327 punt (a) punt 2 punt (i) ? (A) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.2 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 2 punt (c) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.139 punt (d) lid 1 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.B.80 zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.35 punt (f) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 aanhangsel VIII titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.708 punt (b) lid 7 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.122 punt (a) 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.125A zin 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door bijlage I deel 21 SUBPA Q titel 01/05/2025
    32024R1108 gewijzigd door artikel 1 lid 1 punt (f) 01/05/2025
    32022R1645 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.239A 16/10/2025
    32022R1645 gewijzigd door bijlage I deel 21 punt 21.A.139A 16/10/2025
    32022R1645 gewijzigd door bijlage I deel 21 tekst 16/10/2025

    02012R0748 — NL — 25.08.2023 — 015.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    ►M12   VERORDENING (EU) Nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 3 augustus 2012

    tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering of verklaring van overeenstemming van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede inzake de bekwaamheidsvereisten van ontwerp- en productieorganisaties

    (herschikking) ◄

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

     M1

    VERORDENING (EU) Nr. 7/2013 VAN DE COMMISSIE  van 8 januari 2013

      L 4

    36

    9.1.2013

    ►M2

    VERORDENING (EU) Nr. 69/2014 VAN DE COMMISSIE  van 27 januari 2014

      L 23

    12

    28.1.2014

    ►M3

    VERORDENING (EU) 2015/1039 VAN DE COMMISSIE  van 30 juni 2015

      L 167

    1

    1.7.2015

     M4

    VERORDENING (EU) 2016/5 VAN DE COMMISSIE  van 5 januari 2016

      L 3

    3

    6.1.2016

    ►M5

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/897 VAN DE COMMISSIE  van 12 maart 2019

      L 144

    1

    3.6.2019

    ►M6

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/570 VAN DE COMMISSIE  van 28 januari 2020

      L 132

    1

    27.4.2020

    ►M7

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/699 VAN DE COMMISSIE  van 21 december 2020

      L 145

    1

    28.4.2021

    ►M8

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1088 VAN DE COMMISSIE  van 7 april 2021

      L 236

    3

    5.7.2021

    ►M9

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/201 VAN DE COMMISSIE  van 10 december 2021

      L 33

    7

    15.2.2022

    ►M10

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/203 VAN DE COMMISSIE  van 14 februari 2022

      L 33

    46

    15.2.2022

     M11

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1253 VAN DE COMMISSIE  van 19 juli 2022

      L 191

    45

    20.7.2022

    ►M12

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1358 VAN DE COMMISSIE  van 2 juni 2022

      L 205

    7

    5.8.2022

    ►M13

    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1361 VAN DE COMMISSIE  van 28 juli 2022

      L 205

    127

    5.8.2022

    ►M14

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/1028 VAN DE COMMISSIE  van 20 maart 2023

      L 139

    10

    26.5.2023


    Gerectificeerd bij:

     C1

    Rectificatie, PB L 146, 5.6.2019, blz.  116 (2019/897)




    ▼B

    ▼M12

    VERORDENING (EU) Nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 3 augustus 2012

    tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering of verklaring van overeenstemming van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede inzake de bekwaamheidsvereisten van ontwerp- en productieorganisaties

    (herschikking)

    ▼B

    (Voor de EER relevante tekst)



    ▼M12

    Artikel 1

    Toepassingsgebied en definities

    1.  

    In overeenstemming met de artikelen 19 en 62 van Verordening (EU) 2018/1139 worden in de onderhavige verordening gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vastgesteld voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken en wordt het volgende gespecificeerd:

    a) 

    de afgifte van typecertificaten, beperkte typecertificaten, aanvullende typecertificaten en wijzigingen van die certificaten;

    b) 

    de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid, vliegvergunningen en certificaten van vrijgave;

    c) 

    de afgifte van goedkeuringen voor reparatieontwerpen;

    d) 

    het aantonen van de naleving van eisen op het gebied van milieubescherming;

    e) 

    de afgifte van geluidscertificaten en beperkte geluidscertificaten;

    f) 

    de identificatie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken;

    g) 

    de certificering van bepaalde onderdelen en uitrustingsstukken;

    h) 

    de certificering van ontwerp- en productieorganisaties;

    i) 

    de afgifte van luchtwaardigheidsaanwijzingen;

    j) 

    het afleggen van verklaringen van overeenstemming met het ontwerp en wijzigingen van die verklaringen;

    k) 

    het afleggen van verklaringen van ontwerp- en productiebekwaamheid.

    2.  

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) 

    „JAA”: gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (Joint Aviation Authorities);

    b) 

    „JAR”: gezamenlijke luchtvaartvoorschriften (Joint Aviation Requirements);

    c) 

    „deel 21”: de eisen en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken alsmede van ontwerp- en productieorganisaties, vastgesteld in bijlage I (deel 21) bij deze verordening;

    d) 

    „deel 21 Light”: de eisen en procedures voor de certificering of verklaring van overeenstemming met het ontwerp van luchtvaartuigen die voornamelijk voor sportief en recreatief gebruik zijn bestemd en aanverwante producten en onderdelen, en de in bijlage Ib (deel 21 Light) bij deze verordening vastgestelde verklaring van ontwerp- en productiebekwaamheid van organisaties;

    e) 

    „hoofdvestiging van de organisatie”: het hoofdkantoor of geregistreerde kantoor van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de in deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd;

    f) 

    „artikel”: elk onderdeel en uitrustingsstuk dat wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen;

    g) 

    „ETSO”: European Technical Standard Order. De European Technical Standard Order is een gedetailleerde luchtwaardigheidsspecificatie die door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”) is uitgevaardigd om te garanderen dat wordt voldaan aan de voorschriften van deze verordening als een minimale prestatienorm voor gespecificeerde artikelen;

    h) 

    „EPA”: European Part Approval. De European Part Approval van een artikel betekent dat het artikel geproduceerd is in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet toebehoren aan de houder van het typecertificaat van het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen;

    ▼M14

    h bis) 

    „complex motoraangedreven luchtvaartuig”:

    i) 

    een vleugelvliegtuig:

    — 
    met een maximale gecertificeerde startmassa van meer dan 5 700  kg, of
    — 
    dat gecertificeerd is voor een maximale configuratie van meer dan 19 passagierszitplaatsen, of
    — 
    dat gecertificeerd is voor vluchtuitvoering met een minimale bemanning van ten minste 2 piloten, of
    — 
    dat is uitgerust met één of meer turbinestraalmotoren of met meer dan één schroefturbinemotor, of
    ii) 

    een helikopter die gecertificeerd is voor:

    — 
    een maximale startmassa van meer dan 3 175  kg, of
    — 
    een maximale configuratie van meer dan 9 passagierszitplaatsen, of
    — 
    een vluchtuitvoering met een minimumbemanning van ten minste 2 piloten, of
    iii) 

    een luchtvaartuig met kantelrotor(s);

    ▼M12

    i) 

    „ELA1-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

    i) 

    een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

    ii) 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg;

    iii) 

    een ballon ontworpen voor een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400  m3 voor heteluchtballonnen, 1 050  m3 voor vrije gasballonnen, 300 m3 voor vastgemaakte gasballonnen;

    iv) 

    een luchtschip ontworpen voor maximaal vier inzittenden en een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400  m3 voor heteluchtluchtschepen en 1 000  m3 voor gasluchtschepen;

    j) 

    „ELA2-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

    i) 

    een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg dat niet is geclassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

    ii) 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg;

    iii) 

    een ballon;

    iv) 

    een heteluchtluchtschip;

    v) 

    een gasluchtschip dat aan elk van de volgende kenmerken beantwoordt:

    — 
    maximum 3 % statisch gewicht,
    — 
    niet-gerichte stuwkracht (met uitzondering van straalomkering),
    — 
    conventioneel en eenvoudig ontwerp van structuur, controlesysteem en ballonetsysteem,
    — 
    onbekrachtigde besturing;
    vi) 

    een eenvoudig ontworpen hefschroefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 600 kg, bestemd om hoogstens twee inzittenden te vervoeren en niet aangedreven door turbine- en/of raketmotoren; beperkt tot VFR-vluchtuitvoeringen overdag;

    k) 

    „gegevens betreffende de operationele geschiktheid”: gegevens die deel uitmaken van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat of een aanvullend typecertificaat van een luchtvaartuig, en die bestaan uit:

    i) 

    de minimumsyllabus inzake typebevoegdverklaringsopleidingen voor piloten, inclusief de vaststelling van typebevoegdverklaring;

    ii) 

    de definitie van het toepassingsgebied van de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig, ter ondersteuning van de objectieve kwalificatie van simulatoren, of de voorlopige gegevens, ter ondersteuning van de tussentijdse kwalificatie;

    iii) 

    de minimumsyllabus inzake opleidingen voor typebevoegdverklaringen voor onderhoudscertificeringspersoneel, inclusief de vaststelling van de typebevoegdverklaringen;

    iv) 

    de vaststelling van het type of de variant voor cabinepersoneel en typespecifieke gegevens voor cabinepersoneel;

    v) 

    de basisminimumuitrustingslijst.

    Artikel 2

    Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken

    1.  
    Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in bijlage I (deel 21).
    2.  

    In afwijking van lid 1 van dit artikel mogen certificaten bij wijze van alternatief worden afgegeven zoals gespecificeerd in bijlage Ib (deel 21 Light), voor de volgende producten:

    a) 

    een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg en een operationele zitplaatsconfiguratie van hoogstens vier personen;

    b) 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg;

    c) 

    een ballon;

    d) 

    een heteluchtluchtschip;

    e) 

    een passagiersgasluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    f) 

    een hefschroefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg en een maximale operationele zitplaatsconfiguratie van vier personen;

    g) 

    een zuigermotor of vaste-spoedpropeller die bestemd is om te worden geïnstalleerd in een in de punten a) tot en met f) vermeld luchtvaartuig, of

    h) 

    een autogyro.

    3.  

    Voor de volgende producten mag, in afwijking van leden 1 en 2 van dit artikel, bij wijze van alternatief een verklaring van overeenstemming met het ontwerp worden afgelegd, zoals gespecificeerd in bijlage Ib (deel 21 Light):

    a) 

    een vleugelvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg en een maximale operationele zitplaatsconfiguratie van twee personen, dat niet door een straalmotor wordt aangedreven;

    b) 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg;

    c) 

    een ballon die ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    d) 

    een heteluchtluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen.

    4.  
    In afwijking van leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken, die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van sectie A van bijlage I (deel 21) en subdelen H en I van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light). Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van sectie A van bijlage I (deel 21) en subdeel P van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light), tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.

    ▼M12

    Artikel 2 bis

    Overgangsregeling voor eerder overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven certificaten

    1.  
    Een houder van een geldig typecertificaat of aanvullend typecertificaat dat overeenkomstig bijlage I (deel 21) door het Agentschap is afgegeven of geacht wordt te zijn afgegeven, kan tot 25 augustus 2025 het Agentschap verzoeken om, vanaf een bepaalde datum, het typeontwerp dat bij dat certificaat overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) is afgegeven, in stand te houden, voor zover het onder dat certificaat vallende product binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 2, valt.
    2.  
    Wanneer een verzoek wordt ingediend overeenkomstig lid 1, valt dat typecertificaat of aanvullend typecertificaat vanaf de in lid 1 vermelde datum onder de bepalingen van bijlage Ib (deel 21 Light) betreffende de typecertificaten of aanvullende typecertificaten, al naargelang het geval. Het Agentschap past het gegevensblad van het typecertificaat of het aanvullende typecertificaat dienovereenkomstig aan.

    ▼M14

    Artikel 3

    Blijvende geldigheid van typecertificaten en daarmee verband houdende luchtwaardigheidscertificaten

    1.  

    Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een luchtwaardigheidscertificaat toestond, dat vóór 28 september 2003 door lidstaten is afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    a) 

    een dergelijk product zal worden beschouwd als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:

    i) 

    de typecertificering is gebaseerd op:

    — 
    de JAA-typecertificeringsbasis, voor producten die zijn gecertificeerd volgens JAA-procedures, zoals gedefinieerd in het JAA-gegevensblad, of
    — 
    voor andere producten, de typecertificeringsbasis als gedefinieerd in het gegevensblad van het typecertificaat van het land van ontwerp, indien het betreffende land van ontwerp:
    — 
    een lidstaat is, tenzij het Agentschap vaststelt, met name rekening houdend met de gebruikte certificeringsspecificaties en de gebruikservaringen, dat een dergelijke typecertificeringsbasis geen veiligheidsniveau biedt dat gelijkwaardig is aan het bij Verordening (EG) 2018/1139 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau, of
    — 
    een land is waarmee een lidstaat een bilaterale luchtwaardigheidsovereenkomst of een vergelijkbare overeenkomst heeft gesloten, volgens welke de genoemde producten zijn gecertificeerd op basis van de certificeringsspecificaties van het betreffende land van ontwerp, tenzij het Agentschap vaststelt dat door die certificeringsspecificaties of de gebruikservaringen, of het veiligheidssysteem van het betreffende land van ontwerp geen veiligheidsniveau wordt geboden dat gelijkwaardig is aan het bij de Verordening (EU) 2018/1139 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau.

    Teneinde advies te kunnen uitbrengen aan de Commissie, onder meer over eventuele wijzigingen van de onderhavige verordening, zal het Agentschap een eerste evaluatie maken van de mogelijke consequenties van de bepalingen onder het tweede streepje;

    ii) 

    de eisen op het gebied van milieubescherming zijn gehanteerd zoals vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het product;

    iii) 

    de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsrichtlijnen die van het betreffende land van ontwerp zijn;

    b) 

    een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:

    i) 

    het basistypeontwerp onderdeel is van een typecertificaat als vermeld in punt a);

    ii) 

    alle wijzigingen in dit basistypeontwerp, die niet onder de verantwoordelijkheid van de houder van het typecertificaat vallen, zijn goedgekeurd, en

    iii) 

    voldaan is aan de luchtwaardigheidsrichtlijnen die vóór 28 september 2003 door de lidstaat van registratie zijn uitgevaardigd of goedgekeurd, inclusief eventuele wijzigingen van de luchtwaardigheidsrichtlijnen van het betreffende land van ontwerp, goedgekeurd door de lidstaat van registratie.

    2.  

    Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

    a) 

    indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b) 

    punt 21.A.15, a), b) en c), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c) 

    in afwijking van punt 21.B.80 van bijlage I (deel 21), is de typecertificeringsbasis van toepassing die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de erkenning is vastgesteld;

    d) 

    de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.20, a) en d), van bijlage I (deel 21).

    3.  

    Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door een lidstaat uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, gelden de volgende voorwaarden:

    a) 

    indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b) 

    punt 21.A.93 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c) 

    de typecertificeringsbasis die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van de wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

    d) 

    de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als bevindingen die door het Agentschap zijn gedaan, met het oog op de naleving van het bepaalde in punt 21.B.107 van bijlage I (deel 21).

    4.  
    Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde ingrijpende reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.433, a), van bijlage I (deel 21).
    5.  
    Een door een lidstaat afgegeven luchtwaardigheidscertificaat dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 wordt beschouwd als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.

    ▼B

    Artikel 4

    Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten

    1.  
    Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht krachtens deze verordening te zijn afgegeven.
    2.  

    Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van ingrijpende wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:

    a) 

    indien een certificeringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b) 

    punt 21.A.113, onder a) en b), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c) 

    van toepassing is de certificeringsbasis als vastgesteld door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor het aanvullende typecertificaat of goedkeuring van de ingrijpende wijziging;

    d) 

    de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.115, onder a), van bijlage I (deel 21).

    ▼M2 —————

    ▼B

    Artikel 6

    Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken

    1.  
    Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening.
    2.  

    Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt het volgende:

    a) 

    indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

    b) 

    punt 21.A.603 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

    c) 

    de overeenkomstig punt 21.A.605 van bijlage I (deel 21) toepasselijke vereisten inzake gegevens, zijn de door de betreffende lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring of autorisatie vastgestelde vereisten;

    d) 

    bevindingen die door de desbetreffende lidstaat zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.606, onder b), van bijlage I (deel 21).

    Artikel 7

    Vliegvergunningen

    De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens de onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 heeft geconcludeerd dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 216/2008 of de onderhavige verordening.

    ▼M2

    Artikel 7 bis

    Gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    1.  
    De houder van een typecertificaat van een luchtvaartuig dat vóór 17 februari 2014 is afgegeven, die voornemens is op of na 17 februari 2014 een nieuw luchtvaartuig te leveren aan een EU-exploitant, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoud certificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. De gegevens betreffende de operationele geschiktheid kunnen worden beperkt tot het geleverde model.
    2.  
    De aanvrager van een typecertificaat van een luchtvaartuig waarvoor de aanvraag vóór 17 februari 2014 is ingediend en waarvoor geen typecertificaat is afgegeven vóór 17 februari 2014, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoudcertificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. Bevindingen die door de autoriteiten zijn gedaan tijdens activiteiten van de raad voor operationele evaluatie welke onder verantwoordelijkheid van de JAA of het Agentschap zijn uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden zonder verdere verificatie door het Agentschap aanvaard.
    3.  
    Verslagen van de raad voor operationele evaluatie en basisminimumuitrustingslijsten die overeenkomstig de JAA-procedures of door het Agentschap zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht de gegevens betreffende de operationele geschiktheid te zijn die zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21) en worden opgenomen in het relevante typecertificaat. Vóór 18 juni 2014 doen de houders van de relevante typecertificaten aan het Agentschap een voorstel over de opsplitsing van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid in verplichte en niet-verplichte gegevens.
    4.  
    Houders van een typecertificaat dat de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat, moeten goedkeuring krijgen voor een uitbreiding van het toepassingsgebied van hun erkenning als ontwerporganisatie of alternatieve procedures voor de erkenning als ontwerporganisatie, indien van toepassing, teneinde de aspecten van de operationele geschiktheid er vóór 18 december 2015 in op te nemen.

    ▼B

    Artikel 8

    Ontwerporganisaties

    1.  
    Een organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken of voor eventuele wijzigingen of reparaties daarvan toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21).

    ▼M12

    2.  
    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft en die een certificaat voor het ontwerp van producten of wijzigingen of reparaties daarvan aanvraagt of bezit, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light).
    3.  
    Natuurlijke personen of rechtspersonen die betrokken zijn bij het ontwerp van luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, als bedoeld in artikel 2, lid 3, hoeven hun bekwaamheid niet aan te tonen.

    ▼M9

    4.  
    In afwijking van punt 21.B.433, d), 1 en 2, van bijlage I (deel 21) mag een ontwerporganisatie die houder is van een geldig goedkeuringscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21), tot en met 7 maart 2025, eventuele bevindingen van niet-naleving in verband met de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie ( 1 ) rectificeren.

    Als de organisatie na 7 maart 2025 dergelijke bevindingen niet heeft afgesloten, wordt het goedkeuringscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of geschorst.

    ▼M12

    5.  

    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een organisatie waarvan de hoofdvestiging in een niet-lidstaat is gelegen, haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat door dat land aan de organisatie is afgegeven voor het product, onderdeel en uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend overeenkomstig bijlage I (deel 21), voor zover:

    a) 

    het betreffende land het land van ontwerp is;

    b) 

    het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van dat land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op de naleving omvat als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde instantie in het betreffende land.

    ▼M14

    6.  
    Goedkeuringen voor ontwerporganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig zijn vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.

    ▼M14

    Artikel 9

    Productieorganisaties

    1.  
    Een organisatie die verantwoordelijk is voor de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21). Dit is niet vereist voor door een organisatie gefabriceerde onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig de bepalingen van bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven zonder dat zij vergezeld moeten gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1).
    2.  

    In afwijking van lid 1, kan een fabrikant die niet in een lidstaat is gevestigd zijn bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat door dat land is afgegeven voor het product, onderdeel en uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:

    a) 

    het betreffende land het land van vervaardiging is, en

    b) 

    het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van dat land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op de naleving omvat als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde instantie in het betreffende land.

    3.  
    Goedkeuringen voor productieorganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die geldig waren vóór 28 september 2003, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.
    4.  
    Bij wijze van uitzondering op lid 1 mag de productieorganisatie bij de bevoegde autoriteit een afwijking aanvragen van de milieubeschermingseisen die vermeld zijn in artikel 9, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) 2018/1139.
    5.  
    Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.225, d), 1 en 2, mag een productieorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21), tot en met 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie, corrigeren ( 2 ).

    Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

    6.  
    Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.A.125C, a), 1, mag een organisatie die zonder erkenning producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceert en die houder is van een geldige, ten laatste op 7 maart 2023 overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven akkoordverklaring, niet worden verplicht te voldoen aan de bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 ingevoerde eisen in bijlage I.
    7.  
    In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een voor het ontwerp van producten en hun onderdelen en uitrustingsstukken verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft, overeenkomstig artikel 2, lid 2, bij wijze van alternatief zijn bekwaamheid aantonen overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light).
    8.  

    Het aantonen van de bekwaamheid overeenkomstig lid 1 of 2 is niet vereist wanneer de productieorganisatie of de natuurlijke persoon of rechtspersoon betrokken is bij de volgende productieactiviteiten:

    a) 

    de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die, overeenkomstig bijlage I (deel 21), in aanmerking komen voor installatie in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    b) 

    de productie van onderdelen die overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) in aanmerking komen voor installatie in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zonder dat ze vergezeld hoeven te gaan van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1);

    c) 

    de productie van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, en onderdelen die in aanmerking komen om in dergelijke luchtvaartuigen te worden geïnstalleerd. In dat geval worden de productieactiviteiten overeenkomstig sectie A, subdeel R, van bijlage Ib (deel 21 Light) uitgevoerd door een productieorganisatie of een natuurlijke of rechtspersoon die zijn hoofdvestiging in een lidstaat heeft.

    ▼M12

    Artikel 10

    Maatregelen van het Agentschap

    1.  
    Het Agentschap zal aanvaardbare middelen van naleving opstellen waarvan bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel gebruik kunnen maken om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorschriften van bijlage I (deel 21) en bijlage Ib (deel 21 Light).
    2.  
    De aanvaardbare middelen van naleving die door het Agentschap worden opgesteld, mogen niet leiden tot de invoering van nieuwe eisen, noch tot afzwakking van de eisen van bijlage I (deel 21) en bijlage Ib (deel 21 Light).

    ▼B

    Artikel 11

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding

    De onderhavige verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE I

    DEEL 21

    Certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties

    ▼M9

    Inhoudsopgave

    21.1

    Bevoegde autoriteit

    21.2

    Toepassingsgebied

    SECTIE A — TECHNISCHE EISEN

    SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN

    21.A.1

    Toepassingsgebied

    21.A.2

    Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat

    21.A.3A

    Meldingssysteem

    21.A.3B

    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    21.A.4

    Coördinatie tussen ontwerp en productie

    21.A.5

    Administratie

    21.A.6

    Handboeken

    21.A.7

    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    21.A.9

    Toegang en onderzoek

    SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.A.11

    Toepassingsgebied

    21.A.13

    Aanvaardbaarheid

    21.A.14

    Bewijs van bekwaamheid

    21.A.15

    Aanvraag

    21.A.19

    Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen

    21.A.20

    Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen

    21.A.21

    Eisen voor de afgifte van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat

    21.A.31

    Typeontwerp

    21.A.33

    Onderzoek en tests

    21.A.35

    Vliegproeven

    21.A.41

    Typecertificaat

    21.A.44

    Verplichtingen van de houder

    21.A.47

    Overdraagbaarheid

    21.A.51

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.62

    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    21.A.65

    Blijvende structurele integriteit van vliegtuigstructuren

    (SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL D — WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.A.90A

    Toepassingsgebied

    21.A.90B

    Standaardwijzigingen

    21.A.90C

    Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    21.A.91

    Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

    21.A.92

    Aanvaardbaarheid

    21.A.93

    Aanvraag

    21.A.95

    Eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen

    21.A.97

    Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen

    21.A.101

    Typecertificeringsbasis, certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieueisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21.A.108

    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    21.A.109

    Verplichtingen en EPA-markering

    SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21.A.111

    Toepassingsgebied

    21.A.112A

    Aanvaardbaarheid

    21.A.112B

    Bewijs van bekwaamheid

    21.A.113

    Aanvraag om een aanvullend typecertificaat

    21.A.115

    Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen in de vorm van een aanvullend typecertificaat

    21.A.116

    Overdraagbaarheid

    21.A.117

    Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

    21.A.118A

    Verplichtingen en EPA-markering

    21.A.118B

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.120B

    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.A.121

    Toepassingsgebied

    21.A.122

    Aanvaardbaarheid

    21.A.124

    Aanvraag

    21.A.124A

    Wijzen van naleving

    21.A.125A

    Afgifte van een akkoordverklaring

    21.A.125B

    Bevindingen en opmerkingen

    21.A.125C

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.126

    Productiecontrolesysteem

    21.A.127

    Proeven: luchtvaartuigen

    21.A.128

    Proeven: motoren en propellers

    21.A.129

    Verplichtingen van de productieorganisatie

    21.A.130

    Conformiteitsverklaring

    SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.A.131

    Toepassingsgebied

    21.A.133

    Aanvaardbaarheid

    21.A.134

    Aanvraag

    21.A.134A

    Wijzen van naleving

    21.A.135

    Afgifte van een erkenning als productieorganisatie

    21.A.139

    Productiebeheersysteem

    21.A.143

    Productieorganisatiehandboek

    21.A.145

    Middelen

    21.A.147

    Wijzigingen in het productiebeheersysteem

    21.A.148

    Wijzigingen van vestigingsplaats

    21.A.149

    Overdraagbaarheid

    21.A.151

    Erkenningsvoorwaarden

    21.A.153

    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

    21.A.158

    Bevindingen en opmerkingen

    21.A.159

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.163

    Bevoegdheden

    21.A.165

    Verplichtingen van de houder

    SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21.A.171

    Toepassingsgebied

    21.A.172

    Aanvaardbaarheid

    21.A.173

    Classificatie

    21.A.174

    Aanvraag

    21.A.175

    Taal

    21.A.177

    Amendement of wijziging

    21.A.179

    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

    21.A.181

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.182

    Identificatie van het luchtvaartuig

    SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN

    21.A.201

    Toepassingsgebied

    21.A.203

    Aanvaardbaarheid

    21.A.204

    Aanvraag

    21.A.207

    Amendement of wijziging

    21.A.209

    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

    21.A.211

    Duur en blijvende geldigheid

    SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

    21.A.231

    Toepassingsgebied

    21.A.233

    Aanvaardbaarheid

    21.A.234

    Aanvraag

    21.A.235

    Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie

    21.A.239

    Ontwerpbeheersysteem

    21.A.243

    Handboek

    21.A.245

    Middelen

    21.A.247

    Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

    21.A.249

    Overdraagbaarheid

    21.A.251

    Erkenningsvoorwaarden

    21.A.253

    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

    21.A.258

    Bevindingen en opmerkingen

    21.A.259

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.263

    Bevoegdheden

    21.A.265

    Verplichtingen van de houder

    SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    21.A.301

    Toepassingsgebied

    21.A.303

    Overeenstemming met toepasselijke vereisten

    21.A.305

    Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken

    21.A.307

    Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd

    (SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL M — REPARATIES

    21.A.431A

    Toepassingsgebied

    21.A.431B

    Standaardreparaties

    21.A.432A

    Aanvaardbaarheid

    21.A.432B

    Bewijs van bekwaamheid

    21.A.432C

    Aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    21.A.433

    Eisen voor de goedkeuring van een reparatieontwerp

    21.A.435

    Classificatie en goedkeuring van reparatieontwerpen

    21.A.439

    Productie van reparatieonderdelen

    21.A.441

    Uitvoering van een reparatie

    21.A.443

    Beperkingen

    21.A.445

    Niet-gerepareerde schade

    21.A.451

    Verplichtingen en EPA-markering

    (SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES

    21.A.601

    Toepassingsgebied

    21.A.602A

    Aanvaardbaarheid

    21.A.602B

    Bewijs van bekwaamheid

    21.A.603

    Aanvraag

    21.A.604

    ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)

    21.A.605

    Vereisten inzake gegevens

    21.A.606

    Eisen voor de afgifte van een ETSO-autorisatie

    21.A.607

    Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie

    21.A.608

    Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)

    21.A.609

    Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties

    21.A.610

    Goedkeuring voor een afwijking

    21.A.611

    Ontwerpwijzigingen

    21.A.619

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.621

    Overdraagbaarheid

    SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING

    21.A.701

    Toepassingsgebied

    21.A.703

    Aanvaardbaarheid

    21.A.707

    Aanvraag van een vliegvergunning

    21.A.708

    Vluchtvoorwaarden

    21.A.709

    Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    21.A.710

    Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    21.A.711

    Afgifte van een vliegvergunning

    21.A.713

    Wijzigingen

    21.A.715

    Taal

    21.A.719

    Overdraagbaarheid

    21.A.723

    Duur en blijvende geldigheid

    21.A.725

    Verlenging van de vliegvergunning

    21.A.727

    Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

    SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    21.A.801

    Identificatie van producten

    21.A.803

    Behandeling van de identificatiegegevens

    21.A.804

    Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken

    21.A.805

    Identificatie van kritieke onderdelen

    21.A.807

    Identificatie van ETSO-artikelen

    SECTIE B — PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

    SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN

    21.B.10

    Toezichtsdocumentatie

    21.B.15

    Informatie aan het Agentschap

    21.B.20

    Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

    21.B.25

    Beheersysteem

    21.B.30

    Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

    21.B.35

    Wijzigingen in het beheersysteem

    21.B.55

    Administratie

    21.B.65

    Opschorting, beperking en intrekking

    SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.B.70

    Certificeringsspecificaties

    21.B.75

    Bijzondere voorwaarden

    21.B.80

    Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    21.B.82

    Certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig

    21.B.85

    Aanduiding van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    21.B.100

    Niveau van betrokkenheid

    21.B.103

    Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    (SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL D — WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.B.105

    Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21.B.107

    Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat

    SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21.B.109

    Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een aanvullend typecertificaat

    21.B.111

    Afgifte van een aanvullend typecertificaat

    SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.B.115

    Wijzen van naleving

    21.B.120

    Initiële certificeringsprocedure

    21.B.125

    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    21.B.135

    Behoud van de akkoordverklaring

    21.B.140

    Wijziging van een akkoordverklaring

    SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.B.215

    Wijzen van naleving

    21.B.220

    Initiële certificeringsprocedure

    21.B.221

    Toezichtsbeginselen

    21.B.222

    Toezichtsprogramma

    21.B.225

    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    21.B.240

    Wijzigingen in het productiebeheersysteem

    SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21.B.320

    Onderzoek

    21.B.325

    Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid

    21.B.326

    Bewijs van luchtwaardigheid

    21.B.327

    Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN

    21.B.420

    Onderzoek

    21.B.425

    Afgifte van geluidscertificaten

    SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

    21.B.430

    Initiële certificeringsprocedure

    21.B.431

    Toezichtsbeginselen

    21.B.432

    Toezichtsprogramma

    21.B.433

    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    21.B.435

    Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

    SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    (SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL M — REPARATIES

    21.B.450

    Typecertificeringsbasis en milieueisen voor een goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie

    21.B.453

    Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    (SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES

    21.B.480

    Afgifte van een ETSO-autorisatie

    SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING

    21.B.520

    Onderzoek

    21.B.525

    Afgifte van een vliegvergunning

    SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    Aanhangsels

    Aanhangsel I — EASA-formulier 1 — Certificaat van vrijgave

    Aanhangsel II — EASA-formulieren 15a en 15c — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

    Aanhangsel III — EASA-formulier 20a — Vliegvergunning

    Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b — Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

    Aanhangsel V — EASA-formulier 24 — Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 — Bewijs van luchtwaardigheid

    Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 — Geluidscertificaat

    Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 — Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

    Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 — Bewijs van vrijgave voor gebruik

    Aanhangsel X — EASA-formulier 55 — Certificaat erkenning als productieorganisatie

    Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 — Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie

    Aanhangsel XII — Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven.

    ▼M10

    21.1.    Bevoegde autoriteit

    In deze bijlage wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”:

    a) 

    voor sectie A, subdeel A,

    1. 

    voor ontwerporganisaties, het Agentschap;

    2. 

    voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 („het Verdrag van Chicago”), de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

    3. 

    voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

    b) 

    voor sectie A, subdelen B, D, E, J, K, M, O en Q, het Agentschap;

    c) 

    voor sectie A, subdelen F en G:

    1. 

    voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of, voor wat subdeel G betreft, artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

    2. 

    voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

    d) 

    voor sectie A, subdelen H en I, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd:

    e) 

    voor sectie A, subdeel P:

    1. 

    voor in een lidstaat geregistreerde luchtvaartuigen, de door de lidstaat van registratie aangewezen autoriteit;

    2. 

    voor niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften voor identificatieaanduidingen uitvaardigde;

    3. 

    voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden in verband met de veiligheid van het ontwerp, het Agentschap.

    ▼M10

    21.2.    Toepassingsgebied

    In sectie A van deze bijlage worden de algemene bepalingen vastgesteld betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.

    In sectie B van deze bijlage worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van de certificering, en de eisen inzake het administratieve en beheersysteem waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van sectie A van deze bijlage.

    ▼B

    SECTIE A

    TECHNISCHE EISEN

    SUBDEEL A —   ALGEMENE BEPALINGEN

    ▼M9

    21.A.1    Toepassingsgebied

    In dit subdeel worden de algemene rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.

    ▼B

    21.A.2    Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat

    De acties en verplichtingen die overeenkomstig deze sectie moeten worden uitgevoerd door de houder of aanvrager van een certificaat voor een product, onderdeel of uitrustingsstuk mogen in zijn naam worden uitgevoerd door een andere natuurlijke of rechtspersoon, op voorwaarde dat de houder of aanvrager van dat certificaat kan aantonen dat hij een overeenkomst met die andere persoon heeft gesloten om zeker te stellen dat de verplichtingen van de houder naar behoren worden en zullen worden vervuld.

    ▼M9

    21.A.3A    Meldingssysteem

    a) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag heeft ingediend voor of houder is van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of elke andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend:

    1. 

    een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van voorvalmeldingen opzetten en onderhouden om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig punt 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren. Als de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt, kan één enkel systeem worden opgezet om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Het meldingssysteem omvat:

    i) 

    meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de blijvende luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk dat valt onder het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven;

    ii) 

    fouten, bijna-ongevallen en gevaren die niet onder punt i) vallen;

    2. 

    aan bekende exploitanten van het product, onderdeel of uitrustingsstuk en, op verzoek, aan elke persoon die op grond van andere uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen is gemachtigd, informatie verstrekken over het overeenkomstig punt 1 opgezette systeem en over de wijze waarop meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere in punt 1, i), vermelde voorvallen moeten worden verstrekt;

    3. 

    aan het Agentschap melding maken van alle gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen waarvan hij op de hoogte is en die verband houden met een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat valt onder het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn afgegeven, en die hebben geleid of zouden kunnen leiden tot een onveilige toestand.

    b) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 v en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moet elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een certificaat erkenning als productieorganisatie krachtens subdeel G van deze sectie, of die een product, onderdeel of uitrustingsstuk produceert krachtens subdeel F van deze sectie:

    1. 

    een systeem opzetten en onderhouden voor het verzamelen en beoordelen van voorvalmeldingen, met inbegrip van meldingen van fouten, bijna-ongevallen en gevaren, om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig de punten 2 en 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren. Voor organisaties waarvan de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt, kan één enkel systeem worden opgezet om te voldoen aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende uitvoeringshandelingen, en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;

    2. 

    aan de verantwoordelijke houder van de ontwerpgoedkeuring melding maken van alle gevallen waarin producten, onderdelen of uitrustingsstukken door de productieorganisatie zijn vrijgegeven en waarin vervolgens mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens zijn vastgesteld, en samen met de houder van de ontwerpgoedkeuring onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;

    3. 

    aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en aan het Agentschap melding maken van de afwijkingen die overeenkomstig punt 21.A.3A, b), 2, zijn vastgesteld en die tot een onveilige toestand zouden kunnen leiden;

    4. 

    als de productieorganisatie optreedt als leverancier van een andere productieorganisatie, eveneens aan die andere organisatie melding maken van alle gevallen waarin zij producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan die organisatie heeft vrijgegeven en waarin vervolgens eventuele afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens zijn vastgesteld.

    c) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen beschermt elke natuurlijke of rechtspersoon bij een melding overeenkomstig de punten a), 3), en b), 2), 3) en 4), op passende wijze de vertrouwelijkheid van de melder en van de in de melding genoemde persoon (personen).

    d) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen maakt elke natuurlijke of rechtspersoon de in de punten a), 3), en b), 3), bedoelde meldingen in een vorm en op een wijze die door respectievelijk het Agentschap of de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, en verzendt hij die zo spoedig mogelijk en in elk geval niet meer dan 72 uur nadat de natuurlijke of rechtspersoon heeft vastgesteld dat het voorval tot een mogelijk onveilige toestand kan leiden, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dat verhinderen.

    e) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, als een volgens punt a), 3), of punt b), 3), gemeld voorval het gevolg is van een tekortkoming in het ontwerp of de productie, stelt de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, een onderzoek in naar de reden van de tekortkoming en maakt aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig punt 21.1 verantwoordelijke lidstaat en het Agentschap melding van de resultaten van dat onderzoek en de maatregelen die hij of zij voornemens is te treffen of voor te stellen om die tekortkoming te verhelpen.

    f) 

    Als het Agentschap oordeelt dat een maatregel dient te worden getroffen om de tekortkoming te verhelpen, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of een andere relevante goedkeuring die geacht wordt krachtens deze verordening te zijn verleend, of de productieorganisatie, naargelang het geval, de desbetreffende gegevens bij de bevoegde autoriteit op haar verzoek indienen.

    ▼B

    21.A.3B    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    a) Een luchtwaardigheidsaanwijzing is een door het Agentschap uitgevaardigd of overgenomen document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen voor zijn dat het veiligheidsniveau van dat luchtvaartuig anders zou kunnen worden aangetast.

    b) Het Agentschap vaardigt een luchtwaardigheidsaanwijzing uit als:

    1. 

    door het Agentschap een onveilige toestand in een luchtvaartuig is vastgesteld, die het gevolg is van een tekortkoming in het luchtvaartuig of in een motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk van dat luchtvaartuig, en

    2. 

    deze toestand vermoedelijk aanwezig is of zich zal ontwikkelen in andere luchtvaartuigen.

    c) Als een luchtwaardigheidsaanwijzing door het Agentschap moet worden uitgevaardigd om de in punt b) vermelde onveilige toestand te verhelpen of om een inspectie te laten uitvoeren, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, een ETSO-autorisatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening:

    1. 

    de passende corrigerende maatregel en/of de nodige inspecties voorstellen en de details van deze voorstellen ter goedkeuring voorleggen aan het Agentschap;

    2. 

    nadat de in punt 1 bedoelde voorstellen zijn goedgekeurd door het Agentschap, aan alle bekende gebruikers of eigenaars van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, en, op verzoek, aan eenieder die moet voldoen aan de luchtwaardigheidsaanwijzing, de passende beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies ter beschikking stellen.

    d) Een luchtwaardigheidsaanwijzing moet ten minste de volgende informatie bevatten:

    1. 

    een identificatie van de onveilige toestand

    2. 

    een identificatie van het betreffende luchtvaartuig

    3. 

    de vereiste maatregel(en)

    4. 

    de uitvoeringstermijn voor de vereiste maatregel(en)

    5. 

    de datum van inwerkingtreding.

    ▼M2

    21.A.4    Coördinatie tussen ontwerp en productie

    Elke houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat of een goedkeuring van een reparatieontwerp moet zo nodig samenwerken met de productieorganisatie om te komen tot:

    a) 

    een toereikende coördinatie tussen ontwerp en productie, zoals voorgeschreven in punt 21.A.122, 21A.130, onder b), punten 3) en 4), 21A.133 en 21A.165, onder c), punten 2) en 3), voor zover van toepassing, en

    b) 

    een passende ondersteuning van de blijvende luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk.

    ▼M9

    21.A.5    Administratie

    Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, vliegvergunning, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:

    a) 

    zetten, als zij een product, onderdeel of uitrustingsstuk ontwerpen of wijzigen of repareren, een systeem voor het bijhouden van gegevens op en onderhouden de relevante ontwerpinformatie/-gegevens; die informatie/gegevens worden ter beschikking van het Agentschap gesteld om de informatie/gegevens te verstrekken die nodig zijn om de blijvende luchtwaardigheid van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk, de blijvende geldigheid van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de naleving van de toepasselijke milieubeschermingseisen te waarborgen;

    b) 

    bewaren, als zij een product, onderdeel of uitrustingsstuk produceren, de details van het productieproces die belangrijk zijn voor de conformiteit van het product, onderdeel of uitrustingsstuk met de toepasselijke ontwerpgegevens en de aan hun partners en leveranciers opgelegde eisen, en stellen die gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de permanente luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk te waarborgen;

    c) 

    met betrekking tot vliegvergunningen:

    1. 

    bewaren de documenten die zijn opgesteld om de vluchtomstandigheden vast te stellen en te rechtvaardigen, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig te waarborgen;

    2. 

    bewaren, als zij een vliegvergunning afgeven op grond van de bevoegdheid van erkende organisaties, de bijbehorende documenten, met inbegrip van inspectierapporten en documenten ter ondersteuning van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden en de afgifte van de vliegvergunning zelf, en stellen die ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het toezicht op de organisatie, teneinde de informatie te verstrekken die nodig is om de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig te waarborgen;

    d) 

    bewaren de gegevens van de in punt 21.A.139, c), 21.A.145, b), 21.A.145, c), 21.A.239, c), 21.A.245, a), of 21.A.245, e), 1), vermelde bekwaamheden en kwalificaties van het personeel dat betrokken is bij de volgende functies:

    1. 

    ontwerp of productie;

    2. 

    onafhankelijk toezicht op de naleving van de relevante eisen door de organisatie;

    3. 

    veiligheidsbeheer;

    e) 

    bewaren gegevens over de machtiging van personeelsleden, als zij personeel in dienst hebben dat:

    1. 

    de bevoegdheden van de erkende organisatie uitoefent overeenkomstig punt 21.A.163 en/of 21.A.263, naargelang het geval;

    2. 

    de onafhankelijke taak verricht van toezicht op de naleving door de organisatie van de relevante eisen overeenkomstig punt 21.A.139, e), en/of punt 21.A.239, e), naargelang het geval;

    3. 

    de onafhankelijke verificatietaak verricht van het aantonen van de naleving overeenkomstig punt 21.A.239, d), 2).

    ▼M7

    21.A.6    Handboeken

    De houder van een typecertificaat, beperkt typecertificaat of aanvullend typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van alle handboeken of varianten van handboeken die voor het product of artikel vereist worden door de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap.

    21.A.7    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    a) 

    De houder van een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerpwijziging of reparatieontwerp ontwikkelt of verwijst naar de instructies die nodig zijn om te garanderen dat gedurende de volledige levensduur van het luchtvaartuig wordt voldaan aan de luchtwaardigheidsnorm voor het type luchtvaartuig en alle bijbehorende onderdelen, wanneer hij de naleving aantoont van de toepasselijke typecertificeringsbasis die door het Agentschap is vastgesteld en meegedeeld overeenkomstig 21.B.80.

    b) 

    Minstens één reeks volledige instructies voor blijvende luchtwaardigheid moet worden verstrekt door de houder van:

    1. 

    een typecertificaat of beperkt typecertificaat, aan elke bekende eigenaar van een of meer producten, bij de levering of bij de afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang welk van beide het laatst wordt afgegeven;

    2. 

    een aanvullend typecertificaat of een goedkeuring van een ontwerpwijziging, aan alle bekende exploitanten van het product waarop de wijziging betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het gewijzigde product;

    3. 

    een goedkeuring van een reparatieontwerp, aan alle bekende exploitanten van het product waarop de reparatie betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het product waarin het reparatieontwerp is toegepast. Het gerepareerde product, onderdeel of uitrustingsstuk mag voor gebruik worden vrijgegeven voordat de desbetreffende instructies voor blijvende luchtwaardigheid zijn voltooid, maar dit slechts voor een beperkte gebruiksperiode en na akkoord van het Agentschap.

    Daarna moeten de houders van een ontwerpgoedkeuring die instructies op verzoek ter beschikking stellen van alle andere personen die aan deze instructies moeten voldoen.

    c) 

    In afwijking van het bepaalde onder b) mag de houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat de terbeschikkingstelling van een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, dat betrekking heeft op geplande instructies met een lange doorlooptijd, uitstellen tot na de ingebruikname van het product of gewijzigde product, maar hij moet die instructies ter beschikking stellen vóór het gebruik van deze gegevens vereist is voor het product of gewijzigd product.

    d) 

    De houder van een ontwerpgoedkeuring, die instructies voor blijvende luchtwaardigheid moet verstrekken overeenkomstig punt b), moet ook de wijzigingen van deze instructies ter beschikking stellen van alle bekende exploitanten van het product waarop de wijziging betrekking heeft en, op verzoek, van alle andere personen die aan die wijziging moeten voldoen. Die houder van een ontwerpgoedkeuring moet, op verzoek, aan het Agentschap aantonen dat het proces voor het aanbrengen van wijzigingen in de overeenkomstig dit punt verstrekte instructies voor blijvende luchtwaardigheid, passend is.

    ▼M9

    21.A.9    Toegang en onderzoek

    Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, beperkt typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ETSO-autorisatie, ontwerp- of reparatiegoedkeuring, bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat, vliegvergunning, erkenning als ontwerporganisatie, certificaat erkenning als productieorganisatie of akkoordverklaring krachtens deze verordening:

    a) 

    verlenen de bevoegde autoriteit toegang tot alle faciliteiten, producten, onderdelen en uitrustingsstukken, documenten, gegevens, processen, procedures of enig ander materiaal met het oog op het beoordelen van verslagen, het uitvoeren van inspecties of het uitvoeren of bijwonen van vlieg- en grondproeven, indien nodig, om na te gaan of de organisatie de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen initieel en blijvend naleeft;

    b) 

    treffen maatregelen om te waarborgen dat de bevoegde autoriteit de in punt a) bepaalde toegang krijgt, ook ten aanzien van partners, leveranciers en subcontractanten van de natuurlijke of rechtspersoon.

    ▼B

    SUBDEEL B —   TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.A.11    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van typecertificaten voor producten en beperkte typecertificaten voor luchtvaartuigen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze certificaten.

    21.A.13    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 aangetoond heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.

    21.A.14    Bewijs van bekwaamheid

    ▼M5

    a) Een aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

    ▼B

    b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan deze bijlage, als het product een van de volgende is:

    1. 

    een ELA2-luchtvaartuig;

    2. 

    een in een ELA2-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller;

    3. 

    een zuigermotor, of

    4. 

    een propeller met vaste of variabele spoed.

    ▼M5

    c) In afwijking van punt a) mag een aanvrager zijn bekwaamheid bewijzen door van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.15, onder b), opgestelde certificeringsprogramma, voor zover het te certificeren product:

    1. 

    een ELA1-luchtvaartuig, of

    2. 

    een in een ELA1-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller is.

    ▼B

    21.A.15    Aanvraag

    a) Een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet worden ingediend in een vorm en op een wijze als vastgesteld door het Agentschap.

    ▼M7

    b) Een aanvraag van een typecertificaat of beperkt typecertificaat bevat minstens voorlopige beschrijvende gegevens van het product, het beoogde gebruik van het product en het soort activiteiten waarvoor certificering wordt gevraagd. Bovendien bevat ze of wordt ze na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma voor het aantonen van de overeenstemming, overeenkomstig punt 21.A.20, dat bestaat uit:

    ▼M5

    1. 

    een gedetailleerde beschrijving van het typeontwerp, met inbegrip van alle te certificeren configuraties;

    2. 

    de voorgestelde gebruikskenmerken en -beperkingen;

    3. 

    het beoogde gebruik van het product en het soort activiteiten waarvoor certificering wordt gevraagd;

    4. 

    een voorstel voor de oorspronkelijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, opgesteld overeenkomstig de eisen en opties in de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85;

    5. 

    een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van een voorstel voor de middelen van naleving en de bijbehorende nalevingsdocumenten;

    6. 

    een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de productveiligheid of het milieu. De voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in de punten 1 tot en met 4 van 21.B.100, onder a). Op basis van deze beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond, en

    7. 

    een tijdschema voor het project, met inbegrip van belangrijke mijlpalen.

    c) Na de oorspronkelijke indiening bij het Agentschap wordt het certificeringsprogramma door de aanvrager geactualiseerd wanneer wijzigingen van het certificeringsproject gevolgen hebben voor een van de punten 1 tot en met 7 van het bepaalde onder b).

    ▼M7

    d) Een aanvraag voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig bevat een bijvoegsel voor de goedkeuring van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, of wordt daar na de indiening mee aangevuld.

    ▼M5

    e) Een aanvraag voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of een groot hefschroefvliegtuig is vijf jaar geldig en een aanvraag voor elk ander typecertificaat of beperkt typecertificaat is drie jaar geldig, tenzij de aanvrager bij het indienen van de aanvraag aantoont dat voor zijn product een langere termijn noodzakelijk is voor het aantonen en verklaren van de naleving en het Agentschap instemt met die langere termijn.

    f) In het geval geen typecertificaat of beperkt typecertificaat is afgegeven, of het duidelijk is dat het niet zal worden afgegeven binnen de onder e) vastgestelde termijn, kan de aanvrager:

    1. 

    een nieuwe aanvraag indienen en voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, tegen de datum van de nieuwe aanvraag, of

    2. 

    een verlenging van de onder e) vastgestelde termijn vragen en een nieuwe datum voorstellen voor de afgifte van het typecertificaat of beperkt typecertificaat. In dat geval moet de aanvrager voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, tegen een door de aanvrager te bepalen datum. Die datum mag echter niet meer dan vijf jaar, in het geval van een aanvraag van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of groot hefschroefvliegtuig, en drie jaar, in het geval van een aanvraag voor een ander typecertificaat of beperkt typecertificaat, voorafgaan aan de door de aanvrager voorgestelde nieuwe datum voor de afgifte van het typecertificaat of beperkt typecertificaat.

    ▼M5 —————

    ▼B

    21.A.19    Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die een wijziging aan een product voorstelt, moet een nieuw typecertificaat aanvragen als het Agentschap oordeelt dat de verandering van ontwerp, vermogen, stuwkracht of massa zo groot is, dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om na te gaan of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificeringsbasis.

    ▼M5

    21.A.20    Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen

    a) 

    Na aanvaarding van het certificeringsprogramma door het Agentschap toont de aanvrager aan dat hij voldoet aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld en aan de aanvrager meegedeeld door het Agentschap overeenkomstig de punten 21.B.80, 21.B.82 en 21.B.85, en verstrekt hij het Agentschap de middelen waarmee dit is aangetoond.

    b) 

    De aanvrager brengt aan het Agentschap verslag uit over alle moeilijkheden of voorvallen die zich hebben voorgedaan tijdens het proces van het aantonen van de overeenstemming en die een aanzienlijk effect kunnen hebben op de in punt 21.A.15, onder b), punt 6, bedoelde risicobeoordeling of op het certificeringsprogramma, of die het op een andere wijze noodzakelijk maken het overeenkomstig punt 21.B.100, onder c), aan de aanvrager meegedeelde niveau van betrokkenheid van het Agentschap te wijzigen.

    c) 

    De aanvrager registreert de motivering van de overeenstemming in overeenstemmingsdocumenten, zoals vermeld in het certificeringsprogramma.

    d) 

    Nadat de naleving op alle punten is aangetoond overeenkomstig het certificeringsprogramma, met inbegrip van alle inspecties en tests overeenkomstig punt 21.A.33, en nadat alle vliegproeven zijn uitgevoerd overeenkomstig punt 21.A.35, verklaart de aanvrager dat:

    1. 

    hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals vastgesteld en meegedeeld door het Agentschap, overeenkomstig het door het Agentschap aanvaarde certificeringsprogramma, en

    2. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    e) 

    De aanvrager dient de onder d) bedoelde nalevingsverklaring in bij het Agentschap. Als de aanvrager houder is van een passende erkenning als ontwerporganisatie, wordt de nalevingsverklaring opgesteld overeenkomstig subdeel J en bij het Agentschap ingediend.

    21.A.21    Eisen voor de afgifte van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat

    a) 

    Om een typecertificaat voor een product of, als het luchtvaartuig niet voldoet aan de essentiële voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139, een beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig te krijgen, moet de aanvrager:

    1. 

    zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 aantonen;

    2. 

    voldoen aan punt 21.A.20;

    3. 

    aantonen dat de motor en de propeller, indien geïnstalleerd in het luchtvaartuig:

    A) 

    een typecertificaat is afgegeven of vastgesteld in overeenstemming met deze verordening, of

    B) 

    is aangetoond dat zij voldoen aan de door het Agentschap vastgestelde typecertificeringsbasis van het luchtvaartuig en de door het Agentschap aangewezen en erkende milieueisen, voor zover dit nodig is om de veilige vlucht van het luchtvaartuig te garanderen.

    b) 

    Bij wijze van uitzondering op punt a), onder 2, heeft de aanvrager het recht, voor zover hij dit heeft opgenomen in de in punt 21.A.20, onder d), bedoelde verklaring, om een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig te krijgen vóór hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover hij aantoont dat hij aan die basis voldoet vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk zullen worden gebruikt.

    ▼M5 —————

    ▼B

    21.A.31    Typeontwerp

    a) Het typeontwerp moet bestaan uit:

    1. 

    de tekeningen en specificaties, en een lijst van deze tekeningen en specificaties, die nodig zijn om de configuratie en de ontwerpkenmerken te bepalen van het product waarvan aangetoond is dat het voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen;

    2. 

    informatie over de materialen en procedés en over de fabricage- en assemblagemethoden die nodig is om de conformiteit van het product vast te stellen;

    ▼M2

    3. 

    een goedgekeurde sectie luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, zoals gedefinieerd door de toepasselijke certificeringsspecificaties, en

    ▼M5

    4. 

    alle andere gegevens die het mogelijk maken om, door vergelijking, de luchtwaardigheid en, indien relevant, de milieukenmerken van latere producten van hetzelfde type te bepalen.

    ▼B

    b) Elk typeontwerp dient naar behoren te worden geïdentificeerd.

    ▼M5

    21.A.33    Onderzoek en tests

    a) 

    (Gereserveerd)

    b) 

    Alvorens tests worden uitgevoerd tijdens het aantonen van de naleving, zoals vereist uit hoofde van punt 21.A.20, moet de aanvrager controleren of:

    1. 

    voor het testexemplaar:

    i) 

    de materialen en procedés in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde typeontwerp;

    ii) 

    de onderdelen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde typeontwerp, en

    iii) 

    de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde typeontwerp, en

    2. 

    of de testuitrusting en alle voor de test gebruikte meetapparatuur geschikt zijn voor de test en juist gekalibreerd zijn.

    c) 

    Op basis van de overeenkomstig punt b) uitgevoerde controles stelt de aanvrager een nalevingsverklaring op waarin elk potentieel geval van niet-overeenstemming is vermeld, samen met een motivering waarom dit de testresultaten niet zal beïnvloeden, en verleent hij het Agentschap toestemming om een inspectie te verrichten als dat nodig wordt geacht om de geldigheid van die verklaring te controleren.

    d) 

    De aanvrager verleent het Agentschap toestemming om:

    1. 

    alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de naleving te controleren, en

    2. 

    tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de naleving.

    e) 

    Voor alle tests en inspecties die overeenkomstig punt d), onder 2, door het Agentschap worden uitgevoerd of bijgewoond:

    1. 

    moet de aanvrager de onder c) bedoelde nalevingsverklaring indienen bij het Agentschap, en

    2. 

    mag tussen het tijdstip waarop de onder c) bedoelde nalevingsverklaring is opgesteld en het tijdstip waarop het testexemplaar aan het Agentschap wordt overhandigd met het oog op het uitvoeren van de test geen enkele wijziging worden aangebracht aan het testexemplaar of aan de test- en meetapparatuur die gevolgen heeft voor de geldigheid van de nalevingsverklaring.

    ▼B

    21.A.35    Vliegproeven

    a) Vliegproeven met het oog op het verkrijgen van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke vliegproeven.

    b) De aanvrager moet alle vliegproeven ondernemen die het Agentschap nodig acht:

    1. 

    om vast te stellen of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, en

    2. 

    voor luchtvaartuigen die overeenkomstig deze sectie moeten worden gecertificeerd, om te bepalen of er voldoende waarborgen zijn dat het luchtvaartuig, zijn onderdelen en zijn uitrustingsstukken betrouwbaar zijn en goed functioneren, met uitzondering van:.

    i) 

    zweefvliegtuigen en gemotoriseerde zweefvliegtuigen,

    ii) 

    ballonnen en luchtschepen die zijn gedefinieerd in ELA1 of ELA2,

    iii) 

    vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 722  kg of minder.

    c) (Voorbehouden)

    d) (Voorbehouden)

    e) (Voorbehouden)

    f) De in punt b), 2) voorgeschreven vliegproeven moeten omvatten:

    1. 

    voor luchtvaartuigen met turbinemotoren van een type dat nog niet eerder gebruikt is in een luchtvaartuig met typecertificaat: tenminste 300 vlieguren met een volledig stel motoren die voldoen aan een typecertificaat, en

    2. 

    voor alle andere luchtvaartuigen: tenminste 150 vlieguren.

    ▼M7

    21.A.41    Typecertificaat

    Het typecertificaat en beperkt typecertificaat omvatten het typeontwerp, de exploitatiebeperkingen, de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, het gegevensblad voor luchtwaardigheid en emissies, de toepasselijke typecertificeringsbasis en de milieueisen waarvoor het Agentschap bijhoudt of eraan voldaan is, en alle andere voorwaarden of beperkingen die voor het product zijn voorgeschreven in de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. Het typecertificaat en beperkt typecertificaat voor luchtvaartuigen omvatten bovendien ook de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens inzake de operationele geschiktheid, de gegevens inzake de operationele geschiktheid en het gegevensblad voor geluid. Het typecertificaat en beperkt typecertificaat voor het luchtvaartuig omvatten het register van de naleving van CO2-emissies en het gegevensblad voor de motor omvat de gegevens omtrent naleving van de emissievereisten.

    21.A.44    Verplichtingen van de houder

    Elke houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet:

    ▼M9

    a) 

    de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.62 en 21.A.65, en moet hiervoor blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig 21.A.13;

    ▼M7

    b) 

    de identificatiekenmerken in overeenstemming met subdeel Q specificeren.

    Met ingang van 18 mei 2022 wordt de verplichting om te voldoen aan de onder a) genoemde verplichtingen, begrepen als een verwijzing naar de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.62 en 21.A.65, waarbij elke houder van een typecertificaat of beperkt typecertificaat hiervoor moet blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig 21.A.14.

    ▼M9

    21.A.47    Overdraagbaarheid

    Een typecertificaat, een beperkt typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is de in punt 21.A.44 bepaalde verplichtingen na te komen en daartoe zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 heeft aangetoond.

    ▼B

    21.A.51    Duur en blijvende geldigheid

    a) Een typecertificaat en een beperkt typecertificaat worden afgegeven voor een onbeperkte duur. Zij blijven geldig op voorwaarde dat:

    1. 

    de houder blijft voldoen aan de bepalingen van deze bijlage, en

    2. 

    geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde van toepassing zijnde administratieve procedures.

    b) In geval van afstand of intrekking moeten het typecertificaat en beperkt typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

    ▼M7 —————

    ▼M2

    21.A.62    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    Elke houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat moet:

    a) 

    minstens één set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, alvorens deze gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

    b) 

    alle wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, en

    c) 

    de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:

    1. 

    de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

    2. 

    alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

    ▼M7

    21.A.65    Blijvende structurele integriteit van vliegtuigstructuren

    De houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig garandeert dat het programma voor blijvende structurele integriteit geldig blijft gedurende de volledige levensduur van het vliegtuig, rekening houdende met de ervaring met de dienstverlening en de huidige activiteiten.

    ▼B

    (SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL D —   WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    ▼M2

    21.A.90A    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van wijzigingen aan typecertificaten en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. In dit subdeel worden ook standaardwijzigingen gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure uit hoofde van dit subdeel vereist is. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

    ▼B

    21A.90B    Standaardwijzigingen

    ▼M2

    a) standaardwijzigingen zijn wijzigingen van een typecertificaat:

    1. 

    in verband met:

    i) 

    vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700  kg of minder;

    ii) 

    hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175  kg of minder;

    iii) 

    zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;

    ▼M7

    2. 

    die ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardwijzigingen bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    ▼M2

    3. 

    die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.

    ▼B

    b) De punten 21A.91 tot en met 21A.109 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen.

    ▼M7

    21.A.90C    Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    a) 

    Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zijn wijzigingen die niet rechtstreeks ten gevolge van een wijziging van het typeontwerp of reparatieontwerp zijn opgesteld.

    b) 

    Autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid kunnen alleen worden aangebracht door de houder van de ontwerpgoedkeuring waarvoor die instructies zijn opgesteld.

    c) 

    De punten 21.A.91 tot en met 21.A.109 zijn niet van toepassing op autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid die:

    1. 

    geen gevolgen hebben voor de sectie luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    2. 

    niet vereisen dat de houder van de ontwerpgoedkeuring op een andere wijze aantoont dat hij voldoet aan de certificeringsbasis.

    d) 

    De onder c) bedoelde autonome wijzigingen van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid moeten worden goedgekeurd door de houder van de ontwerpgoedkeuring, volgens procedures die met het Agentschap zijn overeengekomen.

    ▼M5

    21.A.91    Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

    Wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd in geringe en ingrijpende wijzigingen. Een „geringe wijziging” heeft geen merkbaar effect op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, de gegevens inzake operationele geschiktheid of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product of de milieukenmerken ervan beïnvloeden. Onverminderd punt 21.A.19 zijn alle andere wijzigingen in dit subdeel „ingrijpende wijzigingen”. Ingrijpende en geringe wijzigingen worden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.95 of 21.A.97, al naargelang van toepassing, en worden op passende wijze geïdentificeerd.

    ▼M2

    21.A.92    Toepassingsgebied

    a) 

    Alleen de houder van het typecertificaat mag een aanvraag om goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel; alle andere aanvragers van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moeten hun aanvraag indienen overeenkomstig subdeel E.

    b) 

    Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag om goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel.

    ▼M5

    21.A.93    Aanvraag

    a) 

    Een aanvraag om goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    ▼M7

    b) 

    De aanvraag bevat of wordt na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma voor het aantonen van de overeenstemming, overeenkomstig punt 21.A.20, dat bestaat uit:

    ▼M5

    1. 

    een beschrijving van de wijziging, waarin het volgende is vermeld:

    i) 

    de configuratie(s) van het product in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft;

    ii) 

    alle aspecten van het product in het typecertificaat, met inbegrip van de goedgekeurde handboeken, die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van de wijziging, en

    iii) 

    als de wijziging gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, alle nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid;

    2. 

    eventuele nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en

    3. 

    voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat:

    i) 

    een voorstel voor de oorspronkelijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, opgesteld overeenkomstig de eisen en opties in punt 21.A.101;

    ii) 

    een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van een voorstel voor de middelen van naleving en de bijbehorende nalevingsdocumenten;

    iii) 

    een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de productveiligheid of het milieu. De voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in de punten 1 tot en met 4 van 21.B.100, onder a). Op basis van deze beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond, en

    iv) 

    een tijdschema voor het project, met inbegrip van belangrijke mijlpalen.

    c) 

    Een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat van een groot vliegtuig of een groot hefschroefvliegtuig blijft vijf jaar geldig, een aanvraag tot wijziging van een ander typecertificaat blijft drie jaar geldig. Als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de in dit punt vastgelegde termijn, kan de aanvrager:

    1. 

    een nieuwe aanvraag tot wijziging van het typecertificaat indienen en tegen de datum van de nieuwe aanvraag voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals opgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101, en meegedeeld overeenkomstig punt 21.B.105, of

    ▼M7

    2. 

    een verlenging vragen van de in de eerste zin van punt c) vastgestelde termijn voor de oorspronkelijke aanvraag en een nieuwe datum voor de afgifte van de goedkeuring voorstellen. In dat geval moet de aanvrager voldoen aan de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, zoals door het Agentschap opgesteld overeenkomstig punt 21.A.101 en meegedeeld overeenkomstig punt 21.B.105, tegen een door de aanvrager te bepalen datum. Die datum mag echter niet meer dan vijf jaar, in het geval van een aanvraag voor een wijziging van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een groot vliegtuig of groot hefschroefvliegtuig, en drie jaar, in het geval van een aanvraag voor een wijziging van een ander typecertificaat of beperkt typecertificaat, voorafgaan aan de door de aanvrager voorgestelde nieuwe datum voor de afgifte van de goedkeuring.

    ▼M5

    21.A.95    Eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen

    a) 

    Geringe wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd en goedgekeurd door:

    1. 

    het Agentschap, of

    2. 

    een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 2, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Een geringe wijziging van een typecertificaat wordt alleen goedgekeurd:

    1. 

    wanneer is aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat;

    2. 

    in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, wanneer is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat;

    3. 

    wanneer verklaard is dat de overeenkomstig punt 1 toepasselijke typecertificeringsbasis is nageleefd en de bewijzen van de naleving zijn geregistreerd in de nalevingsdocumenten, en

    4. 

    wanneer geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    c) 

    Bij wijze van uitzondering op punt b), onder 1, kunnen certificeringsspecificaties die van toepassing zijn geworden na die waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, worden gebruikt voor de goedkeuring van een geringe wijziging, voor zover ze geen gevolgen hebben voor het aantonen van de naleving.

    d) 

    Bij wijze van uitzondering op punt a) en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag een geringe wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden goedgekeurd alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.

    e) 

    De aanvrager dient bij het Agentschap de motivering voor de wijziging in, alsook een verklaring dat de naleving is aangetoond overeenkomstig punt b).

    f) 

    De goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21.A.97    Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen

    a) 

    Ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd en goedgekeurd door:

    1. 

    het Agentschap, of

    2. 

    een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 8, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Een ingrijpende wijziging van een typecertificaat wordt alleen goedgekeurd:

    1. 

    wanneer is aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig punt 21.A.101;

    2. 

    in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, wanneer is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, zoals vastgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101, en

    3. 

    wanneer de naleving van de punten 1 en 2 is aangetoond overeenkomstig punt 21.A.20, zoals van toepassing op de wijziging.

    c) 

    Bij wijze van uitzondering op punt b), onder 2 en 3, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag een ingrijpende wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden goedgekeurd alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.

    d) 

    Een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21.A.101    Typecertificeringsbasis, certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieueisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    a) 

    Een ingrijpende wijziging van een typecertificaat en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging moeten voldoen aan ofwel de certificeringsspecificaties die van toepassing waren op het gewijzigde product op de datum waarop de wijziging werd aangevraagd, ofwel de certificeringsspecificaties die na die datum van toepassing werden overeenkomstig punt f). De geldigheid van de aanvraag wordt bepaald overeenkomstig punt 21.A.93, onder c). Bovendien moet het gewijzigde product voldoen aan de milieueisen die overeenkomstig punt 21.B.85 door het Agentschap zijn aangeduid.

    b) 

    ▼M7

    Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a) en behoudens het bepaalde onder h) mag een eerdere wijziging van een onder a) vermelde certificeringsspecificatie en van elke andere certificeringsspecificatie die daar rechtstreeks verband mee houdt, worden gebruikt in elk van de volgende situaties, tenzij de eerdere wijziging van toepassing is geworden vóór de datum waarop de overeenkomstige certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat van toepassing zijn geworden:

    ▼M5

    1. 

    een wijziging die het Agentschap niet significant acht. Om te bepalen of een specifieke wijziging al dan niet significant is, beoordeelt het Agentschap de wijziging in het licht van alle eerdere relevante ontwerpwijzigingen en alle daarmee verband houdende herzieningen van de toepasselijke certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat voor het product. Wijzigingen die aan een van de volgende criteria beantwoorden, worden automatisch als significant beschouwd:

    i) 

    de algemene configuratie of de constructiebeginselen zijn niet behouden;

    ii) 

    de aannames die aan de basis liggen van de certificering van het te wijzigen product zijn niet meer geldig;

    2. 

    elk gebied, systeem, onderdeel of uitrustingsstuk dat naar het oordeel van het Agentschap niet wordt beïnvloed door de wijziging;

    3. 

    elk gebied, systeem, onderdeel of uitrustingsstuk dat door de wijziging wordt beïnvloed en waarvan het Agentschap oordeelt dat de naleving van de in punt a) vermelde certificeringsspecificaties niet wezenlijk bijdraagt tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch is.

    c) 

    In het geval van een wijziging van een ander luchtvaartuig dan een hefschroefvliegtuig met een maximumgewicht van 2 722  kg of minder, of van een hefschroefvliegtuig zonder turbine met een maximumgewicht van 1 361  kg of minder, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging bij wijze van uitzondering op punt a) voldoen aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat. Als het Agentschap echter van mening is dat de wijziging significant is op een bepaald gebied, kan het eisen dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan een wijziging van een certificeringsspecificatie van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat en aan alle andere certificeringsspecificaties die daar rechtstreeks verband mee houden, tenzij het Agentschap eveneens van mening is dat de naleving van die wijziging niet wezenlijk bijdraagt tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch is.

    d) 

    Als het Agentschap oordeelt dat de certificeringsspecificaties die van kracht zijn op de datum van de aanvraag van een wijziging geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook voldoen aan alle bijzondere voorwaarden en wijzigingen daarvan die door het Agentschap worden voorgeschreven overeenkomstig punt 21.B.75, om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de certificeringsspecificaties die van kracht waren op de datum van de aanvraag tot wijziging.

    e) 

    Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), b) en c) mogen de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan een alternatief voor een door het Agentschap aangeduide certificeringsspecificatie, voor zover de aanvrager dit heeft voorgesteld en het Agentschap van oordeel is dat het alternatief zorgt voor een veiligheidsniveau dat:

    1. 

    in het geval van een typecertificaat:

    i) 

    gelijkwaardig is aan dat van de certificeringsspecificaties die het Agentschap heeft aangeduid onder a), b) en c) hierboven, of

    ii) 

    voldoet aan de essentiële voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139;

    2. 

    in het geval van een beperkt typecertificaat, toereikend is voor het beoogde gebruik.

    f) 

    Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die is vastgesteld in een wijziging die van toepassing wordt nadat de aanvraag van een wijziging van een typecertificaat is ingediend, moeten de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook voldoen aan elke andere certificeringsspecificatie die daar rechtstreeks verband mee houdt.

    g) 

    Als een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat of daar na de eerste aanvraag mee wordt aangevuld, wordt de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid vastgesteld overeenkomstig de punten a) tot en met f).

    ▼M9

    h) 

    Voor grote vliegtuigen die onder punt 26.300 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie ( 4 ) vallen, moet de aanvrager voldoen aan certificeringsspecificaties die zorgen voor een veiligheidsniveau dat minstens gelijkwaardig is aan de punten 26.300 en 26.330 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640, behalve voor aanvragers van aanvullende typecertificaten, die niet moeten voldoen aan punt 26.303.

    ▼M5 —————

    ▼M7 —————

    ▼M2

    21.A.108    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van de goedkeuring voor een geringe wijziging:

    a) 

    minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens deze gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

    b) 

    alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en

    c) 

    de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking van:

    1. 

    de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

    2. 

    alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

    ▼M2

    21.A.109    Verplichtingen en EPA-identificatie

    De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat moet:

    ▼M9

    a) 

    de verplichtingen nakomen die zijn vastgesteld in de punten 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21.A.108;

    ▼M2

    b) 

    de identificatie specificeren, met inbegrip van de EPA-letters (European Part Approval), in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

    ▼B

    SUBDEEL E —   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    ▼M5

    21.A.111    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen aan het typecertificaat overeenkomstig de procedures van het aanvullend typecertificaat, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers of houders van deze certificaten. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

    21.A.112A    Toepassingsgebied

    Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.112B heeft aangetoond of aan het aantonen is, mag een aanvullend typecertificaat aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.

    ▼B

    21.A.112B    Bewijs van bekwaamheid

    ▼M5

    a) Een aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet zijn bekwaamheid aantonen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

    ▼B

    b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.

    ▼M5

    c) In het geval van de in punt 21.A.14, onder c), bedoelde producten mag een aanvrager zijn bekwaamheid aantonen door, in afwijking van punt a), van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.93, onder b), opgestelde certificeringsprogramma.

    ▼B

    21.A.113    Aanvraag om een aanvullend typecertificaat

    a) Een aanvraag om een aanvullend typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    ▼M5

    b) Wanneer een aanvrager een aanvullend typecertificaat aanvraagt, dient hij:

    i) 

    de overeenkomstig punt 21.A.93, onder b), vereiste informatie op te nemen in de aanvraag;

    ii) 

    te specificeren of de certificeringsgegevens volledig zijn of zullen worden voorbereid door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.

    ▼M5

    c) Punt 21.A.93, onder c), is van toepassing op de geldigheidstermijnen van de aanvraag en op de eisen met betrekking tot de behoefte aan actualisering van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de vastgelegde termijn.

    ▼M5 —————

    ▼M5

    21.A.115    Eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen in de vorm van een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Aanvullende typecertificaten worden afgegeven door:

    1. 

    het Agentschap, of

    2. 

    een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1 en 9, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Een aanvullend typecertificaat wordt alleen afgegeven als:

    1. 

    de aanvrager zijn bekwaamheid heeft aangetoond in overeenstemming met punt 21.A.112B;

    2. 

    is aangetoond dat de wijziging van een typecertificaat en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de milieueisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig punt 21.A.101;

    3. 

    in het geval van een aanvullend typecertificaat dat gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, zoals vastgesteld door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.101;

    4. 

    de naleving van de punten 2 en 3 is aangetoond overeenkomstig punt 21.A.20, zoals van toepassing op de wijziging, en

    5. 

    in het geval de aanvrager heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig punt 21.A.113, onder b):

    i) 

    de houder van het typecertificaat heeft aangegeven dat hij geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig punt 21.A.93 voorgelegde informatie, en

    ii) 

    de houder van het typecertificaat ermee heeft ingestemd om met de houder van het aanvullend typecertificaat samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen inzake de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product worden nagekomen in overeenstemming met de punten 21.A.44 en 21.A.118A.

    c) 

    Bij wijze van uitzondering op punt b), onder 3 en 4, heeft de aanvrager het recht, voor zover hij dit heeft opgenomen in de in punt 21.A.20, onder d), bedoelde verklaring, om een aanvullend typecertificaat voor een luchtvaartuig te krijgen vóór hij heeft aangetoond dat hij voldoet aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover de aanvrager aantoont dat hij aan die basis voldoet vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk zullen worden gebruikt.

    d) 

    Een aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.

    ▼B

    21.A.116    Overdraagbaarheid

    Een aanvullend typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de verplichtingen van punt 21.A.118A na te komen en te dien einde zijn bekwaamheid overeenkomstig de criteria van punt 21.A.112B heeft bewezen, behalve voor ELA1-luchtvaartuigen waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon de toestemming van het Agentschap heeft gevraagd voor het gebruik van procedures waarin zijn activiteiten voor het nakomen van deze verplichtingen zijn uiteengezet.

    21.A.117    Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

    a) Geringe wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd in overeenstemming met subdeel D.

    b) Elke ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moet worden goedgekeurd als een afzonderlijk aanvullend typecertificaat, in overeenstemming met dit subdeel.

    c) In afwijking van punt b) kan een ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, dat door de houder van het aanvullend typecertificaat is ingediend, worden goedgekeurd als een wijziging aan het bestaande aanvullende typecertificaat.

    21.A.118A    Verplichtingen en EPA-identficatiekenmerk

    Elke houder van een aanvullend typecertificaat moet:

    ▼M2

    a) 

    de verplichtingen nakomen die:

    ▼M9

    1. 

    die zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9 en 21.A.120B;

    ▼M2

    2. 

    inherent zijn aan de samenwerking met de houder van het typecertificaat overeenkomstig punt 21.A.115, onder d), punt 2);

    en hiertoe blijven voldoen aan de criteria van punt 21.A.112B;

    ▼B

    b) 

    het identificatiekenmerk specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

    21.A.118B    Duur en blijvende geldigheid

    a) Een aanvullend typecertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:

    1. 

    de houder blijft voldoen aan deze bijlage, en

    2. 

    geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures.

    b) In geval van afstand of intrekking moet het aanvullende typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

    ▼M7 —————

    ▼M2

    21.A.120B    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

    In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van het aanvullende typecertificaat het volgende ter beschikking:

    a) 

    minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis voor die gegevens, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens de gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

    b) 

    alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en

    c) 

    de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:

    1. 

    de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

    2. 

    alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

    ▼B

    SUBDEEL F —   PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.A.121    Toepassingsgebied

    a) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd volgens dewelke moet worden aangetoond dat aan de toepasselijke ontwerpgegevens wordt voldaan door een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat zal worden vervaardigd zonder erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G.

    b) In dit subdeel worden de regels vastgelegd betreffende de verplichtingen van de fabrikant van producten, onderdelen of uitrustingsstukken die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel.

    21.A.122    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag indienen om de conformiteit van individuele producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan te tonen overeenkomstig dit subdeel, als:

    a) 

    hij houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een goedkeuring van het ontwerp van dat product, onderdeel of uitrustingsstuk, of

    b) 

    hij heeft gezorgd voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van zo'n ontwerp.

    21.A.124    Aanvraag

    a) Elke aanvraag om een akkoordverklaring voor het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit.

    b) Deze aanvraag moet bevatten:

    1. 

    bewijsmateriaal dat aantoont, al naargelang van toepassing, dat:

    i) 

    de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G ongepast zou zijn, of

    ii) 

    de certificering of goedkeuring van een product, onderdeel of uitrustingsstuk nodig is in afwachting van de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G;

    2. 

    een overzicht van de in punt 21.A.125A, onder b), voorgeschreven informatie.

    ▼M9

    21.A.124A    Wijzen van naleving

    a) 

    Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

    b) 

    Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.

    De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.

    ▼M9

    21.A.125A    Afgifte van een akkoordverklaring

    ▼B

    De aanvrager heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven akkoordverklaring waarin deze zich akkoord verklaart met het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel, nadat:

    a) 

    hij een productie-inspectiesysteem heeft ontwikkeld dat garandeert dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig gebruikt kan worden.

    b) 

    hij een handboek heeft verstrekt met daarin:

    1. 

    een beschrijving van het in punt a) voorgeschreven productiecontrolesysteem;

    2. 

    een beschrijving van de besluitvormingsmethodiek van het productie-inspectiesysteem van het productie-inspectiesysteem;

    3. 

    een beschrijving van de proeven voorzien in de punten 21.A.127 en 21.A.128, en de namen van de personen die bevoegd zijn voor de uitvoering van punt 21.A.130, onder a).

    c) 

    hij heeft aangetoond dat hij in staat is om bijstand te verlenen in overeenstemming met de punten 21.A.3 en 21.A.129, onder d).

    ▼M9

    21.A.125B    Bevindingen en opmerkingen

    a) 

    Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.125 moet de houder van een akkoordverklaring:

    1. 

    de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsmede de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

    2. 

    een corrigerend actieplan opstellen;

    3. 

    aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.

    b) 

    De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.125 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.

    c) 

    De houder van de akkoordverklaring houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.125, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.

    21.A.125C    Duur en blijvende geldigheid

    a) 

    De akkoordverklaring wordt afgegeven voor een beperkte periode, die in geen geval langer mag zijn dan één jaar. Ze blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    1. 

    de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke eisen van deze bijlage;

    2. 

    de productieorganisatie en haar partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

    3. 

    de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig de akkoordverklaring;

    4. 

    de akkoordverklaring is door de bevoegde autoriteit niet ingetrokken op grond van punt 21.B.65, is niet door de productieorganisatie ingeleverd en de duur ervan is nog niet verstreken.

    b) 

    In geval van inlevering, intrekking of verloop moet de akkoordverklaring worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.

    ▼B

    21.A.126    Productie-inspectiesysteem

    a) Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet het mogelijk maken om vast te stellen dat:

    1. 

    de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen die in het eindproduct worden gebruikt, overeenkomen met de specificaties van de toepasselijke ontwerpgegevens;

    2. 

    de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen naar behoren geïdentificeerd zijn;

    3. 

    de procedés, fabricagetechnieken en assemblagemethoden die de kwaliteit en veiligheid van de eindproducten beïnvloeden, uitgevoerd worden in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit geaccepteerde specificaties;

    4. 

    de ontwerpwijzigingen, met inbegrip van de materiaalvervangingen, zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel D of E en worden beheerst alvorens te worden verwerkt in het eindproduct.

    b) Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet ook garanderen dat:

    1. 

    tijdens het verwerken van de onderdelen wordt gecontroleerd of deze beantwoorden aan de ontwerpgegevens op punten in het productieproces waar zulks nauwkeurig kan worden vastgesteld;

    2. 

    de materialen die vatbaar zijn voor beschadiging of bederf op een geschikte manier opgeslagen en naar behoren beschermd zijn;

    3. 

    geldende ontwerptekeningen gemakkelijk te raadplegen zijn door het fabricage- en inspectiepersoneel, en gebruikt worden wanneer nodig;

    4. 

    afgekeurde materialen en onderdelen afgezonderd worden en dusdanig geïdentificeerd worden dat verwerking ervan in het eindproduct uitgesloten is;

    ▼M9

    5. 

    materialen en onderdelen die worden tegengehouden omdat ze afwijken van typeontwerp of productiespecificaties, en die in aanmerking moeten worden genomen voor installatie in het eindproduct, worden onderworpen aan een goedgekeurde ontwerp- en fabricagebeoordelingsprocedure. De materialen en onderdelen die door deze procedure bruikbaar worden bevonden, moeten naar behoren worden geïdentificeerd en opnieuw gecontroleerd als een nabewerking of reparatie noodzakelijk is. Materialen en onderdelen die als gevolg van deze procedure worden afgekeurd, moeten dusdanig worden gekenmerkt en geborgen dat ze niet kunnen worden verwerkt in het eindproduct.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.127    Proeven: luchtvaartuigen

    a) Elke fabrikant van een luchtvaartuig dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet een goedgekeurde testprocedure met grond- en vliegproeven opstellen, evenals aankruisformulieren, en in overeenstemming met deze formulieren elk geproduceerd luchtvaartuig beproeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).

    b) Elke testprocedure moet ten minste het volgende omvatten:

    1. 

    een controle van de bestuurbaarheid;

    2. 

    een controle van de vliegprestaties (met normale vliegtuiginstrumentatie);

    3. 

    een controle van de goede werking van alle vliegtuigapparatuur en –systemen;

    4. 

    een vaststelling dat alle instrumenten duidelijk gemarkeerd zijn en dat alle opschriften en vereiste vlieghandboeken aangebracht worden na de vliegproef;

    5. 

    een controle van de operationele kenmerken van het vliegtuig op de grond;

    6. 

    een controle van alle andere specifieke elementen van het te beproeven luchtvaartuig.

    21.A.128    Proeven: motoren, propellers

    Elke fabrikant van motoren of propellers die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet elke motor of propeller met variabele spoed onderwerpen aan een aanvaardbare functionele test zoals gespecificeerd in de documentatie van de houder van het typecertificaat teneinde na te gaan of hij goed werkt tijdens de gebruikstoepassingen waarvoor een typecertificaat is afgegeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).

    ▼M9

    21.A.129    Verplichtingen van de productieorganisatie

    ▼B

    Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel, moet:

    a) 

    elk product, onderdeel of uitrustingsstuk beschikbaar houden voor controle door de bevoegde autoriteit;

    b) 

    op de plaats van de fabricage de technische gegevens en tekeningen bewaren die nodig zijn om vast te stellen of het product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

    c) 

    het productie-inspectiesysteem in stand houden dat garandeert dat elk product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt;

    d) 

    bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat, beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

    ▼M9

    e) 

    voldoen aan subdeel A van deze sectie.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.130    Conformiteitsverklaring

    a) Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is overeenkomstig dit subdeel moet een conformiteitsverklaring overleggen, d.w.z. een EASA-formulier 52 voor complete luchtvaartuigen of een EASA-formulier 1 voor andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken (zie aanhangsel VIII). Deze verklaring moet worden ondertekend door een bevoegd persoon die een verantwoordelijke functie bekleedt in de productieorganisatie.

    ▼M5

    b) Een conformiteitsverklaring omvat al het onderstaande:

    1. 

    voor elk product, onderdeel of uitrustingsstuk: een verklaring dat het product, onderdeel of uitrustingsstuk voldoet aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en zich in goede werkingstoestand bevindt;

    2. 

    voor elk luchtvaartuig: een verklaring dat het luchtvaartuig op de grond en in de lucht beproefd is overeenkomstig punt 21.A.127, onder a);

    3. 

    voor elke motor of propeller met verstelbare spoed: een verklaring dat de motor of propeller met verstelbare spoed door de fabrikant is onderworpen aan een functionele eindtest overeenkomstig punt 21.A.128;

    ▼M8

    4. 

    en, in het geval van milieubeschermingseisen:

    i) 

    een verklaring dat de voltooide motor voldoet aan de motoremissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop de motor is gebouwd, en

    ii) 

    een verklaring dat het voltooide vliegtuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat voor het vliegtuig is afgegeven.

    ▼B

    c) Elke fabrikant van zo'n product, onderdeel of uitrustingsstuk moet:

    1. 

    bij de initiële overdracht door hem van de eigendom van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, of

    2. 

    bij de aanvraag om de eerste afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen, of

    3. 

    bij de aanvraag om de eerste afgifte van een vrijgavedocument betreffende luchtwaardigheid voor een vliegtuigmotor, een propeller, een onderdeel of een uitrustingsstuk,

    een recente conformiteitsverklaring voegen ter bekrachtiging door de bevoegde autoriteit.

    d) De bevoegde autoriteit moet met haar handtekening de conformiteitsverklaring bekrachtigen als ze na inspectie van oordeel is dat het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt.

    SUBDEEL G —   ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    21.A.131    Toepassingsgebied

    In dit subdeel worden vastgelegd:

    a) 

    de procedure voor de afgifte van een erkenning als productieorganisatie aan een productieorganisatie waarvan de producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

    b) 

    de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen.

    ▼M12

    21.A.133    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel. De aanvrager moet:

    a) 

    verantwoorden dat, voor een welbepaald werkgebied, een erkenning overeenkomstig dit subdeel gepast is om aan te tonen dat zijn product voldoet aan een specifiek ontwerp, en

    b) 

    houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of

    c) 

    verklaard hebben of voornemens zijn te verklaren dat een specifiek ontwerp in overeenstemming is met subdeel C van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light), of

    d) 

    gezorgd hebben voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een passende overeenkomst met:

    1) 

    de aanvrager of houder van een overeenkomstig deze verordening afgegeven goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of

    2) 

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat dat specifieke ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).

    ▼B

    21.A.134    Aanvraag

    Elke aanvraag om een erkenning als productieorganisatie moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door die autoriteit, en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.143 voorgeschreven informatie en van de voorwaarden van de aangevraagde erkenning overeenkomstig punt 21.A.151.

    ▼M9

    21.A.134A    Wijzen van naleving

    a) 

    Een organisatie mag alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

    b) 

    Als een organisatie een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.

    De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.

    ▼M9

    21.A.135    Afgifte van een erkenning als productieorganisatie

    ▼B

    Een organisatie heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven erkenning als productieorganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.

    ▼M9

    21.A.139    Productiebeheersysteem

    a) 

    De productieorganisatie dient een productiebeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het kwaliteitsbeheer bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.

    b) 

    Het productiebeheersysteem:

    1. 

    is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

    2. 

    wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.145, c), 1), benoemde beheerder.

    c) 

    Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:

    1. 

    een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;

    2. 

    essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.145, c), 2);

    3. 

    een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;

    4. 

    een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:

    i) 

    het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;

    ii) 

    het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.147;

    iii) 

    de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;

    5. 

    veiligheid in de organisatie bevorderen door:

    i) 

    opleiding en vorming;

    ii) 

    communicatie;

    6. 

    overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.

    ▼M12

    d) 

    Als onderdeel van het aspect kwaliteitsbeheer van het productiebeheersysteem moet de productieorganisatie:

    1. 

    garanderen dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt geproduceerd door de organisatie of door haar partners, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, zodat de organisatie de in punt 21.A.163 gedefinieerde voorrechten kan uitoefenen;

    2. 

    in voorkomend geval binnen het toepassingsgebied van de erkenning controleprocedures vaststellen, toepassen en in stand houden voor:

    i) 

    de uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;

    ii) 

    de evaluatieaudit en beheersing van leveranciers en onderaannemers;

    iii) 

    de verificatie dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen en uitrustingen, met inbegrip van door de kopers van producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

    iv) 

    identificatie en traceerbaarheid;

    v) 

    fabricageprocessen;

    vi) 

    inspectie en proeven, met inbegrip van testvluchten;

    vii) 

    kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;

    viii) 

    beheersing van niet-conforme artikelen;

    ix) 

    coördinatie inzake luchtwaardigheid met:

    A) 

    de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring;

    B) 

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verklaard heeft dat een ontwerp in overeenstemming is met bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);

    x) 

    het bijhouden en bewaren van gegevens;

    xi) 

    de bekwaamheid en kwalificaties van personeel;

    xii) 

    de afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;

    xiii) 

    behandeling, opslag en verpakking;

    xiv) 

    interne kwaliteitsaudits en daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;

    xv) 

    werk dat binnen de erkenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd op een andere plaats dan de goedgekeurde faciliteiten;

    xvi) 

    werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar vóór de levering, om het luchtvaartuig in een gebruiksveilige toestand te houden;

    xvii) 

    afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden;

    3. 

    specifieke bepalingen opnemen in de controleprocedures voor kritieke onderdelen.

    ▼M9

    e) 

    De productieorganisatie moet als onderdeel van het productiebeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het productiebeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21.A.145, c), 2), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.145, c), 1), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.

    f) 

    Als de productieorganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, mag het productiebeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.

    21.A.143    Productieorganisatiehandboek

    a) De productieorganisatie moet een handboek van de productieorganisatie (POE) opstellen en bijhouden waarin rechtstreeks of door kruisverwijzing de volgende informatie over het in punt 21.A.139 beschreven productiebeheersysteem wordt verstrekt:

    ▼B

    1. 

    een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring waarin bevestigd wordt dat te allen tijde zal worden voldaan aan het organisatiehandboek waarin is vastgelegd hoe de erkende productieorganisatie voldoet aan dit subdeel;

    2. 

    de titel(s) en namen van de managers die door de bevoegde autoriteit worden aanvaard in overeenstemming met punt 21.A.145, onder c), 2;

    3. 

    de in punt 21.A.145, onder c), 2, verplichte taken en verantwoordelijkheden van de manager(s), met inbegrip van zaken die zij in naam van de organisatie rechtstreeks met de bevoegde autoriteit mogen afhandelen;

    4. 

    een organigram met de in punt 21.A.145, onder c), 1 en 2, voorgeschreven verantwoordelijkheidsketens van de managers;

    5. 

    een lijst van certificeringspersoneel, zoals bedoeld in punt 21.A.145, onder d);

    6. 

    een algemene beschrijving van de beschikbare mankracht;

    7. 

    een algemene beschrijving van de faciliteiten op elk vestigingsadres dat in het erkenningscertificaat van de productieorganisatie wordt gespecificeerd;

    8. 

    een algemene beschrijving van de werkzaamheden van de productieorganisatie met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden;

    9. 

    de procedure voor het bekendmaken van organisatorische wijzigingen aan de bevoegde autoriteit;

    10. 

    de procedure voor het aanpassen van het handboek;

    ▼M9

    11. 

    een beschrijving van het productiebeheersysteem, het beleid, de processen en de procedures zoals bepaald in punt 21.A.139, c);

    12. 

    een lijst van de in punt 21.A.139, d), 1), vermelde derde partijen;

    ▼M3

    13. 

    indien vliegproeven worden uitgevoerd, een operationeel handboek voor vliegproeven waarin het beleid en de procedures van de organisatie met betrekking tot vliegproeven worden vastgesteld. Het operationeel handboek voor vliegproeven moet het volgende bevatten:

    i) 

    een beschrijving van de procedures voor vliegproeven van de organisatie, met inbegrip van de betrokkenheid van de vliegproeforganisatie bij de procedure voor het afgeven van een vliegvergunning;

    ii) 

    het bemanningsbeleid, met inbegrip van de samenstelling, de bekwaamheid, de geldigheid en de vliegtijdbeperkingen, overeenkomstig aanhangsel XII van deze bijlage I (deel 21), indien van toepassing;

    iii) 

    procedures voor het vervoer van andere personen dan bemanningsleden en voor opleidingen voor vliegproeven, indien van toepassing;

    iv) 

    een risico- en veiligheidsbeheersbeleid en de daaraan verbonden methoden;

    v) 

    procedures voor de identificatie van instrumenten en de mee te voeren uitrusting;

    vi) 

    een lijst van documenten die moeten worden voorgelegd voor vliegproeven.

    ▼M9

    b) De eerste versie van het POE moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

    ▼M9

    c) Het POE dient zo nodig te worden gewijzigd om een actuele beschrijving van de organisatie te blijven bieden. Kopieën van wijzigingen worden aan de bevoegde autoriteit verstrekt.

    ▼M9

    21.A.145    Middelen

    De productieorganisatie moet aantonen dat:

    a) 

    de faciliteiten, de arbeidsomstandigheden, de uitrusting en het gereedschap, de processen en de bijbehorende materialen, de personeelssterkte en -bekwaamheid en de algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van haar verplichtingen overeenkomstig punt 21.A.165;

    ▼M12

    b) 

    met betrekking tot alle noodzakelijke luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens:

    1. 

    dat de productieorganisatie dergelijke gegevens heeft ontvangen van het Agentschap en van de houder of aanvrager van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring die overeenkomstig deze verordening is afgegeven of van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming van het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met inbegrip van alle vrijstellingen van de milieubeschermingseisen, teneinde te bepalen of voldaan is aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

    2. 

    dat de productieorganisatie een procedure heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat de luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens correct worden opgenomen in de productiegegevens;

    3. 

    dat deze gegevens up-to-date worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeel dat toegang tot die gegevens moet hebben om zijn taken te kunnen vervullen;

    ▼M9

    c) 

    met betrekking tot management en personeel:

    1. 

    zij een verantwoordelijke manager heeft aangesteld met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle productie volgens de vereiste normen wordt uitgevoerd en dat de productieorganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.139 bedoelde productiebeheersysteem en aan de in punt 21.A.143 bedoelde gegevens en procedures in het POE;

    2. 

    de verantwoordelijke manager een persoon of een groep personen heeft aangesteld en geïdentificeerd die moet waarborgen dat de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage, en dat zijn bevoegdheden zijn omschreven; die persoon of groep van personen is verantwoording verschuldigd aan de verantwoordelijke manager en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem. De persoon of groep personen moet de juiste kennis, achtergrond en ervaring hebben om zijn functies te kunnen vervullen;

    3. 

    het personeel op alle niveaus de passende bevoegdheid heeft om de hen toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen uitoefenen, en dat er binnen de productieorganisatie sprake is van volledige en effectieve coördinatie met betrekking tot kwesties inzake luchtwaardigheid en milieubeschermingsgegevens;

    d) 

    met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig punt 21.A.163 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied van de erkenningsvoorwaarden:

    1. 

    zij beschikken over de juiste kennis, achtergrond (met inbegrip van andere functies in de organisatie) en ervaring om zich van de toegewezen verantwoordelijkheden te kwijten;

    2. 

    zij een bewijs van hun bevoegdheden hebben gekregen.

    21.A.147    Wijzigingen in het productiebeheersysteem

    Na de afgifte van een certificaat erkenning als productieorganisatie moet elke wijziging in het productiebeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of de luchtwaardigheids- en milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd alvorens te worden toegepast. De productieorganisatie dient bij de bevoegde autoriteit een erkenningsaanvraag in waaruit blijkt dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.

    ▼B

    21.A.148    Wijzigingen van vestigingsplaats

    Een wijziging van de vestigingsplaats van de fabricage-faciliteiten van de erkende productieorganisatie dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet bijgevolg voldoen aan punt 21.A.147.

    21.A.149    Overdraagbaarheid

    Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.147, kan een erkenning als productieorganisatie niet worden overgedragen.

    21.A.151    Erkenningsvoorwaarden

    De erkenningsvoorwaarden bepalen de werkzaamheden, en de producten en/of de categorieën van onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de houder het recht heeft om de in punt 21.A.163 vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.

    Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als productieorganisatie.

    21.A.153    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

    Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

    ▼M9 —————

    ▼M9

    21.A.158    Bevindingen en opmerkingen

    a) 

    Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.225 moet de houder van een certificaat erkenning als productieorganisatie:

    1. 

    de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

    2. 

    een corrigerend actieplan opstellen;

    3. 

    aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.

    b) 

    De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.225 met die bevoegde autoriteit is overeengekomen.

    c) 

    De houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.225, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.

    21.A.159    Duur en blijvende geldigheid

    a) 

    Een certificaat erkenning als productieorganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de productieorganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    1. 

    de productieorganisatie blijft voldoen aan de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen;

    2. 

    de bevoegde autoriteit mag van de productieorganisatie of een van haar partners, leveranciers of onderaannemers onderzoeken uitvoeren in overeenstemming met punt 21.A.9;

    3. 

    de productieorganisatie kan de bevoegde autoriteit bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat zij op bevredigende wijze de controle behoudt over de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig de erkenning;

    4. 

    het certificaat erkenning als productieorganisatie is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de productieorganisatie ingeleverd.

    b) 

    In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan de bevoegde autoriteit.

    ▼M12

    21.A.163    Bevoegdheden

    Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden kan de houder van een erkenning als productieorganisatie:

    a) 

    productieactiviteiten uitvoeren overeenkomstig deze bijlage of bijlage Ib (deel 21 Light);

    b) 

    in het geval van een compleet typegecertificeerd luchtvaartuig en na overlegging van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52) overeenkomstig 21.A.174 en 21.A.204 van deze bijlage of overeenkomstig 21L.A.143, punt c), en 21L.A.163 van bijlage Ib (deel 21 Light), een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;

    c) 

    in het geval van andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken, certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig deze bijlage (deel 21) of bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;

    d) 

    in het geval van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgegeven overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) en op vertoon van een overeenkomstig 21L.A.143, punt d), en 21L.A.163 van bijlage Ib (deel 21 Light) afgegeven conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B), een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en een beperkt geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;

    e) 

    in het geval van producten of onderdelen die moet worden geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light), certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) zonder verdere bewijsvoering;

    f) 

    een nieuw, door hem geproduceerd luchtvaartuig onderhouden en een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 53) met betrekking tot dat onderhoud afgeven;

    g) 

    met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde autoriteit voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig 21.A.711, punt c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21.A.710, punt b).

    21.A.165    Verplichtingen van de houder

    Overeenkomstig de in 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden moet de houder van een erkenning als productieorganisatie:

    a) 

    ervoor zorgen dat het in overeenstemming met 21.A.143 ter beschikking gestelde handboek en de documenten waarnaar het verwijst, in de organisatie gebruikt worden als basiswerkdocumenten;

    b) 

    de productieorganisatie instandhouden conform de voor de erkenning als productieorganisatie goedgekeurde gegevens en procedures;

    c) 
    1. 

    vaststellen dat elk geproduceerd luchtvaartuig beantwoordt aan het typeontwerp en veilig kan worden gebruikt, alvorens conformiteitsverklaringen voor te leggen aan de bevoegde autoriteit, of

    2. 

    vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken compleet zijn, beantwoorden aan de goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens en dat ze veilig kunnen worden gebruikt, alvorens EASA-formulier 1 af te geven om te bewijzen dat ze beantwoorden aan de goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt;

    3. 

    en, in het geval van milieueisen, vaststellen dat:

    i) 

    de geproduceerde motor voldoet aan de motoremissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop de motor is gebouwd, en

    ii) 

    het afgewerkte vliegtuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het vliegtuig is afgegeven;

    4. 

    vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken beantwoorden aan de toepasselijke gegevens, alvorens EASA-formulier 1 af te geven als bewijs van conformiteit;

    d) 

    bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of andere ontwerpgoedkeuring of aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light), met betrekking tot alle acties op het gebied van blijvende luchtwaardigheid die verband houden met de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

    e) 

    indien de houder, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, voornemens is een certificaat van vrijgave af te geven, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven;

    f) 

    voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);

    g) 

    voor zover van toepassing, overeenstemming bereiken met 21.A.711, punten c) en e), alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, op grond van de bevoegdheid in 21.A.163, punt e);

    h) 

    voldoen aan subdeel A van deze sectie.

    ▼B

    SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    ▼M12

    21.A.171    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.

    ▼B

    21.A.172    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat („lidstaat van registratie”), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een bewijs van luchtwaardigheid voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.

    21.A.173    Classificatie

    Bewijzen van luchtwaardigheid worden als volgt geclassificeerd:

    a) 

    bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen waarvoor een typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage;

    b) 

    beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen:

    1. 

    waarvoor een beperkt typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage, of

    2. 

    waarvan is aangetoond aan het Agentschap dat zij voldoen aan de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties die een toereikende veiligheid garanderen.

    21.A.174    Aanvraag

    a) Overeenkomstig punt 21.A.172 moet een aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    ▼M12

    b) Elke aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet het volgende omvatten:

    1. 

    de klasse van het bewijs van luchtwaardigheid waarvoor een aanvraag wordt ingediend;

    2. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen:

    i) 

    een conformiteitsverklaring:

    — 
    afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of
    — 
    afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of
    — 
    voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp;
    ii) 

    een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

    iii) 

    het vlieghandboek, indien vereist door de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het betreffende luchtvaartuig;

    3. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen afkomstig uit:

    i) 

    een lidstaat, een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie ( 5 ) afgegeven certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid;

    ii) 

    een niet-lidstaat:

    — 
    een verklaring door de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartuig geregistreerd is, of was, waarin de luchtwaardigheidstoestand van het betreffende luchtvaartuig op het moment van de overdracht wordt beschreven;
    — 
    een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;
    — 
    het vlieghandboek indien dit wordt vereist in de luchtwaardigheidsvoorschriften voor dat luchtvaartuig;
    — 
    historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te stellen, met inbegrip van alle beperkingen die verbonden zijn aan een beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig 21.B.327;
    — 
    een aanbeveling voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en voor een certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid op grond van een beoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014;
    — 
    de datum waarop het eerste bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven en, indien de normen van bijlage 16, volume III, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van toepassing zijn, de gegevens inzake CO2-emissies in metrische waarden.

    ▼B

    c) Tenzij anders overeengekomen, moeten de verklaringen vermeld in de punten b), 2), i) en b), 3), ii) worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    21.A.175    Taal

    De handboeken, opschriften, lijsten en instrumentmarkeringen, en alle andere noodzakelijke informatie die vereist wordt door de toepasselijke certificeringsspecificaties moeten worden opgesteld in één of meerdere van de voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie aanvaardbare officiële talen van de Unie.

    21.A.177    Amendement of wijziging

    Een bewijs van luchtwaardigheid kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.

    21.A.179    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

    a) Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

    1. 

    en als het blijft ingeschreven in hetzelfde register, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, samen met het luchtvaartuig overgedragen;

    2. 

    en als het luchtvaartuig wordt geregistreerd in een andere lidstaat, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, opnieuw afgegeven:

    ▼M6

    i) 

    na overlegging van het oude bewijs van luchtwaardigheid en van een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) 1321/2014 afgegeven geldig bewijs van beoordeling van de luchtwaardigheid;

    ▼B

    ii) 

    als voldaan wordt aan punt 21.A.175.

    b) Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig een beperkt bewijs van luchtwaardigheid heeft dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.181    Duur en blijvende geldigheid

    ▼M9

    a) Een bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    1. 

    het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en

    ▼B

    2. 

    het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en

    3. 

    het typecertificaat of beperkte typecertificaat krachtens hetwelk het bewijs is afgegeven niet ongeldig wordt verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en

    ▼M9

    4. 

    het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.

    ▼B

    b) In geval van afstand of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    21.A.182    Identificatie van het luchtvaartuig

    Elke aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig dit subdeel moet aantonen dat zijn luchtvaartuig geïdentificeerd is overeenkomstig subdeel Q.

    SUBDEEL I —   GELUIDSCERTIFICATEN

    ▼M12

    21.A.201    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van geluidscertificaten aan luchtvaartuigen die in overeenstemming zijn met een overeenkomstig deze bijlage afgegeven typecertificaat.

    ▼B

    21.A.203    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat (lidstaat van registratie), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een geluidscertificaat voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.

    21.A.204    Aanvraag

    a) Overeenkomstig punt 21.A.203 moet een aanvraag om een geluidscertificaat worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    ▼M12

    b) Elke aanvraag moet bevatten:

    1. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen:

    i) 

    een conformiteitsverklaring:

    — 
    afgegeven overeenkomstig 21.A.163, punt b), of
    — 
    afgegeven overeenkomstig 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of
    — 
    voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een overeenkomstig 21.A.163, punt b), afgegeven conformiteitsverklaring of, in geval van een overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening geïmporteerd luchtvaartuig, een door de exporterende autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig voldoet aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, en
    ii) 

    de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie;

    2. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen:

    i) 

    de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie, en

    ii) 

    historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen/stellen.

    ▼B

    c) Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt b), 1) vermelde verklaringen worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    21.A.207    Amendement of wijziging

    Een geluidscertificaat kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.

    21.A.209    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

    Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

    a) 

    en het luchtvaartuig blijft ingeschreven in hetzelfde register, moet het geluidscertificaat samen met het luchtvaartuig worden overgedragen.

    b) 

    en het luchtvaartuig wordt ingeschreven in het register van een andere lidstaat, moet een nieuw geluidscertificaat worden afgegeven na overlegging van het oude geluidscertificaat.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.211    Duur en blijvende geldigheid

    ▼M9

    a) Een geluidscertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de organisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    1. 

    het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke eisen inzake typeontwerp en blijvende luchtwaardigheid, en

    ▼B

    2. 

    het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en

    3. 

    het typecertificaat of beperkt typecertificaat krachtens hetwelk het is afgegeven niet ongeldig is verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en

    ▼M9

    4. 

    het certificaat is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder van het certificaat ingeleverd.

    ▼B

    b) In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    SUBDEEL J —   ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

    ▼M5

    21.A.231    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de erkenning van ontwerporganisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en plichten van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen vastgelegd. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

    ▼M12

    21.A.233    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel:

    a) 

    om de overeenstemming met 21.A.14, 21.A.112B, 21.A.432B of 21.A.602B aan te tonen, of

    b) 

    om de overeenstemming met 21L.A.23, 21L.A.83 of 21L.A.204 van bijlage Ib (deel 21 Light) aan te tonen, of

    c) 

    om bevoegdheden krachtens 21.A.263 te verkrijgen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties, of voor de afgifte van verklaringen van overeenstemming met betrekking tot geringe wijzigingen of ontwerpen van geringe reparaties van luchtvaartuigen waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light).

    ▼B

    21.A.234    Aanvraag

    Elke aanvraag om een erkenning als ontwerporganisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.243 voorgeschreven informatie en van de overeenkomstig punt 21.A.251 vast te leggen erkenningsvoorwaarden.

    21.A.235    Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie

    Een organisatie heeft recht op een door het Agentschap afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.

    ▼M9

    21.A.239    Ontwerpbeheersysteem

    a) 

    De ontwerporganisatie dient een ontwerpbeheersysteem op te zetten, toe te passen en te onderhouden dat een onderdeel van het veiligheidsbeheer en van het ontwerpborgingssysteem bevat, met duidelijk omschreven verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheden in de hele organisatie.

    b) 

    Het ontwerpbeheersysteem:

    1. 

    is aangepast aan de grootte van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

    2. 

    wordt opgezet, toegepast en onderhouden onder de directe verantwoordingsplicht van één overeenkomstig punt 21.A.245, a), benoemde beheerder.

    c) 

    Als onderdeel van het aspect veiligheidsbeheer van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:

    1. 

    een veiligheidsbeleid en de bijbehorende veiligheidsdoelstellingen vaststellen, uitvoeren en in stand houden;

    2. 

    essentieel veiligheidspersoneel aanstellen overeenkomstig punt 21.A.245, b);

    3. 

    een proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s vaststellen, uitvoeren en in stand houden om de gevaren voor de veiligheid die haar luchtvaartactiviteiten met zich meebrengen, in kaart te brengen en te evalueren en de daaraan verbonden risico’s te beheren, met inbegrip van het treffen van maatregelen om de risico’s te beperken en de doeltreffendheid van die maatregelen te controleren;

    4. 

    een veiligheidsborgingsproces vaststellen, toepassen en in stand houden dat het volgende omvat:

    i) 

    het meten en monitoren van de veiligheidsprestaties van de organisatie;

    ii) 

    het beheer van wijzigingen overeenkomstig punt 21.A.243, c), en punt 21.A.247;

    iii) 

    de beginselen voor de voortdurende verbetering van het aspect veiligheidsbeheer;

    5. 

    veiligheid in de organisatie bevorderen door:

    i) 

    opleiding en vorming;

    ii) 

    communicatie;

    6. 

    overeenkomstig punt 21.A.3A een voorvallenmeldingssysteem opzetten om tot de voortdurende verbetering van de veiligheid bij te dragen.

    ▼M12

    d) 

    Als onderdeel van het aspect ontwerpborging van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie:

    1. 

    een systeem vaststellen, toepassen en in stand houden voor de controle van en het toezicht op het ontwerp en de wijzigingen en reparaties van het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken die onder de erkenningsvoorwaarden vallen; dit systeem moet:

    i) 

    een luchtwaardigheidsfunctie omvatten, die er moet op toezien dat het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken of de wijzigingen en reparaties van het ontwerp in overeenstemming zijn met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de technische specificaties met betrekking tot het afleggen van verklaringen, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen;

    ii) 

    ervoor zorgen dat het zich op passende wijze kwijt van zijn verantwoordelijkheden overeenkomstig deze bijlage en de overeenkomstig 21.A.251 uitgegeven erkenningsvoorwaarden;

    2. 

    een onafhankelijke verificatiefunctie voor het aantonen van de naleving vaststellen, toepassen en in stand houden op basis waarvan de ontwerporganisatie verklaart dat zij in overeenstemming is met de toepasselijke eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming, en

    3. 

    specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem garandeert dat de ontworpen onderdelen of uitrustingsstukken aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures.

    ▼M9

    e) 

    De ontwerporganisatie moet als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem een onafhankelijke controlefunctie instellen om na te gaan of de organisatie voldoet aan de relevante eisen van deze bijlage en of het ontwerpbeheersysteem wordt nageleefd en adequaat is. Die controle moet feedback omvatten aan de in punt 21.A.245, b), vermelde persoon of groep personen en aan de in punt 21.A.245, a), bedoelde manager, zodat indien nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd.

    f) 

    Als de ontwerporganisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/1139, mag het ontwerpbeheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.

    21.A.243    Handboek

    a) 

    Als onderdeel van het ontwerpbeheersysteem moet de ontwerporganisatie een handboek opstellen en aan het Agentschap bezorgen met een beschrijving, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, van de organisatie, haar relevante beleidslijnen, processen en procedures, het soort ontwerpwerkzaamheden en de categorieën producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft, zoals aangegeven in de overeenkomstig punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden en, in voorkomend geval, de raakvlakken met en de controle van haar partners of subcontractanten.

    Als vliegproeven worden uitgevoerd, moet een operationeel handboek voor vliegproeven worden opgesteld en aan het Agentschap bezorgd waarin het beleid en de procedures van de organisatie met betrekking tot vliegproeven worden gedefinieerd. Het operationeel handboek voor vliegproeven moet het volgende bevatten:

    1. 

    een beschrijving van de processen van de organisatie voor vliegproeven, met inbegrip van haar betrokkenheid bij het proces voor de afgifte van een vliegvergunning;

    2. 

    het bemanningsbeleid, met inbegrip van de samenstelling, de bekwaamheid, de geldigheid en de vliegtijdbeperkingen, overeenkomstig aanhangsel XII, indien van toepassing;

    3. 

    procedures voor het vervoer van andere personen dan bemanningsleden en voor opleidingen voor vliegproeven, indien van toepassing;

    4. 

    een risico- en veiligheidsbeheerbeleid en de daaraan verbonden methoden;

    5. 

    procedures voor de identificatie van instrumenten en de mee te voeren uitrusting;

    6. 

    een lijst van documenten die moeten worden voorgelegd voor vliegproeven.

    b) 

    Als onderdelen of uitrustingsstukken of wijzigingen aan de producten worden ontworpen door partnerorganisaties of subcontractanten, moet het handboek een verklaring bevatten over de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen en uitrustingsstukken, de in punt 21.A.239, d), 2), voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moet het, rechtstreeks of door kruisverwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van die partnerorganisaties of subcontractanten bevatten, naargelang nodig is om die verklaring op te stellen.

    c) 

    Het handboek moet naargelang nodig worden aangepast om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van de aanpassingen moeten aan het Agentschap worden bezorgd.

    d) 

    De ontwerporganisatie moet een verklaring opstellen en bijhouden van de kwalificaties en de ervaring van het leidinggevend personeel en van andere personen in de organisatie die verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen die van invloed zijn op de luchtwaardigheid, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming. Zij dient die verklaring in bij de bevoegde autoriteit.

    21.A.245    Middelen

    a) 

    De organisatie stelt een hoofd van de ontwerporganisatie aan met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle ontwerpactiviteiten volgens de vereiste normen worden uitgevoerd en dat de ontwerporganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in punt 21.A.239 bedoelde ontwerpbeheersysteem en aan de procedures van het in punt 21.A.243 bedoelde handboek.

    b) 

    Het hoofd van de ontwerporganisatie benoemt en specificeert de bevoegdheden van:

    1. 

    een chef van de luchtwaardigheidsfunctie;

    2. 

    een chef van de onafhankelijke controlefunctie;

    3. 

    afhankelijk van de omvang van de organisatie en de aard en complexiteit van haar activiteiten, een andere persoon of groep personen die moet waarborgen dat de organisatie aan de eisen van deze bijlage voldoet.

    c) 

    In afwijking van punt 21.A.245, b), 1), mag de in punt 21.A.239, d), 1), i), vermelde luchtwaardigheidsfunctie worden uitgevoerd onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in elk van de volgende gevallen:

    1. 

    als de reikwijdte van de activiteiten of werkzaamheden van de ontwerporganisatie, zoals aangegeven in de krachtens punt 21.A.251 afgegeven erkenningsvoorwaarden, beperkt is tot kleine wijzigingen en/of kleine reparaties;

    2. 

    gedurende een beperkte periode, als de ontwerporganisatie geen chef van de luchtwaardigheidsfunctie heeft aangewezen en de uitoefening van die functie onder rechtstreeks toezicht van het hoofd van de ontwerporganisatie in verhouding staat tot de reikwijdte en het niveau van de activiteiten van de organisatie.

    d) 

    De overeenkomstig punt b) aangewezen persoon of groep van personen:

    1. 

    is verantwoording verschuldigd aan het hoofd van de ontwerporganisatie en heeft rechtstreeks toegang tot haar/hem;

    2. 

    heeft de juiste kennis, achtergrond en ervaring om zijn functies te kunnen vervullen.

    e) 

    De ontwerporganisatie moet waarborgen dat:

    1. 

    de personeelsleden in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren zijn en de juiste bevoegdheden hebben gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen, en dat de voorzieningen, uitrusting en accommodatie geschikt zijn om het personeel in staat te stellen te voldoen aan de voor het product vastgelegde eisen inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming;

    2. 

    er tussen en binnen de afdelingen een volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot alle kwesties inzake luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming.

    21.A.247    Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

    Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging van het ontwerpbeheersysteem die van belang is voor het aantonen van de conformiteit of voor de luchtwaardigheid, de operationele geschiktheid en de milieubeschermingskenmerken van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, worden goedgekeurd door het Agentschap alvorens ze wordt toegepast. De ontwerporganisatie dient bij het Agentschap een erkenningsaanvraag in waarin op basis van de voorgestelde wijzigingen in het handboek wordt aangetoond dat zij aan deze bijlage zal blijven voldoen.

    ▼B

    21.A.249    Overdraagbaarheid

    Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.247, kan een erkenning als ontwerporganisatie niet worden overgedragen.

    ▼M5

    21.A.251    Erkenningsvoorwaarden

    De erkenningsvoorwaarden bepalen de ontwerpwerkzaamheden en de categorieën van producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft gekregen, evenals de functies en verplichtingen die de organisatie mag vervullen met betrekking tot de luchtwaardigheid, operationele geschiktheid en de milieukenmerken van de producten. Voor erkenningen als ontwerporganisatie die betrekking hebben op typecertificeringen of ETSO-autorisaties voor hulpaggregaten (APU's), bevatten de erkenningsvoorwaarden bovendien de lijst van producten of APU's. Die voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als ontwerporganisatie.

    ▼B

    21.A.253    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

    Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door het Agentschap. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

    ▼M9 —————

    ▼M9

    21.A.258    Bevindingen en opmerkingen

    a) 

    Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen overeenkomstig punt 21.B.433 moet de houder van een certificaat erkenning als ontwerporganisatie:

    1. 

    de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

    2. 

    een plan voor corrigerende maatregelen opstellen;

    3. 

    aantonen dat de corrigerende maatregelen tot tevredenheid van het Agentschap zijn uitgevoerd.

    b) 

    De in punt a) bedoelde maatregelen worden uitgevoerd binnen de termijn die overeenkomstig punt 21.B.433 met het Agentschap is overeengekomen.

    c) 

    De houder van het certificaat erkenning als ontwerporganisatie houdt terdege rekening met de overeenkomstig punt 21.B.433, e), ontvangen opmerkingen. De organisatie neemt nota van de beslissingen die met betrekking tot die opmerkingen zijn genomen.

    21.A.259    Duur en blijvende geldigheid

    a) 

    Een certificaat erkenning als ontwerporganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig voor zover de ontwerporganisatie aan alle volgende voorwaarden voldoet:

    1. 

    de ontwerporganisatie blijft voldoen aan Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 21.B.433 van deze bijlage met betrekking tot de behandeling van bevindingen;

    2. 

    de houder van de erkenning als ontwerporganisatie of zijn eventuele partners of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

    3. 

    de ontwerporganisatie kan het Agentschap bewijsstukken verstrekken waaruit blijkt dat het ontwerpbeheersysteem van de organisatie in het kader van de erkenning voldoende controle en toezicht houdt op het ontwerp van producten en reparaties en wijzigingen daarvan;

    4. 

    het certificaat is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de ontwerporganisatie ingeleverd.

    b) 

    In geval van inlevering of intrekking moet het certificaat worden teruggezonden aan het Agentschap.

    ▼M12

    21.A.263    Bevoegdheden

    a) 

    (Gereserveerd)

    b) 

    (Gereserveerd)

    c) 

    De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden krachtens 21.A.251 en overeenkomstig de relevante procedures van het ontwerpbeheersysteem:

    1. 

    wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en reparatieontwerpen te classificeren als „ingrijpend” of „gering”;

    2. 

    geringe wijzigingen van een typecertificaat of een aanvullend typecertificaat en ontwerpen van geringe reparaties overeenkomstig deze bijlage (deel 21) of bijlage Ib (deel 21 Light) goed te keuren;

    3. 

    de conformiteit te verklaren van een geringe wijziging of een ontwerp van een geringe reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de declarant een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib, sectie A, subdeel C (deel 21 Light);

    4. 

    overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) te verklaren dat een gewijzigd luchtvaartuigontwerp in overeenstemming is met het ontwerp, in het geval de natuurlijke persoon of rechtspersoon die oorspronkelijk overeenkomstig 21L.A.43 van bijlage Ib (deel 21 Light) een verklaring van overeenstemming met het ontwerp heeft afgelegd voor dat luchtvaartuig, niet meer actief is of niet antwoordt op verzoeken om een verklaring van overeenstemming van ontwerpwijzigingen af te leggen;

    5. 

    bepaalde ontwerpen van ingrijpende reparaties van producten of hulpaggregaten (APU’s) goed te keuren onder subdeel M van deze bijlage;

    6. 

    voor bepaalde luchtvaartuigen de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig 21.A.710, punt a), 2, behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens 21.A.701, punt a), 15;

    7. 

    een vliegvergunning af te geven in overeenstemming met 21.A.711, punt b), voor een luchtvaartuig dat hij heeft ontworpen of gewijzigd, of waarvoor hij onder 21.A.263, punt c), 6, de voorwaarden waaronder de vliegvergunning kan worden afgegeven, heeft goedgekeurd, en wanneer de houder van een erkenning als ontwerporganisatie zelf:

    i) 

    de configuratie van het luchtvaartuig controleert, en

    ii) 

    de conformiteit met de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden bevestigt;

    8. 

    bepaalde ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat onder subdeel D van deze bijlage of onder subdeel D van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light), goed te keuren, en

    9. 

    bepaalde aanvullende typecertificaten af te geven onder subdeel E van deze bijlage of onder subdeel E van bijlage Ib, sectie A (deel 21 Light) en bepaalde ingrijpende wijzigingen van die certificaten goed te keuren.

    d) 

    in punt 21.A.265 wordt punt c) vervangen door:

    „c) 

    vaststellen dat het ontwerp van de producten of van de wijzigingen of reparaties ervan voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de technische specificaties inzake het afleggen van verklaringen, de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen, en geen onveilige kenmerken vertoont;”.

    ▼M5

    21.A.265    Verplichtingen van de houder

    De houder van een erkenning als ontwerporganisatie moet, binnen de reikwijdte van de erkenningsvoorwaarden, zoals vastgesteld door het Agentschap:

    a) 

    het uit hoofde van punt 21.A.243 vereiste handboek bijhouden in overeenstemming met het ontwerpborgingssysteem;

    b) 

    ervoor zorgen dat dit handboek of de via kruisverwijzing daarin opgenomen relevante procedures gebruikt worden als basiswerkdocument in de organisatie;

    ▼M9

    c) 

    vaststellen dat het ontwerp van producten, of wijzigingen of reparaties daarvan, voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieubeschermingseisen, en geen onveilige kenmerken vertoont;

    ▼M5

    d) 

    aan het Agentschap verklaringen en bijbehorende documentatie bezorgen die bevestigen dat wordt voldaan aan punt c), behalve voor erkenningsprocessen overeenkomstig punt 21.A.263, onder c);

    e) 

    aan het Agentschap gegevens en informatie verstrekken met betrekking tot de in punt 21.A.3B voorgeschreven maatregelen;

    f) 

    de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven, vaststellen overeenkomstig punt 21.A.263, onder c), punt 6;

    g) 

    vaststellen dat punt 21.A.711, onder b) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te geven, overeenkomstig punt 21.A.263, onder c), punt 7;

    ▼M9

    h) 

    gegevens en informatie aanwijzen die worden afgegeven onder het gezag van de erkende ontwerporganisatie binnen de reikwijdte van de door het Agentschap vastgestelde erkenningsvoorwaarden, met de volgende verklaring: „De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. EASA. 21J.[XXXX]”;

    ▼M9

    i) 

    voldoen aan subdeel A van deze sectie.

    ▼B

    SUBDEEL K —   ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    21.A.301    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken.

    21.A.303    Overeenstemming met toepasselijke vereisten

    De overeenstemming van de onderdelen en uitrustingsstukken die worden geïnstalleerd in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven dient te worden aangetoond:

    a) 

    in combinatie met de typecertificeringsprocedures van subdeel B, D of E voor het product waarin ze worden geïnstalleerd, of

    b) 

    indien van toepassing, overeenkomstig de ETSO-autorisatieprocedures van subdeel O, of

    c) 

    in het geval van standaardonderdelen, in overeenstemming met officieel erkende normen.

    21.A.305    Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken

    In alle gevallen waarin de goedkeuring van een onderdeel of uitrustingsstuk expliciet vereist wordt door wetgeving van de Unie of maatregelen van het Agentschap, moet het onderdeel of uitrustingsstuk voldoen aan de toepasselijke ETSO-bepalingen of aan de specificaties die door het Agentschap als gelijkwaardig worden beschouwd voor het concrete geval.

    ▼M7

    21.A.307    Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd

    a) 

    Een onderdeel of uitrustingsstuk komt in aanmerking voor installatie in een product met typecertificering als het in zodanige staat verkeert dat het veilig kan worden gebruikt, gemarkeerd is overeenkomstig subdeel Q en vergezeld gaat van een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1), dat bevestigt dat het product is vervaardigd in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens.

    b) 

    In afwijking van punt a), en voor zover voldaan is aan de voorwaarden van punt c), is voor de volgende onderdelen of uitrustingsstukken geen EASA-formulier 1 vereist om in aanmerking te komen voor installatie in een product met typecertificering:

    1. 

    een standaardonderdeel;

    2. 

    in het geval van ELA1 of ELA2, een onderdeel of uitrustingsstuk dat:

    i) 

    geen beperkte levensduur heeft en geen deel uitmaakt van de primaire structuur of van de besturingsorganen;

    ii) 

    geïdentificeerd is voor installatie in het specifieke luchtvaartuig;

    iii) 

    wordt geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvan de eigenaar is nagegaan of het in overeenstemming is met voorwaarden i) en ii), en de verantwoordelijkheid voor deze overeenstemming heeft aanvaard;

    3. 

    een onderdeel of uitrustingsstuk waarvoor niet-overeenstemming met de goedgekeurde ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect heeft op de veiligheid van het product en dat als dusdanig door de houder van de ontwerpgoedkeuring is geïdentificeerd in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid. Om de gevolgen van een niet-conform onderdeel of uitrustingsstuk voor de veiligheid te bepalen, kan de houder van de ontwerpgoedkeuring in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid bepalen dat de installateur van het onderdeel of uitrustingsstuk specifieke controleactiviteiten moet verrichten;

    4. 

    in het geval van de toepassing van een standaardwijziging overeenkomstig 21.A.90B of een standaardreparatie overeenkomstig 21.A.431B, een onderdeel of uitrustingsstuk waarvan niet-overeenstemming met de ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect heeft op de veiligheid van het product, en voor zover het als dusdanig is geïdentificeerd in de certificeringsspecificaties voor standaardwijzigingen en standaardreparaties die zijn afgegeven overeenkomstig 21.A.90B, onder a), punt 2, en 21.A.431B, onder a), punt 2. Om de gevolgen van een niet-conform onderdeel of uitrustingsstuk voor de veiligheid te bepalen, kan in de bovengenoemde certificeringsspecificaties worden bepaald dat de persoon die het onderdeel of uitrustingsstuk in het product installeert, specifieke controleactiviteiten moet verrichten;

    5. 

    een onderdeel of uitrustingsstuk dat is vrijgesteld van een luchtwaardigheidsgoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie ( 6 ); en

    6. 

    een onderdeel of uitrustingsstuk dat deel uitmaakt van een grotere assemblage, zoals bedoeld onder b), punten 1 tot en met 5., en

    ▼M12

    7. 

    een onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is door een in artikel 9, lid 4, van deze verordening bedoelde persoon of organisatie.

    ▼M7

    c) 

    Onder b) vermelde onderdelen en uitrustingsstukken komen in aanmerking voor installatie in een product met typecertificering zonder dat zij vergezeld gaan van een EASA-formulier 1, voor zover de installateur houder is van een document dat is afgegeven door de persoon of organisatie die het onderdeel of uitrustingsstuk heeft vervaardigd, waarin de naam van het onderdeel of uitrustingsstuk, het onderdeelnummer en de datum van afgifte worden vermeld en wordt verklaard dat het onderdeel of uitrustingsstuk conform is.

    ▼B

    (SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL M —   REPARATIES

    21.A.431 A    Toepassingsgebied

    ▼M5

    a) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van reparatieontwerpen van producten, onderdelen of uitrustingsstukken, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen.

    ▼B

    b) In dit subdeel worden standaardreparaties gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure overeenkomstig dit subdeel hoeft plaats te vinden.

    ▼M5

    c) Een „reparatie” betekent het verwijderen van schade en/of het opnieuw in luchtwaardige toestand brengen van een product, onderdeel of uitrustingsstuk nadat het oorspronkelijk door de fabrikant voor gebruik is vrijgegeven.

    d) Als schade wordt hersteld door onderdelen of uitrustingsstukken te vervangen zonder dat enige ontwerpactiviteit nodig is, wordt dit beschouwd als een onderhoudstaak en is hiervoor bijgevolg geen goedkeuring overeenkomstig deze bijlage vereist.

    ▼B

    e) Een reparatie van een ander ETSO-artikel dan een hulpaggregaat moet worden goedgekeurd als een wijziging aan het ETSO-ontwerp en moet worden behandeld in overeenstemming met punt 21.A.611.

    ▼M5

    f) In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

    ▼B

    21A.431B    Standaardreparaties

    a) Standaardreparaties zijn reparaties:

    1) 

    van:

    i) 

    vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700  kg of minder;

    ii) 

    hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175  kg of minder;

    iii) 

    zweefvliegtuigen en gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;

    ▼M7

    2) 

    volgens ontwerpgegevens die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardreparaties bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    ▼B

    3) 

    die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.

    b) De punten 21A.432A tot en met 21A.451 zijn niet van toepassing op standaardreparaties.

    21.A.432A    Aanvaardbaarheid

    a) Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.432B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een grotere reparatie onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.

    b) Elke natuurlijke of rechtspersoon komt in aanmerking om een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie aan te vragen.

    21.A.432B    Bewijs van bekwaamheid

    ▼M5

    a) Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

    ▼B

    b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.

    ▼M5

    c) In het geval van de in punt 21.A.14, onder c), bedoelde producten mag een aanvrager zijn bekwaamheid aantonen door, in afwijking van punt a), van het Agentschap de aanvaarding te verkrijgen van zijn overeenkomstig punt 21.A.432C, onder b), opgestelde certificeringsprogramma.

    ▼M5

    21.A.432C    Aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    a) 

    Een aanvraag van een goedkeuring van een reparatieontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze die door het Agentschap zijn vastgesteld.

    b) 

    ▼M7

    Een aanvraag van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie bevat of wordt na de oorspronkelijke aanvraag aangevuld met een certificeringsprogramma dat bestaat uit:

    ▼M5

    1. 

    een beschrijving van de schade en het reparatieontwerp, met vermelding van de configuratie van het typeontwerp waaraan de herstelling wordt aangebracht;

    2. 

    een identificatie van alle aspecten van het product in het typeontwerp, met inbegrip van de goedgekeurde handleidingen die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van de wijziging;

    3. 

    een identificatie van alle nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat het reparatieontwerp en alle aspecten die gevolgen ondervinden van het reparatieontwerp voldoen aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing;

    4. 

    alle voorgestelde wijzigingen van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing;

    5. 

    een voorstel voor een uitsplitsing van het certificeringsprogramma in zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, met inbegrip van de middelen en de procedure die worden voorgesteld om aan te tonen dat voldaan is aan punt 21.A.433, onder a), punt 1, en verwijzingen naar de bijbehorende nalevingsdocumenten;

    6. 

    een voorstel voor de beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens waarmee de naleving kan worden aangetoond, voor wat betreft de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerd geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de mogelijke gevolgen daarvan voor de productveiligheid. De voorgestelde beoordeling houdt minstens rekening met de elementen in de punten 1 tot en met 4 van 21.B.100, onder a). Op basis van deze beoordeling bevat de aanvraag een voorstel voor de betrokkenheid van het Agentschap bij de verificatie van de gegevens en activiteiten waarmee de naleving kan worden aangetoond, en

    7. 

    de vermelding of de certificeringsgegevens volledig zijn opgesteld door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.

    ▼M5

    21.A.433    Eisen voor de goedkeuring van een reparatieontwerp

    a) 

    Een reparatieontwerp wordt alleen goedgekeurd:

    1. 

    wanneer overeenkomstig het in punt 21.A.432C, onder b), vermelde certificeringsprogramma is aangetoond dat het reparatieontwerp voldoet aan de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing, en aan alle wijzigingen die overeenkomstig punt 21.B.450 door het Agentschap zijn vastgesteld en aangemeld;

    2. 

    wanneer verklaard is dat de overeenkomstig punt 1 toepasselijke typecertificeringsbasis is nageleefd en de bewijzen van de naleving zijn geregistreerd in de nalevingsdocumenten;

    ▼M7

    3. 

    wanneer geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;

    ▼M5

    4. 

    wanneer de aanvrager heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig punt 21.A.432C, onder b), punt (7):

    i) 

    als de houder heeft aangegeven dat hij geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig het bepaalde onder a), punt 2, voorgelegde informatie, en

    ii) 

    als de houder ermee heeft ingestemd om met de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen inzake de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product nagekomen worden in overeenstemming met punt 21.A.451;

    ▼M7

    5. 

    wanneer, voor een reparatie aan een vliegtuig die onder punt 26.302 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 valt, is aangetoond dat de structurele integriteit van de reparatie en de betrokken structuur ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van structurele integriteit dat in punt 26.302 van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/640 is vastgesteld voor de basisstructuur.

    ▼M5

    b) 

    De aanvrager moet de in punt a), onder 2, vermelde verklaring indienen bij het Agentschap, alsmede alle nodige gegevens ter staving daarvan, indien het Agentschap daarom vraagt.

    21.A.435    Classificatie en goedkeuring van reparatieontwerpen

    a) 

    Een reparatieontwerp wordt geclassificeerd als „ingrijpend” of „gering”, overeenkomstig de criteria van punt 21.A.91 voor een wijziging van het typecertificaat.

    b) 

    Een reparatieontwerp wordt geclassificeerd en goedgekeurd door:

    1. 

    het Agentschap, of

    2. 

    een erkende ontwerporganisatie, binnen haar in punt 21.A.263, onder c), punten 1, 2 en 5, vermelde bevoegdheden, zoals vastgelegd in de erkenningsvoorwaarden.

    ▼M5 —————

    ▼B

    21.A.439    Productie van reparatieonderdelen

    Voor de reparatie te gebruiken onderdelen en uitrustingsstukken moeten worden gefabriceerd in overeenstemming met productiegegevens die gebaseerd zijn op alle nodige ontwerpgegevens, verstrekt door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp:

    a) 

    overeenkomstig subdeel F, of

    b) 

    door een organisatie die erkend is overeenkomstig subdeel G, of

    c) 

    door een naar behoren erkende onderhoudsorganisatie.

    21.A.441    Uitvoering van een reparatie

    ▼M6

    a) De uitvoering van een reparatie moet gebeuren overeenkomstig bijlage I (deel-M), bijlage II (deel-145), bijlage V ter (deel-ML) of bijlage V quinquies (deel-CAO) van Verordening (EU) nr. 1321/2014, of door productieorganisatie die is erkend in overeenstemming met subdeel G van deze bijlage, overeenkomstig de in punt 21.A.163, onder d), bedoelde bevoegdheid;

    ▼B

    b) De ontwerporganisatie moet de organisatie die de reparatie uitvoert alle nodige installatie-instructies bezorgen.

    21.A.443    Beperkingen

    Een reparatieontwerp kan worden goedgekeurd onder voorbehoud van beperkingen; in dat geval bevat de goedkeuring van het reparatieontwerp alle nodige instructies en beperkingen. Deze instructies en beperkingen moeten door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bezorgd aan de gebruiker volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

    21.A.445    Niet-gerepareerde schade

    a) Als een beschadigd product, onderdeel of uitrustingsstuk niet gerepareerd wordt en niet valt onder eerder goedgekeurde gegevens, mogen de gevolgen van de schade voor de luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk alleen worden beoordeeld;

    1. 

    door het Agentschap, of

    2. 

    door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

    Alle nodige beperkingen moeten worden verwerkt in overeenstemming met de procedures van punt 21.A.443.

    b) Als de organisatie die de schade beoordeelt overeenkomstig punt a) noch het Agentschap noch de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, moet deze organisatie aantonen dat de informatie waarop de beoordeling is gebaseerd toereikend is, hetzij aan de hand van eigen bronnen, hetzij via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat of de fabrikant, al naargelang van toepassing.

    ▼M7 —————

    ▼B

    21.A.451    Verplichtingen en EPA-identificatiekenmerk

    a) Elke houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet:

    1. 

    de verplichtingen nakomen:

    ▼M9

    i) 

    die worden beschreven in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.5, 21.A.6, 21.A.7, 21.A.9, 21.A.439, 21.A.441 en 21.A.443;

    ▼B

    ii) 

    die inherent zijn aan de samenwerking van de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat overeenkomstig punt 21.A.433, onder b), al naargelang van toepassing;

    2. 

    de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

    b) Behalve houders van een typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat waarvoor punt 21.A.44 geldt, moet de houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie:

    ▼M9

    1. 

    de in punten 21.A.4, 21.A.5 en 21.A.7 beschreven verplichtingen nakomen;

    ▼B

    2. 

    de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

    (SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL O —   ETSO-AUTORISATIES

    21.A.601    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van ETSO-autorisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers of houders van dergelijke autorisaties vastgelegd.

    21.A.602A    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die een ETSO-artikel produceert of de productie ervan voorbereidt en zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, komt in aanmerking als aanvrager van een ETSO-autorisatie.

    21.A.602B    Bewijs van bekwaamheid

    Elke aanvrager van een ETSO-autorisatie moet zijn bekwaamheid als volgt bewijzen:

    a) 

    in het geval van productie, door houder te zijn van een in overeenstemming met subdeel G afgegeven erkenning als productieorganisatie, of door te voldoen aan de procedures van subdeel F, en

    b) 

    in het geval van ontwerp:

    1. 

    voor een hulpaggregaat: door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie;

    2. 

    voor alle andere artikelen: door procedures te gebruiken die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -methoden en -werkzaamheden zal worden voldaan aan de bepalingen van deze bijlage.

    21.A.603    Aanvraag

    a) Een aanvraag om een ETSO-autorisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht van de in punt 21.A.605 voorgeschreven informatie bevatten.

    b) Als een reeks geringe wijzigingen in overeenstemming met punt 21.A.611 wordt voorzien, moet de aanvrager in zijn aanvraag het nummer van het basismodel van het artikel en de bijbehorende stuknummers laten volgen door open haakjes, om aan te geven dat wijzigingsnummers of -letters (of combinaties van beide) van tijd tot tijd als achtervoegsel zullen worden toegevoegd.

    ▼M5

    21.A.604    ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)

    Met betrekking tot een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat:

    ▼M9

    a) 

    bij wijze van uitzondering op de punten 21.A.9, 21.A.603, 21.A.610 en 21.A.621 zijn de volgende punten van toepassing: 21.A.15, 21.A.20, 21.A.21, 21.A.31, 21.A.33, 21.A.44, 21.A.47, 21.B.75 en 21.B.80, met dien verstande dat een ETSO-autorisatie wordt afgegeven in plaats van een typecertificaat in overeenstemming met punt 21.A.606;

    ▼M6

    b) 

    in afwijking van punt 21.A.611 zijn de eisen van subdeel D van toepassing op de goedkeuring van ontwerpwijzigingen door de houder van de ETSO-autorisatie voor hulpaggregaten en als geringe wijziging geclassificeerde ontwerpwijzigingen van andere aanvragers en zijn de eisen van subdeel E van toepassing op de goedkeuring van als geringe wijzigingen geclassificeerde ontwerpwijzigingen van andere aanvragers. Als de eisen van subdeel E van toepassing zijn, wordt een afzonderlijke ETSO-autorisatie afgegeven in plaats van een aanvullend typecertificaat, en

    ▼M5

    c) 

    de eisen van Subdeel M zijn van toepassing op de goedkeuring van reparatieontwerpen.

    21.A.605    Vereisten inzake gegevens

    a) 

    De aanvrager moet de volgende documenten indienen bij het Agentschap:

    1. 

    een certificeringsprogramma voor de ETSO-autorisatie, waarin wordt uiteengezet met welke middelen de naleving van punt 21.A.606, onder b), zal worden aangetoond;

    2. 

    een conformiteitsverklaring waarin wordt gecertificeerd dat de aanvrager heeft voldaan aan de vereisten van dit subdeel;

    3. 

    een ontwerp- en prestatieverklaring, waarin wordt vermeld dat de aanvrager heeft aangetoond dat het artikel voldoet aan de toepasselijke ETSO overeenkomstig het certificeringsprogramma;

    4. 

    een afschrift van de technische gegevens die vereist worden door de toepasselijke ETSO;

    5. 

    het handboek, of een verwijzing naar het handboek, zoals vermeld in 21.A.143 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G of het handboek, of een verwijzing naar het handboek, zoals vermeld in punt 21.A.125A, onder b), met het oog op fabricage overeenkomstig subdeel F zonder erkenning als productieorganisatie;

    6. 

    voor een hulpaggregaat: het handboek, of een verwijzing naar het handboek, dat vermeld wordt in punt 21.A.243 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie overeenkomstig subdeel J;

    7. 

    voor alle andere artikelen, de in punt 21.A.602B, onder b), punt 2, vermelde procedures of een verwijzing naar die procedures;

    b) 

    De aanvrager brengt aan het Agentschap verslag uit over alle moeilijkheden of voorvallen die zich hebben voorgedaan tijdens het erkenningsproces en die een aanzienlijk effect kunnen hebben op de ETSO-autorisatie.

    21.A.606    Eisen voor de afgifte van een ETSO-autorisatie

    Om een ETSO-autorisatie te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B aantonen;

    b) 

    aantonen dat het artikel voldoet aan de technische voorwaarden van de toepasselijke ETSO of aan eventuele afwijkingen daarvan die overeenkomstig punt 21.A.610 zijn goedgekeurd;

    c) 

    voldoen aan de eisen van dit subdeel, en

    d) 

    verklaren dat geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het artikel onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    ▼B

    21.A.607    Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie

    De houder van een ETSO-autorisatie heeft het recht om het artikel te produceren en te voorzien van de passende ETSO-identificatiekenmerk.

    21.A.608    Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)

    a) De ontwerp- en prestatieverklaring moet ten minste de volgende informatie bevatten:

    1. 

    informatie overeenkomstig punt 21.A.31, onder a) en b), waarin het artikel en zijn ontwerp- en testnorm worden gepreciseerd;

    2. 

    de verwachte prestaties van het artikel, indien van toepassing, hetzij direct hetzij door te verwijzen naar andere aanvullende documenten;

    3. 

    een conformiteitsverklaring waarin bevestigd wordt dat het artikel voldoet aan de betreffende ETSO;

    4. 

    een verwijzing naar relevante testrapporten;

    5. 

    een verwijzing naar de betreffende onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken;

    6. 

    de mate waarin wordt voldaan aan de desbetreffende eisen, indien verschillende niveaus worden toegestaan door de ETSO;

    7. 

    een lijst van in overeenstemming met punt 21.A.610 aanvaarde afwijkingen.

    b) De ontwerp- en prestatieverklaring moet met datum en handtekening worden bekrachtigd door de houder van de ETSO-autorisatie, of door zijn erkende vertegenwoordiger.

    21.A.609    Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties

    De houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig dit subdeel moet:

    a) 

    elk artikel vervaardigen in overeenstemming met subdeel G of subdeel F, dat waarborgt dat elk afgewerkt artikel voldoet aan zijn ontwerpgegevens en veilig geïnstalleerd kan worden;

    ▼M9

    b) 

    voor elk model van elk artikel waarvoor een ETSO-autorisatie is afgegeven, een actuele reeks complete technische gegevens en verslagen opstellen en bijhouden in overeenstemming met punt 21.A.5;

    ▼B

    c) 

    originele exemplaren opstellen, bijhouden en bijwerken van alle handboeken die voor het artikel vereist worden door de toepasselijke certificeringsspecificaties;

    d) 

    de onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken die nodig zijn om het artikel te gebruiken en te onderhouden, evenals wijzigingen aan deze handboeken, op verzoek ter beschikking stellen van de gebruikers van het artikel en van het Agentschap;

    e) 

    elk artikel identificeren in overeenstemming met punt 21.A.807;

    ▼M9

    f) 

    voldoen aan de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4 en 21.A.9;

    ▼B

    g) 

    blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen van punt 21.A.602B.

    21.A.610    Goedkeuring voor een afwijking

    a) Elke fabrikant die een goedkeuring vraagt om te mogen afwijken van een ETSO-prestatienorm moet aantonen dat de normen waarvan een afwijking wordt gevraagd worden gecompenseerd door factoren of ontwerpkenmerken die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen.

    b) Het verzoek om een goedkeuring voor een afwijking moet, samen met alle relevante gegevens, worden ingediend bij het Agentschap.

    21.A.611    Ontwerpwijzigingen

    a) De houder van de ETSO-autorisatie mag geringe wijzigingen (alle wijzigingen die geen ingrijpende wijziging zijn) aan het ontwerp aanbrengen zonder toestemming van het Agentschap. In dat geval behoudt het gewijzigde artikel het nummer van het originele model (geringe wijzigingen worden aangeduid door gewijzigde stuknummers of door amendementen) en moet de houder aan het Agentschap alle herziene gegevens bezorgen die nodig zijn om te voldoen aan punt 21.A.603, onder b).

    b) Als de houder van de ETSO-autorisatie een wijziging aan een ontwerp aanbrengt die dermate significant is dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om vast te stellen of nog voldaan wordt aan een ETSO, gaat het om een ingrijpende wijziging. Voordat hij zulke wijziging aanbrengt, moet de houder een nieuwe type- of modelnaam aan het artikel toekennen en een nieuwe autorisatie overeenkomstig punt 21.A.603 aanvragen.

    c) Geen enkele wijziging die aan een ontwerp wordt aangebracht door een natuurlijke of rechtspersoon die niet de houder van de ETSO-autorisatie is, en die de conformiteitsverklaring voor het artikel heeft ingediend, komt in aanmerking voor een goedkeuring overeenkomstig dit subdeel O, tenzij de persoon die de goedkeuring wenst, een aanvraag om een afzonderlijke ETSO-autorisatie indient overeenkomstig punt 21.A.603.

    ▼M7 —————

    ▼M9 —————

    ▼M9

    21.A.619    Duur en blijvende geldigheid

    a) 

    Een ETSO-autorisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig voor zover aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

    1. 

    de aanvrager blijft de voorwaarden in acht nemen die zijn vastgesteld op het moment dat de ETSO-autorisatie werd verleend;

    2. 

    de houder van de ETSO-autorisatie blijft voldoen aan de verplichtingen van punt 21.A.609;

    3. 

    de houder van de ETSO-autorisatie of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

    4. 

    er is aangetoond dat het ETSO-artikel tijdens het gebruik geen onaanvaardbare gevaren veroorzaakt;

    5. 

    de ETSO-autorisatie is niet door het Agentschap ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd.

    b) 

    In geval van inlevering of intrekking wordt de ETSO-autorisatie teruggezonden aan het Agentschap.

    ▼B

    21.A.621    Overdraagbaarheid

    Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en dus moet voldoen aan de punten 21.A.147 en 21.A.247, al naargelang van toepassing, kan een overeenkomstig deze bijlage afgegeven ETSO-autorisatie niet worden overgedragen.

    SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

    21.A.701    Toepassingsgebied

    a) Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit subdeel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:

    1. 

    ontwikkeling;

    2. 

    aantonen van de naleving van regelgeving of certificeringsspecificaties;

    3. 

    scholing van personeel van ontwerp- of productieorganisaties;

    4. 

    productiegerelateerde testvluchten van nieuw geproduceerde luchtvaartuigen;

    5. 

    het vliegen met in productie zijnde luchtvaartuigen tussen productiefaciliteiten;

    6. 

    het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de klant;

    7. 

    levering of export van het luchtvaartuig;

    8. 

    het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de bevoegde autoriteit;

    9. 

    marktonderzoek, in combinatie met de scholing van het personeel van de klant;

    10. 

    beurzen en luchtshows;

    11. 

    het vliegen met het luchtvaartuig naar een locatie waar onderhoud of controle op de luchtwaardigheid plaatsvindt, of naar een stallingslocatie;

    12. 

    het vliegen met een luchtvaartuig met een hoger gewicht dan het maximaal gecertificeerde startgewicht voor langere vluchten dan de normale afstand over water, of over grondgebieden waar geen adequate landingsfaciliteiten zijn of geen geschikte brandstof aanwezig is;

    13. 

    pogingen tot vestiging van nieuwe records, luchtsnelheidswedstrijden of soortgelijke wedijver;

    14. 

    het vliegen met luchtvaartuigen die voldoen aan de toepasselijke luchtwaardigheidsvereisten voordat sprake is van conformiteit met de milieuvereisten;

    15. 

    voor niet-commerciële vliegactiviteiten met individuele, niet-complexe luchtvaartuigen of types waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid niet van toepassing is;

    ▼M5

    16. 

    het vliegen met een luchtvaartuig om problemen op te sporen of om de werking van een of meer systemen, onderdelen of uitrustingsstukken na onderhoud te controleren.

    ▼B

    b) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van vliegvergunningen en de goedkeuring van daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden, en worden de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze vergunningen en goedkeuringen van vluchtvoorwaarden.

    21.A.703    Aanvaardbaarheid

    a) Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in punt 21.A.701, onder a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is.

    b) Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.707    Aanvraag van een vliegvergunning

    a) Ingevolge punt 21.A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde autoriteit te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie.

    b) Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:

    1. 

    het doel van de vlucht(en), overeenkomstig punt 21.A.701;

    2. 

    in hoeverre het luchtvaartuig niet voldoet aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten;

    3. 

    de overeenkomstig punt 21.A.710 goedgekeurde vluchtvoorwaarden.

    c) Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig punt 21.A.709.

    21.A.708    Vluchtvoorwaarden

    De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:

    a) 

    de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd;

    b) 

    alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilige gebruik van het luchtvaartuig, zoals:

    1. 

    de voor de vlucht(en) noodzakelijke voorwaarden of beperkingen met betrekking tot de vliegroutes en/of het luchtruim;

    ▼M3

    2. 

    de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot de cockpitbemanning van het luchtvaartuig, in aanvulling op die welke zijn vastgesteld in aanhangsel XII van deze bijlage I (deel 21);

    ▼B

    3. 

    de beperkingen met betrekking tot het vervoer van personen de niet tot het vliegend personeel behoren;

    4. 

    de exploitatiebeperkingen, specifieke procedures of technische voorwaarden welke dienen te worden nageleefd;

    5. 

    het specifieke vluchttestprogramma (voor zover van toepassing);

    6. 

    de specifieke regels ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid, waaronder onderhoudsinstructies en de regels volgens welke deze dienen te worden uitgevoerd;

    c) 

    de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de in punt b) genoemde voorwaarden of beperkingen;

    d) 

    de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden.

    21.A.709    Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    a) Ingevolge punt 21.A.707, onder c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:

    1. 

    indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij het Agentschap in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door het Agentschap, of

    2. 

    indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door deze instantie.

    b) Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:

    1. 

    de voorgestelde vluchtvoorwaarden;

    2. 

    de documenten ter onderbouwing van deze voorwaarden, en

    3. 

    de verzekering dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen van punt 21.A.708, onder b).

    21.A.710    Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

    a) Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:

    1. 

    het Agentschap, of

    2. 

    een naar behoren erkende ontwerporganisatie; krachtens de in punt 21.A.263, onder c), 6, bedoelde bevoegdheid.

    b) Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden deze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft.

    c) Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde autoriteit of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde autoriteit kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren.

    ▼M9

    21.A.711    Afgifte van een vliegvergunning

    ▼B

    a) Een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III) mag worden afgegeven door de bevoegde autoriteit onder de voorwaarden gespecificeerd in punt 21.B.525.

    b) Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder c), 7, indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.

    c) Een ter zake erkende productieorganisatie mag een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder e), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.

    ▼M7

    d) Een erkende organisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens M.A.711 van bijlage I (deel-M) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 of CAMO.A.125 van bijlage V quater (deel-CAMO) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 of CAO.A.095 van bijlage V quinquies (deel-CAO) van Verordening (EU) nr. 1321/2014, indien de vluchtvoorwaarden als bedoeld in punt 21.A.708 van deze bijlage zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710 van deze bijlage;

    ▼B

    e) De vliegvergunning moet de doelen, voorwaarden en beperkingen vermelden die zijn goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.710.

    f) Voor vergunningen afgegeven onder de punten b), c) of d) dient een kopie van de vliegvergunning en bijbehorende vluchtvoorwaarden te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit bij de eerste gelegenheid maar niet later dan 3 dagen.

    g) Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.723, onder a), gespecificeerde voorwaarden niet worden vervuld voor een vliegvergunning die door een organisatie werd afgegeven overeenkomstig de punten b), c) of d), zal de organisatie deze vliegvergunning onmiddellijk intrekken en de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte brengen.

    21.A.713    Wijzigingen

    a) Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig punt 21.A.709.

    b) Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig punt 21.A.711.

    21.A.715    Taal

    De handboeken, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde autoriteit aanvaardbare talen van de Unie.

    21.A.719    Overdraagbaarheid

    a) Een vliegvergunning is niet overdraagbaar.

    b) Onverminderd het bepaalde onder punt a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt.

    ▼M9 —————

    ▼B

    21.A.723    Duur en blijvende geldigheid

    ▼M9

    a) Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal twaalf maanden en blijft geldig als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

    1. 

    de organisatie blijft voldoen aan de voorwaarden en beperkingen die verbonden zijn aan de vliegvergunning als vermeld in punt 21.A.711, e);

    2. 

    de houder of zijn partners, leveranciers of subcontractanten erkennen dat de bevoegde autoriteit onderzoeken kan uitvoeren overeenkomstig punt 21.A.9;

    3. 

    de vliegvergunning is niet door de bevoegde autoriteit ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.65, noch door de houder ingeleverd;

    4. 

    het luchtvaartuig blijft in hetzelfde register ingeschreven.

    ▼B

    b) Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur.

    c) In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde autoriteit.

    21.A.725    Verlenging van de vliegvergunning

    Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig punt 21.A.713.

    21.A.727    Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

    De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.

    ▼M9 —————

    ▼B

    SUBDEEL Q —   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    21.A.801    Identificatie van producten

    ▼M8

    a) De identificatie van producten moet de volgende informatie bevatten:

    1. 

    de naam van de fabrikant;

    2. 

    de benaming van het product;

    3. 

    het serienummer van de fabrikant;

    4. 

    het merkteken „EXEMPT” in het geval van een motor, wanneer de bevoegde autoriteit een vrijstelling van de milieubeschermingseisen heeft verleend;

    5. 

    elke andere informatie die het Agentschap nodig acht.

    ▼B

    b) Elke natuurlijke of rechtspersoon die een luchtvaartuig of een motor vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F, moet dat luchtvaartuig of die motor identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) vermelde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet dusdanig zijn aangebracht, dat deze toegankelijk en leesbaar is en de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

    c) Elke natuurlijke of rechtspersoon die een propeller, een propellerblad of een propellernaaf vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F moet zijn product identificeren door middel van een plaat, of door een vuurvaste identificatie te persen, te graveren, te etsen of volgens een andere goedgekeurde methode aan te brengen op een niet-kritiek oppervlak; deze identificatie moet de in punt a) vermelde informatie bevatten en dusdanig zijn aangebracht dat de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

    d) Voor bemande ballonnen moet de in punt b) voorgeschreven identificatieplaat worden bevestigd aan het ballonomhulsel en, indien mogelijk, zodanig worden geplaatst dat de gebruiker ze kan lezen wanneer de ballon is opgeblazen. Verder moeten op de mand, het laadgedeelte en de brander permanent en leesbaar aangebracht zijn: de naam van de fabrikant, het stuknummer, of gelijkwaardig, en het serienummer, of gelijkwaardig.

    21.A.803    Behandeling van de identificatiegegevens

    a) Niemand mag identificatie-informatie zoals bedoeld in punt 21.A.801, onder a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven, of zoals bedoeld in punt 21.A.807, onder a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of plaatsen zonder goedkeuring van het Agentschap.

    b) Niemand mag een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of in punt 21.A.807 voor hulpaggregaten, verwijderen of aanbrengen zonder goedkeuring van het Agentschap.

    c) In afwijking van de punten a) en b) mogen natuurlijke en rechtspersonen die onderhoudswerkzaamheden uitvoeren overeenkomstig de van toepassing zijnde aanverwante uitvoeringsvoorschriften, in overeenstemming met de door het Agentschap vastgelegde methoden, technieken en praktijken:

    1. 

    identificatie-informatie zoals bedoeld in punt 21.A.801, onder a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven, of zoals bedoeld in punt 21.A.807, onder a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of plaatsen, of

    2. 

    een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of 21.A.807 voor hulpaggregaten, indien nodig verwijderen tijdens de onderhoudswerkzaamheden.

    d) Niemand mag een in overeenstemming met punt c), 2) verwijderde identificatieplaat aanbrengen op een ander luchtvaartuig of een andere motor, propeller, propellerblad of propellernaaf dan waarvan deze verwijderd is.

    ▼M7

    21.A.804    Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken

    a) 

    Elk onderdeel of uitrustingsstuk dat in aanmerking komt voor installatie in een product met typecertificering, wordt voorzien van een permanent en leesbaar merkteken met:

    1. 

    de naam, het handelsmerk of het logo van de fabrikant op een manier zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens,

    2. 

    het onderdeelnummer, zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens, en

    3. 

    de EPA-letters voor onderdelen of uitrustingsstukken die geproduceerd zijn in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet behoren tot de houder van het typecertificaat voor het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen en voor onderdelen en uitrustingsstukken die onder punt b) van 21.A.307 vallen.

    b) 

    In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de onder a) voorgeschreven informatie, mag op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk.

    ▼B

    21.A.805    Identificatie van kritieke onderdelen

    Naast de vereisten van punt 21.A.804, moet elke fabrikant van een in een product met typecertificaat te installeren onderdeel dat is geïdentificeerd als een kritiek onderdeel, permanent en leesbaar een stuknummer en een serienummer aanbrengen op dat onderdeel.

    21.A.807    Identificatie van ETSO-artikelen

    a) Elke houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig subdeel O moet elk artikel permanent en leesbaar voorzien van de volgende informatie:

    1. 

    de naam en het adres van de fabrikant;

    2. 

    de naam, het type, het stuknummer of de modelnaam van het artikel;

    3. 

    het serienummer en/of de fabricagedatum van het artikel, en

    4. 

    het toepasselijke ETSO-nummer.

    b) In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, moet op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk.

    c) Eenieder die een hulpaggregaat overeenkomstig subdeel G of subdeel F vervaardigt, moet dat hulpaggregaat identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) gespecificeerde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet zo worden bevestigd, dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

    SECTIE B

    PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

    SUBDEEL A —   ALGEMENE VOORZIENINGEN

    ▼M10 —————

    ▼M10

    21.B.10    Toezichtsdocumentatie

    De bevoegde autoriteit verstrekt alle wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

    21.B.15    Informatie aan het Agentschap

    a) 

    Binnen dertig dagen nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat weet heeft gekregen van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan, stelt zij het Agentschap daarvan in kennis.

    b) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat alle veiligheidsrelevante informatie die voortvloeit uit de krachtens artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 376/2014 in de nationale gegevensbank opgeslagen voorvalmeldingen, zo snel mogelijk aan het Agentschap.

    ▼M10

    21.B.20    Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

    a) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor passende verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

    b) 

    Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de relevante autoriteiten van de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, personen of organisaties die vallen onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    c) 

    Bij ontvangst van de in punten a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.

    d) 

    De bevoegde autoriteit deelt de overeenkomstig punt c) genomen maatregelen onmiddellijk mee aan alle personen of organisaties die deze uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan in acht moeten nemen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten in zoverre gecombineerd optreden vereist is.

    21.B.25    Beheersysteem

    a) 

    De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:

    1. 

    gedocumenteerde beleidslijnen en procedures om haar organisatie, middelen en methoden voor het vaststellen van de naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan te beschrijven. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

    2. 

    voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;

    3. 

    personeel dat over de nodige kwalificaties beschikt om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring heeft, en een basisopleiding en regelmatige bijscholingen heeft gevolgd om de vaardigheden op peil te houden;

    4. 

    passende faciliteiten en kantoorruimte waarin het personeel zijn taken kan uitvoeren;

    5. 

    een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico’s. De nalevingscontrole omvat een systeem van terugkoppeling van controlebevindingen naar de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit, om te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;

    6. 

    een persoon of groep personen die tegenover de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de functie van nalevingscontrole.

    b) 

    De bevoegde autoriteit wijst voor elk werkterrein, met inbegrip van het beheersysteem, een of meer personen aan die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de desbetreffende taak of taken.

    c) 

    De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan de wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie en bijstand met alle andere betrokken bevoegde autoriteiten uit dezelfde of andere lidstaten, onder meer over:

    1. 

    alle vastgestelde bevindingen en genomen follow-upmaatregelen die het gevolg zijn van het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitvoeren op het grondgebied van een lidstaat, maar gecertificeerd zijn door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap;

    2. 

    informatie die voortvloeit uit verplichte en vrijwillige melding van voorvallen, zoals vereist krachtens punt 21.A.3A.

    d) 

    Een kopie van de procedures met betrekking tot het beheersysteem van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de wijzigingen daarvan wordt met het oog op normalisatie ter beschikking gesteld van het Agentschap.

    21.B.30    Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

    a) 

    De bevoegde autoriteit kan taken die verband houden met de initiële certificering of het permanente toezicht op producten en onderdelen, evenals taken van natuurlijke of rechtspersonen die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan vallen, toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:

    1. 

    een systeem opzet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/1139. Dat systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

    2. 

    een schriftelijke overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet het volgende stipuleren:

    i) 

    de uit te voeren taken;

    ii) 

    de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

    iii) 

    de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

    iv) 

    de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;

    v) 

    de bescherming van bij de uitvoering van deze taken verkregen informatie.

    b) 

    De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het interne auditproces en het overeenkomstig punt 21.B.25, a), 5), vastgestelde proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s betrekking hebben op alle taken in verband met certificering en permanent toezicht die de gekwalificeerde entiteit in haar naam uitvoert.

    21.B.35    Wijzigingen in het beheersysteem

    a) 

    De bevoegde autoriteit dient over een systeem te beschikken dat de wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dat systeem stelt de bevoegde autoriteit in staat de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem toereikend en doeltreffend blijft.

    b) 

    De bevoegde autoriteit dient tijdig haar beheersysteem te actualiseren om alle wijzigingen in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan weer te geven, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

    c) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het Agentschap in kennis van alle wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    ▼M10 —————

    ▼M10

    21.B.55    Registratie van gegevens

    a) 

    De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor de registratie van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van passende opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

    1. 

    de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

    2. 

    de opleiding, kwalificaties en autorisatie van zijn personeel;

    3. 

    de taakverdeling, waaronder de bij punt 21.B.30 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

    4. 

    certificeringsprocessen en voortdurend toezicht op gecertificeerde organisaties, met inbegrip van:

    i) 

    de aanvraag van een certificaat, erkenning, autorisatie en akkoordverklaring;

    ii) 

    het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over de beoordelingen, audits en inspecties;

    iii) 

    de afgegeven certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;

    iv) 

    een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;

    v) 

    kopieën van alle formele correspondentie;

    vi) 

    aanbevelingen voor de afgifte of voortzetting van een certificaat, erkenning, autorisatie of akkoordverklaring, nadere informatie over de bevindingen en de maatregelen die door de organisaties zijn genomen om die bevindingen te sluiten, met inbegrip van de datum van sluiting, handhavingsmaatregelen en opmerkingen;

    vii) 

    alle beoordelings-, audit- en inspectieverslagen die door een andere bevoegde autoriteit zijn uitgegeven overeenkomstig punt 21.B.120, d), punt 21.B.221, c), of punt 21.B.431, c);

    viii) 

    kopieën van alle uiteenzettingen, handboeken of handleidingen van de organisatie en van eventuele wijzigingen daarvan;

    ix) 

    kopieën van alle andere documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd;

    5. 

    conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die zij valideert voor organisaties die producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceren zonder een certificaat van erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel F van sectie A van deze bijlage.

    b) 

    De bevoegde autoriteit registreert het volgende:

    1. 

    documenten ter staving van het gebruik van alternatieve wijzen van naleving;

    2. 

    veiligheidsinformatie overeenkomstig punt 21.B.15 en follow-upmaatregelen;

    3. 

    het gebruik van vrijwarings- en flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig artikel 70, artikel 71, lid 1, en artikel 76, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139.

    c) 

    De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen die zij heeft afgegeven.

    d) 

    De in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

    e) 

    Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van het Agentschap.

    ▼M10 —————

    ▼M10

    21.B.65    Opschorting, beperking en intrekking

    De bevoegde autoriteit:

    a) 

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring schorsen wanneer zij van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van een luchtvaartuig te voorkomen;

    b) 

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten, intrekken of beperken indien dergelijke maatregelen vereist zijn overeenkomstig punt 21.B.125, 21.B.225 of 21.B.433;

    c) 

    zal een certificaat van luchtwaardigheid of een geluidscertificaat opschorten of intrekken wanneer wordt aangetoond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van punt 21.A.181, a), of 21.A.211, a);

    d) 

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten of geheel of gedeeltelijk beperken indien onvoorzienbare omstandigheden buiten de macht van de bevoegde autoriteit haar inspecteurs beletten toezicht te houden op de planningscyclus.

    ▼M5

    SUBDEEL B —   TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    21.B.70    Certificeringsspecificaties

    In overeenstemming met artikel 76, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 geeft het Agentschap certificeringsspecificaties en andere gedetailleerde specificaties af, met inbegrip van certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid, gegevens betreffende de operationele geschiktheid en milieubescherming, die door bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel kunnen worden gebruikt om aan te tonen dat producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de relevante essentiële voorschriften die zijn uiteengezet in de bijlagen II, IV en V bij die verordening, en met de in artikel 9, lid 2, en bijlage III van die verordening uiteengezette essentiële voorschriften betreffende milieubescherming. Deze specificaties moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven, gewijzigd of aangevuld.

    21.B.75    Bijzondere voorwaarden

    a) 

    Het Agentschap zal speciale gedetailleerde technische specificaties, bijzondere voorwaarden genoemd, voorschrijven voor een product, als de betreffende certificeringsspecificaties geen passende of geschikte veiligheidsnormen voor dat product bevatten, omdat:

    1. 

    het product nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken heeft ten opzichte van de ontwerppraktijken waarop de toepasselijke certificeringsspecificaties zijn gebaseerd;

    2. 

    het beoogde gebruik van het product onconventioneel is, of

    3. 

    uit ervaringen met andere, vergelijkbare producten die in de praktijk worden gebruikt of met producten die vergelijkbare ontwerpkenmerken of nieuw vastgestelde risico's hebben, is gebleken dat onveilige toestanden kunnen ontstaan.

    b) 

    De bijzondere voorwaarden bevatten de veiligheidsnormen die het Agentschap noodzakelijk acht om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau van de toepasselijke certificeringsspecificaties.

    21.B.80    Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een typecertificaat of beperkt typecertificaat. De typecertificeringsbasis bestaat uit:

    a) 

    de certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid die het Agentschap heeft aangewezen uit die welke op de datum van de aanvraag van het certificaat van toepassing zijn op het product, tenzij:

    1. 

    de aanvrager kiest voor of, overeenkomstig punt 21.A.15, onder f), verplicht is te kiezen voor certificeringsspecificaties die na de datum van de aanvraag van toepassing zijn geworden. Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die na de datum van de aanvraag van toepassing is geworden, neemt het Agentschap alle andere direct daarmee verband houdende certificeringsspecificaties op in de typecertificeringsbasis, of

    2. 

    het Agentschap akkoord gaat met een alternatief voor een aangewezen certificeringsspecificatie die niet kan worden nageleefd, voor zover compenserende factoren zijn gevonden die zorgen voor een gelijkwaardig veiligheidsniveau, of

    3. 

    het Agentschap andere middelen aanvaardt of voorschrijft, die:

    i) 

    in het geval van een typecertificaat, aantonen dat de essentiële eisen van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd, of

    ii) 

    in het geval van een beperkt typecertificaat, zorgen voor een veiligheidsniveau dat passend is voor het beoogde gebruik, en

    b) 

    alle bijzondere voorwaarden die door het Agentschap worden voorgeschreven in overeenstemming met punt 21.B.75, onder a).

    21.B.82    Certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig

    Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig. De typecertificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid bestaat uit:

    a) 

    de certificeringsspecificaties voor gegevens betreffende operationele geschiktheid die door het Agentschap zijn aangewezen uit die welke op het luchtvaartuig van toepassing zijn op de datum van de aanvraag of op de datum van het bijvoegsel bij de aanvraag dat betrekking heeft op gegevens betreffende de operationele geschiktheid, als deze datum later is, tenzij:

    1. 

    de aanvrager kiest voor of, overeenkomstig punt 21.A.15, onder f), verplicht is te kiezen voor certificeringsspecificaties die na de datum van de aanvraag van toepassing zijn geworden. Als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die na de datum van de aanvraag van toepassing is geworden, neemt het Agentschap alle andere direct daarmee verband houdende certificeringsspecificaties op in de typecertificeringsbasis, of

    2. 

    het Agentschap andere middelen aanvaardt of voorschrijft om aan te tonen dat de relevante essentiële eisen van bijlagen II, IV en V bij Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd.

    b) 

    alle bijzondere voorwaarden die door het Agentschap worden voorgeschreven in overeenstemming met punt 21.B.75, onder a).

    ▼M8

    21.B.85    Aanduiding van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap stelt de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig of voor een typecertificaat voor een motor vast en deelt deze mee aan de aanvrager. De vaststelling en kennisgeving bevatten:

    1. 

    de toepasselijke geluidseisen die zijn vastgesteld in:

    i) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, hoofdstuk 1, en:

    A) 

    voor subsonische straalvliegtuigen, in hoofdstukken 2, 3, 4 en 14;

    B) 

    voor propellervliegtuigen, in hoofdstukken 3, 4, 5, 6, 10 en 14;

    C) 

    voor helikopters, in hoofdstukken 8 en 11;

    D) 

    voor supersonische vliegtuigen, in hoofdstuk 12, en

    E) 

    voor luchtvaartuigen met kantelende rotor, in hoofdstuk 13.

    ii) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I:

    A) 

    aanhangsel 1 voor vliegtuigen waarop de hoofdstukken 2 en 12 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing zijn;

    B) 

    aanhangsel 2 voor vliegtuigen waarop de hoofdstukken 3, 4, 5, 8, 13 en 14 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing zijn;

    C) 

    aanhangsel 3 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 6 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is;

    D) 

    aanhangsel 4 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 11 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is, en

    E) 

    aanhangsel 6 voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 10 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume I, deel II, van toepassing is;

    2. 

    de toepasselijke emissievoorschriften voor de preventie van opzettelijke brandstofventilatie door luchtvaartuigen die zijn vastgesteld in bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel II, hoofdstukken 1 en 2;

    3. 

    de toepasselijke voorschriften voor de rook-, gas- en deeltjesemissies van motoren, die zijn vastgesteld in;

    i) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel III, hoofdstuk 1, en:

    A) 

    voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 2;

    B) 

    voor rook- en gasemissies van turbojet- en turbofanmotoren die bestemd zijn voor aandrijving met supersonische snelheid, in hoofdstuk 3, en

    C) 

    voor deeltjesemissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in hoofdstuk 4;

    ii) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II:

    A) 

    aanhangsel 1 voor de meting van de referentiedrukverhouding;

    B) 

    aanhangsel 2 voor de evaluatie van rookemissies;

    C) 

    aanhangsel 3 voor instrumenten en meettechnieken voor gasvormige emissies:

    D) 

    aanhangsel 4 voor specificaties voor brandstof die moet worden gebruikt bij het tests van de emissies van turbinemotoren van luchtvaartuigen;

    E) 

    aanhangsel 5 voor instrumenten en meettechnieken voor gasvormige emissies van gasturbinemotoren met naverbranding;

    F) 

    aanhangsel 6 voor de conformiteitsprocedure voor gas-, rook- en deeltjesemissies, en

    G) 

    aanhangsel 7 voor instrumenten en meettechnieken voor niet-vluchtige deeltjes;

    4. 

    de toepasselijke CO2-emissievereisten voor vliegtuigen die zijn vastgesteld in:

    i) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, deel II, hoofdstuk 1, en:

    A) 

    voor subsonische straalvliegtuigen, in hoofdstuk 2, en

    B) 

    voor subsonische propellervliegtuigen, in hoofdstuk 2;

    ii) 

    bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, aanhangsels 1 en 2, voor vliegtuigen waarop hoofdstuk 2 van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume III, deel II, van toepassing is;

    5. 

    voor motoren, de toepasselijke eisen van bijlage 16 bij het Verdrag van Chicago, volume II, deel IV, en aanhangsel 8 betreffende de beoordeling van niet-vluchtige deeltjes met het oog op inventarisatie en modellering.

    b) 

    (voorbehouden).

    ▼M5

    21.B.100    Niveau van betrokkenheid

    a) 

    Het Agentschap bepaalt zijn betrokkenheid bij de controle van de activiteiten en gegevens voor het aantonen van de naleving met betrekking tot de aanvraag van een typecertificaat, beperkt typecertificaat, goedkeuring van een ingrijpende wijziging, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of ETSO-autorisatie voor APU. Het doet dit op basis van een beoordeling van de zinvolle groepen van activiteiten en gegevens van het certificeringsprogramma waarmee de naleving kan worden aangetoond. Die beoordeling heeft betrekking op:

    — 
    de waarschijnlijkheid dat zich een geval van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid of de milieubeschermingseisen voordoet, en
    — 
    het potentiële effect van deze niet-naleving op de productveiligheid of milieubescherming,

    en houdt daarbij rekening met minstens de volgende elementen:

    1. 

    nieuwe of ongewone kenmerken van het certificeringsproject, met inbegrip van operationele en organisatorische aspecten en aspecten met betrekking tot kennisbeheer;

    2. 

    de complexiteit van het ontwerp en/of de punten waarmee de naleving wordt aangetoond;

    3. 

    het kritieke karakter van het ontwerp of de technologie en de daarmee verband houdende risico's voor de veiligheid en het milieu, met inbegrip van de risico's die zijn vastgesteld met betrekking tot soortgelijke ontwerpen, en

    4. 

    de prestaties en ervaring van de ontwerporganisatie van de aanvrager op het desbetreffende domein.

    b) 

    Voor de goedkeuring van een geringe ontwerpwijziging, een geringe wijziging of een andere ETSO-autorisatie dan voor een APU bepaalt het Agentschap zijn betrokkenheid op het niveau van het volledige certificeringsproject, rekening houdende met alle nieuwe of ongewone kenmerken, de complexiteit van het ontwerp en/of de punten waarmee de naleving wordt aangetoond, het kritieke karakter van het ontwerp of de technologie en de prestaties en ervaring van de ontwerporganisatie van de aanvrager.

    c) 

    Het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van zijn mate van betrokkenheid; wanneer dit gerechtvaardigd is door de ontvangst van informatie met een merkbaar effect op het voorheen overeenkomstig punt a) of b) beoordeelde risico, stelt het Agentschap zijn mate van betrokkenheid bij en stelt het de aanvrager daarvan in kennis.

    ▼M9

    21.B.103    Afgifte van een typecertificaat of beperkt typecertificaat

    ▼M5

    a) 

    Het Agentschap geeft een typecertificaat voor een luchtvaartuig, motor of propeller of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig af, op voorwaarde dat:

    1. 

    de aanvrager voldoet aan punt 21.A.21;

    2. 

    het Agentschap tijdens zijn controles op het aantonen van de naleving overeenkomstig zijn krachtens punt 21.B.100 vastgestelde betrokkenheid geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende operationele geschiktheid, voor zover van toepassing overeenkomstig punt 21.B.82, en de milieubeschermingseisen heeft vastgesteld, en

    3. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a) en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag het Agentschap een typecertificaat afgeven voor een luchtvaartuig alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.

    ▼B

    (SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL D —   WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

    ▼M2 —————

    ▼M5

    21.B.105    Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    Het Agentschap stelt de toepasselijke typecertificeringsbasis, de milieueisen en, in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de overeenkomstig punt 21.A.101 vastgestelde certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat.

    ▼M9

    21.B.107    Afgifte van een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat

    ▼M5

    a) 

    Het Agentschap geeft een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat af, op voorwaarde dat:

    1. 

    de aanvrager van een goedkeuring heeft voldaan aan:

    i) 

    punt 21.A.95 voor een geringe wijziging, of

    ii) 

    punt 21.A.97 voor een ingrijpende wijziging;

    2. 

    het Agentschap tijdens zijn controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is bepaald krachtens punt 21.B.100, onder a) of b), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover van toepassing overeenkomstig punt 21.B.82, en de milieueisen heeft vastgesteld, en

    3. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, mag het Agentschap, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), punten 1 en 2, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, een wijziging van een typecertificaat van een luchtvaartuig goedkeuren alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.

    c) 

    De goedkeuring van de wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt opgenomen in de goedkeuring van de wijziging van het typecertificaat.

    d) 

    De goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    ▼B

    SUBDEEL E —   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    ▼M5

    In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

    21.B.109    Typecertificeringsbasis, milieueisen en certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid voor een aanvullend typecertificaat

    Het Agentschap stelt de toepasselijke typecertificeringsbasis, de milieueisen en, in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de overeenkomstig punt 21.A.101 vastgestelde certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid vast en deelt deze mee aan de aanvrager van een aanvullend typecertificaat.

    ▼M9

    21.B.111    Afgifte van een aanvullend typecertificaat

    ▼M5

    a) 

    Het Agentschap geeft een aanvullend typecertificaat af, op voorwaarde dat:

    1. 

    de aanvrager voldoet aan punt 21.A.115, onder b);

    2. 

    het Agentschap tijdens zijn controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder a), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voor zover van toepassing overeenkomstig punt 21.B.82, en de milieueisen heeft vastgesteld, en

    3. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    in het geval van een aanvullend typecertificaat dat gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, mag het Agentschap, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), punten 1 en 2, en op verzoek van de aanvrager, zoals vermeld in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, een aanvullend typecertificaat afgeven alvorens is aangetoond dat de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt nageleefd, voor zover de aanvrager de naleving daarvan aantoont vóór de datum waarop die gegevens daadwerkelijk worden gebruikt.

    c) 

    De goedkeuring van de wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt opgenomen in het aanvullend typecertificaat.

    d) 

    Het aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.

    ▼M10

    21.B.115    Wijzen van naleving

    a) 

    Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    b) 

    Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    c) 

    De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    ▼B

    SUBDEEL F —   PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    ▼M10

    21.B.120    Initiële certificeringsprocedure

    a) 

    Bij ontvangst van een verzoek om afgifte van een akkoordverklaring om de conformiteit van de afzonderlijke producten, onderdelen en uitrustingsstukken aan te tonen, gaat de bevoegde autoriteit na of de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen.

    b) 

    De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de akkoordverklaring.

    c) 

    De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de akkoordverklaring kan worden afgegeven.

    d) 

    Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij de akkoordverklaring af (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI).

    e) 

    In de akkoordverklaring zijn het toepassingsgebied van de overeenkomst, een einddatum en, indien van toepassing, de toepasselijke beperkingen vermeld.

    f) 

    De akkoordverklaring is niet langer dan één jaar geldig.

    21.B.125    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    a) 

    De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

    b) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

    De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

    1. 

    ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

    2. 

    de akkoordverklaring verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken, en

    3. 

    bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de akkoordverklaring.

    c) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    d) 

    Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

    1. 

    In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om de akkoordverklaring in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

    2. 

    In het geval van niveau 2-bevindingen zal de bevoegde autoriteit:

    i) 

    de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

    ii) 

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

    iii) 

    indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt f), 1), i), bepaalde maatregel genomen.

    e) 

    De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of 2 nodig zijn:

    1. 

    voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

    2. 

    wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of punt c);

    3. 

    wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.

    ▼M10 —————

    ▼B

    21.B.135    Behoud van de akkoordverklaring

    De bevoegde autoriteit zal de akkoordverklaring behouden zolang:

    a) 

    de fabrikant EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) naar behoren gebruikt als conformiteitsverklaring voor complete luchtvaartuigen, en EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I) voor andere producten dan complete luchtvaartuigen, onderdelen en uitrustingsstukken, en

    b) 

    bij de inspecties die door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd voor de validering van EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) of EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I), overeenkomstig punt 21.A.130, onder c), geen aanwijzingen worden gevonden dat niet wordt voldaan aan de vereisten of de procedures vermeld in het door de fabrikant voorziene handboek, of dat de respectievelijke producten, onderdelen of uitrustingsstukken niet conform zijn. Deze inspecties zullen ten minste controleren of:

    1. 

    de akkoordverklaring betrekking heeft op het te valideren product, onderdeel of uitrustingsstuk, en geldig blijft;

    2. 

    het in punt 21.A.125A, onder b), beschreven handboek, en de in de akkoordverklaring vermelde wijzigingen eraan, door de fabrikant gebruikt wordt als basiswerkdocument. Zo niet, mag de inspectie niet worden voortgezet en mogen de certificaten van vrijgave niet worden gevalideerd;

    3. 

    de productie is geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarden, en op een bevredigende wijze is uitgevoerd;

    4. 

    de inspecties en proeven (met inbegrip van vliegproeven, indien van toepassing), in overeenstemming met punt 21.A.130, onder b), 2), en/of b), 3), zijn geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarde, en op een bevredigende wijze zijn uitgevoerd;

    5. 

    de in de akkoordverklaring beschreven of behandelde inspecties door de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd en aanvaardbaar zijn bevonden;

    6. 

    de conformiteitsverklaring voldoet aan punt 21.A.130, en de erin verstrekte informatie de validering niet verhindert, en

    c) 

    geen einddatum voor de akkoordverklaring is bereikt.

    21.B.140    Wijziging van een akkoordverklaring

    a) De bevoegde autoriteit moet, in overeenstemming met punt 21.B.120, elke wijziging van de akkoordverklaring zo nodig onderzoeken.

    b) Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel F, wijzigt ze de akkoordverklaring dienovereenkomstig.

    ▼M10 —————

    ▼B

    SUBDEEL G —   ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    ▼M10

    21.B.215    Wijzen van naleving

    a) 

    Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    b) 

    Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    c) 

    De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    ▼M10

    21.B.220    Initiële certificeringsprocedure

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat van erkenning als productieorganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.

    b) 

    Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met de verantwoordelijke beheerder van de aanvrager om te garanderen dat deze persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.

    c) 

    De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van het certificaat van erkenning als productieorganisatie.

    d) 

    De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens het certificaat kan worden afgegeven.

    e) 

    Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij het certificaat van erkenning als productieorganisatie af (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X).

    f) 

    Het referentienummer van het certificaat moet worden opgenomen in EASA-formulier 55, op een door het Agentschap vastgestelde wijze.

    g) 

    Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten en de omvang van de activiteiten die de organisatie mag uitoefenen, met inbegrip van eventuele beperkingen, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde erkenningsvoorwaarden.

    ▼M10

    21.B.221    Toezichtsbeginselen

    a) 

    De bevoegde autoriteit dient het volgende te controleren:

    1. 

    de naleving van de eisen die van toepassing zijn op organisaties, alvorens het certificaat van erkenning als productieorganisatie af te geven;

    2. 

    de blijvende naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties;

    3. 

    de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn opgelegd overeenkomstig punt 21.B.20, c) en d).

    b) 

    Deze controle:

    1. 

    moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

    2. 

    moet de resultaten van toezichtsactiviteiten meedelen aan de betrokken organisaties;

    3. 

    moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;

    4. 

    moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.225.

    c) 

    De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punten a) en b) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en de veiligheidsprioriteiten.

    d) 

    Als de faciliteiten van een organisatie zich in meer dan één staat bevinden, kan de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, ermee instemmen dat de toezichthoudende taken worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaat (lidstaten) waar de faciliteiten zich bevinden, of door het Agentschap, voor faciliteiten die zich niet bevinden op een grondgebied waarvoor lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago. Elke organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

    e) 

    Voor toezichtactiviteiten die worden verricht in faciliteiten die zich in een andere lidstaat bevinden dan die waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, de bevoegde autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis alvorens ter plaatse een audit of inspectie van de faciliteiten uit te voeren.

    f) 

    De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.

    21.B.222    Toezichtsprogramma

    a) 

    De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en instandhouden dat de in punt 21.B.221, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

    b) 

    Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1. 

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:

    i) 

    beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

    ii) 

    productaudits van een relevant monster van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken die binnen het toepassingsgebied van de organisatie vallen;

    iii) 

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en

    iv) 

    onaangekondigde inspecties;

    2. 

    vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van alle belangrijke kwesties.

    c) 

    De planningscyclus van het toezicht mag niet langer duren dan 24 maanden.

    d) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

    1. 

    de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

    2. 

    de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan de punten 21.A.147 en 21.A.148 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;

    3. 

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

    4. 

    alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in punt 21.B.225.

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punten 1 tot en met 4 hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

    e) 

    De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

    f) 

    Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

    g) 

    Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de goedkeuring.

    ▼M10

    21.B.225    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    a) 

    De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

    b) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van het certificaat dat de goedkeuringsvoorwaarden bevat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

    De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

    1. 

    ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

    2. 

    het certificaat van erkenning als productieorganisatie verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken;

    3. 

    bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, en

    4. 

    het niet aanstellen van een verantwoordelijke manager overeenkomstig punt 21.A.245, a).

    c) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    d) 

    Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

    1. 

    In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat van erkenning als productieorganisatie in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

    2. 

    In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:

    i) 

    de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

    ii) 

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

    iii) 

    indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt d), 1, bepaalde maatregel genomen.

    e) 

    De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:

    1. 

    voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld, of

    2. 

    wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c), of

    3. 

    wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.

    ▼M10 —————

    ▼M10

    21.B.240    Wijzigingen in het productiebeheersysteem

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het productiebeheersysteem, gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage alvorens de erkenning af te geven.

    b) 

    De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie mag werken tijdens de beoordeling van een wijziging, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat het certificaat van erkenning als productieorganisatie moet worden geschorst.

    c) 

    Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

    d) 

    Wanneer de organisatie een belangrijke wijziging in het productiebeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.

    e) 

    De bevoegde autoriteit neemt de beoordeling van niet-significante wijzigingen in het productiebeheersysteem op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.221. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.225.

    ▼M10 —————

    ▼B

    SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21.B.320    Onderzoek

    a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een bewijs van luchtwaardigheid om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat of de vergunning te verantwoorden.

    b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

    1. 

    evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvrager;

    2. 

    evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvraag;

    3. 

    classificatie van de bewijzen van luchtwaardigheid;

    4. 

    evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie;

    5. 

    inspectie van het luchtvaartuig;

    6. 

    vastlegging van de noodzakelijke voorwaarden of beperkingen voor de bewijzen van luchtwaardigheid.

    ▼M10

    21.B.325    Afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid

    ▼B

    a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel VI) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.326 en de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H, van deze bijlage.

    b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel V) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.327 en de toepasselijke eisen van sectie A van subdeel H van deze bijlage I (deel 21).

    ▼M10

    c) 

    Voor nieuwe luchtvaartuigen en voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), het volgende af:

    1. 

    voor luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a, aanhangsel II);

    2. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II);

    3. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat en onder bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II), als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd.

    ▼M5

    21.B.326    Bewijs van luchtwaardigheid

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een bewijs van luchtwaardigheid af voor:

    a) 

    nieuwe luchtvaartuigen:

    1. 

    na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), punt 2), voorgeschreven documenten;

    2. 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een goedgekeurd ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn, en

    3. 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de CO2-emissievereisten die van toepassing zijn op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven;

    b) 

    gebruikte luchtvaartuigen:

    1. 

    na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), punt 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:

    i) 

    het luchtvaartuig beantwoordt aan een krachtens een typecertificaat goedgekeurd typeontwerp, en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage (Deel 21), en

    ii) 

    voldaan is aan de toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen, en

    ▼M6

    iii) 

    het luchtvaartuig is geïnspecteerd in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014, naargelang het geval, en

    ▼M5

    iv) 

    het luchtvaartuig voldeed aan de CO2-emissievereisten die van toepassing waren op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven;

    2. 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een goedgekeurd ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn, en;

    3. 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldeed aan de CO2-emissievereisten die van toepassing waren op de datum waarop het eerste luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven.

    ▼B

    21.B.327    Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid af:

    1. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen:

    i) 

    na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 2), voorgeschreven documenten;

    ii) 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties, en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn;

    2. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen:

    i) 

    na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:

    A) 

    het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage, en

    B) 

    er wordt voldaan aan de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen, en

    ▼M6

    C) 

    het luchtvaartuig is geïnspecteerd in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EG) nr. 1321/2014, naargelang het geval,

    ▼B

    ii) 

    als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan het goedgekeurde ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn.

    b) Voor een luchtvaartuig dat niet kan voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen en dat niet aanvaardbaar is voor een beperkt typecertificaat, zal het Agentschap, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van deze essentiële eisen:

    1. 

    specifieke luchtwaardigheidsspecificaties uitvaardigen en de naleving ervan controleren, zodat een toereikende veiligheid met betrekking tot het voorziene gebruik gegarandeerd is, en

    2. 

    gebruiksbeperkingen vastleggen voor dit luchtvaartuig.

    c) Aan beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden gebruiksbeperkingen gekoppeld, met inbegrip van luchtruimbeperkingen, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen inzake luchtwaardigheid.

    ▼M10 —————

    ▼B

    SUBDEEL I —   GELUIDSCERTIFICATEN

    21.B.420    Onderzoek

    a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een geluidscertificaat om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat te verantwoorden.

    b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures als onderdeel van de gedocumenteerde procedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

    1. 

    evaluatie van de aanvaardbaarheid,

    2. 

    evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie,

    3. 

    inspectie van het luchtvaartuig.

    ▼M9

    21.B.425    Afgifte van geluidscertificaten

    ▼B

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een geluidscertificaat (EASA-formulier 45, zie aanhangsel VIII) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel I.

    ▼M9 —————

    ▼M9

    SUBDEEL J —   ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

    21.B.430    Initiële certificeringsprocedure

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.

    b) 

    Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met het hoofd van de ontwerporganisatie om te garanderen dat die persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.

    c) 

    De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de erkenning als ontwerporganisatie.

    d) 

    De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de erkenning als ontwerporganisatie kan worden afgegeven.

    e) 

    Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet, verleent zij de erkenning als ontwerporganisatie.

    f) 

    Het referentienummer van het certificaat moet op een door het Agentschap vastgestelde wijze worden opgenomen in de erkenning als ontwerporganisatie.

    g) 

    Het certificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. De bevoegdheden en de reikwijdte van de activiteiten die de ontwerporganisatie mag uitvoeren, met inbegrip van eventuele toepasselijke beperkingen, moeten worden gespecificeerd in de aan de erkenning als ontwerporganisatie gehechte erkenningsvoorwaarden.

    21.B.431    Toezichtsbeginselen

    De bevoegde autoriteit controleert of gecertificeerde organisaties aan de toepasselijke eisen blijven voldoen.

    a) 

    De controle:

    1. 

    moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

    2. 

    moet de betrokken organisaties in kennis stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten;

    3. 

    moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;

    4. 

    moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.433.

    b) 

    De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punt a) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van vroegere toezichtsactiviteiten en de veiligheidsprioriteiten.

    c) 

    De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.

    21.B.432    Toezichtsprogramma

    a) 

    De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en in stand houden dat de in punt 21.B.431, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

    b) 

    Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Het omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1. 

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:

    i) 

    beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

    ii) 

    productaudits van een relevant monster van het ontwerp en de certificering van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken die binnen het werkterrein van de organisatie vallen;

    iii) 

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden;

    iv) 

    onaangekondigde inspecties;

    2. 

    vergaderingen tussen het hoofd van de ontwerporganisatie en de bevoegde autoriteit om te waarborgen dat zij allebei op de hoogte blijven van significante onderwerpen.

    c) 

    De planningscyclus van het toezicht mag niet langer dan 24 maanden duren.

    d) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de voorafgaande 24 maanden:

    1. 

    de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

    2. 

    de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan punt 21.A.247 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem;

    3. 

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

    4. 

    alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals bepaald in punt 21.B.433, d).

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden als de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punt d), 1 tot en met 4, hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dat systeem heeft goedgekeurd.

    e) 

    De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort als er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

    f) 

    Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

    g) 

    Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de erkenning.

    21.B.433    Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    a) 

    De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

    b) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat van de ontwerporganisatie, wat kan leiden tot ongecontroleerde gevallen van niet-naleving en een mogelijk onveilige toestand.

    Bevindingen van niveau 1 omvatten ook:

    1. 

    de bevoegde autoriteit na twee schriftelijke verzoeken geen toegang verlenen tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

    2. 

    het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie of het in stand houden van de geldigheid ervan door vervalsing van de ingediende bewijsstukken;

    3. 

    elk bewijs van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de erkenning als ontwerporganisatie;

    4. 

    verzuimen om een hoofd van de ontwerporganisatie aan te stellen overeenkomstig punt 21.A.245, a).

    c) 

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de erkenningsvoorwaarden van het certificaat, voor zover dat niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    d) 

    Als tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te treffen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Als een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dat schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

    1. 

    In het geval van bevindingen van niveau 1 zal de bevoegde autoriteit:

    i) 

    de organisatie een uitvoeringsperiode van niet meer dan 21 werkdagen toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen;

    ii) 

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;

    iii) 

    als de organisatie nalaat een aanvaardbaar plan met corrigerende maatregelen in te dienen of de corrigerende maatregelen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde termijn uit te voeren, onmiddellijk passende maatregelen nemen om de activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, in voorkomend geval, maatregelen nemen om de erkenning van de ontwerporganisatie in te trekken of deze geheel of gedeeltelijk te beperken of op te schorten, afhankelijk van de omvang van niveau 1-bevinding, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

    2. 

    In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:

    i) 

    de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Die periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt corrigerende maatregelen te nemen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

    ii) 

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit die beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, die plannen aanvaarden;

    iii) 

    als de organisatie nalaat een aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voor te leggen of corrigerende maatregelen te treffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, de bevinding verhogen tot niveau 1 en maatregelen treffen als bepaald in punt d), 1).

    e) 

    De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:

    1. 

    voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

    2. 

    als is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c);

    3. 

    als suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.

    21.B.435    Wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem

    a) 

    Na ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het ontwerpbeheersysteem controleert de bevoegde autoriteit of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, alvorens goedkeuring te verlenen.

    b) 

    De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie tijdens de wijziging mag werken, tenzij zij oordeelt dat de erkenning van de ontwerporganisatie moet worden geschorst.

    c) 

    Wanneer zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

    d) 

    Als de organisatie een belangrijke wijziging in het ontwerpbeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.

    e) 

    Voor niet-significante wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem neemt de bevoegde autoriteit de beoordeling van dergelijke wijzigingen op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.431. Als een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.433.

    ▼B

    SUBDEEL K —   ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

    (SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL M —   REPARATIES

    ▼M5

    21.B.450    Typecertificeringsbasis en milieueisen voor een goedkeuring van een reparatieontwerp

    Het Agentschap bepaalt alle wijzigingen van de typecertificeringsbasis waarnaar wordt verwezen in, al naargelang van toepassing, het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, die het nodig acht om het voorheen tot stand gebracht veiligheidsniveau op peil te houden, en stelt de aanvrager van een reparatieontwerp daarvan in kennis.

    ▼M9

    21.B.453    Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    ▼M5

    a) 

    Het Agentschap geeft een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie af, op voorwaarde dat:

    1. 

    de aanvrager zijn bekwaamheid heeft aangetoond in overeenstemming met punt 21.A.432B;

    2. 

    de aanvrager voldoet aan punt 21.A.433;

    3. 

    het Agentschap tijdens zijn controle op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder a), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de milieueisen heeft vastgesteld, en

    4. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Het Agentschap geeft een goedkeuring van een ontwerp voor een geringe reparatie af op voorwaarde dat de aanvrager voldoet aan het bepaalde onder a), punten 2 en 4, en dat het Agentschap in zijn controles op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder b), geen gevallen van niet-naleving van de typecertificeringsbasis en de milieueisen heeft vastgesteld.

    ▼B

    (SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

    SUBDEEL O —   ETSO-AUTORISATIES

    ▼M9

    21.B.480    Afgifte van een ETSO-autorisatie

    ▼M5

    Het Agentschap geeft een ETSO-autorisatie af, op voorwaarde dat:

    a) 

    de aanvrager voldoet aan punt 21.A.606;

    b) 

    het Agentschap tijdens zijn controles op het aantonen van de naleving overeenkomstig het niveau van betrokkenheid dat is vastgesteld krachtens punt 21.B.100, onder b), geen gevallen van niet-naleving van de technische voorwaarden van de ETSO of eventuele overeenkomstig punt 21.A.610 goedgekeurde afwijkingen daarvan heeft vastgesteld, en

    c) 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het artikel onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    ▼B

    SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

    21.B.520    Onderzoek

    a) De bevoegde autoriteit zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen.

    b) De bevoegde autoriteit zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:

    1. 

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;

    2. 

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvraag dient te voldoen;

    3. 

    evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

    4. 

    inspectie van het luchtvaartuig;

    5. 

    goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig punt 21.A.710, onder b).

    ▼M10

    21.B.525    Afgifte van een vliegvergunning

    ▼B

    De bevoegde autoriteit gaat zonder onnodig uitstel over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III):

    a) 

    na voorlegging van de in punt 21.A.707 vereiste gegevens, en

    b) 

    als de in punt 21.A.708 genoemde vluchtvoorwaarden werden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710, en

    c) 

    indien de bevoegde autoriteit door eigen onderzoekmeer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig punt 21.A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen.

    ▼M10 —————

    ▼B

    SUBDEEL Q —   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

    De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.




    Aanhangsels

    EASA-FORMULIEREN

    Als de formulieren in deze bijlage worden afgegeven in een andere taal dan het Engels, moet een Engelse vertaling worden bijgevoegd.

    Voor de in de aanhangsels bij dit Deel vermelde formulieren van Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geldt verplicht het navolgende. De lidstaten garanderen dat de EASA-formulieren die zij afgeven herkenbaar zijn; zij zijn verantwoordelijk voor det afdrukken van dergelijke formulieren.

    Aanhangsel I — EASA-formulier 1 Certificaat van geschiktheid voor gebruik

    ▼M6

    Aanhangsel II — EASA-formulieren 15a en 15c — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

    ▼B

    Aanhangsel III — EASA-formulier 20a Vliegvergunning

    Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

    Aanhangsel V — EASA-formulier 24 Beperkt bewijs van luchwaardigheid

    Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 Bewijs van luchwaardigheid

    Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 Geluidscertificaat

    Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

    Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 Bewijs van vrijgave voor gebruik

    Aanhangsel X — EASA-formulier 55 Certificaat erkenning als productieorganisatie

    Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie

    Aanhangsel XII — Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven 85




    Aanhangsel I

    Certificaat van vrijgave — EASA-formulier 1, waarnaar in bijlage I (deel 21) wordt verwezen

    image

    ►(1)(2)(3)(4)(5) M2  

    Instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1

    ▼M12

    Deze instructies gelden alleen voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II van bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014, dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden.

    1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

    1.1. Een primaire doelstelling van het certificaat is het luchtwaardig verklaren van nieuwe luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken (hierna „artikel(en)” genoemd).

    1.2. Tussen het certificaat en het artikel of de artikelen moet een correlatie zijn vastgesteld. De opdrachtgever moet een certificaat bijhouden in een vorm die controle van de originele gegevens toelaat.

    1.3. Het certificaat wordt aanvaard door veel luchtwaardigheidsautoriteiten, maar dit kan afhangen van bilaterale overeenkomsten en/of het beleid van de luchtwaardigheidsautoriteit.

    1.4. Het certificaat is geen leveringsbon of verschepingsdocument.

    1.5. Luchtvaartuigen mogen niet worden vrijgegeven door middel van dit certificaat.

    1.6. Het certificaat is geen goedkeuring om het artikel te installeren in een welbepaald luchtvaartuig, een welbepaalde motor of propeller, maar helpt de eindgebruiker zich een oordeel te vormen over de stand van zaken bij de goedkeuring van de luchtwaardigheid ervan.

    1.7. Een mengeling van door fabricage en door onderhoud vrijgegeven artikelen is niet geoorloofd op hetzelfde certificaat.

    1.8. Een mengeling van artikelen die conform „goedgekeurde gegevens” en „niet-goedgekeurde gegevens” gecertificeerd zijn, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

    2.   ALGEMEEN

    2.1. Het certificaat moet overeenstemmen met het bijgevoegde formaat inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat het certificaat er onherkenbaar door wordt.

    2.2. Het certificaat moet opgemaakt zijn in „liggende” indeling, maar het totale formaat van het certificaat mag in aanzienlijke mate worden vergroot of verkleind zolang het certificaat herkenbaar en leesbaar blijft. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

    2.3. De verklaring in verband met de verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur mag op de voor- of de achterzijde van het formulier worden geplaatst.

    2.4. Tekst moet duidelijk en leesbaar worden aangebracht om het leesgemak te vergroten.

    2.5. Het certificaat kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar en in overeenstemming met de vastgestelde opmaak worden afgedrukt.

    2.6. Het certificaat moet worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer andere talen.

    2.7. De gegevens die op het certificaat moeten worden ingevuld, kunnen machinaal of per computer worden afgedrukt of kunnen met de hand worden ingevuld in blokletters en de tekst moet gemakkelijk leesbaar zijn.

    2.8. Het gebruik van afkortingen moet, voor de duidelijkheid, tot een minimum worden beperkt.

    2.9. De open ruimte op de achterkant van het certificaat mag door de opsteller worden gebruikt om aanvullende informatie te geven maar mag geen certificeringsverklaring bevatten. Als het certificaat op de achterkant wordt ingevuld, moet hiernaar worden verwezen in het betreffende vak op de voorkant van het certificaat.

    3.   AFSCHRIFTEN

    3.1. Het aantal afschriften van het certificaat dat naar de klant gestuurd wordt of door de opsteller bewaard wordt, is onbeperkt.

    4.   FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT

    4.1. Als een eindgebruiker een fout of fouten aantreft op een certificaat, moet hij deze schriftelijk melden aan de opsteller. De opsteller mag een nieuw certificaat opmaken als deze de fout(en) kan verifiëren en verbeteren.

    4.2. Het nieuwe certificaat moet een nieuw volgnummer krijgen en het moet opnieuw ondertekend en gedateerd worden.

    4.3. De aanvraag van een nieuw certificaat kan worden gehonoreerd zonder een hernieuwde verificatie van de toestand van het artikel of de artikelen. Het nieuwe certificaat is geen verklaring over de huidige toestand en dient in vak 12 naar het vorige certificaat te verwijzen door middel van de volgende verklaring: „Dit certificaat corrigeert de fout(en) in vak(ken) [gecorrigeerd(e) vak(ken) invullen] van certificaat [oorspronkelijk volgnummer invullen] op datum van [oorspronkelijke afgiftedatum invullen] en houdt geen verklaring van overeenstemming/toestand/vrijgave voor gebruik in”. Beide certificaten moeten worden bewaard gedurende de bewaringsperiode die geldt voor het eerste certificaat.

    5.   INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER

    Vak 1 

    Bevoegde autoriteit/land van afgifte erkenning

    Vermeld de naam en het land van de bevoegde autoriteit onder wiens bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde autoriteit het Agentschap is, moet alleen „EASA” worden vermeld.

    Vak 2 

    Koptekst EASA-formulier 1

    „CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK EASA-FORMULIER 1”

    Vak 3 

    Volgnummer formulier

    In dit vak moet een uniek nummer staan dat wordt vastgesteld door het nummeringsysteem of de nummeringsprocedure van de in vak 4 vermelde organisatie; dit nummer mag alfanumerieke en numerieke tekens bevatten.

    Vak 4 

    Naam en adres organisatie

    Vul de volledige naam en het adres in van de productieorganisatie (raadpleeg EASA-formulier 55 blad A) of de natuurlijke personen of rechtspersonen die het artikel of de artikelen waarover het certificaat handelt, vrijgeven. Logo’s e.d. van de organisatie zijn toegestaan als ze in het vak passen.

    Vak 5 

    Werkopdracht/contract/factuur

    Vul het werkopdrachtnummer, contractnummer, factuurnummer of een soortgelijk referentienummer in om de traceerbaarheid van het artikel of de artikelen te vergemakkelijken voor de klant.

    Vak 6 

    Artikel

    Vul regelartikelnummers in wanneer er meer dan een regelartikel is. Dit vak maakt het mogelijk om kruisverwijzingen aan te brengen met de opmerkingen in vak 12.

    Vak 7 

    Omschrijving

    Hier moet de naam of een omschrijving van het artikel worden ingevuld. Het verdient de voorkeur de benaming te gebruiken uit de instructies voor blijvende luchtwaardigheid of onderhoudsgegevens (bv. geïllustreerde onderdelencatalogus, handleiding voor luchtvaartuigonderhoud, onderhoudsrapport, handleiding voor onderdelenonderhoud).

    Vak 8 

    Onderdeelnummer

    Vul het onderdeelnummer in zoals dit wordt vermeld op het artikel of het label/de verpakking. Voor een motor of propeller mag de benaming van het type worden gebruikt.

    Vak 9 

    Aantal

    Vermeld het aantal artikelen.

    Vak 10 

    Serienummer

    Als het artikel volgens de regelgeving moet worden geïdentificeerd met een serienummer, moet dit hier worden vermeld. Bovendien mogen alle andere serienummers worden vermeld die niet door de regelgeving worden vereist. Vul „n.v.t.” in als het artikel geen serienummer draagt.

    Vak 11 

    Status/werk

    Vermeld hier „PROTOTYPE” of „NIEUW”.

    Vermeld „PROTOTYPE” voor:

    i) 

    de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met niet-goedgekeurde ontwerpgegevens;

    ii) 

    de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met ontwerpgegevens waarvoor een declarant nog geen verklaring is afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light);

    iii) 

    hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld;

    Vermeld „NIEUW” voor:

    i) 

    de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met de goedgekeurde ontwerpgegevens;

    ii) 

    de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light);

    iii) 

    hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld;

    iv) 

    hercertificering door de productfabrikant of de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat van artikelen van „prototype” (uitsluitend conform niet-goedgekeurde gegevens) tot „nieuw” (conform goedgekeurde gegevens en geschikt voor veilig gebruik), na goedkeuring van de toepasselijke ontwerpgegevens, op voorwaarde dat de ontwerpgegevens niet gewijzigd zijn.

    Voor gecertificeerde producten moet in vak 12 de volgende verklaring worden ingevuld:

    „HERCERTIFICERING VAN ARTIKELEN VAN „PROTOTYPE” TOT „NIEUW”: DIT DOCUMENT CERTIFICEERT DAT DE ONTWERPGEGEVENS [TC/STC-NUMMER, REVISIENIVEAU VERMELDEN] OP BASIS WAARVAN DIT ARTIKEL (DEZE ARTIKELEN) WERD(EN) VERVAARDIGD, WERDEN GOEDGEKEURD OP [ZO NODIG DATUM INVULLEN TER IDENTIFICATIE VAN REVISIESTATUS].”

    Het vak „goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” in vak 13a moet worden aangekruist;

    Voor luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, wordt de volgende verklaring ingevuld in vak 12:

    „HERCERTIFICERING VAN ARTIKELEN VAN „PROTOTYPE” TOT „NIEUW”: DIT DOCUMENT CERTIFICEERT DAT DE VERKLARING VAN DE ONTWERPGEGEVENS [REFERENTIE VAN DE VERKLARING, REVISIENIVEAU VERMELDEN] OP BASIS WAARVAN DIT ARTIKEL (DEZE ARTIKELEN) WERD(EN) VERVAARDIGD, WERDEN GOEDGEKEURD OP [ZO NODIG DATUM INVULLEN TER IDENTIFICATIE VAN REVISIESTATUS].”;

    v) 

    het onderzoek van een eerder vrijgegeven nieuw artikel voordat dit in gebruik genomen wordt in overeenstemming met een klantspecifieke norm of specificatie (bijzonderheden en de oorspronkelijke vrijgave moeten worden ingevuld in vak 12) of om de luchtwaardigheid vast te stellen (een uitleg van de basis voor vrijgave en gedetailleerde gegevens over de oorspronkelijke vrijgave moeten worden opgenomen in vak 12).

    Vak 12 

    Opmerkingen

    Beschrijf het werk vermeld in vak 11, ofwel direct, ofwel met verwijzing naar ondersteunende documentatie, dat voor de gebruiker of installateur nodig is bij de bepaling van de luchtwaardigheid van het artikel of de artikelen met betrekking tot het werk dat gecertificeerd wordt. Indien nodig mag er een afzonderlijk blad worden gebruikt met verwijzing vanuit EASA-formulier 1. Van iedere verklaring moet duidelijk zijn naar welk(e) artikel(en) in vak 6 zij verwijst. Indien geen verklaring wordt gegeven, moet „Geen” worden ingevuld.

    Vermeld de verantwoording voor vrijgave voor niet-goedgekeurde ontwerpgegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens).

    Als het artikel geproduceerd is overeenkomstig ontwerpgegevens waarvoor een declarant nog geen verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, wordt de volgende verklaring opgenomen in vak 12:

    „IN AFWACHTING VAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP OVEREENKOMSTIG SUBDEEL C, F OF N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

    Als het artikel geproduceerd is overeenkomstig ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, wordt de volgende verklaring opgenomen in vak 12:

    „GEPRODUCEERD IN OVEREENSTEMMING MET DE ONTWERPGEGEVENS VAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP OVEREENKOMSTIG SUBDEEL C, F OF N van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

    Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.

    Vak 13a 

    Kruis slechts een van de twee vakjes aan.

    1. 

    Kruis het vakje „goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van goedgekeurde ontwerpgegevens en geschikt bevonden zijn voor veilig gebruik.

    2. 

    Kruis het vakje „niet-goedgekeurde ontwerpgegevens zoals gespecificeerd in vak 12” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van toepasselijke niet-goedgekeurde ontwerpgegevens.

    Dit vakje moet ook worden aangekruist als het artikel geproduceerd is in overeenstemming met ontwerpgegevens waarover een verklaring is afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N.

    Identificeer de gegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens, in overeenstemming met ontwerpgegevens van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N).

    Een mengeling van artikelen die worden vrijgegeven op grond van goedgekeurde en niet-goedgekeurde ontwerpgegevens, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

    Vak 13b 

    Bevoegde handtekening

    In deze ruimte moet de handtekening van de bevoegde persoon worden gezet. Alleen personen die specifiek gemachtigd zijn volgens de regels en het beleid van de bevoegde autoriteit, mogen dit vak ondertekenen. Ter vergroting van de herkenbaarheid mag een uniek nummer worden toegevoegd dat de bevoegde persoon identificeert.

    Vak 13c 

    Nummer erkenning/autorisatie

    Vermeld het nummer/de referentie van de erkenning/autorisatie. Dit nummer of deze referentie wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit voor erkende of verklaarde productieorganisaties (voor onderdelen die geproduceerd zijn onder bijlage Ib (deel 21 Light). Als de organisatie een onderdeel heeft geproduceerd dat overeenstemt met ontwerpgegevens waarvoor een declarant een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light), sectie A, subdeel C, F of N, en de organisatie geen erkende of verklaarde productieorganisatie is, dan moet zij de volgende verklaring vermelden:

    „GEPRODUCEERD ONDER SUBDEEL R van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light)”.

    Vak 13d 

    Naam

    Vermeld de naam van de persoon wiens handtekening in vak 13b wordt gezet in een leesbare vorm.

    Vak 13e 

    Datum

    Hier moet de datum waarop vak 13b wordt ondertekend, worden ingevuld in de volgende vorm: dd = twee cijfers voor de dag, mmm = de drie eerste letters van de maand, jjjj = vier cijfers voor het jaartal.

    Vakken 14a-14e 

    Algemene eisen voor de vakken 14a-14e:

    worden niet gebruikt voor productievrijgave. Breng schaduw of een donkere kleur aan of markeer deze vakken zodanig dat er geen onopzettelijk of onbevoegd gebruik van kan worden gemaakt.

    Verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur

    Zet de volgende verklaring op het certificaat om de eindgebruikers erop te wijzen dat zij niet van hun verantwoordelijkheden ontheven worden betreffende installatie en gebruik van een artikel dat door dit formulier wordt vergezeld:

    „DIT CERTIFICAAT HOUDT NIET AUTOMATISCH TOESTEMMING TOT INSTALLATIE IN.

    INDIEN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR TE WERK GAAT VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN EEN ANDERE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DAN DIE WELKE IN VAK 1 IS VERMELD, IS HET VAN ESSENTIEEL BELANG DAT DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR ZICH ERVAN VERGEWIST DAT ZIJN/HAAR LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DE ARTIKELEN VAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT ACCEPTEERT.

    DE VERKLARINGEN IN DE VAKKEN 13A EN 14A VORMEN GEEN INSTALLATIECERTIFICERING. HET ONDERHOUDSRAPPORT VOOR LUCHTVAARTUIGEN MOET IN ALLE GEVALLEN EEN INSTALLATIECERTIFICERING BEVATTEN DIE OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE VOORSCHRIFTEN AAN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR IS AFGEGEVEN ALVORENS MET HET LUCHTVAARTUIG MAG WORDEN GEVLOGEN.”.

    ▼M6




    Aanhangsel II

    EASA-formulier 15a — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

    [LIDSTAAT]

    Een lidstaat van de Europese Unie (*)

    CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID (ARC)

    Referentie certificaat: …

    Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad verklaart de [BEVOEGDE AUTORITEIT VAN DE LIDSTAAT] hierbij dat het volgende luchtvaartuig:

    Fabrikant luchtvaartuig: …

    Fabrikantaanduiding: …

    Registratie van het luchtvaartuig: …

    Serienummer van het luchtvaartuig: …

    luchtwaardig is bevonden ten tijde van de beoordeling.



    Datum van afgifte: …

    Vervaldatum: …

    Vlieguren casco op datum van afgifte (**): …



    Handtekening: …

    Nr. van de vergunning: …

    1ste verlenging: Het luchtvaartuig is gedurende het afgelopen jaar in een gecontroleerde omgeving gebleven overeenkomstig punt M.A.901 van bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie. Het luchtvaartuig wordt beschouwd als luchtwaardig op het ogenblik van afgifte van dit certificaat.



    Datum van afgifte: …

    Vervaldatum: …

    Vlieguren casco op datum van afgifte (**): …



    Handtekening: …

    Nr. van de vergunning: …

    Naam onderneming: …

    Referentienummer erkenning: …

    2de verlenging: Het luchtvaartuig is gedurende het afgelopen jaar in een gecontroleerde omgeving gebleven overeenkomstig punt M.A.901 van bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie. Het luchtvaartuig wordt beschouwd als luchtwaardig op het ogenblik van afgifte dit certificaat.



    Datum van afgifte: …

    Vervaldatum: …

    Vlieguren casco op datum van afgifte (**): …



    Handtekening: …

    Nr. van de vergunning: …

    Naam onderneming: …

    Referentienummer erkenning: …

    EASA-formulier 15a — Versie 5

    (*) Schrappen voor niet-EU-lidstaten.

    (**) Behalve voor luchtschepen.

    ▼M7

    Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15c

    OPMERKING: Personen en organisaties die beoordelingen van de luchtwaardigheid uitvoeren in combinatie met de 100 uren/jaarlijkse controle, mogen de achterzijde van dit formulier gebruiken voor de afgifte van het in ML.A.801 bedoelde certificaat van vrijgave voor gebruik dat overeenstemt met de 100 uren/jaarlijkse controle.

    CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID (voor luchtvaartuigen die voldoen aan deel-ML)

    ARC-referentie: ………..

    Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad:

    [NAAM VAN DE BEVOEGDE AUTORITEIT] (**)

    bevestigt hierbij dat:

    □…..dat zij overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014 een beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd op het volgende luchtvaartuig:

    [of]

    □.….het volgende nieuwe luchtvaartuig:

    Fabrikant luchtvaartuig: …………………….Fabrikantaanduiding: …………………….………………………………

    Registratie luchtvaartuig: ………………………Serienummer luchtvaartuig: …………..….……………………………

    en dat dit luchtvaartuig luchtwaardig is bevonden ten tijde van de beoordeling.

    Datum van afgifte: ………………………………….Vervaldatum: …………………………..…………………………

    Vlieguren casco op de datum van beoordeling (*): …………………………………………..…………………………

    Handtekening: …………………………Vergunning nr. (indien van toepassing): ……….…….………………………….

    [OF]

    [NAAM VAN DE ERKENDE ORGANISATIE, ADRES en REFERENTIE VAN DE ERKENNING] (**)

    [of]

    [VOLLEDIGE NAAM VAN HET CERTIFICERINGSPERSONEEL EN DEEL 66-LICENTIENUMMER (OF NATIONAAL EQUIVALENT)] (**)

    hierbij dat zij overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014 een beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd op het volgende luchtvaartuig:

    Fabrikant luchtvaartuig: ……………………. Fabrikantaanduiding: …………….………………………………………

    Registratie luchtvaartuig: ……………………… Serienr. luchtvaartuig: ………….………….…………………………

    en dat dit luchtvaartuig luchtwaardig is bevonden ten tijde van de beoordeling.

    Datum van afgifte: ……………………………………… Vervaldatum: ………………….…..……………………………

    Vlieguren casco op de datum van de beoordeling (*): ………………………………….……..……………………

    Handtekening: ………………………………… Vergunning nr. (indien van toepassing): …………………………

    ==================================================================

    Eerste verlenging: Het luchtvaartuig voldoet aan de voorwaarden van ML.A.901, onder c), van bijlage V ter (Deel-ML).

    Datum van afgifte: ……………………………………… Vervaldatum: ………………….…..………………………

    Vlieguren casco op de datum van afgifte (*): ……………………………………………..………………………

    Handtekening: ……………………………………………. Vergunning nr.: ………………….……………………

    Naam onderneming: ……………………………………. Referentienr. erkenning: ………………………………

    =================================================================

    Tweede verlenging: Het luchtvaartuig voldoet aan de voorwaarden van ML.A.901, onder c), van bijlage V ter (Deel-ML).

    Datum van afgifte: ……………………………………… Vervaldatum: …………………………………..

    Vlieguren casco op de datum van afgifte (*): ……………………………….…………..………………………………….

    Handtekening: ……………………………………………. Vergunning nr.:…………………………………..

    Naam onderneming: …………………………………. Referentienr. erkenning: ………………………………….

    (*) Behalve ballonnen en zeppelins.

    (**) De uitgever van het formulier kan het op zijn behoeften afstemmen door het schrappen van de naam, de certificeringsverklaring, de vermelding van het luchtvaartuig en de uitgiftegegevens die niet relevant zijn voor het gebruik ervan.

    EASA-formulier 15c, versie 4.

    ▼B




    Aanhangsel III

    image




    Aanhangsel IV

    image




    Aanhangsel V

    Beperkt bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 24

    image




    Aanhangsel VI

    Bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 25

    image




    Aanhangsel VII

    image

    ▼M9




    Aanhangsel VIII

    Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52



    CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN

    1.  Land van vervaardiging

    2.  [LIDSTAAT] (1) Een lidstaat van de Europese Unie (2)

    3.  Verklaring nr.:

    4.  Organisatie

    5.  Type luchtvaartuig

    6.  Typecertificaat nr.:

    7.  Registratie of kenmerking van het luchtvaartuig

    8.  Identificatienr. productieorganisatie:

    9.  Gegevens motor/propeller (3)

    10.  Wijzigingen en/of dienstbulletins (3)

    11.  Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    12.  Concessies

    13.  Uitzonderingen, ontheffingen of afwijkingen (3)

    14.  Opmerkingen

    15.  Bewijs van luchtwaardigheid

    16.  Aanvullende voorschriften

    17.  Conformiteitsverklaring

    Hierbij wordt verklaard dat dit luchtvaartuig volledig beantwoordt aan het ontwerp waarvoor een typecertificaat is afgegeven en aan de in vakken 9, 10, 11, 12 en 13 genoemde punten.

    Het luchtvaartuig kan veilig worden gebruikt.

    Het luchtvaartuig is met bevredigend resultaat in vlucht getest.

    18.  Getekend

    19.  Naam

    20.  Datum (dd/mm/jjjj)

    21.  Erkenningsnummer van de productieorganisatie

    EASA-formulier 52 — Versie 3

    (1) Of „EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

    (2) Schrappen voor niet-EU-lidstaten of het EASA.

    (3) Schrappen wat niet van toepassing is.

    Instructies voor het gebruik van de Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52

    1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

    1.1. Het gebruik van de door de uit hoofde van deel 21, sectie A, subdeel F, producerende fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen wordt beschreven in punt 21.A.130 en de bijhorende aanvaardbare middelen van naleving.

    1.2. Met de krachtens deel 21, sectie A, subdeel G, afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52) wordt beoogd de houder van een toepasselijk certificaat erkenning als productieorganisatie in staat te stellen zijn privilege te laten gelden om een individueel bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig en, desgevraagd, een geluidscertificaat te verkrijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    2.   ALGEMEEN

    2.1. De conformiteitsverklaring moet overeenstemmen met het model, inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

    2.2. De conformiteitsverklaring moet ofwel voorgedrukt ofwel per computer worden gegenereerd; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar worden afgedrukt. Voorgedrukte formuleringen zijn toegestaan overeenkomstig het aangehechte model maar andere certificeringsverklaringen zijn niet toegestaan.

    2.3. De verklaring mag met een typmachine/computer of met de hand worden ingevuld, in blokletters om de tekst gemakkelijk leesbaar te maken. De conformiteitsverklaringen mogen worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer officiële talen van de lidstaat die ze afgeeft.

    2.4. Een afschrift van de verklaring en alle referentiestukken moeten door de erkende productieorganisatie worden bewaard.

    3.   INVULLEN VAN DE CONFORMITEITSVERKLARING DOOR DE OPSTELLER

    3.1. Om van het document een geldige verklaring te maken, moeten alle vakken worden ingevuld.

    3.2. Een conformiteitsverklaring mag niet aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden afgegeven als het ontwerp van het luchtvaartuig en de daarop gemonteerde producten niet zijn goedgekeurd.

    3.3. De in de vakken 9, 10, 11, 12, 13 en 14 in te vullen gegevens mogen een verwijzing zijn naar een apart document dat door de productieorganisatie in haar archieven wordt bewaard, tenzij de bevoegde autoriteit anders beslist.

    3.4. Deze conformiteitsverklaring is niet bedoeld voor artikelen van de uitrusting die gemonteerd zouden moeten zijn teneinde aan de toepasselijke operationele voorschriften te voldoen. Een aantal van die individuele artikelen kunnen evenwel worden opgenomen in vak 10 of in het goedgekeurde typeontwerp. Exploitanten worden derhalve herinnerd aan hun verantwoordelijkheid om de naleving van de toepasselijke operationele voorschriften voor hun eigen particuliere activiteiten te verzekeren.



    Vak 1

    Vul de naam van de lidstaat van vervaardiging in.

    Vak 2

    Vermeld de bevoegde autoriteit die de conformiteitsverklaring afgeeft onder haar gezag.

    Vak 3

    In dit vak moet een uniek serienummer worden voorgedrukt ten behoeve van controle en traceerbaarheid van de verklaring. Voor een computergegenereerd document geldt een uitzondering: het nummer hoeft niet te worden voorgedrukt als de computer is geprogrammeerd om een uniek nummer te produceren en af te drukken.

    Vak 4

    Vermeld de volledige naam en het adres van de organisatie die de verklaring afgeeft. Dit vak mag voorgedrukt zijn. Logo’s e.d. zijn toegestaan als ze in het vak passen.

    Vak 5

    Vermeld het luchtvaartuigtype voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijbehorende gegevensblad.

    Vak 6

    Vermeld referentienummer en datum van afgifte van het typecertificaat voor het desbetreffende luchtvaartuig.

    Vak 7

    Als het luchtvaartuig geregistreerd is, moet hier het registratieteken worden ingevuld. Als het luchtvaartuig niet geregistreerd is, moet hier een teken worden ingevuld dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvaard wordt en, indien van toepassing, door de bevoegde autoriteit van een derde land.

    Vak 8

    Vermeld hier het door de productieorganisatie toegewezen identificatienummer ten behoeve van controle, traceerbaarheid en productondersteuning. Soms wordt hiernaar verwezen als „serienummer van de productieorganisatie” of „nummer van de constructeur”.

    Vak 9

    Schrijf het type motor en propeller voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijhorende gegevensblad. Ook het identificatienummer van de productieorganisatie en de bijbehorende locatie moeten worden vermeld.

    Vak 10

    Vermeld goedgekeurde wijzigingen in het ontwerp van de definitie van het luchtvaartuig.

    Vak 11

    Geef een opsomming van alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen (of equivalente voorschriften) en een verklaring omtrent de naleving hiervan, samen met een beschrijving van de wijze van naleving voor het desbetreffende individuele luchtvaartuig, inclusief producten en gemonteerde onderdelen, uitrustingsstukken en apparatuur. Eventuele toekomstige vereisten wat betreft uitvoeringstermijn moeten worden vermeld.

    Vak 12

    Vermeld goedgekeurde, niet-opzettelijke afwijkingen van het goedgekeurde typeontwerp, waarnaar soms verwezen wordt als „concessies”, „divergenties” of „niet-conforme ontwerpen”.

    Vak 13

    Uitsluitend overeengekomen vrijstellingen, afstandsverklaringen of derogaties mogen hier worden opgenomen.

    Vak 14

    Opmerkingen. Eventuele verklaringen, informatie, bijzondere gegevens of beperkingen die van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Als dergelijke informatie of gegevens ontbreken, vul „GEEN” in.

    Vak 15

    Vermeld „bewijs van luchtwaardigheid” of „beperkt bewijs van luchtwaardigheid”, zoals gevraagd.

    Vak 16

    Bijkomende vereisten zoals meegedeeld door een importerend land moeten in dit vak worden vermeld.

    Vak 17

    De conformiteitsverklaring is geldig als alle vakken van dit formulier zijn ingevuld. Een kopie van het testvluchtrapport moet samen met eventueel geregistreerde defecten en rectificatiegegevens worden bewaard door de houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie. Het rapport moet worden ondertekend als voldoende door het geschikte certificeringspersoneel en een lid van de bemanning, bv. de testpiloot of de boordwerkdeskundige tijdens de testvlucht. De uitgevoerde testvluchten gebeuren overeenkomstig het element kwaliteitsbeheer van het productiesysteem, zoals vastgesteld in punt 21.A.139 en met name punt d), 1), vi), teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig conform is met de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt.

    De lijst van artikelen die worden verstrekt (of beschikbaar gesteld) om te voldoen aan de aspecten van deze verklaring die betrekking hebben op de veilige exploitatie van het luchtvaartuig, moet worden bewaard door de houder van het certificaat erkenning als productieorganisatie.

    Vak 18

    De conformiteitsverklaring mag worden ondertekend door de persoon die daartoe geautoriseerd is door de houder van de erkenning als productieorganisatie in overeenstemming met punt 21.A.145, d). Gebruik van een stempel is niet toegestaan.

    Vak 19

    Vermeld hier de naam van de ondertekenaar in een leesbare vorm, gedrukt of getypt.

    Vak 20

    Vermeld hier de datum waarop de conformiteitsverklaring is ondertekend.

    Vak 21

    Vermeld hier het door de bevoegde instantie verstrekte erkenningsnummer.

    ▼B




    Aanhangsel IX

    image

    CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK — EASA-FORMULIER 53

    INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN

    Het vak KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN op EASA-formulier 53 moet een verwijzing bevatten naar de goedgekeurde gegevens die gebruikt zijn om de werkzaamheden uit te voeren.

    Het vak LOCATIE op EASA-formulier 53 verwijst naar de plaats waar het onderhoud is gepleegd, niet de plaats waar de organisatie haar faciliteiten heeft (indien verschillend).

    ▼M9




    Aanhangsel X

    Certificaat erkenning als productieorganisatie — EASA-formulier 55

    Certificaten erkenning als productieorganisatie waarnaar in subdeel G van bijlage I (deel 21) wordt verwezen



    [LIDSTAAT] (1)

    Een lid van de Europese Unie (2)

    CERTIFICAAT ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    Referentie: [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX

    Overeenkomstig de voorlopig van kracht zijnde Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 748/2012 en met inachtneming van de hierna gespecificeerde voorwaarden, certificeert [BEVOEGDE AUTORITEIT VAN DE LIDSTAAT] hierbij:

    [NAAM EN ADRES ORGANISATIE]

    als een productieorganisatie met erkenning overeenkomstig bijlage I (deel 21), sectie A, van Verordening (EU) nr. 748/2012 voor de productie van de in de bijgaand erkenningsschema vermelde producten, onderdelen en uitrustingsstukken en voor het onder bovenstaande referentienummers afgeven van de bijbehorende certificaten.

    VOORWAARDEN:

    1.  De erkenning wordt beperkt tot hetgeen is gespecificeerd in de bijgevoegde erkenningsvoorwaarden.

    2.  Voor deze erkenning moet worden voldaan aan de in het handboek van de erkende productieorganisatie gespecificeerde procedures.

    3.  Deze erkenning is geldig zolang de erkende productieorganisatie blijft voldoen aan bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012.

    4.  Behoudens overeenstemming met de voorafgaande voorwaarden, blijft deze erkenning geldig voor een onbepaalde periode tot ze wordt ingeleverd, vervangen, opgeschort of ingetrokken.

    Datum van eerste afgifte: …

    Datum van deze herziening: …

    Herziening nr.: …

    Handtekening: …

    Voor de bevoegde autoriteit: [IDENTIFICATIE VAN DE BEVOEGDE AUTORITEIT (1)]

    EASA-formulier 55 a — Versie 3

    (1) Of „EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

    (2) Schrappen voor niet-EU-lidstaten.



    [LIDSTAAT] (1)

    Een lid van de Europese Unie (2)

    Erkenningsvoorwaarden

    TA: [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX

    Dit document hoort bij erkenning als productieorganisatie nummer [CODE LIDSTAAT (1)].21G.XXXX, afgegeven aan:

    Naam organisatie:

    Rubriek 1. WERKZAAMHEDEN

    PRODUCTIE VAN

    PRODUCTEN/CATEGORIEËN

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Voor details en beperkingen, zie het handboek van de productieorganisatie, deel XXX.

    Rubriek 2. VESTIGINGEN:

    Rubriek 3. BEVOEGDHEDEN:

     

    De productieorganisatie heeft het recht om, binnen de erkenningsvoorwaarden en in overeenstemming met de procedures van haar handboek, de bevoegdheden beschreven in punt 21.A.163 uit te oefenen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

    [alleen toepasselijke tekst]

    Voordat het ontwerp van het product is goedgekeurd, mag EASA-formulier 1 uitsluitend voor conformiteitsdoeleinden worden afgegeven.

    Een conformiteitsverklaring mag niet worden afgegeven voor een niet goedgekeurd luchtvaartuig.

    Onderhoud mag worden uitgevoerd tot conformiteit met de onderhoudsvoorschriften is vereist, in overeenstemming met het handboek van de productieorganisatie, deel XXX.

    Vliegvergunningen mogen worden afgegeven overeenkomstig het handboek van de productieorganisatie, deel YYY.

    Datum van eerste afgifte:

    Handtekening:

    Datum van deze herziening:

     

    Herziening nr.:

    Voor [IDENTIFICATIE BEVOEGDE INSTANTIE (1)]

    EASA-formulier 55 b — Versie 3

    (1) Of „EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

    (2) Schrappen voor niet-EU-lidstaten.




    Aanhangsel XI

    Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie — EASA-formulier 65

    Akkoordverklaring waarnaar in subdeel F van bijlage I (deel 21) wordt verwezen



    [LIDSTAAT] (1)

    Een lid van de Europese Unie (2)

    AKKOORDVERKLARING VOOR PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

    [NAAM AANVRAGER]

    [HANDELSNAAM (indien verschillend van de naam van de aanvrager)]

    [VOLLEDIG POSTADRES AANVRAGER]

    Datum (dag, maand, jaar)

    Referentie: [CODE LIDSTAAT (2)].21F.XXXX

    Geachte heer/mevrouw [naam van de aanvrager],

    Uw productiecontrolesysteem is geëvalueerd en blijkt te voldoen aan sectie A, subdelen A en F, van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie.

    Daarom gaan wij ermee akkoord, onder de hieronder vermelde voorwaarden, dat het aantonen van de conformiteit van de hieronder genoemde producten, onderdelen en uitrustingsstukken kan geschieden overeenkomstig sectie A, subdeel F, van bijlage I(deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

    Aantal eenheden

    Artikelnr.

    Serienr.

     

     

    LUCHTVAARTUIG

    ONDERDELEN

    De volgende voorwaarden zijn van toepassing op deze akkoordverklaring:

    1)  De verklaring is geldig zolang [naam organisatie] blijft voldoen aan sectie A, subdelen A en F, van bijlage I (deel 21) van Verordening (EU) nr. 748/2012.

    2)  Er moet worden voldaan aan de procedures in het handboek van [naam organisatie] ref./uitgavedatum …

    3)  De verklaring vervalt op …

    4)  De door [naam organisatie] overeenkomstig punt 21.A.130 van Verordening (EU) nr. 748/2012 afgegeven conformiteitsverklaring moet door de autoriteit die deze akkoordverklaring afgeeft, worden gevalideerd in overeenstemming met de procedure … van het bovengenoemde handboek.

    5)  [Naam organisatie] brengt de autoriteit die deze akkoordverklaring afgeeft onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in het productiecontrolesysteem die van invloed kunnen zijn op de inspectie, de conformiteit of de luchtwaardigheid van de in deze akkoordverklaring opgesomde producten en onderdelen.

    Voor de bevoegde autoriteit: [IDENTIFICATIE BEVOEGDE AUTORITEIT (1) (2)]

    Datum en handtekening

    EASA-formulier 65 — Versie 3

    (1) Of „EASA” als het EASA de bevoegde autoriteit is.

    (2) Schrappen voor niet-EU-lidstaten.

    ▼M3




    Aanhangsel XII

    Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven

    A.    Algemeen

    In dit aanhangsel worden de nodige kwalificaties vastgesteld voor cockpitbemanningsleden die betrokken zijn bij het uitvoeren van vliegproeven met volgens CS-23 voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van ten minste 2 000  kg, CS-25, CS-27, CS-29 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften gecertificeerde of te certificeren luchtvaartuigen.

    B.    Definities

    1.

    „Boordwerktuigkundige voor vliegproeven” : boordwerktuigkundige die betrokken is bij vliegproeven op de grond en in de lucht.

    2.

    „Hoofdboordwerktuigkundige voor vliegproeven” : boordwerktuigkundige die aan boord van een luchtvaartuig wordt ingezet voor het uitvoeren van vliegproeven of voor het ondersteunen van de piloot tijdens de bediening van het luchtvaartuig en zijn systemen tijdens vliegproefactiviteiten.

    3.

    „Vliegproeven” :

    3.1. 

    vluchten tijdens de ontwikkelingsfase van een nieuw ontwerp (luchtvaartuig, voortstuwingssystemen, onderdelen en uitrustingsstukken);

    3.2. 

    vluchten om overeenstemming met de certificeringsbasis of het typeontwerp aan te tonen;

    3.3. 

    vluchten om nieuwe ontwerpconcepten te testen, waarbij ongebruikelijke manoeuvres of profielen nodig zijn en de reeds goedgekeurde begrenzingen van het luchtvaartuig eventueel moeten worden overschreden;

    3.4. 

    opleidingsvluchten voor vliegproeven.

    C.    Categorieën vliegproeven

    1.    Algemeen

    De onderstaande beschrijvingen gelden voor vluchten die worden uitgevoerd door ontwerp- en productieorganisaties volgens bijlage I (deel 21).

    2.    Toepassingsgebied

    Als voor een vliegproef meer dan één luchtvaartuig wordt ingezet, wordt elk luchtvaartuig afzonderlijk op grond van deze bijlage beoordeeld om vast te stellen of het om een vliegproef gaat en zo ja, van welke categorie.

    Alleen de vluchten als bedoeld onder B, punt 3, vallen binnen het toepassingsgebied van dit aanhangsel.

    3.    Categorieën vliegproeven

    Vliegproeven omvatten de volgende vier categorieën:

    3.1. 

    Categorie één (1)

    a) 

    Eerste vlucht(en) van een nieuw type luchtvaartuig of van een luchtvaartuig waarvan de vliegeigenschappen aanzienlijk zijn gewijzigd;

    b) 

    vluchten waarbij mogelijk vliegeigenschappen aan het licht kunnen komen die sterk verschillen van de al bekende eigenschappen;

    c) 

    vluchten waarbij nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken of -technieken worden onderzocht;

    d) 

    vluchten waarbij de operationele begrenzingen worden vastgesteld of uitgebreid;

    e) 

    vluchten waarbij de gereglementeerde prestaties, de vliegeigenschappen en de bestuurbaarheid worden vastgesteld tegen de operationele begrenzingen aan;

    f) 

    opleidingen voor vliegproeven van categorie 1.

    3.2. 

    Categorie twee (2)

    a) 

    Vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 met een luchtvaartuig waarvan het type nog niet is gecertificeerd;

    b) 

    vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 met een luchtvaartuig waarvan het type al is gecertificeerd, nadat een nog niet goedgekeurde wijziging is doorgevoerd waardoor:

    i) 

    het algemene gedrag van het luchtvaartuig moet worden beoordeeld, of

    ii) 

    ingeval er een nieuw of gewijzigd systeem actief of noodzakelijk is, de basisprocedures voor de bemanning moeten worden beoordeeld, of

    iii) 

    doelbewust moet worden gevlogen buiten de goedgekeurde operationele begrenzingen, maar binnen de onderzochte vluchtbegrenzingen.

    c) 

    opleidingen voor vliegproeven van categorie 2.

    3.3. 

    Categorie drie (3)

    Vluchten voor de afgifte van een conformiteitsverklaring voor nieuwe luchtvaartuigen, waarbij de grenzen van het typecertificaat of het vlieghandboek niet worden overschreden

    3.4. 

    Categorie vier (4)

    Vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 of 2 met een luchtvaartuig waarvan het type al is gecertificeerd, nadat een nog niet goedgekeurde ontwerpwijziging is doorgevoerd.

    D.    Bekwaamheid en ervaring van piloten en hoofdboordwerktuigkundigen voor vliegproeven

    1.    Algemeen

    Piloten en hoofdboordwerktuigkundigen voor vliegproeven beschikken over de bekwaamheden en de ervaring in onderstaande tabel.



     

    Categorieën vliegproeven

    Luchtvaartuig

    1

    2

    3

    4

    CS-23-commuter of luchtvaartuig met een duiksnelheid (Md) hoger dan 0,6 of een maximale hoogte boven 7 260  m (25 000 voet), CS-25, CS-27, CS-29 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften

    Bekwaamheidsniveau 1

    Bekwaamheidsniveau 2

    Bekwaamheidsniveau 3

    Bekwaamheidsniveau 4

    Andere CS-23 met een maximale startmassa van 2 000  kg of meer

    Bekwaamheidsniveau 2

    Bekwaamheidsniveau 2

    Bekwaamheidsniveau 3

    Bekwaamheidsniveau 4

    1.1.   Bekwaamheidsniveau 1:

    1.1.1. Piloten voldoen aan de vereisten van bijlage I (deel-FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie ( 7 ).

    1.1.2. De hoofdboordwerktuigkundige voor vliegproeven:

    a) 

    heeft met succes een opleidingscursus voor bekwaamheidsniveau 1 gevolgd, en

    b) 

    heeft ten minste 100 uur vliegervaring, met inbegrip van opleidingen voor vliegproeven.

    1.2.   Bekwaamheidsniveau 2:

    1.2.1. Piloten voldoen aan de vereisten van bijlage I (deel-FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011.

    1.2.2. De hoofdboordwerktuigkundige voor vliegproeven:

    a) 

    heeft met succes een opleidingscursus voor bekwaamheidsniveau 1 of 2 gevolgd, en

    b) 

    heeft ten minste 50 uur vliegervaring, met inbegrip van opleidingen voor vliegproeven.

    De opleidingscursussen voor hoofdboordwerktuigkundigen van bekwaamheidsniveau 1 of 2 omvatten ten minste de volgende onderwerpen:

    i) 

    prestaties;

    ii) 

    stabiliteit en besturings-/vliegkenmerken;

    iii) 

    systemen;

    iv) 

    testbeheer, en

    v) 

    risico-/veiligheidsbeheer.

    1.3.   Bekwaamheidsniveau 3:

    1.3.1. Piloten hebben een geldige vergunning voor de geteste luchtvaartuigcategorie die is afgegeven overeenkomstig deel-FCL en hebben ten minste een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot. Bovendien heeft de gezagvoerder:

    a) 

    een bevoegdverklaring voor vliegproeven, of

    b) 

    ten minste 1 000 uur vliegervaring als gezagvoerder van luchtvaartuigen met vergelijkbare complexiteit en kenmerken, en

    c) 

    met elke klasse of elk type van luchtvaartuig deelgenomen aan alle vluchten van het programma voor de afgifte van het individuele luchtwaardigheidscertificaat voor ten minste vijf vliegtuigen.

    1.3.2. De hoofdboordwerktuigkundige voor vliegproeven:

    a) 

    heeft bekwaamheidsniveau 1 of 2 gehaald, of

    b) 

    heeft heel wat relevante ervaring opgedaan, en

    c) 

    heeft deelgenomen aan alle vluchten van het programma voor de afgifte van het individuele luchtwaardigheidscertificaat voor ten minste vijf vliegtuigen.

    1.4.   Bekwaamheidsniveau 4:

    1.4.1. Piloten hebben een geldige vergunning voor de geteste luchtvaartuigcategorie die is afgegeven overeenkomstig deel-FCL en hebben ten minste een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot. De gezagvoerder is bovendien houder van een bevoegdverklaring voor vliegproeven of heeft ten minste 1 000 uur vliegervaring als gezagvoerder van luchtvaartuigen met vergelijkbare complexiteit en kenmerken.

    1.4.2. De bekwaamheden en de ervaring van hoofdboordwerktuigkundigen zijn vastgesteld in het operationeel handboek voor vliegproeven.

    2.    Hoofdboordwerktuigkundigen voor vliegproeven

    Hoofdboordwerktuigkundigen voor vliegproeven krijgen een vergunning van de organisatie waarbij zij in dienst zijn, met vermelding van hun takenpakket binnen de organisatie. De vergunning bevat de volgende gegevens:

    a) 

    naam;

    b) 

    geboortedatum;

    c) 

    ervaring en opleiding;

    d) 

    positie in de organisatie;

    e) 

    toepassingsgebied van de vergunning;

    f) 

    datum van eerste afgifte van de vergunning;

    g) 

    indien van toepassing, vervaldatum van de vergunning, en

    h) 

    identificatienummer van de vergunning.

    Hoofdboordwerktuigkundigen voor vliegproeven worden alleen voor een specifieke vlucht benoemd als zij fysiek en mentaal geschikt zijn om hun taken en verantwoordelijkheden veilig uit te voeren.

    De organisatie stelt alle relevante gegevens over de vergunningen beschikbaar voor de houders ervan.

    E.    Bekwaamheid en ervaring van andere boordwerktuigkundigen voor vliegproeven.

    Voor zover van toepassing, beschikken andere boordwerktuigkundigen die zich tijdens vliegproeven boord van het luchtvaartuig bevinden over de nodige ervaring en opleiding voor de taken die zij als bemanningsleden moeten uitvoeren, overeenkomstig het operationeel handboek voor vliegproeven.

    De organisatie stelt alle relevante gegevens met betrekking tot de vluchtactiviteiten beschikbaar voor de desbetreffende boordwerktuigkundige voor vliegproeven.

    ▼M12




    BIJLAGE IB

    Inhoudsopgave

    21L.1

    Toepassingsgebied

    21L.2

    Bevoegde autoriteit

    SECTIE A —

    TECHNISCHE EISEN

    SUBDEEL A —

    ALGEMENE BEPALINGEN

    21L.A.1

    Toepassingsgebied

    21L.A.2

    Verplichtingen en acties van andere personen dan de aanvrager of houder van een certificaat of de declarant die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp aflegt

    21L.A.3

    Meldingssysteem

    21L.A.4

    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    21L.A.5

    Samenwerking tussen ontwerp en productie

    21L.A.6

    Markering

    21L.A.7

    Registratie van gegevens

    21L.A.8

    Handboeken

    21L.A.9

    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    21L.A.10

    Toegang en onderzoek

    21L.A.11

    Bevindingen en opmerkingen

    21L.A.12

    Wijzen van naleving

    SUBDEEL B —

    TYPECERTIFICATEN

    21L.A.21

    Toepassingsgebied

    21L.A.22

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.23

    Bewijs van ontwerpbekwaamheid

    21L.A.24

    Aanvraag van een typecertificaat

    21L.A.25

    Bewijs van naleving

    21L.A.26

    Typeontwerp

    21L.A.27

    Eisen voor de afgifte van een typecertificaat

    21L.A.28

    Verplichtingen van een houder van een typecertificaat

    21L.A.29

    Overdraagbaarheid van een typecertificaat

    21L.A.30

    Blijvende geldigheid van een typecertificaat

    SUBDEEL C —

    VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING VAN EEN LUCHTVAARTUIG MET HET ONTWERP

    21L.A.41

    Toepassingsgebied

    21L.A.42

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.43

    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    21L.A.44

    Nalevingsactiviteiten voor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    21L.A.45

    Gedetailleerde technische specificaties en milieubeschermingseisen die van toepassing zijn op luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    21L.A.46

    Ontwerpgegevens van het luchtvaartuig

    21L.A.47

    Verplichtingen van de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    21L.A.48

    Niet-overdraagbaarheid van een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuigontwerp

    SUBDEEL D —

    WIJZIGINGEN VAN TYPECERTIFICATEN

    21L.A.61

    Toepassingsgebied

    21L.A.62

    Standaardwijzigingen

    21L.A.63

    Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

    21L.A.64

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.65

    Aanvraag voor een wijziging van een typecertificaat

    21L.A.66

    Bewijs van naleving

    21L.A.67

    Eisen voor de goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat

    21L.A.68

    Eisen voor de goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21L.A.69

    Goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat op grond van een bevoegdheid

    21L.A.70

    Verplichtingen met betrekking tot geringe wijzigingen van een typecertificaat

    SUBDEEL E —

    AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21L.A.81

    Toepassingsgebied

    21L.A.82

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.83

    Bewijs van ontwerpbekwaamheid

    21L.A.84

    Aanvraag van een aanvullend typecertificaat

    21L.A.85

    Bewijs van naleving

    21L.A.86

    Eisen voor de goedkeuring van een aanvullend typecertificaat

    21L.A.87

    Goedkeuring van een aanvullend typecertificaat op grond van een bevoegdheid

    21L.A.88

    Verplichtingen van een houder van een aanvullend typecertificaat

    21L.A.89

    Overdraagbaarheid van een aanvullend typecertificaat

    21L.A.90

    Blijvende geldigheid van een aanvullend typecertificaat

    21L.A.91

    Wijzigingen van een deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

    SUBDEEL F —

    WIJZIGINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS AFGELEGD

    21L.A.101

    Toepassingsgebied

    21L.A.102

    Standaardwijzigingen

    21L.A.103

    Classificatie van wijzigingen van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    21L.A.104

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.105

    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor geringe wijzigingen

    21L.A.106

    Verplichtingen van de persoon die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een geringe wijziging aflegt

    21L.A.107

    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een ingrijpende wijziging

    21L.A.108

    Nalevingsactiviteiten voor verklaringen van overeenstemming voor een ingrijpende wijziging

    SUBDEEL G —

    VERKLAARDE PRODUCTIEORGANISATIES

    21L.A.121

    Toepassingsgebied

    21L.A.122

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.123

    Verklaring van productiebekwaamheid

    21L.A.124

    Beheersysteem voor productie

    21L.A.125

    Middelen van de verklaarde productieorganisatie

    21L.A.126

    Toepassingsgebied van de werkzaamheden

    21L.A.127

    Verplichtingen van de verklaarde productieorganisatie

    21L.A.128

    Kennisgeving van wijzigingen en stopzetting van de activiteiten

    SUBDEEL H —

    BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21L.A.141

    Toepassingsgebied

    21L.A.142

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.143

    Aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    21L.A.144

    Verplichtingen van de aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    21L.A.145

    Overdraagbaarheid en heruitgifte van een bewijs van luchtwaardigheid en een beperkt bewijs van luchtwaardigheid in lidstaten

    21L.A.146

    Blijvende geldigheid van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    SUBDEEL I —

    GELUIDSCERTIFICATEN EN BEPERKTE GELUIDSCERTIFICATEN

    21L.A.161

    Toepassingsgebied

    21L.A.162

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.163

    Toepassing

    21L.A.164

    Overdraagbaarheid en heruitgifte van geluidscertificaten en beperkte geluidscertificaten in lidstaten

    21L.A.165

    Blijvende geldigheid van een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat

    SUBDEEL J —

    VERKLAARDE ONTWERPORGANISATIES

    21L.A.171

    Toepassingsgebied

    21L.A.172

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.173

    Verklaring van ontwerpbekwaamheid

    21L.A.174

    Beheersysteem voor ontwerp

    21L.A.175

    Middelen van de verklaarde ontwerporganisatie

    21L.A.176

    Toepassingsgebied van de werkzaamheden

    21L.A.177

    Verplichtingen van de verklaarde ontwerporganisatie

    21L.A.178

    Kennisgeving van wijzigingen en stopzetting van de activiteiten

    SUBDEEL K —

    ONDERDELEN

    21L.A.191

    Toepassingsgebied

    21L.A.192

    Bewijzen van overeenstemming

    21L.A.193

    Vrijgave van onderdelen voor installatie

    SUBDEEL M —

    ONTWERP VAN REPARATIES VAN TYPEGECERTIFICEERDE PRODUCTEN

    21L.A.201

    Toepassingsgebied

    21L.A.202

    Standaardreparaties

    21L.A.203

    Classificatie van ontwerpen van reparaties van een typegecertificeerd product

    21L.A.204

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.205

    Aanvraag voor de goedkeuring van een ontwerp van een reparatie van een typegecertificeerd product

    21L.A.206

    Bewijs van naleving

    21L.A.207

    Eisen voor de goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie

    21L.A.208

    Eisen voor de goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    21L.A.209

    Goedkeuring van een reparatieontwerp op grond van een bevoegdheid

    21L.A.210

    Verplichtingen van een houder van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    21L.A.211

    Niet-gerepareerde schade

    SUBDEEL N —

    ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS AFGELEGD

    21L.A.221

    Toepassingsgebied

    21L.A.222

    Standaardreparaties

    21L.A.223

    Classificatie van ontwerpen van reparaties van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    21L.A.224

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.225

    Verklaring van overeenstemming met ontwerpen van geringe reparaties

    21L.A.226

    Verklaring van overeenstemming met ontwerpen van ingrijpende reparaties

    21L.A.227

    Nalevingsactiviteiten voor verklaringen van overeenstemming voor een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    21L.A.228

    Verplichtingen van de declarant van een verklaring van overeenstemming met een reparatieontwerp

    21L.A.229

    Niet-gerepareerde schade

    SUBDEEL O —

    ETSO-AUTORISATIES

    SUBDEEL P —

    VLIEGVERGUNNING

    21L.A.241

    Vliegvergunning en vluchtvoorwaarden

    SUBDEEL Q —

    IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN EN ONDERDELEN

    21L.A.251

    Toepassingsgebied

    21L.A.252

    Ontwerp van markeringen

    21L.A.253

    Identificatie van producten

    21L.A.254

    Behandeling van de identificatiegegevens

    21L.A.255

    Identificatie van onderdelen

    SUBDEEL R —

    CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN EN CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK (EASA-FORMULIER 1) VOOR MOTOREN EN PROPELLERS, OF ONDERDELEN DAARVAN, DIE BEANTWOORDEN AAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.A.271

    Toepassingsgebied

    21L.A.272

    Aanvaardbaarheid

    21L.A.273

    Productiecontrolesysteem

    21L.A.274

    Afgifte van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1)

    21L.A.275

    Verplichtingen van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeeft

    SECTIE B —

    PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

    SUBDEEL A —

    ALGEMENE BEPALINGEN

    21L.B.11

    Toezichtsdocumentatie

    21L.B.12

    Uitwisseling van informatie

    21L.B.13

    Informatieverstrekking aan het Agentschap

    21L.B.14

    Van niet-lidstaten ontvangen luchtwaardigheidsaanwijzingen

    21L.B.15

    Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

    21L.B.16

    Beheersysteem

    21L.B.17

    Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

    21L.B.18

    Wijzigingen in het beheersysteem

    21L.B.19

    Oplossing van geschillen

    21L.B.20

    Registratie van gegevens

    21L.B.21

    Bevindingen en opmerkingen

    21L.B.22

    Handhavingsmaatregelen

    21L.B.23

    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    21L.B.24

    Wijzen van naleving

    SUBDEEL B —

    TYPECERTIFICATEN

    21L.B.41

    Certificeringsspecificaties

    21L.B.42

    Eerste onderzoek

    21L.B.43

    Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat

    21L.B.44

    Bijzondere voorwaarden

    21L.B.45

    Aanwijzing van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat

    21L.B.46

    Onderzoek

    21L.B.47

    Afgifte van een typecertificaat

    21L.B.48

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een typecertificaat is afgegeven

    21L.B.49

    Overdracht van een typecertificaat

    SUBDEEL C —

    VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.B.61

    Gedetailleerde technische specificaties en toepasselijke milieubeschermingseisen voor verklaringen van overeenstemming met het ontwerp van een product

    21L.B.62

    Eerste toezichtsonderzoek

    21L.B.63

    Registratie van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    21L.B.64

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen waarvoor verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    SUBDEEL D —

    WIJZIGINGEN VAN TYPECERTIFICATEN

    21L.B.81

    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21L.B.82

    Onderzoek en afgifte van een goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat

    21L.B.83

    Onderzoek van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21L.B.84

    Afgifte van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    21L.B.85

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van gewijzigde producten waarvoor een typecertificaat is afgegeven

    SUBDEEL E —

    AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21L.B.101

    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een aanvullend typecertificaat

    21L.B.102

    Onderzoek

    21L.B.103

    Afgifte van een aanvullend typecertificaat

    21L.B.104

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een aanvullend typecertificaat is afgegeven

    SUBDEEL F —

    WIJZIGINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS AFGELEGD

    21L.B.121

    Eerste toezichtsonderzoek van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp van een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    21L.B.122

    Registratie van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een ingrijpende wijziging van een luchtvaartuigontwerp

    21L.B.123

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van een gewijzigd luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    SUBDEEL G —

    VERKLAARDE PRODUCTIEORGANISATIES

    21L.B.141

    Eerste toezichtsonderzoek

    21L.B.142

    Registratie van een verklaring van productiebekwaamheid

    21L.B.143

    Toezicht

    21L.B.144

    Toezichtsprogramma

    21L.B.145

    Toezichtsactiviteiten

    21L.B.146

    Wijzigingen van een verklaring

    SUBDEEL H —

    BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21L.B.161

    Onderzoek

    21L.B.162

    Afgifte of wijziging van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    21L.B.163

    Toezicht

    SUBDEEL I —

    GELUIDSCERTIFICATEN

    21L.B.171

    Onderzoek

    21L.B.172

    Afgifte of wijziging van geluidscertificaten

    21L.B.173

    Toezicht

    SUBDEEL J —

    VERKLAARDE ONTWERPORGANISATIES

    21L.B.181

    Eerste toezichtsonderzoek

    21L.B.182

    Registratie van een verklaring van ontwerpbekwaamheid

    21L.B.183

    Toezicht

    21L.B.184

    Toezichtsprogramma

    21L.B.185

    Toezichtsactiviteiten

    21L.B.186

    Wijzigingen van een verklaring

    SUBDEEL K —

    ONDERDELEN

    SUBDEEL M —

    ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN TYPEGECERTIFICEERDE PRODUCTEN

    21L.B.201

    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een goedkeuring van een reparatieontwerp

    21L.B.202

    Onderzoek en afgifte van een goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie

    21L.B.203

    Onderzoek van een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    21L.B.204

    Afgifte van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    21L.B.205

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een reparatieontwerp is goedgekeurd

    21L.B.206

    Niet-gerepareerde schade

    SUBDEEL N —

    ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS AFGELEGD

    21L.B.221

    Eerste toezichtsonderzoek van een verklaring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    21L.B.222

    Registratie van een verklaring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    21L.B.223

    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van een reparatieontwerp waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    SUBDEEL O —

    ETSO-AUTORISATIES

    SUBDEEL P —

    VLIEGVERGUNNING

    21L.B.241

    Onderzoek voorafgaand aan de afgifte van een vliegvergunning

    21L.B.242

    Onderzoek voorafgaand aan de afgifte van de vluchtvoorwaarden

    SUBDEEL Q —

    IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN EN ONDERDELEN

    SUBDEEL R —

    CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN EN CERTIFICATEN VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK (EASA-FORMULIER 1) VOOR MOTOREN EN PROPELLERS, EN ONDERDELEN DAARVAN, DIE BEANTWOORDEN AAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.B.251

    Toezicht

    21L.B.252

    Toezichtsprogramma

    21L.B.253

    Toezichtsactiviteiten

    Aanhangsels van bijlage Ib

    ▼M13

    21L.1    Toepassingsgebied

    a) 

    Sectie A van deze bijlage (deel 21 Light) bevat bepalingen betreffende de rechten en plichten van de volgende personen die hun hoofdvestiging in een lidstaat hebben:

    1. 

    de aanvrager en houder van een overeenkomstig deze bijlage afgegeven of af te geven certificaat;

    2. 

    natuurlijke personen en rechtspersonen die overeenkomstig deze bijlage een verklaring afleggen van overeenstemming met het ontwerp, of van ontwerp- of productiecapaciteit, of die voornemens zijn een dergelijke verklaring af te leggen;

    3. 

    de ondertekenaar van een conformiteitsverklaring voor een luchtvaartuig, of een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1) voor een overeenkomstig deze bijlage geproduceerd(e) motor, propeller of onderdeel.

    b) 

    In Sectie B van deze bijlage zijn de bepalingen vastgesteld betreffende de certificering, het toezicht en de handhaving door het Agentschap en de nationale bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze bijlage en de eisen waaraan hun administratie- en beheersystemen in verband met de uitoefening van deze taken moeten voldoen.

    21L.2    Bevoegde autoriteit

    In deze bijlage wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”:

    a) 

    voor sectie A, subdeel A,

    1. 

    voor ontwerporganisaties, het Agentschap;

    2. 

    voor een productieorganisatie, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de hoofdvestiging van de organisatie is gevestigd; of het Agentschap, als de verantwoordelijkheid opnieuw aan het Agentschap is toegewezen overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139;

    b) 

    voor sectie A, subdelen B, C, D, E, F, J, K, M, N en Q, het Agentschap;

    c) 

    voor sectie A, subdelen G, H, I en R, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de hoofdvestiging van de organisatie zich bevindt; of het Agentschap, als de verantwoordelijkheid opnieuw aan het Agentschap is toegewezen overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139;

    d) 

    voor sectie A, subdeel P:

    1. 

    voor in een lidstaat geregistreerde luchtvaartuigen, de door de lidstaat van registratie aangewezen autoriteit;

    2. 

    voor niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften voor identificatieaanduidingen uitvaardigde;

    3. 

    voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden in verband met de veiligheid van het ontwerp, het Agentschap.

    ▼M12

    SECTIE A

    TECHNISCHE EISEN

    SUBDEEL A –   ALGEMENE BEPALINGEN

    21L.A.1    Toepassingsgebied

    In deze sectie zijn de algemene rechten en verplichtingen vastgesteld die van toepassing zijn op:

    a) 

    de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven;

    b) 

    een declarant van ontwerp- of productiebekwaamheid of van overeenstemming met het ontwerp, en

    c) 

    een natuurlijke of rechtspersoon die een conformiteitsverklaring afgeeft voor een luchtvaartuig of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) voor geproduceerde motoren, propellers of onderdelen.

    21L.A.2    Verplichtingen en acties van andere personen dan de aanvrager of houder van een certificaat of de declarant die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp aflegt

    De acties en verplichtingen die overeenkomstig deze sectie moeten worden uitgevoerd door de houder of aanvrager van een certificaat voor een product of onderdeel of door de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, mogen in zijn naam worden uitgevoerd door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, op voorwaarde dat de verplichtingen van de aanvrager, houder of declarant naar behoren worden en zullen worden vervuld.

    21L.A.3    Meldingssysteem

    a) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, moet elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van of een aanvraag heeft gedaan voor een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of elk ander certificaat dat krachtens deze bijlage wordt geacht te zijn afgegeven, of die een verklaring van overeenstemming met een luchtvaartuigontwerp, ontwerpwijziging of reparatieontwerp heeft afgelegd krachtens deze bijlage:

    1. 

    een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van voorvalmeldingen opzetten en onderhouden om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig punt 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren. Het meldingssysteem omvat:

    i) 

    meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die een nadelig effect hebben of kunnen hebben op de blijvende luchtwaardigheid van het product of het onderdeel waarvoor het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of om het even welk ander relevant certificaat krachtens deze bijlage wordt geacht te zijn afgegeven, of waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd krachtens deze bijlage;

    ii) 

    meldingen van fouten, bijna-ongevallen en gevaren die niet onder punt i) vallen;

    2. 

    aan bekende exploitanten van het product of onderdeel en, op verzoek, aan elke persoon die op grond van andere uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen is gemachtigd, informatie verstrekken over het overeenkomstig punt a), 1, opgezette systeem en over de wijze waarop meldingen van en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere in punt a), 1, i), vermelde voorvallen moeten worden verstrekt;

    3. 

    aan het Agentschap melding doen van alle hem bekende gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen met betrekking tot een product of onderdeel waarvoor een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of om het even welk ander relevant certificaat wordt geacht te zijn afgegeven krachtens deze bijlage, of waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd krachtens deze bijlage, en die hebben geleid of zouden kunnen leiden tot een onveilige toestand.

    b) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, moet elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een verklaring van productiebekwaamheid heeft afgelegd in het kader van subdeel G van deze bijlage of die een product of onderdeel produceert in het kader van subdeel R van deze bijlage:

    1. 

    een systeem opzetten en onderhouden voor het verzamelen en beoordelen van interne voorvalmeldingen, met inbegrip van meldingen van interne fouten, bijna-ongevallen en gevaren, om ongunstige trends vast te stellen of tekortkomingen aan te pakken en om voorvallen waarvan de melding overeenkomstig de punten 2 en 3 verplicht is en voorvallen die vrijwillig worden gemeld, te extraheren;

    2. 

    aan de bevoegde houder van de ontwerpgoedkeuring of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp alle gevallen melden van producten of onderdelen die door hem zijn vrijgegeven en nadien mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens blijken te vertonen, en samen met de houder van de ontwerpgoedkeuring of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;

    3. 

    aan het Agentschap en, in voorkomend geval, de overeenkomstig 21L.2 bevoegde autoriteit van de lidstaat de overeenkomstig punt 2 van 21L.A.3, punt b), geïdentificeerde afwijkingen melden die kunnen leiden tot een onveilige toestand;

    4. 

    als hij optreedt als leverancier voor een andere productieorganisatie, aan die andere organisatie alle gevallen melden waarin hij producten of onderdelen aan die organisatie heeft vrijgegeven en nadien heeft vastgesteld dat ze mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens vertonen.

    De in 21.A.3A, punt b), van bijlage I vastgestelde rapportageverplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring als productieorganisatie hebben ook betrekking op voorvallen in verband met producten en onderdelen die geproduceerd zijn volgens ontwerpgegevens die overeenkomstig deze bijlage zijn goedgekeurd of verklaard, en als een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, moet verslag worden uitgebracht aan de declarant van de overeenstemming met het ontwerp.

    c) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moeten alle in de punten a) en b) vermelde natuurlijke of rechtspersonen die verslag uitbrengen overeenkomstig punt a), 3, en punt b), 2, 3 en 4, op passende wijze de vertrouwelijkheid van de rapporteur en de in het verslag vermelde personen waarborgen.

    d) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen moeten alle in de punten a) en b) bedoelde natuurlijke of rechtspersonen de in punt a), 3, en punt b), 3, vermelde verslagen zo snel mogelijk, en uiterlijk 72 uur nadat de in de punten a) en b) vermelde natuurlijke of rechtspersoon de mogelijk onveilige toestand heeft vastgesteld, verzenden in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, tenzij uitzonderlijke omstandigheden dit verhinderen.

    e) 

    Als een krachtens punt a), 3, of punt b), 3, gerapporteerd voorval het gevolg is van een tekortkoming in het ontwerp of de productie, moet de houder van het typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ontwerp voor een ingrijpende reparatie of om het even welk ander relevant certificaat dat geacht wordt te zijn afgegeven krachtens deze bijlage, de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp of de in punt b) bedoelde productieorganisatie, al naargelang van toepassing, de reden voor de tekortkoming onderzoeken en aan het Agentschap en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit van de overeenkomstig 21L.2 verantwoordelijke lidstaat, verslag uitbrengen over de resultaten van dit onderzoek en over de maatregelen die hij neemt of voornemens is te nemen om die tekortkoming te verhelpen, onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

    f) 

    Als de bevoegde autoriteit tot de bevinding komt dat maatregelen vereist zijn om de tekortkoming te verhelpen, moet de houder van het typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ontwerp voor een ingrijpende reparatie of om het even welk ander relevant certificaat dat geacht wordt te zijn afgegeven krachtens deze bijlage, de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp of de in punt b) bedoelde productieorganisatie, al naargelang van toepassing, de relevante gegevens op verzoek van de bevoegde autoriteit bij haar indienen.

    21L.A.4    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    Als een luchtwaardigheidsaanwijzing door het Agentschap moet worden uitgevaardigd overeenkomstig 21L.B.23 om een onveilige toestand te verhelpen of om een inspectie te laten uitvoeren, moet de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie of om het even welk ander relevant certificaat dat geacht wordt te zijn afgegeven krachtens deze bijlage, evenals de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp:

    a) 

    de passende corrigerende maatregel en/of de nodige inspecties voorstellen en de details van deze voorstellen ter goedkeuring voorleggen aan het Agentschap;

    b) 

    nadat de in punt a) bedoelde voorstellen zijn goedgekeurd door het Agentschap, aan alle bekende gebruikers of eigenaars van het product of onderdeel, en op verzoek aan eenieder die moet voldoen aan de luchtwaardigheidsaanwijzing, de passende beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies ter beschikking stellen.

    21L.A.5    Samenwerking tussen ontwerp en productie

    De houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat of goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp en de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon die producten of onderdelen van dat specifieke ontwerp produceert, moeten samenwerken teneinde te garanderen dat het product of onderdeel in overeenstemming is met dat ontwerp en om de blijvende luchtwaardigheid van het product of onderdeel te garanderen.

    21L.A.6    Markering

    a) 

    De houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat of goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp specificeren de markering voor producten of onderdelen overeenkomstig subdeel Q van deze bijlage.

    b) 

    De organisatie of de natuurlijke or rechtspersoon die producten of onderdelen produceert, markeert deze producten en onderdelen overeenkomstig subdeel Q van deze bijlage.

    21L.A.7    Gegevensregistratie

    Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben gedaan voor een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een reparatieontwerp, of vliegvergunning, die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp of van ontwerp- of productiebekwaamheid hebben afgelegd of die producten of onderdelen produceren in het kader van deze verordening, moeten:

    a) 

    wanneer zij een product of onderdeel of wijzigingen of reparaties daarvan ontwerpen, een gegevensregistratiesysteem opzetten dat de aan hun partners en subcontractanten opgelegde eisen omvat en de relevante ontwerpinformatie/-gegevens bijhouden en ter beschikking stellen van het Agentschap, teneinde de nodige informatie te verstrekken om hun blijvende luchtwaardigheid en naleving van de toepasselijke milieubeschermingseisen te garanderen;

    b) 

    wanneer zij een product of onderdeel produceren, een gegevensregistratiesysteem opzetten en de bijzonderheden registreren van de werkzaamheden die relevant zijn voor de conformiteit van de producten of onderdelen, alsook de aan hun partners en subcontractanten opgelegde eisen, en deze ter beschikking stellen van de bevoegde autoriteit, teneinde de nodige informatie te verstrekken om de blijvende luchtwaardigheid van hun producten en onderdelen te garanderen;

    c) 

    met betrekking tot vliegvergunningen, naast de in bijlage I, 21.A.5, punt c), vastgestelde eisen inzake gegevensregistratie, alle documenten registreren die zijn opgesteld om de naleving van de in 21L.A.241, punt b), vastgestelde aanvullende eisen aan te tonen, en deze ter beschikking stellen van het Agentschap en de bevoegde autoriteit;

    d) 

    gegevens bijhouden over de bekwaamheid en kwalificaties van het personeel dat betrokken is bij het ontwerp of de productie en bij de onafhankelijke functie van toezicht op de naleving, indien vereist uit hoofde van 21L.A.125, punt c), 21L.A.175, punt b), of 21L.A.175, punt e).

    21L.A.8    Handboeken

    De houder van een typecertificaat of aanvullend typecertificaat of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van alle handboeken of varianten van handboeken die voor het product of onderdeel vereist worden door de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen, en moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap.

    21L.A.9    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

    a) 

    De houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerpwijziging of reparatieontwerp of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp stelt de informatie op die nodig is om te garanderen dat de luchtwaardigheid van het luchtvaartuigtype en alle bijbehorende onderdelen, in overeenstemming met dat ontwerp, in stand wordt gehouden gedurende de volledige operationele levensduur.

    b) 

    De houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een ontwerpwijziging of reparatieontwerp of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp verstrekt de in punt a) bedoelde informatie alvorens het ontwerp wordt vrijgegeven voor gebruik.

    c) 

    De instructies inzake de blijvende luchtwaardigheid worden verstrekt door:

    1. 

    de houder van een typecertificaat of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp aan elke bekende eigenaar van een of meer producten, bij de levering of, als dat later plaatsvindt, bij de afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid, al naargelang van toepassing, van het desbetreffende luchtvaartuig;

    2. 

    met betrekking tot een ontwerpwijziging, de houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat of goedkeuring van een geringe wijziging of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, aan alle bekende exploitanten van het product waarop de wijziging betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het gewijzigde product;

    3. 

    met betrekking tot een reparatieontwerp, de houder van een goedkeuring van een reparatieontwerp of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, aan alle bekende exploitanten van het product waarop de reparatie betrekking heeft, bij de vrijgave voor gebruik van het product waarin het reparatieontwerp is opgenomen. Het gerepareerde product of onderdeel mag voor gebruik worden vrijgegeven voordat de desbetreffende instructies voor blijvende luchtwaardigheid zijn voltooid, maar dit slechts voor een beperkte gebruiksperiode en na akkoord van het Agentschap.

    Daarna stellen de certificaathouders of declaranten deze informatie op verzoek ter beschikking van alle andere personen die moeten voldoen aan deze instructies voor blijvende luchtwaardigheid.

    d) 

    In afwijking van punt b) mag de houder van het typecertificaat of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp de terbeschikkingstelling van een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, dat betrekking heeft op geplande instructies met een lange doorlooptijd, uitstellen tot na de ingebruikname van het product of gewijzigde product, maar hij moet die instructies ter beschikking stellen vóór het gebruik van deze gegevens vereist is voor het product of gewijzigde product.

    e) 

    De houder van een ontwerpgoedkeuring of declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp die instructies voor blijvende luchtwaardigheid moet verstrekken overeenkomstig punt b), stelt ook alle wijzigingen van die instructies ter beschikking van alle bekende exploitanten van het product die gevolgen ondervinden van de wijziging en, op verzoek, van alle andere personen die aan die wijzigingen moeten voldoen.

    21L.A.10    Toegang en onderzoek

    Alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, vliegvergunning, bewijs van luchtwaardigheid, beperkt bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat, die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp hebben afgelegd, die een verklaring van hun ontwerp- of productiebekwaamheid hebben afgelegd of die luchtvaartuigen, motoren, propellers of onderdelen produceren overeenkomstig subdeel R van deze bijlage, moeten:

    a) 

    de bevoegde autoriteit toegang verlenen tot alle faciliteiten, producten, onderdelen, documenten, archieven, gegevens, processen, procedures of alle ander materiaal, en toestemming geven voor de beoordeling van alle verslagen, en alle inspecties uitvoeren en alle tests uitvoeren of bijwonen die nodig zijn om de (blijvende) naleving van de toepasselijke eisen van deze sectie te controleren;

    b) 

    als de natuurlijke of rechtspersoon een beroep doet op partners, leveranciers of subcontractanten, regelingen met hen treffen om te garanderen dat de bevoegde autoriteit toegang heeft en onderzoeken kan uitvoeren als beschreven in punt a).

    21L.A.11    Bevindingen en opmerkingen

    a) 

    Na ontvangst van de melding van bevindingen, nemen alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, vliegvergunning, bewijs van luchtwaardigheid, beperkt bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat, die een verklaring van overeenstemming met het ontwerp hebben afgelegd, die een verklaring van hun ontwerp- of productiebekwaamheid hebben afgelegd of die luchtvaartuigen, motoren, propellers of onderdelen produceren overeenkomstig subdeel R van deze bijlage, de volgende maatregelen binnen de door de bevoegde autoriteit overeenkomstig 21L.B.21, punt d) of e), vastgestelde termijn:

    1. 

    de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factor of factoren die ertoe heeft of hebben bijgedragen;

    2. 

    een corrigerend actieplan opstellen en voorstellen aan de bevoegde autoriteit;

    3. 

    aantonen dat de corrigerende maatregel(en) tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd.

    b) 

    Er wordt terdege rekening gehouden met opmerkingen die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig 21L.B.21, punt f), zijn aangemeld. De natuurlijke of rechtspersoon registreert het besluit dat met betrekking tot die opmerkingen is genomen.

    21L.A.12    Wijzen van naleving

    a) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon mag een alternatief voor de aanvaardbare wijzen van naleving gebruiken om de naleving van deze verordening vast te stellen.

    b) 

    Als een natuurlijke of rechtspersoon een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet zij de bevoegde autoriteit voorafgaand aan het gebruik daarvan een volledige beschrijving verstrekken. De beschrijving omvat alle mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures, alsmede een toelichting op de wijze waarop naleving van deze verordening wordt bereikt.

    c) 

    De natuurlijke of rechtspersoon mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit.

    SUBDEEL B –   TYPECERTIFICATEN

    21L.A.21    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgesteld om typecertificaten aan te vragen en worden de rechten en plichten van aanvragers en houders van die certificaten voor producten vastgesteld, als het product een van de volgende is:

    a) 

    een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg en een zitplaatsconfiguratie van hoogstens vier personen;

    b) 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg;

    c) 

    een ballon;

    d) 

    een heteluchtluchtschip;

    e) 

    een passagiersgasluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    f) 

    een hefschroefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg en een zitplaatsconfiguratie van hoogstens vier personen;

    g) 

    een zuigermotor en vaste-spoedpropeller die bestemd zijn om te worden geïnstalleerd op een in de punten a) tot en met f) vermeld luchtvaartuig. In dergelijke gevallen moet op het gegevensblad van het typecertificaat een passende vermelding worden aangebracht dat de motor of propeller alleen in dergelijke luchtvaartuigen mag worden geïnstalleerd;

    h) 

    een autogyro.

    21L.A.22    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn ontwerpbekwaamheid overeenkomstig 21L.A.23 heeft aangetoond of aan het aantonen is, mag een typecertificaat aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.

    21L.A.23    Bewijs van ontwerpbekwaamheid

    Een aanvrager van een typecertificaat moet zijn ontwerpbekwaamheid aantonen door:

    a) 

    houder te zijn van een door het Agentschap overeenkomstig bijlage I (deel 21), sectie A, subdeel J, afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, waarbij de erkenningsvoorwaarden betrekking moeten hebben op de respectieve categorie van het product, of

    b) 

    een verklaring van ontwerpbekwaamheid af te leggen voor het type ontwerpwerkzaamheden en de categorie van het product overeenkomstig subdeel J van deze bijlage.

    21L.A.24    Aanvraag van een typecertificaat

    a) 

    Een aanvraag van een typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    b) 

    Een aanvraag van een typecertificaat moet minstens het volgende bevatten:

    1. 

    een rechtvaardiging waaruit blijkt dat de aanvraag onder het in 21L.A.21 vastgestelde toepassingsgebied valt;

    2. 

    voorlopige beschrijvende gegevens van het product, het beoogde gebruik van het product en het soort activiteiten waarvoor certificering wordt gevraagd;

    3. 

    een voorstel voor de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, opgesteld overeenkomstig de eisen en opties in de punten 21L.B.43 en 21L.B.45;

    4. 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming, waarin de nalevingsmiddelen en -methoden zijn uiteengezet die door de aanvrager zullen worden geactualiseerd in geval van wijzigingen van het certificeringsproject die gevolgen hebben voor de punten 1, 2 en 3, of in geval van wijzigingen van de nalevingsmiddelen en -methoden.

    c) 

    Een aanvraag voor een typecertificaat blijft drie jaar geldig. Als het typecertificaat niet binnen deze termijn is afgegeven, moet een nieuwe aanvraag worden gedaan overeenkomstig punten a) en b).

    21L.A.25    Bewijs van naleving

    a) 

    Na aanvaarding van het plan voor het aantonen van de overeenstemming door het Agentschap en overeenkomstig de inhoud ervan moet de aanvrager vervolgens:

    1. 

    de naleving van de toepasselijke typecertificeringsbasis aantonen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.43;

    2. 

    de naleving van de toepasselijke milieubeschermingseisen aantonen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.45, en

    3. 

    de middelen waarmee de naleving is aangetoond, aan het Agentschap verstrekken.

    b) 

    De aanvrager van een typecertificaat moet het Agentschap overeenstemmingsdocumenten verstrekken, met een rechtvaardiging van de nalevingsmiddelen volgens het plan voor het aantonen van de overeenstemming.

    c) 

    Bij het uitvoeren van tests en inspecties om de overeenstemming aan te tonen overeenkomstig punt a), moet de aanvrager, alvorens een test uit te voeren, het volgende hebben geverifieerd en deze verificatie hebben gedocumenteerd:

    1. 

    voor elk testexemplaar:

    i) 

    dat de materialen en procedés in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde typeontwerp;

    ii) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde typeontwerp;

    iii) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde typeontwerp, en

    2. 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is.

    d) 

    Testvluchten met het oog op het verkrijgen van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de methoden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke testvluchten. De aanvrager van een typecertificaat voert alle testvluchten uit die nodig zijn om te bepalen of de toepasselijke typecertificeringbasis is nageleefd. De testvluchten omvatten een voldoende lange vliegtijd in definitieve configuratie, teneinde te garanderen dat er geen veiligheidsproblemen zullen zijn wanneer het luchtvaartuig voor het eerst in gebruik wordt genomen.

    e) 

    Een aanvrager van een typecertificaat moet toestemming verlenen aan het Agentschap om:

    1. 

    alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de overeenstemming te controleren;

    2. 

    tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de overeenstemming;

    3. 

    een fysieke inspectie uit te voeren van het eerste artikel van dat product in de definitieve configuratie, teneinde na te gaan of het ontwerp in overeenstemming is met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen en om alle andere overeenkomstig 21L.B.46 vastgestelde onderzoeken uit te voeren.

    f) 

    Als het aantonen van de overeenstemming voltooid is, verklaart de aanvrager aan het Agentschap dat:

    1. 

    hij de naleving van de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.43 en 21L.B.45, heeft aangetoond overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming, en

    2. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    21L.A.26    Typeontwerp

    Om de unieke en ondubbelzinnige identificatie van het product mogelijk te maken, stelt de aanvrager van een typecertificaat het typeontwerp van het product vast, bestaande uit:

    a) 

    tekeningen en specificaties en een lijst van die tekeningen en specificaties die nodig zijn om de configuratie en ontwerpkenmerken van het product vast te stellen;

    b) 

    informatie over de gebruikte materialen en processen;

    c) 

    informatie over de productie- en assemblagemethoden;

    d) 

    eventuele luchtwaardigheidsbeperkingen;

    e) 

    de eisen inzake verenigbaarheid met de milieuvoorschriften, en

    f) 

    alle andere gegevens die het mogelijk maken om, door vergelijking, de luchtwaardigheid en, indien relevant, de verenigbaarheid met de milieuvoorschriften van latere producten van hetzelfde type te bepalen.

    21L.A.27    Eisen voor de afgifte van een typecertificaat

    Om een typecertificaat te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    zijn ontwerpbekwaamheid overeenkomstig 21L.A.23 aantonen;

    b) 

    de overeenstemming met het ontwerp overeenkomstig 21L.A.25 aantonen;

    c) 

    met betrekking tot typecertificaten van luchtvaartuigen, aantonen dat de motor en/of propeller, indien geïnstalleerd in het luchtvaartuig:

    1. 

    beschikt over een typecertificaat dat is afgegeven of vastgesteld overeenkomstig bijlage I (deel 21) of afgegeven overeenkomstig deze bijlage, of

    2. 

    is opgenomen in de aanvraag voor het typecertificaat van het luchtvaartuig, en de aanvrager de overeenstemming van de motor en propeller heeft aangetoond overeenkomstig 21L.A.25;

    d) 

    aantonen dat er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de fysieke inspectie van het eerste artikel van dat product in de definitieve configuratie of een ander overeenkomstig 21L.B.46, punten c) en d), door het Agentschap uitgevoerd onderzoek.

    21L.A.28    Verplichtingen van een houder van een typecertificaat

    De houder van een typecertificaat vervult de in subdeel A van deze bijlage uiteengezette verplichtingen van een houder van een typecertificaat en moet blijven voldoen aan de aanvaardbaarheidsvereiste van 21L.A.22.

    21L.A.29    Overdraagbaarheid van een typecertificaat

    Een typecertificaat kan naar een nieuwe houder worden overgedragen op voorwaarde dat het Agentschap overeenkomstig 21L.B.49 heeft gecontroleerd of de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het certificaat wordt overgedragen, overeenkomstig 21L.A.22 in aanmerking komt voor een typecertificaat en in staat is de verplichtingen van een typecertificaathouder krachtens 21L.A.28 na te komen. De houder van het typecertificaat of de natuurlijke of rechtspersoon die het certificaat wil overnemen, dient bij het Agentschap een aanvraag in om na te gaan of deze voorwaarden zijn vervuld, in een vorm en op een wijze die door het Agentschap zijn vastgesteld.

    21L.A.30    Blijvende geldigheid van een typecertificaat

    a) 

    Een typecertificaat blijft geldig zolang:

    1. 

    het typecertificaat niet door de houder is teruggegeven;

    2. 

    de houder van het typecertificaat blijft voldoen aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, rekening houdend met de bepalingen met betrekking tot de afhandeling van bevindingen, zoals gespecificeerd in 21L.B.21;

    3. 

    het typecertificaat niet door het Agentschap is ingetrokken overeenkomstig 21L.B.22.

    b) 

    In geval van teruggave of intrekking moet het typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

    SUBDEEL C –   VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING VAN EEN LUCHTVAARTUIGONTWERP

    21L.A.41    Toepassingsgebied

    a) 

    In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor het afleggen van verklaringen van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp, alsook de rechten en plichten van de personen die deze verklaringen afleggen.

    b) 

    Dit subdeel is van toepassing op de volgende categorieën luchtvaartuigen, op voorwaarde dat het ontwerp van het luchtvaartuig geen nieuwe of ongebruikelijke kenmerken vertoont:

    1. 

    een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg en een zitplaatsconfiguratie van hoogstens twee personen, dat niet door een straalmotor wordt aangedreven;

    2. 

    een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg;

    3. 

    een ballon die ontworpen is voor hoogstens vier personen;

    4. 

    een heteluchtluchtschip dat ontworpen is voor hoogstens vier personen.

    c) 

    Met het oog op de toepassing van dit subdeel wordt een ontwerpkenmerk als nieuw of ongebruikelijk beschouwd als het, op het ogenblik dat de verklaring van overeenstemming met het ontwerp wordt afgelegd, niet onder de gedetailleerde technische specificaties valt die door het Agentschap overeenkomstig 21L.B.61 zijn opgesteld en ter beschikking gesteld.

    21L.A.42    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon kan, onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden, verklaren dat een luchtvaartuig in overeenstemming is met het ontwerp.

    21L.A.43    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    a) 

    Alvorens een luchtvaartuig te produceren of met een productieorganisatie overeen te komen om een luchtvaartuig te produceren, verklaart een natuurlijke of rechtspersoon die dat luchtvaartuig ontwerpt dat het ontwerp ervan in overeenstemming is met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen, als vermeld in 21L.A.45.

    b) 

    Deze verklaring wordt afgelegd in een vorm en op een wijze die door het Agentschap zijn vastgesteld en bevat minstens de volgende informatie:

    1. 

    de naam van de persoon die de verklaring indient, en zijn adres/vestiging;

    2. 

    een unieke referentie die het mogelijk maakt het luchtvaartuig te identificeren;

    3. 

    een aanduiding van de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen, als vermeld in 21L.A.45, waarmee de declarant verklaart in overeenstemming te zijn;

    4. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat het ontwerp van het luchtvaartuig en, in voorkomend geval, de motor of propeller in overeenstemming is met de in punt 3 bedoelde toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen, overeenkomstig het in punt c), 3, bedoelde plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    5. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat die persoon geen kenmerken heeft vastgesteld die het luchtvaartuig onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het beoogde gebruik;

    6. 

    een ondertekende verbintenis dat de persoon die de verklaring aflegt de in 21L.A.47 bedoelde verplichtingen zal nakomen;

    7. 

    als het luchtvaartuigontwerp dat onder de verklaring valt een motor of propeller omvat:

    i) 

    een verwijzing naar het typecertificaat van de motor of propeller dat is afgegeven of vastgesteld overeenkomstig bijlage I (deel 21) of afgegeven overeenkomstig deze bijlage, of

    ii) 

    in het geval van zuigermotoren en vaste-spoedpropellers, een vermelding dat de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp ook betrekking heeft op de overeenstemming van de motor of propeller met de toepasselijke technische specificaties voor de motor of propeller;

    8. 

    de instructies voor blijvende luchtwaardigheid;

    9. 

    de exploitatiebeperkingen;

    10. 

    het gegevensblad voor luchtwaardigheid en, indien van toepassing, emissies;

    11. 

    het gegevensblad voor geluid, indien van toepassing;

    12. 

    alle andere voorwaarden en beperkingen voor het luchtvaartuig en, indien van toepassing, de motor of propeller, in de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee de declarant verklaart in overeenstemming te zijn.

    c) 

    De declarant dient de in punt b) bedoelde verklaring van overeenstemming met het ontwerp in bij het Agentschap, samen met:

    1. 

    een tekening van het luchtvaartuig;

    2. 

    een gedetailleerde beschrijving van het ontwerp van het luchtvaartuig, met inbegrip van alle onder de verklaring vallende configuraties, de exploitatiekenmerken, ontwerpkenmerken en eventuele beperkingen;

    3. 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming, waarin in detail de middelen zijn toegelicht waarmee de overeenstemming met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen is aangetoond tijdens het aantonen van de overeenstemming;

    4. 

    geregistreerde rechtvaardigingen van de overeenstemming, verkregen op basis van nalevingsactiviteiten die overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming zijn uitgevoerd;

    5. 

    in het geval de overeenstemming is aangetoond aan de hand van tests, geregistreerde rechtvaardigingen van de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur, waaruit blijkt:

    i) 

    voor het testexemplaar:

    A) 

    dat de materialen en processen in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerpspecificaties;

    B) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerptekeningen, en

    C) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoordden aan die van het ontwerp;

    ii) 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt was voor de test en juist gekalibreerd was;

    6. 

    verslagen, resultaten van inspecties of tests die volgens de declarant nodig waren om te bepalen dat het luchtvaartuig en, indien van toepassing, de motor of propeller, voldoet aan de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    21L.A.44    Nalevingsactiviteiten voor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    Alvorens een verklaring van overeenstemming met het ontwerp af te leggen overeenkomstig 21L.A.43 moet de voor het ontwerp van dat luchtvaartuig verantwoordelijke declarant, met betrekking tot dat specifieke luchtvaartuigontwerp:

    a) 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming opstellen, waarin de middelen die tijdens het aantonen van de overeenstemming zullen worden gebruikt, in detail worden toegelicht. Dit document wordt zo nodig bijgewerkt;

    b) 

    de rechtvaardiging van de overeenstemming registreren in de overeenstemmingsdocumenten, overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    c) 

    indien nodig tests en inspecties uitvoeren overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    d) 

    de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur waarborgen en registreren, en ervoor zorgen dat het testexemplaar overeenstemt met de specificaties, tekeningen, fabricageprocessen, constructie en assemblagemiddelen in het ontwerp;

    e) 

    ervoor zorgen dat de voor de tests gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is;

    f) 

    het Agentschap toestemming verlenen voor de uitvoering van of deelname aan inspecties of tests van luchtvaartuigen in definitieve of voldoende vergevorderde ontwerp- en productieconfiguratie die nodig zijn om te bepalen of het product geen kenmerken vertoont die het luchtvaartuig onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het beoogde gebruik;

    g) 

    testvluchten uitvoeren, overeenkomstig de daarvoor door het Agentschap gespecificeerde methoden, om te bepalen of het luchtvaartuig overeenstemt met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen. De testvluchten omvatten een voldoende lange vliegtijd in definitieve configuratie, teneinde te garanderen dat er geen veiligheidsproblemen zullen zijn wanneer het luchtvaartuig voor het eerst in gebruik wordt genomen.

    21L.A.45    Gedetailleerde technische specificaties en milieubeschermingseisen die van toepassing zijn op luchtvaartuigen waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    De declarant toont aan dat het luchtvaartuigontwerp in overeenstemming is met de in 21L.B.61 bedoelde toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen die van toepassing zijn op dat luchtvaartuig en van kracht worden op de datum waarop de verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend bij het Agentschap.

    21L.A.46    Ontwerpgegevens van het luchtvaartuig

    a) 

    De declarant definieert duidelijk het ontwerp van het luchtvaartuig, teneinde de unieke en ondubbelzinnige identificatie ervan mogelijk te maken.

    b) 

    De gegevens over het luchtvaartuigontwerp die door de declarant worden gebruikt voor de unieke identificatie van het luchtvaartuigontwerp, omvatten:

    1. 

    de tekeningen en specificaties en een lijst van die tekeningen en specificaties die nodig zijn om de configuratie en ontwerpkenmerken van het product vast te stellen;

    2. 

    informatie over de gebruikte materialen en processen;

    3. 

    informatie over de productie- en assemblagemethoden;

    4. 

    eventuele luchtwaardigheidsbeperkingen;

    5. 

    eventuele eisen inzake verenigbaarheid met de milieuvoorschriften, en

    6. 

    alle andere gegevens die het mogelijk maken om, door vergelijking, de luchtwaardigheid en, indien relevant, de verenigbaarheid met de milieuvoorschriften van latere producten van hetzelfde type te bepalen.

    21L.A.47    Verplichtingen van de aflegger van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    De declarant die overeenkomstig 21L.A.43 een verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp heeft ingediend bij het Agentschap, moet:

    a) 

    bij de indiening van de verklaring, regelingen treffen zodat het Agentschap een fysieke inspectie en testvluchten kan uitvoeren van het eerste artikel van dat luchtvaartuig in de definitieve of voldoende vergevorderde configuratie, teneinde te garanderen dat het luchtvaartuig een aanvaardbaar veiligheidsniveau kan bereiken en voldoet aan de milieuvoorschriften;

    b) 

    alle documenten waarop de verklaring van overeenstemming is gebaseerd, bijhouden en op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap;

    c) 

    voldoen aan alle andere verplichtingen die van toepassing zijn op de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, zoals uiteengezet in subdeel A van deze bijlage.

    21L.A.48    Niet-overdraagbaarheid van een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuigontwerp

    a) 

    Een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuigontwerp kan niet worden overgedragen.

    b) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon die het ontwerp overneemt van een luchtvaartuig waarvoor eerder een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend, moet:

    1. 

    een nieuwe verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp indienen overeenkomstig dit subdeel;

    2. 

    aantonen dat de declarant die eerder een verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp heeft ingediend, niet meer actief is of heeft ingestemd met de overdracht van de ontwerpgegevens van het luchtvaartuig;

    3. 

    zich verbinden tot de naleving van alle in 21L.A.47 van dit subdeel uiteengezette verplichtingen die van toepassing zijn op personen die een verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp afleggen.

    SUBDEEL D –   WIJZIGINGEN VAN TYPECERTIFICATEN

    21L.A.61    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    a) 

    de procedure voor de aanvraag tot goedkeuring van wijzigingen van typecertificaten voor producten die overeenkomstig deze bijlage zijn gecertificeerd, op voorwaarde dat het gewijzigde product nog steeds onder het toepassingsgebied van 21L.A.21 valt;

    b) 

    de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van de in punt a) bedoelde goedkeuringen;

    c) 

    bepalingen met betrekking tot de standaardwijzigingen waarvoor geen goedkeuring nodig is.

    21L.A.62    Standaardwijzigingen

    a) 

    Standaardwijzigingen zijn wijzigingen van een typecertificaat van een product dat overeenkomstig subdeel B van sectie B van deze bijlage is goedgekeurd:

    1. 

    die de ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke de aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardwijzigingen bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    2. 

    die niet in strijd zijn met de gegevens van de houder van dat typecertificaat.

    b) 

    21L.A.63 tot en met 21L.A.70 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen.

    21L.A.63    Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

    a) 

    Wijzigingen van een typecertificaat moeten worden geclassificeerd als geringe of ingrijpende wijzigingen.

    b) 

    Een „geringe wijziging” heeft geen merkbaar effect op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de gecertificeerde geluids- of emissieniveaus, de operationele kenmerken of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product of de verenigbaarheid ervan met de milieuvoorschriften beïnvloeden.

    c) 

    Alle andere wijzigingen zijn „ingrijpende wijzigingen”, tenzij de wijziging van ontwerp, vermogen, stuwkracht of massa zo uitgebreid is dat een volledig onderzoek van de overeenstemming met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke milieubeschermingseisen of de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties vereist is; in dat geval wordt het ontwerp gecertificeerd overeenkomstig subdeel B van deze bijlage.

    d) 

    De eisen voor de goedkeuring van geringe wijzigingen zijn vastgesteld in 21L.A.67.

    e) 

    De eisen voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen zijn vastgesteld in 21L.A.68.

    21L.A.64    Aanvaardbaarheid

    a) 

    Alleen de houder van het typecertificaat mag een aanvraag tot goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel; alle andere aanvragers van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moeten een aanvraag indienen overeenkomstig subdeel E van deze bijlage.

    b) 

    Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag tot goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel.

    21L.A.65    Aanvraag voor een wijziging van een typecertificaat

    a) 

    Een aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    b) 

    Voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moet de aanvrager een plan voor het aantonen van de overeenstemming overeenkomstig 21L.A.66 in de aanvraag opnemen, samen met een voorstel voor de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, opgesteld overeenkomstig de in 21L.B.81 gespecificeerde eisen en opties.

    21L.A.66    Aantonen van de overeenstemming

    a) 

    De aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moet de overeenstemming aantonen met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.81, en moet de middelen waarmee die overeenstemming is aangetoond aan het Agentschap verstrekken.

    b) 

    De aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moet het Agentschap een geregistreerde rechtvaardiging verstrekken van de nalevingsmiddelen volgens het plan voor het aantonen van de overeenstemming.

    c) 

    Bij het uitvoeren van tests en inspecties om de overeenstemming aan te tonen overeenkomstig punt a), moet de aanvrager, alvorens een test uit te voeren, het volgende hebben geverifieerd en deze verificatie hebben gedocumenteerd:

    1. 

    voor het testexemplaar:

    i) 

    dat de materialen en procedés in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde gewijzigde typeontwerp;

    ii) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde gewijzigde typeontwerp;

    iii) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde gewijzigde typeontwerp, en

    2. 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is.

    d) 

    Testvluchten met het oog op het verkrijgen van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de methoden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke testvluchten. De aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat voert alle testvluchten uit die nodig zijn om te bepalen of de toepasselijke typecertificeringbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen zijn nageleefd.

    e) 

    Een aanvrager van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moet toestemming verlenen aan het Agentschap om:

    1. 

    alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de overeenstemming te controleren;

    2. 

    tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de overeenstemming, en

    3. 

    indien nodig een fysieke inspectie uit te voeren van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie, teneinde na te gaan of het ontwerp in overeenstemming is met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    f) 

    Als het aantonen van de overeenstemming voltooid is, verklaart de aanvrager aan het Agentschap dat:

    1. 

    hij de naleving van de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.81, heeft aangetoond overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming, en

    2. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het gewijzigde product onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften kunnen maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    21L.A.67    Eisen voor de goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat

    Om een goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    aantonen dat de wijziging en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, in overeenstemming zijn met:

    1. 

    de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die onder verwijzing zijn opgenomen in het typecertificaat, of

    2. 

    als de aanvrager dat verkiest, de certificeringsspecificaties die van toepassing zijn op het product op de toepassingsdatum van de wijziging;

    b) 

    verklaren in overeenstemming te zijn met de typecertificeringsbasis en de milieubeschermingseisen die van toepassing zijn overeenkomstig punt a), 1, of met de certificeringsspecificaties die gekozen zijn overeenkomstig punt a), 2, de rechtvaardigingen van de overeenstemming registreren in de overeenstemmingsdocumenten en registreren dat geen enkel kenmerk is vastgesteld dat het gewijzigde product onveilig kan maken voor het gebruik waarvoor certificering wordt gevraagd;

    c) 

    de rechtvaardiging van de overeenstemming voor de wijziging en de verklaring van overeenstemming bij het Agentschap indienen.

    21L.A.68    Eisen voor de goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    Om een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    aantonen dat de wijziging en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, voldoen aan de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld en aan de aanvrager zijn meegedeeld overeenkomstig 21L.B.81;

    b) 

    de overeenstemming aantonen overeenkomstig 21L.A.66;

    c) 

    aantonen dat er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de door het Agentschap overeenkomstig 21L.A.66, punt e), 3, uitgevoerde fysieke inspectie van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie.

    21L.A.69    Goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat op grond van een bevoegdheid

    a) 

    Een erkende ontwerporganisatie mag, in plaats van het Agentschap, de goedkeuring van een door haar ontworpen wijziging van een typecertificaat afgeven zonder een in 21L.A.65 bedoelde aanvraag te doen, overeenkomstig het toepassingsgebied van de bevoegdheden die haar zijn verleend krachtens bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 2 en 8, zoals geregistreerd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Als de ontwerporganisatie een goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat afgeeft overeenkomstig punt a), moet zij:

    1. 

    erop toezien dat alle stavingsgegevens en rechtvaardigingen beschikbaar zijn;

    2. 

    erop toezien dat de overeenstemming van de wijziging met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen overeenkomstig 21L.A.67, punt a), 1, of 21L.A.68, punt a), is aangetoond en verklaard overeenkomstig 21L.A.66;

    3. 

    bevestigen dat geen van de volgende is vastgesteld:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen, of met de gekozen certificeringsspecificaties;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die het gewijzigde product onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften kunnen maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;

    4. 

    de goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat beperken tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.A.70    Verplichtingen met betrekking tot geringe wijzigingen van een typecertificaat

    De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat moet ervoor zorgen dat de in subdeel A van deze bijlage vermelde verplichtingen van houders van goedkeuringen van geringe wijzigingen worden nageleefd.

    SUBDEEL E –   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21L.A.81    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgesteld die andere natuurlijke of rechtspersonen dan de houder van een typecertificaat moeten volgen om de goedkeuring aan te vragen van ingrijpende wijzigingen van dat typecertificaat, afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21) of deze bijlage, of van producten die onder het toepassingsgebied van 21L.A.21 vallen, voor zover het gewijzigde product nog steeds onder het toepassingsgebied van dat punt valt, en worden de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van die certificaten vastgesteld.

    21L.A.82    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn ontwerpbekwaamheid overeenkomstig 21L.A.83 heeft aangetoond, aan het aantonen is of heeft verklaard, mag een aanvullend typecertificaat aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.

    21L.A.83    Bewijs van ontwerpbekwaamheid

    Een aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet zijn ontwerpbekwaamheid aantonen door:

    a) 

    houder te zijn van een door het Agentschap overeenkomstig bijlage I (deel 21), sectie A, subdeel J, afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, waarbij de erkenningsvoorwaarden betrekking moeten hebben op de respectieve productcategorie, of

    b) 

    een verklaring van ontwerpbekwaamheid af te leggen voor het toepassingsgebied van het product overeenkomstig subdeel J van deze bijlage.

    21L.A.84    Aanvraag van een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Een aanvraag van een aanvullend typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    b) 

    Wanneer een aanvrager een aanvullend typecertificaat aanvraagt, dient hij:

    1. 

    de overeenkomstig 21L.A.65, punt b), vereiste informatie op te nemen in de aanvraag;

    2. 

    te specificeren of de certificeringsgegevens volledig zijn of zullen worden voorbereid door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.

    21L.A.85    Aantonen van de overeenstemming

    a) 

    De aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet de overeenstemming aantonen met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.101, en moet de middelen waarmee die overeenstemming is aangetoond aan het Agentschap verstrekken.

    b) 

    De aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet het Agentschap overeenstemmingsdocumenten verstrekken, met een rechtvaardiging van de nalevingsmiddelen volgens het plan voor het aantonen van de overeenstemming.

    c) 

    Bij het uitvoeren van tests en inspecties om de overeenstemming aan te tonen overeenkomstig punt a), moet de aanvrager, alvorens een test uit te voeren, het volgende hebben geverifieerd en deze verificatie hebben gedocumenteerd:

    1. 

    voor het testexemplaar:

    i) 

    dat de materialen en processen in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde gewijzigde typeontwerp;

    ii) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde gewijzigde typeontwerp;

    iii) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde gewijzigde typeontwerp, en

    2. 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is.

    d) 

    Testvluchten met het oog op het verkrijgen van een aanvullend typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de methoden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke testvluchten. De aanvrager van een aanvullend typecertificaat voert alle testvluchten uit die nodig zijn om te bepalen of de toepasselijke typecertificeringbasis is nageleefd.

    e) 

    Een aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet toestemming verlenen aan het Agentschap om:

    1. 

    alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de overeenstemming te controleren;

    2. 

    tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de overeenstemming, en

    3. 

    een fysieke inspectie uit te voeren van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie, teneinde na te gaan of het ontwerp in overeenstemming is met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    f) 

    Als het aantonen van de overeenstemming voltooid is, verklaart de aanvrager van een aanvullend typecertificaat aan het Agentschap dat:

    1. 

    hij de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.101, heeft aangetoond overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming, en

    2. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het gewijzigde product onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften kunnen maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    21L.A.86    Eisen voor de goedkeuring van een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Om een aanvullend typecertificaat te krijgen, moet de aanvrager:

    1. 

    zijn ontwerpbekwaamheid overeenkomstig 21L.A.83 aantonen;

    2. 

    aantonen dat de wijziging van een typecertificaat en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, voldoen aan de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig 21L.B.101;

    3. 

    de overeenstemming aantonen overeenkomstig 21L.A.85;

    4. 

    wanneer hij heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig 21L.A.84, punt b), aantonen dat de houder van het typecertificaat:

    i) 

    geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig 21L.A.65 ingediende informatie, en

    ii) 

    ermee heeft ingestemd om met aanvrager samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen inzake de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product worden nagekomen in overeenstemming met de punten 21L.A.28 en 21L.A.88;

    5. 

    aantonen dat er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de door het Agentschap overeenkomstig 21L.A.85, punt e), 3, uitgevoerde fysieke inspectie van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie.

    b) 

    Een aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.

    21L.A.87    Goedkeuring van een aanvullend typecertificaat op grond van een bevoegdheid

    a) 

    Een erkende ontwerporganisatie mag, in plaats van het Agentschap, de goedkeuring van een aanvullend typecertificaat van een door haar ontworpen ingrijpende wijziging afgeven zonder een in 21L.A.84 bedoelde aanvraag te doen, overeenkomstig het toepassingsgebied van de bevoegdheden die haar zijn verleend krachtens bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 9, zoals geregistreerd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Als de ontwerporganisatie een aanvullend typecertificaat afgeeft overeenkomstig punt a), moet zij:

    1. 

    erop toezien dat alle stavingsgegevens en rechtvaardigingen beschikbaar zijn;

    2. 

    ervoor zorgen dat de overeenstemming van de wijziging met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen is aangetoond en verklaard;

    3. 

    bevestigen dat geen van de volgende is vastgesteld:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen, of met de gekozen certificeringsspecificaties;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die het gewijzigde product onveilig of milieuonverenigbaar maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;

    4. 

    de goedkeuring van het aanvullend typecertificaat beperken tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.A.88    Verplichtingen van een houder van een aanvullend typecertificaat

    Elke houder van een aanvullend typecertificaat vervult de in subdeel A van deze bijlage uiteengezette verplichtingen van een houder van een aanvullend typecertificaat en moet blijven voldoen aan de aanvaardbaarheidsvereiste van 21L.A.82.

    21L.A.89    Overdraagbaarheid van een aanvullend typecertificaat

    Een aanvullend typecertificaat kan naar een nieuwe houder worden overgedragen op voorwaarde dat het Agentschap heeft gecontroleerd of de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het certificaat wordt overgedragen, overeenkomstig 21L.A.83 in aanmerking komt voor een aanvullend typecertificaat en in staat is de verplichtingen van houder van een aanvullend typecertificaat krachtens 21L.A.88 na te komen.

    21L.A.90    Blijvende geldigheid van een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Een aanvullend typecertificaat blijft geldig zolang:

    1. 

    het aanvullend typecertificaat niet door de houder is teruggegeven;

    2. 

    de houder van het aanvullend typecertificaat blijft voldoen aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, rekening houdend met de bepalingen met betrekking tot de afhandeling van bevindingen, zoals gespecificeerd in 21L.B.21;

    3. 

    het aanvullend typecertificaat niet door het Agentschap is ingetrokken overeenkomstig 21L.B.22.

    b) 

    In geval van teruggave of intrekking moet het typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

    21L.A.91    Wijzigingen van een deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

    a) 

    Een geringe wijziging van een deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat van toepassing is, moet worden goedgekeurd overeenkomstig subdeel D van deze bijlage.

    b) 

    Een ingrijpende wijziging van het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moet worden goedgekeurd als een afzonderlijk aanvullend typecertificaat, in overeenstemming met dit subdeel.

    c) 

    In afwijking van punt b) kan een door de houder van een aanvullend typecertificaat ingediende ingrijpende wijziging van het deel van een product waarop het aanvullend typecertificaat betrekking heeft, worden goedgekeurd als een wijziging van het bestaande aanvullende typecertificaat overeenkomstig 21L.A.63 tot en met 21L.A.69.

    SUBDEEL F –   WIJZIGINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS AFGELEGD

    21L.A.101    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    a) 

    de procedure voor het indienen van een verklaring van overeenstemming van een wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring is ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage;

    b) 

    de rechten en verplichtingen van de declarant die een in punt a) bedoelde verklaring van overeenstemming van een wijziging indient, en

    c) 

    bepalingen met betrekking tot de standaardwijzigingen waarvoor geen verklaring van overeenstemming met het ontwerp nodig is.

    21L.A.102    Standaardwijzigingen

    a) 

    Standaardwijzigingen zijn wijzigingen van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring is ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage, die:

    1. 

    de ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke de aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardwijzigingen bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    2. 

    niet in strijd zijn met de ontwerpgegevens die onder de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp vallen, overeenkomstig subdeel C van deze bijlage.

    b) 

    21L.A.103 tot en met 21L.A.108 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen.

    21L.A.103    Classificatie van wijzigingen van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    a) 

    Wijzigingen van het ontwerp van een luchtvaartuig dat onder een overeenkomstig subdeel C van deze bijlage ingediende verklaring valt, worden geclassificeerd als gering of ingrijpend op basis van de in 21L.A.63, punten b) en c), vastgestelde criteria.

    b) 

    De overeenstemming van een geringe wijziging met het ontwerp wordt verklaard overeenkomstig 21L.A.105.

    c) 

    De overeenstemming van een ingrijpende wijziging met het ontwerp wordt verklaard overeenkomstig 21L.A.107.

    21L.A.104    Aanvaardbaarheid

    a) 

    Een declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage kan de overeenstemming van een geringe wijziging van het ontwerp van dat luchtvaartuig verklaren onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden. Bovendien kan een dergelijke verklaring van overeenstemming ook worden ingediend, onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden, door een ontwerporganisatie die erkend is overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 3.

    b) 

    Alleen de declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage, kan de overeenstemming van een ingrijpende wijziging van het ontwerp van dat luchtvaartuig verklaren onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    c) 

    Als de declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage niet meer actief is of niet reageert op verzoeken om ontwerpwijzigingen, mag in afwijking van 21L.A.104, punt b), de overeenstemming van een gewijzigd luchtvaartuigontwerp ook overeenkomstig subdeel C van deze bijlage worden verklaard door een overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 4, erkende ontwerporganisatie binnen de reikwijdte van haar erkenningsvoorwaarden, of door elke andere natuurlijke of rechtspersoon die de in 21L.A.47 vastgestelde verplichtingen kan nakomen met betrekking tot dat luchtvaartuig.

    21L.A.105    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor geringe wijzigingen

    a) 

    Alvorens de installatie of integratie van een geringe wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig subdeel C van deze bijlage uit te voeren of met een productieorganisatie overeen te komen, moet de organisatie die de geringe wijziging heeft ontworpen, verklaren dat het ontwerp van die geringe wijziging in overeenstemming is met:

    1. 

    ofwel de gedetailleerde technische specificaties die onder verwijzing zijn opgenomen in de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp, tenzij die gedetailleerde technische specificaties of delen daarvan niet meer van toepassing zijn overeenkomstig 21L.B.61 omdat het Agentschap heeft vastgesteld dat uit ervaring met andere soortgelijke producten die in gebruik zijn genomen of die soortgelijke ontwerpkenmerken vertonen, is gebleken dat zich onveilige omstandigheden kunnen ontwikkelen en dat de gedetailleerde technische specificaties waarnaar wordt verwezen in de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp niet voorzien in een oplossing van deze onveilige omstandigheden, of

    2. 

    de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties op de datum waarop de verklaring is afgelegd overeenkomstig 21L.B.61, indien de declarant hiervoor heeft gekozen, en

    3. 

    de in 21L.B.61 bedoelde toepasselijke milieubeschermingseisen die van toepassing zijn op de datum waarop de verklaring wordt afgelegd.

    b) 

    De verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    c) 

    De declarant of organisatie die de geringe wijziging heeft ontworpen, moet een register bijhouden van geringe wijzigingen van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, en moet alle overeenkomstig punt a) afgelegde verklaringen op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap.

    21L.A.106    Verplichtingen van de persoon die een verklaring van overeenstemming van een geringe wijziging met het ontwerp aflegt

    Een persoon die overeenkomstig 21L.A.105 een verklaring van overeenstemming van een geringe wijziging met het luchtvaartuigontwerp aflegt, moet:

    a) 

    een register van die verklaringen bijhouden en die verklaringen op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap;

    b) 

    alle documenten waarop een verklaring van overeenstemming is gebaseerd, bijhouden en op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap;

    c) 

    voldoen aan alle andere verplichtingen van een declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, zoals uiteengezet in subdeel A van deze bijlage.

    21L.A.107    Verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor ingrijpende wijzigingen

    a) 

    Alvorens de installatie of integratie van een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig subdeel C van deze bijlage uit te voeren of met een productieorganisatie overeen te komen, moet de organisatie die de ingrijpende wijziging heeft ontworpen, verklaren dat het ontwerp van die ingrijpende wijziging en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, in overeenstemming zijn met:

    1. 

    ofwel de gedetailleerde technische specificaties die onder verwijzing zijn opgenomen in de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp, tenzij die gedetailleerde technische specificaties of delen daarvan niet meer van toepassing zijn overeenkomstig 21L.B.61 omdat het Agentschap heeft vastgesteld dat uit ervaring met andere soortgelijke producten die in gebruik zijn genomen of die soortgelijke ontwerpkenmerken vertonen, is gebleken dat zich onveilige omstandigheden kunnen ontwikkelen en dat de gedetailleerde technische specificaties waarnaar wordt verwezen in de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp niet voorzien in een oplossing van deze onveilige omstandigheden, of

    2. 

    de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties op de datum waarop de verklaring is afgelegd overeenkomstig 21L.B.61, indien de declarant hiervoor heeft gekozen, en

    3. 

    de in 21L.B.61 bedoelde toepasselijke milieubeschermingseisen die van toepassing zijn op de datum waarop de verklaring wordt afgelegd.

    b) 

    De verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    c) 

    De verklaring bevat ten minste de volgende gegevens:

    1. 

    de naam van de persoon die de verklaring indient, en zijn adres/vestiging;

    2. 

    het referentienummer van de verklaring van het luchtvaartuig waarop de ingrijpende wijziging betrekking heeft;

    3. 

    een unieke referentie die het mogelijk maakt de ingrijpende wijziging te identificeren;

    4. 

    een aanduiding van de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee de declarant verklaart in overeenstemming te zijn;

    5. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat het ontwerp van de ingrijpende wijziging in overeenstemming is met de in punt 4 bedoelde gedetailleerde technische specificaties en toepasselijke milieubeschermingseisen, overeenkomstig het in punt d), 3, bedoelde plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    6. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat die persoon geen kenmerken heeft vastgesteld die het luchtvaartuig onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het beoogde gebruik;

    7. 

    een ondertekende verbintenis dat de persoon die de verklaring aflegt de in 21L.A.47 bedoelde verplichtingen zal nakomen met betrekking tot het gewijzigde luchtvaartuigontwerp;

    8. 

    de instructies voor blijvende luchtwaardigheid;

    9. 

    de exploitatiebeperkingen, indien gewijzigd;

    10. 

    het gegevensblad voor luchtwaardigheid en, indien van toepassing, de gegevens omtrent de naleving van de emissievereisten;

    11. 

    het gegevensblad voor geluid, indien van toepassing;

    12. 

    alle andere voorwaarden en beperkingen voor het luchtvaartuig die zijn voorgeschreven in de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee de declarant verklaart in overeenstemming te zijn.

    d) 

    De declarant die een ingrijpende wijziging ontwerpt, dient de in punt c) bedoelde verklaring in bij het Agentschap, samen met:

    1. 

    een beschrijving van de ingrijpende wijziging;

    2. 

    basisgegevens over de ingrijpende wijziging, met inbegrip van de exploitatiekenmerken, ontwerpkenmerken en eventuele beperkingen;

    3. 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming, waarin de middelen die tijdens het aantonen van de overeenstemming werden gebruikt, in detail worden toegelicht;

    4. 

    geregistreerde rechtvaardigingen van de overeenstemming in de overeenstemmingsgegevens die verkregen zijn op basis van nalevingsactiviteiten die overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming zijn uitgevoerd;

    5. 

    de middelen waarmee de overeenstemming met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen in 21L.B.61 is aangetoond;

    6. 

    in het geval de overeenstemming is aangetoond aan de hand van tests, geregistreerde rechtvaardigingen van de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur, waaruit blijkt:

    i) 

    voor het testexemplaar:

    A) 

    dat de materialen en processen in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerpspecificaties;

    B) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerptekeningen, en

    C) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoordden aan die van het ontwerp;

    ii) 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt was voor de test en juist gekalibreerd was;

    7. 

    verslagen, resultaten van inspecties of tests die volgens de declarant nodig waren om te bepalen dat het luchtvaartuig voldoet aan de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    e) 

    De verklaring van een ingrijpende wijziging ten opzichte van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in de verklaring van overeenstemming met het ontwerp waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.A.108    Nalevingsactiviteiten voor verklaringen van overeenstemming van een ingrijpende wijziging

    Alvorens een verklaring van overeenstemming af te leggen overeenkomstig 21L.A.107 moet de declarant, met betrekking tot dat specifieke ontwerp:

    a) 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming opstellen, waarin de middelen die tijdens het aantonen van de overeenstemming zullen worden gebruikt, in detail worden toegelicht. Dit document wordt zo nodig bijgewerkt;

    b) 

    de rechtvaardiging van de overeenstemming registreren in de overeenstemmingsdocumenten, overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    c) 

    indien nodig tests en inspecties uitvoeren overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    d) 

    de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur waarborgen en registreren, en ervoor zorgen dat het testexemplaar overeenstemt met de specificaties, tekeningen, fabricageprocessen, constructie en assemblagemiddelen in het ontwerp;

    e) 

    ervoor zorgen dat de voor de tests gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is;

    f) 

    het Agentschap toestemming verlenen voor de uitvoering van of deelname aan inspecties of tests van luchtvaartuigen in definitieve of voldoende vergevorderde ontwerp- en productieconfiguratie die nodig zijn om te bepalen of het gewijzigde product geen kenmerken vertoont die het luchtvaartuig onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het beoogde gebruik;

    g) 

    testvluchten uitvoeren, overeenkomstig de daarvoor door het Agentschap gespecificeerde methoden, voor zover nodig om te bepalen dat het luchtvaartuig overeenstemt met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    SUBDEEL G –   VERKLAARDE PRODUCTIEORGANISATIES

    21L.A.121    Toepassingsgebied

    a) 

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    1. 

    de procedures voor verklaringen van de productiebekwaamheid van natuurlijke en rechtspersonen waaruit blijkt dat de producten en onderdelen in overeenstemming zijn met de toepasselijke ontwerpgegevens;

    2. 

    de rechten en verplichtingen van de natuurlijke en rechtspersonen die een in punt 1 bedoelde verklaring van productiebekwaamheid afleggen.

    b) 

    De volgende categorieën producten en onderdelen mogen geproduceerd zijn door organisaties die een verklaring van productiebekwaamheid overeenkomstig dit subdeel hebben afgelegd:

    1. 

    producten en onderdelen waarvan het ontwerp gecertificeerd is overeenkomstig deze bijlage;

    2. 

    luchtvaartuigen waarvan het ontwerp onder een overeenkomstig deze bijlage afgelegde verklaring valt, en hun motoren, propellers en onderdelen.

    21L.A.122    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) kan een verklaring van zijn productiebekwaamheid afleggen overeenkomstig dit subdeel, voor zover die persoon:

    a) 

    een aanvraag heeft gedaan of voornemens is een aanvraag te doen voor de goedkeuring van het ontwerp van het product of onderdeel overeenkomstig deze bijlage, of

    b) 

    een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuigontwerp heeft afgelegd of voornemens is af te leggen overeenkomstig deze bijlage, of

    c) 

    samenwerkt met de aanvrager of houder van een overeenkomstig deze bijlage afgegeven of af te geven goedkeuring van het ontwerp van het product, of met de organisatie die overeenkomstig deze bijlage een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuigontwerp heeft afgelegd of voornemens is af te leggen, teneinde te garanderen dat het geproduceerde product of onderdeel in overeenstemming is met dat ontwerp, en teneinde de blijvende luchtwaardigheid van het product of onderdeel te waarborgen.

    21L.A.123    Verklaring van productiebekwaamheid

    a) 

    Alvorens producten of onderdelen te produceren legt een organisatie die voornemens is de overeenstemming van die producten of onderdelen met de toepasselijke ontwerpgegevens aan te tonen, een verklaring van haar productiebekwaamheid af.

    b) 

    De verklaring en alle daaropvolgende wijzigingen daarvan worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit.

    c) 

    De verklaring bevat de informatie die de bevoegde autoriteit nodig heeft om zich vertrouwd te maken met de organisatie en de voorgenomen werkzaamheden, en bevat minstens:

    1. 

    de geregistreerde naam van de organisatie;

    2. 

    de contactgegevens van het geregistreerde adres van de hoofdvestiging en, indien van toepassing, de exploitatievestigingen van de organisatie;

    3. 

    de namen en contactgegevens van de verantwoordelijke managers van de organisatie die zijn aangesteld overeenkomstig 21L.A.125, punt c), 1;

    4. 

    het geplande toepassingsgebied van de werkzaamheden;

    5. 

    de geplande begindatum van de productie;

    6. 

    een verklaring die bevestigt dat de organisatie:

    i) 

    over een productiebeheersysteem beschikt overeenkomstig 21L.A.124, punt a), en

    ii) 

    ervoor zal zorgen dat het productiebeheersysteem in overeenstemming blijft met dit subdeel;

    7. 

    een verklaring die bevestigt dat de organisatie de overeenkomstig 21L.A.124, punt d), vastgestelde processen en procedures zal naleven;

    8. 

    een verklaring dat de organisatie ermee instemt de verplichtingen van een verklaarde productieorganisatie overeenkomstig 21L.A.127 na te komen.

    d) 

    De verklaring van productiebekwaamheid wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit.

    21L.A.124    Beheersysteem voor productie

    a) 

    De verklaarde productieorganisatie zorgt voor de vaststelling, de toepassing en het onderhoud van een beheersysteem voor productie, met duidelijke aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden in de hele organisatie, dat:

    1. 

    overeenkomt met de aard en complexiteit van haar activiteiten en de omvang van de organisatie, en rekening houdt met de gevaren en aanverwante risico’s die inherent zijn aan deze activiteiten;

    2. 

    is vastgesteld onder de aansprakelijkheid van een overeenkomstig 21L.A.125, punt c), 1, aangestelde verantwoordelijke beheerder.

    b) 

    Het productiebeheersysteem omvat middelen om de kwaliteit te beheren door een kwaliteitssysteem in stand te houden dat:

    1. 

    garandeert dat elk product of onderdeel dat door de verklaarde productieorganisatie of haar partners wordt geproduceerd, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

    2. 

    in voorkomend geval binnen het toepassingsgebied van hun activiteiten controleprocedures vaststelt, toepast en in stand houdt voor:

    i) 

    uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;

    ii) 

    evaluatie, audit en controle van leveranciers en onderaannemers;

    iii) 

    verificatie dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen en uitrustingen, met inbegrip van door de kopers van producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

    iv) 

    identificatie en traceerbaarheid;

    v) 

    fabricageprocessen;

    vi) 

    inspectie en proeven, met inbegrip van testvluchten;

    vii) 

    kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;

    viii) 

    beheersing van niet-conforme artikelen;

    ix) 

    samenwerking met de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring of declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp;

    x) 

    invullen en bijhouden van gegevens;

    xi) 

    personeelsbekwaamheid en -kwalificaties;

    xii) 

    de afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;

    xiii) 

    behandeling, opslag en verpakking;

    xiv) 

    interne kwaliteitsaudits en daaruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;

    xv) 

    werkzaamheden die op een andere plaats dan de in de verklaring vermelde exploitatievestiging worden uitgevoerd;

    xvi) 

    werkzaamheden die worden uitgevoerd na de productie maar vóór de levering, om het luchtvaartuig in een staat te houden die veilig gebruik mogelijk maakt;

    xvii) 

    het verzoek tot afgifte van vliegvergunningen en de goedkeuring van de bijbehorende vluchtvoorwaarden;

    3. 

    specifieke bepalingen opneemt in de controleprocedures voor kritieke onderdelen.

    c) 

    In het kader van haar productiebeheersysteem stelt de verklaarde productieorganisatie een onafhankelijke functie vast om toezicht te houden op de overeenstemming van de organisatie met de relevante eisen en op de naleving en toereikendheid van het productiebeheersysteem. Dit toezicht moet een systeem omvatten om feedback te geven aan de in 21L.A.125, punt c), 1 en 2, vermelde persoon of groep van personen zodat, indien nodig, corrigerende maatregelen kunnen worden genomen.

    d) 

    In het kader van haar productiebeheersysteem zorgt de verklaarde productieorganisatie voor het vaststellen, bijhouden en actualiseren van processen en procedures die garanderen dat de geproduceerde producten in overeenstemming zijn met de toepasselijke ontwerpgegevens. Op verzoek stelt de verklaarde productieorganisatie bewijsstukken met betrekking tot deze processen en procedures ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

    e) 

    De verklaarde productieorganisatie beschikt over procedures om te garanderen dat nieuw geproduceerde luchtvaartuigen worden onderhouden overeenkomstig de toepasselijke onderhoudsinstructies en in luchtwaardige toestand worden gehouden en, indien van toepassing, dat een certificaat van geschiktheid voor gebruik is afgegeven voor elk uitgevoerd onderhoud.

    f) 

    Als de verklaarde productieorganisatie houder is van (een) ander(e) op basis van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen afgegeven productcertifica(a)t(en), mag de productieorganisatie het productiebeheersysteem integreren in het beheersysteem dat vereist is voor de afgifte van het (de) ander(e) certifica(a)t(en).

    21L.A.125    Middelen van de verklaarde productieorganisatie

    De verklaarde productieorganisatie moet waarborgen dat:

    a) 

    de faciliteiten, de arbeidsomstandigheden, de uitrusting en het gereedschap, de processen en de bijbehorende materialen, de personeelssterkte en -bekwaamheid en de algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van haar verplichtingen overeenkomstig 21L.A.127;

    b) 

    met betrekking tot alle noodzakelijke luchtwaardigheids- en milieubeschermingsgegevens:

    1. 

    zij dergelijke gegevens heeft ontvangen van het Agentschap en van de declarant van overeenstemming met het ontwerp of de houder of aanvrager van het typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring om de overeenstemming ervan met de toepasselijke ontwerpgegevens te bepalen;

    2. 

    zij een procedure heeft opgesteld om ervoor te zorgen dat de luchtwaardigheids- en milieuverenigbaarheidsgegevens correct worden opgenomen in de productiegegevens;

    3. 

    deze gegevens up-to-date worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeelsleden die toegang tot deze gegevens nodig hebben om hun taken te kunnen vervullen;

    c) 

    met betrekking tot management en personeel:

    1. 

    dat de verklaarde productieorganisatie een verantwoordelijke manager heeft aangesteld met het gezag om te waarborgen dat binnen de organisatie alle productie volgens de vereiste normen wordt uitgevoerd en dat de verklaarde productieorganisatie voortdurend voldoet aan de eisen van het in 21L.A.124, punt a), bedoelde productiebeheersysteem en aan de in 21L.A.124, punt d), bedoelde gegevens en procedures;

    2. 

    dat de verantwoordelijke manager een persoon of een groep personen heeft aangesteld en geïdentificeerd, die moet waarborgen dat de organisatie voldoet aan de eisen van dit subdeel, en dat zijn bevoegdheden zijn omschreven. Die persoon of groep van personen is verantwoording verschuldigd aan de verantwoordelijke manager en heeft rechtstreekse toegang. Zij moeten over de juiste kennis, achtergrond en ervaring beschikken om zich van hun verantwoordelijkheden te kunnen kwijten;

    3. 

    dat het personeel op alle niveaus de passende bevoegdheid heeft om de hen toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen uitoefenen, en dat er binnen de verklaarde productieorganisatie sprake is van volledige en effectieve coördinatie met betrekking tot kwesties inzake luchtwaardigheid en milieuverenigbaarheidsgegevens;

    4. 

    dat de structuur van de organisatie, samen met de belangrijkste personeelsleden die ervoor moeten zorgen dat de organisatie in overeenstemming is met dit subdeel, worden gedocumenteerd en geactualiseerd;

    d) 

    met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de verklaarde productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig 21L.A.126 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied van verklaarde productieactiviteiten:

    1. 

    dat de kennis, achtergrond (met inbegrip van andere functies in de organisatie) en de ervaring van het certificeringspersoneel dusdanig zijn dat zij de hun toegewezen verantwoordelijkheden kunnen vervullen;

    2. 

    dat aan het certificeringspersoneel een bewijs van hun bevoegdheden is verstrekt. De verklaarde productieorganisatie houdt een lijst van het certificeringspersoneel bij.

    21L.A.126    Toepassingsgebied van de werkzaamheden

    a) 

    Een verklaarde productieorganisatie heeft het recht de overeenstemming van de onder het toepassingsgebied van deze sectie vallende en onder het verklaarde toepassingsgebied geproduceerde producten en onderdelen met de toepasselijke ontwerpgegevens aan te tonen.

    b) 

    Een verklaarde productieorganisatie heeft het recht om, voor een volledig luchtvaartuig, na presentatie van een conformiteitsverklaring van het luchtvaartuig (EASA-formulier 52B), een aanvraag te doen:

    1. 

    met betrekking tot een luchtvaartuig dat in overeenstemming is met een overeenkomstig subdeel B van sectie B van deze bijlage goedgekeurd typeontwerp, voor een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat;

    2. 

    met betrekking tot een luchtvaartuig dat in overeenstemming is met een overeenkomstig subdeel C deze bijlage verklaard ontwerp, voor een beperkt bewijs van luchtwaardigheids en een beperkt geluidscertificaat.

    c) 

    Een verklaarde productieorganisatie heeft het recht certificaten van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) af te geven voor motoren, propellers en onderdelen die in overeenstemming zijn met:

    1. 

    goedgekeurde ontwerpgegevens die zijn afgegeven overeenkomstig subdeel B, D, E of M van sectie B van deze bijlage;

    2. 

    verklaarde ontwerpgegevens waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of N van deze bijlage;

    3. 

    productiegegevens die gebaseerd zin op alle nodige goedgekeurde ontwerpgegevens, zoals verstrekt door een houder van een goedkeuring van een reparatieontwerp.

    d) 

    Een verklaarde productieorganisatie heeft het recht om, voor een luchtvaartuig dat zij heeft geproduceerd en waarvoor zij de conformiteit met de toepasselijke ontwerpgegevens heeft bevestigd, de voorwaarden aan te bevelen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven door de bevoegde autoriteit onder subdeel P van bijlage I (deel 21).

    e) 

    Een verklaarde productieorganisatie heeft het recht het nodige onderhoud van een door haar geproduceerd nieuw luchtvaartuig uit te voeren om het in luchtwaardige toestand te houden, tenzij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vereist dat het onderhoud volgens de regels van die verordening wordt uitgevoerd, en om een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 53B) af te geven met betrekking tot dat onderhoud.

    21L.A.127    Verplichtingen van de verklaarde productieorganisatie

    a) 

    De verklaarde productieorganisatie werkt overeenkomstig duidelijk gedefinieerde procedures, praktijken en processen.

    b) 

    Als de verklaarde productieorganisatie voornemens is testvluchten uit te voeren, moet zij een exploitatiehandboek, met een beschrijving van het beleid en de processen voor testvluchten, opstellen, bijhouden en bijwerken. Op verzoek stelt de verklaarde productieorganisatie dit handboek ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

    c) 

    Alvorens een conformiteitsverklaring voor een afgewerkt luchtvaartuig (EASA-formulier 52B) in te dienen bij de bevoegde autoriteit, ziet de verklaarde productieorganisatie erop toe dat het luchtvaartuig zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt en beantwoordt aan:

    1. 

    het goedgekeurde typeontwerp van een typegecertificeerd product, afgegeven overeenkomstig subdeel B van sectie B van deze bijlage, of

    2. 

    de ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig subdeel C van deze bijlage.

    d) 

    Voor producten (andere dan volledige luchtvaartuigen) en onderdelen ziet de verklaarde productieorganisatie er vóór de afgifte van een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) op toe dat het product of onderdeel zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt en dat het beantwoordt aan het overeenkomstig subdeel B, D, E of M van sectie B van deze bijlage afgegeven goedgekeurde typeontwerp van een typegecertificeerd product of aan de ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd overeenkomstig subdeel C, F of M van deze bijlage.

    e) 

    De verklaarde productieorganisatie ziet erop toe dat een afgewerkte motor in overeenstemming is met de emissievereisten die van toepassing zijn op de productiedatum van de motor.

    f) 

    De verklaarde productieorganisatie vermeldt in alle door haar afgegeven certificaten van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) het referentienummer dat overeenkomstig 21L.B.142 door de bevoegde autoriteit is afgegeven voor deze verklaarde productieorganisatie.

    g) 

    De verklaarde productieorganisatie ziet erop toe dat de organisatie de bijzonderheden van alle voltooide werkzaamheden registreert.

    h) 

    De verklaarde productieorganisatie verleent de houder van een ontwerpgoedkeuring of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, steun voor de blijvende luchtwaardigheid van de door hen geproduceerde producten of onderdelen.

    i) 

    De verklaarde productieorganisatie moet beschikken over een archiveringssysteem waarin de eisen worden geregistreerd die aan andere organisaties, zoals leveranciers en subcontractanten, zijn opgelegd. Op verzoek stelt de verklaarde productieorganisatie de gearchiveerde gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit met het oog op de blijvende luchtwaardigheid.

    j) 

    Voor de productie van nieuwe luchtvaartuigen ziet de verklaarde productieorganisatie er op toe dat het luchtvaartuig in luchtwaardige toestand wordt gehouden en wordt onderhouden, met inbegrip van eventuele noodzakelijke reparaties overeenkomstig de toepasselijke ontwerpgegevens, alvorens een conformiteitsverklaring van het luchtvaartuig (EASA-formulier 52B) af te geven.

    k) 

    Alvorens de verklaarde productieorganisatie een certificaat van geschiktheid voor gebruik afgeeft na een dergelijk onderhoud, gaat zij na of elk afgewerkt luchtvaartuig het nodige onderhoud heeft gekregen en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt.

    l) 

    De verklaarde productieorganisatie moet voldoen aan de in subdeel A van deze bijlage vastgestelde eisen die van toepassing zijn op een verklaarde productieorganisatie.

    21L.A.128    Kennisgeving van wijzigingen en stopzetting van de activiteiten

    De verklaarde productieorganisatie stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van het volgende:

    a) 

    alle wijzigingen van de informatie die verklaard is overeenkomstig 21L.A.123, punt c);

    b) 

    alle wijzigingen van het productiebeheersysteem die belangrijk zijn voor het aantonen van de conformiteit of de luchtwaardigheid en milieuverenigbaarheid van het product of onderdeel;

    c) 

    de stopzetting van sommige of alle activiteiten waarop de verklaring betrekking heeft.

    SUBDEEL H –   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21L.A.141    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgesteld voor de aanvraag van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig waarvan het ontwerp is gecertificeerd of verklaard overeenkomstig deze bijlage, en worden de rechten en plichten van de aanvragers en houders van die certificaten vastgesteld.

    21L.A.142    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat („lidstaat van registratie”), kan een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor dat luchtvaartuig aanvragen onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    21L.A.143    Aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    a) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon moet een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid aanvragen in de vorm en op de wijze die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zijn vastgesteld.

    b) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon kan een aanvraag indienen voor:

    1. 

    een bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig dat beantwoordt aan een typecertificaat dat overeenkomstig sectie B, subdeel B, van deze bijlage door het Agentschap is afgegeven, of

    2. 

    een beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig dat beantwoordt aan een overeenkomstig subdeel C van deze bijlage ingediende verklaring van overeenstemming met het ontwerp die ten tijde van de aanvraag door het Agentschap is geregistreerd overeenkomstig 21L.B.63.

    c) 

    Voor nieuwe luchtvaartuigen die beantwoorden aan een door het Agentschap afgegeven typecertificaat, neemt de aanvrager het volgende op in de aanvraag:

    1. 

    een conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52 of 52B) die is afgegeven of ondertekend door:

    i) 

    een productieorganisatie die een verklaring van haar productiebekwaamheid heeft ingediend overeenkomstig subdeel G van deze bijlage en door de bevoegde autoriteit is geregistreerd overeenkomstig 21L.B.142, of

    ii) 

    een houder van een goedkeuring als productieorganisatie krachtens de bevoegdheden van bijlage I (deel 21), 21.A.163, punt b);

    2. 

    een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

    3. 

    het vlieghandboek, indien vereist krachtens de toepasselijke typecertificeringsbasis.

    d) 

    Voor nieuwe luchtvaartuigen die beantwoorden aan een door het Agentschap geregistreerde verklaring van overeenstemming met het ontwerp, neemt de aanvrager het volgende op in de aanvraag:

    1. 

    een conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52B) die is afgegeven of ondertekend door:

    i) 

    een natuurlijke of rechtspersoon overeenkomstig subdeel R van deze bijlage;

    ii) 

    een productieorganisatie die een verklaring van haar productiebekwaamheid heeft ingediend overeenkomstig subdeel G van deze bijlage en door de bevoegde autoriteit is geregistreerd overeenkomstig 21L.B.142, of

    iii) 

    een houder van een goedkeuring als productieorganisatie krachtens de bevoegdheden van bijlage I (deel 21), 21.A.163, punt d);

    2. 

    een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

    3. 

    het vlieghandboek, indien vereist door de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties voor de verklaring van overeenstemming met het ontwerp.

    e) 

    Voor een gebruikt luchtvaartuig dat afkomstig is uit een lidstaat neemt de aanvrager een overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 afgegeven certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid op in de aanvraag.

    f) 

    Voor een gebruikt luchtvaartuig dat afkomstig is uit een niet-lidstaat, neemt de aanvrager het volgende op in de aanvraag:

    1. 

    een verklaring van de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartuig is of was geregistreerd, waarin de luchtwaardigheidstoestand van het betreffende luchtvaartuig op het moment van de overdracht wordt beschreven;

    2. 

    de historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen;

    3. 

    een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

    4. 

    het vlieghandboek;

    5. 

    een aanbeveling voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en voor een certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid op grond van een herbeoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel-M) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 of een certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014.

    g) 

    Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt c), 1, punt d), 1 en punt f), 1, vermelde verklaringen uiterlijk 60 dagen vóór het luchtvaartuig aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie wordt aangeboden, worden afgegeven.

    21L.A.144    Verplichtingen van de aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    De aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet:

    a) 

    de handboeken, opschriften, lijsten en instrumentmarkeringen, en alle andere noodzakelijke informatie die vereist wordt door de toepasselijke typecertificeringsbasis of de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties voor verklaringen van overeenstemming van het ontwerp voorleggen in een of meer voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie aanvaardbare officiële talen van de Europese Unie;

    b) 

    aantonen dat zijn luchtvaartuig is geïdentificeerd overeenkomstig subdeel Q van deze bijlage;

    c) 

    regelingen treffen voor inspecties van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, om te beoordelen of het luchtvaartuig punten van non-conformiteit vertoont die de veiligheid ervan in gevaar kunnen brengen.

    21L.A.145    Overdraagbaarheid en heruitgifte van een bewijs van luchtwaardigheid en een beperkt bewijs van luchtwaardigheid in lidstaten

    Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

    a) 

    en als het blijft ingeschreven in hetzelfde register, wordt het bewijs van luchtwaardigheid of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig subdeel H van sectie B van deze bijlage, samen met het luchtvaartuig overgedragen;

    b) 

    en als het luchtvaartuig bestemd is om in een andere lidstaat te worden ingeschreven, dient de natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam het luchtvaartuig zal worden geregistreerd bij de bevoegde autoriteit van de nieuwe lidstaat van registratie een aanvraag in voor een nieuw bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid en neemt hij het vorige bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig subdeel H van sectie B bij deze bijlage en een geldig certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel-M) of bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 op in zijn aanvraag.

    21L.A.146    Blijvende geldigheid van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    a) 

    Een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid blijft geldig zolang:

    1. 

    het luchtvaartuig in hetzelfde register is ingeschreven;

    2. 

    het bewijs niet door de houder is teruggegeven;

    3. 

    het luchtvaartuig blijft voldoen aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, aan het toepasselijke typeontwerp of aan de toepasselijke ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming van het ontwerp is verklaard, en aan de eisen inzake blijvende luchtwaardigheid, rekening houdend met de in 21L.B.21 gespecificeerde bepalingen inzake de behandeling van bevindingen;

    4. 

    het bewijs niet is ingetrokken door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie krachtens 21L.B.22.

    b) 

    In geval van teruggave of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    SUBDEEL I –   GELUIDSCERTIFICATEN EN BEPERKTE GELUIDSCERTIFICATEN

    21L.A.161    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt de procedure vastgesteld voor de aanvraag van een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat voor een luchtvaartuig waarvan het ontwerp is gecertificeerd of verklaard overeenkomstig deze bijlage, en worden de rechten en plichten van de aanvragers en houders van die certificaten vastgesteld.

    21L.A.162    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat, kan een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat voor dat luchtvaartuig aanvragen onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    21L.A.163    Aanvraag

    a) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon moet een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat aanvragen in de vorm en op de wijze die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zijn vastgesteld.

    b) 

    Een natuurlijke of rechtspersoon kan een aanvraag indienen voor:

    1. 

    een geluidscertificaat voor een luchtvaartuig dat beantwoordt aan een typecertificaat dat overeenkomstig sectie B, subdeel B, van deze bijlage door het Agentschap is afgegeven, of

    2. 

    een beperkt geluidscertificaat voor een luchtvaartuig dat beantwoordt aan een overeenkomstig subdeel C van deze bijlage ingediende verklaring van overeenstemming met het ontwerp die ten tijde van de aanvraag door het Agentschap is geregistreerd overeenkomstig 21L.B.63.

    c) 

    De aanvrager neemt het volgende op in de aanvraag:

    1. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen:

    i) 

    een conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52 of 52B) die is afgegeven of ondertekend door:

    A) 

    een natuurlijke of rechtspersoon overeenkomstig subdeel R van deze bijlage;

    B) 

    een productieorganisatie die een verklaring van haar productiebekwaamheid heeft ingediend overeenkomstig subdeel G van deze bijlage en door de bevoegde autoriteit is geregistreerd overeenkomstig 21L.B.142, of

    C) 

    een houder van een goedkeuring als productieorganisatie krachtens de bevoegdheden van bijlage I (deel 21), 21.A.163, punt b);

    ii) 

    de referentie van de geluidsgegevens in de geluidsniveaugegevensbank van het Agentschap, dat de geluidsinformatie weergeeft die overeenkomstig de toepasselijke geluidseisen is vastgesteld;

    2. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen:

    i) 

    de referentie van de geluidsgegevens in de geluidsniveaugegevensbank van het Agentschap, dat de geluidsinformatie weergeeft die overeenkomstig de toepasselijke geluidseisen is vastgesteld, en

    ii) 

    de historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen.

    d) 

    Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt c), 1, i), vermelde verklaringen uiterlijk 60 dagen vóór het luchtvaartuig aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie wordt aangeboden, worden afgegeven.

    21L.A.164    Overdraagbaarheid en heruitgifte van geluidscertificaten en beperkte geluidscertificaten in lidstaten

    Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

    a) 

    en als het blijft ingeschreven in hetzelfde register, wordt het geluidscertificaat of het beperkt geluidscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig subdeel I van sectie B van deze bijlage, samen met het luchtvaartuig overgedragen;

    b) 

    en als het luchtvaartuig bestemd is om in een andere lidstaat te worden ingeschreven, dient de natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam het luchtvaartuig zal worden geregistreerd bij de bevoegde autoriteit van de nieuwe lidstaat van registratie een aanvraag in voor een nieuw geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat en neemt hij het vorige geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig subdeel I van sectie B van deze bijlage op in zijn aanvraag.

    21L.A.165    Blijvende geldigheid van een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat

    a) 

    Een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat blijft geldig zolang:

    1. 

    het luchtvaartuig in hetzelfde register is ingeschreven;

    2. 

    het certificaat niet door de houder is teruggegeven;

    3. 

    het luchtvaartuig blijft voldoen aan de toepasselijke milieubeschermingseisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en aan het toepasselijke typeontwerp of aan de toepasselijke ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming van het ontwerp is verklaard, rekening houdend met de in 21L.B.21 gespecificeerde bepalingen inzake de behandeling van bevindingen;

    4. 

    het bewijs niet is ingetrokken door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie krachtens 21L.B.22.

    b) 

    In geval van teruggave of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    SUBDEEL J –   VERKLAARDE ONTWERPORGANISATIES

    21L.A.171    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    a) 

    de procedure voor het verklaren van de ontwerpbekwaamheid door natuurlijke en rechtspersonen die producten ontwerpen in het kader van deze sectie, en

    b) 

    de rechten en verplichtingen van de personen die in punt a) bedoelde verklaringen van ontwerpbekwaamheid indienen.

    21L.A.172    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie” in dit subdeel) die overeenkomstig 21L.A.22, 21L.A.82 of 21L.A.204 zijn ontwerpbekwaamheid moet aantonen, mag zijn bekwaamheid verklaren onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    21L.A.173    Verklaring van ontwerpbekwaamheid

    a) 

    Voorafgaand aan of tegelijkertijd met de aanvraag voor een ontwerpgoedkeuring overeenkomstig deze sectie of, als dit eerder gebeurt, voorafgaand aan de indiening, overeenkomstig 21.A.710 van bijlage I (deel 21), van de aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor een door een organisatie ontworpen product, dient de organisatie een verklaring van ontwerpbekwaamheid in bij het Agentschap.

    b) 

    De verklaring en alle daaropvolgende wijzigingen daarvan worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    c) 

    De verklaring bevat de informatie die het Agentschap nodig heeft om zich vertrouwd te maken met de organisatie en de voorgenomen werkzaamheden, en bevat minstens:

    1. 

    de geregistreerde naam van de organisatie;

    2. 

    de contactgegevens van het geregistreerde adres van de hoofdvestiging en, indien van toepassing, de exploitatievestigingen van de organisatie;

    3. 

    de namen en contactgegevens van het hoofd van de ontwerporganisatie;

    4. 

    het geplande toepassingsgebied van de werkzaamheden;

    5. 

    een verklaring die bevestigt dat de organisatie:

    i) 

    over een ontwerpbeheersysteem beschikt overeenkomstig 21L.A.174, punt a), en

    ii) 

    ervoor zal zorgen dat het ontwerpbeheersysteem in overeenstemming blijft met dit subdeel;

    6. 

    een verklaring die bevestigt dat de organisatie de overeenkomstig 21L.A.174, punt d), vastgestelde processen en procedures zal naleven;

    7. 

    een verklaring dat de organisatie ermee instemt de verplichtingen van een verklaarde ontwerporganisatie overeenkomstig 21L.A.177 na te komen.

    d) 

    De verklaring van ontwerpbekwaamheid wordt ingediend bij het Agentschap.

    21L.A.174    Ontwerpbeheersysteem

    a) 

    De verklaarde ontwerporganisatie zorgt voor de vaststelling, de toepassing en het onderhoud van een ontwerpbeheersysteem, met duidelijke aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden in de hele organisatie, dat:

    1. 

    overeenkomt met de aard en complexiteit van haar activiteiten en de omvang van de organisatie, en rekening houdt met de gevaren en aanverwante risico’s die inherent zijn aan deze activiteiten;

    2. 

    is vastgesteld onder de aansprakelijkheid van één enkele beheerder die overeenkomstig 21L.A.175, punt a), is aangesteld als hoofd van de ontwerporganisatie.

    b) 

    Als onderdeel van haar ontwerpbeheersysteem beschikt de verklaarde ontwerporganisatie over een middel om voor ontwerpborging te zorgen door een systeem voor de controle van en het toezicht op het ontwerp en de ontwerpwijzigingen en reparaties van producten toe te passen en in stand te houden. Dit systeem moet:

    1. 

    een luchtwaardigheidsfunctie omvatten wiens verantwoordelijkheid het is/met de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat het ontwerp van producten en wijzigingen en reparaties daarvan in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    2. 

    een onafhankelijke functie vaststellen, toepassen en in stand houden om het aantonen van de overeenstemming, op basis waarvan de organisatie verklaart dat zij in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, te controleren;

    3. 

    specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem garandeert dat de ontworpen onderdelen of de taken die door partners of subcontractanten zijn uitgevoerd overeenkomstig in schriftelijke procedures vastgelegde methoden, aanvaardbaar zijn.

    c) 

    In het kader van haar ontwerpbeheersysteem stelt de verklaarde ontwerporganisatie een onafhankelijke functie vast om toezicht te houden op de overeenstemming van de organisatie met de relevante eisen en op de naleving en toereikendheid van het ontwerpbeheersysteem. Dit toezicht moet een systeem omvatten om feedback te geven aan de in 21L.A.175, punt b), bedoelde persoon of groep van personen en aan de in 21L.A.175, punt a), bedoelde verantwoordelijke beheerder zodat, indien nodig, corrigerende maatregelen kunnen worden genomen.

    d) 

    De verklaarde ontwerporganisatie zorgt voor het vaststellen, bijhouden en actualiseren van processen en procedures die garanderen dat het ontwerp van de producten in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen. Op verzoek stelt de verklaarde ontwerporganisatie bewijsstukken met betrekking tot deze processen en procedures ter beschikking van het Agentschap.

    e) 

    Ingeval onderdelen of wijzigingen aan de producten worden ontworpen door partnerorganisaties of subcontractanten, moeten de processen en procedures in punt d) een beschrijving bevatten van de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen, de in punt b), 2, voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moeten ze tevens, rechtstreeks of door middel van verwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van deze partners of subcontractanten bevatten.

    f) 

    Als de verklaarde ontwerporganisatie houder is van (een) ander(e) op basis van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen afgegeven productcertifica(a)t(en), mag de verklaarde ontwerporganisatie het ontwerpbeheersysteem integreren in het beheersysteem dat vereist is voor de afgifte van het (de) ander(e) certifica(a)t(en).

    21L.A.175    Middelen van de verklaarde ontwerporganisatie

    a) 

    De verklaarde ontwerporganisatie stelt een hoofd van de ontwerporganisatie aan, die de bevoegdheid heeft ervoor te zorgen dat binnen de organisatie alle ontwerpactiviteiten volgens de vereiste normen worden uitgevoerd en dat de verklaarde ontwerporganisatie blijft voldoen aan de eisen van het in 21L.A.174, punten a), b) en c), bedoelde ontwerpbeheersysteem en aan de in 21L.A.174, punt d), bedoelde processen en procedures.

    b) 

    Het hoofd van de ontwerporganisatie benoemt en identificeert belangrijk personeel binnen de organisatie:

    1. 

    dat ervoor moet zorgen dat het ontwerp van producten en wijzigingen en reparaties daarvan in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    2. 

    dat verantwoordelijk is voor het onafhankelijke toezicht op de functie voor overeenstemming en toereikendheid, en

    3. 

    afhankelijk van de grootte van de organisatie, dat verantwoordelijk is voor alle andere personen of groepen van personen die nodig is of zijn om ervoor te zorgen dat de organisatie in overeenstemming is met de eisen van deze sectie.

    c) 

    De in punt b) bedoelde persoon of groep van personen:

    1. 

    is verantwoording verschuldigd aan het hoofd van de ontwerporganisatie en heeft rechtstreeks toegang;

    2. 

    heeft de juiste kennis, achtergrond en ervaring om zich van zijn verantwoordelijkheden te kunnen kwijten.

    d) 

    De verklaarde productieorganisatie moet waarborgen dat:

    1. 

    het personeel in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren is en voldoende bevoegdheden heeft gekregen om zich van de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen kwijten, en dat deze, samen met de accommodatie, faciliteiten en uitrustingen, toereikend zijn om het personeel in staat te stellen te garanderen dat de ontworpen producten luchtwaardig en milieuverenigbaar zijn;

    2. 

    er binnen de verklaarde ontwerporganisatie volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot luchtwaardigheids- en milieuverenigbaarheidskwesties.

    e) 

    De verklaarde ontwerporganisatie documenteert de structuur van haar organisatie, samen met het belangrijk personeel dat ervoor moet zorgen dat de organisatie voldoet aan dit subdeel, actualiseert deze documenten en stelt ze op verzoek ter beschikking van het Agentschap.

    21L.A.176    Toepassingsgebied van de werkzaamheden

    De verklaarde ontwerporganisatie identificeert de types ontwerpwerkzaamheden, de productcategorieën waarvoor ontwerpactiviteiten worden uitgevoerd en de functies en taken die de ontwerporganisatie uitvoert met betrekking tot de luchtwaardigheid en milieuverenigbaarheid van producten.

    21L.A.177    Verplichtingen van de verklaarde ontwerporganisatie

    Een verklaarde ontwerporganisatie moet:

    a) 

    werken overeenkomstig duidelijk gedefinieerde procedures, praktijken en processen;

    b) 

    als zij voornemens is testvluchten uit te voeren, een exploitatiehandboek bijhouden en actualiseren waarin een beschrijving wordt gegeven van haar beleid en processen voor testvluchten, en dit handboek op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap;

    c) 

    nagaan of het ontwerp van producten, met inbegrip van wijzigingen en reparaties, geen onveilige kenmerken vertoont en voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, en moet het Agentschap verklaringen/documenten verstrekken die dit bevestigen;

    d) 

    het Agentschap informatie of instructies met betrekking tot acties op het gebied van blijvende luchtwaardigheid verstrekken;

    e) 

    voldoen aan de in subdeel A van deze bijlage vastgestelde eisen die van toepassing zijn op verklaarde ontwerporganisaties.

    21L.A.178    Kennisgeving van wijzigingen en stopzetting van de activiteiten

    De verklaarde ontwerporganisatie stelt het Agentschap onverwijld in kennis van het volgende:

    a) 

    alle wijzigingen van de informatie die verklaard is overeenkomstig 21L.A.173, punt c);

    b) 

    wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem die betekenisvol zijn voor het aantonen van de overeenstemming van de door haar ontworpen producten;

    c) 

    de stopzetting van sommige of alle activiteiten waarop de verklaring betrekking heeft.

    SUBDEEL K –   ONDERDELEN

    21L.A.191    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt vastgesteld hoe de overeenstemming van onderdelen met de luchtwaardigheidseisen moet worden aangetoond.

    21L.A.192    Aantonen van de overeenstemming

    a) 

    Het aantonen van de overeenstemming met de luchtwaardigheidseisen van onderdelen die moeten worden geïnstalleerd in een typegecertificeerd product of in een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard, gebeurt:

    1. 

    in combinatie met de typecertificeringsprocedures van subdeel B, D of E van deze bijlage, voor het product waarin ze worden geïnstalleerd, of

    2. 

    in combinatie met de in subdeel C of F van deze bijlage vastgestelde procedures voor het verklaren van de overeenstemming met het ontwerp, voor het product waarin ze worden geïnstalleerd, of

    3. 

    volgens de in bijlage I (deel 21), sectie A, subdeel O, vastgestelde procedure voor een ETSO-autorisatie, of

    4. 

    in het geval van standaardonderdelen, overeenkomstig officieel erkende normen.

    b) 

    In alle gevallen waarin de goedkeuring van een onderdeel expliciet vereist wordt door wetgeving van de Unie of maatregelen van het Agentschap, moet het onderdeel voldoen aan de toepasselijke ETSO-bepalingen of aan de specificaties die door het Agentschap als gelijkwaardig worden beschouwd voor het concrete geval.

    21L.A.193    Vrijgave van onderdelen voor installatie

    a) 

    Een onderdeel of product mag alleen in een product worden geïnstalleerd wanneer het door de houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ontwerpwijziging, goedkeuring van een reparatieontwerp of verklaring van overeenstemming met het ontwerp geïdentificeerd is als geschikt als voor installatie, en wanneer het:

    1. 

    zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

    2. 

    gemarkeerd is overeenkomstig subdeel Q van deze bijlage, en

    3. 

    vergezeld gaat van een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) waarin wordt gecertificeerd dat het werd vervaardigd overeenkomstig de toepasselijke ontwerpgegevens.

    b) 

    In afwijking van punt a), 3, en voor zover de voorwaarden van punt c) zijn vervuld, is voor de volgende onderdelen geen certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) nodig om te worden geïnstalleerd in een typegecertificeerd product of in een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard:

    1. 

    een standaardonderdeel;

    2. 

    een onderdeel dat:

    i) 

    geen beperkte levensduur heeft en geen deel uitmaakt van de primaire structuur of van de besturingsorganen;

    ii) 

    geïdentificeerd is voor installatie in het specifieke luchtvaartuig door de houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, ontwerpwijziging, goedkeuring van een reparatieontwerp of verklaring van overeenstemming met het ontwerp;

    iii) 

    moet worden geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvan de eigenaar is nagegaan of het in overeenstemming is met voorwaarden i) en ii), en de verantwoordelijkheid voor deze overeenstemming heeft aanvaard;

    3. 

    een onderdeel waarvoor niet-overeenstemming met zijn goedgekeurde of verklaarde ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect heeft op de veiligheid van het product en dat als dusdanig is geïdentificeerd door de houder van de ontwerpgoedkeuring of de declarant van de overeenstemming met het ontwerp in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid. Om de gevolgen van de niet-overeenstemming van een onderdeel of uitrustingsstuk voor de veiligheid te bepalen, kan de houder van de ontwerpgoedkeuring of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid bepalen dat de installateur van het onderdeel specifieke controleactiviteiten moet uitvoeren;

    4. 

    in het geval een standaardwijziging overeenkomstig 21L.A.102 of een standaardreparatie overeenkomstig 21L.A.202 is doorgevoerd, een onderdeel waarvoor de gevolgen van de niet-overeenstemming met zijn ontwerpgegevens een verwaarloosbaar effect hebben op de veiligheid van het product, en dat als dusdanig is geïdentificeerd in de overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.B.70, afgegeven certificeringsspecificaties voor standaardwijzigingen en standaardreparaties. Om het veiligheidseffect te bepalen van een onderdeel dat niet in overeenstemming is, kunnen in die certificeringsspecificaties specifieke controleactiviteiten worden vastgesteld die moeten worden uitgevoerd door de persoon die het onderdeel in het product installeert;

    5. 

    een onderdeel dat is vrijgesteld van een luchtwaardigheidsgoedkeuring overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie ( 9 ), en

    6. 

    een onderdeel dat deel uitmaakt van een grotere assemblage, zoals geïdentificeerd in punt b), 1 tot en met 5.

    c) 

    In punt b) vermelde onderdelen komen in aanmerking voor installatie in een typegecertificeerd product of een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard zonder dat zij vergezeld gaan van een EASA-formulier 1, voor zover de installateur houder is van een document dat is afgegeven door de persoon of organisatie die het onderdeel heeft vervaardigd, waarin de naam van het onderdeel, het onderdeelnummer en de datum van afgifte worden vermeld en wordt verklaard dat het onderdeel in overeenstemming is met de ontwerpgegevens.

    SUBDEEL M –   ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN TYPEGECERTIFICEERDE PRODUCTEN

    21L.A.201    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    a) 

    de procedure om goedkeuringen van ontwerpen van reparaties van typegecertificeerde producten aan te vragen;

    b) 

    de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van de in punt a) bedoelde goedkeuringen;

    c) 

    bepalingen voor standaardreparaties waarvoor geen goedkeuring nodig is.

    21L.A.202    Standaardreparaties

    a) 

    Standaardreparaties zijn reparaties van een typegecertificeerd product die zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel B van sectie B van deze bijlage, en die:

    1. 

    de ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke de aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardreparaties bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    2. 

    niet in strijd zijn met de gegevens van de houder van dat typecertificaat.

    b) 

    21L.A.203 tot en met 21L.A.211 zijn niet van toepassing op standaardreparaties.

    21L.A.203    Classificatie van ontwerpen van reparaties van een typegecertificeerd product

    a) 

    Ontwerpen van reparaties van een typegecertificeerd product worden geclassificeerd als gering of ingrijpend.

    b) 

    Een „geringe reparatie” is een reparatieontwerp dat geen merkbaar effect heeft op de massa, balans, structurele sterkte, betrouwbaarheid, gecertificeerde geluids- of emissieniveaus, operationele kenmerken of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product of de milieuverenigbaarheid ervan beïnvloeden.

    c) 

    Alle andere reparatieontwerpen zijn „ingrijpende reparaties”.

    d) 

    De eisen voor de goedkeuring van ontwerp van een geringe reparatie zijn vastgesteld in 21L.A.207.

    e) 

    De eisen voor de goedkeuring van ontwerp van een ingrijpende reparatie zijn vastgesteld in 21L.A.208.

    21L.A.204    Aanvaardbaarheid

    a) 

    Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn ontwerpbekwaamheid overeenkomstig 21L.A.23 heeft aangetoond of aan het aantonen is, mag de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie van een typegecertificeerd product aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.

    b) 

    Elke natuurlijke of rechtspersoon mag de goedkeuring van een ontwerp voor een geringe reparatie van een typegecertificeerd product aanvragen overeenkomstig de voorwaarden van dit subdeel.

    21L.A.205    Aanvraag voor de goedkeuring van een ontwerp van een reparatie van een typegecertificeerd product

    a) 

    Een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van een reparatie van een typegecertificeerd product moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    b) 

    Voor de goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende wijziging moet de aanvrager een plan voor het aantonen van de overeenstemming in zijn aanvraag opnemen of na de oorspronkelijke aanvraag indienen; in dit plan:

    1. 

    wordt een beschrijving gegeven van de schade en het ontwerp, met vermelding van de configuratie van het typeontwerp waarop het reparatieontwerp betrekking heeft;

    2. 

    worden alle aspecten van het typeontwerp en de goedgekeurde handleidingen geïdentificeerd die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van het reparatieontwerp;

    3. 

    worden nieuwe onderzoeken geïdentificeerd die nodig zijn om aan te tonen dat het reparatieontwerp en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden in overeenstemming zijn met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, die onder verwijzing zijn opgenomen in het typecertificaat of het aanvullend typecertificaat, al naargelang van toepassing;

    4. 

    worden alle voorgestelde wijzigingen van de typecertificeringsbasis die onder verwijzing zijn opgenomen in het typecertificaat of het aanvullend typecertificaat, al naargelang van toepassing, geïdentificeerd;

    5. 

    wordt gespecificeerd of de certificeringsgegevens volledig zijn of zullen worden voorbereid door de aanvrager of op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens.

    21L.A.206    Bewijs van overeenstemming

    a) 

    De aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie moet de overeenstemming aantonen met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.201, en moet de middelen waarmee die overeenstemming is aangetoond aan het Agentschap verstrekken.

    b) 

    De aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie moet het Agentschap overeenstemmingsdocumenten verstrekken, met een rechtvaardiging van de overeenstemmingsmiddelen volgens het plan voor het aantonen van de overeenstemming.

    c) 

    Bij het uitvoeren van tests en inspecties om de overeenstemming aan te tonen overeenkomstig punt a), moet de aanvrager, alvorens een test uit te voeren, het volgende hebben geverifieerd en deze verificatie hebben gedocumenteerd:

    1. 

    voor het testexemplaar:

    i) 

    dat de materialen en processen in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde typeontwerp;

    ii) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde typeontwerp;

    iii) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde typeontwerp, en

    2. 

    dat de voor de test gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is.

    d) 

    Testvluchten met het oog op het verkrijgen van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met methoden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke testvluchten. De aanvrager voert alle testvluchten uit die nodig zijn om te bepalen of de toepasselijke typecertificeringbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen zijn nageleefd.

    e) 

    Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie moet toestemming verlenen aan het Agentschap om:

    1. 

    alle gegevens en informatie met betrekking tot het aantonen van de overeenstemming te controleren;

    2. 

    tests of inspecties uit te voeren of bij te wonen met het oog op het aantonen van de overeenstemming, en

    3. 

    indien nodig een fysieke inspectie uit te voeren van het gerepareerde product, teneinde na te gaan of het ontwerp in overeenstemming is met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    f) 

    Als het aantonen van de overeenstemming voltooid is, verklaart de aanvrager aan het Agentschap dat:

    1. 

    hij de naleving van de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, zoals vastgesteld en door het Agentschap aan de aanvrager meegedeeld overeenkomstig 21L.B.201, heeft aangetoond overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming, en

    2. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product met het reparatieontwerp onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    21L.A.207    Eisen voor de goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie

    Om een goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie van een typegecertificeerd product te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    aantonen dat het reparatieontwerp en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, in overeenstemming zijn met:

    1. 

    de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die onder verwijzing zijn opgenomen in het typecertificaat, of

    2. 

    als de aanvrager dat verkiest, de certificeringsspecificaties die van toepassing zijn op het product op de toepassingsdatum van de goedkeuring van het reparatieontwerp;

    b) 

    verklaren in overeenstemming te zijn met de typecertificeringsbasis en de milieubeschermingseisen die van toepassing zijn overeenkomstig punt a), 1, of met de certificeringsspecificaties die gekozen zijn overeenkomstig punt a), 2, de rechtvaardigingen van de overeenstemming registreren in de overeenstemmingsdocumenten en registreren dat geen enkel kenmerk is vastgesteld dat het gewijzigde product onveilig of milieuonverenigbaar kan maken voor het gebruik waarvoor certificering wordt gevraagd;

    c) 

    de rechtvaardiging van de overeenstemming voor de reparatie en de verklaring van overeenstemming bij het Agentschap indienen.

    21L.A.208    Eisen voor de goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    Om een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een typegecertificeerd product te krijgen, moet de aanvrager:

    a) 

    aantonen dat het reparatieontwerp en de domeinen die gevolgen daar gevolgen van ondervinden, voldoen aan de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld en aan de aanvrager zijn meegedeeld overeenkomstig 21L.B.201;

    b) 

    de overeenstemming aantonen overeenkomstig 21L.A.206;

    c) 

    wanneer hij heeft aangegeven dat hij certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificeringsgegevens, overeenkomstig 21L.A.205, punt b), 5, aantonen dat de houder van het typecertificaat:

    1. 

    geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig 21L.A.205 ingediende informatie, en

    2. 

    ermee heeft ingestemd om met aanvrager samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen inzake de blijvende luchtwaardigheid van het gerepareerde product worden nagekomen in overeenstemming met de punten 21L.A.28 en 21L.A.88;

    d) 

    aantonen dat er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de door het Agentschap overeenkomstig 21L.A.206, punt e), 3, uitgevoerde fysieke inspectie van het eerste artikel van dat product met de ontwerpwijziging in de definitieve gewijzigde configuratie.

    21L.A.209    Goedkeuring van een reparatieontwerp op grond van een bevoegdheid

    a) 

    Een erkende ontwerporganisatie mag, in plaats van het Agentschap, de goedkeuring van een door haar ontworpen reparatieontwerp afgeven zonder een in 21L.A.205 bedoelde aanvraag te doen, overeenkomstig het toepassingsgebied van de bevoegdheden die haar zijn verleend krachtens bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 2 en 5, zoals geregistreerd in de erkenningsvoorwaarden.

    b) 

    Als de ontwerporganisatie een goedkeuring van een reparatie afgeeft overeenkomstig punt a), moet zij:

    1. 

    erop toezien dat alle stavingsgegevens en rechtvaardigingen beschikbaar zijn;

    2. 

    erop toezien dat de overeenstemming van de wijziging met de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen overeenkomstig 21L.A.207, punt a), of 21L.A.208, punt a), is aangetoond en verklaard overeenkomstig 21L.A.206;

    3. 

    bevestigen dat geen van de volgende is vastgesteld:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen, of met de gekozen certificeringsspecificaties;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die de reparatie onveilig of milieuonverenigbaar maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;

    4. 

    de goedkeuring van een reparatie beperken tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de reparatie betrekking heeft.

    21L.A.210    Verplichtingen van een houder van een goedkeuring van een reparatieontwerp

    Houders van een goedkeuring van een reparatieontwerp moeten:

    a) 

    als zij niet de houder van het typecertificaat of aanvullend typecertificaat zijn, en als de certificeringsgegevens zijn geleverd overeenkomstig 21L.A.205, punt b), 5, een regeling treffen met de relevante houder;

    b) 

    alle nodige instructies om het reparatieontwerp te installeren of te integreren, verstrekken aan de organisatie die de reparatie uitvoert;

    c) 

    steun verlenen aan alle productieorganisaties die onderdelen voor het reparatieontwerp produceren, en erop toezien dat bij de productie van die onderdelen gebruik wordt gemaakt van productiegegevens die gebaseerd zijn op door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp verstrekte ontwerpgegevens;

    d) 

    ervoor zorgen dat het reparatieontwerp alle nodige instructies en beperkingen omvat, als een reparatieontwerp wordt goedgekeurd met beperkingen. Deze instructies en beperkingen moeten door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp aan de exploitant worden bezorgd volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure;

    e) 

    de in subdeel A van deze bijlage vastgestelde verplichtingen van een houder van een reparatieontwerp nakomen.

    21L.A.211    Niet-gerepareerde schade

    Voor schade aan een product waarvan het ontwerp is goedgekeurd overeenkomstig sectie B is geen reparatieontwerp nodig als dit gerechtvaardigd is op basis van een beoordeling van de gevolgen voor de luchtwaardigheid. Een dergelijke beoordeling wordt uitgevoerd door het Agentschap of door een ontwerporganisatie die op passende wijze is goedgekeurd overeenkomstig sectie A, subdeel J van bijlage I (deel 21), volgens een door het Agentschap aanvaarde procedure. Als de conclusie van de beoordeling luidt dat de niet-gerepareerde schade beperkingen vereist, worden die verwerkt overeenkomstig 21L.A.210, punt d).

    SUBDEEL N –   ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS VERKLAARD

    21L.A.221    Toepassingsgebied

    In dit subdeel wordt het volgende vastgelegd:

    a) 

    de procedure voor het verklaren van de overeenstemming van ontwerpen van reparaties van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring is ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage;

    b) 

    de rechten en verplichtingen van de declarant die een in punt a) bedoelde verklaring van overeenstemming van een reparatie indient;

    c) 

    bepalingen met betrekking tot de standaardreparaties waarvoor geen verklaring van overeenstemming met het ontwerp nodig is.

    21L.A.222    Standaardreparaties

    a) 

    Standaardreparaties zijn ontwerpen van een reparatie van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring is ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage, en die:

    1. 

    de ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke de aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardreparaties bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

    2. 

    niet in strijd zijn met de ontwerpgegevens die onder de verklaring van overeenstemming van het luchtvaartuig met het ontwerp vallen, overeenkomstig subdeel C van deze bijlage.

    b) 

    21L.A.223 tot en met 21L.A.229 zijn niet van toepassing op standaardreparaties.

    21L.A.223    Classificatie van ontwerpen van reparaties van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    a) 

    Ontwerpen van reparaties van een luchtvaartuig dat onder een overeenkomstig subdeel C van deze bijlage ingediende verklaring valt, worden geclassificeerd als ingrijpend of gering, op basis van de in 21L.A.203, punten b) en c), vastgestelde criteria.

    b) 

    De overeenstemming van het ontwerp van een geringe reparatie met het ontwerp wordt verklaard overeenkomstig 21L.A.225.

    c) 

    De overeenstemming van het ontwerp van een ingrijpende reparatie met het ontwerp wordt verklaard overeenkomstig 21L.A.226.

    21L.A.224    Aanvaardbaarheid

    a) 

    Een declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage kan de overeenstemming van een ontwerp van een geringe reparatie van dat luchtvaartuig verklaren onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden. Bovendien kan een dergelijke verklaring van overeenstemming ook worden ingediend, onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden, door een ontwerporganisatie die erkend is overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 3.

    b) 

    Een declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage kan de overeenstemming van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van dat luchtvaartuig verklaren onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    c) 

    Als de declarant die een verklaring van overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp heeft ingediend overeenkomstig subdeel C van deze bijlage niet meer actief is of niet reageert op verzoeken om reparatieontwerpen, mag in afwijking van punt b) de overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp ook overeenkomstig subdeel C van deze bijlage worden verklaard door een overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 2, erkende ontwerporganisatie of door elke andere natuurlijke of rechtspersoon die de in 21L.A.47 vastgestelde verplichtingen kan nakomen met betrekking tot dat luchtvaartuig.

    21L.A.225    Verklaring van overeenstemming van ontwerpen van geringe reparaties

    a) 

    Alvorens eens ontwerp van een geringe reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig subdeel C van deze bijlage te installeren of te integreren of hierover overeenstemming te bereiken met een productieorganisatie, verklaart de declarant of de organisatie die de geringe reparatie heeft ontworpen dat het ontwerp van de geringe reparatie in overeenstemming is met de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee overeenstemming was verklaard overeenkomstig 21L.A.43.

    b) 

    De verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    c) 

    De declarant of organisatie die de geringe wijziging heeft ontworpen, moet een register bijhouden van ontwerpen van geringe reparaties van een luchtvaartuig waarvoor een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd, en moet alle overeenkomstig punt a) afgelegde verklaringen op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap.

    21L.A.226    Verklaring van overeenstemming met ontwerpen van ingrijpende reparaties

    a) 

    Alvorens eens ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard overeenkomstig subdeel C van deze bijlage te installeren of te integreren of hierover overeenstemming te bereiken met een productieorganisatie, verklaart de declarant dat het ontwerp van de ingrijpende reparatie in overeenstemming is met de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee overeenstemming was verklaard overeenkomstig 21L.A.43.

    b) 

    De verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

    c) 

    De verklaring bevat ten minste de volgende gegevens:

    1. 

    de naam van de persoon die de verklaring indient, en zijn adres/vestiging;

    2. 

    het referentienummer van de verklaring van het luchtvaartuig waarop de ingrijpende wijziging betrekking heeft;

    3. 

    een unieke referentie voor het identificeren van het ontwerp van de ingrijpende wijziging;

    4. 

    een indicatie van de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee de declarant de overeenstemming van het luchtvaartuig heeft verklaard overeenkomstig 21L.A.43;

    5. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat het ontwerp van de ingrijpende wijziging in overeenstemming is met de in punt 4 bedoelde gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen, overeenkomstig het in punt d), 3, bedoelde plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    6. 

    een ondertekende verklaring, onder de verantwoordelijkheid van uitsluitend de persoon die de verklaring aflegt, dat die persoon geen kenmerken heeft vastgesteld die het luchtvaartuig onveilig of milieuonverenigbaar maken voor het beoogde gebruik;

    7. 

    een beschrijving van de schade en het ontwerp, met vermelding van de configuratie van het typeontwerp waaraan de reparatie wordt aangebracht;

    8. 

    de identificatie van alle aspecten van het typeontwerp en de goedgekeurde handboeken die worden gewijzigd of die gevolgen ondervinden van het reparatieontwerp.

    d) 

    De declarant die een ingrijpende reparatie ontwerpt, dient de in punt c) bedoelde verklaring in bij het Agentschap, samen met:

    1. 

    een beschrijving van de ingrijpende reparatie;

    2. 

    basisgegevens over de ingrijpende reparatie, met inbegrip van de exploitatiekenmerken, ontwerpkenmerken en eventuele beperkingen;

    3. 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming, waarin de middelen die tijdens het aantonen van de overeenstemming werden gebruikt, in detail worden toegelicht;

    4. 

    geregistreerde rechtvaardigingen van de overeenstemming in overeenstemmingsgegevens die verkregen zijn op basis van overeenstemmingsactiviteiten die overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming zijn uitgevoerd;

    5. 

    de middelen waarmee de overeenstemming is aangetoond met de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee de declarant de overeenstemming van het luchtvaartuig heeft verklaard overeenkomstig 21L.A.43;

    6. 

    in het geval de overeenstemming is aangetoond aan de hand van tests, een geregistreerde rechtvaardiging van de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur, waaruit blijkt:

    i) 

    voor het testexemplaar:

    A) 

    dat de materialen en processen in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerpspecificaties;

    B) 

    dat de samenstellende delen van de producten in toereikende mate beantwoordden aan de ontwerptekeningen, en

    C) 

    dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoordden aan die van het ontwerp;

    ii) 

    dat de voor de tests gebruikte test- en meetapparatuur geschikt was voor de tests en juist gekalibreerd was;

    7. 

    verslagen, resultaten van inspecties of tests die volgens de declarant nodig waren om te bepalen dat het luchtvaartuig voldoet aan de gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    e) 

    De verklaring van een ingrijpende reparatie ten opzichte van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in de verklaring van overeenstemming met het ontwerp waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.A.227    Overeenstemmingsactiviteiten voor verklaringen van overeenstemming van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    Alvorens een verklaring van overeenstemming af te leggen overeenkomstig 21L.A.226 moet de declarant, met betrekking tot dat specifieke ontwerp:

    a) 

    een plan voor het aantonen van de overeenstemming opstellen, waarin de middelen die tijdens het aantonen van de overeenstemming zullen worden gebruikt, in detail worden toegelicht. Dit document wordt zo nodig bijgewerkt;

    b) 

    de rechtvaardiging van de overeenstemming registreren in de overeenstemmingsdocumenten, overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    c) 

    indien nodig tests en inspecties uitvoeren overeenkomstig het plan voor het aantonen van de overeenstemming;

    d) 

    de conformiteit van de testartikelen en -apparatuur waarborgen en registreren, en ervoor zorgen dat het testexemplaar overeenstemt met de specificaties, tekeningen, fabricageprocessen, constructie en assemblagemiddelen in het ontwerp;

    e) 

    ervoor zorgen dat de voor de tests gebruikte test- en meetapparatuur geschikt is voor de test en juist gekalibreerd is;

    f) 

    het Agentschap toestemming verlenen voor de uitvoering van of deelname aan inspecties of tests van luchtvaartuigen in definitieve of voldoende vergevorderde ontwerp- en productieconfiguratie die nodig zijn om te bepalen of het product met het reparatieontwerp geen kenmerken vertoont die het luchtvaartuig onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het beoogde gebruik;

    g) 

    testvluchten uitvoeren, overeenkomstig de daarvoor door het Agentschap gespecificeerde vluchtvoorwaarden, voor zover nodig om te bepalen dat het luchtvaartuig overeenstemt met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    21L.A.228    Verplichtingen van de declarant van een verklaring van overeenstemming met een reparatieontwerp

    De declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp moet:

    a) 

    voor ontwerpen van geringe reparaties, een register van die verklaringen bijhouden en die verklaringen op verzoek ter beschikking stellen van het Agentschap;

    b) 

    alle nodige instructies om het reparatieontwerp te installeren of te integreren, verstrekken aan de organisatie die de reparatie uitvoert;

    c) 

    steun verlenen aan alle productieorganisaties die onderdelen voor het reparatieontwerp produceren, en erop toezien dat bij de productie van die onderdelen gebruik wordt gemaakt van productiegegevens die gebaseerd zijn op door de declarant verstrekte ontwerpgegevens;

    d) 

    als verklaard wordt dat beperkingen van toepassing zijn op een reparatieontwerp, verstuurt de declarant deze beperkingen naar de exploitant aan de hand van een gedocumenteerde procedure die op verzoek ter beschikking van het Agentschap wordt gesteld;

    e) 

    de in subdeel A van deze bijlage vastgestelde verplichtingen van een declarant van overeenstemming van een reparatieontwerp nakomen.

    21L.A.229    Niet-gerepareerde schade

    De declarant van de overeenstemming van een luchtvaartuig met het ontwerp, overeenkomstig subdeel C van deze bijlage, of een erkende ontwerporganisatie met bevoegdheden overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.A.263, punt c), 3, en met een goedkeuring met passend toepassingsgebied, beoordeelt de gevolgen voor de luchtwaardigheid en milieuverenigbaarheid van alle schade aan een dergelijk luchtvaartuig die niet gerepareerd is en niet gedekt wordt door eerder verklaarde gegevens. Alle nodige beperkingen worden verwerkt in overeenstemming met 21L.A.228, punt d).

    SUBDEEL O –   ETSO-AUTORISATIES

    (Gereserveerd)

    SUBDEEL P –   VLIEGVERGUNNING

    21L.A.241    Vliegvergunning en vluchtvoorwaarden

    a) 

    De procedures voor het aanvragen van vliegvergunningen en bijbehorende vluchtvoorwaarden voor luchtvaartuigen die onder het toepassingsgebied van deze bijlage vallen, zijn vastgesteld in sectie A, subdeel P van bijlage I (deel 21) en in 21L.A.241, punten b) en c).

    b) 

    De aanvrager van een vliegvergunning overeenkomstig 21.A.707 van bijlage I (deel 21) treft regelingen met de bevoegde autoriteit om een conformiteitsinspectie van het luchtvaartuig uit te voeren wanneer de aanvraag van een betrekking heeft op:

    1. 

    het aantonen van overeenstemmingsactiviteiten in 21L.A.25 voor een luchtvaartuig dat typegecertificeerd is of bestemd is om typegecertificeerd te worden;

    2. 

    het aantonen van overeenstemmingsactiviteiten in 21L.A.44 voor een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard of waarvoor het de bedoeling is de overeenstemming met het ontwerp te verklaren.

    c) 

    Een aanvrager van vluchtvoorwaarden overeenkomstig 21.A.709 van bijlage I (deel 21) treft regelingen met het Agentschap om:

    1. 

    het luchtvaartuig fysiek te inspecteren en te beoordelen, indien de vluchtvoorwaarden verband houden met het aantonen van de overeenstemming ter ondersteuning van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp in punt 21L.A.44 en indien het Agentschap daarom heeft verzocht tijdens de activiteiten voor het aantonen van de overeenstemming als bedoeld in 21L.B.121, punt b), en 21L.B.203, punt c), of

    2. 

    het luchtvaartuig fysiek te inspecteren en te beoordelen en een kritieke ontwerpbeoordeling uit te voeren indien de vluchtvoorwaarden verband houden met het aantonen van de overeenstemming in verband met de ontwerpcertificering in 21L.A.25 en indien het Agentschap daarom heeft verzocht in 21L.B.83, 21L.B.102 en 21L.B.203.

    SUBDEEL Q –   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN EN ONDERDELEN

    21L.A.251    Toepassingsgebied

    In dit subdeel worden de eisen vastgesteld voor de identificatie van producten en onderdelen die in het kader van deze bijlage worden ontworpen en geproduceerd.

    21L.A.252    Ontwerp van markeringen

    a) 

    De houder van een typecertificaat, aanvullend typecertificaat, goedkeuring van een wijziging van een typecertificaat of goedkeuring van een reparatieontwerp, of de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp specificeert in de ontwerpgegevens de markering van overeenkomstig deze bijlage ontworpen producten of onderdelen.

    b) 

    De specificaties van de markering moeten de volgende informatie bevatten:

    1. 

    voor producten:

    i) 

    de naam van de productieorganisatie;

    ii) 

    de benaming van het product;

    iii) 

    het serienummer van het product;

    iv) 

    alle andere informatie die passend is om het product te identificeren;

    2. 

    voor onderdelen:

    i) 

    een naam, handelsmerk of symbool dat de productieorganisatie identificeert;

    ii) 

    het onderdeelnummer;

    iii) 

    het serienummer, in gevallen waarin een onderdeel dat op een product moet worden gemonteerd, als kritiek onderdeel is geïdentificeerd.

    c) 

    De specificatie van onderdelen overeenkomstig punt b), 2, ii), bevat de letter „(R)” aan het einde van het onderdeelnummer als:

    1. 

    het onderdeel een ontwerp volgt waarvoor overeenkomstig subdeel C van deze bijlage een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend;

    2. 

    het onderdeel moet worden vrijgegeven op een EASA-formulier 1, overeenkomstig 21L.A.193, punt a), en

    3. 

    het onderdeel geproduceerd is overeenkomstig subdeel R van deze bijlage.

    21L.A.253    Identificatie van producten

    a) 

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die onder sectie A, subdeel G van bijlage I (deel 21) of onder subdeel G of R van deze bijlage producten produceert waarvan het ontwerp is goedgekeurd of verklaard overeenkomstig deze bijlage, identificeert dat product door middel van een vuurvaste markering of een vuurvaste plaat, zoals gespecificeerd in 21L.A.252.

    b) 

    De identificatieplaat wordt zo bevestigd dat ze toegankelijk en leesbaar is, en dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd en wordt, in het geval van een propeller, propellerblad of propellernaaf, aangebracht op een niet-kritiek oppervlak.

    c) 

    Voor bemande ballonnen wordt de identificatieplaat bevestigd aan het ballonomhulsel en, indien mogelijk, zodanig geplaatst dat de gebruiker ze kan lezen wanneer de ballon is opgeblazen. Verder worden de naam van de productieorganisatie, het onderdeelnummer of gelijkwaardig, en het serienummer of gelijkwaardig permanent en leesbaar aangebracht op de mand, het laadframe en de branderassemblage.

    21L.A.254    Behandeling van de identificatiegegevens

    a) 

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die onderhoudswerkzaamheden uitvoert overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014 mag, overeenkomstig door het Agentschap vastgestelde methoden, technieken en praktijken:

    1. 

    de in 21L.A.253 vermelde identificatie-informatie verwijderen, wijzigen of aanbrengen, of

    2. 

    een in 21L.A.253 bedoelde identificatieplaat verwijderen of aanbrengen, indien dit nodig is tijdens onderhoudswerkzaamheden.

    b) 

    Tenzij voor de in 21L.A.254, punt a), vermelde doeleinden mag niemand de in 21L.A.253, punt a), vermelde identificatie-informatie verwijderen, wijzigen of aanbrengen.

    c) 

    Tenzij voor de in 21L.A.254, punt a), vermelde doeleinden mag niemand een in 21L.A.253, punt a), vermelde identificatieplaat verwijderen of aanbrengen.

    d) 

    Niemand mag een overeenkomstig punt a), 2, verwijderde identificatieplaat aanbrengen op andere luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven dan die waarvan de identificatieplaat is verwijderd.

    21L.A.255    Identificatie van onderdelen

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die onder sectie A, subdeel G van bijlage I (deel 21) of onder subdeel G of R van deze bijlage onderdelen produceert voor een product waarvan het ontwerp is goedgekeurd of verklaard overeenkomstig deze bijlage, brengt een permanent en leesbaar merkteken aan op dat onderdeel zoals gespecificeerd in 21L.A.252.

    SUBDEEL R –   CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN EN CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK (EASA-FORMULIER 1) VOOR MOTOREN EN PROPELLERS, OF ONDERDELEN DAARVAN, DIE BEANTWOORDEN AAN EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.A.271    Toepassingsgebied

    In dit subdeel worden de procedures vastgesteld voor de afgifte van conformiteitsverklaringen voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52B) en certificaten van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) voor motoren of propellers, of onderdelen daarvan, die geproduceerd zijn in overeenstemming met de ontwerpgegevens van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, alsook de rechten en verplichtingen van de declarant.

    21L.A.272    Aanvaardbaarheid

    Elke natuurlijke of rechtspersoon die toegang heeft gekregen tot de toepasselijke ontwerpgegevens en in staat is de in 21L.A.275 vermelde verplichtingen na te komen, mag een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) afgeven voor een luchtvaartuig of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) voor een motor of propeller, of een onderdeel daarvan, onder de in dit subdeel vastgestelde voorwaarden.

    21L.A.273    Productiecontrolesysteem

    Natuurlijke of rechtspersonen die een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeven met de toepasselijke verklaarde ontwerpgegevens van door hen geproduceerde luchtvaartuigen, motoren of propellers, of een onderdeel daarvan, zorgen voor de vaststelling, de toepassing en het onderhoud van een productiecontrolesysteem dat:

    a) 

    processen en procedures omvat die garanderen dat het luchtvaartuig, de motor of de propeller, en alle onderdelen daarvan, in overeenstemming zijn met de toepasselijke verklaarde ontwerpgegevens;

    b) 

    garandeert dat elke conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of elk certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) alleen door gemachtigde personen wordt ondertekend;

    c) 

    processen omvat die garanderen dat eventuele in het kader van de productie noodzakelijke testvluchten veilig worden uitgevoerd;

    d) 

    garandeert dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon alle nodige luchtwaardigheids- en milieuverenigbaarheidsgegevens heeft ontvangen om de conformiteit te bepalen;

    e) 

    over procedures beschikt die garanderen dat de luchtwaardigheids- en milieuverenigbaarheidsgegevens correct worden geïntegreerd in zijn productiegegevens, actueel worden gehouden en ter beschikking worden gesteld van alle personeelsleden die toegang tot die gegevens nodig hebben om hun taken te kunnen uitvoeren;

    f) 

    een inspectiesysteem omvat dat garandeert dat alle door de natuurlijke of rechtspersoon of hun partners geproduceerde of door subcontractanten of externen geleverde luchtvaartuigen, motoren of propellers, en onderdelen daarvan, in overeenstemming zijn met de toepasselijke verklaarde ontwerpgegevens en zich in een staat bevinden die veilig gebruik mogelijk maakt;

    g) 

    een archiveringssysteem omvat waarin de eisen worden geregistreerd die aan andere organisaties, zoals leveranciers en subcontractanten, zijn opgelegd. De gearchiveerde gegevens worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit met het oog op de blijvende luchtwaardigheid;

    h) 

    garandeert dat een nieuw geproduceerd luchtvaartuig wordt onderhouden overeenkomstig de toepasselijke onderhoudsinstructies en in luchtwaardige toestand worden gehouden en, indien van toepassing, dat een certificaat van geschiktheid voor gebruik is afgegeven voor elk uitgevoerd onderhoud;

    i) 

    een intern voorvallenmeldingssysteem omvat om het verzamelen en beoordelen van de overeenkomstig 21L.A.3 verzamelde voorvallenmeldingen in het belang van de veiligheid mogelijk te maken, teneinde negatieve tendensen te identificeren of gebreken te verhelpen, en om meldbare voorvallen te selecteren. Dit systeem omhelst de evaluatie van relevante informatie betreffende voorvallen en de bekendmaking van de daarmee verband houdende informatie.

    21L.A.274    Afgifte van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1)

    a) 

    De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeeft, neemt daar het volgende in op:

    1. 

    een verklaring dat het luchtvaartuig, de motor of propeller of een onderdeel daarvan in overeenstemming is met de verklaarde ontwerpgegevens en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

    2. 

    voor elk luchtvaartuig: een verklaring dat het luchtvaartuig op de grond en in de lucht beproefd is;

    3. 

    voor elke motor of propeller met verstelbare spoed: een verklaring dat de motor of propeller met verstelbare spoed is onderworpen aan een functionele eindtest;

    4. 

    indien van toepassing, een verklaring dat de voltooide motor voldoet aan de toepasselijke motoremissievereisten die van kracht zijn op de datum waarop de motor is geproduceerd.

    b) 

    De natuurlijke persoon of rechtspersoon geeft een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) af bij:

    1. 

    de eerste eigendomsoverdracht van het luchtvaartuig, de motor of propeller of onderdelen daarvan, of

    2. 

    voor luchtvaartuigen, de aanvraag tot afgifte van het beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor het luchtvaartuig.

    21L.A.275    Verplichtingen van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeeft

    De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of een certificaat van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeeft:

    a) 

    stelt de bevoegde autoriteit ervan in kennis dat hij voornemens is een luchtvaartuig, motor of propeller of onderdeel daarvan te produceren overeenkomstig de ontwerpgegevens van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp, en dat hij conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52B) of certificaten van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) zal afgeven overeenkomstig dit subdeel;

    b) 

    zorgt ervoor dat de bijzonderheden van alle voltooide werkzaamheden worden geregistreerd;

    c) 

    bewaart op de plaats van de productie de technische gegevens en tekeningen die nodig zijn om vast te stellen of het luchtvaartuig, de motor of propeller of een onderdeel daarvan in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens;

    d) 

    verstrekt steun voor blijvende luchtwaardigheid aan de declarant van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor door hem geproduceerde luchtvaartuigen, motoren of propellers of onderdelen daarvan;

    e) 

    zorgt er in het geval van door hem geproduceerde nieuwe luchtvaartuigen voor dat het luchtvaartuig in luchtwaardige staat wordt gehouden en wordt onderhouden, tenzij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vereist dat het onderhoud volgens de regels van die verordening wordt uitgevoerd, met inbegrip van alle nodige reparaties overeenkomstig de toepasselijke ontwerpgegevens, voorafgaand aan de afgifte van een conformiteitsverklaring voor het luchtvaartuig (EASA-formulier 52B);

    f) 

    gaat na, alvorens een certificaat van geschiktheid voor gebruik na onderhoud af te geven, of elk afgewerkt luchtvaartuig het nodige onderhoud heeft gekregen en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt;

    g) 

    komt de verplichtingen na van een natuurlijke of rechtspersoon die conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52B) of certificaten van geschiktheid voor gebruik (EASA-formulier 1) afgeeft overeenkomstig subdeel A van deze bijlage;

    h) 

    stelt de bevoegde autoriteit in kennis van de stopzetting van zijn activiteiten in het kader van dit subdeel.

    SECTIE B

    PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

    ▼M13

    SUBDEEL A —   ALGEMENE BEPALINGEN

    21L.B.11    Documentatie betreffende het toezicht

    De bevoegde autoriteit verstrekt alle regelgeving, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

    21L.B.12    Uitwisseling van informatie

    a) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat en het Agentschap delen de informatie waarover zij op basis van hun onderzoeken en overeenkomstig deze sectie uitgeoefende toezicht beschikken en die relevant is voor de andere partij bij de uitvoering van certificerings-, toezichts- of handhavingstaken uit hoofde van deze sectie.

    b) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat en het Agentschap coördineren een productgericht onderzoek van en toezicht op het ontwerp en de productie van producten en onderdelen die onder deze bijlage vallen, met inbegrip van, indien nodig, gezamenlijke toezichtsbezoeken.

    21L.B.13    Informatieverstrekking aan het Agentschap

    a) 

    Binnen 30 dagen na de vaststelling van significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat het Agentschap daarvan in kennis.

    b) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat het Agentschap zo spoedig mogelijk alle veiligheidsrelevante informatie die afkomstig is van de voorvalmeldingen die in de nationale gegevensbank zijn opgeslagen, als gespecificeerd in artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 376/2014.

    21L.B.14    Van niet-lidstaten ontvangen luchtwaardigheidsaanwijzingen

    Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat een luchtwaardigheidsaanwijzing ontvangt van de bevoegde autoriteit van een niet-lidstaat, stuurt zij die luchtwaardigheidsaanwijzing door naar het Agentschap.

    21L.B.15    Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

    a) 

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan voert de bevoegde autoriteit van de lidstaat een systeem in voor een adequate verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

    b) 

    Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, personen of organisaties die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vallen.

    c) 

    Bij ontvangst van de onder a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.

    d) 

    De op grond van punt 21L.B.15, c), genomen maatregelen moeten onmiddellijk ter kennis worden gebracht van alle personen of organisaties die daaraan moeten voldoen krachtens Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten, in zoverre een gecombineerd optreden vereist is.

    21L.B.16    Beheersysteem

    a) 

    De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:

    1. 

    gedocumenteerde beleidslijnen en procedures ter beschrijving van zijn organisatie, middelen en methoden om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139, Verordening (EU) nr. 376/2014 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

    2. 

    voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er moet een systeem worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren uit te voeren;

    3. 

    personeel dat over de nodige kwalificaties beschikt om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring heeft en dat een basisopleiding en regelmatige bijscholingen heeft gevolgd om zijn vaardigheden op peil te houden;

    4. 

    passende faciliteiten en kantoorruimte om de toegewezen taken uit te voeren;

    5. 

    een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico’s, goed functioneren. De functie toezicht op de naleving omvat een systeem om aan de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit feedback over controlebevindingen te geven, teneinde te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;

    6. 

    een persoon of groep personen die aan de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoording aflegt betreffende de functie van nalevingscontrole.

    b) 

    De bevoegde autoriteit wijst voor elk werkterrein, inclusief het beheersysteem, één of meer personen aan die de algemene verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de desbetreffende taak of taken.

    c) 

    De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan de wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie met alle andere betrokken bevoegde autoriteiten en verleent hen bijstand, ongeacht de vraag of het gaat om autoriteiten in dezelfde lidstaat of in andere lidstaten, met inbegrip van:

    1. 

    de vastgestelde bevindingen en follow-upmaatregelen die voortvloeien uit het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitvoeren op het grondgebied van een lidstaat, maar gecertificeerd zijn door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap;

    2. 

    alle informatie afkomstig van de verplichte en vrijwillige melding van voorvallen zoals vereist in punt 21L.A.3.

    d) 

    Een kopie van de procedures met betrekking tot het beheersysteem van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en alle wijzigingen van die procedures worden met het oog op normalisatie ter beschikking gesteld van het Agentschap.

    21L.B.17    Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

    a) 

    Een bevoegde autoriteit kan taken die verband houden met de initiële certificering van of het permanente toezicht op producten en onderdelen, en taken van natuurlijke of rechtspersonen die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vallen, toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:

    1. 

    een systeem heeft opgezet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI „Essentiële eisen voor gekwalificeerde entiteiten” bij Verordening (EU) 2018/1139. Dit systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

    2. 

    een gedocumenteerde overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet een omschrijving bevatten van:

    i) 

    de uit te voeren taken;

    ii) 

    de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

    iii) 

    de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

    iv) 

    de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;

    v) 

    de bescherming van bij de uitvoering van die taken verkregen informatie.

    b) 

    De bevoegde autoriteit dient te waarborgen dat alle door de gekwalificeerde entiteit voor haar rekening verrichte taken inzake certificering en permanent toezicht onder het krachtens punt 21L.B.16, a), 5, vereiste interne controleproces en risicobeoordelingsproces vallen.

    21L.B.18    Wijzigingen in het beheersysteem

    a) 

    De bevoegde autoriteit moet over een systeem beschikken dat wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en Verordening (EU) nr. 376/2014 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Dit systeem stelt haar in staat de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem passend en doeltreffend blijft.

    b) 

    De bevoegde autoriteit actualiseert haar beheersysteem om elke wijziging in Verordening (EU) 2018/1139 en Verordening (EU) nr. 376/2014 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen tijdig weer te geven, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging daarvan te waarborgen.

    c) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het Agentschap in kennis van alle wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en Verordening (EU) nr. 376/2014 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

    21L.B.19    Beslechting van geschillen

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat legt in haar gedocumenteerde procedures een proces vast voor de oplossing van geschillen.

    21L.B.20    Bijhouden van gegevens

    a) 

    De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor het registreren van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van een adequate opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

    1. 

    de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

    2. 

    de opleiding, kwalificaties en autorisatie van zijn personeel;

    3. 

    de taakverdeling, waaronder de bij 21L.B.17 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

    4. 

    de certificeringsprocessen en het permanent toezicht op gecertificeerde en gedeclareerde organisaties, met inbegrip van;

    i) 

    aanvragen van een certificaat

    ii) 

    verklaringen van de capaciteit;

    iii) 

    verklaringen van overeenstemming met het ontwerp;

    iv) 

    het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over beoordelingen, audits en inspecties;

    v) 

    de afgegeven certificaten, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;

    vi) 

    een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;

    vii) 

    kopieën van alle formele correspondentie;

    viii) 

    aanbevelingen voor de afgifte of verlenging van een certificaat, of de verlenging van de registratie van een verklaring, bijzonderheden over de bevindingen en de maatregelen die de organisaties hebben genomen om elke bevinding af te sluiten, met inbegrip van de datum van afsluiting, handhavingsmaatregelen en opmerkingen;

    ix) 

    alle beoordelings-, audit- of inspectieverslagen van een andere bevoegde autoriteit;

    x) 

    kopieën van alle handboeken, procedures en processen of handleidingen van de organisatie en wijzigingen daarvan;

    xi) 

    kopieën van alle andere documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd;

    5. 

    conformiteitsverklaringen van luchtvaartuigen (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) voor motoren, propellers of onderdelen die zij overeenkomstig subdeel R van deze bijlage heeft geïnspecteerd.

    b) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat registreert het volgende:

    1. 

    de evaluatie en kennisgeving aan het Agentschap van alle door organisaties voorgestelde alternatieve wijzen van naleving en de beoordeling van alle door de bevoegde autoriteit zelf gebruikte alternatieve wijzen van naleving;

    2. 

    veiligheidsinformatie overeenkomstig punt 21L.B.13 en follow-upmaatregelen;

    3. 

    het gebruik van vrijwarings- en flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig artikel 71, lid 1, en artikel 76, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139.

    c) 

    De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten die zij heeft afgegeven en van alle verklaringen die zij heeft geregistreerd.

    d) 

    Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming:

    e) 

    Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van het Agentschap.

    21L.B.21    Bevindingen en opmerkingen

    a) 

    Als de bevoegde autoriteit tijdens onderzoek of toezicht of anderszins vaststelt dat een op grond van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen voorgeschreven procedure of handleiding, of een overeenkomstig die verordeningen afgegeven certificaat of verklaring niet aan de bij die verordeningen vastgestelde eisen voldoet, stelt zij, onverminderd eventuele aanvullende maatregelen die op grond van die verordeningen vereist zijn, een bevinding vast.

    b) 

    De bevoegde autoriteit moet beschikken over een systeem om de bevindingen te toetsen op hun belang voor de veiligheid.

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af als een significante niet-naleving wordt vastgesteld die de veiligheid schaadt of een ernstig gevaar vormt voor de vliegveiligheid, of die, in het geval van ontwerporganisaties, kan leiden tot een ongecontroleerde niet-naleving en een potentiële onveilige toestand overeenkomstig punt 21L.B.23; de bevindingen van niveau 1 omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

    1. 

    de bevoegde autoriteit na twee schriftelijke verzoeken tijdens de normale werktijd nog steeds geen toegang verschaffen tot de faciliteiten van de organisatie of van de natuurlijke of rechtspersoon als gedefinieerd in 21L.A.10;

    2. 

    onjuiste informatie verstrekken of bewijsstukken vervalsen;

    3. 

    elk bewijs van wanpraktijken of frauduleus gebruik van overeenkomstig deze bijlage afgegeven certificaten of verklaringen;

    4. 

    het ontbreken van een verantwoordelijke manager of hoofd van de ontwerporganisatie, naargelang het geval.

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af als een op grond van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen voorgeschreven procedure of handleiding of een overeenkomstig die verordeningen afgegeven certificaat of verklaring niet aan de bij die verordeningen vastgestelde eisen voldoet, voor zover die niet-naleving niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    c) 

    De bevoegde autoriteit deelt de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon en vraagt om corrigerende maatregelen te nemen om de geconstateerde niet-naleving(en) te verhelpen.

    d) 

    Als er sprake is van bevindingen van niveau 1, neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen overeenkomstig punt 21L.B.22, tenzij de bevinding betrekking heeft op een ontwerporganisatie die haar ontwerpcapaciteiten heeft gedeclareerd; in dat geval geeft het Agentschap de organisatie eerst een uitvoeringstermijn voor corrigerende maatregelen die passend is voor de aard van de bevinding en die maximaal 21 werkdagen bedraagt. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Als de bevinding van niveau 1 rechtstreeks verband houdt met een luchtvaartuig, stelt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd daarvan in kennis.

    e) 

    Voor bevindingen van niveau 2 geeft de bevoegde autoriteit de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon een uitvoeringstermijn die passend is voor de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode verlengen als zij heeft ingestemd met een corrigerend actieplan.

    De bevoegde autoriteit beoordeelt de corrigerende actie en het door de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon voorgestelde uitvoeringsplan en aanvaardt dit, als uit die beoordeling blijkt dat dit plan toereikend is om de niet-naleving te verhelpen.

    Indien een organisatie of natuurlijke of rechtspersoon geen aanvaardbaar corrigerend actieplan indient of geen corrigerende maatregelen neemt binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt d) bepaalde actie ondernomen.

    f) 

    De bevoegde autoriteit kan opmerkingen maken voor gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 vereist zijn:

    1. 

    voor elk onderdeel waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

    2. 

    wanneer is vastgesteld dat een onderdeel niet-naleving kan veroorzaken, of

    3. 

    wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De krachtens dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.

    21L.B.22    Handhavingsmaatregelen

    a) 

    De bevoegde autoriteit dient:

    1. 

    een certificaat op te schorten als zij van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van luchtvaartuigen te voorkomen;

    2. 

    een luchtwaardigheidsaanwijzing uit te vaardigen onder de voorwaarden van punt 21L.B.23;

    3. 

    een certificaat op te schorten, in te trekken of te beperken als een dergelijke actie vereist is overeenkomstig punt 21L.B.21, d);

    4. 

    een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid op te schorten of in te trekken als de voorwaarden van punt 21L.B.163, b), vervuld zijn;

    5. 

    een geluidscertificaat of een beperkt geluidscertificaat op te schorten of in te trekken als de voorwaarden van punt 21L.B.173, b), vervuld zijn;

    6. 

    onmiddellijk passende maatregelen te nemen om de activiteiten van een organisatie of natuurlijke of rechtspersoon te beperken of te verbieden, als de bevoegde autoriteit van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van een luchtvaartuig te voorkomen;

    7. 

    de activiteiten te beperken of te verbieden van een organisatie of een natuurlijke of rechtspersoon die heeft verklaard over de capaciteiten te beschikken om producten of onderdelen te ontwerpen of te produceren in overeenstemming met sectie A, of die conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeeft overeenkomstig subdeel R van sectie A, van deze bijlage overeenkomstig punt 21L.B.21, d);

    8. 

    geen verklaring van conformiteit met het ontwerp te registreren zolang niet alle bevindingen van het eerste toezichtonderzoek zijn opgelost;

    9. 

    een verklaring van conformiteit met het ontwerp of een bekwaamheidsverklaring overeenkomstig punt 21L.B.21, d), tijdelijk of definitief te schrappen;

    10. 

    alle andere nodige handhavingsmaatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat een einde wordt gemaakt aan de niet-naleving van de essentiële eisen van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 en van deze bijlage, en, indien nodig, om de gevolgen daarvan aan te pakken.

    b) 

    Bij het nemen van een handhavingsmaatregel overeenkomstig punt a) stelt de bevoegde autoriteit de geadresseerde daarvan in kennis, met opgave van redenen en informeert zij de hem over zijn recht om beroep aan te tekenen.

    21L.B.23    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    a) 

    Een luchtwaardigheidsaanwijzing is een door het Agentschap uitgevaardigd of vastgesteld document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen zijn dat het veiligheidsniveau van dat luchtvaartuig anders zou kunnen worden aangetast.

    b) 

    Het Agentschap vaardigt een luchtwaardigheidsaanwijzing uit als:

    1. 

    het een onveilige toestand in een luchtvaartuig heeft vastgesteld, die het gevolg is van een tekortkoming in het luchtvaartuig of in een motor, propeller of onderdeel van dat luchtvaartuig, en

    2. 

    deze toestand vermoedelijk aanwezig is of zich zal ontwikkelen in andere luchtvaartuigen.

    c) 

    Een luchtwaardigheidsaanwijzing moet ten minste de volgende informatie bevatten:

    1. 

    de onveilige toestand;

    2. 

    het betrokken luchtvaartuig;

    3. 

    de vereiste maatregel(en);

    4. 

    de uitvoeringstermijn voor de vereiste maatregel(en);

    5. 

    de datum van inwerkingtreding.

    21L.B.24    Wijzen van naleving

    a) 

    Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

    b) 

    Alternatieve wijzen van naleving mogen worden gebruikt om overeenstemming met deze verordening te bereiken.

    c) 

    De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die worden gebruikt door natuurlijke of rechtspersonen waarop zij toezicht uitoefenen om de overeenstemming met deze verordening te waarborgen.

    ▼M12

    SUBDEEL B –   TYPECERTIFICATEN

    21L.B.41    Certificeringsspecificaties

    In overeenstemming met artikel 76, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 geeft het Agentschap certificeringsspecificaties en andere gedetailleerde specificaties af, met inbegrip van certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid en milieuverenigbaarheid, die door bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel kunnen worden gebruikt om aan te tonen dat producten en onderdelen voldoen aan de relevante essentiële voorschriften die zijn uiteengezet in de bijlagen II, IV en V van die verordening, en met de in artikel 9, lid 2, en bijlage III van die verordening uiteengezette essentiële voorschriften betreffende milieubescherming. Deze specificaties moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven, gewijzigd of aangevuld.

    21L.B.42    Eerste onderzoek

    a) 

    Wanneer het Agentschap een aanvraag voor een typecertificaat in het kader van deze bijlage ontvangt, gaat het na of het product onder het in 21L.A.21 vastgestelde toepassingsgebied valt en of de aanvrager overeenkomstig 21L.A.22 in aanmerking komt om een typecertificaat voor het product aan te vragen.

    b) 

    Als de voorwaarden van punt a) niet zijn vervuld, wijst het Agentschap de aanvraag af.

    21L.B.43    Typecertificeringsbasis voor een typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis vast en deelt deze mee aan de aanvrager. De typecertificeringsbasis bestaat uit:

    1. 

    de certificeringsspecificaties voor luchtwaardigheid die het Agentschap heeft geselecteerd uit die welke op de datum van de aanvraag van het certificaat van toepassing zijn op het product, tenzij:

    i) 

    de aanvrager ervoor kiest te voldoen aan certificeringsspecificaties die na de datum van de aanvraag van toepassing zijn geworden; als een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die na de datum van de aanvraag van toepassing is geworden, neemt het Agentschap alle andere direct daarmee verband houdende certificeringsspecificaties op in de typecertificeringsbasis, of

    ii) 

    het Agentschap akkoord gaat met een alternatief voor een aangewezen certificeringsspecificatie die niet kan worden nageleefd, voor zover compenserende factoren zijn gevonden die zorgen voor een gelijkwaardig veiligheidsniveau, of

    iii) 

    het Agentschap andere middelen aanvaardt of voorschrijft die aantonen dat de essentiële eisen van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 zijn nageleefd;

    2. 

    alle door het Agentschap overeenkomstig 21L.B.44, punt a), voorgeschreven bijzondere voorwaarden.

    b) 

    Het Agentschap kan de typecertificeringsbasis op elk ogenblik vóór de afgifte van het typecertificaat wijzigen als uit ervaring met soortgelijke in gebruik zijnde producten of producten met soortgelijke ontwerpkenmerken is gebleken dat onveilige omstandigheden kunnen ontstaan en als de vastgestelde en aan de aanvrager meegedeelde typecertificeringsbasis niet voorziet in een oplossing van deze onveilige omstandigheden.

    21L.B.44    Bijzondere voorwaarden

    a) 

    Het Agentschap moet speciale gedetailleerde technische specificaties, bijzondere voorwaarden genoemd, voorschrijven voor een product als de betreffende certificeringsspecificaties geen passende of geschikte veiligheidsnormen voor dat product bevatten, omdat:

    1. 

    het product nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken heeft ten opzichte van de ontwerppraktijken waarop de toepasselijke certificeringsspecificaties zijn gebaseerd;

    2. 

    het beoogde gebruik van het product onconventioneel is, of

    3. 

    uit ervaringen met andere, vergelijkbare producten die in de praktijk worden gebruikt of met producten die vergelijkbare ontwerpkenmerken of nieuw vastgestelde risico’s hebben, is gebleken dat onveilige toestanden kunnen ontstaan.

    b) 

    De bijzondere voorwaarden bevatten de veiligheidsnormen die het Agentschap noodzakelijk acht om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau van de toepasselijke certificeringsspecificaties.

    21L.B.45    Aanwijzing van de toepasselijke milieubeschermingseisen voor een typecertificaat

    Het Agentschap wijst de toepasselijke milieuvoorschriften overeenkomstig 21.B.85 van bijlage I (deel 21) aan en deelt deze mee aan de aanvrager van een typecertificaat voor een luchtvaartuig of een motor.

    21L.B.46    Onderzoek

    Wanneer het Agentschap een aanvraag voor een typecertificaat overeenkomstig deze bijlage ontvangt, moet het:

    a) 

    een beoordeling uitvoeren van het oorspronkelijke plan voor het aantonen van de overeenstemming en alle latere door de aanvrager verstrekte updates, teneinde na te gaan of het plan volledig is en de voorgestelde middelen en methoden geschikt zijn om de overeenstemming met de overeenkomstig 21L.B.43 vastgestelde typecertificeringsbasis en met de overeenkomstig 21L.B.45 aangewezen toepasselijke milieubeschermingseisen aan te tonen; als het plan voor het aantonen van de overeenstemming onvolledig is of de middelen en methoden niet geschikt zijn om de overeenstemming aan te tonen, stelt het Agentschap de aanvrager daarvan in kennis en vraagt het om een wijziging van het plan;

    b) 

    als het Agentschap ervan overtuigd is dat het plan voor het aantonen van de overeenstemming geschikt is om de overeenstemming van de aanvrager aan te tonen, het plan en alle latere updates ervan goedkeuren;

    c) 

    na ontvangst van de verklaring van overeenstemming overeenkomstig 21L.A.25, punt f), een fysieke inspectie en beoordeling uitvoeren van het eerste artikel van dat product in de definitieve configuratie, rekening houdend met de overeenkomstig 21L.B.242, punt a), uitgevoerde kritieke ontwerpbeoordeling, teneinde na te gaan of het product in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen; het Agentschap controleert de overeenstemming van het product, rekening houdend met de waarschijnlijkheid van een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen, en de potentiële gevolgen van die niet-overeenstemming voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het product;

    d) 

    als het Agentschap tijdens de vaststelling van de typecertificeringsbasis, de aanwijzing van de toepasselijke milieubeschermingseisen of de beoordeling van het plan voor het aantonen van de overeenstemming bepaalt/vaststelt dat het productontwerp een element bevat waarvoor een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen nadelige gevolgen kan hebben voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het product, bepaalt het Agentschap welke onderzoeken nodig zijn, naast de in punt c) beschreven onderzoeken, om het aantonen van de overeenstemming te controleren; het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van alle aanvullende onderzoeken en deelt mee welke ontwerpelementen worden onderzocht.

    21L.B.47    Afgifte van een typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap geeft onverwijld een typecertificaat voor een luchtvaartuig, motor of propeller af voor zover:

    1. 

    de aanvrager voldoet aan 21L.A.27;

    2. 

    het Agentschap, aan de hand van het krachtens 21L.B.46 uitgevoerd onderzoek, geen enkele niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen heeft vastgesteld;

    3. 

    alle uit het overeenkomstig 21L.B.46, punt c), uitgevoerde onderzoek van het product in de eindconfiguratie voortvloeiende openstaande problemen zijn opgelost;

    4. 

    geen kenmerken of eigenschappen zijn vastgesteld die het product onveilig of onverenigbaar met de milieuvoorschriften maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Het typecertificaat omvat:

    1. 

    het typeontwerp;

    2. 

    de exploitatiebeperkingen;

    3. 

    de instructies voor blijvende luchtwaardigheid;

    4. 

    het typecertificaatgegevensblad voor luchtwaardigheid en, indien van toepassing, de gegevens omtrent de naleving van de emissievereisten;

    5. 

    de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen waarmee het Agentschap overeenstemming registreert;

    6. 

    indien van toepassing, het typecertificaatgegevensblad voor geluid, en

    7. 

    alle andere voorwaarden en beperkingen voor het product in de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen.

    21L.B.48    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een typecertificaat is afgegeven

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook een niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen vaststelt, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    21L.B.49    Overdracht van een typecertificaat

    a) 

    Wanneer het Agentschap een aanvraag ontvangt om na te gaan of een typecertificaat door de houder ervan kan worden overgedragen overeenkomstig 21L.A.29 of wanneer het Agentschap een verzoek tot vaststelling van een typecertificaat overeenkomstig 21L.A.29 in overweging neemt, controleert het Agentschap overeenkomstig 21L.B.42 en 21L.B.46 of de overnemer van het certificaat in aanmerking komt als houder van een typecertificaat overeenkomstig 21L.A.22 en de verplichtingen van een typecertificaathouder kan nakomen overeenkomstig 21L.A.28.

    b) 

    Als het Agentschap tot de conclusie komt dat de overnemer voldoet aan de voorwaarden van punt a), stelt het de typecertificaathouder of de natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag doet om een typecertificaat over te nemen ervan in kennis dat de overdracht van het typecertificaat naar die natuurlijke of rechtspersoon door het Agentschap wordt aanvaard.

    SUBDEEL C –   VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.B.61    Gedetailleerde technische specificaties en toepasselijke milieubeschermingseisen voor verklaringen van overeenstemming met het ontwerp van een product

    a) 

    Overeenkomstig artikel 76, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 zorgt het Agentschap voor de vaststelling en terbeschikkingstelling van de gedetailleerde technische specificaties die natuurlijke en rechtspersonen kunnen gebruiken om overeenstemming met de in bijlage II bij die verordening uiteengezette relevante essentiële eisen aan te tonen wanneer zij de overeenstemming van het luchtvaartuigontwerp verklaren overeenkomstig subdeel C van sectie A van deze bijlage.

    b) 

    De in punt a) bedoelde gedetailleerde technische specificaties zorgen voor ontwerpnormen die de stand van de techniek en de beste ontwerppraktijken weerspiegelen, en die voortbouwen op de beste beschikbare ervaring en de wetenschappelijke en technische vooruitgang, en op de beste beschikbare bewijzen en analyses inzake luchtvaartuigontwerpen, voor luchtvaartuigen die onder het in 21L.A.41 vastgestelde toepassingsgebied vallen. Die gedetailleerde technische specificaties bevatten of verwijzen naar:

    1. 

    door het Agentschap overeenkomstig bijlage I (deel 21), 21.B.70, vastgestelde certificeringsspecificaties voor de luchtwaardigheid van het luchtvaartuigontwerp;

    2. 

    bijzondere voorwaarden die door het Agentschap zijn voorgeschreven overeenkomstig 21.B.75 van bijlage I (deel 21) of 21L.B.44 voor andere luchtvaartuigen, en die van algemene aard zijn;

    3. 

    gedetailleerde technische normen die door normaliseringsorganen en andere sectorale organen zijn opgesteld.

    c) 

    Met het oog op het garanderen van de milieuverenigbaarheid van het ontwerp zorgt het Agentschap voor de vaststelling en terbeschikkingstelling van de milieubeschermingseisen die als basis moeten worden gebruikt voor de verklaring van overeenstemming met het ontwerp en die het volgende bevatten:

    1. 

    milieubeschermingseisen voor de relevante productcategorieën, zoals vervat in bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, volumes I, II en III, op het in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde wijzigingsniveau; met het oog hierop worden de verwijzingen naar:

    i) 

    de toepassingsdatum voor een typecertificaat in die volumes begrepen als verwijzingen naar de datum waarop de verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend door de declarant, en

    ii) 

    de certificeringseisen in die volumes begrepen als eisen voor het verklaren van de overeenstemming met het ontwerp.

    2. 

    [gereserveerd]

    21L.B.62    Eerste toezichtsonderzoek

    a) 

    Bij ontvangst van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp gaat het Agentschap na of het luchtvaartuig onder het toepassingsgebied van subdeel C van sectie A van deze bijlage valt en of de verklaring alle in 21L.A.43 gespecificeerde informatie bevat. Het Agentschap bevestigt de ontvangst van de verklaring van overeenstemming met het ontwerp en kent de declarant een individueel referentienummer van de verklaring toe voor die luchtvaartuigconfiguratie.

    b) 

    Het Agentschap voert een fysieke inspectie en beoordeling uit van het eerste artikel van dat luchtvaartuig in de definitieve configuratie, rekening houdend met de overeenkomstig 21L.B.242, punt a), 2, uitgevoerde veiligheidsbeoordeling. Als het Agentschap, in de verklaring of via de hierboven bedoelde fysieke inspectie en beoordeling, aanwijzingen vindt dat het luchtvaartuig mogelijk niet in staat is veilige vluchten uit te voeren of onverenigbaar kan zijn met de milieuvoorschriften tijdens het gebruik, stelt het een bevinding op overeenkomstig 21L.B.21.

    21L.B.63    Registratie van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp

    Het Agentschap registreert een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een luchtvaartuig op voorwaarde dat:

    a) 

    de declarant de overeenstemming heeft verklaard overeenkomstig 21L.A.43, punt a);

    b) 

    de declarant de overeenkomstig 21L.A.43, punt c), vereiste documenten aan het Agentschap heeft verstrekt;

    c) 

    de declarant zich ertoe heeft verbonden de in 21L.A.47 bedoelde verbintenissen na te komen;

    d) 

    er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de fysieke inspectie en beoordeling van het eerste artikel van het luchtvaartuig in de definitieve configuratie, uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.62, punt b).

    21L.B.64    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen waarvoor verklaring van overeenstemming met het ontwerp is afgelegd

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook een niet-overeenstemming met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties of de toepasselijke milieubeschermingseisen vaststelt, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    SUBDEEL D –   WIJZIGINGEN VAN TYPECERTIFICATEN

    21L.B.81    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis vast voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat en deelt deze mee aan de aanvrager.

    b) 

    Voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat en de domeinen die gevolgen ondervinden van de wijziging bestaat de typecertificeringsbasis uit de typecertificeringsspecificaties die onder verwijzing zijn opgenomen in het typecertificaat, tenzij:

    1. 

    het Agentschap oordeelt dat de certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, en derhalve de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook moeten voldoen aan alle bijzondere voorwaarden en wijzigingen daarvan die door het Agentschap worden voorgeschreven overeenkomstig 21L.B.44, om te zorgen voor een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de certificeringsspecificaties die van kracht/toepassing waren op de datum van de aanvraag tot wijziging;

    2. 

    een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die is uiteengezet in een wijziging die van toepassing is op de datum van de aanvraag van de wijziging.

    c) 

    Het Agentschap wijst de toepasselijke milieubeschermingseisen aan voor de ingrijpende wijziging van een typecertificaat overeenkomstig 21.B.85 van bijlage I (deel 21) en deelt deze mee aan de aanvrager.

    21L.B.82    Onderzoek en afgifte van een goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat in het kader van deze bijlage, keurt het Agentschap de geringe wijziging goed als:

    1. 

    de aanvrager de stavingsgegevens en rechtvaardiging heeft verstrekt en heeft aangetoond en verklaard dat de wijziging in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, of met de overeenkomstig 21L.A.67 gekozen certificeringsspecificaties;

    2. 

    het Agentschap, via zijn controle op het aantonen van de overeenstemming en rekening houdend met de ontwerpkenmerken, de complexiteit en het algehele kritieke karakter van het ontwerp of de technologie en eerdere ervaring met ontwerpactiviteiten van de aanvrager, geen vaststelling heeft gedaan van:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen, of met de gekozen certificeringsspecificaties;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die het gewijzigde product onveilig of milieuonverenigbaar maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    De goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.B.83    Onderzoek van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    Wanneer het Agentschap een aanvraag voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat in het kader van deze bijlage ontvangt, moet het:

    a) 

    een beoordeling uitvoeren van het oorspronkelijke plan voor het aantonen van de overeenstemming en alle latere door de aanvrager verstrekte updates, teneinde na te gaan of het plan volledig is en de voorgestelde middelen en methoden geschikt zijn om de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en met de overeenkomstig 21L.B.81 vastgestelde en aangewezen toepasselijke milieubeschermingseisen aan te tonen; als het plan voor het aantonen van de overeenstemming onvolledig is of de middelen en methoden niet geschikt zijn om de overeenstemming aan te tonen, stelt het Agentschap de aanvrager daarvan in kennis en vraagt het om een wijziging van het plan;

    b) 

    als het ervan overtuigd is dat het plan voor het aantonen van de overeenstemming geschikt is om de aanvrager de overeenstemming te laten aantonen, het plan en alle latere updates ervan goedkeuren;

    c) 

    de waarschijnlijkheid bepalen van een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming van de ingrijpende wijziging met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen, en de potentiële gevolgen van die niet-overeenstemming voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het product, en op basis daarvan bepalen of een fysieke inspectie en beoordeling van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie nodig is om te bepalen of het product in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, rekening houdend met de kritieke ontwerpbeoordeling, indien deze is uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.242, punt a), 3; alvorens deze inspectie en beoordeling uit te voeren, stelt het Agentschap de aanvrager hiervan in kennis;

    d) 

    als het Agentschap tijdens de vaststelling van de typecertificeringsbasis, de aanwijzing van de toepasselijke milieubeschermingseisen of de beoordeling van het plan voor het aantonen van de overeenstemming bepaalt/vaststelt dat het ontwerp van de ingrijpende wijziging een element bevat waarvoor een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen nadelige gevolgen kan hebben voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het gewijzigde product, bepaalt het Agentschap welke onderzoeken nodig zijn, naast die van punt c), om het aantonen van de overeenstemming te controleren; het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van de aanvullende onderzoeken en deelt mee welke ontwerpelementen worden onderzocht.

    21L.B.84    Afgifte van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap keurt de ingrijpende wijziging goed als:

    1. 

    de aanvrager heeft aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld en aangewezen overeenkomstig 21L.B.81;

    2. 

    de aanvrager de overeenstemming heeft aangetoond en verklaard overeenkomstig 21L.A.66, punt f);

    3. 

    het Agentschap, via zijn controle van het aantonen van de overeenstemming, geen vaststelling heeft gedaan van:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die het gewijzigde product onveilig of milieuonverenigbaar maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Een goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.B.85    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van gewijzigde producten waarvoor een typecertificaat is afgegeven

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook een niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen vaststelt voor een product waarvoor een wijziging van een typecertificaat is goedgekeurd, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    SUBDEEL E –   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

    21L.B.101    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Het Agentschap stelt de typecertificeringsbasis vast voor een aanvullend typecertificaat en deelt deze mee aan de aanvrager.

    b) 

    Voor ingrijpende wijzigingen van een typecertificaat in de vorm van een aanvullend typecertificaat, vormt de onder verwijzing in het typecertificaat opgenomen typecertificeringsbasis ook de typecertificeringsbasis voor de domeinen die gevolgen ondervinden van de wijziging, tenzij:

    1. 

    het Agentschap oordeelt dat de certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in het typecertificaat geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, en derhalve de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging ook moeten voldoen aan alle bijzondere voorwaarden en wijzigingen daarvan die door het Agentschap worden voorgeschreven overeenkomstig 21L.B.44, om te zorgen voor een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de certificeringsspecificaties die van kracht/toepassing waren op de datum van de aanvraag tot wijziging;

    2. 

    een aanvrager ervoor kiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie die is uiteengezet in een wijziging die van toepassing is op de datum van de aanvraag van de wijziging.

    c) 

    Het Agentschap wijst de toepasselijke milieubeschermingseisen aan voor een ingrijpende wijziging van een typecertificaat overeenkomstig 21.A.85 van bijlage I (deel 21) en deelt deze mee aan de aanvrager.

    21L.B.102    Onderzoek

    Wanneer het Agentschap een aanvraag voor een aanvullend typecertificaat overeenkomstig deze bijlage ontvangt, moet het:

    a) 

    een beoordeling uitvoeren van het oorspronkelijke plan voor het aantonen van de overeenstemming en alle latere door de aanvrager verstrekte updates, teneinde na te gaan of het plan volledig is en de voorgestelde middelen en methoden geschikt zijn om de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en met de overeenkomstig 21L.B.101 vastgestelde en aangewezen toepasselijke milieubeschermingseisen aan te tonen; als het plan voor het aantonen van de overeenstemming onvolledig is of de middelen en methoden niet geschikt zijn om de overeenstemming aan te tonen, stelt het Agentschap de aanvrager daarvan in kennis en vraagt het om een wijziging van het plan;

    b) 

    als het Agentschap ervan overtuigd is dat het plan voor het aantonen van de overeenstemming geschikt is om de aanvrager de overeenstemming te laten aantonen, het plan en alle latere updates ervan goedkeuren;

    c) 

    de waarschijnlijkheid bepalen van een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming van de ingrijpende wijziging met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen, en de potentiële gevolgen van die niet-overeenstemming voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het product, en op basis daarvan bepalen of een fysieke inspectie en beoordeling van het eerste artikel van dat product in de definitieve gewijzigde configuratie nodig is om te bepalen of het product in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen, rekening houdend met de kritieke ontwerpbeoordeling, indien deze is uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.242, punt a); alvorens deze inspectie en beoordeling uit te voeren, stelt het Agentschap de aanvrager hiervan in kennis;

    d) 

    als het Agentschap tijdens de vaststelling van de typecertificeringsbasis, de aanwijzing van de toepasselijke milieubeschermingseisen of de beoordeling van het plan voor het aantonen van de overeenstemming bepaalt/vaststelt dat de ingrijpende wijziging van het ontwerp een element bevat waarvoor een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen nadelige gevolgen kan hebben voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het gewijzigde product, bepaalt het Agentschap welke onderzoeken nodig zijn, naast die van punt c), om het aantonen van de overeenstemming te controleren; het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van de aanvullende onderzoeken en deelt mee welke ontwerpelementen worden onderzocht.

    21L.B.103    Afgifte van een aanvullend typecertificaat

    a) 

    Wanneer het Agentschap een aanvraag voor een aanvullend typecertificaat overeenkomstig deze bijlage ontvangt, geeft het een aanvullend typecertificaat af als:

    1. 

    de aanvrager heeft aangetoond dat de wijziging en de gebieden die gevolgen ondervinden van de wijziging voldoen aan de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld en aangewezen overeenkomstig 21L.B.101;

    2. 

    de aanvrager de overeenstemming heeft aangetoond en verklaard overeenkomstig 21L.A.85, punt f);

    3. 

    de eigenaar van de typecertificaatsgegevens, als de aanvrager overeenkomstig 21L.A.84, punt b), 2, heeft gespecificeerd dat de certificeringsgegevens zijn verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificaatsgegevens:

    i) 

    geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig 21L.B.103, punt a), 2, ingediende informatie, en

    ii) 

    ermee heeft ingestemd met de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp samen te werken om zich te kwijten van alle verplichtingen voor de blijvende luchtwaardigheid van het product met het reparatieontwerp via overeenstemming met 21L.A.88;

    4. 

    het Agentschap, via zijn controle van het aantonen van de overeenstemming, geen vaststelling heeft gedaan van:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen die het gewijzigde product onveilig of milieuonverenigbaar maken, voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Een aanvullend typecertificaat blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop de desbetreffende ingrijpende wijziging betrekking heeft.

    21L.B.104    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een aanvullend typecertificaat is afgegeven

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook een niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen vaststelt voor een product waarvoor een aanvullend typecertificaat is afgegeven, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    SUBDEEL F –   WIJZIGINGEN VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS VERKLAARD

    21L.B.121    Eerste toezichtsonderzoek van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp van een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    a) 

    Wanneer het Agentschap een verklaring van overeenstemming met het ontwerp ontvangt voor een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard, gaat het na of de wijziging onder het toepassingsgebied van 21L.A.101 valt en of de verklaring alle in 21L.A.107 vermelde informatie bevat. Het Agentschap bevestigt de ontvangst van de verklaring en kent de declarant een individueel referentienummer van verklaring van overeenstemming met het ontwerp toe.

    b) 

    Op basis van het risico dat een niet-overeenstemming zou leiden tot een ontwerp dat niet in staat is veilige vluchten uit te voeren of onverenigbaar is met de milieuvoorschriften, beoordeelt het Agentschap of een fysieke inspectie en beoordeling van het gewijzigde product noodzakelijk is; indien dat het geval is, stelt het de declarant daarvan in kennis. Deze risicobeoordeling houdt rekening met:

    1. 

    de complexiteit van de ingrijpende wijziging en het algemene effect op de structuur, de vliegkenmerken en de systemen van het luchtvaartuig;

    2. 

    eerdere ervaring met fysieke inspecties van door de declarant ontworpen luchtvaartuigen en ingrijpende wijzigingen;

    3. 

    de reactie van de declarant op eerdere bevindingen die zijn opgesteld wegens niet-overeenstemming van het specifieke luchtvaartuig of soortgelijke door de declarant ontworpen luchtvaartuigen waarvoor eveneens een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend.

    c) 

    Als het Agentschap, in de verklaring of via de hierboven bedoelde fysieke inspectie en beoordeling, indien uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.121, punt b), aanwijzingen vindt dat het gewijzigde luchtvaartuig mogelijk niet in staat is veilige vluchten uit te voeren of onverenigbaar kan zijn met de milieuvoorschriften tijdens het gebruik, stelt het een bevinding op overeenkomstig 21L.B.21.

    21L.B.122    Registratie van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een ingrijpende wijziging van een luchtvaartuigontwerp

    a) 

    Het Agentschap registreert een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard, voor zover:

    1. 

    de declarant de overeenstemming heeft verklaard overeenkomstig 21L.A.107, punt a);

    2. 

    de declarant de overeenkomstig 21L.A.107, punt d), vereiste documenten aan het Agentschap heeft verstrekt;

    3. 

    de declarant zich ertoe heeft verbonden de in 21L.A.47 bedoelde verbintenissen ook na te komen met betrekking tot het gewijzigde luchtvaartuigontwerp;

    4. 

    er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de fysieke inspectie, indien uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.121, punt b).

    b) 

    Het Agentschap registreert een verklaring van een ingrijpende wijziging van het ontwerp van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard alleen als die wijziging beperkt blijft tot de specifieke configuratie(s) in de geregistreerde verklaring van overeenstemming met het ontwerp waarop de wijziging betrekking heeft.

    21L.B.123    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van een gewijzigd luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook vaststelt dat een wijziging waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard, niet overeenstemt met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties of de toepasselijke milieubeschermingseisen, treedt het Agentschap op overeenkomstig 21L.B.64.

    ▼M13

    SUBDEEL G —   GEDECLAREERDE PRODUCTIEORGANISATIES

    21L.B.141    initieel toezichtsonderzoek

    a) 

    Na ontvangst van een verklaring van een organisatie betreffende haar productiecapaciteit controleert de bevoegde autoriteit of:

    1. 

    de declarant in aanmerking komt om opgave te doen van zijn productiecapaciteit overeenkomstig punt 21L.A.122;

    2. 

    de verklaring alle in punt 21L.A.123, c), gespecificeerde informatie bevat, en

    3. 

    de verklaring geen informatie bevat die wijst op niet-naleving van de eisen van sectie A, subdeel G, van deze bijlage.

    b) 

    De bevoegde autoriteit bevestigt de ontvangst van de verklaring, met inbegrip van de toekenning van een individueel referentienummer voor een gedeclareerde productieorganisatie aan de declarant.

    21L.B.142    Registratie van een verklaring van productiecapaciteit

    De bevoegde autoriteit registreert de verklaring van productiecapaciteit in een geschikte databank, met inbegrip van de aangegeven reikwijdte van de werkzaamheden, op voorwaarde dat:

    a) 

    de declarant zijn capaciteit heeft gedeclareerd overeenkomstig punt 21L.A.123;

    b) 

    de declarant er zich toe heeft verbonden de verplichtingen overeenkomstig punt 21L.A.127 na te leven;

    c) 

    er geen onopgeloste knelpunten zijn overeenkomstig punt 21L.B.141.

    21L.B.143    Toezicht

    a) 

    De bevoegde autoriteit houdt toezicht op de gedeclareerde productieorganisatie om na te gaan of de gedeclareerde productieorganisatie te allen tijde voldoet aan de toepasselijke eisen van afdeling A en of de overeenkomstig punt 21L.B.15, c) en d). opgelegde veiligheidsmaatregelen worden toegepast.

    b) 

    Het toezicht omvat een eerste inspectie van alle nieuwe luchtvaartuigen, motoren, propellers of onderdeelontwerpen die voor het eerst worden geproduceerd en, zoals bepaald in het toezichtsprogramma overeenkomstig punt 21L.B.144, inspecties van daarna geproduceerde luchtvaartuigen, motoren, propellers en onderdelen die door de gedeclareerde productieorganisatie worden geproduceerd.

    21L.B.144    Toezichtsprogramma

    a) 

    De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en in stand houden teneinde de naleving van punt 21L.B.143 te waarborgen. Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1. 

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, in voorkomend geval:

    i) 

    beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

    ii) 

    productaudits van een relevant monster van de producten en onderdelen die binnen het toepassingsgebied van de organisatie vallen;

    iii) 

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en

    iv) 

    onaangekondigde inspecties;

    2. 

    vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van belangrijke kwesties.

    b) 

    Het toezichtprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en waarop er daadwerkelijk beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen hebben plaatsgevonden.

    c) 

    Het toezicht verloopt volgens een planningscyclus van maximaal 24 maanden.

    d) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

    1. 

    de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheersen;

    2. 

    de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan punt 21L.A.128 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;

    3. 

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn vastgesteld;

    4. 

    alle corrigerende maatregelen zijn uitgevoerd binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in 21L.B.21.

    e) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden als de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van punt d) een doeltreffend systeem heeft opgezet voor continue rapportering aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en als de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

    f) 

    De planningscyclus van het toezicht kan worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

    g) 

    Na afloop van elke planningscyclus voor het toezicht stelt de bevoegde autoriteit, op basis van haar verklaring van productiecapaciteit, een aanbeveling op over de voortzetting van de activiteiten die door de gedeclareerde productieorganisatie worden verricht en waarin de resultaten van het toezicht worden weergegeven.

    21L.B.145    Toezichtsactiviteiten

    a) 

    Wanneer de bevoegde autoriteit de conformiteit van de gedeclareerde productieorganisatie verifieert overeenkomstig punt 21L.B.143 en het overeenkomstig punt 21L.B.144 vastgestelde toezichtsprogramma, dient zij:

    1. 

    het personeel dat verantwoordelijk is voor het toezicht te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

    2. 

    beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties te verrichten;

    3. 

    het nodige bewijsmateriaal te verzamelen als verdere actie nodig is, met inbegrip van de in de punten 21L.B.21 en 21L.B.22 bedoelde maatregelen;

    4. 

    de gedeclareerde productieorganisatie in kennis te stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten.

    b) 

    Als de faciliteiten van de gedeclareerde productieorganisatie zich in verschillende landen bevinden, kan de in 21L.2 bedoelde bevoegde autoriteit ermee instemmen de toezichtstaken te laten uitvoeren door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de andere faciliteiten zich bevinden of, met betrekking tot faciliteiten die zich in niet-lidstaten bevinden, door het Agentschap. Elke gedeclareerde organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

    c) 

    Voor toezichtactiviteiten die door de bevoegde autoriteit worden verricht in faciliteiten in een andere lidstaat dan die waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van die lidstaat vooraf in kennis alvorens in die faciliteiten een audit of inspectie ter plaatse te verrichten.

    d) 

    De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij voor het verrichten van toezichtactiviteiten nodig acht.

    e) 

    Als de bevoegde autoriteit vaststelt dat de gedeclareerde productieorganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen van afdeling A en zij de overeenkomstig punt 21L.B.15, c) en d), opgelegde veiligheidsmaatregelen niet naleeft, handelt de bevoegde autoriteit overeenkomstig de punten 21L.B.21 en 21L.B.22.

    21L.B.146    Wijzigingen van een verklaring

    a) 

    Na ontvangst van een kennisgeving van wijzigingen overeenkomstig punt 21L.A.128 verifieert de bevoegde autoriteit de volledigheid van de kennisgeving overeenkomstig punt 21L.B.141.

    b) 

    De bevoegde autoriteit actualiseert haar overeenkomstig punt 21L.B.144 opgestelde toezichtprogramma en onderzoekt of er voorwaarden moeten worden gekoppeld aan de werking van de organisatie tijdens de wijziging.

    c) 

    Wanneer de wijziging gevolgen heeft voor een aspect van de verklaring die overeenkomstig punt 21L.B.142 is geregistreerd, werkt de bevoegde autoriteit het register bij.

    d) 

    Na voltooiing van de onder a) tot en met c) vereiste activiteiten bevestigt de bevoegde autoriteit de ontvangst van de kennisgeving aan de gedeclareerde productieorganisatie.

    SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

    21L.B.161    Onderzoek

    a) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie stelt onderzoeksprocedures op die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

    1. 

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;

    2. 

    evaluatie van de voorwaarden waaraan de aanvraag moet voldoen;

    3. 

    classificatie van de bewijzen van luchtwaardigheid;

    4. 

    evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

    5. 

    inspecties van het luchtvaartuig;

    6. 

    vaststelling van de noodzakelijke voorwaarden, beperkingen of beperkingen van het certificaat.

    b) 

    Na ontvangst van een aanvraag voor een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid verifieert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of het luchtvaartuig binnen het in punt 21L.A.141 vastgestelde toepassingsgebied valt.

    c) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie verricht voldoende onderzoeksactiviteiten om de afgifte, handhaving, wijziging, opschorting of intrekking van het bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid te rechtvaardigen. Bij het verrichten van onderzoeken in verband met de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor een nieuw geproduceerd luchtvaartuig beoordeelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of al dan niet een fysieke inspectie van het luchtvaartuig moet worden uitgevoerd om de conformiteit en vliegveiligheid van het luchtvaartuig te waarborgen voordat een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven. Bij die evaluatie wordt rekening gehouden met:

    1. 

    de resultaten van de fysieke inspectie van het eerste exemplaar van dat product in de definitieve configuratie, uitgevoerd overeenkomstig punt 21L.B.143, b), of punt 21L.B.251, b), door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of door de bevoegde autoriteit die toezicht houdt op de organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon die dit luchtvaartuig heeft geproduceerd, indien verschillend;

    2. 

    de periode sinds de laatste fysieke inspectie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie van een door dezelfde organisatie of de natuurlijke of rechtspersoon geproduceerd luchtvaartuig;

    3. 

    de resultaten van het toezicht dat wordt uitgeoefend krachtens subdeel G van deze bijlage of subdeel G van sectie B van bijlage I (deel 21) van de organisatie die de conformiteitsverklaring voor het luchtvaartuig afgeeft, of de verificatie die is uitgevoerd overeenkomstig subdeel R van sectie A van deze bijlage van andere conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) die zijn afgegeven door dezelfde ondertekenaar;

    4. 

    de periode sinds het laatste toezichtsbezoek van de organisatie overeenkomstig subdeel G van deze bijlage of subdeel G van sectie B van bijlage I (deel 21), of sinds de laatste verificatie overeenkomstig subdeel R van sectie A van deze bijlage van een door dezelfde ondertekenaar afgegeven conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1).

    21L.B.162    Afgifte of wijziging van een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    a) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie dient onverwijld een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel VI van bijlage I (deel 21)) af te geven of te wijzigen als de aanvrager de in punt 21L.A.143 vereiste documentatie heeft verstrekt en voldoet aan de verplichtingen van punt 21L.A.144, en wanneer is aangetoond dat:

    1. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen, dat het luchtvaartuig en de motor en propeller daarvan, indien van toepassing, beantwoorden aan een overeenkomstig subdeel B van deze bijlage goedgekeurd ontwerp en veilig kunnen worden gebruikt;

    2. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen, dat:

    i) 

    het luchtvaartuig en de motor en propeller daarvan, indien van toepassing, beantwoorden aan een overeenkomstig subdeel B van deze bijlage goedgekeurd typeontwerp en eventuele aanvullende typecertificaten, wijzigingen of reparaties die zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel D, E of M van deze bijlage;

    ii) 

    de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen worden nageleefd, en

    iii) 

    het luchtvaartuig en de motor en propeller daarvan, indien van toepassing, zijn geïnspecteerd overeenkomstig bijlage I (Deel-M) of bijlage V ter (Deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.

    b) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie dient onverwijld een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24B, zie aanhangsel I) af te geven of te wijzigen als de aanvrager de in punt 21L.A.143 vereiste documentatie heeft verstrekt en voldoet aan de verplichtingen van punt 21L.A.144, en wanneer is aangetoond dat:

    1. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen, dat het luchtvaartuig, en de motor en propeller ervan, indien van toepassing, in overeenstemming zijn met een luchtvaartuigontwerp waarvoor conformiteit met het ontwerp is verklaard overeenkomstig sectie A, subdeel C, van deze bijlage en dat op het moment van de aanvraag door het Agentschap is geregistreerd overeenkomstig punt 21L.B.63, en dat ze veilig kunnen worden gebruikt;

    2. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen, dat:

    i) 

    het luchtvaartuig en, indien van toepassing, de motor en propeller ervan in overeenstemming zijn met een luchtvaartuigontwerp waarvoor conformiteit met het ontwerp is verklaard in overeenstemming met subdeel C van sectie A van deze bijlage en dat op het moment van de aanvraag door het Agentschap overeenkomstig punt 21L.B.63 is geregistreerd, samen met ontwerpwijzigingen of reparatieontwerpwijzigingen waarvoor conformiteit met het ontwerp is verklaard overeenkomstig subdeel F of N van sectie A van deze bijlage die zijn geregistreerd door het Agentschap overeenkomstig punt 21L.B.122 of punt 21L.B.222, of door de declarant overeenkomstig punt 21L.A.105, c);

    ii) 

    de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen worden nageleefd, en

    iii) 

    het luchtvaartuig is geïnspecteerd overeenkomstig bijlage I (Deel-M) of bijlage V ter (Deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.

    c) 

    In afwijking van punt 21L.B.162, a) en b), geeft de bevoegde autoriteit van de nieuwe lidstaat van registratie voor een gebruikt luchtvaartuig dat afkomstig is uit een andere lidstaat, het bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid af als de aanvrager de in punt 21L.A.145, b), vereiste documentatie heeft verstrekt en als zij ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan punt 21L.A.144, a).

    d) 

    Voor nieuwe luchtvaartuigen en voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), het volgende af:

    1. 

    voor luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a, aanhangsel II);

    2. 

    voor nieuwe luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II);

    3. 

    voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat en die onder bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II), als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd.

    e) 

    Een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. Het kan alleen worden gewijzigd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    21L.B.163    Toezicht

    a) 

    Wanneer wordt aangetoond dat een van de aan het luchtwaardigheidscertificaat of het beperkt luchtwaardigheidscertificaat gekoppelde voorwaarden niet is nageleefd, of dat de houder niet voldoet aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, of aan het toepasselijke typeontwerp of aan de toepasselijke ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard, of aan de eisen inzake permanente luchtwaardigheid, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een bevinding af overeenkomstig punt 21L.B.21.

    b) 

    Wanneer het typecertificaat op grond waarvan het luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven, wordt opgeschort of ingetrokken of anderszins ongeldig wordt overeenkomstig punt 21L.A.30, of wanneer de verklaring van overeenstemming met het ontwerp op grond waarvan het beperkte luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven niet langer is geregistreerd overeenkomstig punt 21L.B.63, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie maatregelen overeenkomstig punt 21L.B.22.

    SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN

    21L.B.171    Onderzoek

    a) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie stelt onderzoeksprocedures op die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

    1. 

    evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager moet voldoen;

    2. 

    evaluatie van de voorwaarden waaraan de aanvraag moet voldoen;

    3. 

    evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

    4. 

    inspecties van het luchtvaartuig.

    b) 

    Na ontvangst van een aanvraag voor een geluidscertificaat of een beperkt geluidscertificaat verifieert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of het luchtvaartuig binnen het in punt 21L.A.161 vastgestelde toepassingsgebied valt.

    c) 

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren met betrekking tot een aanvrager of houder van een geluidscertificaat of een beperkt geluidscertificaat om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat te verantwoorden.

    21L.B.172    Afgifte of wijziging van geluidscertificaten

    a) 

    Geluidscertificaten (EASA-formulier 45, zie aanhangsel VII bij bijlage I (deel 21)) en beperkte geluidscertificaten (EASA-formulier 45B, zie aanhangsel II) worden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie onverwijld afgegeven of gewijzigd als de aanvrager de in punt 21L.A.163 vereiste documentatie heeft verstrekt en de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig in overeenstemming is met de toepasselijke geluidsinformatie die conform de toepasselijke geluidseisen is vastgesteld.

    b) 

    Voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een andere lidstaat, wordt het geluidscertificaat of het beperkte geluidscertificaat afgegeven op basis van de overeenkomstige gegevens in de databank van het Agentschap over geluidsniveaus.

    c) 

    Een geluidscertificaat of beperkt geluidscertificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. Het kan alleen worden gewijzigd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    21L.B.173    Toezicht

    a) 

    Wanneer wordt aangetoond dat een van de aan het geluidscertificaat of het beperkt geluidscertificaat gekoppelde voorwaarden niet is nageleefd, of dat de houder niet voldoet aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, aan het toepasselijke typeontwerp of aan de toepasselijke ontwerpgegevens van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een bevinding af overeenkomstig punt 21L.B.21.

    b) 

    Wanneer het typecertificaat op grond waarvan het geluidscertificaat is afgegeven, wordt opgeschort of ingetrokken of anderszins ongeldig wordt overeenkomstig punt 21L.A.30, of wanneer de verklaring van overeenstemming met het ontwerp op grond waarvan het beperkte geluidscertificaat is afgegeven niet langer is geregistreerd overeenkomstig punt 21L.B.63, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie maatregelen overeenkomstig punt 21L.B.22.

    ▼M12

    SUBDEEL J –   VERKLAARDE ONTWERPORGANISATIES

    21L.B.181    Eerste toezichtsonderzoek

    a) 

    Wanneer het Agentschap een verklaring van ontwerpbekwaamheid van een organisatie ontvangt, gaat het na of:

    1. 

    de declarant in aanmerking komt om zijn ontwerpbekwaamheid te verklaren overeenkomstig 21L.A.172;

    2. 

    de verklaring alle in 21L.A.173, punt c), gespecificeerde informatie bevat, en

    3. 

    de verklaring geen informatie bevat die wijst op niet-naleving van de eisen van subdeel J van sectie A van deze bijlage.

    b) 

    Het Agentschap bevestigt de ontvangst van de verklaring en kent de declarant een individueel referentienummer van verklaarde ontwerporganisatie toe.

    21L.B.182    Registratie van een verklaring van ontwerpbekwaamheid

    Het Agentschap registreert de verklaring van ontwerpbekwaamheid, met inbegrip van het verklaarde toepassingsgebied van de werkzaamheden, in een geschikte gegevensbank, voor zover:

    a) 

    de declarant zijn bekwaamheid heeft verklaard in overeenstemming met 21L.A.173;

    b) 

    de declarant zich ertoe heeft verbonden de in 21L.A.177 bedoelde verbintenissen na te komen;

    c) 

    er geen openstaande kwesties zijn overeenkomstig 21L.B.181.

    21L.B.183    Toezicht

    a) 

    Het Agentschap houdt toezicht op de verklaarde ontwerporganisatie teneinde na te gaan of de organisatie blijvend de toepasselijke eisen van sectie A naleeft.

    b) 

    Het toezicht omvat een kritieke ontwerpbeoordeling of fysieke inspectie van het product en een inspectie van het eerste artikel van elk nieuw ontwerp van de verklaarde ontwerporganisatie.

    21L.B.184    Toezichtsprogramma

    a) 

    Het Agentschap zorgt voor de vaststelling en actualisering van een toezichtsprogramma om de naleving van 21L.B.183 te garanderen. Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten en de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en wordt gebaseerd op de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1. 

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, in voorkomend geval:

    i) 

    beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

    ii) 

    productaudits van een relevant monster van het ontwerp en certificering van de producten en onderdelen die onder het toepassingsgebied van de organisatie vallen;

    iii) 

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden;

    iv) 

    onaangekondigde inspecties;

    2. 

    vergaderingen tussen het hoofd van de ontwerporganisatie en het Agentschap om te garanderen dat beiden op de hoogte blijven van alle belangrijke kwesties.

    b) 

    Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

    c) 

    Er wordt een toezichtsplanningscyclus van hoogstens 24 maanden toegepast.

    d) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien het Agentschap heeft vastgesteld dat tijdens de voorbije 24 maanden:

    1. 

    de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

    2. 

    de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan 21L.A.178 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het ontwerpbeheersysteem;

    3. 

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

    4. 

    alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door het Agentschap aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in 21L.B.21.

    e) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van punt d), een doeltreffend systeem heeft opgezet voor continue rapportering aan het Agentschap over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en het Agentschap dit systeem heeft aanvaard.

    f) 

    De toezichtsplanningscyclus mag worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

    g) 

    Na voltooiing van elke toezichtsplanningscyclus geeft het Agentschap een aanbevelingsverslag af over de voortzetting van de activiteiten van de verklaarde ontwerporganisatie op basis van haar verklaring van ontwerpbekwaamheid, dat de resultaten van het toezicht weerspiegelt.

    21L.B.185    Toezichtsactiviteiten

    a) 

    Wanneer het Agentschap de overeenstemming van de verklaarde ontwerporganisatie overeenkomstig 21L.B.183 en het overeenkomstig 21L.B.184 vastgestelde toezichtsprogramma controleert, moet het:

    1. 

    het voor toezicht verantwoordelijke personeel ter beschikking stellen en hen richtsnoeren verstrekken om hun taken uit te voeren;

    2. 

    beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties uitvoeren;

    3. 

    de nodige informatie verzamelen indien verdere actie vereist is, met inbegrip van de bij 21L.B.21 en 21L.B.22 voorziene maatregelen;

    4. 

    de verklaarde ontwerporganisatie in kennis stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten.

    b) 

    Het Agentschap verzamelt en verwerkt alle informatie die nodig wordt geacht voor de uitvoering van toezichtsactiviteiten.

    c) 

    Als het Agentschap vaststelt dat de verklaarde ontwerporganisatie niet in overeenstemming is met de toepasselijke eisen van sectie A, een uit hoofde van sectie A vereiste procedure of handboek of de ingediende verklaring, treedt het Agentschap op overeenkomstig 21L.B.21 en 21L.B.22.

    21L.B.186    Wijzigingen van verklaringen

    a) 

    Bij ontvangst van een kennisgeving van wijzigingen overeenkomstig 21L.A.178 controleert het Agentschap de volledigheid van de kennisgeving overeenkomstig 21L.B.181.

    b) 

    Het Agentschap actualiseert zijn overeenkomstig 21L.B.184 vastgestelde toezichtsprogramma en onderzoekt of het nodig is voorwaarden vast te stellen voor de activiteiten van de organisatie tijdens de wijziging.

    c) 

    Wanneer de wijziging gevolgen heeft voor aspecten van de verklaring die zijn geregistreerd overeenkomstig 21L.B.182, actualiseert het Agentschap het register.

    d) 

    Na voltooiing van de krachtens de punten a), b) en c) vereiste activiteiten bevestigt het Agentschap de ontvangst van de kennisgeving aan de verklaarde ontwerporganisatie.

    SUBDEEL K –   ONDERDELEN

    (Gereserveerd)

    SUBDEEL M –   ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN TYPEGECERTIFICEERDE PRODUCTEN

    21L.B.201    Typecertificeringsbasis en toepasselijke milieubeschermingseisen voor een goedkeuring van een reparatieontwerp

    Het Agentschap bepaalt alle wijzigingen van de typecertificeringsbasis en de toepasselijke milieueisen waarnaar wordt verwezen in, al naargelang van toepassing, het typecertificaat of het aanvullend typecertificaat, die het nodig acht om het voorheen tot stand gebracht niveau van veiligheid en milieuverenigbaarheid op peil te houden, en stelt de aanvrager van de goedkeuring van een reparatieontwerp daarvan in kennis.

    21L.B.202    Onderzoek en afgifte van een goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van geringe reparatie van een in het kader van deze bijlage typegecertificeerd product, keurt het Agentschap het ontwerp van geringe reparatie goed als:

    1. 

    de aanvrager de stavingsgegevens en rechtvaardiging van de reparatie heeft verstrekt en heeft aangetoond en verklaard dat het reparatieontwerp in overeenstemming is met de overeenkomstig 21L.B.201 vastgestelde toepasselijke typecertificeringsbasis en milieubeschermingseisen;

    2. 

    het Agentschap, via zijn controle op het aantonen van de overeenstemming en rekening houdend met de ontwerpkenmerken van het reparatieontwerp, de complexiteit en het algehele kritieke karakter van het reparatieontwerp en eerdere ervaring met ontwerpactiviteiten van de aanvrager, geen vaststelling heeft gedaan van:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen van het reparatieontwerp die het product met het reparatieontwerp onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    De goedkeuring van een ontwerp van een geringe reparatie blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop het reparatieontwerp betrekking heeft.

    21L.B.203    Onderzoek van een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    Bij ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie in het kader van deze bijlage, zal het Agentschap:

    a) 

    een beoordeling uitvoeren van het oorspronkelijke plan voor het aantonen van de overeenstemming en alle latere door de aanvrager verstrekte updates, teneinde na te gaan of het plan volledig is en de voorgestelde middelen en methoden geschikt zijn om de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en met de overeenkomstig 21L.B.201 vastgestelde en aangewezen toepasselijke milieubeschermingseisen aan te tonen; als het plan voor het aantonen van de overeenstemming onvolledig is of de middelen en methoden niet geschikt zijn om de overeenstemming aan te tonen, stelt het Agentschap de aanvrager daarvan in kennis en vraagt het om een wijziging van het plan;

    b) 

    als het Agentschap ervan overtuigd is dat het plan voor het aantonen van de overeenstemming geschikt is om de aanvrager de overeenstemming te laten aantonen, het plan en alle latere updates ervan goedkeuren;

    c) 

    de waarschijnlijkheid bepalen van een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming van het ontwerp van de ingrijpende reparatie met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen, en de potentiële gevolgen van die niet-overeenstemming voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het product, en op basis daarvan bepalen of een fysieke inspectie en beoordeling van het eerste artikel van dat product in de definitieve configuratie, met het reparatieontwerp, nodig is om te bepalen of het product in overeenstemming is met de toepasselijke typecertificeringsbasis; alvorens deze inspectie en beoordeling uit te voeren, stelt het Agentschap de aanvrager hiervan in kennis;

    d) 

    als het Agentschap tijdens de beoordeling van het plan voor het aantonen van de overeenstemming bepaalt/vaststelt dat het ontwerp van ingrijpende reparatie een element bevat waarvoor een niet-geïdentificeerde niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of met de toepasselijke milieubeschermingseisen nadelige gevolgen kan hebben voor de veiligheid of milieuverenigbaarheid van het gewijzigde product, bepaalt het Agentschap welke onderzoeken nodig zijn, naast die van punt c), om het aantonen van de overeenstemming te controleren; het Agentschap stelt de aanvrager in kennis van de aanvullende onderzoeken en deelt mee welke ontwerpelementen worden onderzocht.

    21L.B.204    Afgifte van een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie

    a) 

    Bij ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring van een ontwerp van ingrijpende reparatie van een in het kader van deze bijlage typegecertificeerd product, keurt het Agentschap het ontwerp van ingrijpende reparatie goed als:

    1. 

    de aanvrager heeft aangetoond dat het reparatieontwerp en de domeinen die daar gevolgen van ondervinden, in overeenstemming zijn met de typecertificeringsbasis en met de toepasselijke milieubeschermingseisen die door het Agentschap zijn vastgesteld overeenkomstig 21L.B.201, en

    2. 

    de aanvrager de overeenstemming heeft aangetoond en verklaard overeenkomstig 21L.A.208;

    3. 

    de eigenaar van de typecertificaatsgegevens, als de aanvrager overeenkomstig 21L.A.205, punt b), 5, heeft gespecificeerd dat hij de certificeringsgegevens heeft verstrekt op basis van een regeling met de eigenaar van de typecertificaatsgegevens:

    i) 

    geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig 21L.B.204, punt a), 2, ingediende informatie, en

    ii) 

    ermee heeft ingestemd met de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp samen te werken om zich te kwijten van alle verplichtingen voor de blijvende luchtwaardigheid van het product met het reparatieontwerp via overeenstemming met 21L.A.210;

    4. 

    het Agentschap, via zijn controle van het aantonen van de overeenstemming, geen vaststelling heeft gedaan van:

    i) 

    gevallen van niet-overeenstemming met de typecertificeringsbasis of, indien van toepassing, de toepasselijke milieubeschermingseisen;

    ii) 

    kenmerken of eigenschappen van de wijziging die het product met het reparatieontwerp onveilig maken voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

    b) 

    Een goedkeuring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie blijft beperkt tot de specifieke configuratie(s) in het typecertificaat waarop het reparatieontwerp betrekking heeft.

    21L.B.205    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van producten waarvoor een reparatieontwerp is goedgekeurd

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook, vaststelt dat een product waarvoor een reparatieontwerp is goedgekeurd niet in overeenstemming is met de typecertificeringsbasis of de toepasselijke milieubeschermingseisen, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    21L.B.206    Niet-gerepareerde schade

    Als het Agentschap daarom wordt verzocht overeenkomstig 21L.A.211, voert het een beoordeling van de luchtwaardigheidsgevolgen uit in het geval een beschadigd product niet is gerepareerd en niet onder eerder goedgekeurde gegevens valt. Het Agentschap stelt alle beperkingen vast die nodig zijn om veilige vluchten met het beschadigde product te garanderen.

    SUBDEEL N –   ONTWERPEN VAN REPARATIES VAN LUCHTVAARTUIGEN WAARVOOR OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP IS VERKLAARD

    21L.B.221    Eerste toezichtsonderzoek van een verklaring van overeenstemming met het ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    a) 

    Wanneer het Agentschap een verklaring van overeenstemming met het ontwerp ontvangt voor een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard, gaat het na of het reparatieontwerp onder het toepassingsgebied van 21L.A.221 valt en of de verklaring alle in 21L.A.226 vermelde informatie bevat. Het Agentschap bevestigt de ontvangst van de verklaring en kent de declarant een individueel referentienummer van verklaring van overeenstemming met het ontwerp toe.

    b) 

    Op basis van het risico dat een niet-overeenstemming zou leiden tot een ontwerp dat niet in staat is veilige vluchten uit te voeren of onverenigbaar is met de milieuvoorschriften, beoordeelt het Agentschap of een fysieke inspectie en beoordeling van het luchtvaartuig met het ontwerp van een ingrijpende reparatie noodzakelijk is; indien dat het geval is, stelt het de declarant daarvan in kennis. Deze risicobeoordeling houdt rekening met:

    1. 

    de complexiteit van het ontwerp van de ingrijpende reparatie en het algemene effect op de structuur, vliegkenmerken en systemen van het luchtvaartuig;

    2. 

    eerdere ervaring met fysieke inspecties van door de declarant ontworpen luchtvaartuigen en ingrijpende reparaties en wijzigingen;

    3. 

    de reactie van de declarant op eerdere bevindingen die zijn opgesteld wegens niet-overeenstemming van het specifieke luchtvaartuig of soortgelijke door de declarant ontworpen luchtvaartuigen waarvoor eveneens een verklaring van overeenstemming met het ontwerp is ingediend.

    c) 

    Als het Agentschap, in de verklaring of via de hierboven bedoelde fysieke inspectie en beoordeling, indien uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.221, punt b), aanwijzingen vindt dat het luchtvaartuig met het ontwerp van de ingrijpende reparatie mogelijk niet in staat is veilige vluchten uit te voeren of onverenigbaar kan zijn met de milieuvoorschriften tijdens het gebruik, stelt het een bevinding op overeenkomstig 21L.B.21.

    21L.B.222    Registratie van een verklaring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    a) 

    Het Agentschap registreert een verklaring van overeenstemming met het ontwerp voor een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard, voor zover:

    1. 

    de declarant de overeenstemming heeft verklaard overeenkomstig 21L.A.226, punt a);

    2. 

    de declarant de overeenkomstig 21L.A.226, punt d), vereiste documenten aan het Agentschap heeft verstrekt;

    3. 

    de declarant zich ertoe heeft verbonden de in 21L.A.228 bedoelde verbintenissen na te komen;

    4. 

    er geen openstaande problemen zijn naar aanleiding van de fysieke inspectie, indien uitgevoerd overeenkomstig 21L.B.221, punt b).

    b) 

    Het Agentschap registreert een verklaring van een ontwerp van een ingrijpende reparatie van een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard alleen als die wijziging beperkt blijft tot de specifieke configuratie(s) in de geregistreerde verklaring van overeenstemming met het ontwerp waarop het ontwerp van de ingrijpende reparatie betrekking heeft.

    21L.B.223    Toezicht op de blijvende luchtwaardigheid van een reparatieontwerp waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard

    Als het Agentschap, via zijn toezicht op de blijvende luchtwaardigheid, waaronder overeenkomstig 21L.A.3 ontvangen verslagen, of via welke andere middelen dan ook, vaststelt dat een reparatieontwerp waarvoor overeenstemming met het ontwerp is verklaard, niet in overeenstemming is met de toepasselijke gedetailleerde technische specificaties of met de toepasselijke milieubeschermingseisen, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig 21L.B.21 of geeft het een luchtwaardigheidsaanwijzing af onder de voorwaarden van 21L.B.23.

    SUBDEEL O –   ETSO-AUTORISATIES

    (Gereserveerd)

    ▼M13

    SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

    21L.B.241    Onderzoek voorafgaand aan de afgifte van een vliegvergunning

    a) 

    Onverminderd subdeel P van sectie B van bijlage I (deel 21) verricht de bevoegde autoriteit van de lidstaat bij het onderzoek van een aanvraag van een vliegvergunning voor een luchtvaartuig dat binnen het toepassingsgebied van deze bijlage valt, een fysieke inspectie van het luchtvaartuig en vergewist zij zich er voor de vlucht van dat het luchtvaartuig voldoet aan het in punt 21.A.708 van die bijlage I (deel 21) gedefinieerde ontwerp, wanneer de aanvraag voor een vliegvergunning betrekking heeft op:

    1. 

    het aantonen van nalevingsactiviteiten in punt 21L.A.25 voor een luchtvaartuig dat typegecertificeerd is of bestemd is om typegecertificeerd te worden;

    2. 

    het aantonen van nalevingsactiviteiten in punt 21L.A.44 voor een luchtvaartuig waarvoor de overeenstemming met het ontwerp is verklaard of waarvoor het de bedoeling is de overeenstemming met het ontwerp te verklaren.

    b) 

    Voor alle andere aanvragen voor de afgifte van een vliegvergunning voor activiteiten en luchtvaartuigen die binnen het toepassingsgebied van deze bijlage vallen, beoordeelt de bevoegde autoriteit overeenkomstig punt 21.B.520 van bijlage I (deel 21) de noodzaak van een fysieke inspectie.

    c) 

    Als de bevoegde autoriteit aanwijzingen vindt dat het luchtvaartuig niet in overeenstemming is met het in punt 21.A.708 van bijlage I (deel 21) gedefinieerde ontwerp, stelt zij een bevinding vast overeenkomstig punt 21L.B.21.

    21L.B.242    Onderzoek voorafgaand aan de afgifte van de vluchtvoorwaarden

    a) 

    Onverminderd subdeel P van sectie B van bijlage I (deel 21) dient het Agentschap bij het onderzoek van een aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor een luchtvaartuig dat binnen het toepassingsgebied van deze bijlage valt:

    1. 

    als de aanvraag voor vluchtvoorwaarden verband houdt met het aantonen van nalevingsactiviteiten in punt 21L.A.25 voor een luchtvaartuig dat typegecertificeerd is of bestemd is om typegecertificeerd te worden, het luchtvaartuig fysiek te inspecteren en te beoordelen en een kritieke ontwerpbeoordeling uit te voeren om te waarborgen dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen en dat vliegtests op een veilige manier kunnen worden uitgevoerd;

    2. 

    als de aanvraag voor vluchtvoorwaarden verband houdt met het aantonen van nalevingsactiviteiten als bedoeld in punt 21L.A.44 voor een luchtvaartuig waarvoor overeenstemming met het ontwerp is of zal worden verklaard, een fysieke inspectie en beoordeling van het luchtvaartuig te verrichten om te waarborgen dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen en dat vliegtests veilig kunnen worden uitgevoerd;

    3. 

    als de aanvraag voor vluchtvoorwaarden verband houdt met het aantonen van nalevingsactiviteiten voor een ingrijpende wijziging in punt 21L.A.66, een aanvullend typecertificaat in punt 21L.A.85 of een ingrijpende reparatie in punt 21L.A.206, op basis van de in punt 21L.B.83, punt 21L.B.102 en punt 21L.B.203 uitgevoerde evaluatie, te bepalen of een fysieke inspectie en beoordeling van het luchtvaartuig en een kritische ontwerpbeoordeling van het ontwerp nodig zijn om te waarborgen dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen en dat vliegproeven veilig kunnen worden uitgevoerd;

    4. 

    als de aanvraag voor vluchtvoorwaarden verband houdt met het aantonen van nalevingsactiviteiten voor een ingrijpende wijziging in punt 21L.A.108 of een ingrijpende reparatie in punt 21L.A.227, op basis van de in punt 21L.B.121 en punt 21L.B.221 uitgevoerde evaluatie, te bepalen of een fysieke inspectie en beoordeling van het luchtvaartuig nodig zijn om te waarborgen dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen en dat vliegproeven veilig kunnen worden uitgevoerd.

    b) 

    Als het Agentschap aanwijzingen vindt dat het luchtvaartuig mogelijk niet in staat is een veilige vlucht uit te voeren, stelt het Agentschap een bevinding vast overeenkomstig punt 21L.B.21.

    ▼M12

    SUBDEEL Q –   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN EN ONDERDELEN

    ▼M13

    SUBDEEL R —   CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN EN CERTIFICATEN VAN VRIJGAVE (EASA-FORMULIER 1) VOOR MOTOREN EN PROPELLERS, EN ONDERDELEN DAARVAN, DIE IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET EEN VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING MET HET ONTWERP

    21L.B.251    Toezicht

    a) 

    De bevoegde autoriteit houdt toezicht op de natuurlijke of rechtspersoon die conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeeft uit hoofde van subdeel R van sectie A van deze bijlage om na te gaan of de natuurlijke of rechtspersoon te allen tijde voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A en of de overeenkomstig de punten c) en d) van 21L.B.15 opgelegde veiligheidsmaatregelen worden uitgevoerd.

    b) 

    Het toezicht omvat een inspectie van het eerste exemplaar van alle nieuwe luchtvaartuigen, motoren, propellers of onderdelen die voor het eerst worden geproduceerd en waarvoor de natuurlijke of rechtspersoon een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) heeft afgegeven, en, zoals bepaald in het toezichtsprogramma overeenkomstig punt 21L.B.252, inspecties van andere door die natuurlijke of rechtspersoon geproduceerde luchtvaartuigen, motoren, propellers en onderdelen.

    21L.B.252    Toezichtsprogramma

    a) 

    De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en in stand houden teneinde de naleving van punt 21L.B.251 te waarborgen. Dat toezichtprogramma houdt rekening met de specifieke aard van de natuurlijke of rechtspersoon, de complexiteit van zijn activiteiten, de resultaten van vroegere toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1. 

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, in voorkomend geval:

    i) 

    beoordelingen van het productiebeheersysteem;

    ii) 

    productaudits van een relevant monster van de producten en onderdelen die binnen het toepassingsgebied van de natuurlijke of rechtspersoon vallen;

    iii) 

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en

    iv) 

    onaangekondigde inspecties;

    2. 

    vergaderingen tussen de natuurlijke of rechtspersoon en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van belangrijke kwesties.

    b) 

    Het toezichtprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en waarop er daadwerkelijk beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen hebben plaatsgevonden.

    c) 

    Het toezicht verloopt volgens een planningscyclus van maximaal 24 maanden.

    d) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

    1. 

    de natuurlijke of rechtspersoon heeft aangetoond dat hij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheersen;

    2. 

    de natuurlijke of rechtspersoon voortdurend heeft aangetoond dat hij voldoet aan punt 21L.A.273 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;

    3. 

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn vastgesteld;

    4. 

    alle corrigerende maatregelen zijn uitgevoerd binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in 21L.B.21.

    e) 

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden als de natuurlijke of rechtspersoon, in aanvulling op de voorwaarden van punt d) een doeltreffend systeem heeft opgezet voor continue rapportering aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de natuurlijke of rechtspersoon zelf, en als de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

    f) 

    De planningscyclus van het toezicht kan worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de natuurlijke of rechtspersoon zijn afgenomen.

    g) 

    Na afloop van elke toezichtsplanningscyclus brengt de bevoegde autoriteit een aanbevelingsverslag uit over de voortzetting van de activiteiten die door de natuurlijke of rechtspersoon worden verricht, waarin de resultaten van het toezicht worden weergegeven.

    21L.B.253    Toezichtsactiviteiten

    a) 

    Wanneer de bevoegde autoriteit de conformiteit van de natuurlijke of rechtspersoon verifieert overeenkomstig punt 21L.B.251 en het overeenkomstig punt 21L.B.252 vastgestelde toezichtsprogramma, dient zij:

    1. 

    het personeel dat verantwoordelijk is voor het toezicht te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

    2. 

    beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties te verrichten;

    3. 

    het nodige bewijsmateriaal te verzamelen als verdere actie nodig is, met inbegrip van de in de punten 21L.B.21 en 21L.B.22 bedoelde maatregelen;

    4. 

    de natuurlijke of rechtspersoon in kennis te stellen van de resultaten van de toezichtsactiviteiten.

    b) 

    Als de faciliteiten van de natuurlijke of rechtspersoon zich in verschillende landen bevinden, kan de in 21L.2 bedoelde bevoegde autoriteit ermee instemmen de toezichtstaken te laten uitvoeren door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de andere faciliteiten zich bevinden of, met betrekking tot faciliteiten die zich in niet-lidstaat bevinden, door het Agentschap. Elke natuurlijke of rechtspersoon waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

    c) 

    Voor toezichtactiviteiten die door de bevoegde autoriteit worden verricht in faciliteiten in een andere lidstaat dan waar de natuurlijke of rechtspersoon zijn hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van die lidstaat vooraf in kennis alvorens in die faciliteiten een audit of inspectie ter plaatse te verrichten.

    d) 

    De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij voor het verrichten van toezichtactiviteiten nodig acht.

    e) 

    Als de bevoegde autoriteit vaststelt dat de natuurlijke of rechtspersoon die verklaringen van conformiteit (EASA-formulier 52B) of certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeeft niet voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A en hij de overeenkomstig punt 21L.B.15, c) en d), opgelegde veiligheidsmaatregelen niet naleeft, handelt de bevoegde autoriteit overeenkomstig de punten 21L.B.21 en 21L.B.22.

    ▼M12




    Aanhangsels van BIJLAGE IB (deel 21 Light)

    EASA-FORMULIEREN



    Als de formulieren in deze bijlage worden afgegeven in een andere taal dan het Engels, moet een Engelse vertaling worden bijgevoegd.

    De in de aanhangsels bij dit deel vermelde formulieren van Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart moeten verplicht de volgende kenmerken hebben. De lidstaten garanderen dat de EASA-formulieren die zij afgeven herkenbaar zijn; zij zijn verantwoordelijk voor het afdrukken van dergelijke formulieren.

    Aanhangsel I 

    EASA-formulier 24B Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

    Aanhangsel II 

    EASA-formulier 45B Beperkt geluidscertificaat

    Aanhangsel III 

    EASA-formulier 52B Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

    Aanhangsel IV 

    EASA-formulier 53B Certificaat van geschiktheid voor gebruik




    Aanhangsel I

    Beperkt bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 24B

    Logo van de bevoegde autoriteit

    BEPERKT BEWIJS VAN LUCHTWAARDIGHEID (VERKLAARD)



     ()

    [Lidstaat van registratie]

    [BEVOEGDE AUTORITEIT VAN DE LIDSTAAT]

    4

    1.  Nationaliteit en registratietekens

    2.  Fabrikant en aanduiding van het luchtvaartuig door de fabrikant

    3.  Serienummer luchtvaartuig

    4.  Categorieën

    5.  Dit beperkt bewijs van luchtwaardigheid wordt krachtens artikel 18, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2018/1139 afgegeven voor het bovengenoemde luchtvaartuig dat luchtwaardig wordt geacht als het wordt onderhouden en geëxploiteerd in overeenstemming met het voornoemde en met de toepasselijke exploitatiebeperkingen.

    Naast het bovenstaande gelden de volgende beperkingen:

    Dit beperkt bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven op basis van een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 afgelegde verklaring van overeenstemming met het ontwerp en is geldig en wordt erkend in alle EU-lidstaten, zonder verdere eisen of beoordeling. Dit bewijs beantwoordt niet aan alle toepasselijke normen van bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en is daarom mogelijk niet geldig voor internationale luchtvaart over niet-EU-lidstaten, tenzij het is goedgekeurd door de overvlogen staat of staten.

    Datum van afgifte:

    Handtekening:

    6.  Dit beperkt bewijs van luchtwaardigheid is geldig tenzij het wordt ingetrokken door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

    Een recent certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid moet bij dit bewijs worden gevoegd.

    (1)   

    Voor gebruik door de lidstaat van registratie.

    EASA-formulier 24B — Versie 1

    Dit bewijs moet aan boord worden meegenomen tijdens alle vluchten.




    Aanhangsel II

    Beperkt geluidscertificaat — EASA-formulier 45B



    Voor gebruik door de lidstaat van registratie

    1.  Lidstaat van registratie

    3.  Documentnummer:

    2.  BEPERKT GELUIDSCERTIFICAAT (VERKLAARD)

    4.  Registratietekens:

    5.  Fabrikant en aanduiding van het luchtvaartuig:

    6.  Serienummer van het luchtvaartuig:

    7.  Aanduiding van de motor:

    8.  Aanduiding van de propeller:

    9.  Maximale startmassa (kg)

     

    10.  Aanvullende wijzigingen om te voldoen aan de toepasselijke geluidsnormen:

    11.  Geluidsnorm:

    12.  Geluidsniveau bij opstijgen:

     

    Opmerkingen

    13.  Dit beperkt geluidscertificaat wordt krachtens artikel 9 van Verordening (EU) 2018/1139 afgegeven voor het bovengenoemde luchtvaartuig, waarvoor een declarant overeenkomstig bijlage Ib (deel 21 Light) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 overeenstemming met het ontwerp heeft verklaard, teneinde te voldoen aan de vermelde geluidsnorm wanneer het wordt onderhouden en geëxploiteerd overeenkomstig de relevante eisen en exploitatiebeperkingen.

    14.  Datum van afgifte …15. Handtekening …

    EASA-formulier 45B — Versie 1




    Aanhangsel III

    Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52B



    CONFORMITEITSVERKLARING VOOR LUCHTVAARTUIGEN

    1.  Land van vervaardiging

    2.  [LIDSTAAT] Een lidstaat van de Europese Unie

    3.  Referentienr. verklaring:

    4.  Organisatie

    5.  Type luchtvaartuig

    6.  Referenties typecertificaat/verklaring van overeenstemming met het ontwerp:

    7.  Registratie of merkteken van het luchtvaartuig

    8.  Identificatienr. productieorganisatie

    9.  Bijzonderheden motor/propeller ()

    10.  Wijzigingen en/of dienstbulletins 1

    11.  Luchtwaardigheidsaanwijzingen

    12.  Concessies

    13.  Uitzonderingen, ontheffingen of afwijkingen 1

    14.  Opmerkingen

    15.  Beperkt/bewijs van luchtwaardigheid

    16.  Aanvullende voorschriften

    17.  Conformiteitsverklaring

    Hierbij wordt gecertificeerd dat dit luchtvaartuig volledig in overeenstemming is met:

    □  een typegecertificeerd ontwerp, of

    □  verklaarde ontwerpgegevens

    en met de in vakken 9, 10, 11, 12 en 13 vermelde punten.

    Het luchtvaartuig kan veilig worden gebruikt.

    Het luchtvaartuig is met bevredigend resultaat in vlucht getest.

    18.  Handtekening

    19.  Naam

    20.  Datum (dd/mm/jjjj)

    21.  Referentie van de verklaarde of goedgekeurde productieorganisatie (indien van toepassing)

    (1)   

    Schrappen wat niet van toepassing is.

    EASA-formulier 52B — Versie 1

    Instructies voor het gebruik van de Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52B

    1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

    1.1. De overeenkomstig subdeel G of subdeel R van sectie A van bijlage Ib (deel 21 Light) of overeenkomstig subdeel G van sectie A van bijlage I (deel 21) afgegeven conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52B) heeft tot doel de productieorganisatie in staat te stellen bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid aan te vragen voor een individueel luchtvaartuig.

    2.   ALGEMEEN

    2.1. De conformiteitsverklaring moet overeenstemmen met het formaat van het model, inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

    2.2. De conformiteitsverklaring moet ofwel voorgedrukt ofwel per computer worden gegenereerd; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar worden afgedrukt. Voorgedrukte formuleringen zijn toegestaan overeenkomstig het aangehechte model maar andere certificeringsverklaringen zijn niet toegestaan.

    2.3. De verklaring mag met een typmachine/computer of met de hand worden ingevuld, in blokletters om de tekst gemakkelijk leesbaar te maken. De conformiteitsverklaringen mogen worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer officiële talen van de lidstaat die ze afgeeft.

    2.4. Een afschrift van de verklaring en alle referentiestukken moeten door de erkende productieorganisatie worden bewaard.

    3.   INVULLEN VAN DE CONFORMITEITSVERKLARING DOOR DE OPSTELLER

    3.1. Om van het document een geldige verklaring te maken, moeten alle vakken worden ingevuld.

    3.2. Een conformiteitsverklaring mag alleen worden afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie als het ontwerp van het luchtvaartuig en de daarop gemonteerde producten zijn goedgekeurd of als de verklaring van overeenstemming met het ontwerp bij het Agentschap is geregistreerd.

    3.3. De in de vakken 9, 10, 11, 12, 13 en 14 in te vullen gegevens mogen een verwijzing zijn naar een apart document dat door de productieorganisatie in haar archieven wordt bewaard, tenzij de bevoegde autoriteit anders beslist.

    3.4. Deze conformiteitsverklaring is niet bedoeld voor artikelen van de uitrusting die gemonteerd zouden moeten zijn teneinde aan de toepasselijke operationele voorschriften te voldoen. Evenwel kunnen een aantal individuele artikelen worden opgenomen in vak 10 of in het goedgekeurde typeontwerp of het verklaarde luchtvaartuigontwerp. Exploitanten worden derhalve herinnerd aan hun verantwoordelijkheid om de naleving van de toepasselijke operationele voorschriften voor hun eigen particuliere activiteiten te verzekeren.

    Vak 1 

    Vul de naam van het land van vervaardiging in.

    Vak 2 

    Vermeld de bevoegde autoriteit die de conformiteitsverklaring afgeeft onder haar gezag.

    Vak 3 

    Een uniek serienummer moet worden voorgedrukt in dit vak ten behoeve van controle en traceerbaarheid van de verklaring. Voor een computergegenereerd document geldt een uitzondering: het nummer hoeft niet te worden voorgedrukt als de computer is geprogrammeerd om een uniek nummer te produceren en af te drukken.

    Vak 4 

    Vermeld de volledige naam en het adres van de organisatie die de verklaring afgeeft. Dit vak mag voorgedrukt zijn. Logo’s e.d. zijn toegestaan als ze in het vak passen.

    Vak 5 

    Het luchtvaartuigtype, voluit, zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijbehorende gegevensblad of het verklaarde luchtvaartuigontwerp zoals geregistreerd door het Agentschap.

    Vak 6 

    De referentienummers van het typecertificaat en datum van afgifte voor het desbetreffende luchtvaartuig of het registratienummer van de verklaring van overeenstemming met het ontwerp.

    Vak 7 

    Als het luchtvaartuig geregistreerd is, moet hier het registratieteken worden ingevuld. Als het luchtvaartuig niet geregistreerd is, moet hier een teken worden ingevuld dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvaard wordt en, indien van toepassing, door de bevoegde autoriteit van een derde land.

    Vak 8 

    Vermeld hier het door de productieorganisatie toegewezen identificatienummer ten behoeve van controle, traceerbaarheid en productondersteuning. Soms wordt hiernaar verwezen als „serienummer van de productieorganisatie” of „nummer van de constructeur”.

    Vak 9 

    Schrijf het type motor en het (de) type(s) propeller voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijhorende gegevensblad of de geregistreerde verklaring van overeenstemming met het ontwerp. Ook het identificatie-/referentienummer van de productieorganisatie en de bijbehorende locatie moeten worden vermeld.

    Vak 10 

    Vermeld goedgekeurde of verklaarde wijzigingen in het ontwerp van de definitie van het luchtvaartuig.

    Vak 11 

    Geef een opsomming van alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen (of equivalente voorschriften) en een verklaring van overeenstemming met de luchtwaardigheidsaanwijzingen, samen met een beschrijving van de wijze van naleving voor het desbetreffende individuele luchtvaartuig, inclusief producten en gemonteerde onderdelen, uitrustingsstukken en apparatuur. Eventuele toekomstige vereisten wat betreft uitvoeringstermijn moeten worden vermeld.

    Vak 12 

    Goedgekeurde of verklaarde niet-opzettelijke afwijkingen van het goedgekeurde typeontwerp of het verklaarde ontwerp, soms ook „concessies”, „afwijkingen” of „punten van niet-overeenstemming” genoemd.

    Vak 13 

    Uitsluitend overeengekomen of verklaarde vrijstellingen, afstandsverklaringen of afwijkingen mogen hier worden opgenomen.

    Vak 14 

    Opmerkingen. Eventuele verklaringen, informatie, bijzondere gegevens of beperkingen die van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Als dergelijke informatie of gegevens ontbreken, vul „GEEN” in.

    Vak 15 

    Vul in „Bewijs van luchtwaardigheid” of „Beperkt bewijs van luchtwaardigheid” als aangevraagd bewijs van luchtwaardigheid.

    Vak 16 

    Aanvullende door een importerend land meegedeelde eisen moeten in dit vak worden vermeld.

    Vak 17 

    De conformiteitsverklaring is geldig als alle vakken van dit formulier zijn ingevuld. Een kopie van het testvluchtrapport dient samen met eventueel geregistreerde defecten en informatie over rectificaties door de productieorganisatie te worden gearchiveerd. Het rapport moet als toereikend worden ondertekend door het geschikte certificeringspersoneel en een lid van de bemanning, bv. de testpiloot of de boordwerktuigkundige tijdens de testvlucht.

    De uitgevoerde testvluchten zijn die welke gedefinieerd zijn onder controle van het kwaliteitsbeheerselement van het productiesysteem, zoals vastgesteld bij:

    1. 

    21L.A.124, punt b), of

    2. 

    21L.A.273, punt f),

    om te garanderen dat het luchtvaartuig in overeenstemming is met de toepasselijke ontwerpgegevens en zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt.

    De opsomming van verschafte (of beschikbaar gestelde) artikelen om te voldoen aan de aspecten van deze verklaring die betrekking hebben op de veilige exploitatie van het luchtvaartuig, moeten door de productieorganisatie worden gearchiveerd.

    Vak 18 

    De conformiteitsverklaring mag worden ondertekend door de persoon die hiertoe door de productieorganisatie is gemachtigd overeenkomstig 21L.A.125, punt d), of 21L.A.273, punt b). Gebruik van een handtekeningstempel is niet toegestaan.

    Vak 19 

    Vermeld hier de naam van de ondertekenaar in een leesbare vorm, gedrukt of getypt.

    Vak 20 

    Vermeld hier de datum waarop de conformiteitsverklaring is ondertekend.

    Vak 21 

    Vermeld hier het door de bevoegde autoriteit verstrekte erkenningsnummer.




    Aanhangsel IV

    Certificaat van geschiktheid voor gebruik — EASA-formulier 53B



    CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK

    [NAAM ERKENDE PRODUCTIEORGANISATIE]

    Erkenningsnummer van de productieorganisatie:

    Certificaat van geschiktheid voor gebruik overeenkomstig 21L.A.126, punt e), of 21L.A.273, punt 8, van bijlage Ib (deel 21 Light) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (schrappen wat niet van toepassing is).

    Luchtvaartuig: …Type: … Nr. constructeur/Registratie: …

    is onderhouden zoals gespecificeerd in werkorder: …

    Korte beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden:

    certificeert dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in overeenstemming met 21L.A.126, punt e), of 21L.A.273, punt 8, van bijlage Ib (deel 21 Light) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (schrappen wat niet van toepassing is); met betrekking tot die werkzaamheden wordt het luchtvaartuig als geschikt voor vrijgave voor gebruik beschouwd en is het derhalve veilig voor gebruik.

    Certificeringspersoneel (naam):

    (handtekening):

    Plaats:

    Datum:. . -. . -. .. . (dag, maand, jaar)

    EASA-formulier 53B — Versie 1

    INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN

    Het vak KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN op EASA-formulier 53B moet een verwijzing bevatten naar de goedgekeurde gegevens die gebruikt zijn om de werkzaamheden uit te voeren.

    Het vak LOCATIE op EASA-formulier 53B verwijst naar de plaats waar het onderhoud is uitgevoerd, niet naar de plaats waar de faciliteiten van de organisatie zich bevinden (indien verschillend).

    ▼B




    BIJLAGE II

    Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan



    Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie

    (PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6)

    Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie

    (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 3)

    Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie

    (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16)

    Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie

    (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 40)

    Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie

    (PB L 94 van 4.4.2007, blz. 3)

    Verordening (EG) nr. 287/2008 van de Commissie

    (PB L 87 van 29.3.2008, blz. 3)

    Verordening (EG) nr. 1057/2008 van de Commissie

    (PB L 283 van 28.10.2008, blz. 30)

    Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie

    (PB L 321 van 8.12.2009, blz. 5)




    BIJLAGE III

    Concordantietabel



    Verordening (EG) nr. 1702/2003

    De onderhavige verordening

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2, leden 1 en 2

    Artikel 2, leden 1 en 2

    Artikel 2, lid 3

    Artikel 2 bis, lid 1, aanhef

    Artikel 3, lid 1, aanhef

    Artikel 2 bis, lid 1, onder a) en b)

    Artikel 3, lid 1, onder a) en b)

    Artikel 2 bis, lid 1, onder c) en d)

    Artikel 2 bis, leden 2 t/m 5

    Artikel 3, leden 2 t/m 5

    Artikel 2 ter

    Artikel 4

    Artikel 2 quater, lid 1

    Artikel 5

    Artikel 2 quater, leden 2 en 3

    Artikel 2 quinquies

    Artikel 6

    Artikel 2 sexies, eerste alinea

    Artikel 7

    Artikel 2 sexies, tweede alinea

    Artikel 3, leden 1 en 2 en lid 3, eerste zin

    Artikel 8, leden 1, 2 en 3

    Artikel 3, lid 3, tweede zin, en leden 4 en 5

    Artikel 3, lid 6, aanhef

    Artikel 8, lid 4, aanhef

    Artikel 3, lid 6, punt 1)

    Artikel 8, lid 4, onder a)

    Artikel 3, lid 6, punt 2)

    Artikel 8, lid 4, onder b)

    Artikel 4, leden 1, 2 en lid 3, eerste zin

    Artikel 9, leden 1, 2 en 3

    Artikel 4, lid 3, tweede zin, en leden 4 en 5

    Artikel 4, lid 6

    Artikel 9, lid 4

    Artikel 10

    Artikel 5, lid 1

    Artikel 11

    Artikel 5, leden 2 t/m 5

    Bijlage

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage III



    ( 1 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die verordening (PB L 33, van …,blz. 7).

    ( 2 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/201 van de Commissie van 10 december 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft door ontwerp- en productieorganisaties op te zetten beheersystemen en voorvallenmeldingssystemen, alsmede wat betreft de door het Agentschap toegepaste procedures, en tot rectificatie van die Verordening (PB L 33 van 15.2.2022, blz. 7).

    ( 3 ) Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

    ( 4 ) Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18).

    ( 5 ) Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

    ( 6 ) Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 123 van 24.4.2014, blz. 1).

    ( 7 ) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

    ( 8 ) Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

    ( 9 ) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

    Top