Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02011R1227-20240507

    Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1227/2024-05-07

    In deze geconsolideerde tekst zijn de volgende wijzigingen mogelijk nog niet verwerkt:

    Wijzigingsbesluit Soort wijziging Betrokken onderverdeling Datum inwerkingtreding
    32024R1789 gewijzigd door artikel 3 punt 4 punt (c) tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 2 punt 5 tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 2 punt 1 punt (b) tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 3 punt 3 tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 6 punt 2 punt (b) tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 2 punt 4 tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 6 punt 2 punt (a) tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 4 punt 1 tekst 05/02/2025
    32024R1789 gewijzigd door artikel 8 punt 5 tekst 05/02/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 7a 01/01/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 7b 01/01/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 7d 01/01/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 7c 01/01/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 7e 01/01/2025
    32024R1106 gewijzigd door artikel 15 lid 2 08/11/2024

    02011R1227 — NL — 07.05.2024 — 001.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) Nr. 1227/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 25 oktober 2011

    betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie

    (Voor de EER relevante tekst)

    (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    VERORDENING (EU) 2024/1106 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 11 april 2024

      L 1106

    1

    17.4.2024




    ▼B

    VERORDENING (EU) Nr. 1227/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 25 oktober 2011

    betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie

    (Voor de EER relevante tekst)



    Artikel 1

    Onderwerp, toepassingsgebied en verband met andere wetgeving van de Unie

    1.  
    Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld, die misbruik met gevolgen voor de groothandelsmarkten voor energie verbieden en die coherent zijn met de voorschriften die van toepassing zijn op de financiële markten, en met de goede werking van deze groothandelsmarkten voor energie, daarbij rekening houdend met hun specifieke kenmerken. De verordening voorziet in toezicht op de groothandelsmarkt voor energie door het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna het „Agentschap” genoemd) in nauwe samenwerking met de nationale regulerende instanties en rekening houdend met de interacties tussen het systeem voor de handel in emissierechten en de groothandelsmarkten voor energie.

    ▼M1

    2.  
    Deze verordening is van toepassing op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten. Zij doet geen afbreuk aan de toepassing van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012 ( 1 ), (EU) nr. 596/2014 ( 2 ) en (EU) nr. 600/2014 ( 3 ) van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ), wat betreft activiteiten met betrekking tot financiële instrumenten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2014/65/EU, en evenmin aan de toepassing van het mededingingsrecht van de Unie op de onder deze verordening vallende praktijken.

    ▼B

    3.  
    Het Agentschap, de nationale regulerende instanties, ESMA, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten en, waar passend, de nationale mededingingsautoriteiten werken samen om ervoor te zorgen dat de toepasselijke regelgeving op gecoördineerde wijze wordt gehandhaafd wanneer acties betrekking hebben op één of meerdere financiële instrumenten waarop ►M1  artikel 2 van Verordening (EU) nr. 596/2014 ◄ van toepassing is, alsook op één of meer voor de groothandel bestemde energieproducten waarop de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening van toepassing zijn.

    ▼M1

    Het Agentschap, de nationale regulerende instanties, ESMA en de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten wisselen regelmatig, en indien mogelijk elk kwartaal, relevante informatie en gegevens uit over mogelijke inbreuken op Verordening (EU) nr. 596/2014 met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten die onder deze verordening vallen.

    ▼M1

    4.  
    De raad van bestuur van het Agentschap ziet erop toe dat het Agentschap de hem op grond van deze verordening en Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) toegewezen taken uitvoert, en dat het Agentschap de nodige middelen, met inbegrip van de nodige personele middelen, toewijst voor de nieuwe verplichtingen die hem zijn toegewezen.

    ▼B

    5.  
    De directeur van het Agentschap raadpleegt de raad van regulatoren van het Agentschap inzake alle aspecten van de omzetting van deze verordening en houdt terdege rekening met het advies van de raad.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

    1. 

    „voorwetenschap”: niet openbaar gemaakte informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk verband houdt met één of meerdere voor de groothandel bestemde energieproducten en die, indien zij openbaar zou worden gemaakt, een aanzienlijke invloed zou kunnen hebben op de prijzen van deze voor de groothandel bestemde energieproducten.

    Voor de toepassing van deze definitie gaat het daarbij om:

    a) 

    informatie die verplicht openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig ►M1  Verordening (EU) 2019/943 ◄ en (EG) nr. 715/2009, met inbegrip van richtsnoeren en netcodes die op grond van die verordeningen zijn vastgesteld;

    b) 

    informatie met betrekking tot de capaciteit en de benutting van faciliteiten voor productie, opslag, verbruik of transmissie van elektriciteit of aardgas, of informatie over de capaciteit en benutting van lng-installaties, met inbegrip van de geplande of ongeplande niet-beschikbaarheid van deze installaties;

    ▼M1

    c) 

    informatie die verplicht openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig wet- of regelgevingsbepalingen op Unie- of nationaal niveau, marktvoorschriften, contracten of gebruiken op de betrokken groothandelsmarkt voor energie, voor zover die informatie waarschijnlijk een aanzienlijke invloed zou hebben op de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    ▼M1

    c bis) 

    informatie die wordt verstrekt door een marktdeelnemer of door andere personen die namens de marktdeelnemer optreden, aan een dienstverlener die namens de marktdeelnemer handelt, en die verband houdt met de lopende orders van de marktdeelnemer inzake voor de groothandel bestemde energieproducten, die concreet is en die direct of indirect betrekking heeft op een of meer voor de groothandel bestemde energieproducten, en

    ▼B

    d) 

    andere informatie die een redelijk handelende marktdeelnemer waarschijnlijk zal gebruiken om er zijn beslissing om over te gaan tot een transactie inzake of een order te plaatsen voor de handel in een voor de groothandel bestemd energieproduct ten dele op te baseren;

    ▼M1

    Informatie wordt als concreet beschouwd indien de informatie een reeks omstandigheden aanduidt die zich voordoet of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich zal voordoen, of een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden of waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zal plaatsvinden, en indien de informatie concreet genoeg is om een conclusie te kunnen trekken ten aanzien van het mogelijke effect van die reeks omstandigheden of die gebeurtenis op de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten. Informatie kan als concreet worden beschouwd indien ze betrekking heeft op een in de tijd gespreid proces dat erop is gericht een bepaalde situatie of gebeurtenis te doen plaatsvinden, of dat resulteert in een bepaalde situatie of gebeurtenis, met inbegrip van een toekomstige situatie of gebeurtenis, alsook indien ze betrekking heeft op de tussenstappen in dat proces die verband houden met het doen plaatsvinden van die toekomstige situatie of gebeurtenis of met het resulteren in die toekomstige situatie of gebeurtenis.

    Een tussenstap in een in de tijd gespreid proces wordt beschouwd als voorwetenschap indien die tussenstap als zodanig voldoet aan de criteria voor voorwetenschap zoals bedoeld in de eerste alinea van dit punt.

    Voor de toepassing van de eerste alinea van dit punt wordt informatie geacht direct of indirect betrekking te hebben op het voor de groothandel bestemde energieproduct indien die informatie mogelijk van invloed is op de vraag naar, het aanbod of de prijzen van een voor de groothandel bestemd energieproduct, of op de verwachtingen van de vraag naar, het aanbod of de prijzen van een voor de groothandel bestemd energieproduct.

    Voor de toepassing van de eerste alinea van dit punt wordt onder informatie die, indien zij openbaar zou worden gemaakt, waarschijnlijk een significante invloed zou hebben op de prijzen van de voor de groothandel bestemde energieproducten, informatie verstaan waarvan een redelijk handelende marktdeelnemer waarschijnlijk gebruik zou maken om er zijn beslissing betreffende de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten ten dele op te baseren;

    2. 

    “marktmanipulatie”:

    a) 

    het aangaan van een transactie, of het geven, wijzigen of intrekken van handelsorders of het stellen van elke andere gedraging met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten waarbij:

    i) 

    onjuiste of misleidende signalen worden gegeven of waarschijnlijk zullen worden gegeven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    ii) 

    de prijs van een of meer voor de groothandel bestemde energieproducten op een kunstmatig niveau wordt gehouden of waarschijnlijk zal worden gehouden door een persoon of door samenwerkende personen, tenzij de persoon die de transactie is aangegaan of de handelsorder heeft geplaatst, aantoont dat zijn beweegredenen gerechtvaardigd zijn en dat die transactie of handelsorder in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijken op de desbetreffende groothandelsmarkt voor energie, of

    iii) 

    wordt gebruikgemaakt van een oneigenlijke constructie of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding waarmee onjuiste of misleidende signalen worden gegeven of waarschijnlijk zullen worden gegeven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    b) 

    het verspreiden van informatie, via de media, met inbegrip van het internet, of via andere kanalen, die onjuiste of misleidende signalen geeft of waarschijnlijk zal geven met betrekking tot de levering van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten, met inbegrip van de verspreiding van geruchten en valse of misleidende berichten, waarvan de persoon die de informatie verspreid heeft, wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend was.

    Wanneer informatie wordt verspreid voor journalistieke of artistieke doeleinden, moet die verspreiding van informatie worden beoordeeld met inachtneming van de regels die gelden met betrekking tot de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, tenzij:

    i) 

    die personen direct of indirect voordeel of winst behalen uit de verspreiding van de informatie in kwestie, of

    ii) 

    de openbaarmaking of de verspreiding tot doel heeft de markt te misleiden met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten,

    of

    c) 

    het doorgeven van onjuiste of misleidende informatie of het verstrekken van onjuiste of misleidende gegevens in verband met een benchmark wanneer de persoon die de informatie heeft doorgegeven of de gegevens heeft verstrekt, wist of had moeten weten dat die onjuist of misleidend waren, of het stellen van enigerlei andere gedraging die leidt tot manipulatie van de berekening van een benchmark.

    Marktmanipulatie kan verwijzen naar het gedrag van een rechtspersoon, of, overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht, van een natuurlijke persoon die deelneemt aan het besluit om voor rekening van de betrokken rechtspersoon activiteiten uit te voeren;

    ▼B

    3. 

    „poging tot marktmanipulatie”:

    a) 

    het aangaan van een transactie, het plaatsen van een handelsorder of het ondernemen van enigerlei andere actie met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct met de bedoeling:

    i) 

    onjuiste of misleidende signalen te geven met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten;

    ii) 

    de prijs van één of meerdere voor de groothandel bestemde energieproducten op een kunstmatig niveau te houden, tenzij de persoon die de transacties is aangegaan of de handelsorders heeft geplaatst, aantoont dat zijn beweegredenen om de betreffende transactie aan te gaan of de handelsorder te plaatsen, gerechtvaardigd zijn en in overeenstemming zijn met de gebruikelijke marktpraktijken op de desbetreffende groothandelsmarkt voor energie, of

    iii) 

    gebruik te maken van een oneigenlijke constructie of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding, waarmee onjuiste of misleidende signalen met betrekking tot de levering van, de vraag naar of de prijs van een voor de groothandel bestemd energieproduct worden afgegeven of waarschijnlijk worden afgegeven,

    of

    b) 

    het verspreiden van informatie via de media, met inbegrip van het internet, of via andere kanalen, met de bedoeling onjuiste of misleidende signalen te geven met betrekking tot de levering van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten.

    4. 

    „voor de groothandel bestemde energieproducten”: de volgende contracten en derivaten, ongeacht de plaats en wijze van verhandeling:

    ▼M1

    a) 

    contracten voor de levering van elektriciteit of aardgas, met inbegrip van lng, waarbij de levering plaatsvindt in de Unie, of contracten voor de levering van elektriciteit die kunnen leiden tot de levering in de Unie, als gevolg van eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling;

    b) 

    derivaten met betrekking tot elektriciteit of aardgas die of dat in de Unie wordt geproduceerd, verhandeld of geleverd, of derivaten met betrekking tot elektriciteit die kunnen leiden tot levering in de Unie als gevolg van eenvormige day-ahead- en intradaykoppeling;

    ▼B

    c) 

    contracten met betrekking tot het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie;

    d) 

    derivaten met betrekking tot het transport van elektriciteit of aardgas in de Unie;

    ▼M1

    e) 

    contracten met betrekking tot de opslag van elektriciteit of aardgas in de Unie;

    f) 

    derivaten met betrekking tot de opslag van elektriciteit of aardgas in de Unie;

    ▼B

    Contracten voor de levering en distributie van elektriciteit of aardgas aan eindgebruikers zijn geen voor de groothandel bestemde energieproducten. Contracten voor de levering en distributie van elektriciteit of aardgas aan eindgebruikers met een verbruikscapaciteit aan elektriciteit of aardgas groter dan de capaciteit, genoemd onder punt 5, tweede alinea, worden echter behandeld als voor de groothandel bestemde energieproducten;

    5. 

    „verbruikscapaciteit”: het verbruik van een eindgebruiker van elektriciteit ofwel aardgas die zijn productiecapaciteit volledig benut. Dit omvat het volledige verbruik door deze eindgebruiker als enkele economische eenheid, voor zover het gebruik plaatsvindt op markten met onderling gekoppelde groothandelsprijzen.

    Voor de toepassing van deze definitie wordt het verbruik van individuele installaties, onder het toezicht van een enkele economische eenheid, die een verbruikscapaciteit hebben van minder dan 600 GWh per jaar, niet in aanmerking genomen, voor zover deze installaties geen gezamenlijke invloed uitoefenen op de prijzen van de groothandelsmarkt voor energie omdat zij zich op afzonderlijke relevante geografische markten bevinden;

    6. 

    „groothandelsmarkt voor energie”: elke markt in de Unie waarop voor de groothandel bestemde energieproducten worden verhandeld;

    ▼M1

    7. 

    “marktdeelnemer”: elke persoon, met inbegrip van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, opslagsysteembeheerders en lng-systeembeheerders, die transacties aangaat, met inbegrip van het plaatsen van handelsorders, op een of meer groothandelsmarkten voor energie;

    ▼B

    8. 

    „persoon”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon;

    ▼M1

    8 bis. 

    “persoon die beroepshalve transacties tot stand brengt of uitvoert”: een persoon die zich beroepshalve bezighoudt met het ontvangen en doorgeven van handelsorders voor of het uitvoeren van transacties in voor de groothandel bestemde energieproducten;

    ▼B

    9. 

    „bevoegde financiële autoriteit”: een bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig de in ►M1  artikel 11 van Richtlijn 2003/6/EG ◄ vastgestelde procedure;

    10. 

    „nationale regulerende instantie”: een nationale regulerende instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit ( 6 ) of artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ( 7 );

    11. 

    „transmissiesysteembeheerder”: als bedoeld in artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/73/EG;

    ▼M1

    11 bis. 

    “distributiesysteembeheerder”: distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/73/EG en in artikel 2, punt 29), van Richtlijn (EU) 2019/944;

    11 ter. 

    “opslagsysteembeheerder”: opslagsysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2009/73/EG of exploitant van een “energieopslagfaciliteit” zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 60), van Richtlijn (EU) 2019/944;

    11 quater. 

    “lng-systeembeheerder”: lng-systeembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2009/73/EG;

    ▼B

    12. 

    „moederonderneming”: een moederonderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g,) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 8 );

    13. 

    „verbonden onderneming”: een dochteronderneming of iedere andere onderneming waarin een deelneming bestaat, of een onderneming die met een andere onderneming verbonden is door een betrekking in de zin van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

    14. 

    „distributie van aardgas” als bedoeld in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2009/73/EG;

    15. 

    „distributie van elektriciteit” als bedoeld in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2009/72/EG;

    ▼M1

    16. 

    “geregistreerd rapportagemechanisme” of “RRM” (registered reporting mechanism): een rechtspersoon die op grond van deze verordening is gemachtigd tot het rapporteren of het aanbieden van de dienst van het rapporteren van bijzonderheden van transacties, met inbegrip van handelsorders, en fundamentele gegevens aan het Agentschap namens hemzelf of namens marktdeelnemers;

    17. 

    “platform voor voorwetenschap” of “IIP” (inside information platform): een persoon die op grond van deze verordening is gemachtigd tot het aanbieden van de dienst van het exploiteren van een platform voor de openbaarmaking van voorwetenschap en voor de rapportage van openbaar gemaakte voorwetenschap aan het Agentschap namens marktdeelnemers;

    18. 

    “algoritmische handel”: handel, met inbegrip van hogefrequentiehandel, in voor de groothandel bestemde energieproducten waarbij een computeralgoritme automatisch individuele parameters van handelsorders bepaalt, onder meer of het order moet worden geïnitieerd, het tijdstip, de prijs of de omvang van het order, of hoe het order nadat het is ingevoerd, moet worden beheerd, met weinig of helemaal geen menselijk ingrijpen. Systemen die alleen worden gebruikt voor de routering van orders naar een of meer georganiseerde markten, dan wel voor het verwerken van orders waarbij geen sprake is van bepaling van handelsparameters, of voor de bevestiging van orders of de posttransactionele verwerking van uitgevoerde transacties, vallen niet onder deze definitie;

    19. 

    “directe elektronische toegang”: een voorziening waarbij een lid of deelnemer of cliënt van een georganiseerde markt een andere persoon toestaat van zijn handelscode gebruik te maken, zodat de betrokken persoon in staat is handelsorders met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct langs elektronische weg direct aan de georganiseerde markt door te geven, met inbegrip van voorzieningen waarbij de persoon gebruikmaakt van de informatietechnologie-infrastructuur van het lid of de deelnemer of cliënt of van de door het lid of de deelnemer of cliënt beschikbaar gestelde verbindingssystemen om de handelsorders door te geven (directe markttoegang) en voorzieningen waarbij die infrastructuur niet wordt gebruikt door die persoon (gesponsorde toegang);

    20. 

    “georganiseerde markt” of “OMP” (organised market place): een energiebeurs, een energiemakelaar, een platform voor energiecapaciteit of een ander systeem of andere faciliteit waarin meerdere koop- of verkoopbelangen van derden in voor de groothandel bestemde energieproducten met elkaar interageren op een manier die kan leiden tot een transactie;

    21. 

    “orderboek”: alle details van voor de groothandel bestemde energieproducten die zijn uitgevoerd op een OMP, met inbegrip van gematchte en niet-gematchte handelsorders, alsook door het systeem gegenereerde handelsorders en levenscyclusevenementen;

    22. 

    “benchmark”: een index zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 3), van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ), op basis waarvan het voor een voor de groothandel bestemd energieproduct te betalen bedrag, of een contract betreffende een voor de groothandel bestemd energieproduct, of de waarde van een voor de groothandel bestemd energieproduct wordt bepaald;

    23. 

    “handel in lng”: biedingen, aanbiedingen of transacties, met inbegrip van maar niet beperkt tot biedingen, aanbiedingen of transacties die over-the-counter of op een OMP plaatsvinden voor de aankoop of verkoop van lng:

    a) 

    die levering in de Unie specificeren;

    b) 

    die leiden tot levering in de Unie, of

    c) 

    waarbij één tegenpartij het lng in een terminal in de Unie hervergast;

    24. 

    “lng-marktgegevens”: registraties van biedingen, aanbiedingen of transacties voor de handel in lng met de bijbehorende informatie;

    25. 

    “lng-marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht de plaats van oprichting of woonplaats, die zich bezighoudt met de handel in lng;

    26. 

    “lng-prijsraming”: de bepaling van een dagelijkse referentieprijs voor de handel in lng volgens een door het Agentschap vast te stellen methode;

    27. 

    “lng-benchmark”: de bepaling van een spread tussen de dagelijkse lng-prijsraming en de dagelijkse afwikkelingsprijs voor het TTF Gas Futures front month-contract die ICE Endex Markets B.V. dagelijks vaststelt.

    ▼B

    Artikel 3

    Verbod op handel met voorwetenschap

    1.  

    Het is personen met voorwetenschap over een voor de groothandel bestemd energieproduct verboden:

    a) 

    gebruik te maken van deze voorwetenschap door, voor eigen rekening of voor rekening van derden, rechtstreeks of middellijk voor de groothandel bestemde energieproducten waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te verkrijgen of te vervreemden, of te trachten deze te verkrijgen of te vervreemden;

    b) 

    deze informatie aan een derde mede te delen, tenzij dit gebeurt in het kader van de normale uitoefening van hun werk, beroep of functie;

    c) 

    op grond van voorwetenschap een derde aan te bevelen of ertoe aan te zetten om voor de groothandel bestemde energieproducten waarop die voorwetenschap betrekking heeft, te verkrijgen of te vervreemden.

    ▼M1

    Het gebruik van voorwetenschap door het intrekken of aanpassen van een handelsorder of het ondernemen van enigerlei andere actie met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct waarop de informatie betrekking heeft, indien de handelsorder werd geplaatst voordat de betrokken persoon over de voorwetenschap beschikte, wordt eveneens beschouwd als handel met voorwetenschap.

    ▼B

    2.  

    Het in lid 1 vastgestelde verbod geldt voor de volgende personen die voorwetenschap hebben met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct:

    a) 

    leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van een onderneming;

    b) 

    personen die een participatie in het kapitaal van een onderneming hebben;

    c) 

    personen die toegang hebben tot de informatie vanwege de uitoefening van hun werk, beroep of functie;

    d) 

    personen die dergelijke informatie hebben verkregen op basis van criminele activiteiten;

    e) 

    personen die weten of behoren te weten dat het voorwetenschap betreft.

    3.  
    Lid 1, onder a) en c), van dit artikel is niet van toepassing op transmissiesysteembeheerders bij de aankoop van elektriciteit of aardgas om de veilige en beveiligde werking van het systeem te waarborgen ter inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 12, onder d) en e), van Richtlijn 2009/72/EG of artikel 13, lid 1, onder a) en c), van Richtlijn 2009/73/EG.
    4.  

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    a) 

    transacties die worden verricht ter nakoming van een opeisbaar geworden verplichting die is aangegaan om voor de groothandel bestemde energieproducten te verkrijgen of vervreemden, waarbij deze verplichting voortvloeit uit een overeenkomst die is gesloten, of uit een handelsorder die is geplaatst voordat de persoon in kwestie voorwetenschap bezat;

    b) 

    transacties die zijn aangegaan door elektriciteit- of aardgasproducenten, exploitanten van aardgasopslaginstallaties of exploitanten van lng-installaties met als enig doel om het directe fysieke verlies te dekken dat is ontstaan door ongeplande onderbrekingen, indien het nalaten daarvan ertoe zou leiden dat de marktdeelnemer zijn contractuele verplichtingen niet zou kunnen nakomen of indien een dergelijke handeling wordt verricht in overeenstemming met de betreffende transmissiesysteembeheerder(s) teneinde een veilige en beveiligde werking van het systeem te waarborgen. In een dergelijke situatie wordt de relevante informatie betreffende de transacties gemeld aan het Agentschap en de nationale regulerende instantie. Deze meldplicht laat de verplichting van artikel 4, lid 1, onverlet;

    c) 

    marktdeelnemers die handelen overeenkomstig nationale regels voor noodsituaties, wanneer nationale autoriteiten hebben geïntervenieerd teneinde de levering van elektriciteit of aardgas te waarborgen en marktmechanismen in een lidstaat of delen daarvan zijn opgeschort. In dat geval ziet de voor planning in noodsituaties bevoegde autoriteit toe op openbaarmaking overeenkomstig artikel 4.

    5.  
    Indien de persoon die met betrekking tot een voor de groothandel bestemd energieproduct voorwetenschap heeft, een rechtspersoon is, is het in lid 1 vastgestelde verbod tevens van toepassing op de natuurlijke personen die deelnemen aan de beslissing om de transactie voor rekening van de rechtspersoon in kwestie uit te voeren.
    6.  

    Wanneer informatie wordt verspreid voor journalistieke of artistieke doeleinden, moet deze verspreiding van informatie worden beoordeeld met inachtneming van de regels die gelden met betrekking tot de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, tenzij:

    a) 

    deze personen rechtstreeks of middellijk voordeel of winst behalen uit de verspreiding van deze informatie, of

    b) 

    de openbaarmaking of de verspreiding tot doel heeft de markt te misleiden inzake het aanbod van, de vraag naar of de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten.

    Artikel 4

    Verplichte openbaarmaking van voorwetenschap

    1.  
    Marktdeelnemers maken tijdig en op een doeltreffende manier voorwetenschap publiekelijk openbaar, waarover zij beschikken met betrekking tot bedrijfsactiviteiten of faciliteiten die de betrokken marktdeelnemer, of hun moederonderneming of verbonden onderneming, bezit of controleert, of voor wiens operationele aangelegenheden deze marktdeelnemer of onderneming geheel dan wel gedeeltelijk verantwoordelijk is. Een dergelijke openbaarmaking omvat informatie aangaande de capaciteit en de benutting van de productie-, opslag-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit of aardgas of informatie aangaande de capaciteit en benutting van lng-installaties, met inbegrip van de geplande of ongeplande niet-beschikbaarheid van deze installaties.

    ▼M1

    Marktdeelnemers maken de voorwetenschap bekend via IIP’s. De IIP’s zorgen ervoor dat de voorwetenschap openbaar wordt gemaakt op een wijze die onmiddellijke toegang tot die voorwetenschap mogelijk maakt, onder meer via een website of een duidelijke applicatieprogramma-interface, en een volledige, correcte en tijdige beoordeling van die voorwetenschap door het publiek mogelijk maakt.

    ▼B

    2.  
    In uitzonderlijke gevallen kan een marktdeelnemer op eigen verantwoordelijkheid de openbaarmaking van voorwetenschap uitstellen teneinde zijn rechtmatige belangen te beschermen, mits dit naar alle waarschijnlijkheid geen misleiding van het publiek tot gevolg heeft, en op voorwaarde dat de marktdeelnemer het vertrouwelijke karakter van deze informatie kan waarborgen en op basis van de desbetreffende informatie geen handelsbeslissingen neemt met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten. Gelet op artikel 8, lid 5, verstrekt de marktdeelnemer in deze situatie de betrokken informatie, tezamen met een motivering voor het uitstel van de openbaarmaking, onverwijld aan het Agentschap en aan de betrokken nationale regulerende instantie.
    3.  
    Wanneer een marktdeelnemer of een persoon die in dienst is bij of handelt namens een marktdeelnemer, voorwetenschap met betrekking tot een voor de groothandelsmarkt bestemd energieproduct openbaar maakt in het kader van de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), ziet die marktdeelnemer of deze persoon toe op de gelijktijdige, volledige en daadwerkelijke publieke openbaarmaking van die informatie. In het geval van niet-opzettelijke openbaarmaking ziet de marktdeelnemer erop toe dat de informatie zo snel mogelijk na de niet-opzettelijke openbaarmaking volledig en daadwerkelijk publiek openbaar wordt gemaakt. Dit lid is niet van toepassing indien de persoon die de informatie ontvangt een geheimhoudingsplicht heeft, ongeacht of die gebaseerd is op wet- of regelgeving, statutaire bepalingen of een overeenkomst.

    ▼M1

    4.  
    De openbaarmaking van voorwetenschap, waaronder informatie in samengevoegde vorm, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) of Verordening (EG) nr. 715/2009, en overeenkomstig de op grond van die verordeningen vastgestelde richtsnoeren en netwerkcodes, houdt daadwerkelijke openbaarmaking in, maar niet noodzakelijk tijdige en publiekelijke openbaarmaking in de zin van lid 1 van dit artikel.

    ▼M1

    4 bis.  
    Uiterlijk op 8 mei 2025 ontwikkelt en exploiteert het Agentschap een platform dat fungeert als sectorspecifiek elektronisch toegangspunt voor op grond van lid 1 openbaar gemaakte voorwetenschap.

    ▼B

    5.  
    Indien een transmissiesysteembeheerder overeenkomstig ►M1  Verordening (EU) 2019/943 ◄ 9 of Verordening (EG) nr. 715/2009 is vrijgesteld van de verplichting tot openbaarmaking van bepaalde gegevens, is de transmissiesysteembeheerder daarmee tevens vrijgesteld van de in lid 1 van dit artikel vastgelegde verplichting met betrekking tot die gegevens.
    6.  
    Lid 1 en 2 laten de verplichtingen onverlet die voor marktdeelnemers voortvloeien uit Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG en ►M1  Verordening (EU) 2019/943 ◄ en (EG) nr. 715/2009, met inbegrip van richtsnoeren en netcodes die op grond van die richtlijnen en verordeningen zijn vastgesteld, met name wat het tijdstip en de methode van openbaarmaking van informatie betreft.
    7.  
    Lid 1 en 2 laten het recht van marktdeelnemers onverlet om de openbaarmaking uit te stellen van gevoelige informatie met betrekking tot de bescherming van kritieke infrastructuur, zoals bedoeld in artikel 2, onder d), van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren ( 11 ), indien die informatie in hun land gerubriceerd is.

    ▼M1

    Artikel 4 bis

    Verlening van een vergunning aan en toezicht op platformen voor voorwetenschap

    8.  

    Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 20 een gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening vast, en specificeert daarin het volgende:

    a) 

    de middelen waarmee een IIP moet voldoen aan de in lid 3 van dit artikel vastgestelde verplichting om voorwetenschap openbaar te maken;

    b) 

    de inhoud en relevante verdere bijzonderheden van de op grond van de leden 3 en 4 van dit artikel openbaar gemaakte voorwetenschap, zodanig dat de uit hoofde van dit artikel vereiste informatie kan worden gepubliceerd;

    c) 

    de specifieke organisatorische vereisten voor de uitvoering van lid 5 van dit artikel;

    d) 

    de nadere bijzonderheden van de in lid 7 van dit artikel bedoelde procedure tot intrekking van een vergunning van een IIP;

    e) 

    de in lid 6 van dit artikel bedoelde procedurele waarborgen;

    f) 

    de nadere bijzonderheden van de in lid 7 van dit artikel bedoelde procedure voor ordelijke vervanging;

    g) 

    de nadere regeling voor het in kennis stellen van de marktdeelnemers van een besluit tot intrekking van de vergunning van een IIP.

    ▼B

    Artikel 5

    Verbod op marktmanipulatie

    Het is verboden zich in te laten, of pogen zich in te laten, met marktmanipulatie van de groothandelsmarkten voor energie.

    ▼M1

    Artikel 5 bis

    Algoritmische handel

    1.  
    Een marktdeelnemer die zich met algoritmische handel bezighoudt, heeft voor zijn bedrijfsactiviteit geschikte, doeltreffende systemen en risicocontroles ingesteld om te garanderen dat zijn handelssystemen weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben, aan gepaste handelsdrempels en -limieten onderworpen zijn, en voorkomen dat foutieve handelsorders worden verzonden of dat zijn handelssystemen anderszins op zodanige wijze functioneren dat zulks tot het ontstaan van een onordelijke markt kan leiden of bijdragen. De marktdeelnemer beschikt ook over doeltreffende systemen en risicocontroles om te garanderen dat de handelssystemen voldoen aan deze verordening en aan de regels van een OMP waarbij hij is aangesloten. De marktdeelnemer beschikt over een doeltreffende regeling om de bedrijfscontinuïteit bij elke storing van zijn handelssystemen op te vangen en ziet erop toe dat zijn systemen volledig zijn getest en naar behoren worden gecontroleerd zodat zij aan de vereisten van dit lid voldoen.
    2.  
    Een marktdeelnemer die zich in een lidstaat met algoritmische handel bezighoudt, stelt de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar hij op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd en het Agentschap daarvan in kennis.

    De nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, kan van de marktdeelnemer verlangen dat die regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de aard van zijn strategieën op het gebied van algoritmische handel, alsook informatie over de handelsparameters of -limieten die voor de handelssystemen gelden, belangrijke nalevings- en risicocontroles die hij heeft opgezet om ervoor te zorgen dat aan de vereisten van lid 1 van dit artikel wordt voldaan, en informatie over het testen van zijn handelssystemen.

    De marktdeelnemer zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden gedurende vijf jaar wordt bijgehouden, en ziet erop toe dat die documentatie volstaat om de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, in staat te stellen toe te zien op de naleving van deze verordening.

    3.  
    Een marktdeelnemer die directe elektronische toegang tot een OMP aanbiedt, stelt de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd en het Agentschap daarvan in kennis.

    De nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, kan van de marktdeelnemer verlangen dat hij regelmatig of ad hoc een beschrijving verstrekt van de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen en risicocontroles, alsook een bewijs dat zij zijn toegepast.

    De marktdeelnemer zorgt ervoor dat documentatie in verband met de in dit lid bedoelde aangelegenheden gedurende vijf jaar wordt bijgehouden en ziet erop toe dat die documentatie volstaat om de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de marktdeelnemer op grond van artikel 9, lid 1, is geregistreerd, in staat te stellen toe te zien op de naleving van deze verordening.

    4.  
    Dit artikel laat de in Richtlijn 2014/65/EU vastgelegde verplichtingen onverlet.

    ▼B

    Artikel 6

    Technische aanpassing van de definitie van voorwetenschap en marktmanipulatie

    ▼M1

    1.  

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen om:

    a) 

    deze verordening te wijzigen door:

    i) 

    de definities van artikel 2, punten 1, 2, 3 en 5, in overeenstemming te brengen met ander relevant Unierecht op het gebied van financiële diensten en energie;

    ii) 

    de in punt i) bedoelde definities te actualiseren met als enige doel rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen op de groothandelsmarkten voor energie;

    b) 

    deze verordening aan te vullen door, rekening houdend met specifieke nationale kenmerken, minimumdrempels te bepalen voor de vaststelling van gebeurtenissen die, als zij openbaar zouden worden gemaakt, waarschijnlijk een significant effect op de prijzen van de voor de groothandel bestemde energieproducten zouden hebben.

    ▼B

    2.  

    In de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt op zijn minst rekening gehouden met:

    a) 

    de specifieke werking van de groothandelsmarkten voor energie, waaronder de specifieke kenmerken van elektriciteitsmarkten en gasmarkten en de wisselwerking tussen de grondstoffenmarkten en de derivatenmarkten;

    b) 

    de mogelijkheid van manipulatie over de grenzen heen, tussen elektriciteit- en gasmarkten en tussen grondstoffenmarkten en derivatenmarkten;

    c) 

    het mogelijke effect op de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten van de werkelijke of de geplande productie en het werkelijke of het geplande verbruik en gebruik van transmissie- en opslagcapaciteit, en

    d) 

    de overeenkomstig ►M1  Verordening (EU) 2019/943 ◄ en (EG) nr. 715/2009 vastgestelde netcodes en kaderrichtsnoeren.

    Artikel 7

    Markttoezicht

    ▼M1

    1.  
    Het Agentschap houdt toezicht op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten teneinde handel met voorwetenschap en marktmanipulatie of pogingen daartoe op te sporen en te voorkomen. Het verzamelt gegevens voor de evaluatie van en het toezicht op de groothandelsmarkten voor energie zoals bepaald in artikel 8.

    ▼B

    2.  
    Nationale regulerende instanties werken onderling samen op regionaal niveau samen en met het Agentschap voor het uitvoeren van het in lid 1 bedoelde toezicht op de groothandelsmarkten voor energie. Daartoe dienen de nationale regulerende instanties toegang te hebben tot de relevante informatie die het Agentschap overeenkomstig lid 1 van dit artikel en met inachtneming van artikel 10, lid 2, verzamelt. Nationale regulerende instanties kunnen ook toezicht houden op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten op nationaal niveau.

    Lidstaten kunnen bepalen dat hun nationale mededingingsautoriteit of een binnen die autoriteit opgericht orgaan voor markttoezicht samen met de nationale regulerende instantie toezicht op de markt uitoefent. Bij de uitoefening van een dergelijk toezicht op de markt heeft de nationale mededingingsautoriteit of het orgaan voor markttoezicht dezelfde rechten en verplichtingen als de nationale regelgevende instantie uit hoofde van de eerste alinea van dit lid, lid 3, tweede zin van de tweede alinea van dit artikel, artikel 4, lid 2, tweede zin, artikel 8, lid 5, eerste zin, en artikel 16.

    ▼M1

    3.  
    Het Agentschap legt de Commissie ten minste eenmaal per jaar een verslag voor over de werkzaamheden die het in het kader van deze verordening verricht en over de toepassing ervan door het Agentschap, en maakt dat verslag openbaar toegankelijk. In dat verslag beoordeelt het Agentschap onder meer de werking en transparantie van verschillende categorieën van markten en vormen van handel en kan het Agentschap de Commissie aanbevelingen doen inzake marktregels, normen en procedures die de integriteit en de werking van de interne markt kunnen verbeteren. Tevens kan het Agentschap evalueren of minimumvereisten voor georganiseerde markten kunnen bijdragen aan een grotere markttransparantie. Dat verslag kan worden gecombineerd met het in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde verslag.

    ▼B

    Artikel 8

    Gegevensverzameling

    ▼M1

    1.  
    Marktdeelnemers, of een namens hen optredende persoon of entiteit als genoemd in lid 4, punten b) tot en met f), voorzien het Agentschap van overzichten van op de groothandelsmarkt voor energie verrichte transacties, met inbegrip van handelsorders. De gerapporteerde informatie omvat de nauwkeurige omschrijving van de gekochte en verkochte voor de groothandel bestemde energieproducten, de overeengekomen prijs en hoeveelheid, de datums en de tijdstippen van uitvoering, de partijen bij de transactie, de tussenhandelaar of uiteindelijke begunstigden van de transactie, en alle overige relevante informatie. Marktdeelnemers nemen informatie op over hun blootstellingen, uitgesplitst per product, met inbegrip van “over the counter”-transacties. Hoewel de algemene verantwoordelijkheid bij de marktdeelnemers blijft liggen, wordt de betreffende marktdeelnemer geacht te hebben voldaan aan zijn rapportageverplichting, zodra de vereiste informatie is ontvangen van een persoon of entiteit als genoemd in lid 4, punten b) tot en met f). De in dit lid bedoelde informatie wordt verstrekt via RRM’s.

    ▼M1

    1 bis.  

    Met het oog op het verstrekken van gegevens over transacties op de groothandelsmarkt voor energie, waaronder handelsorders, die zijn aangegaan, gesloten of uitgevoerd op georganiseerde markten, moeten die OMP’s of derden namens hen:

    a) 

    de orderboeken overeenkomstig de specificaties van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 ter beschikking stellen van het Agentschap, waarmee zij namens marktdeelnemers aan hun verplichtingen op grond van lid 1 van dit artikel voldoen, of

    b) 

    het Agentschap, op verzoek, onverwijld toegang verlenen tot het orderboek zodat het Agentschap in staat is toezicht te houden op de handel op de groothandelsmarkt voor energie.

    Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de werking van dit lid, waaronder de specifieke regelingen ter waarborging van een doeltreffende gegevensrapportage. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    1 ter.  
    Lng-marktdeelnemers en alle andere in lid 4, punten b) tot en met f), van dit artikel genoemde personen of entiteiten die namens hen optreden, verstrekken het Agentschap stelselmatig een overzicht van lng-marktgegevens overeenkomstig de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 vastgelegde specificaties.

    ▼B

    2.  

    De Commissie zal door middel van uitvoeringshandelingen:

    a) 

    een lijst opstellen van de contracten en derivaten, met inbegrip van handelsorders, die gemeld moeten worden overeenkomstig lid 1, alsmede, in voorkomend geval, passende de minimis-drempelwaarden voor de melding van transacties;

    b) 

    uniforme regels vaststellen voor de uit hoofde van lid 1 te verstrekken informatie;

    c) 

    de termijn waarbinnen en de vorm waarin deze informatie moet worden verstrekt vastleggen.

    ▼M1

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. In de uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden met bestaande transactierapportagesystemen voor het toezicht op handelsactiviteiten om marktmisbruik op te sporen.

    3.  
    De in lid 4, punten a) tot en met d), van dit artikel bedoelde personen en entiteiten die transacties hebben gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 of Verordening (EU) nr. 648/2012, worden niet onderworpen aan een dubbele rapportageverplichting met betrekking tot die transacties.

    Onverminderd de eerste alinea van dit lid kunnen bij de in de leden 1 bis en 2 bedoelde uitvoeringshandelingen georganiseerde markten en systemen voor matching of melding van orders worden gemachtigd om aan het Agentschap overzichten met betrekking tot voor de groothandel bestemde energietransacties over te leggen.

    ▼B

    4.  

    ►M1  Voor de toepassing van de leden 1, 1 bis en 1 ter wordt informatie verstrekt door: ◄

    a) 

    de marktdeelnemer;

    b) 

    een derde partij die namens de marktdeelnemer optreedt;

    c) 

    een handelsregistratiesysteem;

    ▼M1

    d) 

    een OMP, een systeem voor de matching van orders of een andere persoon die beroepshalve transacties tot stand brengt of uitvoert;

    ▼B

    e) 

    een transactieregister dat is geregistreerd of is erkend op grond van toepasselijke wetgeving van de Unie inzake derivatentransacties, centrale tegenpartijen en transactieregisters, of

    f) 

    een bevoegde instantie die deze informatie heeft verkregen overeenkomstig artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG, of ESMA, wanneer zij deze informatie heeft ontvangen overeenkomstig toepasselijke wetgeving van de Unie betreffende derivatentransacties, centrale tegenpartijen en transactieregisters.

    ▼M1

    5.  
    Met het oog op toezicht op de handel op groothandelsmarkten voor energie verstrekken de marktdeelnemers aan het Agentschap en de nationale regulerende instanties informatie aangaande de capaciteit en de benutting van productie-, opslag-, verbruik- en transmissiefaciliteiten voor elektriciteit of aardgas, en aangaande de capaciteit en de benutting van lng-installaties, met inbegrip van de geplande of ongeplande niet-beschikbaarheid van die installaties, alsook de voorwetenschap die op grond van artikel 4 openbaar is gemaakt. De rapportageverplichtingen voor marktdeelnemers worden zo beperkt mogelijk gehouden door de nodige informatie of delen daarvan indien mogelijk te verzamelen uit bestaande bronnen.

    ▼B

    6.  

    De Commissie zal door middel van uitvoeringshandelingen:

    a) 

    uniforme regels vaststellen voor de uit hoofde van lid 5 te verstrekken informatie, alsmede, in voorkomend geval, voor passende drempelwaarden voor de rapportage van informatie;

    b) 

    de termijn waarbinnen en de vorm waarin deze informatie moet worden gemeld vastleggen.

    Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. In de uitvoeringshandelingen worden bestaande rapportageverplichtingen uit hoofde van ►M1  Verordening (EU) 2019/943 ◄ en (EG) nr. 715/2009 in aanmerking genomen.

    Artikel 9

    Registratie van marktdeelnemers

    ▼M1

    1.  
    Marktdeelnemers die transacties aangaan die op grond van artikel 8, lid 1, bij het Agentschap moeten worden gemeld, laten zich registreren bij de nationale regulerende instantie in de lidstaat waar zij gevestigd zijn of wonen.

    Uiterlijk op 8 november 2024 moeten marktdeelnemers die in een derde land gevestigd zijn of wonen, en die transacties aangaan die op grond van artikel 8, lid 1, bij het Agentschap moeten worden gemeld:

    a) 

    een vertegenwoordiger aanwijzen in een lidstaat waar de marktdeelnemers op de groothandelsmarkten voor energie actief zijn en zich laten registreren bij de nationale regulerende instantie van die lidstaat. De vertegenwoordiger moet via een schriftelijk mandaat worden aangewezen en gemachtigd zijn om namens de marktdeelnemer op te treden;

    b) 

    hun aangewezen vertegenwoordiger machtigen om naast of namens hen door de nationale regulerende instanties of het Agentschap te worden aangesproken met betrekking tot alle kwesties die noodzakelijk zijn voor de ontvangst, de naleving en de handhaving van besluiten of verzoeken om informatie die verband houden met deze verordening;

    c) 

    hun aangewezen vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en middelen verstrekken om ervoor te zorgen dat zij doeltreffend en tijdig kunnen samenwerken met de nationale regulerende instanties of het Agentschap en gevolg kunnen geven aan de besluiten en verzoeken om informatie van de nationale regulerende instanties of het Agentschap in het kader van deze verordening, met inbegrip van inzage verlenen in de gevraagde informatie, en

    d) 

    de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de aangewezen vertegenwoordiger woont of gevestigd is en het Agentschap in kennis stellen van de naam, het e-mailadres, het postadres en het telefoonnummer van hun aangewezen vertegenwoordiger.

    De aanwijzing van een vertegenwoordiger doet geen afbreuk aan de vorderingen die tegen de marktdeelnemer zelf kunnen worden ingesteld.

    ▼B

    Een marktdeelnemer zal zich bij slechts één nationale regulerende instantie laten registeren. Lidstaten vereisen geen nieuwe registratie van een marktdeelnemer die reeds in een andere lidstaat is geregistreerd.

    De registratie van marktdeelnemers laat verplichtingen voortvloeiend uit geldende handels- en balanceringsregels onverlet.

    2.  
    Uiterlijk drie maanden na de datum waarop de Commissie de in artikel 8, lid 2, bedoelde uitvoeringshandelingen heeft vastgesteld, zetten nationale regulerende instanties nationale registers van marktdeelnemers op, die zij actueel houden. Het register voorziet elke marktdeelnemer van een unieke aanduiding en bevat voldoende informatie om de marktdeelnemer te identificeren, waaronder relevante details met betrekking tot btw-nummer, plaats van vestiging, de persoon die verantwoordelijk is voor de operationele en handelsbeslissingen en de uiteindelijke controller of begunstigde van de handelsactiviteiten van de marktdeelnemer.

    ▼M1

    3.  
    De nationale regulerende instanties doen de informatie in de nationale registers aan het Agentschap toekomen in een door het Agentschap bepaalde vorm. In samenwerking met die instanties bepaalt en publiceert het Agentschap in welke vorm de informatie moet worden verstrekt. Op basis van de informatie die de nationale regulerende instanties hebben verstrekt, zet het Agentschap een Europees register van marktdeelnemers op. De nationale regulerende instanties en andere relevante instanties hebben toegang tot dat register. Met inachtneming van artikel 17 maakt het Agentschap het Europees register of uittreksels daaruit openbaar toegankelijk, mits geen commercieel gevoelige informatie over afzonderlijke marktdeelnemers wordt bekendgemaakt.

    ▼B

    4  
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde marktdeelnemers dienen het registratieformulier bij de nationale regulerende instantie in alvorens een transactie die bij het Agentschap moet worden gemeld overeenkomstig artikel 8, lid 1, aan te gaan.
    5.  
    Wijzigingen met betrekking tot de informatie die op het registratieformulier is meegedeeld worden door de in lid 1 bedoelde marktdeelnemers onverwijld meegedeeld aan de nationale regulerende instantie.

    ▼M1

    Artikel 9 bis

    Verlening van een vergunning aan en toezicht op geregistreerde rapportagemechanismen

    6.  

    Uiterlijk op 8 mei 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 20 een gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening vast, en specificeert daarin het volgende:

    a) 

    de middelen waarmee een RRM aan de verplichting van lid 1 van dit artikel moet voldoen;

    b) 

    de specifieke organisatorische vereisten voor de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel;

    c) 

    de nadere bijzonderheden van de in lid 5 van dit artikel bedoelde procedure tot intrekking van een vergunning van een RRM;

    d) 

    de in lid 4 van dit artikel bedoelde procedurele waarborgen;

    e) 

    de nadere bijzonderheden van de in lid 5 van dit artikel bedoelde procedure voor ordelijke vervanging;

    f) 

    de gedetailleerde regelingen om de marktdeelnemers in kennis te stellen van een besluit tot intrekking van de vergunning van een RRM.

    ▼B

    Artikel 10

    Delen van informatie tussen het Agentschap en andere instanties

    ▼M1

    1.  
    Het Agentschap stelt mechanismen in om de overeenkomstig artikel 7, lid 1, en artikel 8 ontvangen informatie te delen met de Commissie, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale mededingingsautoriteiten, ESMA, Eurofisc en andere relevante instanties op het niveau van de Unie. Alvorens die mechanismen in te stellen, raadpleegt het Agentschap die instanties en autoriteiten.

    Het Agentschap verleent enkel aan instanties die systemen hebben opgezet die het Agentschap in staat stellen om aan de vereisten van artikel 12, lid 1, te voldoen, toegang tot de in de eerste alinea van dit lid bedoelde mechanismen.

    2.  
    De nationale regulerende instanties stellen mechanismen in om de overeenkomstig artikel 7, lid 2, en artikel 8 ontvangen informatie te delen met de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale mededingingsautoriteiten, de nationale belastingdiensten en andere relevante instanties op nationaal niveau. Alvorens die mechanismen in te stellen, raadpleegt de nationale regulerende instantie het Agentschap en die autoriteiten, diensten en instanties met betrekking tot die mechanismen, tenzij dergelijke mechanismen vóór7 mei 2024 zijn ingesteld. Het Agentschap stelt indien passend niet-bindende richtsnoeren op om het instellen van dergelijke mechanismen door de nationale regulerende instanties te vergemakkelijken.

    De nationale regulerende instanties verlenen enkel aan instanties die systemen hebben opgezet die de nationale regulerende instantie in staat stellen om aan de vereisten van artikel 12, lid 1, te voldoen, toegang tot de in de eerste alinea van dit lid bedoelde mechanismen.

    ▼B

    3.  
    Transactieregisters die zijn geregistreerd of erkend overeenkomstig toepasselijke wetgeving van de Unie inzake derivatentransacties, centrale tegenpartijen en transactieregisters stellen de door hen verzamelde, relevante informatie met betrekking tot de voor de groothandel bestemde energieproducten en derivaten van emissierechten ter beschikking van het Agentschap.

    ESMA stuurt aan het Agentschap de door haar op grond van artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG en van de toepasselijke wetgeving van de Unie inzake derivatentransacties, centrale tegenpartijen en transactieregisters ontvangen verslagen aangaande transacties met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten. De bevoegde autoriteiten die verslagen over transacties met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten ontvangen op grond van artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG doen deze toekomen aan het Agentschap.

    Het Agentschap en de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de handel in emissierechten of met emissierechten verband houdende derivaten werken met elkaar samen en stellen passende mechanismen vast om het Agentschap toegang te verlenen tot transactiegegevens inzake dergelijke rechten en derivaten daar waar deze autoriteiten informatie over dergelijke transacties verzamelen.

    Artikel 11

    Gegevensbescherming

    Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten in verband met de verwerking van persoonsgegevens krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 12 ) of de verplichtingen van het Agentschap in verband met de verwerking van persoonsgegevens krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( 13 ), bij het uitoefenen zijn taken onverlet.

    Artikel 12

    Operationele betrouwbaarheid

    1.  
    Het Agentschap waarborgt het vertrouwelijke karakter, de integriteit en de bescherming van de informatie die op grond van artikel 4, lid 2, en artikelen 8 en 10 wordt ontvangen. Het Agentschap neemt alle maatregelen die nodig zijn om elk misbruik van of ongeoorloofde toegang tot de in zijn systemen bewaarde informatie te voorkomen.

    ▼M1

    De Commissie, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, de nationale belastingdiensten, Eurofisc, de nationale mededingingsautoriteiten, ESMA en andere relevante instanties waarborgen de vertrouwelijkheid, integriteit en bescherming van de informatie die zij op grond van artikel 4, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 5, of artikel 10 ontvangen, treffen maatregelen ter voorkoming van misbruik van die informatie, en zorgen ervoor dat het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming wordt nageleefd.

    ▼B

    Het Agentschap stelt bronnen van operationele risico's vast en beperkt deze tot een minimum door de ontwikkeling van passende systemen, controles en procedures.

    ▼M1

    2.  
    Uiterlijk op 8 mei 2025 ontwikkelt het Agentschap een referentiecentrum met informatie over gegevens inzake de groothandelsmarkt voor energie van de Unie (het “referentiecentrum”). Met inachtneming van artikel 17, maakt het Agentschap via het referentiecentrum delen van de verkregen informatie openbaar toegankelijk, mits commercieel gevoelige informatie over afzonderlijke marktdeelnemers, transacties of markten niet openbaar wordt gemaakt en niet kan worden afgeleid aan de hand van de openbaar gemaakte informatie. Het Agentschap kan via het referentiecentrum ook geaggregeerde informatie over OMP’s, IIP’s en RRM’s bekendmaken overeenkomstig het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming, met uitzondering van commercieel gevoelige informatie.

    Het Agentschap stelt zijn databank met niet commercieel gevoelige handelsgegevens open voor wetenschappelijke doeleinden, mits wordt voldaan aan vereisten inzake vertrouwelijkheid.

    Informatie wordt openbaar gemaakt of beschikbaar gesteld teneinde de transparantie van de groothandelsmarkten voor energie te vergroten, mits dat waarschijnlijk geen verstoring van de mededinging op die energiemarkten veroorzaakt.

    Het Agentschap verspreidt de informatie op billijke wijze overeenkomstig transparante regels die het opstelt en openbaar maakt.

    ▼B

    Artikel 13

    Tenuitvoerlegging van het verbod op marktmisbruik

    ▼M1

    1.  
    De nationale regulerende instanties zien erop toe dat aan de in de artikelen 3 en 5 vastgelegde verbodsbepalingen en aan de in de artikelen 4, 7 quater, 8, 9 en 15 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan, en dat ze worden gehandhaafd.

    De nationale regulerende instanties zijn bevoegd om alle op hun nationale groothandelsmarkten voor energie verrichte handelingen te onderzoeken en deze verordening te handhaven, ongeacht waar de marktdeelnemer die de handelingen verricht is geregistreerd of verplicht is zich te laten registreren op grond van artikel 9, lid 1.

    Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale regulerende instantie over de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden beschikt die nodig zijn om de in de eerste en tweede alinea bedoelde taken te kunnen uitoefenen. Die bevoegdheden worden op evenredige wijze uitgeoefend.

    Die bevoegdheden kunnen als volgt worden uitgeoefend:

    a) 

    rechtstreeks;

    b) 

    in samenwerking met andere instanties;

    c) 

    middels een verzoek aan de bevoegde nationale gerechtelijke instanties, of

    d) 

    naar aanleiding van een aanbeveling door het Agentschap.

    Indien passend kunnen de nationale regulerende instanties hun onderzoeksbevoegdheden uitoefenen in samenwerking met OMP’s, tradematchingstelsels of andere personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren zoals bedoeld in artikel 8, lid 4, punt d).

    ▼B

    2.  

    De in lid 1 bedoelde onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden blijven beperkt tot het doel van het onderzoek. Ze worden uitgeoefend in overeenstemming met de nationale wetgeving, en omvatten het recht om:

    a) 

    toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift hiervan te ontvangen;

    b) 

    inlichtingen te verlangen van iedere relevante persoon, met inbegrip van degenen die successievelijk betrokken zijn bij het doorgeven van handelsorders of het uitvoeren van de desbetreffende transacties, alsook hun opdrachtgevers, en in voorkomend geval het recht om een dergelijke persoon of opdrachtgever op te roepen en te horen;

    c) 

    ter plaatse inspecties te verrichten;

    d) 

    bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen;

    e) 

    te verlangen dat elke praktijk die in strijd is met deze verordening of de bijbehorende gedelegeerde handelingen of de daarop gebaseerde uitvoeringshandelingen, wordt beëindigd;

    f) 

    een rechter te vragen om vermogensbestanddelen te bevriezen of in beslag te nemen;

    g) 

    een rechterlijke of bevoegde instantie te verzoeken een tijdelijk verbod op beroepsuitoefening op te leggen.

    ▼M1

    3.  
    Om inbreuken op deze verordening te bestrijden, de handhavingsactiviteiten van de nationale regulerende instanties te ondersteunen en aan te vullen, en bij te dragen tot een uniforme toepassing van deze verordening in de gehele Unie, kan het Agentschap, in nauwe en actieve samenwerking met de betrokken nationale regulerende instanties, onderzoeken uitvoeren door de bij en overeenkomstig de artikelen 13 bis, 13 ter en 13 quater aan het Agentschap verleende bevoegdheden uit te oefenen.
    4.  

    Geruime tijd voordat het Agentschap de in lid 3 bedoelde bevoegdheden uitoefent binnen het rechtsgebied van een lidstaat waar de handelingen worden uitgevoerd waarvan het Agentschap redelijkerwijs vermoedt dat zij in strijd zijn met deze verordening, stelt het Agentschap de nationale regulerende instanties en de andere betrokken autoriteiten van die lidstaat daarvan in kennis. Het Agentschap kan zijn bevoegdheden in dat rechtsgebied uitoefenen, tenzij de nationale regulerende instantie daartegen bezwaar maakt omdat zij:

    a) 

    formeel een onderzoek naar dezelfde feiten heeft geopend of uitvoert, of

    b) 

    een onderzoek heeft uitgevoerd naar dezelfde feiten waarbij is vastgesteld dat er al dan niet sprake is van een inbreuk.

    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden blijven uitoefenen in de overige rechtsgebieden van de nationale regulerende instanties die geen bezwaar hebben gemaakt op grond van de eerste alinea, punt a). Het Agentschap oefent zijn bevoegdheden niet uit indien er reeds een onderzoek naar dezelfde feiten is uitgevoerd waarbij is vastgesteld dat er al dan niet sprake is van een inbreuk.

    De nationale regulerende instantie stelt het Agentschap binnen drie maanden nadat zij op grond van de eerste alinea in kennis is gesteld, in kennis van haar bezwaar. In dergelijke gevallen werkt de nationale regulerende instantie samen met het Agentschap, onder meer door:

    a) 

    informatie en bevindingen te delen die voor het Agentschap van belang zijn om zijn bevoegdheden uit hoofde van lid 3 uit te oefenen in andere betrokken rechtsgebieden, en

    b) 

    op verzoek van het Agentschap deel te nemen aan een op grond van artikel 16, lid 4, punt c), opgerichte onderzoeksgroep.

    Het Agentschap stelt de Commissie in kennis van de oprichting van de onderzoeksgroep en kan de Commissie, op verzoek van een van de betrokken nationale regulerende instanties, verzoeken als waarnemer deel te nemen aan die onderzoeksgroep.

    5.  

    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 5 vastgelegde verbodsbepalingen worden gehandhaafd indien:

    a) 

    handelingen worden of zijn uitgevoerd met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten;

    b) 

    de bevoegde nationale regulerende instantie, onverminderd de in artikel 16, lid 5, bedoelde afwijkingen, niet zo snel mogelijk de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan het verzoek van het Agentschap op grond van artikel 16, lid 4, punt b), indien er sprake is van grensoverschrijdende gevolgen;

    c) 

    onverminderd lid 4, de nationale regulerende instantie het Agentschap verzoekt om zijn bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot handelingen met grensoverschrijdende gevolgen, ook al vallen die niet onder het toepassingsgebied van punt a) of punt b) van dit lid.

    6.  
    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 4 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien de betrokken voorwetenschap waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de prijzen van voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten.
    7.  

    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 8 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien:

    a) 

    een vermoedelijke inbreuk in ten minste twee lidstaten gevolgen heeft voor het in artikel 7 bedoeld toezicht door het Agentschap op de handel in voor de groothandel bestemde energieproducten, of

    b) 

    een vermoedelijke inbreuk in ten minste twee lidstaten gevolgen heeft voor de kwaliteit van de in artikel 10 bedoelde informatiedeling.

    8.  
    Het Agentschap kan zijn bevoegdheden uitoefenen om ervoor te zorgen dat aan de in artikel 15 vastgelegde verplichtingen wordt voldaan indien de in dat artikel bedoelde personen beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten met levering in ten minste twee lidstaten.
    9.  
    Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van de leden 5 tot en met 8 kan het Agentschap voorrang geven aan de gevallen met de grootste grensoverschrijdende gevolgen. Daartoe stelt het Agentschap na raadpleging van en in samenwerking met de nationale regulerende instanties de criteria vast om te beoordelen welke gevallen de grootste grensoverschrijdende gevolgen hebben.
    10.  
    Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden voor de uitoefening van de in lid 5, punten a) en b), lid 6, lid 7 en lid 8 vastgelegde bevoegdheden van het Agentschap, wordt de levering van voor de groothandel bestemde energieproducten in een bied- of balanceringszone die het grondgebied van ten minste twee lidstaten omvat, beschouwd als een levering in één lidstaat.

    Dit lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat een betrokken nationale regulerende instantie een verzoek op grond van lid 5, punt c), of een bezwaar op grond van lid 4 indient.

    11.  
    Na voltooiing van de maatregelen die het heeft genomen in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van de leden 5 tot en met 8, stelt het Agentschap een onderzoeksverslag op met daarin zijn bevindingen. Het onderzoeksverslag bevat tevens al het bewijsmateriaal waarop de bevindingen zijn gebaseerd. Indien het Agentschap in het onderzoeksverslag van oordeel is dat er een inbreuk op deze verordening is gepleegd, stelt het de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten daarvan in kennis en eist het dat zij de nodige maatregelen nemen, waar passend ook overeenkomstig artikel 18. Het Agentschap kan de relevante nationale regulerende instanties in het onderzoeksverslag ook bepaalde follow-upmaatregelen aanbevelen en, indien nodig, de Commissie daarvan in kennis stellen. Binnen drie maanden na ontvangst van het onderzoeksverslag stellen de relevante nationale regulerende instanties het Agentschap en, zo nodig, de Commissie in kennis van de maatregelen die volgens hen moeten worden genomen.
    12.  
    Het Agentschap dient regelmatig en in elk geval ten minste één keer per jaar samenvattingen van de verslagen die het heeft opgesteld, in geaggregeerde of geanonimiseerde vorm, in bij het Europees Parlement en de Raad. Die samenvattingen en de inhoud ervan worden vertrouwelijk behandeld.

    Artikel 13 bis

    Inspecties ter plaatse door het Agentschap

    1.  
    Het Agentschap bereidt inspecties ter plaatse voor en voert die uit in nauwe samenwerking en in coördinatie met de relevante instanties van de betrokken lidstaat.
    2.  
    Om aan zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de gebouwen van de aan het onderzoek onderworpen personen waar bedrijfsbescheiden kunnen worden bewaard. Indien dat voor een behoorlijke en efficiënte uitvoering ervan vereist is, kan het Agentschap de inspectie ter plaatse onaangekondigd bij de aan het onderzoek onderworpen personen uitvoeren.
    3.  

    Voor zover nodig voor de inspectie ter plaatse, zijn de functionarissen van het Agentschap en personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om die inspectie uit te voeren, ten aanzien van de personen die onderworpen zijn aan een door het Agentschap op grond van lid 6 genomen besluit, bevoegd om:

    a) 

    de relevante gebouwen van die personen te betreden;

    b) 

    de boeken en alle andere bescheiden betreffende hun bedrijf, ongeacht de aard van de drager, te controleren;

    c) 

    afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en andere bescheiden te maken of te verkrijgen;

    d) 

    bedrijfsruimten en boeken of andere bescheiden van de onderneming te verzegelen voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie;

    e) 

    vertegenwoordigers of personeelsleden van die personen te verzoeken om toelichting bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse, en om hun antwoorden te registreren.

    Tenzij in naar behoren gemotiveerde gevallen duurt de in punt d) van de eerste alinea bedoelde verzegeling niet langer dan 72 uur.

    4.  
    Indien er sprake is van een redelijk vermoeden dat er bedrijfsbescheiden met betrekking tot het voorwerp van een inspectie ter plaatse die van belang kunnen zijn om een inbreuk op deze verordening aan te tonen, worden bewaard in particuliere gebouwen van directeuren, managers of andere personeelsleden van bedrijven die bij een onderzoek betrokken zijn, kan het Agentschap op grond van een besluit een inspectie ter plaatse uitvoeren in die particuliere gebouwen. In dat geval worden in het in lid 6 bedoelde besluit ook de redenen vermeld die het Agentschap ertoe hebben gebracht te concluderen dat er sprake is van een redelijk vermoeden.
    5.  
    De functionarissen van het Agentschap, en personen die door het Agentschap zijn gemachtigd of aangesteld om een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse worden vermeld.
    6.  
    De aan een onderzoek onderworpen personen onderwerpen zich aan inspecties ter plaatse die zijn gelast bij een besluit dat door het Agentschap wordt vastgesteld. In het besluit worden het onderwerp en het doel van de inspectie ter plaatse vermeld, alsook de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de in artikel 13 octies bedoelde dwangsommen indien de betrokken persoon zich niet aan de inspectie ter plaatse onderwerpt overeenkomstig lid 3 van dit artikel, en het recht om het besluit bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “Hof van Justitie”) te laten toetsen. Alvorens een dergelijk besluit vast te stellen, raadpleegt het Agentschap de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse zal worden uitgevoerd.
    7.  
    De functionarissen van, en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door, de nationale regulerende instantie van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van het Agentschap actief bijstand aan de functionarissen van het Agentschap en door het Agentschap gemachtigde of aangestelde personen. Daartoe beschikken zij over de in dit artikel opgenomen bevoegdheden. Functionarissen van de nationale regulerende instantie kunnen op verzoek eveneens bij de inspectie ter plaatse aanwezig zijn.
    8.  
    Wanneer de functionarissen van het Agentschap en personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie ter plaatse verzet, verleent de nationale regulerende instantie van de betrokken lidstaat hun of andere relevante nationale regulerende instanties de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, indien passend door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
    9.  
    Indien de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of de in de leden 7 en 8 bedoelde bijstand overeenkomstig het toepasselijke nationaal recht de toestemming van een nationale gerechtelijke instantie vergt, vraagt het Agentschap om die toestemming. Het Agentschap kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen. In de in lid 4 bedoelde gevallen wordt een inspectie ter plaatse niet uitgevoerd zonder voorafgaande toestemming van een nationale gerechtelijke instantie.
    10.  

    Wanneer het Agentschap om toestemming zoals bedoeld in lid 9 vraagt, gaat de nationale gerechtelijke instantie na of:

    a) 

    het besluit van het Agentschap authentiek is, en

    b) 

    de te nemen maatregelen evenredig zijn en niet willekeurig of buitensporig zijn in verhouding tot het voorwerp van de inspectie ter plaatse.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), van dit lid mag de nationale gerechtelijke instantie het Agentschap om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die het Agentschap heeft om aan te nemen dat er sprake is van een in artikel 13, lid 3, bedoelde inbreuk, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan het onderzoek onderworpen persoon. In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    Artikel 13 ter

    Verzoek om informatie

    1.  

    Op verzoek van het Agentschap verstrekt iedere persoon de informatie die het Agentschap nodig heeft om zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen na te komen. In zijn verzoek doet het Agentschap het volgende:

    a) 

    het vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

    b) 

    het vermeldt het doel van het verzoek;

    c) 

    het vermeldt welke informatie wordt verlangd en in welk gegevensformaat;

    d) 

    het bepaalt een met het verzoek evenredige termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt;

    e) 

    het stelt de persoon ervan in kennis dat het antwoord op het verzoek om informatie niet onjuist of misleidend mag zijn.

    2.  
    Het Agentschap is ook bevoegd om besluiten vast te stellen met het oog op de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken om informatie. In een dergelijk besluit vermeldt het Agentschap, naast de in lid 1 van dit artikel genoemde elementen, dat de persoon verplicht is op het verzoek te antwoorden, de dwangsommen waarin artikel 13 octies voorziet indien de betrokkene geen gevolg geeft aan het verzoek, en dat hij het recht heeft om het besluit bij het Hof van Justitie te laten toetsen.

    In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    3.  
    De personen die een verzoek om informatie op grond van lid 1 of lid 2 ontvangen, of hun vertegenwoordigers, verstrekken de verzochte informatie. Die personen zijn er volledig verantwoordelijk voor dat de verstrekte informatie volledig, correct en niet misleidend is.
    4.  
    Wanneer de functionarissen van het Agentschap en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon geen gevolg geeft aan een verzoek om informatie, verleent de nationale regulerende instantie van de betrokken lidstaat het Agentschap, op verzoek, de nodige bijstand om de nakoming van de in lid 3 vastgelegde verplichting te waarborgen, onder meer door geldboetes op te leggen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.
    5.  
    Wanneer functionarissen van het Agentschap en personen die zijn gemachtigd of aangesteld door het Agentschap vaststellen dat een persoon weigert de verzochte informatie te verstrekken, kan het Agentschap conclusies trekken op basis van beschikbare informatie.
    6.  
    Het Agentschap zendt onverwijld een kopie van het in lid 1 bedoelde verzoek of van het in lid 2 bedoelde besluit toe aan de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten.

    Artikel 13 quater

    Bevoegdheid tot het afnemen van verklaringen

    1.  
    Om aan zijn in artikelen 5 tot en met 8 vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap een ondervraging organiseren met eenieder die daarin toestemt en van hen verklaringen afnemen teneinde informatie te verzamelen met betrekking tot het voorwerp van een onderzoek. Het Agentschap kan de antwoorden registreren.
    2.  
    Indien de ondervraging op grond van lid 1 plaatsvindt in de gebouwen van de betrokkene, geeft het Agentschap daarvan kennis aan de nationale regulerende instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de ondervraging plaatsvindt. De functionarissen van de nationale regulerende instantie van die lidstaat kunnen de functionarissen en andere door het Agentschap gemachtigde of aangestelde personen bijstaan bij het voeren van de ondervraging.

    Artikel 13 quinquies

    Procedurele waarborgen

    1.  

    Het Agentschap voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af met volledige inachtneming van de procedurele waarborgen van de aan een onderzoek onderworpen personen, met inbegrip van:

    a) 

    het recht om geen zelfincriminerende verklaringen af te leggen;

    b) 

    het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;

    c) 

    het recht om een van de officiële talen te gebruiken van de lidstaat waar de inspectie ter plaatse plaatsvindt;

    d) 

    het recht om opmerkingen te maken over feiten die hen betreffen voordat het onderzoeksverslag op grond van artikel 13, lid 11, wordt goedgekeurd;

    e) 

    het recht om een kopie van het verslag van de ondervraging te ontvangen en dat goed te keuren of er opmerkingen aan toe te voegen.

    Het verzoek om op grond van het in punt d) bedoelde recht om opmerkingen te maken over feiten, bevat een samenvatting van de feiten met betrekking tot de persoon in kwestie, en vermeldt een toereikende termijn om opmerkingen in te dienen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan het Agentschap besluiten het verzoek om opmerkingen in te dienen uit te stellen, indien dat nodig is om de vertrouwelijkheid van de inspectie ter plaatse of van een lopend of toekomstig administratief of strafrechtelijk onderzoek door een nationale instantie te bewaren.

    2.  
    Het Agentschap wint bewijsmateriaal in voor en tegen de aan een onderzoek onderworpen personen, voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af, op objectieve en onpartijdige wijze en met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld.
    3.  
    Het Agentschap voert inspecties ter plaatse uit, verzoekt om informatie en neemt verklaringen af met volledige inachtneming van de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels en de regels inzake gegevensbescherming van de Unie.
    4.  
    Artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2019/942 is niet van toepassing op besluiten die het Agentschap neemt op grond van artikel 13 bis, lid 6, of artikel 13 ter, lid 2.

    Artikel 13 sexies

    Wederzijdse bijstand

    Om de naleving van de desbetreffende vereisten van de artikelen 13 tot en met 13 quater te waarborgen, verlenen de nationale regulerende instanties en het Agentschap elkaar bijstand tijdens een onderzoek.

    Artikel 13 septies

    Onderzoeksfunctionaris

    1.  
    Om aan zijn in artikel 13, leden 5 tot en met 8, vastgelegde verplichtingen te voldoen, kan het Agentschap, indien het dat passend acht om de doeltreffendheid en efficiëntie van het onderzoek te waarborgen en rekening houdend met zijn beschikbare interne middelen, binnen het Agentschap een speciale onderzoeksfunctionaris aanwijzen om het onderzoek te leiden.
    2.  
    Om zijn taken te verrichten, kan de onderzoeksfunctionaris de bevoegdheden uitoefenen waarover het Agentschap beschikt, met inbegrip van de in de artikelen 13 bis, 13 ter en 13 quater bedoelde bevoegdheden, met inachtneming van de procedurele waarborgen van artikel 13 quinquies. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die het Agentschap in het kader van zijn toezichtactiviteiten heeft verzameld en die relevant zijn voor de uitvoering van het onderzoek.

    Artikel 13 octies

    Dwangsommen

    1.  

    Het Agentschap legt bij besluit aan een onderzoek onderworpen persoon een dwangsom op teneinde die persoon te dwingen:

    a) 

    zich aan een bij een besluit op grond van artikel 13 bis, lid 6, gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen;

    b) 

    de bij een besluit op grond van artikel 13 ter, lid 2, gevraagde informatie te verstrekken.

    2.  
    De dwangsom wordt opgelegd op dagbasis totdat de betrokkene de in artikel 13 bis, lid 6, of artikel 13 ter, lid 2, bedoelde besluiten ter zake nakomt.
    3.  
    Een dwangsom moet effectief en evenredig zijn. Daartoe bedraagt de dwangsom in het geval van rechtspersonen 3 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorafgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.
    4.  
    Een dwangsom kan worden opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de Agentschap.
    5.  
    In afwijking van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2019/942 kan het besluit van het Agentschap uitsluitend door het Hof van Justitie worden getoetst.

    Artikel 13 nonies

    Procedurele waarborgen met betrekking tot besluiten tot het opleggen van een dwangsom

    1.  
    Niettegenstaande artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) 2019/942 stelt het Agentschap, alvorens uit hoofde van artikel 13 octies van deze verordening een besluit tot oplegging van een dwangsom te nemen, de personen aan wie het een dergelijk besluit voornemens is te richten, in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot de bevindingen van het Agentschap. Het Agentschap steunt zijn besluiten uitsluitend op bevindingen waarover de betrokkenen in de gelegenheid werden gesteld opmerkingen te maken.
    2.  
    Het recht van verweer van de betrokkenen wordt gedurende het gehele onderzoek ten volle geëerbiedigd. Zij hebben recht op toegang tot de documenten in het dossier van het Agentschap die relevant zijn voor het besluit van het Agentschap tot oplegging van de dwangsom, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van het Agentschap.

    Artikel 13 decies

    Aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de dwangsommen

    1.  
    Op grond van artikel 13 octies opgelegde dwangsommen hebben een administratief karakter.
    2.  
    De op grond van artikel 13 octies genomen besluiten tot oplegging van dwangsommen vormen executoriale titel.

    De tenuitvoerlegging gebeurt overeenkomstig de toepasselijke nationale procedurevoorschriften van de betrokken lidstaat.

    De formule van tenuitvoerlegging wordt aan het besluit van het Agentschap toegevoegd, zonder enige andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, door de nationale instantie die daartoe door de regering van elke lidstaat wordt aangewezen; van de aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap en aan het Hof van Justitie.

    Nadat de aangewezen nationale instantie, op verzoek van het Agentschap, de in de derde alinea bedoelde formaliteiten heeft vervuld, kan het Agentschap de dwangsom overeenkomstig het toepasselijke nationale recht ten uitvoer leggen door zich rechtstreeks te wenden tot de aangewezen nationale instantie.

    De tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geschorst door een beschikking van het Hof van Justitie. Evenwel behoort het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaten.

    3.  
    De bedragen van dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

    Artikel 13 undecies

    Toetsing door het Hof van Justitie

    Het Hof van Justitie heeft onbeperkte rechtsmacht om besluiten waarbij het Agentschap een dwangsom heeft opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

    ▼B

    Artikel 14

    Recht van beroep

    De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte procedures op nationaal niveau van kracht zijn, op grond waarvan een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.

    ▼M1

    Artikel 15

    Verplichtingen van personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren

    1.  
    Personen die beroepshalve transacties in voor de groothandel bestemde energieproducten tot stand brengen en een redelijk vermoeden hebben dat een handelsorder of een transactie, met inbegrip van elke annulering of wijziging daarvan, al dan niet op een OMP geplaatst, in strijd is met artikel 3, 4 of 5, stellen het Agentschap en de relevante nationale regulerende instantie daarvan zonder verdere vertraging, en in elk geval uiterlijk vier weken na de dag waarop die persoon kennis krijgt van het verdachte feit, in kennis.
    3.  

    De in de leden 1 en 2 bedoelde personen stellen doeltreffende maatregelen, systemen en procedures vast, en houden die ook in stand, om:

    a) 

    mogelijke inbreuken op artikel 3, 4 of 5 op te sporen;

    b) 

    te waarborgen dat hun werknemers die voor de toepassing van dit artikel toezichtactiviteiten uitvoeren, geen belangenconflicten hebben en onafhankelijk handelen;

    c) 

    verdachte handelsorders en transacties op te sporen en te melden.

    4.  
    Onverminderd Verordening (EU) nr. 596/2014 zijn personen die beroepshalve transacties tot stand brengen of uitvoeren, onderworpen aan de meldingsvoorschriften van de lidstaten waar de bij de mogelijke inbreuk betrokken marktdeelnemer is geregistreerd en waar het voor de groothandel bestemde energieproduct wordt geleverd. Dergelijke meldingen worden gericht aan de nationale regulerende instanties van die lidstaten.
    5.  

    Uiterlijk op 8 mei 2025 en vervolgens elk jaar stelt het Agentschap, in samenwerking met de nationale regulerende instanties en met inachtneming van het toepasselijke recht inzake gegevensbescherming, een verslag op met geaggregeerde informatie, met uitzondering van commercieel gevoelige informatie, over de uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot:

    a) 

    de in lid 3 bedoelde maatregelen, systemen en procedures en de doeltreffendheid daarvan;

    b) 

    de analyse van verdachte transacties door de nationale regulerende instanties, hun reactie op ondermaatse meldingen en het niet melden van verdachte transacties, en hun daaraan gerelateerde activiteiten inzake handhaving en sancties.

    ▼B

    Artikel 16

    Samenwerking op Unie- en nationaal niveau

    1.  
    Het Agentschap tracht ervoor te zorgen dat de nationale regulerende instanties hun uit deze verordening voortvloeiende taken op een gecoördineerde en consistente wijze vervullen.

    ▼M1

    Het Agentschap publiceert, waar passend, niet-bindende richtsnoeren over:

    a) 

    de toepassing van de definities van artikel 2, onder meer met betrekking tot het opstellen van een niet-uitputtende lijst van relevante tussenstappen in een in de tijd gespreid proces in gevallen waarin de informatie op zichzelf voldoet aan de criteria van artikel 2, punt 1, en

    b) 

    niet-uitputtende indicatoren en voorbeelden van marktgedrag met betrekking tot marktmanipulatie, alsook handel met voorwetenschap zoals bedoeld in artikel 3.

    ▼B

    De nationale regulerende instanties werken onderling en met het Agentschap samen, waaronder op regionaal niveau, om hun taken overeenkomstig deze verordening te vervullen.

    ▼M1

    Nationale regulerende instanties, bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, nationale mededingingsautoriteiten en nationale belastingdiensten gaan passende vormen van samenwerking aan om te waarborgen dat onderzoek en handhaving tijdig, doeltreffend en efficiënt verlopen en om bij te dragen aan een coherente en consistente benadering van onderzoek, aan gerechtelijke procedures, en aan de handhaving van de verordening en van het toepasselijke financiële en mededingingsrecht.

    ▼B

    2.  
    Wanneer de nationale regulerende instanties redelijke vermoedens hebben dat in hun lidstaat of in een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die in strijd zijn met deze verordening, verstrekken zij het Agentschap daarover onverwijld zo specifiek mogelijke informatie.

    Wanneer een nationale regulerende instantie vermoedt dat in een andere lidstaat handelingen worden uitgevoerd die van invloed zijn op de groothandelsmarkten voor energie of op de prijs van voor de groothandel bestemde energieproducten in de lidstaat van de instantie, kan zij het Agentschap verzoeken maatregelen te treffen overeenkomstig lid 4 van dit artikel en, indien de handelingen gevolgen hebben voor financiële instrumenten waarop ►M1  artikel 2 van Verordening (EU) nr. 596/2014 ◄ van toepassing is, overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

    ▼M1

    Voordat een besluit tot vaststelling van een inbreuk op deze verordening wordt vastgesteld, kan de nationale regulerende instantie het Agentschap daarvan in kennis stellen en het een samenvatting van de zaak en het beoogde besluit verstrekken in een officiële taal van de betrokken lidstaat. Nadat de nationale regulerende instantie een besluit over een inbreuk op deze verordening heeft vastgesteld, zendt zij dat besluit toe aan het Agentschap, met inbegrip van informatie over de datum van de vaststelling ervan, de naam van de personen aan wie een sanctie is opgelegd, het artikel van deze verordening waarop inbreuk is gepleegd en de opgelegde sanctie. Tegelijkertijd geeft de nationale regulerende instantie het Agentschap te kennen welke informatie zij openbaar heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 18, lid 6, en zij stelt het Agentschap onmiddellijk in kennis van latere wijzigingen van die informatie. Het Agentschap houdt een openbare lijst bij van informatie die de nationale regulerende instanties openbaar hebben gemaakt zoals bedoeld in artikel 18, lid 6.

    ▼B

    3.  

    Teneinde ervoor te zorgen dat marktmisbruik op groothandelsmarkten voor energie op een gecoördineerde en consistente wijze wordt aangepakt:

    ▼M1

    a) 

    behandelen de nationale regulerende instanties meldingen van mogelijke inbreuken op deze verordening zonder onnodige vertraging en, indien mogelijk, binnen een termijn van een jaar na de datum van ontvangst van die verslagen, en brengen zij de bevoegde financiële autoriteit van hun lidstaat en het Agentschap op de hoogte als zij redelijke gronden hebben om te vermoeden dat op groothandelsmarkten voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die marktmisbruik vormen in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014 en die gevolgen hebben voor financiële instrumenten die onder artikel 2 van die verordening vallen; daartoe kunnen de nationale regulerende instanties passende vormen van samenwerking aangaan met de bevoegde financiële autoriteit in hun lidstaat;

    ▼B

    b) 

    stelt het Agentschap ESMA en de bevoegde financiële autoriteit in kennis van redelijke vermoedens dat op groothandelsmarkten voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die als marktmisbruik worden beschouwd in de zin van ►M1  Verordening (EU) nr. 596/2014 ◄ en die gevolgen hebben voor financiële instrumenten die onder ►M1  artikel 2 van die verordening ◄ vallen;

    c) 

    stelt de bevoegde financiële autoriteit van een lidstaat de ESMA en het Agentschap in kennis van redelijke vermoedens dat in een andere lidstaat op de groothandelsmarkten voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die in strijd zijn met de artikelen 3 en 5;

    d) 

    stellen nationale regulerende instanties de nationale mededingingsautoriteit van hun lidstaat, de Commissie en het Agentschap in kennis van redelijke vermoedens dat op de groothandelsmarkt voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die waarschijnlijk een schending van het mededingingsrecht inhouden;

    ▼M1

    e) 

    stellen het Agentschap en de nationale regulerende instanties de bevoegde nationale belastingdiensten en Eurofisc in kennis van redelijke vermoedens dat op de groothandelsmarkt voor energie handelingen worden of zijn uitgevoerd die waarschijnlijk belastingfraude vormen.

    ▼B

    4.  

    Teneinde de in lid 1 vastgestelde taken te kunnen vervullen, is het Agentschap, wanneer het onder andere op basis van een eerste beoordeling of analyse vermoedt dat de bepalingen van deze verordening zijn geschonden gemachtigd om:

    a) 

    één of meer nationale regulerende instanties te verzoeken informatie over de desbetreffende inbreuk te verstrekken;

    b) 

    één of meer nationale regulerende instanties te verzoeken een onderzoek naar de vermoede inbreuk in te stellen en passende maatregelen te treffen om een vastgestelde inbreuk ongedaan te maken. Het nemen van beslissingen met betrekking tot passende maatregelen om een vastgestelde inbreuk ongedaan te maken valt binnen de bevoegdheid van de betreffende nationale regulerende instantie;

    c) 

    een onderzoeksgroep van vertegenwoordigers van de betrokken nationale regulerende instanties in te stellen en te coördineren, indien het van mening is dat de mogelijke inbreuk grensoverschrijdende gevolgen heeft of heeft gehad, met als doel na te gaan of er sprake is van een inbreuk op de onderhavige verordening en in welke lidstaat de inbreuk heeft plaatsgevonden. Wanneer passend kan het Agentschap ook verzoeken om vertegenwoordigers van de bevoegde financiële autoriteit of andere betrokken instanties van één of meer lidstaten in de onderzoeksgroep op te nemen.

    5.  
    Een nationale regulerende instantie die een informatieverzoek ontvangt overeenkomstig lid 4, onder a), dan wel een verzoek om een onderzoek in te stellen naar een vermoede inbreuk overeenkomstig lid 4, onder b), nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan dat verzoek gevolg te geven. Wanneer die nationale regulerende instantie niet onmiddellijk de nodige informatie kan verstrekken, stelt zij het Agentschap onverwijld van de redenen hiervan in kennis.

    In uitzondering op de eerste alinea, kan een nationale regulerende instantie weigeren gevolg te geven aan een verzoek als hierboven bedoeld indien:

    a) 

    het geven van gevolg aan het verzoek de soevereiniteit of de veiligheid van de aangezochte lidstaat nadelig zou kunnen beïnvloeden;

    b) 

    voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid bij de autoriteiten van de aangezochte lidstaat, of

    c) 

    voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen in de aangezochte lidstaat reeds een definitieve uitspraak is gedaan.

    In dat geval stelt de nationale regulerende instantie het Agentschap daarvan in kennis, waarbij zij zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekken over de procedure of uitspraak in kwestie.

    De nationale regulerende instanties nemen deel aan onderzoeksgroepen die worden bijeengeroepen overeenkomstig lid 4, onder c), en verlenen daarbij alle nodige bijstand. De onderzoeksgroep wordt gecoördineerd door het Agentschap.

    6.  
    De laatste zin van ►M1  artikel 22, lid 5, van Verordening (EU) 2019/942 ◄ is niet van toepassing op het Agentschap wanneer dit zijn taken overeenkomstig de onderhavige verordening uitvoert.

    ▼M1

    Artikel 16 bis

    Delegatie van taken en verantwoordelijkheden

    1.  
    Nationale regulerende instanties kunnen, met instemming van de gedelegeerde, onder de in dit artikel gestelde voorwaarden taken en verantwoordelijkheden delegeren aan het Agentschap of aan een andere nationale regulerende instantie. De lidstaten kunnen specifieke regelingen betreffende de delegatie van verantwoordelijkheden vaststellen waaraan voldaan moet zijn voordat hun nationale regulerende instanties delegatieovereenkomsten sluiten, en kunnen de werkingssfeer van de delegatie beperken tot hetgeen nodig is om effectief toezicht op marktdeelnemers of -groepen mogelijk te maken.

    Het Agentschap kan de nationale regulerende instanties bijstaan door niet-bindende richtsnoeren te verstrekken of beste praktijken uit te wisselen over de delegatie van taken en verantwoordelijkheden tussen bevoegde nationale regulerende instanties.

    2.  
    De delegatie van taken en verantwoordelijkheden leidt tot een herverdeling van de in deze verordening vastgelegde bevoegdheden. Het recht van de lidstaat waar de gedelegeerde zich bevindt is van toepassing op de procedure, de handhaving en de bestuursrechtelijke en rechterlijke toetsing met betrekking tot de gedelegeerde verantwoordelijkheden.
    3.  
    De nationale regulerende instanties geven het Agentschap kennis van elke delegatieovereenkomst die zij voornemens zijn te sluiten. Zij sluiten die overeenkomsten ten vroegste één maand na die kennisgeving.
    4.  
    Het Agentschap kan binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving een advies over een op grond van lid 3 gemelde voorgenomen delegatieovereenkomst uitbrengen.
    5.  
    Het Agentschap publiceert elke door de nationale regulerende instanties gesloten delegatieovereenkomst met daartoe geschikte middelen, om te verzekeren dat alle betrokken partijen op passende wijze op de hoogte worden gebracht.

    Artikel 16 ter

    Richtsnoeren en aanbevelingen

    1.  
    Teneinde consistente, doelmatige en doeltreffende toezichtpraktijken in de Unie tot stand te brengen en te zorgen voor een gemeenschappelijke, uniforme en consistente toepassing van het recht van de Unie, brengt het Agentschap richtsnoeren en aanbevelingen uit ten behoeve van alle nationale regulerende instanties of alle marktdeelnemers en doet het aanbevelingen aan een of meer nationale regulerende instanties of aan een of meer marktdeelnemers over de toepassing van de artikelen 3 tot en met 5 bis, 8, 9 en 9 bis, en artikel 10, lid 1.
    2.  
    Het Agentschap houdt, binnen een adequate en realistische termijn, passende openbare raadplegingen met relevante marktdeelnemers over de richtsnoeren en aanbevelingen die het uitbrengt, en analyseert de mogelijke kosten en baten van het uitbrengen van die richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analysen staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen.
    3.  
    De nationale regulerende instanties en de marktdeelnemers houden terdege rekening met die richtsnoeren en aanbevelingen.
    4.  
    De nationale regulerende instanties kunnen het Agentschap regelmatig informeren over de uitvoering van de tot hen gerichte richtsnoeren of aanbevelingen.
    5.  
    Indien zulks in een richtsnoer of een aanbeveling is voorgeschreven, stellen de marktdeelnemers het Agentschap in kennis van de uitvoering van het specifieke richtsnoer of de specifieke aanbeveling. Op verzoek van het Agentschap laten de marktdeelnemers die kennisgeving vergezeld gaan van een duidelijke en gedetailleerde motivering.
    6.  
    Binnen twaalf maanden na het uitbrengen van richtsnoeren of aanbevelingen op grond van lid 1 kan het Agentschap overleg plegen, onder meer met nationale regulerende instanties of marktdeelnemers, om te beoordelen of die richtsnoeren of aanbevelingen adequaat en doeltreffend zijn.
    7.  
    Het Agentschap neemt de richtsnoeren en aanbevelingen die het heeft uitgebracht, op in het in artikel 19, lid 1, punt k), van Verordening (EU) 2019/942 bedoelde verslag.

    ▼B

    Artikel 17

    Beroepsgeheim

    1.  
    Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of doorgegeven vertrouwelijke informatie valt onder het in de leden 2, 3 en 4 bedoelde beroepsgeheim.
    2.  

    Het beroepsgeheim geldt voor:

    a) 

    personen die voor het Agentschap werken of gewerkt hebben;

    b) 

    door het Agentschap gemachtigde accountants en deskundigen;

    c) 

    personen die voor de nationale regulerende instanties of voor andere betrokken instanties werken of hebben gewerkt;

    d) 

    door de nationale regulerende instanties of door andere betrokken instanties gemachtigde accountants en deskundigen aan wie vertrouwelijke informatie wordt meegedeeld overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

    ▼M1

    3.  
    Vertrouwelijke informatie waarvan de in lid 2 bedoelde personen beroepshalve kennis krijgen, mag aan geen enkele andere persoon of instantie worden bekendgemaakt, behalve in samengevatte of geaggregeerde vorm zodat individuele marktdeelnemers niet herkenbaar zijn, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht, onder de overige bepalingen van deze verordening of onder ander toepasselijk recht van de Unie vallen.

    ▼B

    4.  
    Onverminderd zaken die onder het strafrecht vallen, mogen het Agentschap, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, ESMA en de instanties of personen die uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, deze uitsluitend gebruiken bij de uitoefening van hun taken en voor de uitoefening van hun functies. Andere autoriteiten, instanties of personen mogen deze informatie gebruiken voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt was of in het kader van bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden. De autoriteit die informatie ontvangt, mag het voor andere doeleinden gebruiken, mits het Agentschap, de nationale regulerende instanties, de bevoegde financiële autoriteiten van de lidstaten, ESMA, instanties of personen, die deze informatie vertrekken, daarmee hebben ingestemd.
    5.  
    Dit artikel belet niet dat een autoriteit in een lidstaat overeenkomstig het nationale recht vertrouwelijke gegevens uitwisselt of doorgeeft op voorwaarde dat deze niet van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of van het Agentschap uit hoofde van deze verordening zijn ontvangen.

    ▼M1

    Artikel 18

    Sancties

    1.  
    De lidstaten stellen de regels inzake sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De aldus vastgestelde sancties zijn doeltreffend, afschrikkend en evenredig en vormen een afspiegeling van de aard, de duur en de ernst van de inbreuk, de schade voor de consumenten en de winst die mogelijk door handel met voorwetenschap of marktmanipulatie werd gemaakt.

    Onverminderd strafrechtelijke sancties en onverminderd de toezichtsbevoegdheden van de nationale regulerende instanties uit hoofde van artikel 13, zorgen de lidstaten er overeenkomstig het nationale recht voor dat de nationale regulerende instanties de bevoegdheid krijgen om passende bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen vast te stellen met betrekking tot de in artikel 13, lid 1, bedoelde inbreuken op deze verordening.

    De lidstaten stellen de Commissie en het Agentschap in detail in kennis van die bepalingen en stellen hen onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die op die bepalingen van invloed zijn.

    2.  
    Indien het rechtsstelsel van de lidstaat niet voorziet in bestuursrechtelijke geldboetes, kan dit artikel zodanig worden toegepast dat de boeteprocedure wordt geïnitieerd door de bevoegde autoriteit en de geldboete wordt opgelegd door bevoegde nationale rechterlijke instanties, waarbij wordt gewaarborgd dat die rechtsmiddelen doeltreffend zijn en eenzelfde effect hebben als de door toezichthoudende autoriteiten opgelegde bestuursrechtelijke geldboetes. De opgelegde geldboetes moeten in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Die lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 8 mei 2026 de wetsbepalingen mee die zij op grond van dit lid vaststellen, en stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die op die bepalingen van invloed zijn.
    3.  

    De lidstaten zorgen er overeenkomstig het nationale recht en met inachtneming van het ne bis in idem-beginsel voor dat de nationale regulerende instanties de bevoegdheid hebben om ten minste de volgende bestuursrechtelijke geldboetes op te leggen en andere bestuursrechtelijke maatregelen te nemen in verband met inbreuken op deze verordening:

    a) 

    eisen dat aan de inbreuk een einde wordt gemaakt;

    b) 

    gelasten dat de terugbetaling wordt gevorderd van de door de inbreuken behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die kunnen worden bepaald;

    c) 

    een waarschuwing doen uitgaan of een mededeling doen aan het publiek;

    d) 

    dwangsommen opleggen;

    e) 

    bestuursrechtelijke geldboetes opleggen.

    4.  

    Wat natuurlijke personen betreft, bedragen de maxima van de in lid 3, punt e), bedoelde bestuursrechtelijke geldboetes:

    a) 

    voor inbreuken op de artikelen 3 en 5: ten minste 5 000 000  EUR;

    b) 

    voor inbreuken op de artikelen 4 en 15: ten minste 1 000 000  EUR;

    c) 

    voor inbreuken op de artikelen 8 en 9: ten minste 500 000  EUR.

    Niettegenstaande lid 3, punt e), bedraagt de bestuursrechtelijke geldboete niet meer dan 20 % van het jaarlijks inkomen van de betrokken natuurlijke persoon in het voorafgaande kalenderjaar. Indien de natuurlijke persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de bestuursrechtelijke geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

    5.  

    Wat rechtspersonen betreft, bedragen de maxima van de in lid 3, punt e), bedoelde bestuursrechtelijke geldboetes:

    a) 

    voor inbreuken op de artikelen 3 en 5: ten minste 15 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar;

    b) 

    voor inbreuken op de artikelen 4 en 15: ten minste 2 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar;

    c) 

    voor inbreuken op de artikelen 8 en 9: ten minste 1 % van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar.

    Niettegenstaande lid 3, punt e), bedraagt de bestuursrechtelijke geldboete niet meer dan 20 % van de totale jaaromzet van de betrokken rechtspersoon in het voorgaande boekjaar. Indien de rechtspersoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de bestuursrechtelijke geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

    6.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regulerende instantie het recht heeft de maatregelen of sancties die worden opgelegd voor inbreuken op deze verordening openbaar te maken, tenzij die openbaarmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.
    7.  

    De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regulerende instanties bij het bepalen van het soort en het niveau van de bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen rekening houden met alle relevante omstandigheden, waaronder, indien passend:

    a) 

    de ernst en de duur van de inbreuk;

    b) 

    de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

    c) 

    de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, gezien bijvoorbeeld de totale jaaromzet van de rechtspersoon of het jaarlijks inkomen van de natuurlijke persoon;

    d) 

    de omvang van de winsten of verliezen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon heeft gemaakt, respectievelijk vermeden, voor zover die kunnen worden bepaald;

    e) 

    de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon meewerkt met de bevoegde autoriteit, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon gemaakte winsten of vermeden verliezen;

    f) 

    eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;

    g) 

    de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon genomen maatregelen om herhaling van de inbreuk te voorkomen, en

    h) 

    dubbele strafrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures en geldboetes voor dezelfde inbreuk tegen de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon.

    8.  
    Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om uit hoofde van lid 1, tweede alinea, van dit artikel, bestuursrechtelijke geldboetes en andere bestuursrechtelijke maatregelen op te leggen, werken de nationale regulerende instanties nauw samen om ervoor te zorgen dat de uitoefening van hun toezichts- en onderzoeksbevoegdheden, de bestuursrechtelijke geldboetes die zij opleggen en de andere bestuursrechtelijke maatregelen die zij nemen uit hoofde van deze verordening doeltreffend en toereikend zijn. Zij coördineren overeenkomstig artikel 16, lid 2, hun activiteiten om bij het uitoefenen van hun toezichts- en onderzoeksbevoegdheden en bij het opleggen van bestuursrechtelijke geldboetes met betrekking tot grensoverschrijdende gevallen dubbel werk en overlappingen te voorkomen.
    9.  
    Uiterlijk op 8 mei 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld of sancties voor inbreuken op deze verordening zijn vastgesteld en consequent worden toegepast in alle lidstaten.

    Artikel 19

    Internationale betrekkingen

    Voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van deze verordening te bereiken en onverminderd de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en van de instellingen en lichamen van de Unie, met inbegrip van de Europese Dienst voor extern optreden, kan het Agentschap contacten leggen en bestuursrechtelijke regelingen treffen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsdiensten van derde landen, in het bijzonder met diegene die invloed uitoefenen op de groothandelsmarkt voor energie van de Unie, teneinde de harmonisatie van het regelgevend kader te bevorderen. Die bestuursrechtelijke regelingen scheppen geen wettelijke verplichtingen voor de Unie en haar lidstaten, en zij beletten lidstaten en hun bevoegde autoriteiten niet om bilaterale of multilaterale regelingen te treffen met die toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties en overheidsdiensten van derde landen. Die bestuursrechtelijke regelingen kunnen betrekking hebben op aspecten van gemeenschappelijk belang, zoals methoden voor het verzamelen, analyseren en beoordelen van gegevens of andere informatie, en andere expertisegebieden.

    ▼B

    Artikel 20

    Uitoefening van de delegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    ▼M1

    2.  
    De in artikel 6, lid 1, punten a) en b), bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 28 december 2011. De in artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, punt c), en artikel 9 bis, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 7 mei 2024.

    De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.

    De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.

    3.  
    De in artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, en artikel 9 bis, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    ▼B

    4.  
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennis aan het Europees Parlement en de Raad.

    ▼M1

    5.  
    Een op grond van artikel 4 bis, lid 8, artikel 6, lid 1, of artikel 9 bis, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die periode wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    ▼B

    Artikel 21

    Comitéprocedure

    1.  
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
    2.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    ▼M1

    Artikel 21 bis

    Verslag en evaluatie

    1.  
    Uiterlijk op 1 juni 2027 en vervolgens om de vijf jaar beoordeelt de Commissie, na overleg met de relevante belanghebbenden, de toepassing van deze verordening, met name wat betreft het effect ervan op het marktgedrag, de marktdeelnemers, de liquiditeit, de rapportagevereisten, met inbegrip van lng-marktgegevens, en het niveau van de administratieve lasten voor de marktdeelnemers, met inbegrip van de mogelijke toegangsbelemmeringen voor nieuwe marktdeelnemers, alsook de prestaties van het Agentschap met betrekking tot zijn doelstellingen, mandaat en taken. Op basis van die beoordelingen stelt de Commissie een verslag op dat zij zonder onnodige vertraging indient bij het Europees Parlement en de Raad. Die verslagen gaan indien passend vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
    2.  
    Uiterlijk op 1 juni 2025 beoordeelt de Commissie de doeltreffendheid van de invoering van strafrechtelijke sancties door de lidstaten voor opzettelijke en ernstige gevallen van marktmisbruik op de groothandelsmarkten voor energie van de Unie en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag kunnen passende maatregelen worden voorgesteld, waaronder de indiening van een wetgevingsvoorstel.

    ▼B

    Artikel 22

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 8, lid 1, lid 3, eerste alinea, lid 4 en lid 5, zijn van toepassing zes maanden na de datum waarop de Commissie de in lid 2 en lid 6 van dat artikel bedoelde relevante uitvoeringshandelingen heeft vastgesteld.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    VERKLARING VAN DE COMMISSIE

    De Commissie is van mening dat de drempelwaarden voor de melding van transacties in de zin van artikel 8, lid 2, onder a), en voor het verstrekken van informatie in de zin van artikel 8, lid 6, onder a), niet kunnen worden vastgesteld via uitvoeringshandelingen.

    Wanneer passend zal de Commissie een wetgevingsvoorstel indienen om dergelijke drempelwaarden vast te stellen.




    VERKLARING VAN DE RAAD

    De EU-wetgever heeft de Commissie overeenkomstig artikel 291 van het VWEU uitvoeringsbevoegdheden toegekend wat betreft de in artikel 8 bedoelde maatregelen. Dat is voor de Commissie juridisch bindend, in weerwil van de verklaring die zij ad artikel 8, lid 2, onder a), en artikel 8, lid 6, onder a), heeft afgelegd.



    ( 1 ) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

    ( 2 ) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

    ( 3 ) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

    ( 4 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

    ( 5 ) Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 22).

    ( 6 )  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55.

    ( 7 )  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94.

    ( 8 )  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

    ( 9 ) Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

    ( 10 ) Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 54).

    ( 11 )  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75.

    ( 12 )  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    ( 13 )  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    Top