Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0010

    Zaak T-10/21: Beroep ingesteld op 9 januari 2021 — Griesbeck/Parlement

    PB C 72 van 1.3.2021, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.3.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 72/32


    Beroep ingesteld op 9 januari 2021 — Griesbeck/Parlement

    (Zaak T-10/21)

    (2021/C 72/43)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Nathalie Griesbeck (Ancy-sur-Moselle, Frankrijk) (vertegenwoordigers: J.-L. Teheux, J.-M. Rikkers en G. Selnet, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    Primair:

    het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 5 oktober 2020 nietig verklaren, en, bijgevolg;

    het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 18 oktober 2019 en de daarop volgende debetnota nietig verklaren;

    subsidiair:

    het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 5 oktober 2020 nietig verklaren, en, bijgevolg;

    het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 18 oktober 2019 nietig verklaren en de daaropvolgende debetnota terugbrengen tot redelijkere proporties;

    in ieder geval:

    verzoekster de mogelijkheid voorbehouden om in een latere memorie aanvullende opmerkingen in te dienen;

    het Europees Parlement verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster drie middelen aan.

    1.

    Het Parlement heeft blijk gegeven van de volgende beoordelingsfouten. Om te beginnen heeft het uitgesloten dat de bijzondere arbeidsomstandigheden van de betrokken assistent relevant kunnen zijn voor het bewijs van de door die assistent verrichte werkzaamheden. Daarnaast heeft het geen rekening gehouden met de tijd die is verstreken sinds de feiten en het daardoor veroorzaakte verloren gaan van bewijzen. Tot slot heeft het geen gebruik gemaakt van de door verzoekster aangedragen bewijselementen.

    2.

    Omkering van de bewijslast en schending van het recht op een eerlijk proces. In dit verband overweegt verzoekster in wezen dat zij niet de bewijslast ten aanzien van de werkzaamheden van haar assistent dient te dragen.

    3.

    Schending van het evenredigheidsbeginsel, omdat het Bureau heeft geoordeeld dat alle gedurende de werkzaamheden van de assistent ontvangen bedragen moeten worden terugbetaald terwijl de realiteit van die werkzaamheden ten minste gedeeltelijk is aangetoond.

    Top