Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0557

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 juni 2018.
    Europese Commissie tegen Republiek Malta.
    Niet-nakoming – Richtlijn 2009/147/EG – Behoud van de vogelstand – Vangen en houden van levende dieren – Soorten die behoren tot de familie van de vinkachtigen – Verbod – Afwijkende nationale regeling – Afwijkingsbevoegdheid van de lidstaten – Voorwaarden.
    Zaak C-557/15.

    Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2018:477

    ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

    21 juni 2018 ( *1 )

    „Niet-nakoming – Richtlijn 2009/147/EG – Behoud van de vogelstand – Vangen en houden van levende dieren – Soorten die behoren tot de familie van de vinkachtigen – Verbod – Afwijkende nationale regeling – Afwijkingsbevoegdheid van de lidstaten – Voorwaarden”

    In zaak C‑557/15,

    betreffende een op 30 oktober 2015 ingesteld beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU,

    Europese Commissie, vertegenwoordigd door K. Mifsud-Bonnici en C. Hermes als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

    verzoekster,

    tegen

    Republiek Malta, vertegenwoordigd door A. Buhagiar als gemachtigde, bijgestaan door J. Bouckaert, advocaat, en L. Cassar Pullicino, avukat,

    verweerster,

    wijst

    HET HOF (Derde kamer),

    samengesteld als volgt: L. Bay Larsen (rapporteur), kamerpresident, J. Malenovský, M. Safjan, D. Šváby en M. Vilaras, rechters,

    advocaat-generaal: E. Sharpston,

    griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

    gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 februari 2017,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 juli 2017,

    het navolgende

    Arrest

    1

    Met dit beroep verzoekt de Europese Commissie het Hof vast te stellen dat de Republiek Malta is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 5, onder a) en e), en artikel 8, lid 1, juncto bijlage IV, onder a), van richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB 2010, L 20, blz. 7), gelezen in samenhang met artikel 9, lid 1, van deze richtlijn, doordat zij een afwijkende regeling heeft vastgesteld op grond waarvan zeven soorten wilde vinkachtigen (de vink Fringilla coelebs, de kneu Carduelis cannabina, de putter Carduelis carduelis, de groenling Carduelis chloris, de appelvink Coccothraustes coccothraustes, de Europese kanarie Serinus serinus en de sijs Carduelis spinus) levend mogen worden gevangen.

    Toepasselijke bepalingen

    Unierecht

    2

    Artikel 2 van richtlijn 2009/147 luidt:

    „De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de populatie van de in artikel 1 bedoelde soorten op een niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen.”

    3

    In artikel 5, onder a) en e), van deze richtlijn is bepaald:

    „Onverminderd de artikelen 7 en 9 nemen de lidstaten de nodige maatregelen voor de invoering van een algemene regeling voor de bescherming van alle in artikel 1 bedoelde vogelsoorten; deze maatregelen omvatten met name de volgende verbodsbepalingen:

    a)

    een verbod om, ongeacht de gebruikte methode, opzettelijk de bedoelde vogels te doden of te vangen;

    [...]

    e)

    een verbod om vogels te houden van soorten die niet mogen worden bejaagd of gevangen.”

    4

    Artikel 7, leden 1 en 4, van dezelfde richtlijn bepaalt:

    „1.   Op de in bijlage II vermelde soorten mag, vanwege hun populatieniveau, hun geografische verspreiding en de omvang van hun voortplanting in de hele Gemeenschap, worden gejaagd volgens de bepalingen van de nationale jachtwetgeving. De lidstaten zien erop toe dat de jacht op deze soorten de pogingen tot instandhouding die in hun verspreidingsgebied worden ondernomen, niet in gevaar brengt.

    [...]

    4.   De lidstaten zien erop toe dat bij de beoefening van de jacht, eventueel met inbegrip van de valkenjacht, zoals deze voortvloeit uit de toepassing van de geldende nationale maatregelen, de principes van een verstandig gebruik en een ecologisch evenwichtige regulering van de betrokken vogelsoorten in acht worden genomen, en dat deze beoefening wat de populatie van deze soorten, in het bijzonder van de trekvogels betreft, verenigbaar is met de uit artikel 2 voortvloeiende bepalingen.

    Zij zien er in het bijzonder op toe dat soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd zolang de jonge vogels het nest nog niet hebben verlaten of gedurende de verschillende fasen van de broedperiode.

    Ten aanzien van trekvogels zien zij er met name op toe dat de soorten waarop de jachtwetgeving van toepassing is, niet worden bejaagd tijdens de broedperiode noch tijdens de trek naar hun nestplaatsen.

    [...]”

    5

    De zeven soorten wilde vinkachtigen die zijn vermeld in punt 1 van dit arrest, zijn niet opgenomen in bijlage II bij richtlijn 2009/147.

    6

    Artikel 8, lid 1, van richtlijn 2009/147 luidt:

    „Wat de jacht op en de vangst of het doden van vogels in het kader van deze richtlijn betreft, verbieden de lidstaten het gebruik van alle middelen, installaties of methoden voor het massale of niet-selectieve vangen of doden van vogels of waardoor een soort plaatselijk kan verdwijnen, en in het bijzonder het gebruik van de in bijlage IV, onder a), genoemde middelen.”

    7

    In bijlage IV, onder a), vierde streepje, bij deze richtlijn worden de volgende middelen vermeld:

    „– netten, vallen, vergiftigd of verdovend lokaas”.

    8

    Artikel 9, leden 1 en 2, van dezelfde richtlijn bepaalt:

    „1.   De lidstaten mogen, indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat, om onderstaande redenen afwijken van de artikelen 5 tot en met 8:

    [...]

    c)

    teneinde het vangen, het houden of elke andere wijze van verstandig gebruik van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan.

    2.   In de in lid 1 bedoelde afwijkende bepalingen moet worden vermeld:

    a)

    voor welke soorten mag worden afgeweken;

    b)

    welke middelen, installaties of methoden voor het vangen of doden zijn toegestaan;

    c)

    onder welke voorwaarden met betrekking tot het risico en onder welke omstandigheden van tijd en van plaats deze afwijkende maatregelen mogen worden genomen,

    d)

    welke autoriteit bevoegd is te verklaren dat aan die voorwaarden is voldaan, en te beslissen welke middelen, installaties of methoden mogen worden aangewend, binnen welke grenzen en door welke personen, en

    e)

    welke controles zullen worden uitgevoerd.

    [...]”

    Maltees recht

    Regeling voor het behoud van de vogelstand

    9

    Legal notice 79 (besluit 79) van 29 maart 2006 bevat een regeling voor het behoud van de vogelstand en is de voornaamste handeling ter omzetting van richtlijn 2009/147 in Maltees recht (hierna: „regeling voor het behoud van de vogelstand”).

    10

    Met name zet voorschrift 9 van de regeling voor het behoud van de vogelstand artikel 9 van richtlijn 2009/147 grotendeels om, en stelt het de voorwaarden vast voor de evaluatie van afwijkingen. Voorschrift 9 voorziet eveneens in een gedetailleerde besluitvormingsprocedure die moet worden gevolgd indien een dergelijke afwijking wordt geëvalueerd. Deze procedure omvat een verplicht onderzoek door het Maltese ornithologische comité (hierna: „ornithologisch comité”).

    11

    In voorschrift 10 van de regeling voor het behoud van de vogelstand wordt de rol van het ornithologische comité omschreven. Volgens lid 6, onder c), van dit voorschrift bestaat die rol met name erin „aanbevelingen te doen aan de minister over de afgifte van vergunningen om af te wijken van de voorschriften 4, 5, 6, 7, 18 en 21” en „op geregelde tijdstippen zich ervan te vergewissen dat nog steeds voldaan is aan de voorwaarden waaronder deze vergunning of vergunningen worden afgegeven”. De vierde in lid 6 gestelde voorwaarde bepaalt nauwkeurig de bevoegdheid van de minister van Duurzame Ontwikkeling, Milieu en Klimaatverandering (hierna: „minister”) om zich bij het onderzoek van de aanbevelingen van het ornithologische comité uit te spreken over het toestaan van afwijkingen, alsook zijn verplichting om de redenen voor zijn besluit schriftelijk toe te lichten indien dit besluit aanzienlijk afwijkt van de aanbevelingen van het ornithologische comité.

    12

    Voorschrift 27 van de regeling voor het behoud van de vogelstand bepaalt hoe overtredingen van deze regeling moeten worden behandeld en voorziet in een geheel van sancties die – wat overtredingen in het kader van de afwijkingen betreft – gaan van een geldboete van ten minste 500 EUR en een onmiddellijke intrekking van de speciale vergunning tot een geldboete van 15000 EUR die gepaard gaat met een gevangenisstraf van twee jaar, levenslange intrekking van alle op grond van die voorschriften verleende vergunningen en confiscatie van het corpus delicti.

    Kaderregeling

    13

    Legal Notice 253 (besluit 253) van 15 juli 2014 voorziet in een kader dat een afwijking mogelijk maakt die inhoudt dat een vangseizoen wordt ingesteld voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst (hierna: „kaderregeling”).

    14

    Voorschrift 3 van de kaderregeling bepaalt:

    „Vinkachtigen mogen alleen worden gevangen met behulp van traditionele netten (zogenoemde slagnetten) – en enkel met de bedoeling om ze in gevangenschap te houden, onder meer om ze te gebruiken op beurzen en tentoonstellingen, voor kweekdoeleinden en/of als levende lokvogels – indien voldaan is aan de in deze regeling gestelde voorwaarden: [...]”

    15

    In voorschrift 3 worden een aantal criteria vastgelegd betreffende slagnetten, het ringen van gevangen vogels en de minimummaaswijdte.

    16

    Voorschrift 4 van de kaderregeling bepaalt:

    „[H]et vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst [omvat] een periode van maximaal drieënzeventig (73) dagen gedurende de maanden oktober tot en met december van het jaar waarvoor de minister kan besluiten om door bekendmaking in het staatsblad een vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst in te stellen, met dien verstande dat:

    de minister bij de instelling van een vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst zich ervan vergewist dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 9, lid 1, van [richtlijn 2009/147], en rekening houdt met de handhaving van de populatie van de betrokken soorten op een bevredigend niveau alsook met de in bijlage II vastgestelde bovengrenzen;

    dat de minister, bij het bepalen van de duur van een vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst, een totale vangstlimiet voor het seizoen per soort vinkachtigen en een individuele vangstlimiet voor het seizoen per vergunninghouder vaststelt, alsook een beslissing neemt over het al dan niet vaststellen van een dagelijkse vangstlimiet per vergunninghouder voor het betreffende vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst.”

    17

    Voorschrift 8 van de kaderregeling regelt de handhaving tijdens het vangseizoen voor vinkachtigen. Het bepaalt dat de politie ter plaatse controles moet uitvoeren en dat daarvoor per 1000 vergunningen ten minste zeven politieagenten in actieve dienst ter beschikking moeten worden gesteld.

    18

    Bijlage I bij de kaderregeling bevat een lijst met de zeven soorten vinkachtigen in kwestie.

    19

    In bijlage II bij de kaderregeling is bepaald:

    „Bij de vaststelling van het totale aantal vinkachtigen dat tijdens het vangseizoen in de herfst levend mag worden gevangen, stelt de minister, op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens betreffende terugmeldingen over geringde vogels, een totale vangstlimiet vast die minder dan 1 % bedraagt van de totale jaarlijkse sterfte binnen de referentiepopulatie van elke soort op het grondgebied van de Europese Unie.

    Daarbij geldt als voorwaarde dat de maximale vangstlimiet voor een afwijking die het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst mogelijk maakt, in geen geval hoger is dan de volgende aantallen:

    NATIONALE VANGSTLIMIET PER SOORT

    Kneu 12000

    Putter 800

    Groenling 4500

    Sijs 2350

    Appelvink 500

    Vink 5000

    Europese kanarie 2350

    Deze bovengrenzen worden door de minister bij bekendmaking in het staatsblad herzien en bijgewerkt, rekening houdend met de staat van instandhouding van de zeven soorten in kwestie en met de handhaving van de populatie van deze soorten op een bevredigend niveau.”

    Verklaring van 2014

    20

    In voorschrift 3 van legal notice 250 (besluit 250) van 15 juli 2014 houdende voorschriften inzake het behoud van de vogelstand en houdende een verklaring betreffende een afwijking voor het seizoen 2014, waarbij wordt toegestaan dat vinkachtigen levend worden gevangen tijdens de herfst (hierna: „verklaring van 2014”), is bepaald:

    „[D]e periode voor de vangst van levende vinkachtigen voor het jaar 2014 (hierna: ‚vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst’) [vindt] plaats:

    van 20 oktober 2014 tot en met 31 december 2014, voor het vangen van kneuen, putters, groenlingen, sijzen, appelvinken, vinken en Europese kanaries.”

    21

    Volgens voorschrift 5, lid 1, van de verklaring van 2014 zijn de algemene vangstlimieten die zijn vastgesteld voor het vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst, gelijk aan de limieten die zijn vastgesteld in bijlage II bij de kaderregeling.

    22

    Voorschrift 5, lid 2, van de verklaring van 2014 bepaalt dat de vangstlimiet voor het vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen is vastgesteld op tien vinkachtigen per vergunning voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst, dan wel op een lager aantal indien aan het einde van het seizoen minder exemplaren zijn gevangen.

    Verklaring van 2015

    23

    Voorschrift 3 van legal notice 330 (besluit 330) van 16 oktober 2015 houdende voorschriften inzake het behoud van de vogelstand en houdende een verklaring betreffende een afwijking voor het seizoen 2015, waarbij wordt toegestaan dat vinkachtigen levend worden gevangen tijdens de herfst (hierna: „verklaring van 2015”), is – wat het jaar 2015 betreft – identiek aan voorschrift 3 van de verklaring van 2014.

    24

    Voorschrift 5, leden 1 en 2, van de verklaring van 2015 is mutatis mutandis identiek aan voorschrift 5, leden 1 en 2, van de verklaring van 2014.

    Voorgeschiedenis van het geding en precontentieuze procedure

    25

    In 2014 heeft de Republiek Malta de kaderregeling en de verklaring van 2014 vastgesteld, waarbij de vangst van zeven soorten vinkachtigen is toegestaan. Op 17 oktober 2014 heeft de Commissie de Republiek Malta een ingebrekestelling doen toekomen, waarin zij stelde dat de afwijkende regeling van deze lidstaat niet voldoet aan de in artikel 9 van richtlijn 2009/147 gestelde voorwaarden. Volgens de Commissie heeft de Republiek Malta niet aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestond, en heeft deze lidstaat niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, onder c), van die richtlijn betreffende een verstandig gebruik, kleine hoeveelheden en een strikte controle.

    26

    Bij brief van 14 november 2014 heeft de Republiek Malta op de ingebrekestelling geantwoord dat haar afwijkende regeling voldeed aan de voorwaarden van artikel 9 van richtlijn 2009/147.

    27

    Omdat de Commissie geen genoegen kon nemen met het antwoord van de Republiek Malta, heeft zij deze lidstaat op 28 mei 2015 een met redenen omkleed advies doen toekomen.

    28

    De Republiek Malta heeft dit met redenen omklede advies beantwoord bij brief van 28 juli 2015 en daarbij het standpunt bevestigd dat zij reeds had uiteengezet in haar brief van 14 november 2014.

    29

    Nadat de Commissie het antwoord van de Republiek Malta en de aanvullende inlichtingen had onderzocht, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld, daar zij van mening was dat deze lidstaat de gestelde tekortkomingen niet had verholpen.

    Beroep

    30

    De Commissie betoogt dat de door de Republiek Malta vastgestelde afwijkende regeling – op grond waarvan zeven soorten vinkachtigen mogen worden gevangen – in strijd is met artikel 5, onder a) en e), en artikel 8, lid 1, juncto bijlage IV, onder a), van richtlijn 2009/147, en niet voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van de afwijking waarin artikel 9, lid 1, van die richtlijn voorziet.

    31

    Wat deze voorwaarden betreft, stelt de Commissie in de eerste plaats dat de Republiek Malta er niet in slaagt aan te tonen dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van deze bepaling. In de tweede plaats heeft deze lidstaat ter rechtvaardiging van zijn afwijkende regeling geen redenen aangevoerd waarom er geen andere bevredigende oplossing bestaat. In de derde plaats heeft de Republiek Malta niet aangetoond dat de toegestane activiteit een „verstandig gebruik” vormt in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147. In de vierde plaats slaagt de Republiek Malta niet in het bewijs dat zij voldoet aan de voorwaarde van artikel 9, lid 1, onder c), van deze richtlijn, volgens hetwelk de afwijking in kwestie enkel betrekking kan hebben op kleine hoeveelheden vogels. Ten slotte heeft de verwerende lidstaat niet aangetoond dat de toestemming wordt verleend onder „strikt gecontroleerde omstandigheden”, hoewel artikel 9, lid 1, onder c), van die richtlijn zulks vereist.

    Ontoereikende motivering van de Maltese afwijkende regeling met betrekking tot het feit dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 9 van richtlijn 2009/147, en gebrek aan bewijs dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van lid 1 van hetzelfde artikel

    Argumenten van partijen

    32

    De Commissie voert om te beginnen aan dat de Maltese afwijkende regeling te algemeen is en geen duidelijke en toereikende motivering bevat met betrekking tot het feit dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

    33

    Voorschrift 4 van de kaderregeling bepaalt enkel dat de minister bij de instelling van een vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst zich ervan vergewist of er geen „andere bevredigende oplossing” bestaat in de zin van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2009/147. De kaderregeling bevat geen verwijzing naar het kweken in gevangenschap en verplicht de minister niet specifiek om te beoordelen of het kweken in gevangenschap een andere bevredigende oplossing vormt, voordat hij het vangen van vinkachtigen voor een bepaald seizoen toestaat.

    34

    Bovendien zijn de verklaringen van 2014 en 2015 – waarbij het voor de seizoenen 2014 en 2015 wordt toegestaan vinkachtigen te vangen tijdens de herfst – niet in overeenstemming met de vage voorwaarde die is vastgesteld in voorschrift 4 van de kaderregeling, aangezien deze verklaringen geen besluit over het ontbreken van een andere bevredigende oplossing bevatten, en daarin evenmin wordt gemotiveerd waarom de minister, toen hij die twee vangseizoenen toestond, het kweken in gevangenschap niet als een bevredigend alternatief beschouwde.

    35

    Ten slotte voldoen de beraadslaging en de aanbevelingen van het ornithologische comité niet aan het vereiste van een duidelijke en toereikende motivering. Ten eerste kan uit de door de Republiek Malta aangehaalde verslagen van vergaderingen van het ornithologische comité niet worden afgeleid dat een grondige beoordeling van alternatieve oplossingen heeft plaatsgevonden. Ten tweede bevatten ook de verklaringen van 2014 en 2015 zelf geen beoordeling of conclusie met betrekking tot het ontbreken van andere bevredigende oplossingen.

    36

    Daarnaast merkt de Commissie op dat het bijzondere probleem of de specifieke situatie waarvoor de Maltese autoriteiten een oplossing proberen te vinden, blijkens voorschrift 3 van de kaderregeling bestaat in het verlenen van toestemming voor de vangst van vinkachtigen met de uitsluitende bedoeling om ze in gevangenschap te houden, onder meer om ze te gebruiken op beurzen en tentoonstellingen, voor kweekdoeleinden en/of als levende lokvogels.

    37

    Het vangen van wilde vinkachtigen – hetgeen in strijd is met de artikelen 5 en 8 van richtlijn 2009/147 – is volgens de Commissie niet noodzakelijk om vinkachtigen in gevangenschap te houden, aangezien het kweken in gevangenschap hiervoor een bevredigende oplossing vormt.

    38

    Voorts stelt de Commissie dat de Republiek Malta niet heeft aangetoond dat het kweken in gevangenschap geen bevredigend alternatief vormt voor het vangen. Tal van rapporten en studies die door deze lidstaat zijn aangehaald, bevestigen namelijk dat het kweken in gevangenschap technisch en wetenschappelijk haalbaar is voor de zeven soorten in kwestie. Het feit dat dit alternatief de Maltese liefhebbers ertoe noopt hun gedrag te wijzigen – in die zin dat zij in gevangenschap gekweekte vogels, in plaats van door hen gevangen wilde vogels, gevangen moeten houden – is geen reden om dat alternatief niet als een bevredigende oplossing te beschouwen.

    39

    Met betrekking tot het argument van de Republiek Malta dat haar afwijkende regeling niet enkel ziet op de verkrijging van vinkachtigen om deze gevangen te houden, maar tevens personen die vogels levend vangen, in staat stelt hun activiteit van het vangen en houden overeenkomstig de nationale traditie rechtmatig uit te oefenen, beklemtoont de Commissie dat het in artikel 9, lid 1, van richtlijn 2009/147 vastgestelde criterium betreffende het ontbreken van een andere bevredigende oplossing elke betekenis zou verliezen indien dit argument werd aanvaard. Door een overdreven verruiming van de reikwijdte van de in deze bepaling bedoelde afwijking zou immers afbreuk worden gedaan aan het bij deze richtlijn tot stand gebrachte beschermingssysteem. Dit zou ertoe leiden dat er geen andere bevredigende oplossing kan bestaan, aangezien geen enkele oplossing het vangen van wilde vogels kan evenaren.

    40

    De Republiek Malta brengt daartegen om te beginnen in dat de besluiten waarbij voor 2014 en 2015 een afwijking is toegestaan betreffende het levend vangen van vinkachtigen, pas zijn vastgesteld nadat deze redenen, voorwaarden en vereisten tijdens talrijke vergaderingen van het ornithologische comité waren besproken op basis van gedetailleerde technische, juridische en wetenschappelijke rapporten die aan dit comité waren overgelegd. Nadat het ornithologische comité zich ervan had vergewist dat alle voorwaarden van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 waren vervuld, heeft het op grond van deze gegevens in beide gevallen aanbevolen in een afwijking te voorzien.

    41

    Anders dan de Commissie betoogt, hoefden de verklaringen van 2014 en 2015 geen besluit te bevatten over het ontbreken van een andere bevredigende oplossing. Vóór het besluit van de minister om deze verklaringen te publiceren heeft het ornithologische comité immers een gedetailleerde beoordeling verricht overeenkomstig de vereisten van de voorschriften 9 en 10 van de regeling voor het behoud van de vogelstand, waarbij het tot de slotsom is gekomen dat er geen andere bevredigende oplossing bestond.

    42

    Met betrekking tot de kritiek van de Commissie dat de aanbevelingen van het ornithologische comité niet passend zijn, voert de Republiek Malta aan dat de verslagen van de vergaderingen van het ornithologische comité slechts een samenvatting bevatten van de discussie over alle aspecten van de afwijking in kwestie, daaronder begrepen de redenen voor deze afwijking en een beoordeling van de mogelijke oplossingen. Het grondige onderzoek als zodanig en de redenen zijn omstandig toegelicht in de technische nota van de onder het ministerie van Duurzame Ontwikkeling, Milieu en Klimaatverandering ressorterende Wild Birds Regulation Unit (regulerende instantie voor wilde vogels) van april 2014 betreffende de voorgenomen afwijking voor het levend vangen van zeven soorten vinkachtigen (hierna: „technische nota van de WBRU”). De afwijkende regeling die de Republiek Malta heeft vastgesteld, vormt in haar geheel een volledig en solide systeem dat voldoet aan de vereisten van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147.

    43

    Daarnaast verweert de Republiek Malta zich met het argument dat de Commissie zich vergist omtrent het doel van de kaderregeling. Dat de zeven soorten vinkachtigen worden gevangen om ze met een recreatief oogmerk in gevangenschap te houden, staat er niet aan in de weg dat ook de activiteit van het vangen een doel op zich kan zijn. Het vangen en het daaropvolgende in gevangenschap houden, maken allebei integrerend deel uit van de traditie die de Maltese autoriteiten binnen het strikte kader van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 trachten te beschermen. Een programma voor het kweken in gevangenschap vormt slechts een gedeeltelijke oplossing voor één van die activiteiten, te weten het in gevangenschap houden van vogels door liefhebbers die niet noodzakelijk belang hechten aan het vangen van deze vogels.

    44

    Voordat de Republiek Malta het besluit heeft vastgesteld om de afwijking in kwestie betreffende het levend vangen van vinkachtigen toe te passen, heeft zij een zorgvuldige beoordeling verricht van alle mogelijke alternatieve oplossingen die tussen 2004 en 2014 in praktijk zijn gebracht. Op basis van deze beoordeling zijn de Maltese autoriteiten tot de slotsom gekomen dat – gelet op de unieke socioculturele achtergrond, de biogeografische eigenschappen van de Maltese eilanden en de praktische ervaring die is opgedaan met betrekking tot de verrichting van alle andere mogelijke vervangende activiteiten, waaronder met name een programma voor het ringen en weer vrijlaten of de mogelijkheid om andere soorten vogels dan vinkachtigen levend te vangen – geen van de beoordeelde hypothesen een bevredigend alternatief vormt voor de aloude, traditionele en recreatieve praktijk van het levend vangen en gevangen houden van de zeven soorten vinkachtigen, met uitzondering van een beperkte, strikt gecontroleerde en onder toezicht staande afwijking voor vinkachtigen.

    45

    De Republiek Malta betoogt dat de lidstaten van de Unie op grond van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 geen enkele afwijking ter bescherming van traditionele recreatieve activiteiten kunnen toestaan indien het vangen, als „doel op zich”, van beschermde vogels die niet zijn vermeld in bijlage II bij die richtlijn – zoals de vinkachtigen in kwestie – op zich geen verstandig gebruik kan vormen in de zin van die bepaling, zoals de Commissie stelt. Een dermate restrictieve uitlegging is zowel rechtens als feitelijk onjuist. Bovendien vindt zij geen steun in de vaste rechtspraak van het Hof over artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147.

    46

    Volgens de Republiek Malta vormt de bescherming van traditionele activiteiten weliswaar niet de voornaamste doelstelling van richtlijn 2009/147, maar sluit deze richtlijn evenmin uit dat bepaalde traditionele jacht- of vangstactiviteiten kunnen worden voortgezet op een wijze die voldoet aan de strikte voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 9, lid 1, onder c), van die richtlijn. Overigens heeft de Commissie zelf erkend dat een op de traditie gebaseerde afwijking op grond waarvan het is toegestaan bepaalde vogelsoorten te vangen en in gevangenschap te houden, niet noodzakelijk in strijd is met de bepalingen van richtlijn 2009/147.

    Beoordeling door het Hof

    47

    Volgens vaste rechtspraak van het Hof, die thans in herinnering dient te worden gebracht, moet het nationale wetgevende en bestuursrechtelijke kader aldus worden ontworpen dat de toepassing van de afwijkingen waarin dit kader voorziet, strookt met het rechtszekerheidsbeginsel, teneinde te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten slechts gebruikmaken van de op grond van artikel 9 van richtlijn 2009/147 toegestane afwijkingen op een wijze die in overeenstemming is met het Unierecht. Bijgevolg moet de ter zake toepasselijke nationale regeling de criteria voor een afwijking duidelijk en nauwkeurig formuleren, en moet die regeling de met de toepassing van deze criteria belaste autoriteiten verplichten er rekening mee te houden. Aangezien het gaat om een uitzonderingsregeling, die strikt moet worden uitgelegd en volgens welke de autoriteit die het besluit neemt voor elke afwijking moet bewijzen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan, dienen de lidstaten te waarborgen dat elke ingreep die de beschermde soorten raakt, slechts wordt toegestaan op basis van besluiten die steunen op een nauwkeurige en passende motivering waarin wordt verwezen naar de in artikel 9, leden 1 en 2, van die richtlijn vermelde redenen, voorwaarden en vereisten (zie in die zin arrest van 8 juni 2006, WWF Italia e.a., C‑60/05, EU:C:2006:378, punten 33 en 34).

    48

    Wat de Maltese regeling betreft, moet worden vastgesteld dat, anders dan de Commissie in wezen stelt, de nationale regeling voor het behoud van de vogelstand de criteria voor een afwijking duidelijk en nauwkeurig formuleert, en de met de toepassing van deze criteria belaste autoriteiten verplicht deze criteria in aanmerking te nemen. Zoals in de punten 10 en 16 van dit arrest is vermeld, zet voorschrift 9 van de regeling voor het behoud van de vogelstand artikel 9 van richtlijn 2009/147 grotendeels om, en moet de minister krachtens voorschrift 4 van de kaderregeling bij de instelling van het vangseizoen voor het levend vangen van vinkachtigen tijdens de herfst zich ervan vergewissen of er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2009/147. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door de door de Commissie aangevoerde omstandigheid dat in de kaderregeling niet wordt verwezen naar het kweken in gevangenschap en dat deze regeling de minister niet specifiek verplicht om te beoordelen of het kweken in gevangenschap een andere bevredigende oplossing vormt, voordat hij het vangen van vinkachtigen voor een bepaald seizoen toestaat.

    49

    Daarentegen moet worden vastgesteld dat de verklaringen van 2014 en 2015, waarbij voor de seizoenen 2014 en 2015 wordt toegestaan dat vinkachtigen worden gevangen tijdens de herfst, niet in overeenstemming zijn met artikel 9 van richtlijn 2009/147.

    50

    In deze verklaringen wordt immers in het geheel niet vermeld dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat. Daarbij komt dat in deze verklaringen hoe dan ook evenmin wordt verwezen naar de technische, juridische en wetenschappelijke rapporten die volgens de Republiek Malta zijn overgelegd aan het ornithologische comité, of naar de op deze gegevens gebaseerde aanbevelingen die het ornithologische comité volgens die lidstaat heeft doen toekomen aan de minister en waarin werd gepleit om de afwijking in kwestie toe te passen omdat alle voorwaarden van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 – waaronder de voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat – werden geacht te zijn vervuld.

    51

    Daaruit volgt dat deze verklaringen geen besluiten zijn die steunen op een nauwkeurige en passende motivering waarin wordt verwezen naar de in artikel 9 van richtlijn 2009/147 gestelde voorwaarde dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

    52

    De grief dat in de Maltese afwijkingsregeling ontoereikend is gemotiveerd waarom er geen andere bevredigende oplossing bestaat, is derhalve gegrond.

    53

    Gelet op de voorgaande vaststelling blijkt het in casu niet nodig te zijn de grief te onderzoeken volgens welke niet is aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 9, lid 1, van richtlijn 2009/147.

    Niet-naleving van de in artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 gestelde voorwaarde dat de afwijking waarin deze bepaling voorziet, alleen betrekking kan hebben op kleine hoeveelheden

    Argumenten van partijen

    54

    De Commissie is van mening dat de berekening van de „kleine hoeveelheden” in de technische nota van de WBRU, waarop de in de Maltese afwijkingsregeling vastgestelde vangstlimieten zijn gebaseerd, niet met gedegen wetenschappelijk bewijs is gestaafd.

    55

    Ten eerste heeft de WBRU geen betrouwbaar controlesysteem gebruikt om de relevante bronpopulaties te identificeren. De Republiek Malta heeft zich namelijk gebaseerd op één enkel onderzoek, te weten de studie van Raine uit 2007, dat slechts op een zeer beperkte steekproef van vogels berustte. Voor de appelvink hebben er in Malta geen terugmeldingen over geringde vogels plaatsgevonden, maar heeft de WBRU zich gebaseerd op terugmeldingen in Italië. De WBRU heeft evenwel niet uiteengezet waarom zij deze populatie geschikt achtte als substituut.

    56

    Ten tweede heeft de Republiek Malta de neiging om grote broedpopulaties toe te voegen aan haar „referentiepopulatie”. Zij baseert zich namelijk op een beperkt aantal terugmeldingen over geringde vogels in Malta, terwijl de meeste van die broedpopulaties tijdens hun trek niet via Malta vliegen. Zo neemt de Republiek Malta de grote Poolse broedpopulatie van de vink op in haar „referentiepopulaties”. Vooraanstaande ornithologen hebben evenwel beklemtoond dat de vinken die in Polen broeden, tijdens hun trek via Oost-Nederland, Duitsland en Zwitserland vliegen om voornamelijk in het zuidwesten van Frankrijk en in het westen van het Iberische Schiereiland te overwinteren. Ook al zou blijken dat bepaalde vogels tijdens hun trek via Malta vliegen, het is volgens de Commissie niet wetenschappelijk correct om voor de berekening van kleine hoeveelheden de volledige Poolse broedpopulatie – die bestaat uit 5 tot 10 miljoen vogels – op te nemen in de „referentiepopulatie”.

    57

    Ten derde is de selectie van de bronpopulaties door de Republiek Malta niet in overeenstemming met de aangegeven methodologie. Deze lidstaat stelt ten onrechte dat hij alleen rekening heeft gehouden met bronpopulaties uit landen waar de populaties stabiel zijn of toenemen. Uit recente gegevens van de European Bird Census Council blijkt evenwel dat de populaties van de betreffende soorten afnemen in respectievelijk Duitsland, Italië, Oostenrijk, Polen, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk.

    58

    Ten slotte wordt in de technische nota van de WBRU niet voldoende uiteengezet hoe de schattingen betreffende het sterftecijfer zijn verkregen. De door de WBRU gepresenteerde cijfers komen niet overeen met de cijfers die zijn vermeld in de referentiestudies, noch worden zij gestaafd door enige wetenschappelijke bron.

    59

    De Republiek Malta brengt daartegen in dat de studie van Raine, die in 2007 onder auspiciën en voor rekening van BirdLife Malta is uitgevoerd, nog steeds de meest recente beschikbare studie is. Het standpunt van de Commissie dat de studie van Raine niet voldoende nauwkeurig en betrouwbaar is om te kunnen dienen voor de monitoring van vogels, is verrassend aangezien deze instelling zich zelf eveneens op die studie beroept om verschillende feitelijke argumenten te ondersteunen.

    60

    De kritiek van de Commissie met betrekking tot de beoordeling door de Republiek Malta van de staat van instandhouding van de zeven soorten vinkachtigen is gebaseerd op eerdere verklaringen uit het met redenen omklede advies, dat verschillende beweringen bevat die feitelijk onjuist zijn. In april 2015 hebben de Maltese autoriteiten een geactualiseerde beoordeling verricht van de staat van instandhouding van die soorten, waarbij zij rekening hebben gehouden met alle recente wetenschappelijke updates, en deze beoordeling ontkracht de beweringen van de Commissie.

    61

    Wat de sterftecijfers van de zeven soorten in kwestie betreft, voert de Republiek Malta aan dat de WBRU deze cijfers in haar technische nota juist heeft geïnterpreteerd, aangezien deze instantie zich heeft gebaseerd op voortreffelijke wetenschappelijke bronnen. Voor zover wetenschappelijke bronnen voor een en dezelfde soort verschillende sterftecijfers vermeldden, hebben de Maltese autoriteiten – overeenkomstig het gidsdocument van de Commissie inzake duurzaam jagen – de laagste waarde in aanmerking genomen.

    Beoordeling door het Hof

    62

    In herinnering moet worden gebracht dat de autoriteiten van de lidstaten bij de uitoefening van hun bevoegdheden om afwijkingen toe te staan overeenkomstig artikel 9 van richtlijn 2009/147, rekening dienen te houden met tal van beoordelingselementen die betrekking hebben op gegevens op het gebied van geografie, klimaat, milieu en biologie, en inzonderheid op de situatie inzake de voortplanting en de totale jaarlijkse natuurlijke sterfte van de soorten (zie in die zin arrest van 8 juni 2006, WWF Italia e.a., C‑60/05, EU:C:2006:378, punt 25).

    63

    Met betrekking tot deze beoordelingselementen dient te worden vastgesteld dat volgens de huidige stand van de wetenschappelijke kennis als „kleine hoeveelheid” in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 moet worden beschouwd een hoeveelheid van minder dan 1 % van de totale jaarlijkse sterfte van de betreffende populatie (gemiddelde waarde) voor soorten die niet mogen worden bejaagd, en van 1 % voor andere soorten, waarbij voor trekvogels onder „betreffende populatie” wordt verstaan de populatie van de regio’s waaruit de voornaamste groepen afkomstig zijn die door de regio trekken waar de afwijking tijdens de daartoe vastgestelde periode geldt (zie in die zin arrest van 11 november 2010, Commissie/Italië, C‑164/09, niet gepubliceerd, EU:C:2010:672, punt 35).

    64

    Het Hof heeft daarbij beklemtoond dat deze kwantitatieve elementen gebaseerd zijn op de werkzaamheden van het ORNIS-comité voor de aanpassing van richtlijn 2009/147 aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, dat is opgericht overeenkomstig artikel 16 van die richtlijn en bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten (zie in die zin arrest van 8 juni 2006, WWF Italia e.a., C‑60/05, EU:C:2006:378, punt 26).

    65

    Volgens de rechtspraak van het Hof zijn bovengenoemde percentages weliswaar niet juridisch verbindend, maar kunnen zij wegens het wetenschappelijke gezag van de werkzaamheden van het ORNIS-comité en bij gebreke van overlegging van enig wetenschappelijk tegenbewijs, niettemin als maatstaf worden gebruikt om te beoordelen of een overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 toegestane afwijking strookt met deze bepaling (zie in die zin arrest van 8 juni 2006, WWF Italia e.a., C‑60/05, EU:C:2006:378, punt 27).

    66

    Aan de voorwaarde van „kleine hoeveelheden” kan niet zijn voldaan wanneer de afwijkende regeling voor de vogelvangst niet waarborgt dat de populatie van de betreffende soorten op een bevredigend niveau wordt gehandhaafd (zie in die zin arrest van 16 oktober 2003, Ligue pour la protection des oiseaux e.a., C‑182/02, EU:C:2003:558, punt 17).

    67

    In dit verband zij opgemerkt dat voor de putter en de vink de „betreffende populatie” – die ook wel „referentiepopulatie” wordt genoemd – enkel kan worden bepaald aan de hand van de enige studie ter zake die in het onderhavige geding beschikbaar is, te weten de studie van Raine uit 2007, volgens welke het aantal teruggevonden ringen voor deze twee soorten te beperkt is om uitsluitsel te geven met betrekking tot de regio’s waaruit de voornaamste groepen vogels afkomstig zijn die door de regio trekken waar de in het geding zijnde afwijking wordt toegepast. Daarom en bij gebreke van enig ander relevant bewijselement moet worden vastgesteld dat de Republiek Malta niet heeft aangetoond dat de vangstlimieten van 800 putters en 5000 vinken overeenstemmen met „kleine hoeveelheden” in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147.

    68

    Hetzelfde geldt voor de appelvink, waarvoor in Malta geen terugmeldingen zijn geregistreerd en waarvoor de Maltese autoriteiten zich hebben gebaseerd op terugmeldingen in Italië, zonder dat zij met enig wetenschappelijk bewijs het standpunt hebben gestaafd volgens hetwelk een dergelijke steekproef een passend „substituut” kan vormen.

    69

    Met betrekking tot de vier andere soorten vinkachtigen waarop de in het geding zijnde afwijking van toepassing is, zij opgemerkt dat de voor deze soorten bij de Maltese afwijkende maatregelen toegestane vangstlimieten onmiskenbaar beneden de drempel van 1 % van de totale jaarlijkse sterfte van de in de studie van Raine uit 2007 geïdentificeerde populaties in kwestie liggen. De beperkte omvang van de aan deze studie ten grondslag liggende steekproef van geringde en opnieuw vrijgelaten vogels – te weten 112 exemplaren – doet evenwel twijfels rijzen over de vraag of deze populaties juist zijn geïdentificeerd, zeker wanneer deze studie wordt vergeleken met het grote aantal vogels dat in het vangseizoen van de herfst van 2014 is gerapporteerd als gevangen in Malta, te weten 7222 vinkachtigen. Bijgevolg kan voor de kneu, de groenling, de sijs en de Europese kanarie geen wetenschappelijke zekerheid bestaan omtrent de regio’s die in dezelfde studie in aanmerking zijn genomen als herkomstregio’s van de voornaamste groepen vogels die door de regio trekken waar de in het geding zijnde afwijking tijdens de daartoe vastgestelde periode geldt.

    70

    Voorts blijkt uit het dossier dat pas na de vaststelling van de afwijkende regeling door de Republiek Malta (in juli 2014) een onderzoek is verricht naar het trekgedrag van de zeven soorten vinkachtigen in kwestie op de Maltese eilanden tijdens de periode waarvoor de in het geding zijnde afwijking geldt.

    71

    Bovendien toont de studie van Raine uit 2007 zelf aan dat de vangst in Malta zo intensief is dat gewoonlijk slechts een handvol exemplaren van elke veelvoorkomende soort vinkachtigen op het eiland broedt, terwijl zij in andere mediterrane regio’s in groten getale broeden. Volgens deze studie bestaan de broedpopulaties in Malta, met name die van de Europese kanarie, de groenling en de kneu, hooguit uit één tot vijf koppels.

    72

    Ten slotte heeft de Republiek Malta weliswaar aangevoerd dat zij enkel rekening heeft gehouden met referentiepopulaties uit landen waar de populaties stabiel zijn of toenemen, maar vastgesteld moet worden dat de manier waarop deze populaties door die lidstaat zijn geselecteerd, niet steeds in overeenstemming was met de aangegeven methodologie.

    73

    In dit verband zij met betrekking tot de kneu opgemerkt dat de Maltese autoriteiten voor het vangseizoen van de herfst van 2015 ook rekening hebben gehouden met referentiepopulaties die afnemen in aantal of waarvan de staat van instandhouding niet bekend is, zoals blijkt uit de technische nota van de WBRU van mei 2015 inzake de staat van instandhouding van de zeven soorten vinkachtigen in kwestie, die door de Republiek Malta is toegevoegd aan het dossier van de onderhavige zaak. Hetzelfde geldt voor de groenling, de Europese kanarie en de sijs.

    74

    Uit alle voorgaande overwegingen volgt dat de Republiek Malta geen toereikend bewijs heeft geleverd dat haar afwijkende regeling voor het vangen van de zeven soorten vinkachtigen in kwestie het mogelijk maakt de populatie van deze soorten op een bevredigend niveau te handhaven.

    75

    Gelet op de in punt 66 van dit arrest in herinnering gebrachte rechtspraak moet dan ook worden vastgesteld dat in casu niet is voldaan aan de voorwaarde van „kleine hoeveelheden”.

    76

    Derhalve moet de grief volgens welke niet is voldaan aan de in artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 gestelde voorwaarde dat de toegestane afwijking slechts betrekking mag hebben op „kleine hoeveelheden”, gegrond worden verklaard.

    Ontbreken van bewijs dat de toegestane afwijking een „verstandig gebruik” vormt in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147

    Argumenten van partijen

    77

    De Commissie stelt om te beginnen dat het vangen van exemplaren die behoren tot soorten die niet zijn vermeld in bijlage II bij richtlijn 2009/147 – als doel op zich – geen verstandig gebruik kan vormen in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van deze richtlijn.

    78

    Vervolgens heeft de Republiek Malta volgens de Commissie niet aangetoond dat zij in staat is om de populatie van de zeven soorten vinkachtigen in kwestie op een bevredigend niveau te handhaven, zodat het vangen van de vogels hoe dan ook niet als „verstandig” kan worden aangemerkt.

    79

    Ten slotte betoogt de Commissie eveneens dat de Maltese afwijkende regeling onevenredig is, met name gelet op het feit dat het vangen met behulp van slagnetten is toegestaan. Voor zover dergelijke netten op grond van artikel 8, lid 1, juncto bijlage IV, onder a), van richtlijn 2009/147 worden beschouwd als een niet-selectieve methode, kan een afwijking die het gebruik van die netten toestaat, niet worden geacht evenredig te zijn.

    80

    De Republiek Malta brengt daartegen in dat zowel het vangen als het in gevangenschap houden een verstandig gebruik vormt in de zin van artikel 9 van richtlijn 2009/147.

    81

    Voorts voert zij aan dat het vangen met behulp van slagnetten, een vangstmethode die is toegestaan krachtens de door haar vastgestelde afwijkende regeling inzake het levend vangen van vinkachtigen, selectieve vangsten mogelijk maakt, omdat deze netten manueel worden gehanteerd door personen die zijn opgeleid om dieren levend te vangen en daartoe over een vergunning beschikken.

    Beoordeling door het Hof

    82

    Uit de rechtspraak van het Hof blijkt dat wanneer niet is voldaan aan de voorwaarde dat slechts bepaalde vogels van beschermde soorten in kleine hoeveelheden mogen worden gevangen, het voor recreatieve doeleinden vangen van vogels hoe dan ook niet kan worden beschouwd als een verstandig gebruik in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 (zie in die zin arresten van 16 oktober 2003, Ligue pour la protection des oiseaux e.a., C‑182/02, EU:C:2003:558, punt 17, en 8 juni 2006, WWF Italia e.a., C‑60/05, EU:C:2006:378, punt 32).

    83

    Zoals in punt 75 van dit arrest is vastgesteld, is in casu niet voldaan aan de voorwaarde van „kleine hoeveelheden”. Gelet op de rechtspraak die in punt 82 van dit arrest in herinnering is gebracht, kan het feit dat de vogels in kwestie worden gevangen voor recreatieve doeleinden, hoe dan ook niet als een verstandig gebruik worden aangemerkt.

    84

    Bovendien hebben de Maltese autoriteiten met betrekking tot de grief van de Commissie volgens welke de methode van het vangen met de in het geding zijnde netten niet-selectief is, in de technische nota van de WBRU erkend dat deze netten niet-selectief zijn, aangezien zij hebben toegegeven dat „bijvangsten” plaatsvinden ondanks de manuele hantering van die netten door de vangers. Het niet-selectieve karakter van deze vangstmethode is overigens bevestigd door de studie van BirdLife Malta van juli 2015.

    85

    Bijgevolg is in casu niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147, volgens welke het levend vangen van vinkachtigen enkel is toegestaan indien dit gebeurt op een selectieve wijze. Derhalve is in het onderhavige geval evenmin voldaan aan de voorwaarden om af te wijken van artikel 8, lid 1, van deze richtlijn.

    86

    De grief volgens welke niet is bewezen dat de toegestane afwijking een verstandig gebruik vormt in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147, is derhalve gegrond, net zoals de grief volgens welke de betreffende vangstmethode niet selectief is en dus in strijd is met zowel die bepaling als artikel 8, lid 1, van die richtlijn.

    Ontbreken van bewijs dat de afwijking is toegestaan onder strikt gecontroleerde omstandigheden in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147

    Argumenten van partijen

    87

    De Commissie stelt dat de Republiek Malta niet heeft aangetoond dat de in haar afwijkende regeling gestelde voorwaarden strikt worden toegepast. Het door de Republiek Malta overgelegde verslag betreffende het vangseizoen 2014 bevestigt in feite dat de twee pijlers van het stelsel voor de toepassing van de regeling – zelfrapportage per sms en occasionele controles ter plaatse door politieagenten – systemische tekortkomingen bevatten en het niet mogelijk maken op een efficiënte wijze te controleren of de voorwaarden om af te wijken zijn nageleefd.

    88

    Ten eerste is het systeem van de registratie per sms volgens de Commissie gebaseerd op eigen verklaringen van de vergunninghouders, wat een groot risico op misbruik met zich meebrengt. Dit risico wordt goed geïllustreerd door het ten zeerste verdachte karakter van het aantal vogels waarvan de vangst in 2014 via het sms-systeem is gemeld. Ten tweede heeft de Republiek Malta niet aangetoond dat de tweede pijler van haar stelsel voor de toepassing van de regeling – controles ter plaatse – een voldoende strikt toezicht garandeert.

    89

    Daarnaast blijkt volgens de Commissie uit verschillende rapporten van niet-gouvernementele organisaties betreffende het vangseizoen 2014 dat dit toezicht ontoereikend is. In deze rapporten wordt erop gewezen dat de voorwaarden voor de afwijking in het algemeen niet worden nageleefd doordat illegale lokfluitjes worden gebruikt, doordat misbruik wordt gemaakt van ringen „voor eenmalig gebruik” en doordat zelfs soorten worden gevangen waarvoor de afwijking niet geldt. Uit die rapporten komt tevens naar voren dat de voorwaarden betreffende de perioden waarin en de plaatsen waar vangen is toegestaan, niet worden nageleefd, met name doordat massaal wordt gevangen binnen Natura 2000-gebieden.

    90

    De Republiek Malta antwoordt hierop dat de door haar vastgestelde uitvoerings- en toezichtsregeling ongekend streng is binnen de Unie. Het gebruik van het systeem van verplichte telefonische melding in realtime van vangsten maakt het mogelijk om in realtime de gegevens betreffende de vangsten van alle individuele vergunninghouders en het gebruik van de individuele vangstlimieten te verzamelen en te controleren, alsook om toezicht uit te oefenen op het gebruik van de nationale quota. Aan alle vergunninghouders is de verplichting opgelegd om elke gevangen vogel meteen na de vangst ervan te voorzien van speciaal gemerkte ringen die voor eenmalig gebruik zijn bestemd. Het gebruik van deze ringen wordt nauwgezet gecontroleerd bij steekproeven die ter plaatse worden uitgevoerd. Aan het einde van het seizoen moeten niet-gebruikte ringen worden teruggegeven aan de autoriteiten.

    91

    Ten slotte betoogt de Republiek Malta dat de Maltese autoriteiten tijdens de periode waarvoor de afwijking gold, gewoonlijk meer dan vijftig extra agenten per dag hebben ingezet om toezicht te houden op de naleving van de juridische voorwaarden. 100 % van de geregistreerde vangstplaatsen is tijdens de afwijking op een bepaald tijdstip gecontroleerd. Bij 23 % van alle individuele vergunninghouders zijn grondige steekproeven uitgevoerd.

    Beoordeling door het Hof

    92

    Wat met name het in casu aan de orde zijnde vangen van vogels betreft, deze activiteit kan op grond van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147 slechts worden toegestaan indien zij onder strikt gecontroleerde omstandigheden plaatsvindt (zie in die zin arrest van 16 oktober 2003, Ligue pour la protection des oiseaux e.a., C‑182/02, EU:C:2003:558, punt 15).

    93

    In dit verband zij opgemerkt dat niet wordt betwist dat dertig vergunninghouders hebben verklaard dat zij de individuele vangstlimiet van tien vinkachtigen per seizoen hebben bereikt op de laatste dag van het seizoen, een dag waarop het aantal trekbewegingen van vinkachtigen in dat seizoen het laagst lag volgens het in punt 70 van dit arrest aangehaalde onderzoek naar het trekgedrag van de zeven soorten vinkachtigen in kwestie. De juistheid van die verklaringen lijkt dan ook twijfelachtig.

    94

    In de Maltese context, die wordt gekenmerkt door een zeer groot aantal vergunninghouders (meer dan 4000) en geregistreerde vanginstallaties (meer dan 6400), lijkt het onvoldoende dat bij slechts 23 % van de vogelvangers individuele controles zijn uitgevoerd.

    95

    Bovendien blijkt uit de studie van BirdLife Malta van juli 2015 dat de beperkingen betreffende de perioden waarin en de plaatsen waar het vangen is toegestaan, tijdens het vangseizoen van de herfst van 2014 veeleer regelmatig niet in acht zijn genomen, onder meer doordat vangsten hebben plaatsgevonden in Natura 2000-gebieden.

    96

    Volgens deze studie zijn 41591 ringen voor eenmalig gebruik geleverd voor het vangseizoen van de herfst van 2014, terwijl de vangstlimiet voor de zeven soorten vinkachtigen samen 26850 exemplaren bedroeg. Op grond van de regeling in kwestie waren vergunninghouders verplicht niet-gebruikte ringen terug te geven. Aan het einde van het seizoen bleven echter 38602 ringen in het bezit van de vergunninghouders, dat wil zeggen 11752 meer dan de vangstlimiet van 26850 vogels en 31380 meer dan de 7222 vinkachtigen waarvan de vangst tijdens dat seizoen was gemeld.

    97

    Uit het voorgaande volgt dat de Republiek Malta niet het bewijs heeft geleverd dat de in het geding zijnde afwijking is toegepast onder strikt gecontroleerde omstandigheden in de zin van artikel 9, lid 1, onder c), van richtlijn 2009/147. De desbetreffende grief is derhalve gegrond.

    98

    Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Republiek Malta is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 5, onder a) en e), en artikel 8, lid 1, van richtlijn 2009/147, gelezen in samenhang met artikel 9, lid 1, van deze richtlijn, doordat zij een afwijkende regeling heeft vastgesteld op grond waarvan zeven soorten wilde vinkachtigen (de vink Fringilla coelebs, de kneu Carduelis cannabina, de putter Carduelis carduelis, de groenling Carduelis chloris, de appelvink Coccothraustes coccothraustes, de Europese kanarie Serinus serinus en de sijs Carduelis spinus) levend mogen worden gevangen.

    Kosten

    99

    Volgens artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dit is gevorderd. Aangezien de Republiek Malta op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie worden verwezen in de kosten.

     

    Het Hof (Derde kamer) verklaart:

     

    1)

    De Republiek Malta is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die op haar rusten krachtens artikel 5, onder a) en e), en artikel 8, lid 1, van richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, gelezen in samenhang met artikel 9, lid 1, van deze richtlijn, doordat zij een afwijkende regeling heeft vastgesteld op grond waarvan zeven soorten wilde vinkachtigen (de vink Fringilla coelebs, de kneu Carduelis cannabina, de putter Carduelis carduelis, de groenling Carduelis chloris, de appelvink Coccothraustes coccothraustes, de Europese kanarie Serinus serinus en de sijs Carduelis spinus) levend mogen worden gevangen.

     

    2)

    De Republiek Malta wordt verwezen in de kosten.

     

    ondertekeningen


    ( *1 ) Procestaal: Engels.

    Top