Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AR0832

    Advies van het Europees Comité van de Regio's over hernieuwbare energie en de interne elektriciteitsmarkt

    PB C 342 van 12.10.2017, p. 79–110 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.10.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 342/79


    Advies van het Europees Comité van de Regio's over hernieuwbare energie en de interne elektriciteitsmarkt

    (2017/C 342/12)

    Rapporteur:

    Daiva Matonienė (LT/ECR), gemeenteraadslid van Šiauliai

    Referentiedocumenten:

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking)

    COM(2016) 767 final

    Voorstel voor een verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking)

    COM(2016) 861 final

    Voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking)

    COM(2016) 864 final

    Voorstel voor een verordening tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking)

    COM(2016) 863 final

    Voorstel voor een verordening betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector

    COM(2016) 862 final

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 7

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Bijgevolg is het passend om op Unieniveau een bindend streefcijfer van ten minste 27 % voor het aandeel hernieuwbare energie vast te stellen. De lidstaten moeten bepalen hoe zij in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen zullen bijdragen tot de verwezenlijking van dit streefdoel door middel van de in Verordening [governance] vastgestelde governanceprocedure.

    Bijgevolg is het passend om op Unieniveau een bindend streefcijfer van ten minste 27 % voor het aandeel hernieuwbare energie vast te stellen. De lidstaten moeten bepalen hoe zij in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen zullen bijdragen tot de verwezenlijking van dit streefdoel door middel van de in Verordening [governance] vastgestelde governanceprocedure.

     

    Ter wille van de samenhang met de Overeenkomst van Parijs zullen lidstaten zelf bindende doelstellingen moeten vastleggen die een hoger aandeel aan energie uit hernieuwbare bronnen nastreven.

    Motivering

    Lidstaten moeten ambitieuzere nationale bindende streefcijfers kunnen vaststellen voor hun aandeel energie uit hernieuwbare bronnen. Zij kunnen dus streven naar een groter aandeel hernieuwbare energie dan het bindende streefcijfer van 27 % van de EU. De vaststelling van nationale doelstellingen moet een zaak van de lidstaat blijven, die besluit na evaluatie van zijn opties, vereisten en omstandigheden. Op EU-niveau moet geen strenger streefcijfer worden bepaald.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 13

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De Commissie moet de uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde nationale of regionale autoriteiten of organen vergemakkelijken, bijvoorbeeld door middel van periodieke vergaderingen teneinde een gezamenlijke aanpak uit te werken ter bevordering van kostenefficiënte projecten op het gebied van hernieuwbare energie en investeringen in nieuwe, flexibele en schone technologieën en om een adequate strategie uit te werken voor de stopzetting, op basis van transparant criteria en betrouwbare marktprijssignalen, van technologieën die niet bijdragen aan de emissiereductie of die onvoldoende flexibiliteit bieden.

    De Commissie moet de uitwisseling van beste praktijken tussen de bevoegde nationale of regionale en lokale autoriteiten of organen vergemakkelijken, bijvoorbeeld door middel van periodieke vergaderingen teneinde een gezamenlijke aanpak uit te werken ter bevordering van kostenefficiënte projecten op het gebied van hernieuwbare energie en investeringen in nieuwe, flexibele en schone technologieën en om een adequate strategie uit te werken voor de stopzetting, op basis van transparant criteria en betrouwbare marktprijssignalen, van technologieën die niet bijdragen aan de emissiereductie of die onvoldoende flexibiliteit bieden.

    Motivering

    In het Commissievoorstel moet ook naar de lokale overheden worden verwezen. Dat is van groot belang, omdat gemeenten rechtstreeks bijdragen aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie op hun grondgebied en aan de verwezenlijking van de nationale energiedoelen.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Overweging 15

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Van steunregelingen voor uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit is gebleken dat zij op een doeltreffende manier het gebruik van hernieuwbare energie aanmoedigen. Wanneer lidstaten beslissen steunregelingen ten uitvoer te leggen, moet dergelijke steun zodanig worden verleend dat deze de werking van de elektriciteitsmarkten zo min mogelijk verstoort. Daartoe kennen steeds meer lidstaten de steun zodanig toe dat deze een aanvulling vormt op de marktinkomsten.

    Van steunregelingen voor uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit is gebleken dat zij op een doeltreffende manier het gebruik van hernieuwbare energie aanmoedigen. Wanneer lidstaten beslissen steunregelingen ten uitvoer te leggen, moet dergelijke steun zodanig worden verleend dat deze de werking van de elektriciteitsmarkten zo min mogelijk verstoort. Daartoe kennen steeds meer lidstaten de steun zodanig toe dat deze een aanvulling vormt op de marktinkomsten. Daarom dienen de producenten van hernieuwbare energie te worden gestimuleerd om op marktsignalen te kunnen reageren .

    Motivering

    In de EU-richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen staat dat de steunregelingen voor hernieuwbare energiebronnen de markt niet mogen verstoren. Daarom dienen de producenten van hernieuwbare energie te worden gestimuleerd om op marktsignalen te kunnen reageren.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Overweging 33

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Op nationaal en regionaal niveau hebben regels en verplichtingen betreffende minimumeisen voor het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen geleid tot een aanzienlijke toename in het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Dergelijke maatregelen moeten ook op ruimere schaal in de hele Unie worden aangemoedigd; voorts moet ook het gebruik van energie-efficiëntere toepassingen van energie uit hernieuwbare bronnen in het kader van bouwvoorschriften en -regels worden aangemoedigd.

    Op nationaal, regionaal en lokaal niveau hebben regels en verplichtingen betreffende minimumeisen voor het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen geleid tot een aanzienlijke toename in het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Dergelijke maatregelen moeten ook op ruimere schaal in de hele Unie worden aangemoedigd; voorts moet ook het gebruik van energie-efficiëntere toepassingen van energie uit hernieuwbare bronnen in het kader van bouwvoorschriften en -regels worden aangemoedigd.

    Motivering

    Er zou ook naar de lokale overheden moeten worden verwezen. Als gemeenten plannen uitwerken voor de ontwikkeling van duurzame energie en het gebruik van hernieuwbare energie, leggen zij minimumeisen vast voor het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Overweging 54

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Lokale burgerparticipatie in projecten op het gebied van hernieuwbare energie via hernieuwbare-energiegemeenschappen heeft tot aanzienlijk meer lokale acceptatie van hernieuwbare energie en toegang tot extra particulier kapitaal geleid. Deze lokale betrokkenheid zal des te essentiëler zijn wanneer in de toekomst de hernieuwbare-energiecapaciteit toeneemt.

    Lokale burgerparticipatie in projecten op het gebied van hernieuwbare energie via hernieuwbare-energiegemeenschappen heeft tot aanzienlijk meer lokale acceptatie van hernieuwbare energie en toegang tot extra particulier kapitaal geleid. Deze lokale betrokkenheid zal des te essentiëler zijn wanneer in de toekomst de hernieuwbare-energiecapaciteit toeneemt.

     

    De oprichting van zulke gemeenschappen moet op nationaal, regionaal en lokaal niveau worden aangemoedigd.

    Motivering

    In de Commissievoorstellen wordt benadrukt dat consumenten actieve deelnemers aan de nieuwe elektriciteitsmarkt moeten worden. Lokale energiegemeenschappen kunnen een efficiënte manier zijn om energie op het niveau van de gemeenschap te beheren door de energie die zij opwekken rechtstreeks te verbruiken of deze te gebruiken voor verwarming en koeling. Daarom moet de oprichting van dit soort gemeenschappen op alle bestuursniveaus worden bevorderd.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Overweging 55

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De specifieke kenmerken van lokale hernieuwbare-energiegemeenschappen met betrekking tot hun grootte, eigendomsstructuur en aantal projecten kan hun een concurrentieel nadeel opleveren ten opzichte van grote spelers, zoals concurrenten met grotere projecten of portfolio’s. Deze nadelen kunnen onder andere worden geneutraliseerd door energiegemeenschappen toe te laten werkzaam te zijn in het energiesysteem en door hun marktintegratie te vergemakkelijken.

    De specifieke kenmerken van lokale hernieuwbare-energiegemeenschappen met betrekking tot hun grootte, eigendomsstructuur en aantal projecten kan hun een concurrentieel nadeel opleveren ten opzichte van grote spelers, zoals concurrenten met grotere projecten of portfolio’s. Deze nadelen kunnen onder andere worden geneutraliseerd door energiegemeenschappen toe te laten werkzaam te zijn in het energiesysteem en door hun marktintegratie te vergemakkelijken. De lidstaten zouden, in samenwerking met de Europese Commissie en de lokale en regionale overheden, aanbevelingen moeten formuleren ten aanzien van de uitgangspunten voor de oprichting en het opereren van deze gemeenschappen.

    Motivering

    De Commissie schrijft in haar voorstellen dat de burgers inspraak in en controle over de energietransitie moeten krijgen, van de nieuwe technologieën moeten profiteren in de vorm van lagere energiefacturen en actieve marktdeelnemers moeten worden. In dit verband kunnen lokale energiegemeenschappen een efficiënte manier zijn om energie op het niveau van de gemeenschap te beheren. Om een en ander te verwezenlijken is het belangrijk aan de burgers gedetailleerde informatie te verschaffen over hoe deze gemeenschappen kunnen worden opgericht, wat ze doen, wat hun mogelijkheden zijn en welke voordelen ze bieden.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Artikel 3, leden 1, 2 en 4

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   De lidstaten zorgen er samen voor dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in de Unie in 2030 minstens 27 % bedraagt.

    1.   De lidstaten zorgen er samen voor dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in de Unie in 2030 minstens 27 % bedraagt. De lidstaten kunnen na evaluatie van de omstandigheden en voorwaarden ter plaatse eigen bindende streefcijfers voor een hoger aandeel vastleggen.

    2.    De respectieve bijdragen van de lidstaten aan dit algemeen streefcijfer voor 2030 worden vastgesteld en meegedeeld aan de Commissie als onderdeel van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 5 en de artikelen 9 tot en met 11 van Verordening [governance].

    2.    De wijzen waarop de lidstaten dit algemeen streefcijfer voor 2030 halen , worden vastgesteld en meegedeeld aan de Commissie als onderdeel van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 5 en de artikelen 9 tot en met 11 van Verordening [governance].

    4.   De Commissie ondersteunt het hoge ambitieniveau van de lidstaten door middel van een kader dat een intensiever gebruik van EU-middelen mogelijk maakt, met name van financieringsinstrumenten, voornamelijk om de kapitaalkosten van projecten op het gebied van hernieuwbare energie te verlagen.

    4.   De Commissie ondersteunt het hoge ambitieniveau van de lidstaten door middel van een kader dat een intensiever gebruik van EU-middelen mogelijk maakt, met name van financieringsinstrumenten, voornamelijk om de variërende economische kosten van projecten op het gebied van hernieuwbare energie te verlagen, de technologische capaciteit en het concurrentievermogen van de Europese producenten en installateurs te verhogen en de consument te prikkelen om op hernieuwbare energie over te stappen. Ook kan de Commissie in het kader van de EU-fondsen mechanismen ontwikkelen waarmee, van geval tot geval, regio’s of lidstaten worden gestimuleerd wier vooruitgang met hernieuwbare energiebronnen hoger ligt dan het gemiddelde .

     

    6.     Iedere lidstaat zorgt ervoor dat het aandeel van hernieuwbare energie, berekend overeenkomstig deze richtlijn, in de bruto-eindconsumptie in 2030 minstens het algemene nationale streefcijfer bedraagt (opgesplitst in elektriciteit, thermische energie en vervoer) en dat voor het aandeel van hernieuwbare energie in dat jaar, zoals bepaald in bijlage I.

    Motivering

    Betreffende artikel 3, lid 1:

    Lidstaten moeten ambitieuzere nationale bindende streefcijfers kunnen vaststellen voor hun aandeel energie uit hernieuwbare bronnen. Zij kunnen dus streven naar een groter aandeel hernieuwbare energie dan het bindende streefcijfer van 27 % van de EU. De vaststelling van nationale doelstellingen moet een zaak van de lidstaat blijven, die besluit na evaluatie van zijn opties, vereisten en omstandigheden. Op EU-niveau moet geen strenger streefcijfer worden bepaald.

    Betreffende artikel 3, lid 4:

    Het gaat om het idee dat er meer geld uit de fondsen kan vloeien naar lidstaten (of eventueel regio’s) die het meest succesvol zijn met het promoten van die bronnen. Een dergelijk mechanisme moet dan worden gebruikt in het licht van de omstandigheden per land en dient als prikkel te fungeren. Verder moet ter wille van een gebalanceerde en competitieve ontwikkeling publiek geld niet voor slechts één doel worden gebruikt.

    Betreffende artikel 3, lid 6:

    Dit voorstel neemt de tekst van de vorige richtlijn over. Daarin werden de lidstaten verplicht om nationale doelstellingen te formuleren en die te halen. Ook wordt voorgesteld dat die streefcijfers moeten worden uitgesplitst: elektriciteit, thermische energie en vervoer.

    Wijzigingsvoorstel 8

    Artikel 4

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   In overeenstemming met de staatssteunregels kunnen de lidstaten steunregelingen hanteren om het in artikel 3, lid 1, vastgestelde streefcijfer op Unieniveau te halen. Steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen worden zodanig ontworpen dat onnodige verstoringen van de elektriciteitsmarkten worden vermeden en ervoor wordt gezorgd dat producenten rekening houden met het aanbod van en de vraag naar elektriciteit, alsook met mogelijke netbeperkingen.

    1.   In overeenstemming met de staatssteunregels kunnen de lidstaten steunregelingen hanteren om het in artikel 3, lid 1, vastgestelde streefcijfer op Unieniveau te halen. Steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen (en bijgevolg alle bepalingen betreffende hun markt) worden zodanig ontworpen dat verstoringen van de elektriciteitsmarkten (vanwege internalisering van alle kosten en milieurisico's) worden vermeden , betrouwbaarheid, kwaliteit van het aanbod, concurrentievermogen en betaalbaarheid gegarandeerd blijven, en ervoor wordt gezorgd dat producenten rekening houden met het aanbod van en de vraag naar elektriciteit, alsook met mogelijke netbeperkingen.

    2.   Steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt zodanig ontworpen dat elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt geïntegreerd in de elektriciteitsmarkt en ervoor wordt gezorgd dat producenten van hernieuwbare energie inspelen op marktprijssignalen en hun marktinkomsten maximaliseren.

    2.   Steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt zodanig ontworpen dat elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt geïntegreerd in de elektriciteitsmarkt en ervoor wordt gezorgd dat producenten van hernieuwbare energie inspelen op marktprijssignalen en hun marktinkomsten maximaliseren.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat steun voor hernieuwbare elektriciteit wordt toegekend op een open, transparante, concurrerende, niet-discriminerende en kosteneffectieve wijze.

    3.   De lidstaten zorgen ervoor dat steun voor hernieuwbare elektriciteit wordt toegekend op een open, transparante, concurrerende, niet-discriminerende en kosteneffectieve wijze.

    4 .   De lidstaten beoordelen ten minste om de vier jaar de doeltreffendheid van hun steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Besluiten over de voortzetting of verlenging van de steun en over het ontwerp van nieuwe steun worden gebaseerd op de resultaten van de beoordelingen.

    4.     De lidstaten kunnen de financiële steunregelingen voor de ultraperifere gebieden wijzigen op basis van de werkelijke productiekosten, voortvloeiend uit specifieke kenmerken of afhankelijkheid van externe bronnen, met als doel het versterken van de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en andere schone energiebronnen in eigen land.

     

    5 .   De lidstaten beoordelen ten minste om de vier jaar de doeltreffendheid van hun steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Besluiten over de voortzetting of verlenging van de steun en over het ontwerp van nieuwe steun worden gebaseerd op de resultaten van de beoordelingen.

    Motivering

    Betreffende artikel 4, lid 1:

    Gegeven de marktverstoringen die worden veroorzaakt door nationale regelingen of producenten van fossiele brandstoffen in het kader van die regelingen, lijkt het juist om de in de richtlijn genoemde marktverstoring in een context te plaatsen.

    Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen moet in de elektriciteitsmarkt worden geïntegreerd, maar daarbij moet wel worden gelet op de kenmerken van iedere technologie. Het totaalplaatje kan aan het zicht worden onttrokken wanneer de verbruiksprijs het enige criterium zou zijn.

    Betreffende artikel 4, lid 2:

    Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen moet in de elektriciteitsmarkt worden geïntegreerd, maar daarbij moet wel worden gelet op de kenmerken van iedere technologie. Het totaalplaatje kan aan het zicht worden onttrokken wanneer de verbruiksprijs het enige criterium zou zijn.

    Betreffende artikel 4, lid 3, en artikel 4, lid 5:

    Een centralistische benadering staat haaks op de doelstelling van de Commissie om de lidstaten in grote mate zelf de verantwoordelijkheid te geven voor een open, transparante, concurrerende, niet-discriminerende en kosteneffectieve steunverlening. De lidstaten kunnen zelf bepalen op basis van welke criteria ze de doelstellingen proberen te verwezenlijken. Een dwingend Europees kader is niet op zijn plaats.

    Wijzigingsvoorstel 9

    Artikel 5, lid 2

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat steun voor ten minste 10 % van de nieuw gefinancierde capaciteit in elk jaar tussen 2021 en 2025 en ten minste 15 % van de nieuw gefinancierde capaciteit in elk jaar tussen 2026 en 2030 wordt opengesteld voor installaties die zich in andere lidstaten bevinden.

    2.   De lidstaten zorgen ervoor dat steun voor ten minste 10 % van de nieuw gefinancierde capaciteit in elk jaar tussen 2021 en 2025 en ten minste 15 % van de nieuw gefinancierde capaciteit in elk jaar tussen 2026 en 2030 wordt opengesteld voor installaties die zich in andere lidstaten bevinden. Er moet ook vaart worden gezet achter grensoverschrijdende gezamenlijke investeringen in passende interconnectiviteit.

    Motivering

    Als het vereiste van internationale aanbestedingen wordt afgezwakt, valt ook de concurrentiedruk weg en wordt het potentieel voor kostenbesparing niet benut. Het is daarom belangrijk dat tussen de lidstaten passende interconnectiecapaciteit wordt gecreëerd.

    Wijzigingsvoorstel 10

    Artikel 6

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Onverminderd de nodige aanpassingen om te voldoen aan de staatssteunregels zorgen de lidstaten ervoor dat de herziening van het niveau van en de voorwaarden voor de steun die wordt toegekend aan projecten op het gebied van hernieuwbare energie geen negatieve gevolgen heeft voor de in dat kader verleende rechten en de rendabiliteit van de gefinancierde projecten.

    Onverminderd de nodige aanpassingen om te voldoen aan de staatssteunregels (zulks ongeacht door overmacht in de hand gewerkte en van geval tot geval door de lidstaten en de Commissie te beoordelen situaties), zorgen de lidstaten ervoor dat de herziening van het niveau van en de voorwaarden voor de steun die wordt toegekend aan projecten op het gebied van hernieuwbare energie geen negatieve gevolgen heeft voor de in dat kader verleende rechten en de rendabiliteit van de gefinancierde projecten.

    Motivering

    In geval van overmacht moet de lidstaten een zekere flexibiliteit worden gegund. Hetzelfde geldt voor overheidsgeld voor bijv. onderwijs en gezondheidszorg waarop zou worden bezuinigd terwijl fondsen voor hernieuwbare energiebronnen onberoerd worden gelaten.

    Wijzigingsvoorstel 11

    Artikel 7, lid 1

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Voor het berekenen van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in een lidstaat bedraagt de bijdrage van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, alsook van in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen, indien geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, niet meer dan 7 % van het eindverbruik van energie in het vervoer over de weg of per spoor in die lidstaat. Deze drempel wordt in 2030 verlaagd tot 3,8  % volgens het in deel A van bijlage X vastgestelde traject. De lidstaten kunnen een lagere drempel vaststellen en een onderscheid maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, bijvoorbeeld door een lagere drempel vast te stellen voor de bijdrage van uit oliegewassen geproduceerde vloeibare biomassa op basis van voedsel- of voedergewassen, rekening houdend met indirecte veranderingen in het landgebruik.

    Voor het berekenen van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen in een lidstaat bedraagt de bijdrage van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, alsook van in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen, indien geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, met uitzondering van biobrandstoffen en vloeibare biomassa met een laag risico op indirecte veranderingen in het landgebruik zoals bedoeld in artikel 2, onder u), niet meer dan 7 % van het eindverbruik van energie in het vervoer over de weg of per spoor in die lidstaat. Deze drempel wordt in 2030 verlaagd tot 3,8  % volgens het in deel A van bijlage X vastgestelde traject. De lidstaten kunnen een lagere drempel vaststellen en een onderscheid maken tussen verschillende soorten biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden geproduceerd uit voedsel- of voedergewassen, bijvoorbeeld door een lagere drempel vast te stellen voor de bijdrage van uit oliegewassen geproduceerde vloeibare biomassa op basis van voedsel- of voedergewassen, rekening houdend met indirecte veranderingen in het landgebruik.

    Motivering

    Conventionele biobrandstoffen die goed scoren op klimatologisch vlak, duurzaam zijn en weinig emissies uitstoten als gevolg van indirecte veranderingen in landgebruik (ILUC), zouden niet mogen worden afgeschaft. De FAO pleit voor duurzame productie van zowel voedsel als brandstoffen. Grote stukken landbouwgrond liggen braak in de EU en de uitfasering van biobrandstoffen belemmert flexibel gebruik van hulpbronnen en technologische ontwikkeling.

    Wijzigingsvoorstel 12

    Artikel 9, lid 1

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Twee of meer lidstaten kunnen samenwerken in alle soorten gezamenlijke projecten betreffende de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare energiebronnen. Bij deze samenwerking kunnen particuliere exploitanten betrokken zijn.

    1.   Twee of meer lidstaten kunnen samenwerken in alle soorten gezamenlijke projecten betreffende de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare energiebronnen. Bij deze samenwerking kunnen particuliere exploitanten betrokken zijn. In het bijzonder wordt gewezen op de voordelen van regionale samenwerking.

    Motivering

    Er dient duidelijk te worden gewezen op het belang van regionale samenwerking voor de markt voor hernieuwbare energie. Samenwerking op regionaal niveau kan niet alleen grote economische voordelen opleveren, maar biedt ook echte kansen om de interne elektriciteitsmarkt gezamenlijk te ontwikkelen.

    Wijzigingsvoorstel 13

    Artikel 11, lid 1

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Een of meerdere lidstaten kunnen met een of meer derde landen samenwerken in alle soorten gezamenlijke projecten betreffende productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Bij deze samenwerking kunnen particuliere exploitanten betrokken zijn.

    Een of meerdere lidstaten kunnen met een of meer derde landen samenwerken in alle soorten gezamenlijke projecten betreffende productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Bij deze samenwerking kunnen particuliere exploitanten betrokken zijn.

    De in derde landen gelegen installaties voor de productie van hernieuwbare energie die onder de gezamenlijke projecten vallen, voldoen gedurende hun levenscyclus aan de milieu-, sociale, arbeids- en veiligheidsnormen die van toepassing zijn in de Europese Unie en in de lidstaat die de door deze installaties opgewekte energie zelf wil gebruiken.

    Motivering

    Voorkoming van eventuele dumping bij energieoverdrachten uit derde landen.

    Wijzigingsvoorstel 14

    Artikel 16, lid 1

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Uiterlijk op 1 januari 2021 richten de lidstaten een of meerdere enkele administratieve contactpunten op, waarin de volledige vergunningsprocedure wordt gecoördineerd voor aanvragers van bouw- en exploitatievergunningen voor installaties en bijbehorende transmissie- en distributienetinfrastructuren voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.

    Uiterlijk op 1 januari 2021 richten de lidstaten een of meerdere enkele administratieve contactpunten op, waarin de volledige vergunningsprocedure wordt gecoördineerd voor aanvragers van bouw- en exploitatievergunningen voor installaties en bijbehorende transmissie- en distributienetinfrastructuren voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen. Deze contactpunten kunnen door de regionale of lokale overheden worden beheerd binnen het kader van hun bevoegdheden.

    Motivering

    De regionale en lokale overheden zouden bij het beheer van hernieuwbare-energieprojecten een grotere rol moeten gaan spelen. Zij zijn zelfs bevoegd voor het beheer van sommige installaties.

    Wijzigingsvoorstel 15

    Artikel 19, leden 2 en 7

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    2.   […]

    2.   […]

    De lidstaten zorgen ervoor dat geen garanties van oorsprong worden afgegeven aan een producent die voor dezelfde uit hernieuwbare bronnen geproduceerde energie financiële steun van een steunregeling ontvangt. De lidstaten geven dergelijke garanties van oorsprong af en dragen deze over aan de markt door ze te veilen. De opbrengst van deze veiling wordt gebruikt om de kosten van de ondersteuning van hernieuwbare energie te compenseren.

    De lidstaten zorgen ervoor dat geen garanties van oorsprong worden afgegeven aan een producent die voor dezelfde uit hernieuwbare bronnen geproduceerde energie financiële steun van een steunregeling ontvangt.

    7.   Op een garantie van oorsprong wordt minstens het volgende vermeld:

    7.   Op een garantie van oorsprong wordt minstens het volgende vermeld:

    a)

    de energiebron waarmee de energie is geproduceerd en de begin- en einddatum van de productie;

    a)

    de energiebron waarmee de energie is geproduceerd en de begin- en einddatum van de productie;

    b)

    of de garantie van oorsprong betrekking heeft op:

    i)

    elektriciteit, of

    ii)

    gas; of

    iii)

    verwarming of koeling;

    b)

    of de garantie van oorsprong betrekking heeft op:

    i)

    elektriciteit, of

    ii)

    gas, of

    iii)

    verwarming of koeling;

    c)

    de identiteit, de locatie, het type en de capaciteit van de installatie waar de energie is geproduceerd;

    c)

    de identiteit, de locatie, het type en de capaciteit van de installatie waar de energie is geproduceerd;

    d)

    of de installatie investeringssteun heeft gekregen alsmede of de energie-eenheid op enige andere manier steun heeft gekregen uit een nationale steunregeling, en het type steunregeling;

    d)

    of de installatie investeringssteun heeft gekregen, alsmede of de energie-eenheid op enige andere manier steun heeft gekregen uit een publieke steunregeling, en het type steunregeling;

    e)

    de datum waarop de installatie in werking is getreden, en

    e)

    de datum waarop de installatie in werking is getreden, en

    f)

    de datum en het land van afgifte en een uniek identificatienummer.

    f)

    de datum en het land van afgifte en een uniek identificatienummer.

    Vereenvoudigde informatie kan worden gespecificeerd betreffende garanties van oorsprong uit kleinschalige installaties.

    Vereenvoudigde informatie kan worden gespecificeerd betreffende garanties van oorsprong uit kleinschalige installaties.

    Motivering

    Betreffende artikel 19, lid 2:

    Het is van cruciaal belang dat producenten van hernieuwbare energie niet twee keer dezelfde garantie van oorsprong ontvangen: via steunregelingen voor staatssteun en veilingen van garanties van oorsprong.

    Betreffende artikel 19, lid 7:

    Overheidssteun hoeft niet alleen van het nationale niveau te komen.

    Wijzigingsvoorstel 16

    Artikel 20

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1 .   In voorkomend geval gaan de lidstaten na of de bestaande gasnetinfrastructuur moet worden uitgebreid om de integratie van gas uit hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken.

    1.     Met inachtneming van d e voorschriften inzake de instandhouding van de betrouwbaarheid en veiligheid van het net, die gebaseerd zijn op transparante, niet-discriminerende door de bevoegde nationale autoriteiten vastgestelde criteria:

    a)

    zien de lidstaten erop toe dat beheerders van transmissie- en distributiesystemen op hun grondgebied de transmissie en distributie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen garanderen, alsook systemen voor de opslag van elektrische energie en systemen voor vermogensaanpassing met accu's installeren om onderbrekingen van de energievoorziening uit variabele hernieuwbare bronnen tegen te gaan en de stabiliteit van het elektriciteitsnet te waarborgen;

    b)

    zorgen de lidstaten er tevens voor dat elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen voorrang heeft op dan wel gewaarborgde toegang krijgt tot het net;

    c)

    zorgen de lidstaten ervoor dat transmissiesysteembeheerders bij de dispatching van elektriciteitsopwekkingsinstallaties voorrang geven aan opwekkingsinstallaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, voor zover het veilige beheer van het nationale elektriciteitssysteem dit toelaat en dit gebeurt op basis van transparante en niet-discriminerende criteria. De lidstaten zorgen ervoor dat passende netwerk- en marktgerelateerde beheersmaatregelen worden getroffen om de belemmeringen voor uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde elektriciteit tot een minimum te beperken. Indien er ten aanzien van hernieuwbare energiebronnen substantiële beperkende maatregelen worden genomen om de veiligheid van het nationale elektriciteitssysteem en de energievoorzieningszekerheid te garanderen, zorgen de lidstaten ervoor dat de verantwoordelijke systeembeheerders deze maatregelen rapporteren aan de bevoegde regelgevende autoriteit en dat zij aangeven welke corrigerende voorzieningen zij denken te treffen om ongewenste beperkingen te voorkomen;

    d)

    zorgen de lidstaten ervoor dat de vergoeding voor hernieuwbare energie aan transparantiecriteria voldoet, rekening houdend met de productiekosten van elektriciteit uit fossiele bronnen in het elektriciteitsnet waarin de hernieuwbare energie wordt ingebracht, met name in kleine geïsoleerde systemen, door verstoring van de prijsvorming als gevolg van steunverlening of eventuele voordelen die aan conventionele productiesystemen en energievoorzieningssystemen uit fossiele bronnen zijn toegekend tegen te gaan, teneinde te voorkomen dat energie uit fossiele bronnen voorrang krijgt boven hernieuwbare energie;

    e)

    wordt ervoor gezorgd dat in het publieke net de energieoverschotten worden ingebracht van de installaties die elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen produceren voor hoofdzakelijk eigen verbruik, in het bijzonder in de woningsector, waarbij op basis van het werkelijke verbruik grenzen worden gesteld aan het vermogen en de hoeveelheid energie, en dat de vergunningsprocedures voor deze installaties soepel verlopen en er voor hen een redelijke vergoeding wordt vastgesteld op basis van de prijzen van de energie die aan de consument wordt geleverd.

     

    2 .   In voorkomend geval gaan de lidstaten na of de bestaande gasnetinfrastructuur moet worden uitgebreid om de integratie van gas uit hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken.

    3 .   Op basis van hun overeenkomstig bijlage I bij Verordening [governance] in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen opgenomen evaluatie van de noodzaak om nieuwe infrastructuur te bouwen voor stadsverwarming en -koeling uit hernieuwbare energiebronnen teneinde het in artikel 3, lid 1, van deze richtlijn bedoelde streefdoel van de Unie te halen, nemen de lidstaten waar nodig stappen om een infrastructuur voor stadsverwarming op te zetten teneinde de ontwikkeling van de productie van verwarming en koeling uit grote biomassa-installaties, zonne-energie-installaties en geothermische faciliteiten mogelijk te maken.

    3.     In voorkomend geval gaan de lidstaten na of de bestaande netinfrastructuur voor het vervoer van brandstoffen moet worden ontwikkeld om de integratie van brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken.

     

    4 .   Op basis van hun overeenkomstig bijlage I bij Verordening [governance] in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen opgenomen evaluatie van de mogelijkheid en het belang om nieuwe infrastructuur te bouwen voor stadsverwarming en -koeling uit hernieuwbare energiebronnen teneinde het in artikel 3, lid 1, van deze richtlijn bedoelde streefdoel van de Unie te halen, nemen de lidstaten waar nodig stappen om een infrastructuur voor de benutting van thermische energie (bijv. via systemen voor stadsverwarming) op te zetten teneinde de ontwikkeling van de productie van verwarming en koeling uit grote biomassa-installaties, zonne-energie-installaties en geothermische faciliteiten mogelijk te maken.

    Motivering

    Betreffende voormalig artikel 20, lid 2:

    Voorgesteld wordt de tekst van het lid uit de vorige richtlijn te behouden, waarin belang wordt gehecht aan toegang, dispatching en connectie ten aanzien van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen.

    Betreffende artikel 20, lid 3, van het advies:

    Net als voor biogas gebeurt, wordt hiermee de toegang van brandstoffen uit hernieuwbare energiebronnen tot de distributie-infrastructuur voor het vervoer van brandstoffen vergemakkelijkt.

    Betreffende artikel 20, lid 4, van het advies:

    Het woord „noodzaak” moet worden vermeden omdat dat lijkt te suggereren dat de EU-doelstellingen alleen met stadsverwarming en -koeling kunnen worden gehaald.

    Wijzigingsvoorstel 17

    Nieuw artikel na artikel 20

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

     

    Ondernemingen en technologische ontwikkeling

    1.     De Europese Unie is op dit moment qua technologie en ondernemingen wereldwijd koploper op het gebied van hernieuwbare energiebronnen. Dat is te danken aan de concurrentiekracht van haar producten, diensten en bedrijven, van fabrikanten van uitrusting en adviesbureaus tot installateurs, onderhoudsfirma's en financiële instellingen.

    Het is een prioritaire doelstelling van de Commissie om deze leidende positie tussen nu en 2030 te consolideren en te vergroten.

    2.     De Commissie en de lidstaten trekken ten minste 15 % van al hun middelen uit voor de ondersteuning van hernieuwbare energie en maatregelen ter verbetering van de capaciteit, de concurrentiepositie van ondernemingen en hun technologische ontwikkeling.

    Ook ontwikkelt de Commissie in het kader van de ESIF mechanismen waarmee, gelet op verschillende factoren en omstandigheden, regio's en lidstaten waar de vooruitgang op dit specifieke gebied hoger wordt geacht dan het gemiddelde, hernieuwbare energiebronnen op hun grondgebied verder kunnen stimuleren.

    3.     Om voornoemde leidende positie te behouden, leggen de lidstaten en de Commissie de volgende prioriteiten vast, zonder afbreuk te doen aan andere:

    A.

    Technologie

    i)

    permanente vermindering van operationele en investeringskosten, onder meer van informatie- en communicatietechnologieën (ICT);

    ii)

    verhoging van het energierendement en het aanpassingsvermogen van installaties om te voldoen aan de vereisten van diverse groepen consumenten;

    iii)

    speciale aandacht voor zonne-energie, energieopslag, warmtepompen, biobrandstoffen van de derde generatie en mariene energie, zonder afbreuk te doen aan andere technologieën;

    iv)

    beheersbaarheid van productie en vervoer van hernieuwbare energie;

    v)

    implementatie van grote en kleine technologische verbeteringen in alle processen en waardeketens van de hernieuwbare-energiesectoren;

    B.

    Ondernemingen

    i)

    ontwikkeling en verspreiding van verschillende financiële instrumenten;

    ii)

    verbetering van interne bedrijfsprocessen door ze af te stemmen op de belangen en verwachtingen van huidige of potentiële klanten, verbetering van marktonderzoek en marketing;

    iii)

    facilitatie van de uitwisseling van methoden en werkwijzen tussen bedrijven uit verschillende lidstaten, stimulering van lange-termijnhandelsovereenkomsten en vergroting van de omvang en capaciteit van bedrijven;

    iv)

    facilitatie van de uitwisseling van informatie tussen bedrijven, universiteiten en technologiecentra.

    4.     Vóór 31 december 2018 werkt de Commissie samen met de lidstaten op dit gebied een specifieke strategie uit, waarin de prioriteiten worden gespecificeerd en knelpunten, kansen en eventuele maatregelen voor het volgende decennium in kaart worden gebracht, afhankelijk van de ontwikkeling van de verschillende hernieuwbare-energiesectoren en geografische gebieden.

    5.     In voorkomend geval gaan de lidstaten na of er infrastructuur voor de opslag van elektrische energie moet worden ontwikkeld om de integratie van energie uit duurzame bronnen te vergemakkelijken.

    Motivering

    Betreffende leden 1 tot en met 4:

    In het Commissievoorstel komen deze enorm belangrijke onderwerpen (ondernemingen en technologische ontwikkeling) helemaal nergens rechtstreeks en expliciet aan bod, terwijl andere thema's zeer uitvoerig worden behandeld, hetgeen niet passend is voor een Europese richtlijn.

    Betreffende lid 5:

    De bevordering van de productie van energie uit duurzame bronnen kan niet los worden gezien van de behoefte aan opslaginfrastructuur. Deze noodzaak is met name dringend in regio’s zoals eilanden en ultraperifere regio’s die kenmerken van kleine geïsoleerde systemen vertonen.

    Wijzigingsvoorstel 18

    Artikel 22, lid 1

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten zorgen ervoor dat hernieuwbare-energiegemeenschappen het recht hebben hernieuwbare energie te produceren, consumeren, opslaan en verkopen, ook via stroomafnameovereenkomsten, zonder dat zij hierbij worden onderworpen aan onevenredige procedures en tarieven die de kosten niet weerspiegelen.

    De lidstaten zorgen ervoor dat hernieuwbare-energiegemeenschappen het recht hebben hernieuwbare energie te produceren, consumeren, opslaan en verkopen, ook via stroomafnameovereenkomsten, zonder dat zij hierbij worden onderworpen aan onevenredige procedures en tarieven die de kosten niet weerspiegelen.

    Voor de toepassing van deze richtlijn is een hernieuwbare-energiegemeenschap een kmo of een organisatie zonder winstoogmerk waarvan de aandeelhouders of leden samenwerken om energie uit hernieuwbare bronnen te produceren, te verdelen, op te slaan of te leveren, waarbij aan ten minste vier van de volgende criteria wordt voldaan:

    Voor de toepassing van deze richtlijn is een hernieuwbare-energiegemeenschap een kmo of een organisatie zonder winstoogmerk waarvan de aandeelhouders of leden samenwerken om energie uit hernieuwbare bronnen te produceren, te verdelen, op te slaan of te leveren, waarbij aan ten minste vier van de volgende criteria wordt voldaan:

    a)

    de aandeelhouders of leden zijn natuurlijke personen, lokale overheden, met inbegrip van gemeenten, of kmo’s die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie;

    a)

    de aandeelhouders of leden zijn natuurlijke personen, regionale of lokale overheden, met inbegrip van gemeenten, of kmo’s die actief zijn op het gebied van hernieuwbare energie;

    b)

    ten minste 51 % van de stemgerechtigde aandeelhouders of leden van de entiteit zijn natuurlijke personen;

    b)

    ten minste 51 % van de stemgerechtigde aandeelhouders of leden van de entiteit zijn natuurlijke personen;

    c)

    ten minste 51 % van de aandelen of medezeggenschapsrechten van de entiteit zijn eigendom van lokale leden, d.w.z. vertegenwoordigers van publieke en private lokale sociaaleconomische belangen of burgers met een direct belang in de activiteit van de gemeenschap en de impact ervan;

    c)

    ten minste 51 % van de aandelen of medezeggenschapsrechten van de entiteit zijn eigendom van lokale leden, d.w.z. vertegenwoordigers van publieke en private lokale sociaaleconomische belangen of burgers met een direct belang in de activiteit van de gemeenschap en de impact ervan;

    d)

    ten minste 51 % van de zetels in de raad van bestuur of de bestuursorganen van de entiteit zijn voorbehouden aan lokale leden, d.w.z. vertegenwoordigers van publieke en private lokale sociaaleconomische belangen of burgers met een direct belang in de activiteit van de gemeenschap en de impact ervan;

    d)

    ten minste 51 % van de zetels in de raad van bestuur of de bestuursorganen van de entiteit zijn voorbehouden aan lokale leden, d.w.z. vertegenwoordigers van publieke en private lokale sociaaleconomische belangen of burgers met een direct belang in de activiteit van de gemeenschap en de impact ervan;

    e)

    per jaar heeft de gemeenschap in de vijf voorgaande jaren gemiddeld niet meer dan 18  MW aan capaciteit voor hernieuwbare elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer geïnstalleerd.

    e)

    per jaar heeft de gemeenschap in de vijf voorgaande jaren gemiddeld niet meer dan 30  MW aan capaciteit voor hernieuwbare elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer geïnstalleerd.

    Motivering

    Hernieuwbare-energiegemeenschappen kunnen een essentieel instrument zijn voor de stimulering van de lokale productie van duurzame energie. Regionale overheden kunnen daarbij ook een rol spelen en de drempel voor de omvang van de energieproductie van die gemeenschappen mag niet te laag zijn.

    Wijzigingsvoorstel 19

    Artikel 23

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    1.   Om de penetratie van hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector te bevorderen, doen alle lidstaten het nodige om het aandeel voor verwarming en koeling geleverde hernieuwbare energie ieder jaar te doen toenemen met ten minste één percentpunt (pp), uitgedrukt in nationaal aandeel eindenergieverbruik en berekend volgens de in artikel 7 bedoelde methodologie.

    1.   Om de penetratie van hernieuwbare energie en/of afvalwarmte of -koude in de verwarmings- en koelingssector te bevorderen, doen alle lidstaten het nodige om het aandeel voor verwarming en koeling geleverde hernieuwbare energie en/of afvalwarmte of -koude ieder jaar te doen toenemen met ten minste één percentpunt (pp), uitgedrukt in nationaal aandeel eindenergieverbruik en berekend volgens de in artikel 7 bedoelde methodologie.

    2.   De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria een lijst met maatregelen en uitvoerings organen, zoals brandstof leveranciers, aanwijzen en bekendmaken die moeten bijdragen aan de in lid 1 bedoelde toename.

    2.   De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria een lijst met maatregelen en meewerkende organen, zoals energie leveranciers, aanwijzen en bekendmaken die moeten bijdragen aan de implementatie en beoordeling van de in lid 1 bedoelde toename.

    3.   De in lid 1 bedoelde toename kan worden verwezenlijkt door middel van een of meer van de volgende opties :

    3.   De in lid 1 bedoelde toename wordt verwezenlijkt door middel van:

    a)

    fysieke vermenging van hernieuwbare energie in de voor verwarming en koeling geleverde energie en brandstof ;

    a)

    fysieke vermenging van nieuwe hernieuwbare energie uit systemen voor verwarming en koeling;

    b)

    directe matigingsmaatregelen, zoals de installatie in gebouwen van hoogrenderende systemen voor hernieuwbare verwarming en koeling of het gebruik van hernieuwbare energie in industriële verwarmings- en koelingsprocessen;

    b)

    processen die direct verband houden met gebouwen en de industrie, of sommige processen uit de primaire sector;

    c)

    indirecte matigingsmaatregelen die worden gedekt door verhandelbare certificaten waarmee wordt aangetoond dat de verplichting wordt nageleefd door middel van steun aan indirecte matigingsmaatregelen die worden uitgevoerd door een andere marktspeler, zoals een onafhankelijke installateur van technologie op het gebied van hernieuwbare energie of een energiedienstverlener (ESCO) die diensten verleent voor installaties voor hernieuwbare energie.

    c)

    andere beleidsmaatregelen met hetzelfde effect als bedoeld in lid 1, bijvoorbeeld nationale fiscale maatregelen of andere economische prikkels.

    4 .    De lidstaten kunnen gebruikmaken van bestaande structuren in het kader van de nationale verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU om de in lid 2 bedoelde maatregelen uit te voeren en te monitoren.

    4.     Bij de verschillende te nemen maatregelen moet rekening worden gehouden met het volgende:

    a)

    de markt voor verwarming en koeling is heel versnipperd en wordt bepaald door het soort verbruiker, de mate van centralisatie, de vroeger gebruikte brandstof enz.;

    b)

    om de belemmeringen die efficiëntere en duurzamere verwarming en koeling in de weg staan aan te pakken, zijn maatregelen op lokaal, regionaal en nationaal niveau nodig binnen een ondersteunend Europees kader.

    In dit verband kunnen de lidstaten de volgende initiatieven ontwikkelen of daarvan gebruikmaken:

    a)

    initiatieven ter verbetering van financiering en winstgevendheid:

    i)

    gebruik van verhandelbare certificaten waarmee wordt aangetoond dat de verplichting wordt nageleefd door middel van steun aan indirecte matigingsmaatregelen die worden uitgevoerd door een andere marktspeler, zoals een onafhankelijke installateur van technologie op het gebied van hernieuwbare energie of een energiedienstverlener (ESCO) die diensten verleent voor installaties voor hernieuwbare energie;

    ii)

    herziening van eigendomswetgeving om te regelen hoe de winst ten gevolge van verbeteringen op het vlak van hernieuwbare energie moet worden verdeeld tussen eigenaars en huurders of de bewoners van appartementengebouwen;

    iii)

    ondersteuning van lokale en regionale actoren die de financierbaarheid van investeringen in hernieuwbare verwarming en koeling kunnen verbeteren door bundeling van afzonderlijke projecten in grotere investeringspakketten (aggregaten);

    iv)

    oprichting van een centraal loket voor investeringsadvies (met inbegrip van adviesdiensten, bijstand bij projectontwikkeling en projectfinanciering);

    v)

    aanmoediging van retailbanken om producten aan te bieden speciaal voor de renovatie van gehuurde gebouwen die particulier eigendom zijn (bijv. uitgestelde hypotheken, termijnleningen), waarvoor overheidssteun zou kunnen worden verstrekt;

    vi)

    vermijding van rechtstreekse subsidies, tenzij de gesubsidieerde installatie van meerwaarde is vanwege innovaties, hoge efficiëntie, reproduceerbaarheid enz.;

    b)

    initiatieven ter verbetering van de kennis van de burgers van en hun vertrouwen in technologieën en leveranciers:

    i)

    benutting van ketelinspecties om informatie te verschaffen over de voordelen van de vervanging van bestaande verwarmings- en koelingssystemen door duurzame systemen;

    ii)

    ontwikkeling en promotie van websites voor prijsvergelijking tussen de levenscycli van apparaten (waar ook aandacht wordt geschonken aan milieuaspecten, technische beschikbaarheid, betrouwbaarheid enz.), om huidige of potentiële klanten te helpen bij het kiezen van de interessantste apparatuur, installatie, brandstofleverancier enz.;

    iii)

    invoering en promotie van transparante mechanismen voor de beslechting van geschillen tussen verbruikers en leveranciers die aanzetten tot betere dienstverlening en het vertrouwen van potentiële klanten vergroten;

    iv)

    ontwikkeling van langdurige communicatie- en voorlichtingscampagnes die zijn afgestemd op het soort potentiële klant, de gekozen duurzame technologie of de betrokken sector;

    c)

    initiatieven ter versterking van operationele, installatie- en onderhoudsbedrijven:

    i)

    invoering van sectoraal rondetafeloverleg tussen technologiecentra, fabrikanten van apparatuur, ingenieursbureaus en installateurs om hen te helpen hun diensten en producten te verbeteren, zonder afbreuk te doen aan andere technologische ontwikkelingsinitiatieven;

    ii)

    samenwerking met stakeholders (met name bijvoorbeeld verenigingen van consumenten, installateurs of architecten) om hen te groeperen, hun bewustzijn te vergroten en hun belangen en prioriteiten in kaart te brengen op het gebied van hernieuwbare energie, mede als inspiratie voor de vereiste brede communicatiecampagnes;

    d)

    initiatieven ter versteviging van de sector:

    i)

    gebruik van bestaande structuren in het kader van de nationale verplichtingsregeling voor energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 2012/27/EU om de in lid 2 bedoelde maatregelen uit te voeren en te monitoren;

    ii)

    ondersteuning van de lokale en regionale overheden bij de voorbereiding van strategieën ter bevordering van hernieuwbare verwarming en koeling.

    5.   De overeenkomstig lid 2 aangewezen entiteiten zorgen ervoor dat hun bijdrage meetbaar en verifieerbaar is en brengen vanaf 30 juni 2021 bij de door de lidstaat aangewezen instantie jaarlijks verslag uit over:

    a)

    de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde energie;

    b)

    de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde hernieuwbare energie;

    c)

    het aandeel hernieuwbare energie in de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde energie;

    d)

    het soort hernieuwbare energiebron.

    5.   De overeenkomstig lid 2 aangewezen entiteiten zorgen ervoor dat hun bijdrage meetbaar en verifieerbaar is en brengen vanaf 30 juni 2021 bij de door de lidstaat aangewezen instantie jaarlijks verslag uit over:

    a)

    de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde energie;

    b)

    de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde hernieuwbare energie en/of afvalwarmte of -koude ;

    c)

    het aandeel hernieuwbare energie en/of afvalwarmte of -koude in de totale hoeveelheid voor verwarming en koeling geleverde energie;

    d)

    het soort hernieuwbare energiebron en de basiskenmerken van de apparatuur voor verwarming en koeling op de verschillende verbruikspunten.

    Motivering

    Betreffende artikel 23, leden 1, 3 en 5:

    Met het oog op de vervanging van fossiele brandstoffen en de vermindering van het gebruik van primaire energie dienen in de sector verwarming en koeling niet alleen hernieuwbare energiebronnen maar ook restwarmte en bijproducten in aanmerking te worden genomen. Verder zou het mogelijk moeten zijn om de beoogde doelstellingen (mede) met behulp van economische prikkels en fiscale maatregelen te realiseren.

    Betreffende artikel 23, lid 2:

    Duidelijker verwoorden welke organen hier worden bedoeld. Energieleveranciers leveren niet alleen brandstof. Energie kan worden geleverd als brandstof, elektriciteit of zonne-energie.

    Betreffende artikel 23, lid 4:

    Verwarming en koeling is een heel belangrijk thema in de EU. De Europese Commissie heeft er vorig jaar een specifieke strategie over uitgebracht. Veel van de ideeën daaruit zijn niet in de richtlijn terug te vinden, wat met dit wijzigingsvoorstel wordt goedgemaakt. Dat bevat daarnaast enkele nieuwe ideeën, zoals vermijding van rechtstreekse subsidies en ontwikkeling van het consumentenvertrouwen.

    Betreffende artikel 23, lid 5:

    Voor een beter inzicht in de sector en in de ontwikkelingsmogelijkheden is kennis van de staat en de kenmerken van de faciliteiten onontbeerlijk. Deze informatie kan worden vergaard door de brandstofleverancier, en op die manier kunnen de gegevens worden gecontroleerd.

    Wijzigingsvoorstel 20

    Artikel 24, lid 4

    Voorstel voor een richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) — COM(2016) 767 final — 2016/0382 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter waarborging van niet-discriminerende toegang voor uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde verwarming en koeling en afvalwarmte en -koude tot systemen voor stadsverwarming en -koeling. Deze niet-discriminerende toegang maakt het mogelijk dat andere leveranciers dan de beheerder van het systeem voor stadsverwarming of -koeling rechtstreeks verwarming en koeling uit dergelijke bronnen kunnen leveren aan afnemers die gekoppeld zijn aan het systeem voor stadsverwarming of -koeling.

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter waarborging van een gereguleerde toegang voor uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerde verwarming en koeling en afvalwarmte en -koude tot systemen voor stadsverwarming en -koeling. Deze toegang maakt het mogelijk dat andere leveranciers dan de beheerder van het systeem voor stadsverwarming of -koeling verwarming en koeling uit dergelijke bronnen kunnen leveren aan het systeem voor stadsverwarming of -koeling.

    Motivering

    Een algemeen recht voor derden om tegen betaling verwarming of koeling te leveren aan eindgebruikers zou averechts werken en niet kostenefficiënt zijn. Door zo’n recht weten investeerders niet waar ze aan toe zijn en heerst er onduidelijkheid over de langetermijnverantwoordelijkheid. Ontvlechting van het net en de levering van verwarming en koeling leveren hogere kosten op voor de eindgebruiker.

    Wijzigingsvoorstel 21

    Overweging 6

    Voorstel voor een verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking) — COM(2016) 861 final

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Een sterkere marktintegratie en de verandering in de richting van vluchtigere elektriciteitsproductie vergen meer inspanningen betreffende de coördinatie van het nationale energiebeleid met de buurlanden en het gebruik van de mogelijkheden die grensoverschrijdende elektriciteitshandel biedt.

    Een sterkere marktintegratie en de verandering in de richting van vluchtigere elektriciteitsproductie vergen meer inspanningen betreffende de coördinatie van het nationale energiebeleid met de buurlanden en het gebruik van de mogelijkheden die grensoverschrijdende elektriciteitshandel biedt , waarbij een gelijk speelveld en de inachtneming van het beginsel van wederkerigheid moeten worden gewaarborgd .

    Motivering

    Voor sommige lidstaten kan de deelname van derde landen aan de interne elektriciteitsmarkt van de EU grote gevolgen hebben. Daarom dient in de handel met derde landen te worden gezorgd voor een gelijk speelveld en dienen voor markttoegang dezelfde voorwaarden te gelden (beginsel van wederkerigheid).

    Wijzigingsvoorstel 22

    Overweging 8

    Voorstel voor een verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit (herschikking) — COM(2016) 861 final

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In de kernbeginselen betreffende de markt moet worden vastgesteld dat de elektriciteitsprijzen worden bepaald aan de hand van vraag en aanbod. De prijzen moeten duidelijk maken wanneer er behoefte aan elektriciteit is, waarbij marktgebaseerde prikkels worden gegeven voor investeringen in flexibiliteitsbronnen zoals flexibele opwekking, interconnectie, vraagrespons of opslag.

    In de kernbeginselen betreffende de markt moet worden vastgesteld dat de elektriciteitsprijzen worden bepaald aan de hand van vraag en aanbod. De prijzen moeten duidelijk maken wanneer er behoefte aan elektriciteit is, waarbij marktgebaseerde prikkels worden gegeven voor investeringen in flexibiliteitsbronnen zoals flexibele opwekking, interconnectie, vraagrespons of opslag. Met het oog hierop moeten de lidstaten de prijsregulering geleidelijk afbouwen.

    Motivering

    In veel lidstaten worden de elektriciteitsprijzen niet bepaald door vraag en aanbod, maar worden deze gereguleerd door de overheid. Tariefregulering kan de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging belemmeren en ontmoedigend werken op investeringen en het ontstaan van nieuwe marktspelers. De nieuwe opzet van de markt is erop gericht te waarborgen dat de energievoorzieningsprijzen vrij zijn van elke vorm van overheidsingrijpen. Het CvdR kan zich in principe vinden in het voorstel van de Commissie om prijsregulering af te schaffen, maar vindt dat zulks geleidelijk moet gebeuren.

    Wijzigingsvoorstel 23

    Overweging 25

    Voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking) — COM(2016) 864 final

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Alle consumenten moeten rechtstreeks kunnen deelnemen aan de markt, met name door hun verbruik aan te passen aan de marktsignalen, en in ruil daarvoor moeten zij kunnen profiteren van lagere elektriciteitsprijzen of andere stimulerende vergoedingen. De voordelen van deze actieve participatie zullen mettertijd waarschijnlijk toenemen wanneer elektrische voertuigen, warmtepompen en andere flexibele belastingen concurrerender worden. Consumenten zouden aan alle vormen van vraagrespons moeten kunnen deelnemen en daarom zouden zij moeten kunnen kiezen voor een slimme meter en een dynamische-elektriciteitsprijscontract. Dit zou hen in staat moeten stellen hun verbruik aan te passen aan de realtime prijssignalen die de waarde en de kosten van elektriciteit in verschillende tijdvakken weerspiegelen, terwijl de lidstaten zouden moeten zorgen voor een redelijke blootstelling van consumenten aan het groothandelsprijsrisico. De lidstaten zouden er ook voor moeten zorgen dat de consumenten die ervoor kiezen niet actief deel te nemen aan de markt, niet worden benadeeld, maar dat hun geïnformeerde besluitvorming over de voor hen beschikbare opties in plaats daarvan zou moeten worden vergemakkelijkt op een manier die het best aansluit bij de omstandigheden op de binnenlandse markt.

    Alle consumenten moeten rechtstreeks kunnen deelnemen aan de markt, met name door hun verbruik aan te passen aan de marktsignalen, en in ruil daarvoor moeten zij kunnen profiteren van lagere elektriciteitsprijzen of andere stimulerende vergoedingen. De voordelen van deze actieve participatie zullen mettertijd waarschijnlijk toenemen wanneer elektrische voertuigen, warmtepompen en andere flexibele belastingen concurrerender worden. Consumenten zouden aan alle vormen van vraagrespons moeten kunnen deelnemen en daarom zouden zij moeten kunnen kiezen voor een slimme meter en een dynamische-elektriciteitsprijscontract. Dit zou hen in staat moeten stellen hun verbruik aan te passen aan de realtime prijssignalen die de waarde en de kosten van elektriciteit in verschillende tijdvakken weerspiegelen, terwijl de lidstaten zouden moeten zorgen voor een redelijke blootstelling van consumenten aan het groothandelsprijsrisico. De lidstaten zouden er ook voor moeten zorgen dat de consumenten die ervoor kiezen niet actief deel te nemen aan de markt, niet worden benadeeld, maar dat hun geïnformeerde besluitvorming over de voor hen beschikbare opties in plaats daarvan zou moeten worden vergemakkelijkt op een manier die het best aansluit bij de omstandigheden op de binnenlandse markt. Nationale, regionale en lokale overheden moeten de vereiste randvoorwaarden scheppen, zodat de consument toegang krijgt tot gedetailleerde informatie over de voorwaarden en mogelijkheden voor marktdeelname. De lidstaten moeten ook zorgen voor specifieke maatregelen voor de consumenten die het meest kwetsbaar zijn voor energiearmoede, zodat zij actief aan de markt kunnen deelnemen, hun recht op toegang tot energie beschermd wordt en zij kunnen profiteren van innovatieve technologie die hun energieverbruik beperkt.

    Motivering

    Het wijzigingsvoorstel voegt de eis toe dat alle autoriteiten consumenten tot marktdeelname aanzetten en hun gedetailleerde informatie verstrekken over de voorwaarden en mogelijkheden hieromtrent.

    Wijzigingsvoorstel 24

    Overweging 30

    Voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking) — COM(2016) 864 final

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Gedistribueerde energietechnologieën en empowerment van consumenten hebben van gemeenschapsenergie en energiecoöperaties een doeltreffende en kostenefficiënte manier gemaakt om aan de behoeften en verwachtingen van burgers ten aanzien van energiebronnen, diensten en lokale participatie te voldoen. Gemeenschapsenergie biedt alle consumenten een inclusieve optie om een rechtstreeks aandeel te hebben in de productie, het verbruik of het delen van energie, onderling binnen een geografisch afgebakend gemeenschapsnetwerk dat geïsoleerd kan werken of aangesloten kan worden op het openbare distributienet. Gemeenschapsenergie-initiatieven zijn in de eerste plaats gericht op het leveren van betaalbare energie van een bepaalde soort, zoals hernieuwbare energie, aan hun leden of aandeelhouders, en geven niet zozeer prioriteit aan het maken van winst, zoals traditionele energiebedrijven. Burgers zijn rechtstreeks betrokken bij gemeenschapsenergie-initiatieven, waaruit blijkt welk potentieel die initiatieven hebben om de introductie van nieuwe technologieën en verbruikspatronen, met inbegrip van slimme distributienetten en vraagrespons, op een geïntegreerde manier ingang te doen vinden. Gemeenschapsenergie kan ook de energie-efficiëntie op het niveau van huishoudens bevorderen en energie-armoede helpen bestrijden via beperking van het verbruik en lagere leveringstarieven. Ook maakt gemeenschapsenergie het sommige groepen huishoudelijke verbruikers, die dat anders wellicht niet hadden kunnen doen, mogelijk deel te nemen aan de energiemarkt. Waar dergelijke initiatieven succesvol zijn geweest, hebben zij een economische, sociale en een milieuwaarde toegevoegd aan de gemeenschap die verder gaat dan louter de voordelen van het verlenen van energiediensten. Het moet plaatselijke energiegemeenschappen worden toegestaan op voet van gelijkheid op de markt te opereren zonder de mededinging te vervalsen. Het moet huishoudelijke verbruikers worden toegestaan vrijwillig deel te nemen aan een gemeenschapsenergie-initiatief, maar ook om dat te verlaten, zonder de toegang tot het door het gemeenschapsenergie-initiatief beheerde netwerk of hun rechten als consument te verliezen. Toegang tot het netwerk van een plaatselijke energiegemeenschap moet worden verleend op eerlijke voorwaarden die de kosten weerspiegelen.

    Gedistribueerde energietechnologieën en empowerment van consumenten hebben van gemeenschapsenergie en energiecoöperaties een doeltreffende en kostenefficiënte manier gemaakt om aan de behoeften en verwachtingen van burgers ten aanzien van energiebronnen, diensten en lokale participatie te voldoen. Gemeenschapsenergie biedt alle consumenten een inclusieve optie om een rechtstreeks aandeel te hebben in de productie, het verbruik of het delen van energie, onderling binnen een geografisch afgebakend gemeenschapsnetwerk dat geïsoleerd kan werken of aangesloten kan worden op het openbare distributienet. Gemeenschapsenergie-initiatieven zijn in de eerste plaats gericht op het leveren van betaalbare energie van een bepaalde soort, zoals hernieuwbare energie, aan hun leden of aandeelhouders, en geven niet zozeer prioriteit aan het maken van winst, zoals traditionele energiebedrijven. Burgers zijn rechtstreeks betrokken bij gemeenschapsenergie-initiatieven, waaruit blijkt welk potentieel die initiatieven hebben om de introductie van nieuwe technologieën en verbruikspatronen, met inbegrip van slimme distributienetten en vraagrespons, op een geïntegreerde manier ingang te doen vinden. Gemeenschapsenergie kan ook de energie-efficiëntie op het niveau van huishoudens bevorderen en energie-armoede helpen bestrijden via beperking van het verbruik en lagere leveringstarieven. Ook maakt gemeenschapsenergie het sommige groepen huishoudelijke verbruikers, die dat anders wellicht niet hadden kunnen doen, mogelijk deel te nemen aan de energiemarkt. Waar dergelijke initiatieven succesvol zijn geweest, hebben zij een economische, sociale en een milieuwaarde toegevoegd aan de gemeenschap die verder gaat dan louter de voordelen van het verlenen van energiediensten. Het moet plaatselijke energiegemeenschappen conform duidelijk vastgelegde regels worden toegestaan op voet van gelijkheid op de markt te opereren zonder de mededinging te vervalsen. Het moet huishoudelijke verbruikers worden toegestaan vrijwillig deel te nemen aan een gemeenschapsenergie-initiatief, maar ook om dat te verlaten, zonder de toegang tot het door het gemeenschapsenergie-initiatief beheerde netwerk of hun rechten als consument te verliezen. Toegang tot het netwerk van een plaatselijke energiegemeenschap moet worden verleend op eerlijke voorwaarden die de kosten weerspiegelen.

    Motivering

    Lokale energiegemeenschappen kunnen een efficiënte manier zijn om energie op het niveau van de gemeenschap te beheren. Om de oprichting van deze gemeenschappen en hun deelname aan de elektriciteitsmarkt te bevorderen, is een passend rechtskader voor de vastlegging van duidelijke regels voor hun opereren op de energiemarkt van groot belang.

    Wijzigingsvoorstel 25

    Overweging 38

    Voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (herschikking) — COM(2016) 864 final

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de uitrol van slimme metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheersmodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken.

    In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de uitrol van slimme metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheersmodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken. Om consumenten te betrekken bij de vraagrespons en te kunnen kiezen voor een dynamisch prijssysteem, moeten zij via de distributeur vrije toegang hebben tot informatie over de hoeveelheid energie die zij per uur verbruiken. Het wordt aanbevolen om deze toegang voor alle slimme elektriciteitsmeters beschikbaar te maken en die voor alle gecontracteerde vermogensbereiken te installeren.

    Motivering

    De toegang tot informatie voor alle slimme elektriciteitsmeters moet worden aanbevolen maar niet verplicht worden gesteld, doch moet voor alle gecontracteerde vermogensbereiken worden geïnstalleerd.

    Wijzigingsvoorstel 26

    Overweging 3

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking) — COM(2016) 863 final — 2016/0378 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Verwacht wordt dat de behoefte aan coördinatie van de nationale regelgeving de komende jaren verder zal toenemen. Het energiesysteem van Europa ondergaat momenteel zijn meest diepgaande verandering in tientallen jaren. Meer marktintegratie en de verandering naar een meer variabele elektriciteitsproductie vereist meer inspanningen om het nationale energiebeleid te coördineren met dat van buurlanden en om de kansen van de grensoverschrijdende verkoop van elektriciteit te benutten.

    Verwacht wordt dat de behoefte aan coördinatie van de nationale regelgeving de komende jaren verder zal toenemen. Het energiesysteem van Europa ondergaat momenteel zijn meest diepgaande verandering in tientallen jaren. Meer marktintegratie en de verandering naar een meer variabele elektriciteitsproductie vereisen meer inspanningen om het nationale energiebeleid te coördineren met dat van buurlanden en om de kansen van de grensoverschrijdende verkoop van elektriciteit te benutten. Verder is het zaak de nationale regelgevende instanties te versterken. De lidstaten moeten de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties waarborgen, evenals de ongehinderde activiteiten daarvan. Om adequaat te kunnen optreden, dienen de nationale regelgevende instanties de nodige middelen te worden toegewezen; ook moeten zij volwaardig aan de samenwerking op Europees niveau kunnen deelnemen.

    Motivering

    Meer coördinatie tussen de lidstaten op energiegebied wordt toegejuicht. Even belangrijk is echter de rol van de nationale regelgevende instanties in de lidstaten afzonderlijk. Er dient op te worden gewezen dat de lidstaten de onafhankelijkheid van hun nationale regelgevende instanties evenals de ongehinderde activiteiten daarvan moeten waarborgen. Bovendien moeten ook voldoende middelen ter beschikking worden gesteld om ervoor te zorgen dat die instanties hun werk goed kunnen doen.

    Wijzigingsvoorstel 27

    Artikel 14

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking) — COM(2016) 863 final — 2016/0378 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het agentschap kan onder duidelijk omschreven voorwaarden, die door de Commissie zijn vastgesteld in richtsnoeren aangenomen krachtens artikel 57 van [de bij COM(2016) 861/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 715/2009, over kwesties in verband met het doel waarvoor het is opgericht, belast worden met aanvullende taken waarbij de grenzen van de overdracht van uitvoeringsbevoegdheden naar agentschappen van de Unie in acht worden genomen.

    Het Agentschap kan onder duidelijk omschreven voorwaarden, die door de Commissie zijn vastgesteld in richtsnoeren aangenomen krachtens artikel 57 van [de bij COM(2016) 861/2 voorgestelde herschikte elektriciteitsverordening] of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 715/2009, over kwesties in verband met het doel waarvoor het is opgericht, belast worden met aanvullende taken waarbij de grenzen van de overdracht van uitvoeringsbevoegdheden naar agentschappen van de Unie in acht worden genomen.

     

    De Europese Commissie dient ervoor te zorgen dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) de nodige bevoegdheden krijgt om van de betrokken instellingen in de lidstaten de informatie te kunnen vragen die het voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft.

    Motivering

    Teneinde vlot te kunnen functioneren, dient het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators voldoende rechten en bevoegdheden te krijgen om van de betrokken instellingen in de lidstaten snel de informatie te ontvangen die het voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft.

    Wijzigingsvoorstel 28

    Artikel 16, lid 2

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (herschikking) — COM(2016) 863 final — 2016/0378 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het agentschap publiceert jaarlijks een verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit en aardgas in de weg staan.

    Het Agentschap publiceert jaarlijks een verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit en aardgas in de weg staan , en doet het aanbevelingen .

    Motivering

    Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators krijgt veel verantwoordelijkheden en middelen. Ook zal het grote bevoegdheden hebben in grensoverschrijdende kwesties die gecoördineerd optreden vereisen. De lidstaten zouden er daarom baat bij hebben als het in zijn verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten ook algemene aanbevelingen kan formuleren.

    Wijzigingsvoorstel 29

    Overweging 13

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG — COM(2016) 862 final — 2016/0377 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Op basis van de gemeenschappelijke methodologie moet ENTSB-E regelmatig regionale crisisscenario's opstellen en bijwerken, en de meeste meest relevante risico's voor elke regio identificeren, zoals extreme weersomstandigheden, natuurrampen, brandstoftekorten of aanvallen. Wat betreft het crisisscenario waarbij een gastekort optreedt, moet het risico op een onderbreking van de gaslevering worden beoordeeld op basis van de scenario's voor verstoring van de gaslevering en infrastructuur die door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 6, lid 6, van de verordening inzake veiligstelling van de gaslevering [voorgestelde verordening inzake veiligstelling van de gaslevering]. De lidstaten dienen hun nationale crisisscenario's op basis daarvan vast te stellen en in principe om de drie jaar bij te werken. De scenario's moeten als basis voor de risicoparaatheidsplannen dienen. Wanneer de lidstaten op nationaal niveau risico's identificeren, moeten zij ook melding maken van mogelijke risico's die zij constateren met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de voorzieningszekerheid en van maatregelen die eventueel zijn getroffen om dergelijke risico's aan te pakken (zoals algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake de doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.), waarbij moet worden vermeld waarom zij dergelijke maatregelen als gerechtvaardigd beschouwen.

    Op basis van de gemeenschappelijke methodologie moet ENTSB-E regelmatig regionale crisisscenario's opstellen en bijwerken, en de meeste meest relevante risico's voor elke regio identificeren, zoals extreme weersomstandigheden, natuurrampen, brandstoftekorten of aanvallen. Wat betreft het crisisscenario waarbij een gastekort optreedt, moet het risico op een onderbreking van de gaslevering worden beoordeeld op basis van de scenario's voor verstoring van de gaslevering en infrastructuur die door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 6, lid 6, van de verordening inzake veiligstelling van de gaslevering [voorgestelde verordening inzake veiligstelling van de gaslevering]. In het kader van de verschillende vormen van regionale samenwerking zou de regionale energiesituatie uiteen moeten worden gezet en besproken, waarbij kansen en bedreigingen in kaart zouden moeten worden gebracht. De lidstaten dienen hun nationale crisisscenario's op basis van die informatie vast te stellen en in principe om de drie jaar bij te werken. De scenario's moeten als basis voor de risicoparaatheidsplannen dienen. Wanneer de lidstaten op nationaal niveau risico's identificeren, moeten zij ook melding maken van mogelijke risico's die zij constateren met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de voorzieningszekerheid en van maatregelen die eventueel zijn getroffen om dergelijke risico's aan te pakken (zoals algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake de doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.), waarbij moet worden vermeld waarom zij dergelijke maatregelen als gerechtvaardigd beschouwen.

    Motivering

    Het is van belang en nuttig dat ENTSB-E regelmatig regionale crisisscenario's opstelt en bijwerkt, en de meest relevante risico's voor elke regio identificeert, zoals extreme weersomstandigheden, natuurrampen, brandstoftekorten of aanvallen. Belangrijk is echter dat de regionale samenwerking tussen de lidstaten wordt versterkt. Zij hebben er baat bij als voorafgaand aan de uitwerking van de nationale crisisscenario's de regionale situaties uiteengezet en besproken worden. Dan zullen ze beter inzicht krijgen met welke nationale en regionale maatregelen crises het meest efficiënt en vlot kunnen worden beheerst.

    Wijzigingsvoorstel 30

    Overweging 18

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG — COM(2016) 862 final — 2016/0377 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Om een gemeenschappelijke benadering betreffende crisispreventie en -beheersing te waarborgen, moet de bevoegde autoriteit van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan opstellen, nadat zij de belanghebbenden heeft geraadpleegd. In de plannen moeten effectieve, proportionele en niet-discriminerende maatregelen worden uiteengezet waarmee alle geïdentificeerde risico's worden aangepakt. De plannen moeten transparant zijn, met name wat betreft de voorwaarden waaronder niet-marktgebaseerde maatregelen kunnen worden getroffen om crisissituaties te beperken. Alle beoogde niet-marktgebaseerde maatregelen moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften.

    Om een gemeenschappelijke benadering betreffende crisispreventie en -beheersing te waarborgen, moet de bevoegde autoriteit van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan opstellen, nadat zij de belanghebbenden heeft geraadpleegd , waaronder, indien mogelijk, de lokale en regionale overheden . In de plannen moeten effectieve, proportionele en niet-discriminerende maatregelen worden uiteengezet waarmee alle geïdentificeerde risico's worden aangepakt. De plannen moeten transparant zijn, met name wat betreft de voorwaarden waaronder niet-marktgebaseerde maatregelen kunnen worden getroffen om crisissituaties te beperken. Alle beoogde niet-marktgebaseerde maatregelen moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften.

    Motivering

    Belangrijk is dat elke lidstaat een gemeenschappelijke benadering betreffende crisispreventie en -beheersing hanteert.

    Het is dan ook zaak dat alle betrokkenen in dit verband nauw samenwerken, waarbij de nadruk moet liggen op rechtstreekse communicatie, ook, indien relevant, met de lokale en regionale overheden.

    Wijzigingsvoorstel 31

    Artikel 16, lid 1

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG — COM(2016) 862 final — 2016/0377 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na de afkondiging van een elektriciteitscrisissituatie leggen de betrokken bevoegde autoriteiten in overleg met hun nationale regelgevende instanties (voor zover deze niet de bevoegde autoriteit zijn) een evaluatieverslag voor aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie.

    Zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na de afkondiging van een elektriciteitscrisissituatie leggen de betrokken bevoegde autoriteiten in overleg met hun nationale regelgevende instanties (voor zover deze niet de bevoegde autoriteit zijn) een evaluatieverslag voor aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie.

    Motivering

    De afkondiging van een elektriciteitscrisissituatie vormt zowel voor de betrokken lidstaat als de hele EU een grote uitdaging. In zo'n situatie komt het aan op snel reageren en snel handelen. De voorgestelde termijn van vier weken voor de overlegging van het evaluatieverslag is voldoende en zorgt er tegelijkertijd voor dat informatie sneller wordt doorgegeven.

    Wijzigingsvoorstel 32

    Artikel 18

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG — COM(2016) 862 final — 2016/0377 (COD)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De lidstaten en de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap wordt verzocht nauw samen te werken bij het proces inzake het identificeren van elektriciteitscrisisscenario's en de vaststelling van risicoparaatheidsplannen om te waarborgen dat er geen maatregelen worden getroffen die de voorzieningszekerheid van de lidstaten, de verdragsluitende partijen of de Unie in gevaar brengen.

    Daartoe kunnen de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap op verzoek van de Commissie deelnemen aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit met betrekking tot alle zaken waarbij zij zijn betrokken.

    De lidstaten en de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap wordt verzocht nauw samen te werken bij het proces inzake het identificeren van elektriciteitscrisisscenario's en de vaststelling van risicoparaatheidsplannen om te waarborgen dat er geen maatregelen worden getroffen die de voorzieningszekerheid van de lidstaten, de verdragsluitende partijen of de Unie in gevaar brengen. Met het oog op een zo efficiënt mogelijk beheer van de energiesector wordt met name regionale samenwerking onder de aandacht gebracht en aanbevolen. Daartoe kunnen de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap op verzoek van de Commissie deelnemen aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit met betrekking tot alle zaken waarbij zij zijn betrokken.

    Motivering

    Met het oog op een zo doeltreffend en efficiënt mogelijk beheer van elektriciteitscrisissituaties dient het belang van regionale samenwerking tussen de lidstaten te worden benadrukt. Zulke samenwerking maakt snelle, goedkope oplossingen mogelijk.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

    Algemene opmerkingen

    1.

    verwelkomt het pakket „Schone energie” van de Europese Commissie en wijst erop dat de daar vermelde prioriteiten — energie-efficiëntie en duurzaamheid van gebouwen, industrie en vervoer, uitbreiding van hernieuwbare vormen van energie, alsook de voorwaarden en de slimme uitvoering daarvan die participatie van consumenten mogelijk maken door controle van de behoefte aan energie — de totstandkoming van een interne energiemarkt en de vastlegging van nieuwe verantwoordelijkheden voor elektriciteitsdistributienetten, transmissiesysteembeheerders en nationale wetgevers ertoe zullen bijdragen om energieonafhankelijkheid, een veilige energievoorziening, uitvoering van de klimaatdoelstellingen en vooral betaalbare energieprijzen voor de consument te garanderen.

    2.

    Er zijn echter duidelijke aanwijzingen dat de huidige EU-doelstellingen van het energie- en klimaatpakket 2030 niet zullen volstaan om de toezeggingen die de EU en de lidstaten door ondertekening van de Overeenkomst van Parijs hebben gedaan, waar te maken. Het CvdR is er met name van overtuigd dat het aandeel van 27 % hernieuwbare energie op EU-niveau niet ambitieus genoeg is; daarom verzoekt het de Europese Commissie en de lidstaten om de lat hoger te leggen.

    3.

    Positief zijn de voorstellen voor een nauwe, grensoverschrijdende samenwerking op regionaal niveau. De Commissie wordt verzocht na te gaan hoe deze samenwerking kan worden bevorderd door de rechten voor deelname op microniveau uit te breiden, hoe nauwe samenwerking van lokale en regionale overheden mogelijk is, en hoe aan elkaar grenzende regio’s daadwerkelijk een gemeenschappelijke energie-infrastructuur kunnen opbouwen, over nationale grenzen heen.

    4.

    Helaas wordt de rol van de lokale en regionale overheden in de voorstellen van de Commissie slechts vaag aangeduid. De lokale en regionale overheden leveren een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van de klimaatdoelstellingen. Tal van grote en kleine steden in de EU beschikken al sinds jaren over actieplannen voor het klimaat en duurzame energie waarin CO2-arme productie van warmte en elektriciteit, toepassing van hernieuwbare energie, maatregelen voor meer energie-efficiëntie en de ontwikkeling van duurzaam vervoer centraal staan.

    5.

    Het CvdR staat achter de Commissiedoelstelling om een flexibel, marktgericht kader te scheppen dat vaart zet achter hernieuwbare energiedragers. Tegelijk echter moeten marktverstoringen worden voorkomen. Zeer welkom zijn de voorstellen om voor consumenten sterkere prikkels te scheppen die hen actoren op de elektriciteitsmarkt moeten maken. Met de oprichting energiegemeenschappen kunnen lokale en regionale overheden hieraan bijdragen.

    6.

    De regionale samenwerking moet in het kader van op te stellen nationale plannen versterkt worden op de gebieden waar grensoverschrijdende effecten voor de hand liggen. Het is cruciaal dat de maatregelen voor de uitwerking van deze plannen in een vroeg stadium worden afgestemd met de naburige lidstaten en dat de lokale en regionale overheden bij een en ander betrokken worden.

    7.

    De lidstaten moeten zich meer inzetten voor de opheffing van administratieve belemmeringen en de terugdringing van de kosten van minder rijpe, koolstofarme technologieën, en moeten meer aandacht schenken aan efficiënte coördinatie van de planning, uitvoering en rapportage op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

    Meer ruimte voor hernieuwbare energiedragers en marktintegratie

    8.

    Ook het CvdR meent dat de EU de ontwikkeling en toepassing van technologieën voor hernieuwbare energie meer aandacht moet schenken, en stelt vast dat de nieuwe technologieën alle consumenten (zowel bedrijven als huishoudens) de kans zullen bieden om slimmer en zuiniger met energie om te gaan en om te kiezen voor schone en efficiënte manieren van energieproductie.

    9.

    Dat er geen streefcijfer is vastgesteld voor het gebruik van duurzame energie in het vervoer in de lidstaten is een grote omissie, zeker omdat het in de huidige richtlijn opgenomen doel van 10 % in 2020 steeds een belangrijke prikkel is geweest voor de ontwikkeling van biobrandstoffen. Het voorstel is dan ook om een streefcijfer voor biobrandstoffen (waaronder duurzaam geproduceerde conventionele biobrandstoffen), bijvoorbeeld 14 %, op te nemen in de richtlijn.

    10.

    Energie uit hernieuwbare bronnen kan concurrerend zijn; sommige bronnen van hernieuwbare energie, zoals windmolenparken, kunnen zonder meer concurreren met fossiele energiebronnen. De prijzen voor windenergie zullen verder dalen als er meer capaciteit voor windenergie komt en als de technologie verbeterd wordt.

    11.

    Het CvdR beaamt dat innovaties op het gebied van schone energiedragers een vlekkeloos functionerende interne markt en eerlijke concurrentie vergen die nieuwe marktspelers de kans bieden om innovatieprojecten voor hernieuwbare energie uit te voeren. Voor die uitvoering moeten dezelfde voorwaarden gelden als voor reeds op de markt aanwezige partijen.

    12.

    Bij het ontwerp van steunregelingen voor hernieuwbare energiedragers dienen de lidstaten rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende technologieën voor hernieuwbare energie (bijv. prijsniveau, risico’s, mogelijkheid om systeemdiensten te verlenen). Dit zou een hogere kostenefficiëntie opleveren en ertoe leiden dat een langetermijndoelstelling, nl. terugdringing van de CO2-uitstoot, werkelijkheid wordt.

    13.

    De Europese Commissie moet de lidstaten ertoe aanzetten om passende maatregelen te nemen voor de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energiedragers. Wat betreft de ontwikkeling van nieuwe generaties technologieën voor hernieuwbare energiedragers en de bescherming van kleinschalige projecten, met inbegrip van WKK-installaties die op lokale stadsverwarmings- en -koelingsnetwerken zijn aangesloten, moet jegens de lidstaten meer flexibiliteit aan de dag gelegd worden.

    14.

    De ontwikkeling van hernieuwbare energiedragers en de marktintegratie vergen aanzienlijke financiële middelen; dus is het zeer belangrijk om aan deze kwestie voorrang te verlenen en om op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau voor een gemeenschappelijke aanpak te zorgen gezien het belang om de verschillende financieringsbronnen te combineren en gelet op het multiplicatoreffect.

    15.

    De Commissie wordt verzocht om, rekening houdend met de bestaande steunregelingen van de lidstaten en met het oog op harmonisatie van de voorschriften en het aantrekken van investeringen voor deze bedrijfstak in de richtlijn hernieuwbare energie, duidelijk vast te leggen welke aanpak in de steunprogramma’s moet worden gehanteerd.

    16.

    Voor het behalen van ambitieuze doelstellingen is het minstens even belangrijk om te beschikken over duidelijke en correcte informatie over de mogelijkheid om na 2020 financiële instrumenten van de EU te gebruiken. Geavanceerde financieringstechnieken moeten gebruikt kunnen worden om te waarborgen dat het leeuwendeel van de investeringen uit de particuliere sector komt. In dit verband zij erop gewezen dat 25 % van de door het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) gefinancierde projecten betrekking had op energie, wat aldus in hoge mate aan de heropleving van de sector heeft bijgedragen.

    17.

    Steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen zijn nuttig gebleken als instrument voor een ruimere toepassing van deze vorm van stroom. Volgens de richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 echter, die vanaf 1 juli 2014 gelden, dient de productie van hernieuwbare energie geleidelijk geïntegreerd te worden in de interne elektriciteitsmarkt, dient staatssteun de dalende productiekosten weer te geven en moeten marktverstoringen worden vermeden. Verder zouden de externe kosten voor fossiele brandstoffen transparanter moeten worden gemaakt.

    18.

    Het CvdR staat in beginsel achter de openstelling van steunregelingen voor projecten in andere lidstaten, maar de lidstaten moeten de mogelijkheden van een openstelling van de markt zorgvuldig nagaan om te voorkomen dat zo’n verplichting vanwege de grotere financiële capaciteit van de andere lidstaten die bij de verdeling van de steunmiddelen zijn betrokken, tot een lagere lokale productie leidt. Daarom meent het CvdR dat steunregelingen op basis van grensoverschrijdende samenwerking voorrang moeten krijgen en dat de aandacht vooral naar onderlinge verbindingen dient uit te gaan.

    Interne markt voor elektriciteit en risicobeheer

    19.

    Een geïntegreerde energiemarkt is het beste middel om betaalbare energieprijzen en een veilige energievoorziening te garanderen en om de integratie van de productie van grote hoeveelheden stroom uit hernieuwbare energiebronnen kostenefficiënt mogelijk te maken. Derhalve is het CvdR ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor de opzet van een elektriciteitsmarkt die de invoering van hernieuwbare energie bevordert, het vraagzijdebeheer verbetert, op regionaal niveau een geïntegreerde energiemarkt schept en de positie van de consument versterkt.

    20.

    Het CvdR merkt op dat in veel lidstaten de elektriciteitsprijzen niet bepaald worden door vraag en aanbod, maar gereguleerd worden door de overheid. Dit kan de mededinging, het aantrekken van investeringen en de toetreding van nieuwe spelers tot de markt belemmeren en moet altijd naar behoren worden gerechtvaardigd met betrekking tot specifieke beleidsdoelen zoals de bescherming van de meest kwetsbare consumenten. Het CvdR steunt derhalve de voorgestelde liberalisering van de markt en de terugdringing van de overheidsbemoeienis om de prijzen voor consumenten te verlagen; het wijst er echter op dat de lidstaten de deregulering van de energieprijzen geleidelijk moeten uitvoeren, terdege rekening houdend met de bijzondere aard van energie als dienst van algemeen belang.

    21.

    Lokale energiegemeenschappen kunnen een efficiënt middel zijn voor lokaal energiebeheer. De Commissie wordt verzocht technische en financiële instrumenten te scheppen die lokale en regionale overheden in staat stellen om deze gemeenschappen ten volle te ondersteunen.

    22.

    Het CvdR is het ermee eens dat de lidstaten om crisissituaties te vermijden risicoparaatheidsplannen moeten uitwerken en onderstreept hoe belangrijk regionale samenwerking is voor een efficiënter beheer van de energiesector. Voorts meent het dat de regionale en lokale overheden in het kader van deze plannen geraadpleegd moeten worden.

    23.

    De bestrijding van energiearmoede vergt een gemeenschappelijke definitie van het probleem op EU-niveau, het verzamelen en uitwisselen van relevante gegevens in samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus en een reeks gerichte beleidsvormen en -maatregelen om de meest kwetsbare energieconsumenten te steunen bij hun deelname aan de markt en de last van hoge energieprijzen te verlichten.

    Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

    24.

    Het is verheugend dat de wettelijke regeling volledig getoetst wordt, en dat dus niet alleen gekeken wordt naar bepaalde aspecten van de energiemarkt, maar ook naar de onderlinge betrekkingen daarvan, de interactie tussen de bij het nastreven van deze doelen betrokken partijen en de verdeling van de bevoegdheden. Het is een goede zaak dat ACER bij de opzet en uitvoering van de netcodes meer gewicht wordt toegekend. De Commissie moet er echter wel voor zorgen dat ACER over de nodige bevoegdheden beschikt om van de belangrijkste instellingen in de lidstaten informatie te krijgen en andere coördinerende taken uit te voeren.

    25.

    Conform het evenredigheidsbeginsel komen de regelgevende maatregelen van ACER niet in de plaats van nationale besluiten. Het is aan te raden de nationale regelgevende instanties te versterken. De lidstaten moeten de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties waarborgen, evenals de ongehinderde activiteiten daarvan. Om adequaat te kunnen optreden, dienen de nationale regelgevende instanties de nodige middelen te worden toegewezen; ook moeten zij volwaardig aan de samenwerking op Europees niveau kunnen deelnemen.

    De consument en het belang van informatie en voorlichting

    26.

    Het CvdR verwelkomt het voorstel van de Commissie om de energiemarkt te hervormen en in dat kader de consument meer invloed toe te kennen zodat deze een gelijkwaardige marktdeelnemer wordt. Het staat achter het Commissievoorstel om de invoering van slimme meetapparatuur te bevorderen (vrijwillig en met respect voor het beginsel van gegevensbescherming), zodat de consument begrijpelijke rekeningen krijgt en het eenvoudiger wordt om naar een andere energieleverancier over te stappen.

    27.

    Meer onderzoek en nauwere samenwerking zijn geboden met vertegenwoordigers van lokale overheden om beter te begrijpen waarom consumenten aan de elektriciteitsmarkt willen participeren. Een beter begrip van de factoren die tot ander gedrag van de consument leiden, kan belangrijke informatie verschaffen over de vraag hoe consumenten ertoe aangezet kunnen worden als sterke en verantwoordelijke actoren op te treden op de nieuwe elektriciteitsmarkt.

    28.

    Uit onderzoek is gebleken dat de consumenten ontevreden zijn over het gebrek aan transparantie op de elektriciteitsmarkten, waardoor zij minder in staat zijn om te profiteren van mededinging en actief aan de markten deel te nemen. De consumenten menen dat zij ontoereikend geïnformeerd zijn over alternatieve leveranciers en keuzemogelijkheden. Daarom benadrukt het CvdR dat de problemen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van cliëntgegevens opgelost moeten worden. De Commissie wordt verzocht technische voorstellen te doen die aangeven hoe strenge veiligheidsnormen gewaarborgd kunnen worden.

    29.

    De lokale overheden zijn van groot belang voor het bevorderen van de oprichting van energiegemeenschappen. De vertegenwoordigers van deze overheden kunnen op de volgende gebieden steun verlenen: uitbreiding van capaciteit, ondersteuning voor de toegang tot financiële middelen, scholing, uitwisseling van positieve ervaringen, aanbod van technische steun en bevordering van partnerschappen.

    30.

    Van belang zijn tevens voorlichtingscampagnes die consumenten ertoe aanmoedigen om actieve actoren van de energiesector te worden. In dit verband is een actieve rol van het CvdR belangrijk en moet zo'n rol worden ondersteund, aangezien zulks in hoge mate kan bijdragen aan informatie, verspreiding van ideeën onder lokale overheden, alsook aan de uitwisseling van toonaangevende praktijkervaringen.

    Rol van de lokale en regionale overheden

    31.

    De lokale en regionale overheden spelen een belangrijke rol in de energiesector: met hun optreden kunnen ze de ontwikkeling van de energie-infrastructuur en de werking van de markt beïnvloeden; ze organiseren de dienstverlening; ze zijn bevoegd voor ruimtelijke ordening en bodemgebruik; ze zijn verantwoordelijk voor straatverlichting, vervoersdiensten, alsook voor het beheer van woningruimte; zij beslissen over de toekenning van vergunningen en organiseren voorlichtings- en informatiecampagnes voor bewoners. Bovendien beheren ze grote budgetten voor openbare aankopen en aanbestedingen van energieverbruikende producten en diensten. In veel gevallen zijn de lokale en regionale overheden ook energieproducenten.

    32.

    Het CvdR merkt op dat de lokale en regionale overheden in de voorstellen van de Commissie niet als belangrijke partijen in de energiesector vermeld worden. Bij de uitvoering van verdere maatregelen op dit gebied zou de Commissie deze overheden als gelijkwaardige partners op centraal niveau moeten bejegenen.

    33.

    Lokale en regionale overheden kunnen op hun niveau het gebruik van duurzame energie stimuleren en de energie-efficiëntie helpen verbeteren, bijvoorbeeld door ambitieuze doelen en actieplannen vast te stellen, administratieve procedures of regelingen te vereenvoudigen of financiële hulp te bieden, alsook in het kader van het onderwijs. In dit verband zij erop gewezen dat meer dan 6 600 lokale en regionale overheden het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend. Meer overheden zouden moeten worden aangemoedigd om zich vrijwillig hierbij en bij andere soortgelijke internationale initiatieven aan te sluiten.

    34.

    Gezien de bijdrage die zij leveren aan de planning van infrastructuur, het aantrekken van investeringen en het voorlichten en raadplegen van consumenten, zouden lokale en regionale overheden geraadpleegd moeten worden over specifieke te nemen maatregelen.

    35.

    Het CvdR biedt de lokale en regionale overheden zijn hulp aan om contacten te leggen met relevante deskundigen voor de verbetering van hun vaardigheden en voor een betere coördinatie van gemeenschappelijke benaderingen.

    Subsidiariteit en evenredigheid

    36.

    Sommige nationale parlementen hebben bezwaren geuit ten aanzien van de verenigbaarheid van de Commissievoorstellen met het subsidiariteitsbeginsel. De lokale en regionale overheden zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de waarborging van doeltreffende EU-voorschriften. Er zou dus wellicht uitgebreider moeten worden nagegaan of het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel in acht zijn genomen.

    Brussel, 13 juli 2017.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Karl-Heinz MARKKULA


    Top