This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02013R1307-20220101
Regulation (EU) No 1307/2013 of the European Parliament and of the Council of 17 December 2013 establishing rules for direct payments to farmers under support schemes within the framework of the common agricultural policy and repealing Council Regulation (EC) No 637/2008 and Council Regulation (EC) No 73/2009
Consolidated text: Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad
Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad
02013R1307 — NL — 01.01.2022 — 010.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 1307/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) Nr. 1307/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 17 december 2013
tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad
TITEL I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Toepassingsgebied
Bij deze verordening worden vastgesteld:
gemeenschappelijke voorschriften voor betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegewezen in het kader van de steunregelingen die in bijlage I worden vermeld ("rechtstreekse betalingen");
specifieke voorschriften voor:
een basisbetaling voor landbouwers ("de basisbetalingsregeling" en een vereenvoudigde overgangsregeling "de regeling inzake een enkele areaalbetaling");
vrijwillige nationale overgangssteun voor landbouwers;
een vrijwillige herverdelingsbetaling;
een betaling voor landbouwers die klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht nemen;
een vrijwillige betaling voor landbouwers in gebieden met natuurlijke beperkingen;
een betaling voor jonge landbouwers die met hun landbouwactiviteit beginnen;
een vrijwillige regeling voor gekoppelde steun;
een gewasspecifieke betaling voor katoen;
een vrijwillige vereenvoudigde regeling voor kleine landbouwbedrijven;
een kader waarbinnen Bulgarije, Kroatië en Roemenië rechtstreekse betalingen kunnen aanvullen.
Artikel 2
Wijziging van bijlage I
Ter wille van de rechtszekerheid is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage I opgenomen lijst van steunregelingen voor zover dit nodig is om rekening te houden met nieuwe wetgevingshandelingen inzake steunregelingen die na de vaststelling van deze verordening kunnen worden vastgesteld.
Artikel 3
Toepassing op de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee
Artikel 11 is niet van toepassing op de in artikel 349 VWEU opgenomen gebieden van de Unie ("de ultraperifere gebieden"), noch op de rechtstreekse betalingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 229/2013 worden toegekend aan de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.
De titels III, IV en V van deze verordening zijn niet van toepassing op de ultraperifere gebieden.
Artikel 4
Definities en aanverwante bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
"landbouwer" : een natuurlijk persoon of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de verdragen als omschreven in artikel 52 VEU in samenhang met de artikelen 349 en 355 VWEU, en die een landbouwactiviteit uitoefent; |
b) |
"bedrijf" : alle eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd; |
c) |
"landbouwactiviteit" :
i)
landbouwproducten produceren, fokken of telen, inclusief het oogsten, het melken, het fokken van dieren, en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden,
ii)
een landbouwareaal in een staat houden die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines, op basis van criteria die de lidstaten bepalen aan de hand van een door de Commissie vastgesteld kader, of
iii)
een door de lidstaten omschreven minimumactiviteit verrichten op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden; |
d) |
"landbouwproducten" : de in bijlage I bij de verdragen genoemde producten, exclusief visserijproducten, alsmede katoen; |
e) |
"landbouwareaal" : om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, als blijvend grasland en blijvend weiland, of voor blijvende teelten; |
f) |
"bouwland" : grond die voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is, maar braak ligt, inclusief grond die overeenkomstig de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 is braak gelegd, ongeacht of die grond zich al dan niet onder een kas of onder een vaste of verplaatsbare beschutting bevindt; |
g) |
"blijvende teelten" : niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, andere dan blijvend grasland en blijvend weiland, die de grond gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd; |
h) |
"blijvend grasland en blijvend weiland" (samen "blijvend grasland") : grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen die ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen, en, indien lidstaten daartoe besluiten, die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd; andere begraasbare soorten, zoals struiken en/of bomen, en, indien lidstaten daartoe besluiten, andere soorten, zoals struiken en/of bomen die diervoeder produceren, kunnen er deel van uitmaken, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen blijven overheersen. De lidstaten kunnen ook besluiten om als blijvend grasland te beschouwen:
i)
begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken, waarbij grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen in weiland; en/of
ii)
begraasbaar land waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen niet overheersen of helemaal niet voorkomen in weiland; |
i) |
"grassen of andere kruidachtige voedergewassen" : alle kruidachtige planten die in de lidstaat traditioneel in natuurlijk grasland voorkomen of normaliter in zaadmengsels voor grasland worden opgenomen, ongeacht of het betrokken grasland voor het weiden van dieren wordt gebruikt; |
j) |
"kwekerijen" : arealen met jonge houtachtige planten in de openlucht, bestemd om later te worden verplant, en wel kwekerijen van:
—
wijnstokken en moederplanten;
—
vruchtbomen en kleinfruitgewassen;
—
siergewassen;
—
voor de verkoop bestemde bosplanten, exclusief de in het bos gelegen bosboomkwekerijen voor de eigen behoefte van het bedrijf;
—
bomen en heesters ter beplanting van tuinen, parken, straten en wegbermen (bijvoorbeeld haagplanten, rozen en andere sierheesters, sierconiferen), alsmede onderstammen en jonge zaailingen ervan;
|
k) |
"hakhout met korte omlooptijd" : areaal beplant met door de lidstaten te bepalen boomsoorten van GN-code 0602 90 41 , bestaande uit meerjarige houtgewassen waarvan de wortelstokken of stronken na de oogst in de grond blijven en die in het daaropvolgende seizoen nieuwe scheuten vormen en waarvan de maximale omlooptijd door de lidstaten wordt vastgesteld; |
l) |
"verkoop" : de verkoop of elke andere definitieve overdracht van de eigendom van grond of betalingsrechten; grondverkooptransacties waarbij de grond wordt overgedragen aan openbare autoriteiten of voor gebruik in het algemeen belang, en waarbij die overdracht plaatsvindt voor andere dan landbouwdoeleinden, vallen niet onder deze definitie; |
m) |
"(ver)huur" : (ver)huurovereenkomst en daarmee vergelijkbare tijdelijke transactie; |
n) |
"overdracht" : verhuur of verkoop of feitelijke of verwachte vererving van grond of betalingsrechten of elke andere definitieve overdracht daarvan; het terugvallen van betalingsrechten bij het verstrijken van een huurcontract valt hier niet onder. |
Niettegenstaande punten f) en h) van de eerste alinea, kunnen lidstaten die vóór 1 januari 2018 percelen braakliggend land als bouwland hebben aanvaard, die percelen na die datum verder als bouwland aanvaarden. Met ingang van 1 januari 2018 worden percelen braakliggend land die in 2018 uit hoofde van deze alinea als bouwland zijn aanvaard, blijvend grasland in 2023 of daarna indien de voorwaarden onder h) zijn vervuld.
De lidstaten
bepalen de criteria vast waaraan een landbouwer moet voldoen om de verplichting na te komen een landbouwareaal in staat te houden die begrazing of teelt mogelijk maakt als bedoeld in lid 1, onder c), ii);
indien van toepassing in een lidstaat, omschrijven de te verrichten minimumactiviteit op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden, als bedoeld in lid 1, onder c), iii);
bepalen de boomsoorten die in aanmerking komen als hakhout met korte omlooptijd en de maximale omlooptijd voor deze boomsoorten, als bedoeld in lid 1, onder k).
De lidstaten kunnen besluiten dat begraasbaar land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken en waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen in weiland, moet worden beschouwd als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, onder h).
De lidstaten kunnen besluiten dat:
grond die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd, wordt beschouwd als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder h), op voorwaarde dat de grond een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen heeft en ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen;
andere soorten, zoals struiken en/of bomen die diervoeder produceren, deel kunnen uitmaken van blijvend grasland, in gebieden waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen overheersen; en/of
begraasbaar land waar grassen en andere kruidachtige voedergewassen niet overheersen of helemaal niet voorkomen in weiland, beschouwd kan worden als blijvend grasland als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder h).
De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria besluiten hun overeenkomstig punten b) en/of c) van de derde alinea van dit lid genomen besluit op hun hele grondgebied of een deel daarvan toe te passen.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart 2018 in kennis van elk uit hoofde van de derde en de vierde alinea van dit lid genomen besluit.
Ter wille van de rechtszekerheid is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:
het kader waarbinnen de lidstaten de criteria bepalenwaaraan een landbouwer moet voldoen om de verplichting na te komen een landbouwareaal in een voor begrazing of teelt geschikte staat te houden als bedoeld in lid 1, onder c), ii);
het kader voor de door de lidstaten te omschrijven minimumactiviteit die verricht moet worden op landbouwarealen die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat worden behouden, als bedoeld in lid 1, onder c), iii);
de criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of grassen en andere kruidachtige voedergewassen in blijvend grasland overheersen, alsmede de criteria aan de hand waarvan de in lid 1, onder h), bedoelde plaatselijke praktijken kunnen worden vastgesteld.
TITEL II
ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE RECHTSTREEKSE BETALINGEN
HOOFDSTUK 1
Gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse betalingen
Artikel 5
Algemene bepalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
Verordening (EU) nr. 1306/2013, en de uit hoofde van die verordening vastgestelde bepalingen zijn op de regelingen van deze verordening van toepassing.
Artikel 6
Nationale maxima
Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 22, lid 2, geboden keuzemogelijkheid kan het in bijlage II voor die lidstaat voor dat jaar vermelde nationale maximum worden overschreden met het overeenkomstig dat lid berekende bedrag.
Indien een lidstaat gebruik maakt van de in artikel 36, lid 4, tweede alinea, geboden keuzemogelijkheid kan het in bijlage II voor die lidstaat voor dat jaar vermelde nationale maximum worden overschreden met het overeenkomstig die alinea berekende bedrag.
Artikel 7
Nettomaxima
Indien het totale bedrag aan te verlenen rechtstreekse betalingen in een lidstaat hoger zou zijn dan het in bijlage III vermelde maximum, past die lidstaat een lineaire verlaging toe op de bedragen van alle rechtstreekse betalingen, behalve op de rechtstreekse betalingen die in het kader van Verordening (EU) nr. 228/2013 en Verordening (EU) nr. 229/2013 worden toegekend.
Artikel 8
Financiële discipline
Ingevolge de geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 17, is lid 1 van dit artikel vanaf 1 januari 2022 van toepassing op Kroatië.
Artikel 9
Actieve landbouwer
Indien van toepassing kunnen de lidstaten, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, besluiten andere soortgelijke niet-landbouwbedrijven of -activiteiten toe te voegen aan die welke in de eerste alinea worden vermeld, en kunnen zij achteraf besluiten deze toevoegingen weer te schrappen.
De personen of groepen die binnen het toepassingsgebied van de eerste of de tweede alinea vallen, worden echter als actieve landbouwers beschouwd als zij verifieerbare bewijzen in de door de lidstaten verlangde vorm verstrekken waaruit een van de volgende feiten blijkt:
het jaarlijkse bedrag aan rechtstreekse betalingen maakt ten minste 5 % uit van hun totale inkomsten uit niet-landbouwactiviteiten in het meest recente belastingjaar waarvoor dit bewijs beschikbaar is;
hun landbouwactiviteiten zijn niet onaanzienlijk;
hun voornaamste bedrijfs- of ondernemingsdoel is de uitoefening van een landbouwactiviteit.
Naast hetgeen bepaald is in de leden 1 en 2, kunnen de lidstaten op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria besluiten dat geen rechtstreekse betalingen worden toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke personen of rechtspersonen:
van wie de landbouwactiviteiten slechts een onaanzienlijk deel uitmaken van hun totale economische activiteiten; en/of
van wie de voornaamste activiteit of ondernemingsdoel niet de uitoefening van een landbouwactiviteit is.
Teneinde de bescherming van de rechten van de landbouwers te garanderen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:
de criteria op basis waarvan wordt bepaald in welke gevallen het landbouwareaal van een landbouwer geacht wordt hoofdzakelijk te bestaan uit grond die in een voor begrazing of teelt geschikte natuurlijke staat wordt behouden;
de criteria op basis waarvan het onderscheid wordt bepaald tussen opbrengsten uit landbouwactiviteiten en opbrengsten uit niet-landbouwactiviteiten;
de criteria op basis waarvan de bedragen aan rechtstreekse betalingen, als bedoeld in de leden 2 en 4, wordt bepaald en in het bijzonder met betrekking tot rechtstreekse betalingen in het eerste jaar waarvoor betalingsrechten worden toegewezen en de waarde van de betalingsrechten nog niet definitief is vastgesteld, alsmede met betrekking tot rechtstreekse betalingen voor nieuwe landbouwers;
de criteria waaraan landbouwers moeten voldoen om voor de toepassing van de leden 2 en 3 te bewijzen dat hun landbouwactiviteiten niet onaanzienlijk zijn en dat hun voornaamste bedrijfs- of ondernemingsdoel de uitoefening van een landbouwactiviteit is.
Artikel 10
Minimumvereisten voor het ontvangen van rechtstreekse betalingen
De lidstaten besluiten om in een van de volgende gevallen geen rechtstreekse betalingen aan een landbouwer toe te kennen:
indien het totaalbedrag van de voor een bepaald kalenderjaar aangevraagde of toe te kennen rechtstreekse betalingen vóór toepassing van artikel 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 lager is dan 100 EUR;
indien het subsidiabele areaal van het bedrijf waarvoor rechtstreekse betalingen worden aangevraagd of moeten worden toegekend vóór toepassing van artikel 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 minder dan één hectare is.
In Kroatië wordt het in lid 1, onder a), bedoelde aangevraagde of toe te kennen bedrag voor de jaren 2015-2021 berekend op basis van het bedrag dat in bijlage VI, onder A, wordt vermeld.
Artikel 11
Verlaging van betalingen
Indien een lidstaat besluit een herverdelingsbetaling toe te wijzen aan landbouwers, overeenkomstig titel III, hoofdstuk 2, en de toepassing van de in artikel 41, lid 4, vastgestelde maxima die lidstaat verhindert om daarvoor meer dan 5 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken, kan die lidstaat besluiten om dit artikel niet toe te passen.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de overeenkomstig dit artikel genomen besluiten, alsmede van de geraamde opbrengst van de verlagingen voor de jaren tot en met 2019, zulks uiterlijk op 1 augustus van het jaar dat voorafgaat aan de toepassing van die besluiten, waarbij 1 augustus 2018 de laatste mogelijke datum voor een dergelijke kennisgeving is.
Voor het jaar 2020 stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 31 december 2019 in kennis van de overeenkomstig dit artikel genomen besluiten en van de geraamde opbrengst van de verlagingen.
De lidstaten stellen de Commissie voor het jaar 2021 uiterlijk op 19 februari 2021 en voor het jaar 2022 uiterlijk op 1 augustus 2021 in kennis van de overeenkomstig dit artikel genomen besluiten en van de geraamde opbrengst van de verlagingen.
Artikel 12
Meervoudige aanvragen
Het met het aantal subsidiabele hectaren overeenkomende areaal waarvoor een landbouwer uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, een aanvraag voor een basisbetaling heeft ingediend, kan het voorwerp zijn van een aanvraag voor een andere rechtstreekse betaling, alsmede voor andere steun die niet onder deze verordening valt, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 13
Staatssteun
In afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU niet van toepassing op betalingen die de lidstaten overeenkomstig deze verordening doen.
Artikel 14
Flexibiliteit tussen de pijlers
De Commissie wordt uiterlijk op 31 december 2013 van het in de eerste alinea bedoelde besluit in kennis gesteld. Het besluit vermeldt het in die alinea bedoelde percentage, dat per kalenderjaar kan variëren.
De lidstaten die met betrekking tot het kalenderjaar 2014 geen besluit zoals bedoeld in de eerste alinea nemen, kunnen uiterlijk op 1 augustus 2014 het daarin bedoelde besluit nemen met betrekking tot de kalenderjaren 2015 tot en met 2019. Zij stellen de Commissie uiterlijk tegen die datum in kennis van dergelijke besluiten.
De lidstaten kunnen besluiten om hun in dit lid bedoelde besluiten met ingang van het kalenderjaar 2018 te herzien. Besluiten gebaseerd op deze herziening mogen niet leiden tot een afname van het percentage waarvan de Commissie overeenkomstig de eerste, de tweede en de derde alinea in kennis is gesteld. De betrokken lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis van hun op deze herziening gebaseerde besluiten.
De lidstaten kunnen besluiten om hun in dit lid bedoelde besluiten met ingang van kalenderjaar 2019 te herzien, en zij stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2018 in kennis van hun op deze herziening gebaseerde besluiten. Besluiten gebaseerd op deze herziening mogen niet leiden tot een afname van het percentage waarvan de Commissie overeenkomstig de eerste, de tweede, de derde en de vierde alinea in kennis is gesteld.
Uiterlijk op 31 december 2019 kunnen de lidstaten besluiten om tot 15 % van hun jaarlijkse nationale maxima die in bijlage II bij deze verordening voor het kalenderjaar 2020 zijn vastgesteld, beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor het begrotingsjaar 2021 die uit het Elfpo wordt gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen. Dat besluit, waarin het gekozen percentage wordt vermeld, wordt uiterlijk op 31 december 2019 aan de Commissie meegedeeld.
De lidstaten kunnen besluiten om tot 15 % van hun jaarlijkse nationale maxima die in bijlage II bij deze verordening voor de kalenderjaren 2021 en 2022 zijn vastgesteld, beschikbaar te stellen als aanvullende steun voor de begrotingsjaren 2022 en 2023 die uit het Elfpo wordt gefinancierd. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor de toekenning van rechtstreekse betalingen. Dat besluit, waarin het gekozen percentage wordt vermeld, wordt voor het kalenderjaar 2021 uiterlijk op 19 februari 2021 en voor het kalenderjaar 2022 uiterlijk op 1 augustus 2021 aan de Commissie meegedeeld.
De Commissie wordt uiterloijk op 31 december 2013 van het in de eerste alinea bedoelde besluit in kennis gesteld. Het besluit vermeldt het in die alinea genoemde percentage, dat per kalenderjaar kan variëren.
De lidstaten die met betrekking tot het begrotingsjaar 2015 geen besluit zoals bedoeld in de eerste alinea nemen, kunnen vóór 1 augustus 2014 het daarin bedoelde besluit nemen met betrekking tot de begrotingsjaren 2016 tot en met 2020. Zij stellen de Commissie uiterlijk op die datum in kennis van dergelijke besluiten.
De lidstaten kunnen besluiten om hun in dit lid bedoelde besluiten te herzien met het oog op de begrotingsjaren 2019 en 2020. Besluiten gebaseerd op deze herziening mogen niet leiden tot een toename van het percentage waarvan de Commissie overeenkomstig de eerste, de tweede en de derde alinea in kennis is gesteld. De betrokken lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2017 in kennis van op deze herziening gebaseerde besluiten.
De lidstaten kunnen besluiten om hun in dit lid bedoelde besluiten met ingang van kalenderjaar 2019 te herzien, en zij stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2018 in kennis van hun op deze herziening gebaseerde besluiten. Besluiten gebaseerd op deze herziening mogen niet leiden tot een toename van het percentage waarvan de Commissie overeenkomstig de eerste, de tweede, de derde en de vierde alinea in kennis is gesteld.
Uiterlijk op 8 februari 2020 kunnen de lidstaten besluiten voor het kalenderjaar 2020 een bedrag dat niet hoger is dan het in bijlage VI bis vermelde bedrag, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steun die voor het begrotingsjaar 2021 uit het Elfpo wordt gefinancierd. De Commissie wordt uiterlijk op 8 februari 2020 van dat besluit, waarin het over te dragen bedrag wordt vermeld, in kennis gesteld.
De lidstaten die voor de begrotingsjaren 2022 en 2023 geen besluit als bedoeld in lid 1, zevende alinea, nemen, kunnen besluiten om tot 15 % of, in het geval van Bulgarije, Estland, Spanje, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Finland en Zweden, tot 25 % van het bedrag dat wordt toegewezen voor steun die uit het Elfpo voor het begrotingsjaar 2022 op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en voor het begrotingsjaar 2023 op grond van wetgeving van de Unie die wordt vastgesteld na de vaststelling van Verordening (EU) 2020/2093 van de Raad ( 2 ) [MFK] wordt gefinancierd, beschikbaar te stellen als rechtstreekse betalingen. Het desbetreffende bedrag is daardoor niet meer beschikbaar voor steun die uit het Elfpo wordt gefinancierd. Dat besluit, waarin het gekozen percentage wordt vermeld, wordt voor het begrotingsjaar 2022 uiterlijk op 19 februari 2021 en voor het begrotingsjaar 2023 uiterlijk op 1 augustus 2021 aan de Commissie meegedeeld.
Artikel 15
Herziening
De in bijlage I vermelde steunregelingen zijn van toepassing onverminderd de mogelijkheid deze op elk tijdstip in het licht van de economische ontwikkelingen en de begrotingssituatie te herzien. Die herziening kan leiden tot het vaststellen van wetgevingshandelingen, gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU of uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 VWEU.
HOOFDSTUK 2
Bepalingen die alleen van toepassing zijn op Bulgarije, Kroatië en Roemenië
Artikel 16
Geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië
Voor Bulgarije en Roemenië, worden dee overeenkomstig de artikelen 42, 47, 49, 51, 53 en 65 vastgestelde maxima voor 2015 vastgesteld op basis van de in bijlage V, onder A, vermelde bedragen.
Artikel 17
Geleidelijke invoering van rechtstreekse betalingen in Kroatië
In Kroatië worden rechtstreekse betalingen ingevoerd overeenkomstig het volgende schema, uitgedrukt in oplopende percentages van het niveau van rechtstreekse betalingen dat vanaf 2022 van toepassing is:
Artikel 18
Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen en rechtstreekse betalingen in Bulgarije en Roemenië
Artikel 19
Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in Kroatië
Het bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen dat in een bepaald jaar voor een bepaalde steunregeling mag worden toegekend, wordt tot een specifiek maximum beperkt. Dat maximum wordt vastgesteld op het verschil tussen:
het bedrag aan rechtstreekse steun dat na de volledige invoering van de rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 17 in het kalenderjaar 2022 beschikbaar is voor de steunregeling in kwestie, en
het bedrag aan rechtstreekse steun dat na de toepassing van de toenameregeling overeenkomstig artikel 17 voor het betrokken kalenderjaar beschikbaar is voor de steunregeling in kwestie.
In de uitvoeringshandelingenvoor aanvullende nationale rechtstreekse betalingen ter aanvulling van de in titel IV, hoofdstuk I, bedoelde vrijwillige gekoppelde steun, worden ook de specifieke soorten landbouw of de in artikel 52, lid 3, bedoelde specifieke landbouwsectoren vermeld waarop de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen betrekking kunnen hebben.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld zonder toepassing van de in artikel 71, lid 2 of lid 3, bedoelde procedure.
Kroatië dient uiterlijk op 30 juni van het jaar na de invoering van de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen een verslag in over de uitvoeringsmaatregelen betreffende deze betalingen. In dat verslag komen minstens de volgende punten aan de orde:
elke wijziging van de situatie die van invloed is op de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen;
voor elke aanvullende nationale rechtstreekse betaling, informatie over het aantal begunstigden, en het totale bedrag aan toegekende aanvullende nationale rechtstreekse betalingen en het aantal hectaren, en het aantal dieren of andere eenheden waarvoor die aanvullende nationale rechtstreekse betalingis toegekend;
een verslag betreffende de controlemaatregelen die zijn toegepast op de toegekende aanvullende nationale rechtstreekse betalingen.
Artikel 20
Speciale nationale reserve voor mijnenruimen in Kroatië
Tevens stelt Kroatië de Commissie in kennis van het aantal betalingsrechten dat op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar voor landbouwers beschikbaar was, en van het bedrag in de speciale nationale reserve voor mijnenruimen dat op diezelfde datum nog niet was uitgegeven.
De in de eerste en tweede alinea bedoelde meldingen worden, indien van toepassing, gedaan per regio zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 1, van deze verordening.
Het maximumbedrag dat overeenkomstig de eerste alinea wordt toegevoegd op basis van alle arealen waarvan Kroatië overeenkomstig lid 1 in de periode tot en met 2022 kennis geeft, is 9 600 000 EUR en is onderworpen aan de regeling voor de invoering van rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 17. De resulterende jaarlijkse maximumbedragen zijn opgenomen in bijlage VII.
Voor de jaren 2015 tot en met 2022 gebruikt Kroatië de speciale nationale reserve voor mijnenruimen om betalingsrechten aan landbouwers toe te wijzen op basis van de ontmijnde gronden die door de landbouwers voor het betrokken jaar zijn aangegeven, indien:
de gronden subsidiabele hectaren zijn in de zin van artikel 32, leden 2 tot en met 5;
de betrokken gronden gedurende het voorgaande kalenderjaar opnieuw voor landbouwactiviteiten gebruikt zijn; en
de grond waarvan de Commissie overeenkomstig lid 1 van dit artikel in kennis is gesteld.
TITEL III
BASISBETALINGSREGELING, REGELING INZAKE EEN ENKELE AREAALBETALING EN DAARMEE SAMENHANGENDE BETALINGEN
HOOFDSTUK I
Basisbetalingsregeling en regeling inzake een enkele areaalbetaling
Artikel 21
Betalingsrechten
In het kader van de basisbetalingsregeling wordt steun beschikbaar gesteld voor landbouwers:
die in het kader van deze verordening betalingsrechten verwerven door middel van een toewijzing krachtens artikel 20, lid 4, door middel van een eerste toewijzing krachtens artikel 24 of artikel 39, door middel van een toewijzing uit de nationale reserve of regionale reserves krachtens artikel 30 of door middel van een overdracht krachtens artikel 34; of
die voldoen aan artikel 9 en beschikken over betalingsrechten, in eigendom of gehuurd, in een lidstaat die overeenkomstig lid 3 heeft besloten de bestaande betalingsrechten te behouden.
Artikel 22
Maximum voor de basisbetalingsregeling
Indien het maximum voor een lidstaat, zoals vastgesteld door de Commissie uit hoofde van lid 1 van dit artikel, voor de kalenderjaren 2021 en 2022 verschilt van dat van het voorgaande jaar als gevolg van een wijziging in het bedrag dat in bijlage II is vermeld, of als gevolg van een besluit dat die lidstaat heeft genomen overeenkomstig dit artikel, artikel 14, leden 1 of 2, artikel 42, lid 1, artikel 49, lid 1, artikel 51, lid 1, of artikel 53, verlaagt of verhoogt die lidstaat de waarde van alle betalingsrechten lineair en/of verlaagt of verhoogt hij de nationale reserve of regionale reserves lineair om aan het bepaalde in lid 4 van dit artikel te voldoen.
Artikel 23
Regionale toewijzing van de nationale maxima
De lidstaten die artikel 36 toepassen, kunnen uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregelinghet in de eerste alinea bedoelde besluit nemen.
De lidstaten die artikel 30, lid 2, niet toepassen, maken de verdeling na toepassing van de in artikel 30, lid 1, bedoelde lineaire verlaging.
De lidstaten die de tweede alinea van lid 1, toepassen, stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het betrokken jaar in kennis van het in die alinea, bedoelde besluit en van de maatregelen die voor de toepassing van de leden 2 en 3 zijn genomen.
De lidstaten die lid 1 toepassen, stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het eerste jaar van uitvoering van het in lid 5 bedoelde besluit hiervan in kennis.
De lidstaten die de eerste alinea van lid 1 toepassen, stellen de Commissie voor kalenderjaar 2021 uiterlijk op 19 februari 2021 en voor kalenderjaar 2022 uiterlijk op 1 augustus 2021 van de in de leden 2 en 3 bedoelde besluiten in kennis.
Artikel 24
Eerste toewijzing van betalingsrechten
Betalingsrechten worden toegewezen aan landbouwers die recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 9 van deze verordening op voorwaarde dat:
zij uiterlijk op de conform artikel 78, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde uiterste datum voor het indienen van een aanvraag in 2015 een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling indienen, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden; en
zij voordat een verlaging en uitsluiting overeenkomstig titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt toegepast, voor 2013 recht hadden op betalingen naar aanleiding van een steunaanvraag voor rechtstreekse betalingen, of nationale overgangssteun, of aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009.
De eerste alinea is niet van toepassing in lidstaten die artikel 21, lid 3, van deze verordening toepassen.
De lidstaten kunnen betalingsrechten toewijzen aan landbouwers die recht hebben op rechtstsreekse betalingen overeenkomstig artikel 9 van deze verordening, die aan de voorwaarde vermeld in de eerste alinea, onder a), voldoen en die:
voor 2013 geen betalingen hebben ontvangen naar aanleiding van een in de eerste alinea van dit lid bedoelde steunaanvraag en die, uiterlijk op de door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie ( 3 ) vastgestelde datum van het aanvraagjaar 2013:
in lidstaten die de bedrijfsbetalingsregeling toepassen:
in lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, enkel over landbouwgrond beschikten die op 30 juni 2003 niet in een goede landbouwconditie verkeerde als bedoeld in artikel 124, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009;
in 2014 betalingsrechten toegewezen hebben gekregen uit de nationale reserve in het kader van de bedrijfsbetalingsregeling overeenkomstig artikel 41 of artikel 57 van Verordening (EG) nr. 73/2009; of
nooit over krachtens Verordening (EG) nr. 73/2009 of Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde in eigendom of gehuurde betalingsrechten hebben beschikt en die verifieerbare bewijzen verstrekken dat zij uiterlijk op de door de lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 vastgestelde datum voor het aanvraagjaar 2013 landbouwproducten hebben geproduceerd, gefokt of geteeld, inclusief door het oogsten, het melken, het fokken en het houden van dieren voor landbouwdoeleinden. De lidstaten kunnen voor deze categorie van landbouwers hun eigen aanvullende objectieve en niet-discriminerende subsidiabiliteitscriteria vastleggen inzake passende vaardigheden, ervaring en opleiding.
Wanneer hiervoor wordt geopteerd, wijzen de lidstaten een verminderd aantal betalingsrechten aan landbouwers toe. Dit aantal wordt berekend door een proportionele verlaging toe te passen op het door elke landbouwer in 2015 aangegeven aanvullende aantal subsidiabele hectaren ten opzichte van het aantal subsidiabele hectaren in de zin van artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 dat die landbouwer in zijn steunaanvraag in 2011, of in het geval van Kroatië in 2013, heeft aangegeven, onverminderd de ontmijnde hectaren waarvoor overeenkomstig artikel 20, lid 4, van deze verordening betalingsrechten moeten worden toegewezen.
Artikel 25
Waarde van betalingsrechten en convergentie
Het in de eerste alinea bedoelde vaste percentage wordt berekend door het voor 2015, respectievelijk, overeenkomstig artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, van deze verordening vast te stellen nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling te delen, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, door het in bijlage II vermelde nationale maximum voor 2015. De betalingsrechten worden uitgedrukt in een aantal dat overeenstemt met een aantal hectaren.
De lidstaten kunnen besluiten het in de eerste alinea bedoelde percentage zodanig vast te stellen dat dit hoger dan 90 % maar niet hoger dan 100 % is.
Voorts schrijven de lidstaten voor dat ten laatste voor het aanvraagjaar 2019 geen enkel betalingsrecht een waarde per eenheid mag hebben die minder bedraagt dan 60 % van de nationale of regionale waarde per eenheid in 2019, tenzij zulks in een lidstaat die de drempel bedoeld in lid 7 toepast, zou leiden tot een maximale vermindering boven dat die percentagedrempel. In dat geval wordt de minimumwaarde per eenheid vastgesteld op een niveau dat nodig is om die drempel in acht te nemen.
Teneinde ervoor te zorgen dat het in lid 1 van dit artikel bedoelde vaste percentage voor elk jaar in acht wordt genomen, wordt de waarde van de betalingsrechten met een initiële waarde per eenheid die hoger is dan de nationale of regionale waarde per eenheid in 2019 aangepast.
Teneinde ervoor te zorgen dat het in lid 1 van dit artikel bedoelde vast percentage voor elk jaar in acht wordt genomen, wordt de waarde van alle betalingsrechten lineair aangepast.
Na toepassing van de correctie als bedoeld in artikel 22, lid 5, kunnen de lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de afwijking waarin lid 4 van dit artikel voorziet, besluiten om betalingsrechten die de landbouwers op 31 december 2019 bezitten en die een lagere waarde hebben dan de nationale of regionale eenheidswaarde in 2020 zoals berekend overeenkomstig de tweede alinea van dit lid, te verhogen tot de nationale of regionale eenheidswaarde in 2020. Bij de berekening van de verhoging worden de volgende voorwaarden in acht genomen:
de berekeningsmethode voor de verhoging waartoe de betrokken lidstaat besluit, berust op objectieve en niet-discriminerende criteria;
ter financiering van de verhoging worden alle of een deel van de betalingsrechten, in eigendom of gehuurd, die de landbouwers op 31 december 2019 bezitten en die een hogere waarde hebben dan de nationale of regionale eenheidswaarde in 2020 zoals berekend overeenkomstig de tweede alinea, verlaagd. Die verlaging geldt voor het verschil tussen de waarde van die rechten en de nationale of regionale eenheidswaarde in 2020. De toepassing van die verlaging berust op objectieve en niet-discriminerende criteria, met als mogelijk criterium de vaststelling van een maximumverlaging.
De in de eerste alinea bedoelde nationale of regionale eenheidswaarde in 2020 wordt berekend door het overeenkomstig artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, voor 2020 vastgestelde nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling, exclusief het bedrag van de nationale of regionale reserves, te delen door het aantal betalingsrechten, in eigendom of gehuurd, die de landbouwers op 31 december 2019 bezitten.
In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de afwijking waarin lid 4 van dit artikel voorziet, besluiten om de waarde van de overeenkomstig dat lid berekende waarde op dat niveau te houden, onverminderd de in artikel 22, lid 5, bedoelde correctie.
De lidstaten stellen de landbouwers tijdig in kennis van de waarde van hun betalingsrechten zoals berekend overeenkomstig dit lid.
Artikel 26
Berekening van de initiële waarde per eenheid
Dit vaste percentage wordt berekend door het nationaal of regionaal maximum voor de basisbetalingsregeling dat overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, van deze verordening te delen door het bedrag van de betalingen die voor 2014 in het kader van de bedrijfsbetalingsregeling in de betrokken lidstaat of de betrokken regio, zijn verricht, vóór verlagingen en uitsluitingen bedoeld in titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009.
Dit vaste percentage wordt berekend door het nationaal of regionaal maximum voor de basisbetalingsregeling dat overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, van deze verordening, te delen door de totale waarde van alle betalingsrechten, inclusief de bijzondere betalingsrechten, in het kader van de bedrijfsbetalingsregeling in de betrokken lidstaat of regio voor 2014.
Voor de toepassing van dit lid wordt een landbouwer geacht op de datum van indiening van zijn aanvraag voor 2014 over betalingsrechten te beschikken wanneer uiterlijk op die datum betalingsrechten aan hem waren toegewezen of definitief aan hem waren overgedragen.
Dit vaste percentage wordt berekend door het nationaal of regionaal maximum voor de basisbetalingsregeling dat overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, voor het jaar 2015 moet worden vastgesteld, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, van deze verordening, te delen door de totale waarde van de steun die voor 2014 in de betrokken lidstaat of regio is toegekend in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 en krachtens de artikelen 132 en 133 bis van die verordening, vóór verlagingen en uitsluitingen bedoeld in titel II, hoofdstuk 4, van die verordening.
Lidstaten die evenwel besloten hebben de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV van deze verordening toe te passen, kunnen bij de toepassing van de berekeningsmethoden voor de in dit artikel bedoelde verhoging rekening houden met de verschillen tussen het niveau van de in kalenderjaar 2014 toegekende steun en het niveau van de overeenkomstig titel IV van deze verordening toe te kennen steun, op voorwaarde dat:
de vrijwillige gekoppelde steun uit hoofde van titel IV wordt toegewezenop een sector die in het kalenderjaar 2014 steun toegewezen gekregen had uit hoofde van artikel 52, artikel 53, lid 1, artikel 68, lid 1, onder a) en b), en, voor de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepasten, uit hoofde van artikel 68, lid 1, onder c), en de artikelen 126, 127 en 129 van Verordening (EG) nr. 73/2009; en
het bedrag per eenheid van de vrijwillig gekoppeldesteun is lager dan het bedrag per eenheid van steun in 2014.
Voor de in dit artikel bedoelde berekeningsmethodes en mits de herverdelingsbetaling uit hoofde van artikel 41 niet wordt toegepast, houden de lidstaten ten volle rekening met de steun die voor het kalenderjaar 2014 is toegekend krachtens de artikelen 72 bis en 125 bis van Verordening (EG) nr. 73/2009.
Artikel 27
Opname van de speciale nationale reserve voor mijnenruimen
Wat Kroatië betreft, heeft iedere verwijzing naar de nationale reserve in de artikelen 25 en 26 ook betrekking op de speciale nationale reserve voor mijnenruimen als bedoeld in artikel 20.
Voorts wordt het bedrag uit de speciale nationale reserve voor mijnenruimen in mindering gebracht van de maxima van de basisbetalingsregeling als bedoeld in artikel 25, lid 1, de leden 5 en 6, van dat artikel en in artikel 26.
Artikel 28
Uitzonderlijke winst
Voor de toepassing van artikel 25, leden 4 tot en met 7, en artikel 26, kan een lidstaat op basis van objectieve criteria bepalen dat, in geval van verkoop, afstaan of verstrijken van de huur van landbouwareaal of een gedeelte daarvan na de uit hoofde van artikel 35 of artikel 124, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde datum en vóór de uit hoofde van artikel 33, lid 1 van deze verordening vastgestelde datum, de toename van de waarde van de betalingsrechten die aan de betrokken landbouwer zouden worden toegewezen, moet vervallen aan de nationale reserve of de regionale reserves indien de toename voor de landbouwer in kwestie een uitzonderlijke winst zou opleveren.
Deze objectieve criteria worden op zodanige wijze vastgesteld dat de gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, en omvatten ten minste:
de minimumtermijn voor de huur; en
het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve of de regionale reserves vervalt.
Artikel 29
Kennisgevingen inzake de waarde van betalingsrechten en convergentie
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2014 in kennis vande in de artikelen 25, 26 en 28 bedoelde besluiten.
Voor de kalenderjaren 2020 en 2021 delen de lidstaten hun in artikel 25, leden 11 en 12, bedoelde besluiten uiterlijk op 19 februari 2021 aan de Commissie mee.
Voor het kalenderjaar 2022 delen de lidstaten hun in artikel 25, lid 12, bedoelde besluit uiterlijk op 1 augustus 2021 aan de Commissie mee.
Artikel 30
Vorming en gebruik van de nationale reserve of regionale reserves
De lidstaten kunnen hun nationale of regionale reserves gebruiken om:
betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers om te voorkomen dat de grond wordt verlaten, onder meer in gebieden waar aan een vorm van overheidssteun gekoppelde herstructurerings- of ontwikkelingsprogramma's lopen;
betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers om hen te vergoeden voor specifieke nadelen;
betalingsrechten toe te wijzen aan landbouwers aan wie geen betalingsrechten konden worden toegewezen krachtens dit hoofdstuk ten gevolge van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden;
betalingsrechten toe te wijzen indien zij artikel 21, lid 3, van deze verordening toepassen, aan landbouwers van wie het aantal subsidiabele hectaren dat in 2015 overeenkomstig artikel 72, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt aangegeven en waarover zij beschikken op een door de lidstaat vastgestelde datum met als uiterste termijn de in die lidstaat vastgestelde datum voor wijziging van de steunaanvraag, meer bedraagt dan het aantal in eigendom of gehuurde betalingsrechten als vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 73/2009 waarover zij beschikken op de overeenkomstig artikel 78, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vast te stellen uiterste datum voor het indienen van een aanvraag;
als de betrokken nationale of regionale reserve meer dan 0,5 % van het jaarlijkse nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling bedraagt, de waarde van alle betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau op permanente basis lineair te verhogen, mits voldoende bedragen beschikbaar blijven voor toewijzingen op grond van lid 6, onder a) en b), en van lid 9 van dit artikel;
de jaarlijkse behoeften voor toe te wijzen betalingen te dekken overeenkomstig artikel 51, lid 2, en artikel 65, leden 1, 2 en 3, van deze verordening.
Voor de toepassing van dit lid stellen de lidstaten zelf prioriteiten vast voor de hierin vermelde verschillende vormen van gebruik.
De nationale of regionale gemiddelde waarde wordt berekend door het overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, vastgestelde nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling voor het jaar van toewijzing, met uitzondering van het bedrag van de nationale reserve of regionale reserves, en, in geval van Kroatië, de speciale reserve voor mijnenruimen, te delen door het aantal toegewezen betalingsrechten.
De lidstaten stellen de stappen vast voor de jaarlijkse geleidelijke wijziging van de waarde van de uit de nationale reserve of regionale reserves toegewezen betalingsrechten, met inachtneming van de wijzigingen van de nationale of regionale maxima voor de basisbetalingsregeling vastgesteld overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, en artikel 23, lid 2, die voortvloeien uit de variaties in het niveau van de in bijlage II vermelde nationale maxima.
Voor toewijzingen uit de nationale reserve of regionale reserves in 2021 en 2022 wordt het bedrag van de nationale reserve of regionale reserves dat overeenkomstig de tweede alinea is uitgezonderd, gecorrigeerd overeenkomstig artikel 22, lid 5, tweede alinea. De derde alinea van het onderhavige lid geldt niet voor toewijzingen uit de nationale reserve of regionale reserves in 2021 en 2022.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) |
"jonge landbouwers" : landbouwers in de zin van artikel 50, lid 2, en, in voorkomend geval, artikel 50, lid 3 en lid 11; |
b) |
"landbouwers die met hun landbouwactiviteit beginnen" : een natuurlijk of rechtspersoon die in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteiten geen landbouwactiviteit heeft verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle heeft gehad over een rechtspersoon die een landbouwactiviteit uitoefende. In het geval van een rechtspersoon mag (mogen) de natuurlijke persoon (personen) die de controle over de rechtspersoon heeft (hebben), in de vijf jaar voorafgaand aan het opstarten van de landbouwactiviteit door de rechtspersoon geen landbouwactiviteit hebben verricht in eigen naam en voor eigen risico en evenmin de controle hebben gehad over een rechtspersoon die de landbouwactiviteit uitoefende; voor deze categorie van landbouwers kunnen de lidstaten hun eigen aanvullende objectieve en niet-discriminerende subsidiabiliteitscriteria vaststellen inzake passende vaardigheden, ervaring en opleiding. |
Artikel 31
Aanvulling van de nationale reserve of de regionale reserves
De nationale reserve of de regionale reserves worden aangevuld met de bedragen:
van betalingsrechten die gedurende twee opeenvolgende jaren geen recht op betalingen geven in verband met de toepassing van:
artikel 9;
artikel 10, lid 1; of
artikel 11, lid 4, van deze verordening.
van een aantal betalingsrechten dat gelijk is aan het totale aantal betalingsrechten die gedurende twee opeenvolgende jaren niet overeenkomstig artikel 32 van deze verordening door landbouwers is geactiveerd, tenzij de activatie daarvan is verhinderd door overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Voor het vaststellen van de in eigendom of gehuurde betalingsrechten van een landbouwer die zullen vervallen aan de nationale reserve of regionale reserves, krijgen de rechten met de laagste waarde prioriteit;
van betalingsrechten die landbouwers vrijwillig hebben teruggegeven;
die voortvloeien uit de toepassing van artikel 28 van deze verordening;
van ten onrechte toegewezen betalingsrechten overeenkomstig artikel 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
die voortvloeien uit een lineaire verlaging van de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau, indien de nationale reserve of regionale reserves niet voldoende zijn om de in artikel 30, lid 9, van deze verordening bedoelde gevallen te dekken;
van een lineaire verlaging van de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau om de in artikel 30, lid 6, van deze verordening bedoelde gevallen te dekken, wanneer de lidstaten dit nodig achten. Daarnaast kunnen lidstaten die deze lineaire verlaging reeds toepassen in hetzelfde jaar ook een lineaire verlaging toepassen van de waarde van de betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling op nationaal of regionaal niveau om de in artikel 30, lid 7, eerste alinea, onder a) en b), van deze verordening bedoelde gevallen te dekken;
die voortvloeien uit de toepassing van artikel 34, lid 4, van deze verordening.
Artikel 32
Activering van betalingsrechten
In deze titel wordt onder "subsidiabele hectare" verstaan:
ieder landbouwareaal van het bedrijf, met inbegrip van areaal dat op 30 juni 2003 niet in goede landbouwconditie verkeerde in de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden en bij die toetreding ervoor hebben gekozen de regeling inzake een enkele areaalbetaling toe te passen, dat wordt gebruikt voor een landbouwactiviteit of dat, indien het areaal ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, overwegend voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt; of
alle grond die in 2008 recht gaf op betalingen in het kader van de bedrijfsbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling die waren ingesteld bij respectievelijk titel III en titel IV bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en die:
niet meer voldoet aan de definitie van "subsidiabele hectare" onder a) als gevolg van de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2009/147/EG,
voor de looptijd van de betrokken verbintenis van de individuele landbouwer is bebost uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of van artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of een nationale regeling waarvan de voorwaarden stroken met artikel 43, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, of
voor de looptijd van de betrokken verbintenis van de individuele landbouwer is braak gelegd uit hoofde van de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 of artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
Voor de toepassing van lid 2, onder a):
wordt een landbouwareaal van een bedrijf dat ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, aangemerkt als een overwegend voor landbouwactiviteiten gebruikt areaal mits de uitoefening van de landbouwactiviteiten geen noemenswaardige hinder ondervindt van de intensiteit, de aard, de duur en de planning van de niet-landbouwactiviteiten;
kunnen de lidstaten een lijst opstellen van areaal dat overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt.
De lidstaten stellen de criteria vast voor de toepassing van dit lid op hun grondgebied.
Artikel 33
Aangifte van subsidiabele hectaren
Artikel 34
Overdracht van betalingsrechten
De betalingsrechten kunnen, zelfs in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving, evenwel uitsluitend worden geactiveerd in de lidstaat waar zij zijn toegewezen.
De betalingsrechten kunnen, ook in het geval van overdracht door feitelijke of verwachte vererving, evenwel uitsluitend worden geactiveerd in de regio waar zij zijn toegewezen.
Deze regio's worden gedefinieerd op het passende territoriale niveau op basis van objectieve criteria en op zodanige wijze dat de gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden voorkomen.
Artikel 35
Gedelegeerde bevoegdheden
Teneinde rechtszekerheid te garanderen en duidelijkheid te verschaffen over de concrete situaties die zich bij de toepassing van de basisbetalingsregeling kunnen voordoen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake:
voorschriften betreffende het recht van landbouwers op steun in het kader van de basisbetalingsregeling en toegang tot deze regeling bij vererving en verwachte vererving, vererving in het kader van een huurcontract, wijziging van de juridische status of benaming, overdracht van betalingsrechten, een fusie of splitsing van het bedrijf en bij toepassing van de contractclausule als bedoeld in artikel 24, lid 8;
voorschriften betreffende de berekening van het aantal en de waarde en van de verhoging of verlaging van de waarde van betalingsrechten bij de toewijzing van betalingsrechten in het kader van enigerlei bepaling van deze titel, waaronder bepalingen met betrekking tot:
de mogelijkheid van een voorlopig aantal en een voorlopige waarde of van een voorlopige verhoging van betalingsrechten die worden toegewezen op basis van de aanvraag van de landbouwer,
de voorwaarden voor de vaststelling van het voorlopige en het definitieve aantal en de voorlopige en de definitieve waarde van de betalingsrechten,
de gevallen waarin een verkoopcontract of verhuurcontract van invloed kan zijn op de toewijzing van betalingsrechten;
voorschriften betreffende de vaststelling en berekening van het aantal en de waarde van betalingsrechten die uit de nationale reserve of de regionale reserves worden ontvangen;
de wijziging van de waarde per eenheid van betalingsrechten indien het gaat om delen van betalingsrechten en om de overdracht van betalingsrechten als bedoeld in artikel 34, lid 4;
de criteria voor het toepassen van de opties in artikel 24, lid 1, derde alinea, onder a), b) en c);
de criteria voor het toepassen van beperkingen op het aantal toe te wijzen betalingsrechten overeenkomstig artikel 24, lid 4 tot en met 7;
de criteria voor de toewijzing van betalingsrechten uit hoofde van artikel 30, leden 6 en 7;
de criteria voor het vaststellen van de in artikel 32, lid 5, bedoelde verminderingscoëfficiënt.
Artikel 36
Regeling inzake een enkele areaalbetaling
Gedurende de periode waarin de regeling inzake een enkele areaalbetaling wordt toegepast, zijn de afdelingen 1, 2 en 3 van dit hoofdstuk niet van toepassing op deze lidstaten, met uitzondering van artikel 23, lid 1, tweede alinea, artikel 23, lid 6, en artikel 32, leden 2 tot en met 6.
De lidstaten die in 2020 de regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen, doen dat ook na 31 december 2020.
Zij houden daarom rekening met de steun die voor het kalenderjaar 2014 in het kader van een of meer van de regelingen overeenkomstig artikel 68, lid 1, onder a), b) en c), en de artikelen 126, 127, 129 van Verordening (EG) nr. 73/2009 is toegekend.
Cyprus kan de steun differentiërendoor rekening te houden met de sectorspecifieke totaalbedragen als vermeldin bijlage XVII bis bij Verordening (EG) nr. 73/2009, verminderd met alle overeenkomstig artikel 37 van deze verordening aan deze sector toegekende steun.
Teneinde de regeling inzake een enkele areaalbetaling te differentiëren en mits de herverdelingsbetaling uit hoofde van artikel 41 niet wordt toegepast, houden de lidstaten ten volle rekening met de steun die voor het kalenderjaar 2014 is toegekend krachtens artikel 125 bis van Verordening (EG) nr. 73/2009.
Voor elke lidstaat kan het volgens de eerste alinea van dit lid berekende bedrag worden verhoogd met maximum 3 % van het in bijlage II vermelde toepasselijke jaarlijkse nationale maximum, na aftrek van het bedrag dat resulteert uit de toepassing van artikel 47, lid 1, voor het betreffende jaar. Indien een lidstaat deze verhoging toepast, houdt de Commissie met deze verhoging rekening bij het vaststellen van het jaarlijkse nationale maximum voor de regeling inzake een enkele areaalbetaling overeenkomstig de eerste alinea van dit lid. Daartoe stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 31 januari 2018 in kennis van de jaarlijkse percentages waarmee het volgens lid 1 van dit artikel berekende bedrag vanaf 2018 elk kalenderjaar moet worden verhoogd. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 19 februari 2021 in kennis van het jaarlijkse percentage waarmee het krachtens lid 1 van dit artikel berekende bedrag wordt verhoogd voor de kalenderjaren 2021 en 2022.
De lidstaten kunnen hun in de tweede alinea van dit lid bedoelde besluit jaarlijks herzien en stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan de toepassing daarvan in kennis van de op die herziening gebaseerde besluiten.
Artikel 37
Nationale overgangssteun
Lidstaten die in de periode 2015-2020 nationale overgangssteun toekennen kunnen besluiten in 2021 en 2022 nationale overgangssteun toe te kennen.
Het totaalbedrag van de nationale overgangssteun dat voor elke in lid 2 bedoelde sector aan landbouwers kan worden toegekend, wordt beperkt tot het onderstaande percentage van de sectorspecifieke financiële middelen toegestaan door de Commissie overeenkomstig artikel 132, lid 7, of artikel 133 bis, lid 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009 in 2013:
Voor Cyprus wordt dit percentage berekend op basis van de sectorspecifieke totaalbedragen als vermeld in bijlage XVII bis bij Verordening (EG) nr. 73/2009.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 maart van elk jaar in kennis van de in lid 1 bedoelde besluiten. De kennisgeving omvat de volgende informatie:
de sectorspecifieke financiële middelen;
in voorkomend geval het maximumpercentage voor de nationale overgangssteun.
Artikel 38
Invoering van de basisbetalingsregeling in de lidstaten die de regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast
Tenzij in deze afdeling anders is bepaald, is deze titel van toepassing op de lidstaten die de in afdeling 4 van dit hoofdstuk bedoelde regeling inzake een enkele areaalbetaling hebben toegepast.
De artikelen 24 tot en met 29 zijn niet van toepassing op die lidstaten.
Artikel 39
Eerste toewijzing van betalingsrechten
Betalingsrechten worden toegewezen aan landbouwers die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening recht hebben op de toekenning van rechtstreekse betalingen, op voorwaarde dat:
zij uiterlijk op een overeenkomstig artikel 78, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde uiterste datum voor het indienen van een aanvraag in het eerste jaar van uitvoering van de basisbetalingsregeling een aanvraag tot toewijzing van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling indienen, tenzij er sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden; en
zij, voordat een verlaging of uitsluiting overeenkomstig titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009 wordt toegepast, voor 2013 recht hadden op betalingen naar aanleiding van een steunaanvraag voor rechtstreekse betalingen, voor nationale overgangssteun, voor aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009.
De lidstaten kunnen betalingsrechten toewijzen aan landbouwers die recht hebben op rechstreekse betalingen overeenkomstig artikel 9 van deze verordening, die voldoen aan de voorwaarden in de eerste alinea, onder a), die voor 2013 geen betalingen naar aanleiding van een steunaanvraag als bedoeld in de eerste alinea, onder b), van dit lid hebben ontvangen en die, uiterlijk op de door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 vastgestelde datum voor het aanvraagjaar 2013, enkel over landbouwgrond beschikten die op 30 juni 2003 niet in goede landbouwconditie verkeerde als bedoeld in artikel 124, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 71, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 40
Waarde van betalingsrechten
Het in de eerste alinea bedoelde vaste percentage wordt berekend door het, respectievelijk, overeenkomstig artikel 22, lid 1 of artikel 23, lid 2 van deze verordening vast te stellen nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling voor het eerste jaar van uitvoeringvan de basisbetalingsregeling te delen, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, door het in bijlage II vermelde nationale maximum voor het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling. De betalingsrechten worden uitgedrukt in een aantal dat overeenstemt met een aantal hectaren.
Dit vaste percentage zal worden berekend door het overeenkomstig, respectievelijk, artikel 22, lid 1, of artikel 23, lid 2, vast te stellen nationale of regionale maximum voor de basisbetalingsregeling voor het eerste jaar van toepassing van de basisbetalingsregeling, na toepassing van de lineaire verlaging als bedoeld in artikel 30, lid 1, of, in voorkomend geval, in artikel 30, lid 2, te delen door de totale waarde van de steun voor het kalenderjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan de uitvoeringvan de basisbetalingsregeling in de betrokken lidstaat of regio, vóór de toepassing van artikel 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, met uitzondering van steun overeenkomstig de artikelen 41, 43, 48 en 50 en titel IV van deze verordening.
In het eerste jaar van uitoering van de basisbetalingsregeling stellen de lidstaten de landbouwers in kennis van de overeenkomstig dit artikel berekende waarde van hun betalingsrechten voor elk jaar van de door deze verordening bestreken periode.
Deze objectieve criteria worden op zodanige wijze vastgesteld dat de gelijke behandeling van de landbouwers wordt gewaarborgd en markt- en concurrentieverstoringen worden vermeden, en omvatten ten minste:
de minimumtermijn voor de huur;
het aandeel in de ontvangen betaling dat aan de nationale reserve of regionale reserves moet vervallen.
HOOFDSTUK 2
Herverdelingsbetaling
Artikel 41
Algemene voorschriften
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in de eerste alinea vermelde relevante datum in kennis van een dergelijk besluit.
De lidstaten stellen de in lid 4 van dit artikel bedoelde regionale gemiddelde betaling per hectare vast op basis van een percentage van het nationale maximum dat in bijlage II voor het kalenderjaar 2019 is vastgesteld, en het aantal subsidiabele hectaren dat in 2015 overeenkomstig artikel 33, lid 1, in de betrokken regio is aangegeven. Dit percentage wordt voor elke regio berekend door het desbetreffende regionale maximum als vastgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 2, te delen door het nationale maximum dat overeenkomstig artikel 22, lid 1, is bepaald, na toepassing van de in artikel 30, lid 1, bedoelde lineaire verlaging indien artikel 30, lid 2, niet wordt toegepast.
Artikel 42
Financiële bepalingen
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 19 februari 2021 in kennis van het in de eerste alinea bedoelde percentage voor kalenderjaar 2021 en uiterlijk op 1 augustus 2021 voor kalenderjaar 2022.
HOOFDSTUK 3
Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken
Artikel 43
Algemene voorschriften
De in lid 1 bedoelde klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken houden de volgende in:
gewasdiversificatie;
het in stand houden van bestaand blijvend grasland; en
de aanwezigheid van een ecologisch aandachtsgebied op hun landbouwareaal.
De gelijkwaardige praktijken zijn onder meer soortgelijke praktijken die vergeleken met een of meer van de in lid 2 bedoelde praktijken een gelijkwaardig of hoger voordeel voor het klimaat en het milieu opleveren. Die gelijkwaardige praktijken en de in lid 2 bedoelde praktijk(en) waaraan zij gelijkwaardig zijn, zijn opgenomen in bijlage IX en vallen onder de volgende:
verbintenissen die zijn aangegaan overeenkomstig artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 of artikel 28, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;
nationale of regionale milieucertificeringsregelingen, zoals die voor de certificering van naleving van nationale milieuwetgeving, die verder gaan dan de krachtens titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde relevante dwingende normen en die ten doel hebben de streefdoelen inzake bodem- en waterkwaliteit, biodiversiteit, landschapsbescherming en beperkingvan en aanpassingaan de klimaatverandering te halen. Deze certificeringsregelingen kunnen de in bijlage IX bij deze verordening opgenomen praktijken, de in lid 2 van dit artikel bedoelde praktijken, of een combinatie van die praktijken omvatten.
De Commissie beoordeelt of de praktijken die deel uitmaken van de specifieke verbintenissen of certificeringsregelingen voorkomen op de lijst in bijlage IX; indien dit niet het geval is, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis door middel van een uitvoeringshandeling zonder de procedure bedoeld in artikel 71, lid 2 of lid 3, toe te passen. Indien de Commissie een lidstaat ervan in kennis stelt dat de praktijken niet voorkomen op de lijst in bijlage IX, erkent deze lidstaat de specifieke verbintenissen of certificeringsregelingen waarop de kennisgeving van de Commissie betrekking heeft, niet als gelijkwaardige praktijken in de zin van lid 3 van dit artikel.
Deze betaling wordt toegekend in de vorm van een jaarlijkse betaling per subsidiabele hectare die overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, is aangegeven, en wordt jaarlijks berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 47 te delen door het totale aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, in de betrokken lidstaat of regio is aangegeven.
In afwijking van de tweede alinea kunnen de lidstaten die hebben besloten artikel 25, lid 2, toe te passen, besluiten de in dat lid bedoelde betaling toe te kennen als een percentage van de totale waarde van de betalingsrechten die de landbouwer overeenkomstig artikel 33, lid 1, voor elk betrokken jaar heeft geactiveerd.
Voor ieder jaar en iedere lidstaat of regio wordt dat percentage berekend door het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 47 te delen door de totale waarde van alle betalingsrechten die overeenkomstig artikel 33, lid 1, in de lidstaat of regio zijn geactiveerd.
De eerste alinea is alleen van toepassing op de eenheden van een bedrijf die overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 834/2007 worden gebruikt voor biologische productie.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:
de toevoeging van gelijkwaardige praktijken aan de lijst in bijlage IX;
de vaststelling van passende eisen die gelden voor de in lid 3, onder b), bedoelde nationale of regionale certificeringsregelingen, ook wat betreft het niveau van zekerheid dat die regelingen moeten bieden;
de vaststelling van nadere bepalingen voor de berekening van het in artikel 28, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde bedrag voor de praktijken als bedoeld in afdeling 1, punten 3 en 4, en afdeling III, punt 7, van bijlage IX bij deze verordening en alle andere overeenkomstig punt a) aan die bijlage toegevoegde gelijkwaardige praktijken waarvoor een specifieke berekening nodig is teneinde dubbele financiering te voorkomen.
Artikel 44
Gewasdiversificatie
Indien het bouwland van de landbouwer meer dan 30 hectaren omvat en een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus niet volledig wordt beteeld met gewassen die onder water staan, worden op dat bouwland ten minste drie verschillende gewassen geteeld. Het hoofdgewas bestrijkt niet meer dan 75 % van het bouwland en de twee hoofdgewassen bestrijken samen niet meer dan 95 % van het bouwland.
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op bedrijven:
waar meer dan 75 % van het bouwland wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, braak ligt, of voor een combinatie daarvan wordt gebruikt;
waar meer dan 75 % van het subsidiabele landbouwareaal blijvend grasland is, wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus wordt beteeld met gewassen die onder water staan, of voor een combinatie daarvan wordt gebruikt;
waar meer dan 50 % van de arealen bouwland door de landbouwer niet zijn aangegeven in zijn steunaanvraag voor het voorgaande jaar en, blijkens een geospatiale vergelijking van de steunaanvragen, alle bouwland wordt beteeld met een ander gewas dan in het voorgaande kalenderjaar;
die gelegen zijn in gebieden ten noorden van 62oNB en bepaalde aangrenzende gebieden. Indien het bouwland van die bedrijven meer dan 10 hectaren omvat, worden op dat bouwland ten minste twee gewassen geteeld en geen van deze gewassen bestrijkt meer dan 75 % van het bouwland tenzij het hoofdgewas grassen of andere kruidachtige voedergewassen is of wanneer het land braak ligt.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een "gewas" het volgende verstaan:
teelt van een geslacht dat is opgenomen in de botanische gewassenclassificatie;
teelt waarvan de soort behoort tot de Brassicaceae, Solanaceae of Cucurbitaceae,;
land dat braak ligt;
grassen of andere kruidachtige voedergewassen.
Winter- en zomergewassen worden als afzonderlijke gewassen beschouwd, ook al behoren zij tot hetzelfde geslacht. Triticum spelta wordt als afzonderlijk gewas beschouwd ten opzichte van gewassen die tot hetzelfde geslacht behoren.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen aan te nemen voor:
de erkenning van andere geslachten en soorten dan die bedoeld in lid 4 van dit artikel; en
de vaststelling van de voorschriften voor de precieze berekening van het aandeel van de verschillende gewassen.
Artikel 45
Blijvend grasland
Lidstaten kunnen, met het oog op de bescherming van vanuit milieuoogpunt waardevol blijvend grasland, besluiten nog andere kwetsbare gebieden aan te wijzen die zich buiten de in Richtlijn 92/43/EEG of Richtlijn 2009/147/EG bedoelde zones bevinden, met inbegrip van blijvend grasland op koolstofrijke bodem.
Landbouwers mogen blijvend grasland dat zich in door de lidstaten uit hoofde van de eerste alinea en, in voorkomend geval, van de tweede alinea aangewezen gebieden bevindt niet omzetten of ploegen.
Voor het vaststellen van het referentieaandeel bedoeld in de eerste alinea:
a) |
wordt onder "zones van blijvend grasland" verstaan : blijvend grasland dat in 2012 of, in het geval van Kroatië, in 2013 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 is aangegeven door landbouwers voor wie de verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk gelden, alsook de zones van blijvend grasland die in 2015 overeenkomstig artikel 72, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn aangegeven door landbouwers voor wie de verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk gelden en die in 2012 of, in het geval van Kroatië, in 2013 niet als blijvend grasland zijn aangegeven; |
b) |
wordt onder "totale landbouwareaal" verstaan : het landbouwareaal dat in 2015 overeenkomstig artikel 72, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is aangegeven door landbouwers op wie de verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk van toepassing zijn. |
Het referentieaandeel van blijvend grasland wordt herberekend indien landbouwers voor wie de verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk gelden op grond van artikel 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verplicht zijn arealen in 2015 of in 2016 weer om te zetten in blijvend grasland. In dergelijke gevallen, worden deze arealen toegevoegd aan de zones van blijvend grasland als bedoeld in de eerste alinea, onder a) van dit lid.
Het aandeel blijvend grasland wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de arealen die voor het betrokken jaar overeenkomstig artikel 72, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn aangegeven door landbouwers op wie de verplichtingen in het kader van dit hoofdstuk van toepassing zijn.
Deze in dit lid vastgestelde verplichting geldt op nationaal, regionaal of passend subregionaal niveau. De lidstaten kunnen besluiten de verplichting op te leggen om het blijvend grasland op bedrijfsniveau te houden teneinde te waarborgen dat het aandeel blijvend grasland niet met meer dan 5 % afneemt. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2014 in kennis van dit besluit.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het in dit lid bedoelde referentieaandeel en aandeel.
Indien evenwel de overeenkomstig lid 2, tweede alinea, onder a), vastgestelde hoeveelheid zones van blijvend grasland in absolute cijfers gehandhaafd blijft binnen bepaalde grenzen, wordt de verplichting in lid 2, eerste alinea, als nagekomen beschouwd.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen:
ter bepaling van het raamwerk voor de aanwijzing van nog andere kwetsbare gebieden als bedoeld in lid 1, tweede alinea, van dit artikel;
ter vaststelling van nadere methoden voor het bepalen van het aandeel blijvend grasland in het totale landbouwareaal dat overeenkomstig lid 2 van dit artikel moet worden aangehouden;
ter bepaling van de in lid 3, eerste alinea, van dit artikel bedoelde periode in het verleden.
Artikel 46
Ecologisch aandachtsgebied
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde percentage wordt verhoogd van 5 % tot 7 % onder voorbehoud van een wetgevingshandeling van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 43, lid 2 VWEU.
Uiterlijk op 31 maart 2017 legt de Commissie een evaluatieverslag voor over de uitvoering van de eerste alinea van dit lid, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel voor een wetgevingshandeling als bedoeld in de tweede alinea.
De lidstaten beslissen uiterlijk op 1 augustus 2014 dat een of meer van de volgende gebieden als ecologisch aandachtsgebied moet worden beschouwd:
braakliggend land;
terrassen;
landschapselementen, met inbegrip van elementen die grenzen aan het bouwland van het bedrijf; in afwijking van artikel 43, lid 1 van deze verordening, kunnen dit landschapselementen zijn die niet tot het subsidiabele areaal behoren overeenkomstig artikel 76, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
bufferstroken, met inbegrip van bufferstroken bedekt met blijvend grasland, mits deze verschillend zijn van het aangrenzende subsidiabele landbouwareaal;
hectaren onder boslandbouw die overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en/of artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 steun ontvangen of hebben ontvangen;
stroken subsidiabele hectaren langs bosranden;
areaal met hakhout met korte omlooptijd, waarop geen minerale meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
beboste gebieden als bedoeld in artikel 32, lid 2, onder b), ii) van deze verordening;
arealen met vanggewassen, of door het planten en kiemen van zaden ontstaan plantendek, waarop de wegingsfactoren van lid 3 van dit artikel van toepassing zijn;
arealen met stikstofbindende gewassen;
arealen met Miscanthus;
arealen met Silphium perfoliatum;
braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten).
Met uitzondering van de in de eerste alinea, onder g), h), k) en l), van dit lid genoemde gebieden van het bedrijf bevindt het ecologisch aandachtsgebied zich op het bouwland van het bedrijf. In het geval van de in de eerste alinea, onder c) en d), van dit lid bedoelde gebieden, kan het ecologisch aandachtsgebied ook grenzen aan het bouwland van het bedrijf dat de landbouwer overeenkomstig artikel 72, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 heeft aangegeven.
Lid 1 is niet van toepassing op bedrijven:
waar meer dan 75 % van het bouwland wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, braak ligt, wordt gebruikt voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, of voor een combinatie daarvan wordt gebruikt;
waar meer dan 75 % van het subsidiabele landbouwareaal blijvend grasland is, wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus wordt beteeld met gewassen die onder water staan, of voor een combinatie daarvan wordt gebruikt.
Iedere landbouwer die aan een collectieve tenuitvoerlegging deelneemt, zorgt ervoor dat ten minste 50 % van het areaal waarvoor de verplichting van lid 1 geldt, zich op de landbouwgrond van zijn bedrijf bevindt, en voldoet aan lid 2, tweede alinea. Het aantal landbouwers dat deelneemt aan een dergelijke collectieve tenuitvoerlegging bedraagt niet meer dan tien.
Het bosbouwareaal en de verhouding van bosbouwgrond tot landbouwgrond worden beoordeeld op een niveau gelijkwaardig aan LAU2, of op het niveau van een duidelijk afgebakende eenheid die één duidelijk aaneensluitend geografisch gebied met een soortgelijke landbouwconditie bestrijkt.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van:
nadere criteria om te bepalen welke van de in lid 2 bedoelde soorten gebieden ecologische aandachtsgebieden zijn;
bijkomende soorten gebieden, anders dan die bedoeld in lid 2, die kunnen worden meegeteld voor de inachtneming van het in lid 1 genoemde percentage;
een aanpassing van bijlage X om de in lid 3 bedoelde omzettings- en wegingsfactoren vast te stellen en rekening te houden met de criteria en/of soorten gebieden die door de Commissie moeten worden vastgesteld uit hoofde van de punten a) en b);
voorschriften voor het opstellen van de in de leden 5 en 6 bedoelde tenuitvoerlegging, waaronder de minimumvoorschriften waaraan die tenuitvoerlegging moet voldoen;
het kader waarbinnen de lidstaten de criteria vaststellen waaraan bedrijven moeten voldoen om voor de toepassing van lid 6 te worden geacht zich in de onmiddellijke nabijheid te bevinden;
de methoden om het in lid 7 bedoelde percentage van beboste totale landoppervlakte en de in lid 7 bedoelde verhouding van bosbouwgrond tot landbouwgrond te bepalen.
Artikel 47
Financiële bepalingen
Lidstaten die artikel 23 toepassen, kunnen besluiten de betaling op regionaal niveau toe te passen. Zij gebruiken in dat geval voor elke regio een percentage van het maximum dat uit hoofde van lid 3 van dit artikel is vastgesteld. Dit percentage wordt voor elke regio berekend door het desbetreffende regionale maximum als vastgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 2, te delen door het nationaal maximum dat overeenkomstig artikel 22, lid 1, is bepaald, na toepassing van de lineaire verlaging bedoeld in artikel 30, lid 1, ingeval artikel 30, lid 2 niet wordt toegepast.
HOOFDSTUK 4
Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen
Artikel 48
Algemene voorschriften
De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria tevens een maximumaantal hectaren per bedrijf vaststellen waaraan steun uit hoofde van dit hoofdstuk kan worden toegekend.
De lidstaten verdelen het in artikel 49, lid 1, bedoelde nationale maximum op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria over de regio's.
De betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen op regionaal niveau wordt berekend door het regionale maximum dat overeenkomstig de tweede alinea van dit lid is berekend, te delen door het overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, aangegeven aantal subsidiabele hectaren in de betrokken regio, die gelegen zijn in de gebieden waarvoor een lidstaat overeenkomstig lid 2 besloten heeft deze betaling toe te wijzen.
Artikel 49
Financiële bepalingen
De lidstaten mogen uiterlijk op 1 augustus 2016 hun besluit herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van 1 januari 2017. Zij stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus 2016 in kennis van een dergelijk besluit.
Lidstaten die in het kalenderjaar 2020 betalingen toekennen overeenkomstig artikel 48, stellen de Commissie uiterlijk op 19 februari 2021 in kennis van het in de eerste alinea bedoelde percentage voor kalenderjaar 2021 en uiterlijk op 1 augustus 2021 voor kalenderjaar 2022.
HOOFDSTUK 5
Betaling voor jonge landbouwers
Artikel 50
Algemene voorschriften
In dit hoofdstuk worden onder "jonge landbouwers" verstaan natuurlijke personen:
die voor het eerst als bedrijfshoofd een landbouwbedrijf oprichten of die al op zo'n bedrijf opgericht hebben in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de eerste indiening van een aanvraag in het kader van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling als bedoeld in artikel 72, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, en
die niet ouder zijn dan veertig jaar in het jaar van indiening van de onder a) bedoelde aanvraag.
In afwijking van de eerste alinea, tweede zin, kunnen de lidstaten besluiten dat voor jonge landbouwers die overeenkomstig lid 2, onder a), een landbouwbedrijf hebben opgericht in de periode 2010-2013, de periode van vijf jaar moet worden verminderd met het aantal jaren dat is verstreken tussen de in lid 2, onder a), bedoelde oprichting en de eerste indiening van de aanvraag van de betaling voor jonge landbouwers.
De lidstaten die artikel 36 niet toepassen, berekenen elk jaar het bedrag van de betaling voor jonge landbouwers door het aantal rechten dat de landbouwer overeenkomstig artikel 32, lid 1, heeft geactiveerd, te vermenigvuldigen met een getal dat overeenstemt met:
tussen de 25 % en 50 % van de gemiddelde waarde van de betalingsrechten, in eigendom of gehuurd, waarover de landbouwer beschikt; of
tussen de 25 % en 50 % van een bedrag dat wordt berekend door een vast percentage van het nationale maximum voor het kalenderjaar 2019 vermeld in bijlage II, te delen door het aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig artikel 33, lid 1, in 2015 is aangegeven. Dat vaste percentage komt overeen met het aandeel van het nationale maximum dat overeenkomstig artikel 22, lid 1, is overgebleven voor de basisbetalingsregeling voor 2015.
De nationale gemiddelde betaling per hectare wordt berekend door het nationale maximum voor het kalenderjaar 2019 vermeld in bijlage II, te delen door het aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, in 2015 is aangegeven.
Het in de eerste alinea bedoelde vaste aantal hectaren wordt berekend door het totale aantal subsidiabele hectaren dat overeenkomstig artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, is aangegeven door de jonge landbouwers die in 2015 de betaling voor jonge landbouwers aanvragen, te delen door het totale aantal jonge landbouwers die in 2015 dezelfde betaling aanvragen.
Een lidstaat kan het vaste aantal hectaren in elk jaar na 2015 herberekenen indien er aanzienlijke veranderingen optreden in het aantal jonge landbouwers die de betaling aanvragen of in de omvang van de bedrijven van jonge landbouwers, of beide.
Het jaarlijks forfaitair bedrag dat aan een landbouwer kan worden betaald, mag niet hoger zijn dan het totale bedrag van zijn basisbetaling vóór de toepassing van artikel 63 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in het betrokken jaar.
Artikel 51
Financiële bepalingen
De lidstaten mogen dit geraamde percentage uiterlijk op 1 augustus van elk jaar herzien en deze herziening wordt van toepassing met ingang van het daaropvolgende jaar. Zij stellen de Commissie uiterlijk op 1 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin dat herziene percentage wordt toegepast, daarvan in kennis.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 71, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
TITEL IV
GEKOPPELDE STEUN
HOOFDSTUK 1
Vrijwillige gekoppelde steun
Artikel 52
Algemene voorschriften
In afwijking van lid 3 mag gekoppelde steun ook worden verleend aan landbouwers, die:
op 31 december 2014 beschikken over betalingsrechten die overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, afdeling 2, en artikel 71 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en overeenkomstig artikel 60 en artikel 65, vierdelid, van Verordening (EG) nr. 73/2009 waren toegekend; en
geen subsidiabele hectaren ter beschikking hebben voor de activering van betalingsrechten in het kader van de in titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening bedoelde basisbetalingsregeling.
▼M9 —————
Teneinde een efficiënt en gericht gebruik van de middelen van de Unie te waarborgen en dubbele financiering in het kader van andere, soortgelijke steuninstrumenten te voorkomen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin het volgende wordt vastgelegd:
de voorwaarden voor de verlening van gekoppelde steun;
de samenhang met andere maatregelen van de Unie, alsmede de cumulatie van steun.
Artikel 53
Financiële bepalingen
De lidstaten die geen vrijwillige gekoppelde steun hebben toegekend tot het aanvraagjaar 2020 kunnen uiterlijk op 19 februari 2021 een besluit nemen overeenkomstig de eerste alinea voor kalenderjaar 2021.
In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten om ten hoogste 13 % van het in bijlage II vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken, mits zij:
tot en met 31 december 2014:
de bij titel V van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake een enkele areaalbetaling toepassen,
maatregelen op grond van artikel 111 van die verordening financieren; of
onder de afwijking vallen die was vastgesteld bij artikel 69, lid 5, of in het geval van Malta bij artikel 69, lid 1, van die verordening, en/of;
in de periode 2010-2014 ten minste één jaar meer dan 5 % van hun bedrag dat beschikbaar is voor de toekenning van de rechtstreekse betalingen waarin was voorzien in de titel III, titel IV, met uitzondering van hoofdstuk 1, afdeling 6 daarvan en in titel V, van Verordening (EG) nr. 73/2009 in totaal toewijzen voor de financiering van:
de maatregelen die waren vastgesteld bij titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009;
de steun waarin was voorzien in artikel 68, lid 1, onder a), punten i) tot en met iv), en lid 1, onder b) en e), van die verordening; of
de maatregelen op grond van titel IV, hoofdstuk 1, met uitzondering van afdeling 6, van die verordening.
In afwijking van lid 1 en 2 kunnen de lidstaten die in de periode 2010-2014 ten minste één jaar meer dan 10 % van hun bedrag dat beschikbaar isde toekenning van de rechtstreekse betalingen waarin was voorzien in de titel III, titel IV, met uitzondering van hoofdstuk 1, afdeling 6 daarvan en titel V, van Verordening (EG) nr. 73/2009 in totaal toewijzen voor de financiering van
de maatregelen die waren vastgesteld bij titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009;
de steun waarin was voorzien in artikel 68, lid 1, onder a), i) tot en met iv), en lid 1, onder b) en e), van die verordening; of
de maatregelen op grond van titel IV, hoofdstuk 1, met uitzondering van afdeling 6 van die verordening,
besluiten om meer dan 13 % van het in bijlage II bij deze verordening vermelde jaarlijkse nationale maximum te gebruiken nadat de Commissie daarvoor overeenkomstig artikel 55 goedkeuring heeft verleend.
Uiterlijk op 8 februari 2020 kunnen de lidstaten tevens hun krachtens dit hoofdstuk genomen besluit herzien voor zover dit nodig is ter aanpassing aan het overeenkomstig artikel 14 genomen besluit inzake flexibiliteit tussen de pijlers voor kalenderjaar 2020.
De lidstaten besluiten uiterlijk op 19 februari 2021 voor kalenderjaar 2021, en uiterlijk op 1 augustus 2021 voor kalenderjaar 2022, of zij verdergaan met het toekennen van vrijwillige gekoppelde steun voor het respectieve aanvraagjaar of deze stopzetten.
Door middel van een herziening op grond van de eerste en tweede alinea van dit lid, of een kennisgeving op grond van de derde alinea van dit lid, kunnen de lidstaten besluiten met gevolgen vanaf het volgende jaar en voor de kalenderjaren 2020 en 2021 met gevolgen voor het hetzelfde kalenderjaar:
het op grond van de leden 1, 2 en 3 vastgestelde percentage, waar van toepassing binnen de daarin bepaalde grenzen, onveranderd te laten, te vermeerderen of te verminderen, of het op grond van lid 4 vastgestelde percentage onveranderd te laten of te verminderen;
de voorwaarden voor het toekennen van de steun te wijzigen;
de in het kader van dit hoofdstuk toegekende steun stop te zetten.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk aan de eerste, tweede en derde alinea van dit lid gerelateerd besluit uiterlijk op de in die alinea’s vermelde respectieve data. In de kennisgeving van het aan de herziening op grond van de tweede alinea van dit lid gerelateerde besluit wordt het verband tussen de herziening en het overeenkomstig artikel 14 genomen besluit inzake flexibiliteit tussen de pijlers voor kalenderjaar 2020, uitgelegd.
Artikel 54
Kennisgeving
Artikel 55
Goedkeuring door de Commissie
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het in artikel 53, lid 4, of in voorkomend geval in artikel 53, lid 6, onder a), bedoelde besluit wordt goedgekeurd, zonder toepassing van de in artikel 71, lid 2 of lid 3, bedoelde procedure indien voor de betrokken regio of sector een van de volgende behoeften wordt aangetoond:
de noodzaak om een bepaalde productie vanwege het gebrek aan alternatieven op een bepaald niveau te houden en de kans op stopzetting van de productie met alle sociale en/of milieuproblemen van dien te beperken;
de noodzaak van een stabiele voorziening van de lokale verwerkende industrie teneinde de sociale en economische weerslag van een eventuele herstructurering te voorkomen;
de noodzaak tot compensatie van de nadelen voor landbouwers in een specifieke sector welke het gevolg zijn van voortdurende verstoringen op de desbetreffende markt;
de noodzaak om in te grijpen wanneer andere steun die in het kader van deze verordening, Verordening (EU) nr. 1305/2013 of een goedgekeurde staatssteunregeling beschikbaar is, ontoereikend wordt geacht om in de onder a), b) en c) van dit lid bedoelde behoeften te voorzien.
HOOFDSTUK 2
Gewasspecifieke betaling voor katoen
Artikel 56
Toepassingsgebied
Aan landbouwers die katoen van GN-code 5201 00 produceren, wordt onder de in dit hoofdstuk gestelde voorwaarden steun verleend ("gewasspecifieke betaling voor katoen").
Artikel 57
Subsidiabiliteit
De gewasspecifieke betaling voor katoen wordt uitgekeerd voor katoen van gezonde handelskwaliteit.
Artikel 58
Basisarealen, vaste opbrengsten en referentiebedragen
De volgende nationale basisarealen worden vastgesteld:
Voor de referentieperiode worden de volgende vaste opbrengsten vastgesteld:
Het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen per hectare subsidiabel areaal wordt voor 2020 berekend door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen:
Het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen per hectare subsidiabel areaal wordt voor 2021 en 2022 berekend door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen:
Artikel 59
Erkende brancheorganisaties
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "erkende brancheorganisatie" verstaan een rechtspersoon die bestaat uit katoenproducerende landbouwers en ten minste één egreneringsbedrijf en die activiteiten verricht zoals:
het bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop katoen op de markt wordt gebracht, met name door middel van onderzoeks- en marktstudies;
standaardcontracten opstellen die verenigbaar zijn met de Unievoorschriften;
sturen van de productie in de richting van producten die beter zijn afgestemd op de behoeften van de markt en op de vraag van de consument, met name op het gebied van kwaliteit en consumentenbescherming;
de actualisering van methoden en middelen ter verbetering van de productkwaliteit;
de ontwikkeling van marketingstrategieën om de afzet van katoen te bevorderen door middel van kwaliteitscertificeringsregelingen.
Teneinde te zorgen voor een efficiënte toepassing van de gewasspecifieke betaling voor katoen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin het volgende wordt vastgelegd:
de erkenningscriteria voor brancheorganisaties;
de verplichtingen waaraan de producenten moeten voldoen;
de voorschriften betreffende de situatie waarin de erkende brancheorganisatie niet voldoet aan de criteria bedoeld onder a).
Artikel 60
Toekenning van de betaling
TITEL V
REGELING VOOR KLEINE LANDBOUWBEDRIJVEN
Artikel 61
Algemene voorschriften
Landbouwers die in 2015 over in eigendom of gehuurde toegewezen betalingsrechten beschikken of, in lidstaten die artikel 36 toepassen, een aanvraag indienen in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling, en die voldoen aan de in artikel 10, lid 1, vastgestelde minimumeisen, kunnen kiezen voor deelname aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven.
De eerste alinea is niet van toepassing indien een lidstaat opteert voor de in artikel 63, lid 2, eerste alinea, onder a), vastgestelde betalingsmethode. In dat geval is de betaling afhankelijk van de respectieve voorwaarden van titel III en titel IV, onverminderd lid 3 van dit artikel.
Artikel 62
Deelname
Landbouwers die op de door de lidstaat vastgestelde datum geen aanvraag voor deelname aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven hebben ingediend of die besluiten om er na die datum uit te stappen of die op grond van artikel 19, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor steun zijn geselecteerd, hebben geen recht meer op deelname aan deze regeling.
Artikel 63
Bedrag van de betaling
De lidstaten stellen het bedrag van de jaarlijkse betaling voor iedere landbouwer die deelneemt aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven vast op een van de volgende niveaus:
een bedrag van ten hoogste 25 % van de nationale gemiddelde betaling per begunstigde, dat door de lidstaten wordt vastgesteld op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor het kalenderjaar 2019 isvermeld, en het aantal landbouwers dat in 2015 uit hoofde van artikel 33, lid 1, of artikel 36, lid 2, subsidiabele hectaren heeft aangegeven;
een bedrag bestaande uit de nationale gemiddelde betaling per hectare, vermenigvuldigd met een door de lidstaten vast te stellen aantal hectaren, maar ten hoogste met vijf. De lidstaten stellen de nationale gemiddelde betaling per hectare vast op basis van het nationale maximum dat in bijlage II voor het kalenderjaar 2019 is vermeld, en het aantal subsidiabele hectaren dat in 2015 overeenkomstig artikel 33, lid 1 of artikel 36, lid 2, is aangegeven.
De in de eerste alinea, onder a) of b), bedoelde bedragen zijn niet lager dan 500 EUR en niet hoger dan 1 250 EUR.
Indien de toepassing van de de eerste alinea, onder a) en b), resulteert in een bedrag dat lager is dan 500 EUR of hoger is dan 1 250 EUR, wordt het bedrag respectievelijk naar boven of naar beneden afgerond op het minimum- of het maximumbedrag.
In afwijking van lid 1 kan een lidstaat besluiten om deelnemende landbouwers:
een bedrag toe te kennen dat gelijk is aan de totale waarde van de rechtstreekse betalingen die ◄ elk jaar uit hoofde van titel III en titel IV aan de landbouwer moeten worden toegewezen; of
een bedrag toe te kennen dat gelijk is aan de totale waarde van de rechtstreekse betalingen die ◄ in 2015 uit hoofde van titel III en titel IV aan de landbouwer moeten worden toegewezen, en dat in volgende jaren door de lidstaten kan worden aangepast om evenredig rekening te houden met de wijzigingen in het nationale maximum vermeld in bijlage II.
Het bedrag bedoeld in de eerste alinea, onder a) of b) is niet hoger dan een door die lidstaat vastgesteld bedrag tussen 500 EUR en 1 250 EUR.
Indien de aanvraag bedoeld in de eerste alinea, onder a) of b), resulteert in een bedrag dat lager is dan 500 EUR, kunnen de lidstaten besluiten het bedrag af te ronden naar 500 EUR.
Artikel 64
Bijzondere voorwaarden
Tijdens de deelname aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven wordt door de betrokken landbouwers:
ten minste een aantal subsidiabele hectaren aangehouden dat overeenstemt met het aantal in eigenodm of gehuurde betalingsrechten waarover zij beschikken, of met het aantal subsidiabele hectaren dat zij in 2015 overeenkomstig artikel 36, lid 2 aangeven;
voldaan aan de in artikel 10, lid 1, onder b), vastgestelde minimumeis.
De in eigendom of gehuurde betalingsrechten waarover de landbouwer gedurende de deelname aan deze regeling beschikt, worden niet beschouwd als niet-gebruikte betalingsrechten die overeenkomstig artikel 31, lid 1, onder b), aan de nationale reserve of regionale reserves moeten vervallen.
In de lidstaten die artikel 36 toepassen, worden de subsidiabele hectaren die in 2015 overeenkomstig artikel 36, lid 2, worden aangegeven door een landbouwer die aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven deelneemt, beschouwd als aangegeven voor de duur van de deelneming van de landbouwer aan die regeling.
Landbouwers die door middel van vererving of verwachte vererving betalingsrechten ontvangen van een landbouwer die aan de regeling voor kleine landbouwbedrijven deelneemt, komen voor deelname aan deze regeling in aanmerking mits zij voldoen aan de eisen van de basisbetalingsregeling en zij alle betalingsrechten erven van de landbouwer van wie zij de betalingsrechten ontvangen.
Artikel 65
Financiële bepalingen
Voor de financiering van de in deze titel bedoelde betaling brengen de lidstaten op de totaalbedragen die voor de desbetreffende betalingen beschikbaar zijn, de bedragen in mindering waarop de kleine landbouwbedrijven recht zouden hebben gehad:
uit hoofde van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling als bedoeld in titel III, hoofdstuk 1;
als herverdelingsbetalings bedoeld in titel III, hoofdstuk 2;
als betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken bedoeld in titel III, hoofdstuk 3;
als betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen bedoeld in titel III, hoofdstuk 4;
als betaling voor jonge landbouwers bedoeld in titel III, hoofdstuk 5, en
als gekoppelde steun bedoeld in titel IV.
In de lidstaten die ervoor hebben gekozen het bedrag van de betaling overeenkomstig artikel 63, lid 2, eerste alinea, onder a), te berekenen, wordt, indien de som van deze bedragen voor een individuele landbouwer het door hen vastgestelde maximumbedrag overschrijdt, elk bedrag proportioneel verlaagd.
Het verschil tussen de som van alle betalingen die in het kader van de regeling voor kleine landbouwbedrijven verschuldigd zijn, en het totale bedrag dat overeenkomstig de eerste alinea wordt gefinancierd, wordt op een of meer van de volgende wijzen gefinancierd:
door in het betreffende jaar artikel 30, lid 7, toe te passen;
door de middelen voor de financiering van de in titel III, hoofdstuk 5, vastgestelde betaling voor jonge landbouwers te gebruiken die onbenut zijn gebleven in het desbetreffende jaar;
door een lineaire verlaging toe te passen op alle betalingen die overeenkomstig artikel 32 of artikel 36 moeten worden toegekend.
Dezelfde uitzondering geldt voor de lidstaten die het bedrag van de betaling overeenkomstig artikel 63, lid 2, eerste alinea, onder b), hebben vastgesteld zonder de derde alinea van artikel 63, lid 2, toe te passen, wier nationaal maximum zoals vermeld in bijlage II voor het jaar 2019 hoger is dan voor het jaar 2015, en die de in artikel 25, lid 1, of in artikel 36, lid 2, bedoelde berekeningsmethode toepassen.
TITEL VI
NATIONALE HERSTRUCTURERINGSPROGRAMMA'S VOOR DE KATOENSECTOR
Artikel 66
Gebruik van de jaarlijkse begroting voor herstructureringsprogramma's
TITEL VII
SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK 1
Kennisgevingen en noodsituaties
Artikel 67
Meldingseisen
De verkregen informatie kan zo nodig worden doorgezonden naar of beschikbaar worden gesteld aan internationale organisaties en aan de bevoegde autoriteiten van derde landen en kan openbaar worden gemaakt, zulks met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.
Teneinde de in lid 1 bedoelde kennisgevingen snel, efficiënt, nauwkeurig en kosteneffectief te doen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van nadere voorschriften inzake:
de soort en de aard van de te melden informatie;
de categorieën te verwerken gegevens en de maximale bewaartermijnen;
de rechten van toegang tot de beschikbaar gestelde informatie of informatiesystemen;
de voorwaarden voor bekendmaking van de informatie.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake:
de wijze van kennisgeving;
voorschriften voor de verstrekking van de informatie die voor de toepassing van dit artikel vereist is;
de regelingen voor het beheer van de te melden informatie, alsmede voorschriften betreffende de inhoud, de vorm, de planning, de frequentie en de termijnen van de kennisgevingen;
regelingen voor het doorzenden naar of het beschikbaar stellen van informatie en documenten aan de lidstaten, internationale organisaties, de bevoegde autoriteiten van derde landen of het publiek, zulks met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 71, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 68
Verwerking en bescherming van persoonsgegevens
Artikel 69
Maatregelen om specifieke problemen op te lossen
HOOFDSTUK 2
Delegatie van bevoegdheden en uitvoeringsbepalingen
Artikel 70
Uitoefening van de delegatie
Artikel 71
Comitéprocedure
Voor de in artikel 24, lid 11, artikel 31, lid 2, en artikel 67, lid 3, bedoelde handelingen stelt de Commissie, indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
HOOFDSTUK 3
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 72
Intrekkingen
Zij blijft evenwel tot en met 31 december 2017 van toepassing voor de lidstaten die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van die verordening wordt geboden.
Zij blijft evenwel van toepassing voor steunaanvragen met betrekking tot de aanvraagjaren die vóór 1 januari 2015 ingaan.
Onverminderd lid 3 gelden verwijzingen naar de ingetrokken verordening als verwijzingen naar de onderhavige verordening of Verordening (EU) nr. 1306/2013 en worden deze gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XI bij deze verordening.
Artikel 73
Overgangsbepalingen
Teneinde een vlotte overgang van de bij Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 70 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de maatregelen die nodig zijn om verworven rechten en gewettigd vertrouwen van landbouwers te beschermen.
Artikel 74
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 8, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 6, artikel 14, artikel 16, artikel 21, leden 2 en 3, artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 1, eerste alinea, artikel 23, lid 6, artikel 24, lid 10, artikel 29, artikel 36, lid 1, eerste alinea, artikel 41, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 43, lid 8 en 13, artikel 45, lid 2, vijfde alinea, artikel 46, leden 2 en 8, artikel 49, lid 1, artikel 51, lid 1, artikel 53, artikel 54, artikel 66, lid 1, de artikelen 67 en 70 en artikel 72, lid 1, zijn evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Lijst van steunregelingen
Sector |
Rechtsgrondslag |
Opmerkingen |
Basisbetalingsregeling |
Titel III, hoofdstuk 1, afdelingen 1,2, 3 en 5 van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Regeling inzake een enkele areaalbetaling |
Artikel 36 van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Herverdelingsbetaling |
Titel III, hoofdstuk 2, van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken |
Titel III, hoofdstuk 3, van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen |
Titel III, hoofdstuk 4, van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Betaling voor jonge landbouwers |
Titel III, hoofdstuk 5, van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Vrijwillige gekoppelde steun |
Titel IV, hoofdstuk 1, van deze verordening |
|
Gewasspecifieke betaling voor katoen |
Titel IV, hoofdstuk 2, van deze verordening |
Areaalsteun |
Regelingvoor kleine landbouwbedrijven |
Titel V van deze verordening |
Ontkoppelde betaling |
Posei |
Hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 |
Rechtstreekse betalingen in het kader van in de programma's vastgestelde maatregelen |
Eilanden in de Egeïsche Zee |
Hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013 |
Rechtstreekse betalingen in het kader van in de programma's vastgestelde maatregelen |
BIJLAGE II
Nationale maxima bedoeld in artikel 6
(in duizend EUR) |
||||||||
Kalenderjaar |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
►M17 2021 ◄ |
►M18 2022 ◄ |
België |
523 658 |
509 773 |
502 095 |
488 964 |
481 857 |
►M15 505 266 ◄ |
►M17 494 926 ◄ |
►M18 471 996 ◄ |
Bulgarije |
721 251 |
792 449 |
793 226 |
794 759 |
796 292 |
►M15 866 720 ◄ |
►M17 788 626 ◄ |
►M18 797 255 ◄ |
Tsjechië |
844 854 |
844 041 |
843 200 |
861 708 |
861 698 |
►M14 872 809 ◄ |
►M17 848 107 ◄ |
►M18 848 107 ◄ |
Denemarken |
870 751 |
852 682 |
834 791 |
826 774 |
818 757 |
►M14 818 757 ◄ |
►M17 802 001 ◄ |
►M18 783 029 ◄ |
Duitsland |
4 912 772 |
4 880 476 |
4 848 079 |
4 820 322 |
4 792 567 |
►M14 4 717 291 ◄ |
►M17 4 620 753 ◄ |
►M18 4 522 439 ◄ |
Estland |
114 378 |
114 562 |
123 704 |
133 935 |
143 966 |
►M14 169 366 ◄ |
►M17 190 715 ◄ |
►M18 193 576 ◄ |
Ierland |
1 215 003 |
1 213 470 |
1 211 899 |
1 211 482 |
1 211 066 |
►M14 1 211 066 ◄ |
►M17 1 186 282 ◄ |
►M18 1 186 282 ◄ |
Griekenland |
1 921 966 |
1 899 160 |
1 876 329 |
1 855 473 |
1 834 618 |
►M14 1 834 618 ◄ |
►M17 1 797 077 ◄ |
►M18 1 796 193 ◄ |
Spanje |
4 842 658 |
4 851 682 |
4 866 665 |
4 880 049 |
4 893 433 |
►M14 4 893 433 ◄ |
►M17 4 800 590 ◄ |
►M18 4 797 439 ◄ |
Frankrijk |
7 302 140 |
7 270 670 |
7 239 017 |
6 900 842 |
6 877 179 |
►M14 6 877 179 ◄ |
►M17 6 736 440 ◄ |
►M18 6 726 426 ◄ |
Kroatië (*1) |
183 735 |
202 865 |
241 125 |
279 385 |
317 645 |
►M15 348 281 ◄ |
►M17 364 968 ◄ |
►M18 403 228 ◄ |
Italië |
3 902 039 |
3 850 805 |
3 799 540 |
3 751 937 |
3 704 337 |
►M14 3 704 337 ◄ |
►M17 3 628 529 ◄ |
►M18 3 628 529 ◄ |
Cyprus |
50 784 |
50 225 |
49 666 |
49 155 |
48 643 |
►M14 48 643 ◄ |
►M17 47 648 ◄ |
►M18 47 648 ◄ |
Letland |
181 044 |
205 764 |
230 431 |
255 292 |
280 154 |
►M14 302 754 ◄ |
►M17 314 055 ◄ |
►M18 319 140 ◄ |
Litouwen |
417 890 |
442 510 |
467 070 |
475 319 |
483 680 |
►M14 517 028 ◄ |
►M17 569 965 ◄ |
►M18 578 515 ◄ |
Luxemburg |
33 604 |
33 546 |
33 487 |
33 460 |
33 432 |
►M15 35 276 ◄ |
►M17 33 432 ◄ |
►M18 33 432 ◄ |
Hongarije |
1 345 746 |
1 344 461 |
1 343 134 |
1 343 010 |
1 342 867 |
►M14 1 331 588 ◄ |
►M17 1 305 715 ◄ |
►M18 1 305 715 ◄ |
Malta |
5 241 |
5 241 |
5 242 |
5 243 |
5 244 |
►M14 5 244 ◄ |
►M17 5 244 ◄ |
►M18 5 244 ◄ |
Nederland |
749 315 |
736 840 |
724 362 |
682 616 |
670 870 |
►M14 660 870 ◄ |
►M17 661 382 ◄ |
►M18 609 775 ◄ |
Oostenrijk |
693 065 |
692 421 |
691 754 |
691 746 |
691 738 |
►M14 691 738 ◄ |
►M17 677 582 ◄ |
►M18 677 582 ◄ |
Polen |
3 378 604 |
3 395 300 |
3 411 854 |
3 431 236 |
3 450 512 |
►M14 3 390 991 ◄ |
►M17 3 360 049 ◄ |
►M18 3 391 233 ◄ |
Portugal |
565 816 |
573 954 |
582 057 |
590 706 |
599 355 |
►M15 684 355 ◄ |
►M17 680 873 ◄ |
►M18 685 528 ◄ |
Roemenië |
1 599 993 |
1 772 469 |
1 801 335 |
1 872 821 |
1 903 195 |
►M14 1 903 195 ◄ |
►M17 1 891 805 ◄ |
►M18 1 919 363 ◄ |
Slovenië |
137 987 |
136 997 |
136 003 |
135 141 |
134 278 |
►M14 134 278 ◄ |
►M17 131 530 ◄ |
►M18 131 530 ◄ |
Slowakije |
438 299 |
441 478 |
444 636 |
448 155 |
451 659 |
►M14 394 385 ◄ |
►M17 417 082 ◄ |
►M18 396 034 ◄ |
Finland |
523 333 |
523 422 |
523 493 |
524 062 |
524 631 |
►M14 524 631 ◄ |
►M17 515 713 ◄ |
►M18 517 532 ◄ |
Zweden |
696 890 |
697 295 |
697 678 |
698 723 |
699 768 |
►M14 699 768 ◄ |
►M17 685 676 ◄ |
►M18 685 904 ◄ |
Verenigd Koninkrijk |
3 173 324 |
3 179 880 |
3 186 319 |
3 195 781 |
3 205 243 |
►M14 — ◄ |
|
|
(*1)
Voor Kroatië is het nationale maximum 344 340 000 EUR voor kalenderjaar 2021 en 382 600 000 EUR voor kalenderjaar 2022. |
BIJLAGE III
Nettomaxima bedoeld in artikel 7
(in miljoen EUR) |
||||||||
Kalenderjaar |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
►M17 2021 ◄ |
►M18 2022 ◄ |
België |
523,7 |
509,8 |
502,1 |
489,0 |
481,9 |
►M15 505,3 ◄ |
►M17 494,9 ◄ |
►M18 472,0 ◄ |
Bulgarije |
720,9 |
788,8 |
789,6 |
791,0 |
792,5 |
►M15 867,1 ◄ |
►M17 789,3 ◄ |
►M18 799,0 ◄ |
Tsjechië |
840,1 |
839,3 |
838,5 |
856,7 |
856,7 |
►M14 871,8 ◄ |
►M17 847,1 ◄ |
►M18 847,1 ◄ |
Denemarken |
870,2 |
852,2 |
834,3 |
826,3 |
818,3 |
►M14 818,1 ◄ |
►M17 801,3 ◄ |
►M18 782,3 ◄ |
Duitsland |
4 912,8 |
4 880,5 |
4 848,1 |
4 820,3 |
4 792,6 |
►M14 4 717,3 ◄ |
►M17 4 620,8 ◄ |
►M18 4 522,4 ◄ |
Estland |
114,4 |
114,5 |
123,7 |
133,9 |
143,9 |
►M14 169,4 ◄ |
►M17 190,7 ◄ |
►M18 193,6 ◄ |
Ierland |
1 214,8 |
1 213,3 |
1 211,8 |
1 211,4 |
1 211,0 |
►M14 1 211,1 ◄ |
►M17 1 186,3 ◄ |
►M18 1 186,3 ◄ |
Griekenland |
2 109,8 |
2 087,0 |
2 064,1 |
2 043,3 |
2 022,4 |
►M14 2 022,5 ◄ |
►M17 1 981,1 ◄ |
►M18 1 980,2 ◄ |
Spanje |
4 902,3 |
4 911,3 |
4 926,3 |
4 939,7 |
4 953,1 |
►M14 4 953,8 ◄ |
►M17 4 859,1 ◄ |
►M18 4 856,0 ◄ |
Frankrijk |
7 302,1 |
7 270,7 |
7 239,0 |
6 900,8 |
6 877,2 |
►M14 6 877,2 ◄ |
►M17 6 736,4 ◄ |
►M18 6 726,4 ◄ |
Kroatië (*1) |
183,7 |
202,9 |
241,1 |
279,4 |
317,6 |
►M15 348,3 ◄ |
►M17 365,0 ◄ |
►M18 403,2 ◄ |
Italië |
3 897,1 |
3 847,3 |
3 797,2 |
3 750,0 |
3 702,4 |
►M14 3 698,3 ◄ |
►M17 3 622,5 ◄ |
►M18 3 623,1 ◄ |
Cyprus |
50,8 |
50,2 |
49,7 |
49,1 |
48,6 |
►M14 48,6 ◄ |
►M17 47,6 ◄ |
►M18 47,6 ◄ |
Letland |
181,0 |
205,7 |
230,3 |
255,0 |
279,8 |
►M14 302,5 ◄ |
►M17 313,8 ◄ |
►M18 318,9 ◄ |
Litouwen |
417,9 |
442,5 |
467,1 |
475,3 |
483,3 |
►M14 517,0 ◄ |
►M17 570,0 ◄ |
►M18 578,5 ◄ |
Luxemburg |
33,6 |
33,5 |
33,5 |
33,5 |
33,4 |
►M15 35,3 ◄ |
►M17 33,4 ◄ |
►M18 33,4 ◄ |
Hongarije |
1 276,7 |
1 275,5 |
1 274,1 |
1 274,0 |
1 273,9 |
►M14 1 301,4 ◄ |
►M17 1 275,5 ◄ |
►M18 1 275,5 ◄ |
Malta |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
5,2 |
►M14 5,2 ◄ |
►M17 5,2 ◄ |
►M18 5,2 ◄ |
Nederland |
749,2 |
736,8 |
724,3 |
682,5 |
670,8 |
►M14 660,8 ◄ |
►M17 661,3 ◄ |
►M18 609,7 ◄ |
Oostenrijk |
693,1 |
692,4 |
691,8 |
691,7 |
691,7 |
►M14 691,7 ◄ |
►M17 677,6 ◄ |
►M18 677,6 ◄ |
Polen |
3 359,2 |
3 375,7 |
3 392,0 |
3 411,2 |
3 430,2 |
►M14 3 375,7 ◄ |
►M17 3 345,3 ◄ |
►M18 3 376,7 ◄ |
Portugal |
565,9 |
574,0 |
582,1 |
590,8 |
599,4 |
►M15 684,5 ◄ |
►M17 681,0 ◄ |
►M18 685,6 ◄ |
Roemenië |
1 600,0 |
1 772,5 |
1 801,3 |
1 872,8 |
1 903,2 |
►M14 1 903,2 ◄ |
►M17 1 891,8 ◄ |
►M18 1 919,4 ◄ |
Slovenië |
138,0 |
137,0 |
136,0 |
135,1 |
134,3 |
►M14 134,3 ◄ |
►M17 131,5 ◄ |
►M18 131,5 ◄ |
Slowakije |
435,5 |
438,6 |
441,8 |
445,2 |
448,7 |
►M14 392,6 ◄ |
►M17 415,3 ◄ |
►M18 394,5 ◄ |
Finland |
523,3 |
523,4 |
523,5 |
524,1 |
524,6 |
►M14 524,6 ◄ |
►M17 515,7 ◄ |
►M18 517,5 ◄ |
Zweden |
696,8 |
697,2 |
697,6 |
698,7 |
699,7 |
►M14 699,8 ◄ |
►M17 685,7 ◄ |
►M18 685,9 ◄ |
Verenigd Koninkrijk |
3 170,7 |
3 177,3 |
3 183,6 |
3 192,2 |
3 201,4 |
►M14 — ◄ |
|
|
(*1)
Voor Kroatië is het nettomaximum 344 340 000 EUR voor kalenderjaar 2021 en 382 600 000 EUR voor kalenderjaar 2022. |
BIJLAGE IV
Limieten voor de aanpassing van de drempels bedoeld in artikel 10, lid 2
Lidstaat |
Limiet voor de drempel in EUR (artikel 10, lid 1, onder a)) |
Limiet voor de drempel in hectare (artikel 10, lid 1, onder b)) |
België |
400 |
2 |
Bulgarije |
200 |
0,5 |
Tsjechië |
200 |
5 |
Denemarken |
300 |
5 |
Duitsland |
300 |
4 |
Estland |
100 |
3 |
Ierland |
200 |
3 |
Griekenland |
400 |
0,4 |
Spanje |
300 |
2 |
Frankrijk |
300 |
4 |
Kroatië |
100 |
1 |
Italië |
400 |
0,5 |
Cyprus |
300 |
0,3 |
Letland |
100 |
1 |
Litouwen |
100 |
1 |
Luxemburg |
300 |
4 |
Hongarije |
200 |
0,3 |
Malta |
500 |
0,1 |
Nederland |
500 |
2 |
Oostenrijk |
200 |
2 |
Polen |
200 |
0,5 |
Portugal |
200 |
0,3 |
Roemenië |
200 |
0,3 |
Slovenië |
300 |
0,3 |
Slowakije |
200 |
2 |
Finland |
200 |
3 |
Zweden |
200 |
4 |
Verenigd Koninkrijk |
200 |
5 |
BIJLAGE V
Financiële bepalingen die van toepassing zijn op Bulgarije en Roemenië, als bedoeld in de artikelen 10, 16 en 18
A. Bedragen voor de toepassing van artikel 10, lid 1, onder a) en ter berekening van de nationale maxima voor betalingen, als bedoeld in artikel 16 in 2015:
Bulgarije |
: |
790 909 000 EUR |
Roemenië |
: |
1 783 426 000 EUR |
B. Totaal bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen bovenop de basisbetalingsregeling, als bedoeld in artikel 18, lid 1 in 2015:
Bulgarije |
: |
69 657 000 EUR |
Roemenië |
: |
153 536 000 EUR |
C. Totaal bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen bovenop de gewasspecifieke betaling voor katoen, als bedoeld in artikel 18, lid 2 in 2015:
Bulgarije |
: |
258 952 EUR |
BIJLAGE VI
Financiële bepalingen die van toepassing zijn op Kroatië, als bedoeld in de artikelen 10 en 19
Bedrag voor de toepassing van artikel 10, lid 1, onder a):
382 600 000 EUR
Totaal bedrag aan aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, als bedoeld in artikel 19, lid 3:
(in duizend EUR) |
||||||
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
248 690 |
229 560 |
191 300 |
153 040 |
114 780 |
76 520 |
38 260 |
BIJLAGE VI bis
Maximumbedragen zoals bedoeld in artikel 14, lid 2
(in EUR) |
|
België |
10 076 707 |
Bulgarije |
70 427 849 |
Tsjechië |
38 815 980 |
Denemarken |
11 371 893 |
Duitsland |
148 488 749 |
Estland |
21 968 972 |
Ierland |
39 700 643 |
Griekenland |
76 438 741 |
Spanje |
250 300 720 |
Frankrijk |
181 388 880 |
Kroatië |
42 201 225 |
Italië |
190 546 556 |
Cyprus |
2 398 093 |
Letland |
29 326 817 |
Litouwen |
48 795 629 |
Luxemburg |
1 843 643 |
Hongarije |
62 430 371 |
Malta |
1 831 098 |
Nederland |
10 972 679 |
Oostenrijk |
72 070 055 |
Polen |
329 472 633 |
Portugal |
123 303 715 |
Roemenië |
241 375 835 |
Slovenië |
15 337 318 |
Slowakije |
56 920 680 |
Finland |
73 005 307 |
Zweden |
52 887 719 |
BIJLAGE VII
Maximumbedragen waarmee de in bijlage II vermelde bedragen overeenkomstig artikel 20, lid 2, moeten worden aangevuld
(in duizenden EUR) |
|||||||
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
3 360 |
3 840 |
4 800 |
5 760 |
6 720 |
7 680 |
8 640 |
9 600 |
BIJLAGE VIII
Gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf bedoeld in artikel 41, lid 4
Lidstaat |
Gemiddelde omvang van een landbouwbedrijf (in hectare) |
België |
29 |
Bulgarije |
6 |
Tsjechië |
89 |
Denemarken |
60 |
Duitsland |
46 |
Estland |
39 |
Ierland |
32 |
Griekenland |
5 |
Spanje |
24 |
Frankrijk |
52 |
Kroatië |
5,9 |
Italië |
8 |
Cyprus |
4 |
Letland |
16 |
Litouwen |
12 |
Luxemburg |
57 |
Hongarije |
7 |
Malta |
1 |
Nederland |
25 |
Oostenrijk |
19 |
Polen |
6 |
Portugal |
13 |
Roemenië |
3 |
Slovenië |
6 |
Slowakije |
28 |
Finland |
34 |
Zweden |
43 |
Verenigd Koninkrijk |
54 |
BIJLAGE IX
Lijst van gelijkwaardige praktijken als bedoeld in artikel 43, lid 3
Aan gewasdiversificatie gelijkwaardige praktijken:
Gewasdiversificatie
Vereiste: ten minste drie gewassen, maximaal 75 % voor het belangrijkste gewas, en toepassing van een of meer van de volgende praktijken:
Vruchtwisseling
Vereiste: ten minste drie gewassen, maximaal 75 % voor het belangrijkste gewas, en toepassing van één van of allebei de volgende praktijken:
Bodembedekking in de winter ( *1 )
Vanggewassen (*1)
Aan instandhouding van blijvend grasland gelijkwaardige praktijken
Beheer van grasland
Vereiste: instandhouding van blijvend grasland en een of meer van de volgende praktijken:
Extensieve graassystemen
Vereiste: instandhouding van blijvend grasland en een of meer van de volgende praktijken:
Aan het ecologisch aandachtsgebied gelijkwaardige praktijken:
Vereiste: toepassing van één van de volgende praktijken op ten minste het overeenkomstig artikel 46, lid 1, vastgestelde percentage van het bouwland
Ecologische braaklegging
Instelling van "bufferzones" voor gebieden met een hoge natuurwaarde, Natura 2000-gebieden of andere gebieden waar de biodiversiteit moet worden beschermd, ook langs hagen en waterlopen
Beheer van braakliggende bufferstroken en akkerranden (maairegeling, lokale of specifieke grassoorten en/of zaaíregeling, opnieuw inzaaien met regionale rassen, geen gebruik van bestrijdingsmiddelen, geen gebruik van mest en/of minerale meststoffen), geen irrigatie, geen bodemafdekking
Inrichting op de velden van stroken voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna (stroken met kruidachtigen, bescherming van nesten, stroken met wilde bloemen, mengsel van lokale zaden, niet-geoogste gewassen)
Instandhouding (snoeien, beknotten, data, methoden, herstel) van landschapselementen (bomen, hagen, houtachtige vegetatie aan oevers, stenen muren (terrassen), dijken, vijvers)
Instandhouding van gras op venige of vochtige bodems (zonder gebruik te maken van meststoffen en zonder gebruik te maken bestrijdingsmiddelen)
Productie op bouwland zonder gebruik te maken van (minerale) meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen, en zonder irrigatie, waarbij eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren op een vaste plaats wordt ingezaaid (*1)
Omschakeling van bouwland naar extensief gebruikt blijvend grasland
BIJLAGE X
Omzettings- en wegingsfactoren als bedoeld in artikel 46, lid 3
Elementen |
Omzettingsfactor (m/boom naar m2) |
Wegingsfactor |
Ecologisch aandachtsgebied (bij toepassing van beide factoren) |
||
Braakliggend land (per 1 m2) |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
||
Terrassen (per 1 m) |
2 |
1 |
2 m2 |
||
Landschapselementen: |
|
|
|
||
|
Heggen/houtwallen/bomen in rij (per 1 m) |
5 |
2 |
10 m2 |
|
|
Geïsoleerde boom (per boom) |
20 |
1,5 |
30 m2 |
|
|
Boomgroepen in het veld (per 1 m2) |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
|
|
Vijvers (per 1 m2) |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
|
|
Sloten (per 1 m) |
5 |
2 |
10 m2 |
|
|
Traditionele stenen muren (per 1 m) |
1 |
1 |
1 m2 |
|
|
Andere elementen die hierboven niet zijn vermeld, maar in het kader van GLMC 7, RBE 2 of RBE 3 zijn beschermd (per 1 m2) |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
|
Bufferstroken en akkerranden (per 1 m) |
6 |
1,5 |
9 m2 |
||
Hectaren onder boslandbouw (per 1 m2) |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
||
Stroken subsidiabele hectaren langs bosranden (per 1 m) |
|
|
|
||
|
Zonder productie |
6 |
1,5 |
9 m2 |
|
Met productie |
6 |
0,3 |
1,8 m2 |
||
Arealen met hakhout met korte omlooptijd (per 1 m2) |
n.v.t. |
0,5 |
0,5 m2 |
||
Beboste gebieden als bedoeld in artikel 32, lid 2, onder b), ii) (per m2) |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
||
Arealen met vanggewassen of groenbedekking (per 1 m2) |
n.v.t. |
0,3 |
0,3 m2 |
||
Arealen met stikstofbindende gewassen (per 1 m2) |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
||
Arealen met Miscanthus |
n.v.t. |
0,7 |
0,7 m2 |
||
Arealen met Silphium perfoliatum |
n.v.t. |
0,7 |
0,7 m2 |
||
Braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten) |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
||
In artikel 46, lid 3, bedoelde omzettings- en wegingsfactoren die van toepassing zijn op de elementen in het kader van de in bijlage IX, afdeling III, opgenomen gelijkwaardige praktijken
Aan ecologisch aandachtsgebied gelijkwaardige praktijk |
Soortgelijke standaardpraktijk ecologisch aandachtsgebied |
Omzettingsfactor |
Wegingsfactor |
Ecologisch aandachtsgebied (bij toepassing van beide factoren) |
1. Ecologische braaklegging (per 1 m2) |
Braakliggend land |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
2. instelling van „bufferzones” (per 1 m) |
Bufferstroken en akkerranden |
6 |
1,5 |
9 m2 |
3. Beheer van braakliggende bufferstroken en akkerranden (per 1 m) |
Bufferstroken en akkerranden |
6 |
1,5 |
9 m2 |
4. Inrichting op de velden van stroken voor in het wild levende diersoorten of specifieke fauna: |
|
|
|
|
Borders, stroken op het veld (per 1 m) |
Bufferstroken en akkerranden |
6 |
1,5 |
9 m2 |
Lapjes grond (per 1 m2) |
Boomgroepen in het veld |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
5. Beheer van landschapselementen: |
|
|
|
|
Geïsoleerde boom (per boom) |
Geïsoleerde boom |
20 |
1,5 |
30 m2 |
Bomen in rij (per 1 m) |
Heggen/houtwallen/bomen in rij |
5 |
2 |
10 m2 |
Groepen bomen/boomgroepen in het veld (per 1 m2) |
Boomgroepen in het veld |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
Hagen (per 1 m) |
Heggen/houtwallen/bomen in rij |
5 |
2 |
10 m2 |
Houtachtige oevervegetatie (per 1 m) |
Heggen/houtwallen/bomen in rij |
5 |
2 |
10 m2 |
Terrassen (per 1 m) |
Terrassen |
2 |
1 |
2 m2 |
Stenen muren (per 1 m) |
Traditionele stenen muren |
1 |
1 |
1 m2 |
Sloten (per 1 m) |
Sloten |
5 |
2 |
10 m2 |
Vijvers (per 1 m2) |
Vijvers |
n.v.t. |
1,5 |
1,5 m2 |
6. Instandhouding van gras op venige of vochtige bodems (zonder gebruik te maken van meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen) (per 1 m2) |
Braakliggend land |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
7. Productie op bouwland zonder gebruik te maken van meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen, en zonder irrigatie, waarbij eenzelfde gewas niet gedurende twee opeenvolgende jaren wordt ingezaaid (per 1 m2) |
Areaal met hakhout met korte omlooptijd; stroken langs bosranden waar productie plaatsvindt; areaal met stikstofbindende gewassen |
n.v.t. |
0,3 0,7 voor stikstofbindende gewassen |
0,3 m2 0,7 m2 |
8. Omschakeling van bouwland naar blijvend grasland (per 1 m2) |
Braakliggend land |
n.v.t. |
1 |
1 m2 |
BIJLAGE XI
Concordantietabel
waarnaar verwezen wordt in artikel 72, lid 2
Verordening (EG) nr. 73/2009 |
Deze verordening |
Verordening (EU) nr. 1306/2013 |
Artikel 1 |
Artikel 1 |
— |
Artikel 2 |
Artikel 4 |
— |
Artikel 3 |
Artikel 5 |
— |
Artikel 4, lid 1 |
— |
Artikel 91 |
Artikel 4, lid 2 |
— |
Artikel 95 |
Artikel 5 |
— |
Artikel 93 |
Artikel 6, lid 1 |
— |
Artikel 94 |
Artikel 6, lid 2 |
— |
— |
Artikel 7 |
— |
— |
Artikel 8 |
Artikel 7 |
— |
Artikel 9 |
— |
— |
Artikel 10 |
— |
— |
Artikel 10 bis |
— |
— |
Artikel 10 ter |
— |
— |
Artikel 10 quater |
|
— |
Artikel 10,quinquies |
— |
— |
Artikel 11 |
Artikel 8 |
Artikel 26, leden 1 en 2 |
Artikel 11, lid 3 |
Artikel 8, lid 2 |
— |
Artikel 11 bis |
Artikel 8, lid 3 |
— |
Artikel 12, leden 1 en 2 |
— |
Artikel 12 |
Artikel 12, lid 3 |
— |
Artikel 14 |
Artikel 12, lid 4 |
— |
— |
Artikel 13 |
— |
Artikel 13, lid 2 |
Artikel 14 |
— |
Artikel 67 |
Artikel 15 |
— |
Artikel 68, leden 1 en 2 |
Artikel 16 |
— |
Artikel 69 |
Artikel 17 |
— |
Artikel 70 |
Artikel 18 |
— |
Artikel 71 |
Artikel 19 |
— |
Artikel 72 |
Artikel 20 |
— |
Artikel 74, leden 1,2 en 3 |
Artikel 21 |
— |
Artikel 74, lid 4 |
Artikel 22 |
— |
Artikel 96 |
Artikel 23 |
— |
Artikel 97 |
Artikel 24 |
— |
Artikel 99 |
Artikel 25 |
— |
Artikel 100 |
Artikel 26 |
— |
Artikel 61 |
Artikel 27, lid 1 |
— |
Artikel 102, lid 3 |
Artikel 27, lid 2 |
— |
Artikel 47 |
Artikel 27, lid 3 |
— |
Artikel 68, lid 3 |
Artikel 28, lid 1 |
Artikel 10 |
— |
Artikel 28, lid 2 |
Artikel 9, lid 3 |
— |
Artikel 28, lid 3 |
Artikel 31, lid 1, onder a), i) en ii) |
— |
Artikel 29 |
— |
Artikel 75 |
Artikel 30 |
— |
Artikel 60 |
Artikel 31 |
— |
Artikel 2, lid 2 |
Artikel 32 |
Artikel 15 |
— |
Artikel 33 |
— |
— |
Artikel 34, lid 2 |
Artikel 32, leden 2 en 4 |
— |
Artikel 35 |
Artikel 33 |
— |
Artikel 36 |
— |
— |
Artikel 37 |
Artikel 12 |
— |
Artikel 38 |
— |
— |
Artikel 39, lid 1 |
Artikel 32, lid 6 |
— |
Artikel 39, lid 2 |
Artikel 35, lid 3 |
— |
Artikel 40, lid 1 |
Artikel 6, lid 1 |
— |
Artikel 41, lid 1 |
Artikel 30, lid 1 |
— |
Artikel 41, lid 2 |
Artikel 30, leden 3 en 6 |
— |
Artikel 41, lid 3 |
Artikel 30, leden 3 en 7, onder a) |
— |
Artikel 41, lid 4 |
— |
— |
Artikel 41, lid 5 |
Artikel 30, lid 10 |
— |
Artikel 41, lid 6 |
— |
— |
Artikel 42 |
Artikel 31, lid 1, onder b) |
— |
Artikel 43, lid 1 |
Artikel 34, leden 1, 2 en 3 |
— |
Artikel 43, lid 2 |
— |
|
Artikel 43, lid 3 |
Artikel 34, lid 4 |
— |
Artikel 44 |
— |
— |
Artikel 45 |
— |
— |
Artikel 46 |
— |
— |
Artikel 47 |
— |
— |
Artikel 48 |
— |
— |
Artikel 49 |
— |
— |
Artikel 50 |
— |
— |
Artikel 51 |
— |
— |
Artikel 52 |
— |
— |
Artikel 53 |
— |
— |
Artikel 54 |
— |
— |
Artikel 55 |
— |
— |
Artikel 56 |
— |
— |
Artikel 57 |
— |
— |
Artikel 57 bis |
Artikel 20 en Bijlage VII |
— |
Artikel 58 |
— |
— |
Artikel 59 |
— |
— |
Artikel 60 |
— |
— |
Artikel 61 |
— |
— |
Artikel 62 |
— |
— |
Artikel 63 |
— |
— |
Artikel 64 |
— |
— |
Artikel 65 |
— |
— |
Artikel 66 |
— |
— |
Artikel 67 |
— |
— |
Artikel 68 |
— |
— |
Artikel 69 |
— |
— |
Artikel 70 |
— |
— |
Artikel 71 |
— |
— |
Artikel 72 |
— |
— |
Artikel 73 |
— |
— |
Artikel 74 |
— |
— |
Artikel 75 |
— |
— |
Artikel 76 |
— |
— |
Artikel 77 |
— |
— |
Artikel 78 |
— |
— |
Artikel 79 |
— |
— |
Artikel 80 |
— |
— |
Artikel 81 |
— |
— |
Artikel 82 |
— |
— |
Artikel 83 |
— |
— |
Artikel 84 |
— |
— |
Artikel 85 |
— |
— |
Artikel 86 |
— |
— |
Artikel 87 |
— |
— |
Artikel 88 |
Artikel 56 |
— |
Artikel 89 |
Artikel 57 |
— |
Artikel 90 |
Artikel 58 |
— |
Artikel 91 |
Artikel 59 |
— |
Artikel 92 |
Artikel 60 |
— |
Artikel 93 |
— |
— |
Artikel 94 |
— |
— |
Artikel 95 |
— |
— |
Artikel 96 |
— |
— |
Artikel 97 |
— |
— |
Artikel 98 |
— |
— |
Artikel 99 |
— |
— |
Artikel 100 |
— |
— |
Artikel 101 |
— |
— |
Artikel 102 |
— |
— |
Artikel 103 |
— |
— |
Artikel 104 |
— |
— |
Artikel 105 |
— |
— |
Artikel 106 |
— |
— |
Artikel 107 |
— |
— |
Artikel 108 |
— |
— |
Artikel 109 |
— |
— |
Artikel 110 |
— |
— |
Artikel 111 |
— |
— |
Artikel 112 |
— |
— |
Artikel 113 |
— |
— |
Artikel 114 |
— |
— |
Artikel 115 |
— |
— |
Artikel 116 |
— |
— |
Artikel 117 |
— |
— |
Artikel 118 |
— |
— |
Artikel 119 |
— |
— |
Artikel 120 |
— |
— |
Artikel 121 |
Artikelen 16 en 17 |
— |
Artikel 121 bis |
— |
Artikel 98, tweede alinea |
Artikel 122 |
— |
— |
Artikel 123 |
— |
— |
Artikel 124, leden 1 t/m 5, leden 7 en 8 |
— |
— |
Artikel 124, lid 6 |
— |
Artikel 98, eerste alinea |
Artikel 125 |
— |
— |
Artikel 126 |
— |
— |
Artikel 127 |
— |
— |
Artikel 128 |
— |
— |
Artikel 129 |
— |
— |
Artikel 130 |
— |
— |
Artikel 131 |
— |
— |
Artikel 132 |
Artikelen 18 en 19 |
— |
Artikel 133 |
— |
— |
Artikel 133 bis |
Artikel 37 |
— |
Artikel 134 (geschrapt) |
— |
— |
Artikel 135 (geschrapt) |
— |
— |
Artikel 136 |
— |
— |
Artikel 137 |
— |
— |
Artikel 138 |
Artikel 3 |
— |
Artikel 139 |
Artikel 13 |
— |
Artikel 140 |
Artikel 67 |
— |
Artikel 141 |
Artikel 71 |
— |
Artikel 142, onder a) t/m q) en s) |
Artikel 70 |
— |
Artikel 142, onder r) |
Artikel 69 |
— |
Artikel 143 |
— |
— |
Artikel 144 |
— |
— |
Artikel 145 |
— |
— |
Artikel 146 |
Artikel 72 |
— |
Artikel 146 bis |
— |
— |
Artikel 147 |
Artikel 73 |
— |
Artikel 148 |
— |
— |
Artikel 149 |
Artikel 74 |
— |
Bijlage I |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage II |
Bijlage III |
— |
Bijlage II |
Bijlage IV |
Bijlage III |
— |
Bijlage V |
— |
— |
Bijlage VI |
— |
— |
Bijlage VII |
Bijlage IV |
— |
Bijlage VIII |
Bijlage II |
— |
Bijlage IX |
— |
— |
Bijlage X |
— |
— |
Bijlage XI |
— |
— |
Bijlage XII |
— |
— |
Bijlage XIII |
— |
— |
Bijlage XIV |
— |
— |
Bijlage XV |
— |
— |
Bijlage XVI |
— |
— |
Bijlage XVII |
— |
— |
Bijlage XVII bis |
— |
— |
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1601/96, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 (Zie bladzijde 671 van dit Publicatieblad).
( 2 ) Verordening (EU) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 van 22.12.2020, blz. 11).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65).
( *1 ) Praktijken krachtens de in artikel 43, lid 12, onder c), bedoelde berekening.