This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32022D2110
Commission Implementing Decision (EU) 2022/2110 of 11 October 2022 establishing the best available techniques (BAT) conclusions, under Directive 2010/75/EU of the European Parliament and of the Council on industrial emissions, for the ferrous metals processing industry (notified under document C(2022) 7054) (Text with EEA relevance)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2110 van de Commissie van 11 oktober 2022 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de ferrometaalverwerkende industrie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 7054) (Voor de EER relevante tekst)
Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2110 van de Commissie van 11 oktober 2022 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de ferrometaalverwerkende industrie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 7054) (Voor de EER relevante tekst)
C/2022/7054
PB L 284 van 4.11.2022, p. 69–133
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
4.11.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 284/69 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2110 VAN DE COMMISSIE
van 11 oktober 2022
tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies, voor de ferrometaalverwerkende industrie
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2022) 7054)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), en met name artikel 13, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden voor installaties als bedoeld in hoofdstuk II van Richtlijn 2010/75/EU en de bevoegde autoriteiten moeten emissiegrenswaarden vaststellen die waarborgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus zoals vastgesteld in de BBT-conclusies. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2010/75/EU, heeft het bij besluit van de Commissie van 16 mei 2011 (2) opgerichte forum, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de betrokken industrietakken en niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor milieubescherming, op 17 december 2021 zijn advies over de voorgestelde inhoud van het BBT-referentiedocument voor de ferrometaalverwerkende industrie bij de Commissie ingediend. Dat advies is publiek toegankelijk (3). |
(3) |
In de BBT-conclusies die in de bijlage bij dit besluit worden uiteengezet, is rekening gehouden met het advies van het forum omtrent de voorgestelde inhoud van het BBT-referentiedocument. Zij bevatten de belangrijkste bestanddelen van het BBT-referentiedocument. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 75, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De BBT-conclusies voor de ferrometaalverwerkende industrie zoals in de bijlage uiteengezet, zijn aangenomen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 11 oktober 2022.
Voor de Commissie
Virginijus SINKEVIČIUS
Lid van de Commissie
(1) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(2) Besluit van de Commissie van 16 mei 2011 tot oprichting van een forum voor de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (PB C 146 van 17.5.2011, blz. 3).
(3) https://circabc.europa.eu/ui/group/06f33a94-9829-4eee-b187-21bb783a0fbf/library/b8ba39b2-77ca-488a-889b-98e13cee5141/details
BIJLAGE
1. BBT-CONCLUSIES (BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN) VOOR DE FERROMETAALVERWERKENDE INDUSTRIE
TOEPASSINGSGEBIED
Deze BBT-conclusies hebben betrekking op de volgende in bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU omschreven activiteiten:
2.3. |
De verwerking van ferrometalen door:
|
2.6. |
Oppervlaktebehandeling van ferrometalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt en de behandeling wordt uitgevoerd door middel van koudwalsen, draadtrekken of discontinu verzinken. |
6.11. |
Een niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG vallende zelfstandig geëxploiteerde behandeling van afvalwater, mits de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van de onder deze BBT-conclusies vallende activiteiten. |
Deze BBT-conclusies hebben ook betrekking op:
— |
koudwalsen en draadtrekken wanneer deze activiteiten rechtstreeks verband houden met warmwalsen en/of continu dompelverzinken; |
— |
de nuttige toepassing van afgewerkte zuren, wanneer deze activiteit rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen; |
— |
de gecombineerde behandeling van afvalwater van verschillende herkomst, mits de afvalwaterbehandeling niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 91/271/EEG valt en de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van de onder deze BBT-conclusies vallende activiteiten; |
— |
verbrandingsprocessen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten die onder deze BBT-conclusies vallen, mits:
|
Deze BBT-conclusies hebben geen betrekking op:
— |
coating van metaal door thermisch spuiten; |
— |
elektrolytisch en stroomloos bekleden; deze activiteit valt mogelijk onder de BBT-conclusies voor de oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen (STM, Surface Treatment of Metals and Plastics). |
Andere BBT-conclusies en referentiedocumenten die relevant kunnen zijn voor de activiteiten waarop deze BBT-conclusies betrekking hebben, zijn onder meer:
— |
ijzer- en staalproductie (IS, Iron and Steel Production); |
— |
grote stookinstallaties (LCP, Large Combustion Plants); |
— |
oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen (STM); |
— |
oppervlaktebehandeling met behulp van organische oplosmiddelen (STS, Surface Treatment using Organic Solvents); |
— |
afvalbehandeling (WT, Waste Treatment); |
— |
monitoring van emissies naar lucht en water afkomstig van RIE-installaties (ROM, Reference Report on Monitoring of Emissions from IED Installations); |
— |
economische aspecten en cross-media-effecten (ECM, Economics and Cross-Media Effects); |
— |
emissies uit opslag (EFS, Emissions from Storage); |
— |
energie-efficiëntie (ENE); |
— |
industriële koelsystemen (ICS, Industrial Cooling Systems). |
Deze BBT-conclusies gelden onverminderd andere toepasselijke wetgeving, bijvoorbeeld inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) en inzake de indeling, etikettering en verpakking (CLP).
DEFINITIES
Voor de toepassing van deze BBT-conclusies zijn de volgende definities van toepassing:
Algemene termen |
|||||
Gebruikte term |
Definitie |
||||
Discontinu verzinken |
Discontinue onderdompeling van stalen werkstukken in een bad met gesmolten zink om het oppervlak ervan met zink te coaten. Dit omvat ook alle rechtstreeks daarmee verband houdende voor- en nabehandelingsprocessen (bv. ontvetten en passiveren). |
||||
Hardzink |
Een reactieproduct van gesmolten zink met ijzer of ijzerzouten die door beitsen of fluxen zijn overgebracht. Dit reactieproduct zinkt naar de bodem van het zinkbad. |
||||
Koolstofstaal |
Staal waarin het gehalte van elk legeringselement minder dan 5 massaprocent bedraagt. |
||||
Geleide emissies |
Emissies van verontreinigende stoffen naar het milieu via kanalen, leidingen, schoorstenen enz. |
||||
Koudwalsen |
Het samenpersen van staal met behulp van walsen bij omgevingstemperaturen om de kenmerken ervan te veranderen (bv. grootte, vorm en/of metallurgische eigenschappen). Dit omvat ook alle rechtstreeks daarmee verband houdende voor- en nabehandelingsprocessen (bv. beitsen, gloeien en oliën). |
||||
Continue meting |
Meting met behulp van een geautomatiseerd meetsysteem dat permanent ter plekke is geïnstalleerd. |
||||
Directe lozing |
Lozing in een ontvangend waterlichaam zonder verdere stroomafwaartse afvalwaterbehandeling. |
||||
Bestaande installatie |
Een installatie die geen nieuwe installatie is. |
||||
Basismateriaal |
Alle stalen materialen (onbewerkt of gedeeltelijk bewerkt) of werkstukken die in een stap van het productieproces worden ingevoerd. |
||||
Verwarming van het basismateriaal |
Elke stap van het proces waarin het basismateriaal wordt verwarmd. Dit omvat niet het drogen van het basismateriaal of het verwarmen van de zinkpot. |
||||
Ferrochroom |
Een legering van chroom en ijzer die gewoonlijk tussen 50 en 70 massaprocent chroom bevat. |
||||
Rookgas |
Het uitlaatgas dat een verbrandingseenheid verlaat. |
||||
Hooggelegeerd staal |
Staal waarin het gehalte aan een of meer legeringselementen 5 massaprocent of hoger is. |
||||
Continu dompelverzinken |
Continue onderdompeling van staalplaten of staaldraad in een bad met gesmolten metaal of metalen, bv. zink en/of aluminium, om het oppervlak met meta(a)l(en) te coaten. Dit omvat ook alle rechtstreeks daarmee verband houdende voor- en nabehandelingsprocessen (bv. beitsen en fosfateren). |
||||
Warmwalsen |
Het samenpersen van verwarmd staal met behulp van walsen bij temperaturen die doorgaans tussen 1 050 °C en 1 300 °C liggen, om de kenmerken ervan te veranderen (bv. grootte, vorm en/of metallurgische eigenschappen). Dit omvat rond warmwalsen en warmwalsen van naadloze buizen, en alle rechtstreeks daarmee verband houdende voor- en nabehandelingsprocessen (bv. schoonbranden, afwerken, beitsen en oliën). |
||||
Indirecte lozing |
Een lozing die geen directe lozing is. |
||||
Tussentijds verhitten |
Verwarmen van het basismateriaal tussen de warmwalsfasen. |
||||
Procesgassen ijzer- en staalproductie |
Hoogovengas, oxystaalovengas, cokesovengas of mengsels daarvan, afkomstig van de ijzer- en staalproductie. |
||||
Loodhoudend staal |
Staalkwaliteiten waarin het gehalte van het toegevoegde lood doorgaans tussen 0,15 en 0,35 massaprocent ligt. |
||||
Wezenlijke verbetering van een installatie |
Een belangrijke wijziging in het ontwerp of de technologie van een installatie, met grote aanpassingen of vervangingen van de processen en/of de nabehandelingstechnieken en de bijbehorende apparatuur. |
||||
Massastroom |
De massa van een bepaalde stof of parameter die gedurende een bepaalde tijd wordt uitgestoten. |
||||
Oxidelaag |
IJzeroxiden die zich op het oppervlak van staal vormen wanneer zuurstof reageert met heet metaal. Dit gebeurt onmiddellijk na het gieten, tijdens het herverwarmen en tijdens het warmwalsen. |
||||
Gemengd zuur |
Een mengsel van fluorwaterstofzuur en salpeterzuur. |
||||
Nieuwe installatie |
Een installatie die voor het eerst wordt vergund op het terrein van de installatie na de publicatie van deze BBT-conclusies of een volledige vervanging van een installatie na de publicatie van deze BBT-conclusies. |
||||
Periodieke meting |
Meting op gespecificeerde tijdsintervallen, handmatig of geautomatiseerd. |
||||
Installatie |
Alle delen van een inrichting die onder het toepassingsgebied van deze BBT-conclusies valt en alle andere daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten die gevolgen hebben voor het verbruik en/of de emissies. Installaties kunnen nieuwe installaties of bestaande installaties zijn. |
||||
Naverwarming |
Verwarmen van het basismateriaal na het warmwalsen. |
||||
Proceschemicaliën |
Stoffen en/of mengsels zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1) die in het proces of de processen worden gebruikt. |
||||
Nuttige toepassing |
Nuttige toepassing zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 15, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). De nuttige toepassing van afgewerkte zuren omvat de regeneratie, terugwinning en recycling ervan. |
||||
Herverzinking |
De verwerking van gebruikte verzinkte voorwerpen (bv. vangrails voor autowegen) die na lang gebruik opnieuw worden verzinkt. Het verwerken van deze voorwerpen vereist extra processtappen vanwege de aanwezigheid van gedeeltelijk verroeste oppervlakken of de noodzaak om eventuele resterende zinkbekleding te verwijderen. |
||||
Herverwarming |
Verwarmen van het basismateriaal vóór het warmwalsen. |
||||
Residu |
Stof die of voorwerp dat als afvalstof of bijproduct wordt gegenereerd door de binnen het toepassingsgebied van deze BBT-conclusies vallende activiteiten. |
||||
Gevoelige receptor |
Zones die speciale bescherming behoeven, zoals:
|
||||
Roestvrij staal |
Hooggelegeerd staal met een chroomgehalte dat gewoonlijk tussen 10 en 23 massaprocent ligt. Het omvat austenitisch staal, dat ook een gehalte aan nikkel van gewoonlijk 8-10 massaprocent bevat. |
||||
Slakken |
De oxiden die zich tijdens het warm dompelen op het oppervlak van het gesmolten zink in het zinkbad vormen door de reactie van ijzer en aluminium. |
||||
Geldig uur- of halfuurgemiddelde |
Een uurgemiddelde (of halfuurgemiddelde) wordt als geldig beschouwd wanneer er geen sprake is van onderhoud of storing van het geautomatiseerde meetsysteem. |
||||
Vluchtige stof |
Een stof die gemakkelijk van vaste of vloeibare vorm in dampvorm kan overgaan en die een hoge dampspanning en een laag kookpunt heeft (bv. HCl). Hiertoe behoren de vluchtige organische stoffen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 45, van Richtlijn 2010/75/EU. |
||||
Draadtrekken |
Het trekken van stalen stangen of draden door matrijzen om hun diameter kleiner te maken. Dit omvat ook alle rechtstreeks daarmee verband houdende voor- en nabehandelingsprocessen (bv. beitsen van walsdraad en verwarming van het basismateriaal na het trekken). |
||||
Zinkas |
Een mengsel van zinkmetaal, zinkoxide en zinkchloride dat zich op het oppervlak van het gesmolten zink in het zinkbad vormt. |
Verontreinigende stoffen en parameters |
|
Gebruikte term |
Definitie |
B |
De som van boor en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als B. |
Cd |
De som van cadmium en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Cd. |
CO |
Koolmonoxide. |
CZV |
Chemisch zuurstofverbruik. De hoeveelheid zuurstof die nodig is voor de algehele chemische oxidatie van organisch materiaal tot koolstofdioxide met behulp van dichromaat. Het CZV is een indicator voor de massaconcentratie van organische verbindingen. |
Cr |
De som van chroom en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Cr. |
Cr(VI) |
Zeswaardig chroom, uitgedrukt als Cr(VI), met inbegrip van alle chroomverbindingen waarbij het chroom in de oxidatietoestand +6 verkeert. |
Stof |
Totaal aan vaste deeltjes (in lucht). |
Fe |
De som van ijzer en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Fe. |
F— |
Opgeloste fluoride, uitgedrukt als F—. |
HCI |
Waterstofchloride. |
HF |
Waterstoffluoride. |
Hg |
De som van kwik en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Hg. |
HOI |
Minerale-olie-index (Hydrocarbon Oil Index). De som van de verbindingen die met een koolwaterstofoplosmiddel kunnen worden geëxtraheerd (waaronder alifatische, alicyclische, aromatische of alkylgesubstitueerde aromatische koolwaterstoffen, met lange keten of vertakt). |
H2SO4 |
Zwavelzuur. |
NH3 |
Ammoniak. |
Ni |
De som van nikkel en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Ni. |
NOX |
De som van stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2), uitgedrukt als NO2. |
Pb |
De som van lood en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Pb. |
Sn |
De som van tin en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Sn. |
SO2 |
Zwaveldioxide. |
SOX |
De som van zwaveldioxide (SO2) zwaveltrioxide (SO3) en aerosolen van zwavelzuur, uitgedrukt als SO2. |
TOC |
Totaal aan organische koolstof (Total Organic Carbon), uitgedrukt als C (in water); omvat alle organische verbindingen. |
Totaal P |
Totaal aan fosfor, uitgedrukt als P, met inbegrip van alle anorganische en organische fosforverbindingen. |
TSS |
Totaal aan zwevende stoffen (Total Suspended Solids). Massaconcentratie van alle zwevende deeltjes (in water), gemeten door middel van filtratie door glasvezelfilters en gravimetrie. |
TVOS |
Totaal aan vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als C (in lucht). |
Zn |
De som van zink en de verbindingen daarvan, opgelost of aan deeltjes gebonden, uitgedrukt als Zn. |
AFKORTINGEN
Voor de toepassing van deze BBT-conclusies worden de volgende afkortingen gebruikt:
Afkorting |
Definitie |
BG |
Discontinu verzinken (batch galvanising) |
CMS |
Beheersysteem voor chemische stoffen (chemicals management system) |
CR |
Koudwalsen (cold rolling) |
MBS |
Milieubeheersysteem |
FMP |
Verwerking van ferrometalen (ferrous metals processing) |
HDC |
Continu dompelverzinken (hot dip coating) |
HR |
Warmwalsen (hot rolling) |
OTNOC |
Andere dan normale bedrijfsomstandigheden (other than normal operating conditions) |
SCR |
Selectieve katalytische reductie (selective catalytic reduction) |
SNCR |
Selectieve niet-katalytische reductie (selective non-catalytic reduction) |
WD |
Draadtrekken (wire drawing) |
ALGEMENE OVERWEGINGEN
Beste beschikbare technieken
De technieken die in deze BBT-conclusies worden opgesomd en beschreven, zijn prescriptief noch limitatief. Er mogen andere technieken worden gebruikt die ten minste een gelijkwaardig niveau van milieubescherming garanderen.
Tenzij anders aangegeven, kunnen de BBT-conclusies algemeen worden toegepast.
BBT-GEN’s en indicatieve emissieniveaus voor emissies naar lucht
De met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) en indicatieve emissieniveaus voor emissies naar lucht in deze BBT-conclusies hebben betrekking op concentratieniveaus (massa uitgestoten stoffen per volume afgas) onder de volgende standaardomstandigheden: droog gas met een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,3 kPa, uitgedrukt in mg/Nm3.
De referentiezuurstofgehalten die in deze BBT-conclusies worden gebruikt om de BBT-GEN’s en indicatieve emissieniveaus uit te drukken zijn opgenomen in de volgende tabel.
Emissiebronnen |
Referentiezuurstofgehalte (OR) |
||||
Verbrandingsprocessen die verband houden met:
|
3 volumeprocent, droog |
||||
Alle andere bronnen |
Geen correctie voor het zuurstofgehalte |
Voor de gevallen waarin een referentiezuurstofgehalte is opgegeven, is de vergelijking voor het berekenen van de emissieconcentratie bij het referentiezuurstofgehalte:
waarbij:
ER |
: |
emissieconcentratie bij het referentiezuurstofgehalte OR; |
OR |
: |
referentiezuurstofgehalte in volumeprocent; |
EM |
: |
gemeten emissieconcentratie; |
OM |
: |
gemeten zuurstofgehalte in volumeprocent. |
Bovenstaande vergelijking is niet van toepassing indien bij het(de) verbrandingsproces(sen) met zuurstof verrijkte lucht of zuivere zuurstof wordt gebruikt of indien door extra luchttoevoer om veiligheidsredenen het zuurstofgehalte in het afgas zeer dicht bij 21 volumeprocent komt te liggen. In dit geval wordt de emissieconcentratie bij het referentiezuurstofgehalte van 3 volumeprocent op droge basis anders berekend, bv. door normalisering op grond van het door de verbranding geproduceerde kooldioxide.
Voor de middelingstijden van BBT-GEN’s voor emissies naar lucht zijn de volgende definities van toepassing:
Type meting |
Middelingstijd |
Definitie |
Continu |
Daggemiddelde |
Gemiddelde over een periode van één dag op basis van geldige uur- of halfuurgemiddelden. |
Periodiek |
Gemiddelde van de bemonsteringsperiode |
Gemiddelde waarde van drie opeenvolgende metingen van ten minste 30 minuten elk (3). |
Wanneer de afgassen uit twee of meer bronnen (bv. ovens) via een gemeenschappelijke schoorsteen worden uitgestoten, is het BBT-GEN van toepassing op de gecombineerde uitstoot via de schoorsteen.
Voor de berekening van de massastromen met betrekking tot BBT 7 en BBT 20, waarbij afgassen van één type bron (bv. ovens) via twee of meer afzonderlijke schoorstenen worden uitgestoten die volgens de bevoegde autoriteit via één gemeenschappelijke schoorsteen zouden kunnen worden uitgestoten, worden deze schoorstenen als één enkele schoorsteen beschouwd.
BBT-GEN’s voor emissies naar water
De met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor emissies naar water in deze BBT-conclusies hebben betrekking op concentratieniveaus (massa van uitgestoten stoffen per volume water), uitgedrukt in mg/l of μg/l.
De met de BBT-GEN’s geassocieerde middelingstijden hebben betrekking op een van de volgende gevallen:
— |
in geval van continue lozingen, daggemiddelde waarden, d.w.z. op 24 uur-debietsproportionele mengmonsters. Tijdsproportionele mengmonsters kunnen worden gebruikt op voorwaarde dat een toereikende stabiliteit van het debiet is aangetoond. Er kunnen steekproefmonsters worden gebruikt wanneer is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn; |
— |
in geval van batchlozingen, gemiddelde waarden tijdens de duur van de lozing, genomen als debietsproportionele mengmonsters of, indien het effluent correct gemengd en homogeen is, als een steekproefmonster vóór de lozing. |
De BBT-GEN’s zijn van toepassing op het punt waar de emissie de installatie verlaat.
Andere met de beste beschikbare technieken geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s)
BBT-GMPN’s voor specifiek energieverbruik (energie-efficiëntie)
De BBT-GMPN’s voor specifiek energieverbruik hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij:
energieverbruik |
: |
de totale hoeveelheid (door primaire energiebronnen geproduceerde) warmte en elektriciteit die door het(de) betrokken proces(sen) worden verbruikt, uitgedrukt in MJ/jaar of kWh/jaar, en |
input |
: |
de totale hoeveelheid verwerkt basismateriaal, uitgedrukt in t/jaar. |
In het geval van verwarming van het basismateriaal komt het energieverbruik overeen met de totale hoeveelheid (door primaire energiebronnen geproduceerde) warmte en elektriciteit die door alle ovens in het(de) betrokken proces(sen) wordt verbruikt.
BBT-GMPN’s voor specifiek waterverbruik
De BBT-GMPN’s voor specifiek waterverbruik hebben betrekking op jaargemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij:
waterverbruik |
: |
de totale hoeveelheid water die door de installatie wordt verbruikt, exclusief:
uitgedrukt in m3/jaar, en |
||||||
productieomvang |
: |
de totale hoeveelheid producten die in de installatie wordt vervaardigd, uitgedrukt in t/jaar. |
BBT-GMPN’s voor specifiek materiaalverbruik
De BBT-GMPN’s voor specifiek materiaalverbruik hebben betrekking op driejaarlijkse gemiddelden en worden berekend met de volgende formule:
waarbij:
materiaalverbruik |
: |
driejaarlijks gemiddelde van de totale hoeveelheid materiaal die door het(de) betrokken proces(sen) wordt verbruikt, uitgedrukt in kg/jaar, en |
input |
: |
driejaarlijks gemiddelde van de totale hoeveelheid verwerkt basismateriaal, uitgedrukt in t/jaar of m2/jaar. |
1.1. Algemene BBT-conclusies voor de ferrometaalverwerkende industrie
1.1.1. Algemene milieuprestaties
BBT 1. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is het opstellen en uitvoeren van een milieubeheersysteem (MBS) waarin de volgende elementen zijn opgenomen:
Specifiek voor de ferrometaalverwerkende sector is de BBT ook het opnemen van de volgende elementen in het milieubeheersysteem:
Opmerking Bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 is het milieubeheer- en milieuauditsysteem van de Europese Unie (EMAS) vastgesteld, een voorbeeld van een milieubeheersysteem dat in overeenstemming is met deze BBT. |
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid en formalisering van het milieubeheersysteem zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
BBT 2. |
De BBT om de vermindering van emissies naar water en lucht te bevorderen, bestaat erin om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een inventarisatie van de gebruikte proceschemicaliën en de afvalwater- en afgasstromen op te stellen, bij te houden en regelmatig te herzien (ook wanneer er zich een belangrijke wijziging voordoet), waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
|
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid van de inventarisatie zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan.
BBT 3. |
De BBT om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is het opstellen en uitvoeren van een beheersysteem voor chemische stoffen (CMS) dat deel uitmaakt van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) en waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
|
Toepasbaarheid
De mate van gedetailleerdheid van het CMS zal in de regel afhangen van de aard, omvang en complexiteit van de installatie.
BBT 4. |
De BBT om emissies naar de bodem en het grondwater te voorkomen is het gebruik van alle onderstaande technieken.
|
BBT 5. |
De BBT om de frequentie van OTNOC en de emissies tijdens OTNOC te verminderen, is het opstellen en uitvoeren van een risicogebaseerd OTNOC-beheersplan als onderdeel van het milieubeheersplan (zie BBT 1), dat alle volgende elementen omvat:
|
1.1.2. Monitoring
BBT 6. |
De BBT is om ten minste eenmaal per jaar het volgende te monitoren:
|
Beschrijving
Monitoring kan worden uitgevoerd met directe metingen, berekeningen of registratie, bv. aan de hand van geschikte meters of facturen. De monitoring wordt uitgesplitst op het meest geschikte niveau (bv. op proces- of installatieniveau) en houdt rekening met alle significante wijzigingen in de installatie.
BBT 7. |
De BBT is om geleide emissies naar lucht met ten minste de onderstaande frequentie en overeenkomstig de EN-normen te monitoren. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is de BBT om ISO-, nationale of andere internationale normen te gebruiken die waarborgen dat er gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd.
|
BBT 8. |
De BBT is de monitoring van de emissies naar water met ten minste de onderstaande frequentie en overeenkomstig de EN-normen. Indien er geen EN-normen beschikbaar zijn, is de BBT om ISO-, nationale of andere internationale normen te gebruiken die waarborgen dat er gegevens van gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd.
|
1.1.3. Gevaarlijke stoffen
BBT 9. |
De BBT om het gebruik van verbindingen van zeswaardig chroom bij passivatie te vermijden, is het gebruik van andere metaalhoudende oplossingen (bv. met mangaan, zink, titaanfluoride, fosfaten en/of molybdaten) of organische polymeeroplossingen (bv. met polyurethanen of polyesters). |
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid kan worden beperkt door de productspecificaties (bv. kwaliteit van het oppervlak, lakbaarheid, lasbaarheid, vervormbaarheid, corrosiebestendigheid).
1.1.4. Energie-efficiëntie
BBT 10. |
De BBT om de algehele energie-efficiëntie van de installatie te verbeteren, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
|
BBT 11. |
De BBT om de energie-efficiëntie bij verwarming te verhogen (met inbegrip van het verwarmen en drogen van het basismateriaal, alsook het verwarmen van baden en zinkpotten), is het gebruik van een geschikte combinatie van de onderstaande technieken.
Verdere sectorspecifieke technieken om de energie-efficiëntie te verbeteren, zijn opgenomen in de punten 1.2.1, 1.3.1 en 1.4.1 van deze BBT-conclusies. Tabel 1.1 Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s) voor specifiek energieverbruik met betrekking tot de verwarming van het basismateriaal bij warmwalsen
Tabel 1.2 Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) voor specifiek energieverbruik met betrekking tot uitgloeien na koudwalsen
Tabel 1.3 Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) voor specifiek energieverbruik met betrekking tot het verwarmen van het basismateriaal vóór continu dompelverzinken
Tabel 1.4 Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) voor specifiek energieverbruik met betrekking tot discontinu verzinken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.1.5. Materiaalefficiëntie
BBT 12. |
De BBT om materiaalefficiëntie tijdens het ontvetten te verhogen en de productie van de verbruikte ontvettingsoplossing te verminderen, is het gebruik van een combinatie van de onderstaande technieken.
|
BBT 13. |
De BBT om materiaalefficiëntie bij het beitsen te verhogen en de productie van afgewerkt beitszuur tijdens het verwarmen ervan te verminderen, bestaat erin de onderstaande technieken toe te passen en geen directe stoominjectie te gebruiken.
|
BBT 14. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij het beitsen te verbeteren en de productie van afgewerkt beitszuur te verminderen, is het gebruik van een geschikte combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.5 Met de BBT geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT-GMPN) voor specifiek beitszuurverbruik bij discontinu verzinken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
BBT 15. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij het fluxen te verhogen en de hoeveelheid als afval te verwijderen afgewerkte fluxoplossing te verminderen, is het gebruik van alle onderstaande technieken a), b) en c), in combinatie met techniek d) of techniek e).
|
BBT 16. |
De BBT om de materiaalefficiëntie van het warm dompelen bij de bekleding van draden en bij discontinu verzinken te verbeteren en de productie van afval te verminderen, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
|
BBT 17. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verbeteren en de hoeveelheid te verwijderen afval van de fosfatering en passivatie te verminderen, is het gebruik van de onderstaande techniek a) en een van de technieken b) of c).
|
BBT 18. |
De BBT om de hoeveelheid als afval te verwijderen afgewerkt beitszuur te verminderen, is de nuttige toepassing van afgewerkte beitszuren (d.w.z. zoutzuur, zwavelzuur en gemengd zuur). De neutralisatie van afgewerkte beitszuren of het gebruik van afgewerkte beitszuren voor emulsiesplitsing is geen BBT. |
Beschrijving
Technieken voor de nuttige toepassing van afgewerkte beitszuren ter plekke of elders zijn onder meer:
i. |
spray roasting of het gebruik van wervelbedreactoren voor de nuttige toepassing van afgewerkt zoutzuur; |
ii. |
kristallisatie van ijzersulfaat voor de nuttige toepassing van afgewerkt zwavelzuur; |
iii. |
spray roasting, verdamping, ionenuitwisseling of diffusiedialyse voor de nuttige toepassing van afgewerkt gemengd zuur; |
iv. |
gebruik van afgewerkt beitszuur als secundaire grondstof (bv. voor de productie van ijzerchloride of pigmenten). |
Toepasbaarheid
Bij discontinu verzinken kan bij wijze van uitzondering neutralisatie van afgewerkte beitszuren plaatsvinden, indien het gebruik van afgewerkte beitszuren als secundaire grondstof wordt beperkt door het feit dat er geen markt beschikbaar is.
Verdere sectorspecifieke technieken om de materiaalefficiëntie te verbeteren, zijn opgenomen in de punten 1.2.2, 1.3.2, 1.4.2, 1.5.1 en 1.6.1 van deze BBT-conclusies.
1.1.6. Watergebruik en de productie van afvalwater
BBT 19. |
De BBT om het waterverbruik te optimaliseren, de waterrecycleerbaarheid te verbeteren en de hoeveelheid geproduceerd afvalwater te verminderen, is het gebruik van zowel de onderstaande technieken a) en b) als een geschikte combinatie van de technieken c) tot en met h).
Tabel 1.6 Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s) voor specifiek waterverbruik
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.1.7. Emissies naar lucht
1.1.7.1. Emissies naar lucht die van verwarming afkomstig zijn
BBT 20. |
De BBT om door verwarming veroorzaakte stofemissies naar lucht te voorkomen of te verminderen, is ofwel het gebruik van elektriciteit uit fossielvrije energiebronnen, ofwel de toepassing van de onderstaande techniek a) in combinatie met techniek b).
Tabel 1.7 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide stofemissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 21. |
De BBT om door verwarming veroorzaakte SO2-emissies naar lucht te voorkomen of te verminderen, is het gebruik van ofwel elektriciteit uit fossielvrije energiebronnen ofwel een brandstof, of een combinatie van brandstoffen, met een laag zwavelgehalte. |
Beschrijving
Brandstoffen met een laag zwavelgehalte zijn bijvoorbeeld aardgas, vloeibaar petroleumgas, hoogovengas, oxystaalovengas en CO-rijk gas uit de ferrochroomproductie.
Tabel 1.8
Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide SO2-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal
Parameter |
Sector |
Eenheid |
BBT-GEN (Daggemiddelde of gemiddelde over de bemonsteringsperiode) |
SO2 |
Warmwalsen |
mg/Nm3 |
|
Koudwalsen, draadtrekken, continu dompelverzinken van platen |
20 -100 (29) |
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7.
BBT 22. |
De BBT om NOX-emissies naar lucht die afkomstig zijn van verwarming te voorkomen of te beperken en tegelijk de CO-emissies en de NH3-emissies afkomstig van het gebruik van SNCR en/of SCR te beperken, is ofwel het gebruik van elektriciteit uit fossielvrije energiebronnen, ofwel een geschikte combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.9 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide NOX-emissies naar lucht en indicatieve emissieniveaus voor geleide CO-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal bij warmwalsen
Tabel 1.10 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide NOX-emissies naar lucht en indicatieve emissieniveaus voor geleide CO-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal bij koudwalsen
Tabel 1.11 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide NOX-emissies naar lucht en indicatief emissieniveau voor geleide CO-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal bij draadtrekken
Tabel 1.12 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide NOX-emissies naar lucht en indicatieve emissieniveaus voor geleide CO-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van het basismateriaal bij continu dompelverzinken
Tabel 1.13 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide NOX-emissies naar lucht en indicatief emissieniveau voor geleide CO-emissies naar lucht die afkomstig zijn van de verwarming van de zinkpot bij discontinu verzinken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.1.7.2. Emissies naar lucht die van ontvetting afkomstig zijn
BBT 23. |
De BBT om de emissies naar lucht van olienevel, zuren en/of alkaliën afkomstig van het ontvetten bij koudwalsen en continu dompelverzinken van platen te verminderen, is het opvangen van de emissies met behulp van de onderstaande techniek a) en het behandelen van het afgas met behulp van techniek b) en/of techniek c).
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.1.7.3. Emissies naar lucht die van beitsen afkomstig zijn
BBT 24. |
De BBT om de emissies naar lucht van stof, zuren (HCl, HF, H2SO4) en SOx afkomstig van het beitsen bij warmwalsen, koudwalsen, continu dompelverzinken en draadtrekken te verminderen, is het gebruik van de onderstaande technieken a) of b) in combinatie met techniek c).
Tabel 1.14 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies van HCl, HF en SOX die afkomstig zijn van beitsen bij warmwalsen, koudwalsen en continu dompelverzinken, naar lucht
Tabel 1.15 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide HCI- en SOX-emissies die afkomstig zijn van beitsen met zoutzuur of zwavelzuur bij draadtrekken, naar lucht
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 25. |
De BBT om NOX-emissies naar lucht die afkomstig zijn van beitsen met salpeterzuur (alleen of in combinatie met andere zuren) en de NH3-emissies afkomstig van het gebruik van SCR bij warm- en koudwalsen te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of een combinatie ervan.
Tabel 1.16 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide NOX-emissies naar lucht die afkomstig zijn van beitsen met salpeterzuur (alleen of in combinatie met andere zuren) bij warm- en koudwalsen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.1.7.4. Emissies naar lucht die afkomstig zijn van warm dompelen
BBT 26. |
De BBT om de emissies naar lucht van stof en zink die afkomstig zijn van warm dompelen na fluxen bij continu dompelverzinken van draden en bij discontinu verzinken te verminderen, bestaat erin de emissievorming te verminderen door de onderstaande techniek b) of de technieken a) en b) toe te passen, de emissies op te vangen met behulp van techniek c) of d), en de afgassen te behandelen met behulp van techniek e).
Tabel 1.17 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide stofemissies naar lucht die afkomstig zijn van warm dompelen na fluxen bij het continu dompelverzinken van draden en bij discontinu verzinken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.1.7.4.1.
BBT 27. |
De BBT om olienevelemissies naar lucht te voorkomen en het olieverbruik bij het oliën van het oppervlak van het basismateriaal te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken.
|
1.1.7.5. Emissies naar lucht die afkomstig zijn van nabehandeling
BBT 28. |
De BBT om emissies naar lucht die afkomstig zijn van chemische baden of tanks bij de nabehandeling (d.w.z. fosfatering en passivatie) te beperken, is het opvangen van de emissies met behulp van de onderstaande techniek a) of b), en in dat geval het afgas te behandelen met behulp van techniek c) en/of d).
|
1.1.7.6. Emissies naar lucht die afkomstig zijn van de nuttige toepassing van afgewerkte zuren
BBT 29. |
De BBT om emissies van stof, zuren (HCl, HF), SO2 en NOX naar lucht die afkomstig zijn van de nuttige toepassing van afgewerkt zuur te verminderen (en tegelijk de CO-emissies te beperken) en de NH3-emissies afkomstig van het gebruik van SCR te verminderen, bestaat erin een combinatie van de onderstaande technieken te gebruiken.
Tabel 1.18 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies van stof, HCl, SO2 en NOX die afkomstig zijn van de nuttige toepassing van afgewerkt zoutzuur, naar lucht door spray roasting of door gebruik te maken van wervelbedreactoren
Tabel 1.19 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies van stof, HF en NOX die afkomstig zijn van de nuttige toepassing van afgewerkt gemengd zuur, naar lucht door spray roasting of verdamping
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.1.8. Emissies naar water
BBT 30. |
De BBT om de belasting van organische verontreinigende stoffen in met olie of vet verontreinigd water (bv. afkomstig van olielozingen of van de reiniging van wals- en nawalsemulsies, ontvettingsoplossingen en smeermiddelen voor draadtrekken) dat voor verdere behandeling wordt afgevoerd (zie BBT 31) te verminderen, bestaat erin de organische en de waterige fase van elkaar te scheiden. |
Beschrijving
De organische fase wordt gescheiden van de waterige fase, bv. door afschuimen of door emulsiesplitsing met geschikte middelen, verdamping of membraanfiltratie. De organische fase kan worden gebruikt voor energie- of materiaalterugwinning (zie bv. BBT 34 f)).
BBT 31. |
De BBT om emissies naar water te verminderen, is de behandeling van het afvalwater met een combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.20 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor directe lozingen naar een ontvangend waterlichaam
Tabel 1.21 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor indirecte lozingen in een ontvangend waterlichaam
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 8. |
1.1.9. Geluid en trillingen
BBT 32. |
De BBT om geluids- en trillingsemissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, bestaat erin om als onderdeel van het milieubeheersysteem (zie BBT 1) een beheersplan voor geluid en trillingen op te zetten, uit te voeren en regelmatig te evalueren dat alle volgende elementen omvat:
|
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid is beperkt tot gevallen waarin geluids- of trillingshinder bij gevoelige receptoren wordt verwacht en/of is aangetoond.
BBT 33. |
De BBT om geluids- en trillingsemissies te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken of een combinatie daarvan.
|
1.1.10. Residuen
BBT 34. |
De BBT om de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen, bestaat erin de verwijdering van metalen, metaaloxiden en oliehoudend en hydroxideslib te voorkomen met behulp van de onderstaande techniek a) en een geschikte combinatie van de technieken b) tot en met h).
|
BBT 35. |
De BBT om de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van het warm dompelen te verminderen, bestaat erin de verwijdering van zinkhoudende residuen te vermijden door alle onderstaande technieken toe te passen.
|
BBT 36. |
De BBT om de recycleerbaarheid en het potentieel voor nuttige toepassing van zinkhoudende residuen afkomstig van het warm dompelen (d.w.z. zinkas, slakken, hardzink, zinkspatten en doekenfilterstof) te verbeteren en de milieurisico’s die samenhangen met de opslag ervan te voorkomen of te beperken, bestaat erin deze residuen gescheiden van elkaar en van andere residuen op te slaan op:
|
BBT 37. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verbeteren en de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van het textureren van werkrollen te verminderen, is de toepassing van alle onderstaande technieken.
Verdere sectorspecifieke technieken om de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen, zijn opgenomen in punt 1.4.4 van deze BBT-conclusies. |
1.2. BBT-conclusies voor warmwalsen
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies in punt 1.1.
1.2.1. Energie-efficiëntie
BBT 38. |
De BBT om de energie-efficiëntie bij verwarming van het basismateriaal te verhogen, is de toepassing van een combinatie van de in BBT 11 vermelde technieken, samen met een geschikte combinatie van de onderstaande technieken.
|
BBT 39. |
De BBT om de energie-efficiëntie bij het walsen te verhogen, is het gebruik van een combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.22 Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s) voor specifiek energieverbruik bij walsen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.2.2. Materiaalefficiëntie
BBT 40. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verhogen en de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van de conditionering van basismateriaal te verminderen, bestaat erin de noodzaak van conditionering te vermijden of, indien dat niet haalbaar is, te verminderen door een of meer van de onderstaande technieken toe te passen.
|
BBT 41. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij het walsen voor de productie van platte producten te verhogen, bestaat erin de productie van metaalschroot te verminderen door beide onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.2.3. Emissies naar lucht
BBT 42. |
De BBT om de emissies naar lucht van stof, nikkel en lood bij mechanische bewerking (met inbegrip van snijden, oxidebreken, slijpen, voorwalsen, walsen, afwerken, afvlakken), schoonbranden en lassen te beperken, bestaat erin de emissies op te vangen door de onderstaande technieken a) en b) te gebruiken en in dat geval het afgas te behandelen met behulp van een van de technieken c) tot en met e) of een combinatie daarvan.
Tabel 1.23 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies naar lucht van stof, lood en nikkel die afkomstig zijn van mechanische bewerking (met inbegrip van snijden, oxidebreken, slijpen, voorwalsen, walsen, afwerken, afvlakken), schoonbranden (anders dan handmatig schoonbranden) en lassen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 43. |
De BBT om de emissies naar lucht van stof, nikkel en lood bij het voorwalsen en walsen te verminderen in geval van lage stofontwikkelingsniveaus (bv. minder dan 100 g/h (zie BBT 42, punt b)), is het gebruik van waterstralen. |
Beschrijving
Watersproeisystemen worden geïnstalleerd aan de uitgangszijde van elk voorwals- en walstuig om stofontwikkeling te verminderen. De bevochtiging van stofdeeltjes bevordert het samenklonteren en neerslaan ervan. Het water wordt onderaan het walstuig opgevangen en behandeld (zie BBT 31).
1.3. BBT-conclusies voor koudwalsen
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies in punt 1.1.
1.3.1. Energie-efficiëntie
BBT 44. |
De BBT om de energie-efficiëntie bij het walsen te verhogen, is het gebruik van een combinatie van de onderstaande technieken.
Tabel 1.24 Met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus (BBT-GMPN’s) voor specifiek energieverbruik bij walsen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 6. |
1.3.2. Materiaalefficiëntie
BBT 45. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verhogen en de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van het walsen te verminderen, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
|
1.3.3. Emissies naar lucht
BBT 46. |
De BBT om de emissies naar lucht van stof, nikkel en lood die afkomstig zijn van het afwikkelen, voorafgaand mechanisch oxidebreken, afvlakken en lassen te beperken, bestaat erin de emissies op te vangen met behulp van techniek a) en in dat geval het afgas te behandelen met behulp van techniek b).
Tabel 1.25 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies van stof, nikkel en lood naar lucht die afkomstig zijn van het afwikkelen, voorafgaand mechanisch oxidebreken, afvlakken en lassen
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 47. |
De BBT om olienevelemissies naar lucht die afkomstig zijn van het nawalsen te voorkomen of te verminderen, is de toepassing van een van de onderstaande technieken.
|
BBT 48. |
De BBT om de olienevelemissies naar lucht die afkomstig zijn van het walsen, nat nawalsen en afwerken te beperken, bestaat erin de onderstaande techniek a) in combinatie met techniek b) of in combinatie met beide technieken b) en c) te gebruiken.
Tabel 1.26 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide TVOS-emissies naar lucht die afkomstig zijn van het walsen, nat nawalsen en afwerken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.4. BBT-conclusies voor draadtrekken
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies in punt 1.1.
1.4.1. Energie-efficiëntie
BBT 49. |
De BBT om de energie- en materiaalefficiëntie van loodbaden te verhogen, bestaat erin gebruik te maken van hetzij een drijvende beschermlaag op het oppervlak van de loodbaden, hetzij van tankafdekkingen. |
Beschrijving
Drijvende beschermlagen en tankafdekkingen beperken warmteverlies en oxidatie op lood tot een minimum.
1.4.2. Materiaalefficiëntie
BBT 50. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verhogen en de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van het nat trekken te verminderen, bestaat erin het smeermiddel voor het draadtrekken te reinigen en te hergebruiken. |
Beschrijving
Een reinigingscircuit, bv. met filtratie en/of centrifugatie, wordt gebruikt om het smeermiddel voor het draadtrekken te reinigen voor hergebruik.
1.4.3. Emissies naar lucht
BBT 51. |
De BBT om emissies naar lucht van stof en lood die afkomstig zijn van loodbaden te verminderen, is het gebruik van alle onderstaande technieken.
Tabel 1.27 Met de BBT geassocieerde emissieniveaus (BBT-GEN’s) voor geleide emissies naar lucht van stof en lood afkomstig van loodbaden
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 52. |
De BBT om stofemissies naar lucht die afkomstig zijn van het draadtrekken zonder emulsie/smeermiddel te verminderen, bestaat erin de emissies op te vangen met behulp van de onderstaande technieken a) of b), en het afgas te behandelen met behulp van techniek c).
Tabel 1.28 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide stofemissies naar lucht die afkomstig zijn van het draadtrekken zonder emulsie/smeermiddel
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
BBT 53. |
De BBT om olienevelemissies naar lucht die afkomstig zijn van oliekoelbaden te verminderen, is het gebruik van beide onderstaande technieken.
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.4.4. Residuen
BBT 54. |
De BBT om de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen, bestaat erin de verwijdering van loodhoudende residuen te vermijden door deze te recyclen, bv. in de non-ferrometaalindustrie voor de productie van lood. |
BBT 55. |
De BBT om het milieurisico in verband met de opslag van loodhoudende residuen van loodbaden (bv. beschermlaagmaterialen en loodoxiden) te voorkomen of te verminderen, bestaat erin loodhoudende residuen gescheiden van andere residuen, op ondoordringbare oppervlakken en in gesloten ruimten of gesloten containers op te slaan. |
1.5. BBT-conclusies voor het continu dompelverzinken van platen en draden
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies in punt 1.1.
1.5.1. Materiaalefficiëntie
BBT 56. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij continu warm dompelen van strips te verhogen, bestaat erin een overmatige coating met metalen te vermijden door beide onderstaande technieken te gebruiken.
|
BBT 57. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij continu warm dompelen van draad te verhogen, bestaat erin een overmatige coating met metalen te vermijden door een van de onderstaande technieken te gebruiken.
|
1.6. BBT-conclusies voor discontinu verzinken
De BBT-conclusies in dit punt zijn van toepassing in aanvulling op de algemene BBT-conclusies in punt 1.1.
1.6.1. Residuen
BBT 58. |
De BBT om de productie van afgewerkte zuren met hoge zink- en ijzerconcentraties te voorkomen of, indien dat niet haalbaar is, om de hoeveelheid voor verwijdering bestemde zuren te beperken, bestaat erin het beitsen gescheiden van het ontzinken uit te voeren. |
Beschrijving
Het beitsen en het ontzinken gebeurt in gescheiden tanks om de productie van afgewerkte zuren met hoge zink- en ijzerconcentraties te voorkomen of om de hoeveelheid als afval te verwijderen zuren te beperken.
Toepasbaarheid
De toepasbaarheid op bestaande installaties kan beperkt zijn door ruimtegebrek in het geval er aanvullende tanks voor het ontzinken moeten worden gebruikt.
BBT 59. |
De BBT om de hoeveelheid voor verwijdering bestemde afgewerkte ontzinkoplossingen met een hoge zinkconcentratie te beperken, bestaat erin de afgewerkte ontzinkoplossingen en/of de daarin aanwezige ZnCl2 en NH4Cl terug te winnen. |
Beschrijving
Technieken om afgewerkte ontzinkoplossingen met hoge zinkconcentraties ter plekke of elders terug te winnen omvatten het volgende:
— |
verwijdering van zink door ionenuitwisseling. Het behandelde zuur kan dienen om te beitsen, terwijl de ZnCl2- en NH4Cl-houdende oplossing die het resultaat is van het ontzinken van de ionenwisselaarhars kan worden gebruikt voor het fluxen; |
— |
verwijdering van zink door oplosmiddelenextractie. Het behandelde zuur kan dienen om te beitsen, terwijl het zinkhoudende concentraat dat bij het ontzinken en verdampen ontstaat, voor andere doeleinden kan worden gebruikt. |
1.6.2. Materiaalefficiëntie
BBT 60. |
De BBT om de materiaalefficiëntie bij het warm dompelen te verhogen, is het gebruik van beide onderstaande technieken.
|
BBT 61. |
De BBT om de materiaalefficiëntie te verhogen en de hoeveelheid te verwijderen afval afkomstig van het afblazen van overtollig zink van de verzinkte buizen te verminderen, bestaat erin zinkhoudende deeltjes terug te winnen en deze opnieuw te gebruiken in de zinkpot of ze naar een systeem voor zinkterugwinning te sturen. |
1.6.3. Emissies naar lucht
BBT 62. |
De BBT om de HCl-emissies naar lucht die afkomstig zijn van het beitsen en ontzinken bij discontinu verzinken te verminderen, bestaat erin de bedrijfsparameters (d.w.z. temperatuur en zuurconcentratie in het bad) te controleren en de onderstaande technieken te gebruiken, in de volgende volgorde van prioriteit:
Techniek d) is alleen een BBT voor bestaande installaties en op voorwaarde dat zij een niveau van milieubescherming waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan dat van het gebruik van techniek c) in combinatie met de technieken a) of b).
Tabel 1.29 Met de BBT geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) voor geleide HCI-emissies naar lucht die afkomstig zijn van het beitsen en ontzinken met zoutzuur bij discontinu verzinken
De bijbehorende monitoring is beschreven in BBT 7. |
1.6.4. Lozing van afvalwater
BBT 63. |
Het is geen BBT om afvalwater van discontinu verzinken te lozen. |
Beschrijving
Er worden alleen vloeibare residuen geproduceerd (bv. afgewerkte beitszuren, afgewerkte ontvettingsoplossingen en afgewerkte fluxoplossingen). Deze residuen worden verzameld. Zij worden op passende wijze behandeld voor recycling of terugwinning en/of afgevoerd als afval (zie BBT 18 en BBT 59).
1.7. Beschrijvingen van technieken
1.7.1. Technieken ter verhoging van de energie-efficiëntie
Techniek |
Beschrijving |
Coil boxen |
Tussen de voorwalserij en de eindwalserij worden geïsoleerde omkastingen geïnstalleerd om de temperatuurverliezen van het basismateriaal tijdens de oprol-/ontrolprocessen tot een minimum te beperken en lagere walskrachten bij warmbandwalsen mogelijk te maken. |
Optimalisering van de verbranding |
Maatregelen gericht op een maximale efficiëntie van de energieomzetting in de oven bij minimale emissies (in het bijzonder van CO). Dit wordt bereikt door een combinatie van technieken, waaronder een goed ontwerp van de oven, de optimalisering van de temperatuur (bv. efficiënte menging van de brandstof en verbrandingslucht) en de verblijftijd in de verbrandingszone, alsmede het gebruik van automatisering en regeling van de ovens. |
Vlamloze verbranding |
Vlamloze verbranding wordt verkregen door brandstof en verbrandingslucht afzonderlijk en met hoge snelheid in de verbrandingskamer van de oven te spuiten om vlamvorming te onderdrukken en de vorming van thermische NOX te beperken, en tegelijk een gelijkmatigere warmteverdeling in de kamer te bewerkstelligen. Vlamloze verbranding kan worden gebruikt in combinatie met oxyfuel verbranding. |
Automatisering en regeling van de ovens |
Het verwarmingsproces wordt geoptimaliseerd met behulp van een computersysteem dat in realtime belangrijke parameters controleert, zoals de temperatuur van de oven en het basismateriaal, de lucht/brandstofverhouding en de ovendruk. |
Near-net-shape gieten voor dunne staalplakken en balkprofielen, gevolgd door walsen |
Dunne staalplakken en balkprofielen worden geproduceerd door het gieten en walsen in één processtap te combineren. De noodzaak om het basismateriaal voor het walsen opnieuw te verhitten en het aantal walsgangen worden verminderd. |
Optimalisering van ontwerp en werking van het SNCR-/SCR-systeem |
Optimalisering van de verhouding reagens/NOX over de dwarsdoorsnede van de oven of het kanaal, van de grootte van de reagensdruppels en van het temperatuurbereik waarin het reagens wordt geïnjecteerd. |
Oxyfuel verbranding |
De verbrandingslucht wordt geheel of gedeeltelijk vervangen door zuivere zuurstof. Oxyfuel verbranding kan worden gebruikt in combinatie met vlamloze verbranding. |
Voorverwarming van de verbrandingslucht |
Gedeeltelijk hergebruik van teruggewonnen warmte uit de verbranding van rookgas voor het voorverwarmen van voor de verbranding gebruikte lucht |
Procesgasbeheersysteem |
Een systeem dat het mogelijk maakt de procesgassen uit de ijzer- en staalproductie naar de verhittingsovens van het basismateriaal te leiden, afhankelijk van de beschikbaarheid ervan. |
Recuperatieve brander |
Recuperatieve branders maken gebruik van verschillende soorten recuperatoren (bv. warmtewisselaars met stralings-, convectie-, compacte of radiant tube-ontwerpen) om rechtstreeks warmte terug te winnen uit de rookgassen, die vervolgens wordt gebruikt om de verbrandingslucht voor te verwarmen. |
Vermindering van de walswrijving |
De walsoliën worden zorgvuldig geselecteerd. Zuivere olie- en/of emulsiesystemen worden gebruikt om de wrijving tussen de werkrollen en het basismateriaal te verminderen en het olieverbruik zo laag mogelijk te houden. In HR wordt dit meestal uitgevoerd in de eerste walstuigen van de eindwalserij. |
Regeneratieve brander |
Regeneratieve branders bestaan uit twee branders die afwisselend in werking zijn en die bedden van hittevaste of keramische materialen bevatten. Terwijl de ene brander in bedrijf is, wordt de warmte van het rookgas geabsorbeerd door de hittevaste of keramische materialen van de andere brander en vervolgens gebruikt om de verbrandingslucht voor te verwarmen. |
Ketel voor afvalwarmteterugwinning |
De warmte van hete rookgassen wordt gebruikt om stoom te produceren met behulp van een ketel voor afvalwarmteterugwinning. De geproduceerde stoom wordt gebruikt in andere processen van de installatie, voor de voeding van een stoomnet of voor de opwekking van elektriciteit in een elektriciteitscentrale. |
1.7.2. Technieken ter vermindering van emissies naar lucht
Techniek |
Beschrijving |
Optimalisering van de verbranding |
Zie punt 1.7.1. |
Druppelvanger |
Druppelvangers zijn filterinrichtingen die meegevoerde vloeistofdruppeltjes uit de gasstroom verwijderen. Zij bestaan uit een geweven structuur van metalen of plastic draden met een hoog specifiek oppervlak. Door hun momentum botsen kleine druppeltjes in de gasstroom tegen de draden en versmelten zij tot grotere druppels. |
Elektrostatische precipitator |
Elektrostatische precipitatoren (ESP’s) werken zodanig dat deeltjes onder de invloed van een elektrisch veld worden geladen en gescheiden. Elektrostatische precipitatoren kunnen in zeer uiteenlopende omstandigheden werken. De efficiëntie van het verwijderingsrendement hangt doorgaans af van het aantal velden, de doorgebrachte tijd (omvang) en de zich vóór de ESP bevindende deeltjesverwijderingsapparatuur. ESP’s hebben doorgaans tussen de twee en vijf velden. Er bestaan droge en natte ESP’s, afhankelijk van de techniek die wordt gebruikt om het stof van de elektroden te verzamelen. Natte ESP’s worden doorgaans tijdens het polijsten gebruikt om na natte wassing achtergebleven stof en druppels te verwijderen. |
Doekenfilter |
Doekenfilters bestaan uit poreus geweven of gevilt weefsel waardoor gassen stromen om deeltjes te verwijderen. Bij het gebruik van een doekenfilter moet een stof worden geselecteerd die geschikt is voor de kenmerken van het afgas en de maximale bedrijfstemperatuur. |
Vlamloze verbranding |
Zie punt 1.7.1. |
Automatisering en regeling van de ovens |
Zie punt 1.7.1. |
Low-NOX-brander |
Deze techniek (die ook ultra-low-NOX-branders omvat) berust op het beginsel van het verlagen van de piektemperaturen van de vlam. Door lucht en brandstof te mengen, vermindert de beschikbaarheid van zuurstof en daalt de piektemperatuur van de vlam, waardoor de omzetting van brandstofgebonden NOX in stikstof en de vorming van thermische NOX wordt vertraagd, terwijl het verbrandingsrendement hoog blijft. |
Optimalisering van ontwerp en werking van het SNCR-/SCR-systeem |
Zie punt 1.7.1. |
Oxyfuel verbranding |
Zie punt 1.7.1. |
Selectieve katalytische reductie (SCR) |
De SCR-techniek is gebaseerd op de reductie van NOX tot stikstof in een katalytisch bed door middel van een reactie met ureum of ammoniak bij een optimale bedrijfstemperatuur van ongeveer 300 tot 450 °C. Er kunnen meerdere lagen van de katalysator worden aangebracht. Een grotere NOX-reductie wordt behaald door meerdere katalysatorlagen te gebruiken. |
Selectieve niet-katalytische reductie (SNCR) |
SNCR is gebaseerd op de reductie van NOX tot stikstof door een reactie met ammoniak of ureum bij een hoge temperatuur. Voor een optimale reactie wordt het bedrijfstemperatuurbereik gehandhaafd tussen 800 °C en 1 000 °C. |
Natte wassing |
De verwijdering van verontreinigende gassen of deeltjes uit een gasstroom via stofoverdracht naar een vloeibaar oplosmiddel, vaak water of een waterige oplossing. Dit kan een chemische reactie opwekken (bv. in een zure of alkalische gaswasser). In bepaalde gevallen kunnen de stoffen worden teruggewonnen uit het oplosmiddel. |
1.7.3. Technieken ter vermindering van emissies naar water
Techniek |
Beschrijving |
Adsorptie |
Het verwijderen van oplosbare stoffen (opgeloste stoffen) uit het afvalwater door deze over te brengen naar het oppervlak van vaste, zeer poreuze deeltjes (in de regel actieve kool). |
Aerobische behandeling |
De biologische oxidatie van opgeloste verontreinigende organische verbindingen met zuurstof via het metabolisme van micro-organismen. In aanwezigheid van opgeloste zuurstof, geïnjecteerd als lucht of zuivere zuurstof, worden de organische bestanddelen gemineraliseerd tot koolstofdioxide, water of andere metabolieten en biomassa. |
Chemische precipitatie |
De omzetting van opgeloste verontreinigende stoffen in een onoplosbare verbinding door toevoeging van chemische neerslagmiddelen. De gevormde vaste neerslag wordt vervolgens gescheiden door middel van sedimentatie, luchtflotatie of filtratie. Indien nodig kan dit worden gevolgd door microfiltratie of ultrafiltratie. Polyvalente metaalionen (bv. calcium, aluminium, ijzer) worden gebruikt voor de precipitatie van fosfor. |
Chemische reductie |
De omzetting van verontreinigende stoffen door chemische reductiemiddelen in soortgelijke maar minder schadelijke of gevaarlijke verbindingen. |
Coagulatie en flocculatie |
Coagulatie en flocculatie worden gebruikt om zwevende deeltjes van afvalwater te scheiden en worden vaak in achtereenvolgende stappen uitgevoerd. Coagulatie wordt uitgevoerd door toevoeging van coaguleermiddelen met een lading die tegengesteld is aan die van de zwevende deeltjes. Flocculatie wordt uitgevoerd door polymeren toe te voegen, zodat de botsingen van kleine vlokjes ervoor zorgen dat deze zich met elkaar verbinden zodat grotere vlokken ontstaan. |
Egalisatie |
Het in evenwicht houden van stromen en verontreinigingsbelastingen bij de start van de laatste afvalwaterbehandeling met behulp van centrale bekkens. Egalisatie kan worden gedecentraliseerd of worden uitgevoerd met andere beheerstechnieken. |
Filtratie |
De scheiding van vaste stoffen uit afvalwater door deze door een poreus medium te laten gaan, bv. zandfiltratie, microfiltratie en ultrafiltratie. |
Flotatie |
De scheiding van vaste of vloeibare deeltjes uit afvalwater door deze aan fijne gasbelletjes, meestal lucht, te hechten. De drijvende deeltjes verzamelen zich aan het wateroppervlak en worden met afschuimers verzameld. |
Nanofiltratie |
Een filtratieproces waarbij membranen met een poriegrootte van ongeveer 1 nm worden gebruikt. |
Neutralisatie |
De pH van afvalwater op een neutraal niveau (ongeveer 7) brengen door toevoeging van chemische stoffen. Doorgaans wordt natriumhydroxide (NaOH) of calciumhydroxide (Ca(OH)2) gebruikt om de pH te verhogen, terwijl zwavelzuur (H2SO4), zoutzuur (HCl) of koolstofdioxide (CO2) doorgaans wordt gebruikt om de pH te verlagen. Tijdens de neutralisatie kan precipitatie van sommige stoffen optreden. |
Fysieke scheiding |
De scheiding van grove vaste stoffen, zwevende deeltjes en/of metaaldeeltjes uit het afvalwater met behulp van bijvoorbeeld schermen, zeven, zandafscheiders, vetafscheiders, hydrocyclonen, de scheiding van olie en water of primaire bezinkingsbekkens. |
Omgekeerde osmose |
Een membraanproces waarbij een drukverschil dat wordt toegepast tussen de door het membraan gescheiden compartimenten, ervoor zorgt dat water van de meer geconcentreerde oplossing naar de minder geconcentreerde oplossing stroomt. |
Sedimentatie |
De scheiding van zwevende deeltjes en zwevend materiaal door bezinking onder invloed van de zwaartekracht. |
(1) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(2) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(3) Voor parameters waarvoor bemonsteringen/metingen van 30 minuten en/of een gemiddelde van drie opeenvolgende metingen wegens beperkingen op het vlak van bemonstering of analyse en/of operationele omstandigheden niet geschikt zijn, mag een meer representatieve bemonsterings-/meetprocedure worden gevolgd.
(4) Voor zover mogelijk worden de metingen uitgevoerd bij de hoogste verwachte emissietoestand onder normale bedrijfsomstandigheden.
(5) De monitoring is niet van toepassing wanneer uitsluitend elektriciteit wordt gebruikt.
(6) Bij continue metingen zijn de volgende generieke EN-normen van toepassing: EN 15267-1, EN 15267-2, EN 15267-3 en EN 14181.
(7) Bij continue metingen is ook EN 13284-2 van toepassing.
(8) Indien is aangetoond dat de emissieniveaus voldoende stabiel zijn, kan een lagere monitoringfrequentie worden vastgesteld, maar in ieder geval ten minste eens in de drie jaar.
(9) Indien de technieken a) of b) van BBT 62 niet toepasbaar zijn, wordt de HCl-concentratie in de gasvormige stroom boven het beitsbad ten minste eenmaal per jaar gemeten.
(10) De monitoring is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.
(11) De monitoring is niet van toepassing wanneer uitsluitend aardgas als brandstof wordt gebruikt of wanneer uitsluitend elektriciteit wordt gebruikt.
(12) In het geval van batchlozingen die minder vaak plaatsvinden dan de minimale monitoringfrequentie, wordt de monitoring eenmaal per batch uitgevoerd.
(13) De monitoring is alleen van toepassing bij directe lozing naar een ontvangend waterlichaam.
(14) Indien is aangetoond dat de emissies voldoende stabiel zijn, mogen de monitoringfrequenties worden verlaagd tot eenmaal per maand.
(15) Ofwel CZV, ofwel TOC wordt gemonitord. TOC-monitoring is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen nodig zijn.
(16) In het geval van een indirecte lozing naar een ontvangend waterlichaam mag de monitoringfrequentie worden verlaagd tot eenmaal in de drie maanden indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie ontworpen en passend uitgerust is om de betrokken verontreinigende stoffen te verminderen.
(17) De monitoring is alleen van toepassing wanneer de stof/parameter op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(18) In het geval van hooggelegeerd staal (bv. austenitisch roestvrij staal) kan de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik hoger zijn en bij maximaal 2 200 MJ/t liggen.
(19) In het geval van hooggelegeerd staal (bv. austenitisch roestvrij staal) kan de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik hoger zijn en bij maximaal 2 800 MJ/t liggen.
(20) In het geval van hooggelegeerd staal (bv. austenitisch roestvrij staal) kan de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik hoger zijn en bij maximaal 4 000 MJ/t liggen.
(21) Bij stapelgloeien kan de ondergrens van het BBT-GMPN-bereik worden behaald door BBT 11, punt g), te gebruiken.
(22) Het BBT-GMPN kan hoger zijn voor continue gloeilijnen die een gloeitemperatuur boven 800 °C vereisen.
(23) Het BBT-GMPN kan hoger zijn voor continue gloeilijnen die een gloeitemperatuur boven 800 °C vereisen.
(24) De bovengrens van het BBT-GMPN-bereik kan hoger zijn wanneer er gebruik wordt gemaakt van centrifugeren om het overtollige zink te verwijderen en/of wanneer de temperatuur van het zinkbad hoger is dan 500 °C.
(25) De bovengrens van het BBT-GMPN kan hoger zijn en bij maximaal 1 200 kWh/t liggen voor discontinue verzinkingsinstallaties met een gemiddelde jaarlijkse productiecapaciteit van minder dan 150 t/m3 van het zinkpotvolume.
(26) In het geval van discontinue verzinkingsinstallaties die hoofdzakelijk dunne producten produceren (bv. < 1,5 mm), kan de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik hoger zijn en bij maximaal 1 000 kWh/t liggen.
(27) De bovengrens van het BBT-GMPN-bereik kan hoger liggen en bij maximaal 50 kg/t liggen wanneer voornamelijk werkstukken met een hoog specifiek oppervlak worden verzinkt (bv. dunne producten < 1,5 mm, buizen met een wanddikte < 3 mm) of wanneer het om herverzinking gaat.
(28) De BBT-GEN is niet van toepassing wanneer de stofmassastroom lager is dan 100 g/h.
(29) De BBT-GEN is niet van toepassing op installaties die 100 % aardgas of 100 % elektrische verwarming gebruiken.
(30) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 300 mg/Nm3 liggen wanneer een grote hoeveelheid cokesovengas wordt gebruikt (> 50 % van de energie-input).
(31) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 550 mg/Nm3 liggen wanneer een grote hoeveelheid cokesovengas of CO-rijk gas uit de ferrochroomproductie wordt gebruikt (> 50 % van de energie-input).
(32) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 300 mg/Nm3 liggen bij continu gloeien.
(33) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 550 mg/Nm3 liggen wanneer een grote hoeveelheid cokesovengas of CO-rijk gas uit de ferrochroomproductie wordt gebruikt (> 50 % van de energie-input).
(34) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 550 mg/Nm3 liggen wanneer een grote hoeveelheid cokesovengas of CO-rijk gas uit de ferrochroomproductie wordt gebruikt (> 50 % van de energie-input).
(35) Dit BBT-GEN geldt alleen voor beitsen met zoutzuur.
(36) Dit BBT-GEN geldt alleen voor beitsen met zuurmengsels die fluorwaterstofzuur bevatten.
(37) Dit BBT-GEN geldt alleen voor beitsen met zwavelzuur.
(38) Dit BBT-GEN geldt alleen voor beitsen met zoutzuur.
(39) Dit BBT-GEN geldt alleen voor beitsen met zwavelzuur.
(40) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 200 mg/Nm3 liggen bij de nuttige toepassing van afgewerkt gemengd zuur door middel van spray roasting.
(41) De beschrijving van de technieken staat in punt 1.7.3.
(42) De middelingstijden zijn gedefinieerd in de algemene overwegingen.
(43) Het BBT-GEN voor CZV of het BBT-GEN voor TOC is van toepassing. TOC-monitoring is de voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen nodig zijn.
(44) Het BBT-GEN is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof(fen)/parameter(s) op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt(worden) aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(45) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 0,3 mg/l in geval van hooggelegeerd staal.
(46) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 0,4 mg/l in geval van installaties die austenitisch roestvrij staal produceren.
(47) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 35 μg/l in geval van draadtrekinstallaties waarin loodbaden worden gebruikt.
(48) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 50 μg/l liggen in geval van installaties die loodhoudend staal bewerken.
(49) De middelingstijden zijn gedefinieerd in de algemene overwegingen.
(50) De BBT-GEN’s zijn mogelijk niet van toepassing indien de stroomafwaartse afvalwaterzuiveringsinstallatie qua ontwerp en uitrusting geschikt is om de desbetreffende verontreinigende stoffen te reduceren, op voorwaarde dat dit niet tot een hoger niveau van verontreiniging van het milieu leidt.
(51) Het BBT-GEN is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof(fen)/parameter(s) op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt(worden) aangemerkt als relevant in de afvalwaterstroom.
(52) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 0,3 mg/l in geval van hooggelegeerd staal.
(53) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 0,4 mg/l in geval van installaties die austenitisch roestvrij staal produceren.
(54) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik is 35 μg/l in geval van draadtrekinstallaties waarin loodbaden worden gebruikt.
(55) De bovengrens van het BBT-GEN-bereik kan hoger zijn en bij maximaal 50 μg/l liggen in geval van installaties die loodhoudend staal bewerken.
(56) In het geval van hooggelegeerd staal (bv. austenitisch roestvrij staal) is de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik 1 000 MJ/t.
(57) Wanneer er geen doekenfilter kan worden gebruikt, kan de bovengrens van het BBT-GEN-bereik hoger zijn en bij maximaal 7 mg/Nm3 liggen.
(58) Het BBT-GEN is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.
(59) In het geval van hooggelegeerd staal (bv. austenitisch roestvrij staal) kan de bovengrens van het BBT-GMPN-bereik hoger zijn en bij maximaal 1 600 MJ/t liggen.
(60) Het BBT-GEN is alleen van toepassing wanneer de betrokken stof op basis van de inventarisatie zoals bedoeld in BBT 2 wordt aangemerkt als relevant in de afgasstroom.