This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52021BP1672
Resolution (EU) 2021/1672 of the European Parliament of 29 April 2021 with observations forming an integral part of the decision on discharge in respect of the implementation of the budget for the Innovative Medicines Initiative 2 Joint Undertaking for the financial year 2019
Resolutie (EU) 2021/1672 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2019
Resolutie (EU) 2021/1672 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2019
PB L 340 van 24.9.2021, p. 487–491
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
24.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/487 |
RESOLUTIE (EU) 2021/1672 VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 29 april 2021
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2019
HET EUROPEES PARLEMENT,
— |
gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 voor het begrotingsjaar 2019, |
— |
gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0113/2021), |
A. |
overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (“Gemeenschappelijke Onderneming IMI”) in december 2007 voor een periode van tien jaar werd opgericht met als doel de efficiëntie en doeltreffendheid van het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, zodat de farmaceutische sector op de lange termijn doeltreffendere en veiligere innovatieve geneesmiddelen zou kunnen ontwikkelen; |
B. |
overwegende dat na de vaststelling in mei 2014 van Verordening (EU) nr. 557/2014 de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (“Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2”) is opgericht voor de periode tot en met 31 december 2024; overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI in juni 2014 door deze nieuwe gemeenschappelijke onderneming is vervangen en opgevolgd, met het oog op de afronding van de onderzoeksactiviteiten van het zevende kaderprogramma en het lanceren van een nieuw project in het kader van Horizon 2020; |
C. |
overwegende dat de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (de “EFPIA”) de oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI en de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 zijn; |
D. |
overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI voor de periode van tien jaar 1 000 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het zevende kaderprogramma, en dat de oprichtende leden in gelijke mate aan de lopende kosten moeten bijdragen, elk voor ten hoogste 4 % van de totale bijdrage van de Unie; |
E. |
overwegende dat de maximale bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 voor de periode van tien jaar 1 638 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van Horizon 2020, en dat de leden, met uitzondering van de Commissie, voor 50 % aan de lopende kosten moeten bijdragen en middels contanten of in natura (of beide) in gelijke mate met de financiële bijdrage van de Unie aan de operationele kosten moeten bijdragen; |
Financieel en begrotingsbeheer
1. |
merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 voor het op 31 december 2019 afgesloten jaar op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële situatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 per 31 december 2019, de resultaten van haar verrichtingen, haar kasstromen en de mutaties van haar nettoactiva over het desbetreffende jaar, overeenkomstig haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels; merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, de onderliggende verrichtingen bij de rekening op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn; |
2. |
stelt vast dat de beschikbare definitieve begroting voor het begrotingsjaar 2019, met inbegrip van opnieuw opgenomen niet-gebruikte kredieten van voorgaande jaren, bestemmingsontvangsten en herschikkingen naar het volgende jaar, 261 371 750 EUR aan vastleggingskredieten omvatte (waarvan 255 561 977 EUR van de Uniebegroting) en 231 316 906 EUR aan betalingskredieten (waarvan 221 519 271 EUR van de Uniebegroting); stelt vast dat de uitvoering van de vastleggings- en betalingskredieten respectievelijk 99,17 % en 96,33 % bedroeg; |
3. |
stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI van de 1 000 000 000 EUR die de particuliere deelnemers aan de operationele activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI moesten bijdragen, aan het einde van 2019 710 478 000 EUR aan bijdragen in natura en contante bijdragen van particuliere deelnemers had gerapporteerd en gevalideerd (meer in het bijzonder 688 580 000 EUR in natura en 21 898 000 EUR in contanten); merkt op dat in 2019 de hoogte van de gevalideerde kostendeclaraties en de bijdragen in natura aanzienlijk lager was dan in 2018, vanwege het feit dat het aantal projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI afneemt omdat de projecten zijn afgerond; merkt op dat aan het eind van het jaar 11 van de 59 projecten in het kader van het zevende kaderprogramma nog niet waren afgerond; |
4. |
merkt op dat het uitvoeringspercentage voor betalingskredieten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 97 % bedroeg voor de projecten van het zevende kaderprogramma; |
5. |
stelt vast dat van de 1 425 000 000 EUR aan bijdragen in natura en contante bijdragen die de farmaceutische sector aan de operationele activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 moest leveren, 202 598 000 EUR aan bijdragen in natura en 15 554 000 EUR in contanten werden gerapporteerd en gevalideerd, en dat daarnaast 5 662 000 EUR in contanten en 8 203 000 EUR aan bijdragen in natura door geassocieerde partners werden gerapporteerd en gevalideerd; |
6. |
stelt vast dat de totale bijdragen van de sector en geassocieerde partners aan de Horizon 2020-activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 eind 2019 232 017 000 EUR bedroegen en dat de EU-bijdrage in contanten 423 743 000 EUR bedroeg; herinnert eraan dat de Commissie in haar tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 heeft gewezen op het gebrek aan transparantie over de manier waarop de bijdragen in natura van de sector werden berekend; herhaalt derhalve zijn eerdere verzoeken om gedetailleerde informatie over de bijdragen in natura van de sector, met name over het soort bijdragen in natura en de waarde van de verschillende bijdragen; |
7. |
merkt op dat er bij de gemeenschappelijke ondernemingen die een financiële bijdrage ontvangen van hun particuliere leden sprake is van uiteenlopende procedures; pleit voor harmonisatie van de berekening van de bijdrage in natura bij de gemeenschappelijke ondernemingen; is van mening dat een dergelijke gemeenschappelijke procedure in transparante en doeltreffende beoordelingsmethoden moet voorzien aan de hand waarvan de reële waarde van de bijdrage kan worden vastgesteld; roept de Rekenkamer op toezicht te houden op de audits die zijn uitgevoerd door onafhankelijke externe accountants; verzoekt ook om een passend rechtskader waarmee kan worden gewaarborgd dat de vereiste financiële bijdrage tegen het einde van de levensduur van de gemeenschappelijke onderneming wordt bereikt en merkt op dat in het rechtskader kan worden vastgelegd dat de particuliere bijdrage vóór of tegelijk met de overeenkomstige bijdrage van de Unie moet worden betaald; |
8. |
merkt op dat, wat betreft de beschikbare begroting van 2019 voor Horizon 2020-projecten, het uitvoeringspercentage voor vastleggingskredieten 100 % was en voor betalingskredieten 98 %; merkt op dat 79 van de 83 lopende projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 eind 2019 gefinancierd werden uit het Horizon 2020-programma; |
9. |
merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 volgens het verslag van de Rekenkamer na de uitvoering van verscheidene corrigerende maatregelen de planning en monitoring van haar behoefte aan nieuwe betalingskredieten in 2019 aanzienlijk heeft verbeterd; wijst er echter op dat de gemeenschappelijke onderneming 139 100 891 EUR aan vastleggingskredieten van 2019 moest terugstorten in de EU-begroting omdat er in het jaarlijkse werkplan voor 2019 minder onderwerpen voor oproepen tot het indienen van voorstellen waren opgenomen; merkt verder op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2, omdat zij daardoor minder deskundigen nodig had voor de evaluaties, volgens het verslag van de Rekenkamer slechts 2 821 000 EUR (ofwel 49 %) van de 5 799 000 EUR heeft gebruikt die in de begroting 2019 beschikbaar was voor infrastructuuruitgaven (begrotingstitel 2); dringt er bij de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 op aan de planning en monitoring van haar betalings- en vastleggingskredieten verder te verbeteren; |
10. |
is bezorgd over het feit dat de farmaceutische sector de exclusieve controle uitoefent over de prioriteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2, dat de sector in zijn eentje de strategische agenda’s en jaarlijkse werkplannen opstelt en dat de resultaten en gegevens van met overheidsgeld gefinancierde projecten worden geprivatiseerd; |
11. |
is verontwaardigd dat de sector, die samen met de Commissie besluiten neemt in het kader van de gemeenschappelijke onderneming IMI 2, het voorstel van de Commissie van 2018 om voorbereiding op epidemieën (d.w.z. het anticiperen op en treffen van voorbereidingen voor epidemieën zoals die veroorzaakt door COVID-19) deel te laten uitmaken van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming IMI 2 heeft geblokkeerd; is bezorgd over het feit dat de sector weigert belangrijke documenten zoals projectvoorstellen, subsidies of overeenkomsten inzake projecten openbaar te maken; wijst er in dit verband op dat die documenten betrekking hebben op projecten die met overheidsgeld gefinancierd worden; betreurt dat bovengenoemde problemen ten dele een logisch gevolg zijn van de structuur en mechanismen van dit publiek-private partnerschap; |
Prestaties
12. |
stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 tien kernprestatie-indicatoren (KPI’s) heeft die voor het eerst werden getraceerd en waarover voor het eerst werd gerapporteerd in haar jaarlijks activiteitenverslag over 2018, waarbij ook gegevens van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI werden verzameld waar relevant; wijst erop dat een analyse van de KPI’s duidelijk maakt dat de projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 nu, midden in de programmacyclus van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2, voortdurend worden vergeleken met de gestelde doelen, waardoor ze innovaties en meetbare effecten kunnen genereren, gezien het complexe en langetermijnkarakter van de projecten; wijst erop dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2, met betrekking tot de langetermijnresultaten en -effecten van haar programma’s, in 2019 een grondige beoordeling uitvoerde van de sociaaleconomische effecten van de 44 projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI die waren afgerond; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 ook de milieueffecten van haar projecten te beoordelen; merkt bovendien op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 gegevens verzamelt op basis van de relevante standaard-KPI’s van Horizon 2020; |
13. |
neemt kennis van de eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI, waarin de Commissie tot de conclusie kwam dat niet was aangetoond dat de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI sociaaleconomische voordelen of nieuwe, veiligere en effectievere behandelmethoden of producten voor patiënten hadden opgeleverd of geleid hadden tot een kortere ontwikkelingsduur; herinnert eraan dat in deze evaluatie tevens werd geconcludeerd dat onderzoeksthema's die in het kader van het reguliere kaderprogramma worden vastgesteld soms beter aansluiten bij het algemeen belang dan door de industrie vastgestelde onderzoeksthema's en minder zwaar drukken op de overheidsbegroting; |
14. |
is bezorgd over het feit dat de Commissie in haar tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2017 geconcludeerd heeft dat niet kon worden gesteld dat IMI nieuwe, veiligere en effectievere behandelingen of producten voor patiënten oplevert, en dat in dat licht de toegevoegde waarde van IMI voor patiënten en voor de samenleving als geheel moeilijk te bewijzen was; |
15. |
merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 zich moet concentreren op gebieden waar de behoefte aan volksgezondheid zeer groot is, en op de prioriteiten van haar strategische onderzoeksagenda; merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2019 drie oproepen voor het indienen van blijken van belangstelling heeft gedaan voor in totaal tien onderwerpen, en 29 subsidieovereenkomsten heeft getekend voor nieuwe projecten, waarbij zij haar activiteiten heeft uitgebreid naar nieuwe terreinen van de farmaceutische industrie, terwijl zij ook haar banden met andere sectoren van gezondheidsonderzoek en -innovatie heeft verstevigd; |
16. |
is verontrust over het feit dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 diverse projecten heeft gefinancierd die de farmaceutische sector in staat hebben gesteld om bij de Uniewetgevers te lobbyen voor versoepeling van de normen voor de beoordeling van de veiligheid van nieuwe farmaceutische producten en een snellere toekenning van vergunningen voor het in de handel brengen van die producten; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de details van de voor de projecten in kwestie gemaakte kosten; |
17. |
verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het toekomstige activiteitenprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 ook het EU4Health-programma zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/522 (1) en alle andere strategieën van de Unie op dit gebied eerbiedigt; |
18. |
merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, het Horizon 2020-programma aan het eind van 2019 een uitvoeringspercentage had van 75 % met betrekking tot de oproepprocedures voor de activiteiten die waren toegewezen aan de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2; |
19. |
dringt erop aan dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 haar communicatiestrategie herziet om ervoor te zorgen dat de betrokken belanghebbenden op de hoogte zijn van haar taken, activiteiten en resultaten; |
20. |
stelt vast dat de waarde van het hefboomeffect van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2019 1,03 bedroeg; merkt met bezorgdheid op dat dit percentage lager ligt dan verwacht; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 stappen te zetten om de doelstelling te halen; |
21. |
is ingenomen met het feit dat in het jaarlijks activiteitenverslag 2019 van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 de KPI’s met betrekking tot genderevenwicht in 2019 laten zien dat 51 % van het totale aantal werknemers dat werkzaam was voor projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 vrouw was, dat 27 van de 89 projectcoördinatoren van projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2019 vrouwen waren en dat van de adviseurs en deskundigen die evaluaties en analyses uitvoerden en deel uitmaakten van het wetenschappelijk comité 45 % - 60 % vrouw was; |
22. |
dringt bij de Commissie en de Rekenkamer aan op een methode om de prestaties nauwlettend te kunnen volgen, zodat de toegevoegde waarde van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 kan worden beoordeeld, waarbij ook gekeken wordt naar de gevolgen op sociaal en werkgelegenheidsgebied en naar de gevolgen voor de markt; merkt op dat de resultaten van de beoordeling moeten meewegen bij de vaststelling van toekomstige financiering door de Unie of de herverdeling van die financiering; |
23. |
is van oordeel dat de kwestie van intellectuele-eigendomsrechten aan de orde moet komen in alle contracten die een beoogde uitkomst of beoogd resultaat van de prestatie kunnen opleveren; is van mening dat de rechten van individuele makers moeten worden beschermd en dat er bovendien informatie moet worden verstrekt over hoe de rechten in de toekomst zullen worden gebruikt; merkt op dat de activiteiten deels met overheidsgeld worden gefinancierd en dat de resultaten daarom transparant en toegankelijk moeten zijn voor het publiek; dringt bij de Commissie aan op een rechtskader inzake intellectuele-eigendomsrechten en de tenuitvoerlegging ervan op de markt, met inbegrip van bijzondere vereisten en winstuitkering; |
Personeel en aanwerving
24. |
stelt vast dat in december 2019 in totaal 53 van de 56 posten in de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 waren ingevuld (48 in 2018); |
25. |
merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, de Gemeenschappelijke Onderneming haar personeelsbezetting in 2019 heeft gestabiliseerd, en dat met name het personeelsverloop van 21 % tot 5,6 % is gedaald, het aantal langdurigziekteverloven van 4 tot 1 is verminderd, en dat er voor 3,8 in plaats van 5,1 voltijdsequivalenten een beroep werd gedaan op uitzendkrachten; |
26. |
stelt vast dat eind 2019 13 lidstaten met personeel in de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 vertegenwoordigd waren, waarvan vier met één personeelslid; stelt vast dat van de 53 personeelsleden 72 % vrouw was en slechts 28 % man; |
27. |
verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 een verplicht opleidingsprogramma in te voeren voor nieuw en reeds operationeel personeel; |
Interne audit
28. |
neemt er nota van dat de dienst Interne Audit (IAS) in juni 2019 het strategische internecontroleplan 2019-2021 voor de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 heeft uitgebracht, op basis van de resultaten van de risicobeoordeling van de IAS in december 2018; stelt bovendien vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 de uitvoering van het actieplan naar aanleiding van het auditverslag van 2018 over de coördinatie met het gemeenschappelijk ondersteuningscentrum en de tenuitvoerlegging van de instrumenten en diensten in de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 heeft voorgezet, en dat de aanbeveling over het Horizon 2020-IT-systeem in januari 2020 is afgesloten; |
Interne controle
29. |
neemt nota van de bevinding van de Rekenkamer dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 betrouwbare ex-anteprocedures heeft opgezet, gebaseerd op financiële en operationele reviews, en dat zij, aan het eind van 2019, het nieuwe kader voor interne controle had ingevoerd en indicatoren had ontwikkeld om de effectiviteit van de controleactiviteiten te kunnen beoordelen op basis van alle internecontrolebeginselen en gerelateerde kenmerken; merkt bovendien op dat 2019 het tweede jaar was dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 een zelfbeoordeling van haar internecontroleactiviteiten binnen het nieuwe kader heeft verricht; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 om de verslagen over de zelfbeoordeling aan de kwijtingsautoriteit voor te leggen; |
30. |
merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, voor tussentijdse en saldobetalingen in het kader van het zevende kaderprogramma de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 ex-postcontroles verricht ter plaatse bij de begunstigden, terwijl voor declaraties van projectkosten in het kader van Horizon 2020 de gemeenschappelijke auditdienst (GAD) van de Commissie verantwoordelijk is voor ex-postcontroles, en dat op basis van de resultaten van de ex-postcontroles die eind 2019 beschikbaar waren, de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 een representatief foutenpercentage van 2,05 % en een restfoutenpercentage van 0,66 % heeft gerapporteerd voor haar projecten van het zevende kaderprogramma, en een representatief foutenpercentage van 0,85 % en een restfoutenpercentage van 0,52 % voor Horizon 2020-projecten (verrekeningen en saldobetalingen); merkt bovendien op dat, volgens het voorstel van de Commissie voor Verordening (EU) nr. 1291/2013 (2), het uiteindelijk doel wat betreft het resterende foutenpercentage bij de sluiting van de programma’s, nadat rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen, is te komen tot een niveau dat zo dicht mogelijk bij 2 % blijft; |
31. |
stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer, volgens haar verslag, als onderdeel van de controles van operationele betalingen een willekeurige steekproef van in 2019 verrichte Horizon 2020-betalingen op het niveau van de eindbegunstigden heeft gecontroleerd om de foutenpercentages van de ex-postcontroles te kunnen bevestigen, en dat uit deze gedetailleerde controles geen significante fouten of controlegebreken bij de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2-begunstigden in de steekproef zijn gebleken; |
32. |
merkt op dat de Rekenkamer in 2018 en 2019 op basis van steekproeven de door de gemeenschappelijke auditdienst van de Commissie en de externe controleurs uitgevoerde controles achteraf heeft onderzocht; wijst erop dat het restfoutenpercentage dat door de zeven gemeenschappelijke ondernemingen van Horizon 2020 (gemeenschappelijke ondernemingen luchtverkeersbeheeronderzoek voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim, Clean Sky, IMI 2, brandstofcellen en waterstof, Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap, biogebaseerde industrieën en Shift2Rail) in hun respectieve jaarlijkse activiteitenverslagen werd gerapporteerd, niet rechtstreeks vergelijkbaar is met het foutenpercentage dat gepubliceerd werd in het jaarverslag 2019 van de Rekenkamer voor de onderzoeksuitgaven van de Commissie; |
33. |
merkt met tevredenheid op dat, met betrekking tot vermoedelijke gevallen van fraude, de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2019 geen nieuwe gevallen van onregelmatigheden of vermoedelijke fraude heeft vastgesteld bij het beheer van haar projectportfolio en geen onderzoeken en verzoeken om informatie heeft ontvangen van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF); |
Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie
34. |
merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 regels inzake belangenconflicten heeft vastgesteld en cv’s en belangenverklaringen van de leden van haar raad van bestuur heeft gepubliceerd; |
35. |
merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 in 2019 een robuust ethisch kader heeft opgezet nadat de raad van bestuur zijn goedkeuring had gehecht aan het “beleid van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 inzake de bescherming van de waardigheid van de persoon en het voorkomen van psychologische en seksuele intimidatie”; neemt ook kennis van het werk dat is gedaan ter voorbereiding van de goedkeuring door de raad van bestuur van de richtsnoeren van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 inzake klokkenluiders aan het begin van 2020; |
36. |
merkt op dat er onderhandelingen en voorbereidende werkzaamheden gaande zijn voor de oprichting van het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg (IHI), als mogelijke opvolger van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2; merkt op dat de vaststelling van volledig evenwichtige en transparante besluitvormingsprocessen, permanente monitoring van milieu- en sociaaleconomische gevolgen en de invoering van een nieuw systeem dat kan helpen om te voorkomen dat particuliere leden hun financiële verplichtingen niet kunnen nakomen, de belangrijkste doelstellingen van IHI moeten zijn; betreurt dat er niet reeds in 2019 dergelijke inspanningen geleverd zijn om de prestaties en transparantie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI 2 te verbeteren. |
(1) Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health- programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 ( PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).
(2) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG ( PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).