Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021BP1609

    Resolutie (EU) 2021/1609 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Spoorwegbureau van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019

    PB L 340 van 24.9.2021, p. 311–314 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2021/1609/oj

    24.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 340/311


    RESOLUTIE (EU) 2021/1609 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2021

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Spoorwegbureau van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Spoorwegbureau van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019,

    gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het advies van de Commissie vervoer en toerisme,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0077/2021),

    A.

    overwegende dat de definitieve begroting van het Spoorwegbureau van de Europese Unie (“het Bureau”) voor het begrotingsjaar 2019 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1)27 139 347 EUR bedroeg, wat neerkomt op een daling met 5,74 % ten opzichte van 2018; overwegende dat de begroting van het Bureau voornamelijk afkomstig is uit de begroting van de Unie;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2019 (hierna “het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Bureau betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Financieel en begrotingsbeheer

    1.

    stelt met tevredenheid vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2019 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,98 %, hetzelfde uitvoeringspercentage als in 2018; stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 92,22 % bedroeg, een daling van 3,27 % ten opzichte van 2018;

    2.

    stelt vast dat de indicatieve maxima van 10 % voor titel 1 (personeel) en 20 % voor titel 2 (administratieve uitgaven) die de Rekenkamer gebruikt om de uitvoering van de begroting op het niveau van de overdrachten te beoordelen, zijn bereikt; stelt met spijt vast dat het indicatieve maximum voor titel 3 (30 % voor de operationele uitgaven) niet is bereikt;

    3.

    stelt vast dat de hogere inkomsten uit vergoedingen worden gecompenseerd door een verlaging van de aan het Bureau toegekende subsidie; betreurt dat de Commissie de uitbreiding van de werkzaamheden niet beschouwt als een reden om de subsidie te verhogen;

    4.

    merkt op dat het Bureau, vanwege de uitbreiding van zijn mandaat in de nieuwe ERA-verordening, vanaf 2019 vergoedingen en kosten heeft geïnd voor certificeringstaken, rekening houdend met de specifieke behoeften van middelgrote ondernemingen (kmo’s); merkt op dat volgens Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad de vergoedingen en kosten bestemmingsontvangsten voor het Bureau vormen; merkt op dat er wijzigingen zijn aangebracht in de uitvoeringsvoorschriften bij het financieel reglement van het Bureau;

    5.

    merkt op dat in het register van gevallen van niet-naleving van de agentschappen 36 gevallen van niet-naleving werden geregistreerd in 2019, tegenover 29 in 2018 en 7 in 2017; merkt op dat deze gevallen van niet-naleving voornamelijk betrekking hadden op regels voor dienstreizen, vastleggingen achteraf, contractbeheer en betalingen en interne procedures; merkt op dat het Bureau heeft aangegeven dat het corrigerende maatregelen heeft genomen en aan bewustmaking heeft gewerkt; verzoekt het Bureau de tendens naar steeds meer gevallen van niet-naleving een halt toe te roepen en de nadruk te leggen op preventieve maatregelen;

    6.

    herinnert eraan dat het belangrijk is het Bureau verder te digitaliseren, wat zijn interne werking en management betreft, maar ook ter versnelling van de digitalisering van de procedures; benadrukt dat het Bureau op dit gebied proactief moet blijven, teneinde een digitale kloof tussen de agentschappen tegen elke prijs te voorkomen; wijst er evenwel op dat alle noodzakelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen om risico’s voor de onlineveiligheid van de verwerkte informatie te voorkomen;

    Prestaties

    7.

    onderstreept het succesvolle gebruik van kernprestatie-indicatoren door het Bureau om zijn efficiëntie bij de uitvoering van zijn opdrachten te beoordelen; onderkent dat het Bureau zijn kernprestatie-indicatoren en zijn streefdoelen inzake output in bevredigende mate heeft gerealiseerd; stelt vast dat de resultaten geheel of gedeeltelijk werden verwezenlijkt voor 118 van de 136 kernprestatie-indicatoren en niet werden verwezenlijkt voor 18 kernprestatie-indicatoren; wijst erop dat de prestatie voor KPI 5 “voor 100 % van de lidstaten opschoning van de nationale technische voorschriften voor voertuigen” met een eindscore van 67 % ernstig ondermaats is en dat een verklaring ontbreekt voor dit – in vergelijking met de doelstelling van 100 % – lage resultaat; verzoekt het Bureau een onderbouwende toelichting te verstrekken, samen met de scores op de kernprestatie-indicatoren;

    8.

    dringt er bij het Bureau op aan te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het delen van middelen voor overlappende taken van agentschappen die soortgelijke activiteiten uitvoeren; spoort het Bureau aan om actief te zoeken naar verdere en bredere samenwerking met alle agentschappen van de Unie; spoort het Bureau ertoe aan zich te buigen over de mogelijkheid om op bepaalde niet-deskundige, technische en administratieve terreinen personeel te delen;

    9.

    vraagt het Bureau zich te richten op de verspreiding van de resultaten van zijn onderzoek onder het grote publiek;

    10.

    herinnert eraan dat het Bureau de kleinste begroting van de vervoersagentschappen heeft, ondanks de uitstekende milieuprestaties en andere voordelen van het spoorvervoer; benadrukt in het bijzonder dat het Bureau er niet vanwege ontoereikende financiële middelen toe mag worden gedwongen bijkomende steun te vragen van de Commissie, met name nu de spoorwegen een beleidsprioriteit van de Europese Unie zijn; dringt aan op een verhoging van de begroting van het Bureau om het te voorzien van de nodige middelen, zodat het in staat is zijn bevoegdheden efficiënt uit te oefenen en zijn taken te vervullen, met name wat de vergroting van het concurrentievermogen, de verbetering van de veiligheid en de grensoverschrijdende interoperabiliteit betreft;

    Personeelsbeleid

    11.

    stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2019 voor 93,92 % ingevuld was, aangezien 139 tijdelijke functionarissen waren aangesteld van de 148 tijdelijke functionarissen die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (tegenover 148 toegestane posten in 2018); stelt vast dat er in 2019 bovendien 35 contractanten voor het Bureau werkten; stelt vast dat er op 31 december 2019 geen gedetacheerde nationale deskundigen voor het Bureau werkten;

    12.

    is uiterst bezorgd over de wanverhouding tussen mannen en vrouwen die voor 2019 is gerapporteerd met betrekking tot het hoger management (89 % mannen en 11 % vrouwen) en de raad van bestuur (70 % mannen en 30 % vrouwen); verzoekt de Commissie en de lidstaten bij het voordragen van kandidaten voor de raad van bestuur van het Bureau rekening te houden met het belang van het waarborgen van genderevenwicht; verzoekt het Bureau meer inspanningen te leveren om op alle niveaus tot een beter genderevenwicht te komen;

    13.

    spoort het Bureau ertoe aan verder te werken aan een kader voor personeelsbeleid voor de lange termijn dat gericht is op het evenwicht tussen werk en privéleven, een leven lange begeleiding en loopbaanontwikkeling, genderevenwicht, telewerk, geografisch evenwicht en de aanwerving en integratie van personen met een handicap;

    14.

    merkt op dat het Bureau het beleid heeft vastgesteld ter bescherming van de waardigheid van de persoon en ter voorkoming van intimidatie, dat vertrouwenspersonen worden bevorderd en dat het personeel wordt aangemoedigd om zich in geval van problemen tot hen te richten; merkt op dat één geval is gemeld waar beweerd werd dat er sprake was van intimidatie, maar dat geen gevallen zijn onderzocht of voorgelegd aan de rechtbank;

    15.

    merkt op dat de resultaten van de jaarlijkse benchmarking met betrekking tot het personeel vergelijkbaar zijn met die van 2018, namelijk 19,39 % van het personeel voor administratieve taken (20,33 % in 2018), 69,95 % voor operationele taken (68,88 %) en 11,04 % van het personeel voor financiële en controletaken (10,79 %);

    16.

    betreurt dat de raad van bestuur er in 2019 niet in is geslaagd een besluit te nemen over een taalregeling voor het Bureau;

    Aanbestedingen

    17.

    wijst erop dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, het Bureau in het kader van een aanbestedingsprocedure ten minste een lid van het evaluatiecomité nooit formeel heeft benoemd, waardoor de transparantie van de aanbestedingsprocedure op het spel werd gezet; neemt kennis van het antwoord van het Bureau op de bevinding van de Rekenkamer en de maatregelen die het Bureau heeft genomen om herhaling van deze fout te voorkomen;

    18.

    wijst erop dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, het Bureau met drie ondernemingen afzonderlijke kaderovereenkomsten heeft gesloten volgens het cascadesysteem; maakt uit de opmerkingen van de Rekenkamer op dat in het Financieel Reglement is bepaald dat dit kan gebeuren zonder de aanbestedingsprocedure te heropenen, mits de kaderovereenkomst specifiek voorziet in alle voorwaarden met betrekking tot de verrichting van de betrokken werkzaamheden, leveringen of diensten; merkt op dat de Rekenkamer heeft geconcludeerd dat de kaderovereenkomst niet voldoende specifiek is, maakt voorts uit de opmerkingen van de Rekenkamer op dat de financiële offertes van de inschrijvers alleen op een dagtarief voor een werkdag gebaseerd waren, zonder rekening te houden met belangrijke elementen zoals profielen van arbeidskrachten of de complexiteit van de werkzaamheden in kwestie; maakt uit de conclusie van de Rekenkamer op dat het gebruik van dit soort kaderovereenkomst niet gepast was, gezien de mate van detail die beschikbaar was over de uit te voeren werkzaamheden, en dat de financiële gegevens onvoldoende gedetailleerd waren om te waarborgen dat de werkzaamheden zo kosteneffectief mogelijk werden uitgevoerd; neemt kennis van het antwoord van het Bureau dat de desbetreffende inschrijving betrekking had op bijstand voor de nieuwe taak van het Bureau, en dat het volgens het Bureau bijgevolg niet evenredig zou zijn opnieuw tot mededinging op te roepen (wat ten minste drie weken zou duren) voor technische bijstand (voor ten hoogste 15 dagen) terwijl het wettelijk vereist is binnen de maand te beoordelen of het kandidaatstellingsdossier volledig is; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de uitgaven binnen deze kaderovereenkomsten;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    19.

    merkt op dat het Bureau volgens zijn eigen verklaring meer is blootgesteld aan belangenconflicten sinds 16 juni 2019, wanneer het Bureau een instantie met aanzienlijke beslissingsbevoegdheden is geworden; merkt op dat de raad van bestuur van het Bureau in mei 2019 een kader voor correct bestuurlijk gedrag heeft vastgesteld met strenge maatregelen inzake het beheer van belangenconflicten voor personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het vierde spoorwegpakket en dat de raad van bestuur de regels inzake geschenken en gastvrijheid en het gebruik van sociale media verder heeft verduidelijkt; verzoekt het Bureau nauwlettend toe te zien op de doeltreffendheid van de genomen maatregelen en aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen van de ervaring en de eventuele behoefte aan aanpassingen;

    20.

    wijst erop dat het Bureau de belangenverklaringen van de raad van bestuur en het hoger management en de cv’s van de leden van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur op hun website heeft gepubliceerd; verzoekt het Bureau de cv’s van zijn hoger management te publiceren en de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen in dit verband zijn genomen;

    21.

    neemt kennis van de stappen die onverminderd zijn ondernomen om de transparantie van de activiteiten van het Bureau te vergroten door verslag uit te brengen over de vergaderingen van het personeel van het Bureau met externe belanghebbenden, met name de vergaderingen van de directeur met organisaties en zelfstandigen, en de publicatie ervan op de website van het Bureau;

    22.

    stelt vast dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding het vermoedelijke fraudegeval dat voor het eerst werd gemeld in 2017, in september 2019 heeft afgesloten zonder aanbeveling om actie te ondernemen; wijst erop dat het onderzoek geen bewijsmateriaal heeft opgeleverd van fraude of onregelmatigheden die de financiële of andere belangen van de Unie schaden;

    Internebeheersingsmaatregelen

    23.

    wijst op de opmerking in het verslag van de Rekenkamer dat de Commissie in het kader van een overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau het Bureau heeft gefactureerd voor de verlening van verschillende IT-diensten, maar dat de factuur gedeeltelijk op een onjuist aantal gebruikers was gebaseerd; wijst erop dat het Bureau slechts beperkte financiële gevolgen heeft ondervonden doordat het 4 675 EUR te veel werd aangerekend; wijst echter op de door de Rekenkamer vastgestelde tekortkoming in de internebeheersingsmaatregelen van het Bureau, dat er geen controle is verricht om na te gaan of het gefactureerde bedrag overeenkwam met de voorwaarden van de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau; verzoekt het Bureau de vastgestelde tekortkoming in te schatten, preventieve maatregelen te nemen, de vastgestelde risico’s aan te pakken en de kwijtingsautoriteit uiterlijk in juni 2021 in kennis te stellen van de genomen maatregelen;

    24.

    stelt vast dat in 2019 op een na alle openstaande aanbevelingen van de dienst Interne Audit waren afgesloten; wijst erop dat de enige openstaande aanbeveling voortvloeit uit de controle van het beheer van projecten en diensten van 2018 en betrekking heeft op het doeltreffende gebruik van MS Project; wijst erop dat het Bureau in september 2020 in zijn follow-upverslag over de kwijting voor 2018 heeft gemeld dat de aanbeveling in juni 2020 zou worden afgesloten; herinnert het Bureau eraan dat deze aanbeveling in overeenstemming met het overeengekomen actieplan moet worden uitgevoerd; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de uitvoering van deze aanbeveling en uiterlijk in juni 2021 elke vertraging toe te lichten;

    25.

    wijst op de rol van het Bureau om de veiligheid en interoperabiliteit van het Europese spoorwegsysteem te waarborgen en het concurrentievermogen van de spoorwegen te vergroten ten opzichte van andere vervoerswijzen, door administratieve en technische barrières weg te nemen, markttoegang aan te moedigen en non-discriminatie te waarborgen, overheidsgeld voor openbare diensten voor vervoer per spoor beter te gebruiken en door het beheer van infrastructuur te verbeteren; ondersteunt de visie van de Commissie waarin het Europese spoorwegsysteem wereldleider is op het gebied van veiligheidsprestaties; dringt aan op een verhoging van de begroting van het Bureau om het te voorzien van de nodige middelen, zodat het in staat is zijn bevoegdheden efficiënt uit te oefenen en zijn taken te vervullen, met name wat de vergroting van het concurrentievermogen, de verbetering van de veiligheid en de grensoverschrijdende interoperabiliteit betreft;

    26.

    juicht toe dat het Bureau op 16 juni 2019 met succes zijn rol is beginnen te vervullen als de EU-autoriteit die verantwoordelijk is voor de afgifte van vergunningen voor het in de handel brengen van spoorvoertuigen evenals van unieke veiligheidscertificaten aan spoorwegondernemingen en goedkeuringen voor uitrusting langs het spoor in het kader van ERTMS, binnen het rechtskader van het vierde spoorwegpakket; stelt vast dat die twee opdrachten zijn vervuld met betrekking tot de acht lidstaten die de technische pijler van het vierde spoorwegpakket in 2019 hadden omgezet; is verheugd over de verdere ontwikkeling van het eenloketsysteem; hamert erop dat het Bureau de beschikking moet krijgen over de nodige financiële, materiële en personele middelen en dat er bovendien meer verantwoordelijkheden aan het Bureau moeten worden toegekend, zodat het deze nieuwe en aanvullende functies op efficiënte en doeltreffende wijze kan uitvoeren;

    27.

    juicht toe dat het Bureau werd onderworpen aan een tweede toezichtsaudit volgens ISO 9001 om te bevestigen dat het beheersysteem aan de ISO-voorschriften voldoet en dat er door de certificerende instantie geen tekortkomingen zijn vastgesteld;

    Overige opmerkingen

    28.

    stelt vast dat het Bureau besprekingen met de Franse autoriteiten is begonnen over de bouw van een nieuw pand; spoort het Bureau aan om geavanceerde eisen te stellen met betrekking tot het welbevinden van het personeel en milieunormen;

    29.

    is ingenomen met de inspanningen van het Bureau om een milieuvriendelijk werkkader te creëren;

    30.

    herhaalt dat het Bureau zichtbaarder moet worden in de media en op het internet, zodat zijn werkzaamheden bekendheid verwerven;

    31.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 29 april 2021 (2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle

    (1)  PB C 107 van 31.3.2020, blz. 70.

    (2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0215.


    Top