Pasirinkite eksperimentines funkcijas, kurias norite išbandyti

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 52021BP1588

    Resolutie (EU) 2021/1588 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) (voor 12 december 2019: Eurojust) voor het begrotingsjaar 2019

    PB L 340 van 24.9.2021, p. 257—260 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2021/1588/oj

    24.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 340/257


    RESOLUTIE (EU) 2021/1588 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2021

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) (voor 12 december 2019: Eurojust) voor het begrotingsjaar 2019

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) voor het begrotingsjaar 2019,

    gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0101/2021),

    A.

    overwegende dat de definitieve begroting van het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) (“het Agentschap”) voor het begrotingsjaar 2019 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1)38 954 265 EUR bedroeg, een verhoging met 0,90 % ten opzichte van 2018; overwegende dat de begroting van het Agentschap bijna uitsluitend afkomstig is uit de begroting van de Unie;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2019 (hierna “het verslag van de Rekenkamer”) verklaart redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Agentschap betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Financieel en begrotingsbeheer

    1.

    merkt met tevredenheid op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2019 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,88 %, hetgeen neerkomt op een lichte daling met 0,05 % ten opzichte van 2018; stelt vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 90,61 % bedroeg, een daling van 3,70 % ten opzichte van 2018;

    2.

    merkt op dat de begroting van het Agentschap in 2019 38 100 000 EUR bedroeg, 3 000 000 EUR minder dan het bedrag waarom het Agentschap voor 2019 had verzocht; merkt op dat het Agentschap bijgevolg bij de Commissie een verzoek tot wijziging van de begroting heeft ingediend om het tekort met betrekking tot de salarissen van tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten aan te vullen; stelt vast dat de Commissie in oktober 2019 een overschrijving van 777 000 EUR aan het Agentschap heeft goedgekeurd; benadrukt dat er, in afwachting van het resultaat van het verzoek, risicobeperkende maatregelen zijn genomen, waarbij een aantal activiteiten werd uitgesteld; verzoekt de Commissie haar besprekingen met het Agentschap te intensiveren in de aanloop naar toekomstige jaarlijkse begrotingstoewijzingen;

    Functioneren

    3.

    merkt op dat het Agentschap gebruikmaakt van bepaalde instrumenten zoals kernprestatie-indicatoren (KPI’s) om de toegevoegde waarde van zijn activiteiten te beoordelen en van andere instrumenten ter verbetering van zijn begrotingsbeheer, zoals de toename van het aantal verwijzingen naar het Agentschap in documenten van de Unie, het percentage schriftelijke formele en informele bijdragen aan ontwerpwetgeving van de Unie dat door de instellingen van de Unie is aanvaard, en de begrotingsuitvoering; merkt op dat het Agentschap in het jaarlijks werkprogramma voor 2019 90 KPI’s heeft gedefinieerd, een daling met 24 % ten opzichte van het aantal KPI’s dat werd vastgesteld in het jaarlijkse werkprogramma voor 2018; merkt op dat het realisatiecijfer voor de 65 KPI’s die relevant en meetbaar waren en konden worden beoordeeld, 71 % bedroeg en dat de resterende 29 % niet werd gerealiseerd om redenen waarover het Agentschap geen controle had, zodat het gebruik van deze KPI’s opnieuw zal worden geëvalueerd in toekomstige jaarlijkse werkprogramma’s;

    4.

    herinnert het Agentschap eraan zijn prestatiemeetsysteem en KPI’s regelmatig te evalueren en bij te werken om de efficiënte bijdrage en deskundigheid van het Agentschap op het niveau van de Unie te waarborgen; moedigt het Agentschap aan de resultaten van deze evaluaties zorgvuldig te analyseren en te gebruiken om zijn strategie en activiteitenplanning te verbeteren;

    5.

    merkt op dat het Agentschap op 12 december 2019, met de toepassing van Verordening (EU) 2018/1727 als nieuwe rechtsgrondslag, officieel het Europees Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) is geworden; stelt met voldoening vast dat het Agentschap er in 2019 voor heeft gezorgd dat alle belangrijke veranderingen in verband met het nieuwe rechtskader tijdig werden doorgevoerd;

    6.

    merkt op dat fase II van de organisatorische herstructurering van het Agentschap werd voltooid in januari 2019 en dat het Agentschap de nieuwe structuur in de loop van 2019 heeft geconsolideerd door het personeel op te leiden in zijn nieuwe rollen en workshops te faciliteren om de nieuwe eenheden bij te staan bij het opstellen van hun taakomschrijving;

    7.

    benadrukt het feit dat het Agentschap een belangrijke rol speelt bij het bijstaan van de bevoegde instanties van de lidstaten bij het onderzoek naar en de vervolging van ernstige en georganiseerde misdaad met een grensoverschrijdend karakter;

    8.

    benadrukt dat in 2019 bijstand van het Agentschap nodig was in 7 804 grensoverschrijdende strafrechtelijke onderzoeken, een stijging met 17 % ten opzichte van 2018, waarbij 3 892 van deze onderzoeken nieuwe zaken waren die in 2019 zijn geopend, een stijging met 9 % ten opzichte van 2018; herinnert eraan dat de werklast van het Agentschap in de loop der jaren aanzienlijk is toegenomen, niet alleen in aantallen, maar ook in complexiteit, en dat deze toename naar verwachting de komende jaren zal aanhouden; benadrukt dat het Agentschap een cruciale rol speelt in de veiligheidsketen van de Unie en dat zijn begroting in overeenstemming moet zijn met zijn taken en prioriteiten, om ervoor te zorgen dat het zijn mandaat kan vervullen; merkt op dat het eerste voorstel van de Commissie voor de begroting 2020 een aanzienlijk tekort vertoont ten opzichte van de geraamde behoeften van het Agentschap; steunt het pleidooi van het Agentschap om over de nodige middelen te beschikken om zijn mandaat in de veiligheidsketen te vervullen;

    9.

    wijst op de voortdurende toename van het totale aantal door het Agentschap ondersteunde zaken in de afgelopen vijf jaar en benadrukt de recente trend dat zaken die naar het Agentschap worden verwezen, steeds complexer worden en ondersteuning vereisen over langere perioden; benadrukt dat de nationale justitiële en rechtshandhavingsinstanties door samen te werken via het Agentschap in 2019 de handel in illegale drugs ter waarde van 2,7 miljard EUR tot stilstand hebben gebracht en dat ongeveer 2 miljard EUR aan criminele vermogensbestanddelen in beslag is genomen of bevroren; herinnert eraan dat de werklast naar verwachting verder zal toenemen als gevolg van het nieuwe, versterkte mandaat dat in 2019 in werking is getreden (2); wijst erop dat het aantal coördinatiecentra in 2019 is toegenomen van 17 tot 20 (+19 %), hetgeen aangeeft dat dit instrument in trek is en nut heeft; benadrukt dat het Agentschap een cruciale rol vervult bij het ondersteunen en coördineren van de werkzaamheden van de nationale justitiële autoriteiten met betrekking tot het onderzoeken en vervolgen van grensoverschrijdende misdaad;

    10.

    neemt er kennis van dat het Agentschap een sterke operationele samenwerking blijft ontwikkelen met het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en met andere partners op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, evenals met derde landen; merkt op dat het Agentschap ook samenwerkte met het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie met betrekking tot lopende zaken; merkt op dat het Agentschap ook heeft deelgenomen aan gezamenlijke aanbestedingsprocedures met Europol en het Europees Geneesmiddelenbureau; is ingenomen met het feit dat het Agentschap is begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de uitvoering van de betrekkingen met het pas opgerichte Europees Openbaar Ministerie (EOM), in afwachting van de operationalisering van het EOM;

    11.

    verzoekt het Agentschap de samenwerking en de uitwisseling van goede praktijken met andere agentschappen van de Unie verder uit te bouwen, teneinde de efficiëntie op het gebied van personeelsbeleid, gebouwenbeheer, IT-diensten en veiligheid te vergroten;

    Personeelsbeleid

    12.

    stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2019 voor 98,08 % was ingevuld, aangezien 204 tijdelijke functionarissen waren aangesteld van de 208 tijdelijke functionarissen die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (tegenover 209 toegestane posten in 2018); stelt vast dat in 2019 verder nog 17 contractanten en 16,5 van 21 gedetacheerde nationale deskundigen (voltijdequivalenten) voor het Agentschap werkten;

    13.

    stelt bezorgd vast dat de cijfers inzake genderevenwicht binnen het college die voor 2019 gemeld zijn, aangeven dat er 17 mannelijke en 8 vrouwelijke leden zijn; verzoekt de lidstaten bij het voordragen van kandidaten voor het college van het Agentschap rekening te houden met het belang van het waarborgen van genderevenwicht;

    14.

    neemt kennis van de bestaande maatregelen en de voortdurende inspanningen van het Agentschap om pestgedrag te voorkomen; merkt op dat 12 personeelsleden in de loop van 2019 voor advies contact hebben opgenomen met een vertrouwenspersoon, waardoor twee informele procedures werden ingeleid; merkt op dat in 2019 melding is gemaakt van twee gevallen zonder voorafgaande betrokkenheid van de vertrouwenspersonen waarin sprake zou zijn van intimidatie en dat een onderzoek moest worden afgerond in 2020; verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit in te lichten over de in het kader van het onderzoek gedane vaststellingen;

    15.

    is ingenomen met de inspanningen van het Agentschap om een meer gevarieerde en inclusieve werkomgeving en -cultuur in het leven te roepen door maatregelen te treffen ten gunste van personen met een handicap; verzoekt het Agentschap na te gaan welke mogelijkheden er zijn om de beginselen van gelijke kansen bij aanwerving, opleiding, loopbaanontwikkeling en arbeidsomstandigheden verder te versterken en te integreren, en het personeel bewust te maken van deze aspecten; en om te bekijken welke redelijke verbeteringen en aanpassingen aan de gebouwen van het Agentschap mogelijk zijn (toegankelijkheid, adequate kantooruitrusting) voor personen met beperkte mobiliteit of andere handicaps;

    16.

    is ingenomen met het feit dat gevolg is gegeven aan de vorige opmerking van de Rekenkamer over de publicatie van vacatures niet alleen op de website van het Agentschap en op sociale media, maar ook op de website van het Europees Bureau voor personeelsselectie;

    17.

    spoort het Agentschap ertoe aan verder te werken aan een kader voor personeelsbeleid voor de lange termijn dat gericht is op het evenwicht tussen werk en privéleven, levenslange begeleiding en loopbaanontwikkeling, genderevenwicht, telewerk, geografisch evenwicht, en de aanwerving en integratie van personen met een beperking;

    Aanbestedingen

    18.

    merkt met betrekking tot de follow-up van de bevindingen van de Rekenkamer over het voorgaande jaar op dat het Agentschap een IT-kaderovereenkomst heeft ondertekend met een onderneming die dezelfde dienst verleende in het kader van een eerdere kaderovereenkomst, zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht tijdens de onderhandelingsprocedure; merkt op dat alle betalingen die in het kader van die kaderovereenkomst en alle daarmee samenhangende specifieke overeenkomsten worden gedaan, onregelmatig zijn en dat een vereenvoudigde procedure alleen aanvaardbaar is onder specifieke omstandigheden, die het Agentschap niet heeft aangetoond; neemt kennis van het eerdere antwoord van het Agentschap dat de onderhandelingen zijn gevoerd op basis van artikel 134, lid 1, punt f), van de uitvoeringsvoorschriften in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2462 (3) van de Commissie, op grond waarvan deze procedure mag worden gebruikt indien de verandering van leverancier zou leiden tot incompatibiliteit of onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud, en dat deze oplossing daarom werd beschouwd als de meest kosteneffectieve; merkt echter op dat het Agentschap heeft erkend dat de ondersteunende documentatie voor de overeenkomst het gebruik van deze procedure onvoldoende heeft onderbouwd en dat het zich ertoe heeft verplicht ervoor te zorgen dat dergelijke procedures in de toekomst grondiger gerechtvaardigd worden; verzoekt het Agentschap ervoor te zorgen dat de regels inzake overheidsopdrachten volledig worden nageleefd en gevolg te geven aan de openstaande opmerking van de Rekenkamer;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    19.

    neemt kennis van de bestaande maatregelen en de lopende inspanningen van het Agentschap om transparantie te waarborgen en belangenconflicten te voorkomen en aan te pakken; merkt op dat de raad van bestuur zijn goedkeuring heeft gehecht aan Besluit 2020-07 van 15 juni 2020 ter actualisering van de fraudebestrijdingsstrategie van het Agentschap, waarin wordt benadrukt dat de interne regels van het Agentschap inzake ethiek en met name belangenconflicten beter onder de aandacht moeten worden gebracht; merkt op dat de richtsnoeren van het Agentschap inzake klokkenluiders door het college van het Agentschap zijn gewijzigd in januari 2019 en dat de evaluatie van deze richtsnoeren aan de gang is en naar verwachting zou worden afgerond in 2020; merkt op dat een gedragscode voor de leden van het college en de raad van bestuur is vastgesteld bij Besluit 2020-09 van het college van 15 december 2020;

    20.

    betreurt het feit dat de cv’s en belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur, het voorzitterschap van het Agentschap en de administratief directeur eind februari 2021 nog steeds niet op de website van het Agentschap waren gepubliceerd, ondanks de aankondiging dat de belangenverklaringen online zouden staan op 15 februari 2021; verzoekt het Agentschap de belangenverklaringen te publiceren en bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de maatregelen die op dit gebied zijn genomen;

    21.

    benadrukt dat het huidige ethisch kader dat van toepassing is op de instellingen en agentschappen van de Unie aanzienlijke tekortkomingen vertoont, die te wijten zijn aan de fragmentatie ervan en het feit dat de bestaande bepalingen niet geharmoniseerd zijn; benadrukt dat deze problemen moeten worden aangepakt door een gemeenschappelijk ethisch kader op te zetten waarmee de toepassing van strenge ethische normen binnen alle instellingen en organen van de Unie wordt gewaarborgd;

    22.

    onderstreept dat bepaalde functionarissen verklaringen inzake afwezigheid van belangenconflicten invullen en zelf beoordelen of zij de ethische normen naleven; benadrukt echter dat eigen verklaringen en zelfbeoordelingen niet volstaan, en dat bijgevolg nader onderzoek nodig is;

    Interne controles

    23.

    merkt op dat bij Besluit 2019-16 van het college van het Agentschap van 10 december 2019 het herziene internecontrolekader van het Agentschap is vastgesteld; merkt op dat het Agentschap in 2019 de beoordeling heeft uitgevoerd van de tenuitvoerlegging van zijn internecontrolenormen en dat de resultaten een reeks interne aanbevelingen bevatten met betrekking tot de geconstateerde tekortkomingen, waarmee rekening is gehouden bij de beoordeling van de stand van zaken met betrekking tot de interne controles in 2019;

    24.

    merkt op dat de dienst Interne Audit zeven aanbevelingen heeft gedaan, waarvan er geen kritiek werd geacht, op basis van zijn controle van de samenwerking met Europol en dat het actieplan ter uitvoering van de aanbevelingen aan de dienst Interne Audit is voorgelegd in juli 2019 en driemaandelijks wordt gemonitord; merkt op dat bij het Agentschap twee aanbevelingen openstaan van de dienst Interne Audit op basis van diens controle van het activiteitsgestuurd management (Activity Based Management); merkt op dat het Agentschap bij de dienst Interne Audit geactualiseerde input heeft ingediend over de geboekte vooruitgang, waarbij het 8 van de 9 uitstaande aanbevelingen heeft aangemerkt als uitgevoerd en gereed voor beoordeling door de dienst Interne Audit en definitieve afsluiting; verzoekt het Agentschap aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;

    Milieubeheer

    25.

    stelt met tevredenheid vast dat het gebouw van het Agentschap het duurzaamheidslabel “zeer goed” heeft gekregen en dat het Agentschap de trends van het energie- en waterverbruik volgt om de praktijken aan te passen en het verbruik te verminderen; is ingenomen met het feit dat het Agentschap bovendien herbruikbare artikelen en kantoorbenodigdheden recycleert en het gebruik van elektronische alternatieven voor papier bevordert;

    Overige opmerkingen

    26.

    merkt op, wat de samenwerking met het VK na de inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord betreft, dat het Agentschap de onderhandelingen heeft gevolgd en de gebieden heeft geïdentificeerd waar zich gevolgen kunnen voordoen, alsmede mogelijke scenario’s; merkt op dat het VK het land was met het op vier na grootste aantal zaken dat door het Agentschap werd ondersteund;

    27.

    moedigt het Agentschap aan zijn activiteiten te blijven promoten om de zichtbaarheid ervan bij het publiek te vergroten;

    28.

    is ingenomen met het nieuwe reglement van het Agentschap, zijn nieuwe regels inzake gegevensbescherming, de nauwere samenwerking met de Commissie, de strategie waarin derde staten en internationale organisaties worden gespecificeerd, de samenwerkingsovereenkomst met Denemarken, de oprichting van een raad van bestuur, de voorbereidende werkzaamheden voor de tenuitvoerlegging van een doeltreffende samenwerking tussen het Agentschap en het EOM, en de afstemming van de begrotingsplanning en -resultaten;

    29.

    benadrukt dat het belangrijk is de digitalisering van het Agentschap op het gebied van interne operaties en beheersprocedures te vergroten en dat het Agentschap in dit opzicht proactief moet blijven om tegen elke prijs te voorkomen dat er een digitale kloof ontstaat tussen de agentschappen; wijst er evenwel op dat alle noodzakelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen om risico’s voor de onlineveiligheid van de verwerkte informatie te voorkomen;

    30.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 29 april 2021 (4) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

    (1)  PB C 430 van 20.12.2019, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138).

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2462 van de Commissie van 30 oktober 2015 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 342 van 29.12.2015, blz. 7).

    (4)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0215.


    Į viršų