Pasirinkite eksperimentines funkcijas, kurias norite išbandyti

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 52021BP1564

    Resolutie (EU) 2021/1564 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) (voor 20 februari 2019: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding) voor het begrotingsjaar 2019

    PB L 340 van 24.9.2021, p. 191—194 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2021/1564/oj

    24.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 340/191


    RESOLUTIE (EU) 2021/1564 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2021

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) (voor 20 februari 2019: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding) voor het begrotingsjaar 2019

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) voor het begrotingsjaar 2019,

    gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0069/2021),

    A.

    overwegende dat de definitieve begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) (het “Centrum”) voor het begrotingsjaar 2019 volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1)17 866 920 EUR bedroeg, hetgeen neerkomt op een stijging van 0,09 % ten opzichte van de begroting van 2018; overwegende dat de begroting van het Centrum voornamelijk wordt gefinancierd uit de begroting van de Unie;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar 2019 (hierna “het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Centrum betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Financieel en begrotingsbeheer

    1.

    stelt met tevredenheid vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2019 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,99 %, hetgeen neerkomt op een zeer lichte daling van 0,01 % ten opzichte van 2018; neemt nota van het feit dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 95,12 % bedroeg, hetgeen neerkomt op een daling van 1,38 % ten opzichte van 2018;

    2.

    stelt op basis van het verslag van de Rekenkamer met bezorgdheid vast dat het Centrum niet de juiste methode voor het berekenen van de bijdragen voor IJsland en Noorwegen heeft toegepast, met een te lage bijdrage tot gevolg;

    Prestaties

    3.

    stelt vast dat het Centrum gebruikmaakt van een opmerkelijk prestatiemetingssysteem met kernprestatie-indicatoren om de toegevoegde waarde van zijn activiteiten te beoordelen op het niveau van projecten, activiteiten en de organisatie, alsook van andere maatregelen om zijn begrotingsbeheer te verbeteren;

    4.

    is verheugd over de invoering van meer kwalitatieve indicatoren in 2018-2019, die bedoeld waren om een evenwichtiger inzicht te geven in de prestatie van het Centrum; herinnert het Centrum eraan zijn prestatiemetingssysteem en kernprestatie-indicatoren regelmatig te herzien en bij te werken om de efficiënte bijdrage en deskundigheid van het Centrum op het niveau van de Unie te waarborgen; spoort het Centrum aan de resultaten zorgvuldig te analyseren en te gebruiken om zijn strategie en activiteitenplanning te verbeteren;

    5.

    merkt op dat het Centrum in 2017 is onderworpen aan een externe evaluatie overeenkomstig de financiële regels, en dat de werkzaamheden van het Centrum hierin positief zijn beoordeeld; is ingenomen met de geplande maatregelen om gevolg te geven aan de gedane aanbevelingen en verzoekt het Centrum te blijven streven naar verdere samenwerking met andere agentschappen; spoort het Centrum ertoe aan zijn prestatiemetingsindicatoren te blijven hanteren en de prestatiemetingsindicatormethodologie met andere agentschappen af te stemmen om het uitgevoerde beleid gedetailleerder weer te geven; is verheugd over de invoering van een milieu-indicator;

    6.

    stelt vast dat bij de horizontale evaluatie van de agentschappen van de Unie onder het mandaat van het directoraat-generaal Werkgelegenheid voor elk agentschap een aantal aanbevelingen is geformuleerd, maar dat hierin geen verdere wetgevingswijzigingen of een samenvoeging of verhuizing van agentschappen werden voorgesteld;

    7.

    waardeert de deskundigheid en de continu hoge kwaliteit van de werkzaamheden van het Centrum op het gebied van onderzoek, analyse en technisch advies met betrekking tot het beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding, kwalificaties en vaardigheden met het oog op het bevorderen van kwalitatief hoogwaardige opleidingen die afgestemd zijn op de behoeften van individuele personen en de arbeidsmarkt; vindt het evenwel zorgwekkend dat beroepsonderwijs en -opleiding in de Unie weliswaar een positief imago heeft, maar in vergelijking met algemeen onderwijs toch nog altijd als tweede keuze wordt gezien;

    8.

    wijst op de belangrijke rol die het Centrum speelt bij het waarborgen van de opname van digitale vaardigheden in beroepsonderwijs en -opleiding in de hele Unie, en bij het monitoren van de uitvoering en het effect van de aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht (2), de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa en het actieplan voor digitaal onderwijs;

    9.

    onderstreept in het bijzonder de belangrijke bijdrage die het Centrum onlangs heeft geleverd aan de analyse van het effect van de COVID-19-pandemie op de vraag naar vaardigheden en werkgelegenheid op de arbeidsmarkt van de Unie via Skills-OVATE (Online Vacancy Analysis Tool for Europe); benadrukt in dit verband hoe belangrijk het is om ervoor te zorgen dat het Centrum voldoende personele en financiële middelen tot zijn beschikking heeft, zodat het zijn werkprogramma met een zeer hoog uitvoeringspercentage ten uitvoer kan blijven leggen;

    10.

    stelt vast dat het Centrum nauw coördineert en samenwerkt met de Europese Stichting voor opleiding, de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk; spoort het Centrum aan deze samenwerking voort te zetten, aangezien deze een weg baant voor de totstandkoming van synergieën, de uitwisseling van kennis, deskundigheid en goede praktijken tussen de agentschappen, en de voorkoming van overlapping door te voorzien in een gemeenschappelijke ruimte waar de agentschappen elkaar kunnen raadplegen over de uitvoering van hun mandaten; is zeer ingenomen met de nieuwe overeenkomst inzake dienstverleningsniveau met het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging, met name op het gebied van digitalisering, aanbestedingen, gegevensbescherming en personeelszaken;

    11.

    is verheugd over de inspanningen die het Centrum levert om zijn interne werking en beheer verder te digitaliseren en daarnaast de digitalisering van zijn procedures te versnellen; beklemtoont dat het Centrum in dat opzicht proactief moet blijven om een digitale kloof tussen de agentschappen koste wat het kost te vermijden; wijst er evenwel op dat alle noodzakelijke beveiligingsmaatregelen moeten worden gehandhaafd om risico’s voor de onlineveiligheid van de verwerkte informatie te vermijden;

    12.

    is verheugd over het initiatief van het Centrum inzake een nieuw onderdeel voor digitalisering, en met name voor de digitalisering van zijn online-instrumenten, met behulp waarvan wordt voorzien in landspecifieke informatie en verbeterde visualisatiemogelijkheden voor onlinegegevens, zoals adviesmiddelen voor arbeidsmarktinformatie of prognoses inzake vaardigheden; neemt in dit verband kennis van de gerichte marketingcampagnes van het Centrum met als doel de informatie op zijn website beter onder de aandacht te brengen;

    13.

    neemt tevreden kennis van de nieuwe overeenkomst inzake dienstverleningsniveau met het directoraat-generaal Begroting met het oog op de migratie naar het financiële en boekhoudsysteem van de Commissie;

    Personeelsbeleid

    14.

    stelt vast dat de personeelsformatie op 31 december 2019 voor 94,51 % was ingevuld met 12 ambtenaren en 74 tijdelijke functionarissen, aangesteld uit de 78 tijdelijke functionarissen en 13 ambtenaren die in het kader van de begroting van de Unie waren toegestaan (in vergelijking met 92 toegestane posten in 2018); stelt vast dat er in 2019 bovendien 25 contractanten en drie gedetacheerde nationale deskundigen voor het Centrum werkten;

    15.

    constateert dat er sprake is van een onevenwichtige genderverdeling in het hoger management van het Centrum (vier mannen en twee vrouwen); stelt met tevredenheid vast dat de genderverdeling in de raad van bestuur nagenoeg evenwichtig is (53 % mannen en 47 % vrouwen); is ingenomen met de geografische vertegenwoordiging van het personeel binnen het Centrum;

    16.

    stelt met bezorgdheid vast dat de problemen van het Centrum met betrekking tot de uitbesteding van zijn juridische dienst, die aan de orde waren gesteld door de kwijtingsautoriteit en de Rekenkamer in het kader van de kwijting 2018, nog altijd niet zijn opgelost, en dat de uitbesteding tot een grotere werkdruk en hogere kosten voor het Centrum heeft geleid; verzoekt het Centrum te overwegen zijn interne juridische dienst nieuw leven in te blazen om de hoge kosten omlaag te brengen en een goede, controleerbare vastlegging van de juridische uitgaven te waarborgen, en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te blijven houden van eventuele ontwikkelingen op dit gebied;

    17.

    is ingenomen met de inspanningen van het Centrum om een gevarieerdere en inclusieve werkomgeving en -cultuur te creëren door maatregelen te treffen ten gunste van personen met een beperking; verzoekt het Centrum na te gaan welke mogelijkheden er zijn om de beginselen van gelijke kansen bij aanwerving, opleiding, loopbaanontwikkeling en arbeidsomstandigheden verder te versterken en te integreren, en het personeel bewust te maken van deze aspecten; verzoekt het Centrum na te gaan welke redelijke mogelijkheden er zijn om zijn gebouwen (toegankelijkheid, geschikte kantooruitrusting) te verbeteren voor en aan te passen aan personen met beperkte mobiliteit of andere beperkingen;

    18.

    spoort het Centrum ertoe aan verder te werken aan een kader voor personeelsbeleid voor de lange termijn dat gericht is op het evenwicht tussen werk en privéleven, levenslange begeleiding en loopbaanontwikkeling, genderevenwicht, telewerk, geografisch evenwicht en de aanwerving en integratie van personen met een beperking;

    19.

    betreurt het dat het Centrum als gevolg van de uitspraak van het Gerecht in zaak T-187/18 een vergoeding van 40 000 EUR moet betalen en beklemtoont dat het belangrijk is het bestaande arbeidsrecht in acht te nemen om dit soort situaties in de toekomst te kunnen vermijden;

    20.

    is ingenomen met de inspanningen die het Centrum heeft geleverd om een milieuvriendelijke werkplek tot stand te brengen en met alle maatregelen die het heeft genomen om zijn koolstofvoetafdruk te verkleinen, zijn energieverbruik te verminderen en papierloos te werken;

    Aanbestedingen

    21.

    is ingenomen met de invoering van e-aanbesteding en e-inschrijving voor zijn openbare procedures en met het initiatief om deel te nemen aan de interinstitutionele kaderovereenkomsten van de Commissie of andere agentschappen en gezamenlijke aanbestedingsprocedures met andere agentschappen te organiseren;

    22.

    stelt met bezorgdheid vast dat er volgens het verslag van de Rekenkamer fouten zijn gemaakt in het aanbestedings- en contractbeheer, dat het Centrum de wijziging in de uitvoering van een contract heeft aanvaard zonder naar behoren te hebben aangetoond of het door de contractant voorgestelde alternatief ten minste gelijkwaardig was aan de in de inschrijving voorgestelde oplossing, en dat het Centrum de met de betreffende contractant gesloten kaderovereenkomst niet heeft aangepast om deze wijziging hierin op te nemen; merkt op dat het Centrum zijn richtsnoeren voor contractbeheer heeft geformaliseerd ter aanvulling van de opleiding voor contractbeheerders, de workflow en de toepasselijke controles;

    23.

    merkt met betrekking tot de follow-up van de aanbeveling tot kwijting van vorig jaar met betrekking tot aanbestedingsdocumentatie en -methodologie op dat de uitvoering nog aan de gang is, maar erkent de stappen die zijn gezet om de aanbeveling ten uitvoer te leggen;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    24.

    neemt kennis van de bestaande maatregelen en lopende inspanningen van het Centrum die erop gericht zijn transparantie te waarborgen, belangenconflicten te voorkomen en aan te pakken, en klokkenluiders te beschermen; wijst er evenwel op dat 22 belangenverklaringen en de cv’s van 163 leden en plaatsvervangende leden nog altijd moeten worden gepubliceerd; herhaalt dat alle leden en plaatsvervangende leden die de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen of stemrecht uitoefenen, een belangenverklaring moeten indienen; roept het Centrum op de belangenverklaringen en de cv’s van alle leden van zijn raad van bestuur te publiceren en aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de in dit verband genomen maatregelen;

    Interne controles

    25.

    stelt vast dat naar aanleiding van de audit die de dienst Interne Audit (IAS) van 14 tot 18 januari 2018 heeft uitgevoerd in verband met het personeelsbeheer en de ethiek van het Centrum, de aanwervingsprocedures zijn geactualiseerd om rekening te houden met de aanbeveling van de IAS en dat deze aanbeveling, die aanvankelijk als kritiek werd aangemerkt, door de IAS is afgesloten na een follow-up-opdracht;

    26.

    merkt op dat vijf van de zes aanbevelingen van de audit in verband met het personeelsbeheer en de ethiek van het Centrum inmiddels zijn uitgevoerd; verzoekt het Centrum bij de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering van de laatste aanbeveling;

    27.

    merkt op dat de uitvoerend directeur van het Centrum, als ordonnateur, de bevoegdheden tot uitvoering van de begroting heeft gedelegeerd aan de adjunct-directeur en de afdelingshoofden; merkt op dat voor de machtiging van de adjunct-directeur geen maximumbedrag voor transacties is vastgesteld, terwijl de machtiging van het hoofd van de afdeling middelen en ondersteuning is beperkt tot maximaal 1 500 000 EUR per transactie met betrekking tot titel 1 (Personeelsuitgaven), en de andere machtigingen beperkt zijn tot de kredieten die beschikbaar zijn in het kader van de specifieke begrotingslijnen en tot maximaal 1 000 000 EUR per transactie; is verheugd dat het Centrum zodanig financiële maxima hanteert voor machtigingen dat de behoefte aan flexibiliteit wordt afgewogen tegen de behoefte aan toezicht en hiërarchische controle op transacties;

    Overige opmerkingen

    28.

    neemt kennis van de inspanningen die zijn geleverd om de cyberbeveiliging en gegevensbescherming van het Centrum te verbeteren, met name wat opleiding en bewustmaking van het personeel betreft;

    29.

    is verheugd over de communicatiecampagnes van het Centrum en de bijzondere aandacht die het besteedt aan zijn aanwezigheid op sociale media, interactieve online-instrumenten en visualisaties; spoort het Centrum aan zijn werkzaamheden, onderzoek en activiteiten te blijven promoten om meer zichtbaarheid te krijgen bij het publiek;

    30.

    vraagt zich af of het werkelijk nodig is een uit 84 personen bestaande raad van bestuur te hebben;

    31.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 29 april 2021 (3) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

    (1)  PB C 107 van 31.3.2020, blz. 1.

    (2)  PB C 417 van 2.12.2020, blz. 1.

    (3)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0215.


    Į viršų