Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021BP1549

    Resolutie (EU) 2021/1549 van het Europees Parlement van 29 april 2021 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, afdeling IV — Hof van Justitie van de Europese Unie

    PB L 340 van 24.9.2021, p. 123–130 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2021/1549/oj

    24.9.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 340/123


    RESOLUTIE (EU) 2021/1549 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2021

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, afdeling IV — Hof van Justitie van de Europese Unie

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, afdeling IV — Hof van Justitie van de Europese Unie,

    gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het advies van de Commissie juridische zaken,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0064/2021),

    A.

    overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure wenst te benadrukken dat het bijzonder belangrijk is de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie verder te versterken door de transparantie en de verantwoordingsplicht te verbeteren en door het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer ten uitvoer te leggen;

    Begrotings- en financieel beheer

    1.

    stelt met tevredenheid vast dat de Rekenkamer in haar jaarverslag van 2019 geen significante tekortkomingen heeft vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten wat betreft personele middelen en aanbestedingen door het Hof van Justitie van de Europese Unie („HvJ-EU”);

    2.

    is verheugd over het feit dat de Rekenkamer naar aanleiding van haar controlewerkzaamheden heeft geconcludeerd dat de betalingen als geheel over het op 31 december 2019 afgesloten jaar met betrekking tot de administratieve en andere uitgaven van het HvJ-EU geen materiële fouten vertonen en dat de onderzochte toezicht- en controlesystemen doeltreffend waren;

    3.

    betreurt, ondanks het feit dat rubriek 5 van het meerjarig financieel kader inzake administratie beschouwd wordt als een rubriek met een laag risico, dat de reikwijdte en conclusies van hoofdstuk 9 betreffende administratie van het jaarverslag van de Rekenkamer nogal beperkt zijn; verzoekt om bij de controlewerkzaamheden voor dat hoofdstuk meer aandacht te besteden aan kwesties die zeer relevant of zelfs van essentieel belang zijn voor het HvJ-EU;

    4.

    wijst erop dat de begroting van het HvJ-EU 429 468 936 EUR bedroeg (410 025 089 EUR in 2018 en 399 344 000 EUR in 2017) en dat het uitvoeringspercentage 98,7 % was (ten opzichte van 99,18 % in 2018 en 98,69 % in 2017); wijst op de hoge uitvoeringspercentages voor zowel titel 1 (aan de instelling verbonden personen) als titel 2 (gebouwen, meubilair, materieel en diverse huishoudelijke uitgaven), te weten 98,4 % (tegenover 99 % in 2018 en 98,6% in 2017) voor titel 1 en 99,6 % (tegenover 99,8 % in 2018 en 98,1 % in 2017) voor titel 2;

    5.

    wijst erop dat bijna 75 % van de begroting van het HvJ-EU werd toegewezen aan de leden en het personeel (titel 1), en bijna 25 % aan infrastructuuruitgaven (titel 2), met name gebouwen en informatietechnologie; merkt op dat de van 2018 naar 2019 overgedragen kredieten 21 092 468 EUR bedroegen (grotendeels van de kredieten voor gebouwen, neerkomend op 15 038 328 EUR), waarvan 87,21 % in 2019 werd gebruikt (in 2018 lag dit percentage op 85,45 %);

    6.

    merkt met bezorgdheid op dat het HvJ-EU voor sommige onderdelen nog altijd te hoge kredieten vraagt, zoals al werd aangegeven in de kwijtingsresolutie van 2017: voor artikel 104 „Dienstreizen”, een bedrag van 299 750 EUR aan vastleggingen, terwijl er 34 340 EUR is betaald; voor artikel 162 „Dienstreizen”, een bedrag van 498 500 EUR aan vastleggingen, terwijl er 272 898 EUR is betaald; voor artikel 106 „Opleidingen”, een bedrag van 270 065 EUR aan vastleggingen, terwijl er 164 263 EUR is betaald; en voor artikel 1612 „Bijscholing”, een bedrag van 1 528 061 EUR aan vastleggingen, terwijl er 706 717 EUR is betaald; merkt echter op dat in 2020 aanzienlijke bedragen zijn betaald uit de overgedragen vastleggingen; dringt er bij het HvJ-EU op aan te blijven streven naar een deugdelijk financieel beheer voor alle begrotingsonderdelen, teneinde te grote verschillen tussen vastleggingen en betalingen te voorkomen;

    Personele middelen

    7.

    merkt op dat er in 2019 bij het HvJ-EU 2 256 personen in dienst waren (tegenover 2 217 in 2018 en 2 180 in 2017); wijst erop dat de verdeling van posten per activiteitensector vergelijkbaar blijft met die van de voorgaande jaren, waarbij ten minste 85 % van de posten bezet wordt door personeelsleden die gerechtelijke en linguïstische activiteiten verrichten; merkt op dat de bezettingsgraad van de posten in 2019 nog steeds zeer hoog was, namelijk rond de 97 %, wat vergelijkbaar is met 2018; wijst echter op problemen bij de aanwerving, als gevolg van beperktere mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling en de lage basissalarissen voor aanvangsrangen, gecombineerd met de hoge kosten van levensonderhoud in Luxemburg; spreekt opnieuw zijn bezorgdheid uit over het toenemend probleem van het verschil in koopkracht voor EU-ambtenaren met standplaats in Luxemburg;

    8.

    benadrukt hoe belangrijk het is om iets te doen aan het gebrek aan genderevenwicht binnen het college van rechters; benadrukt dat de Commissie begrotingscontrole groot belang hecht aan genderevenwicht; onderkent echter dat de inspanningen op het gebied van gelijke kansen steeds zichtbaarder worden op administratief niveau, waar het percentage vrouwen in het middenkader 41 % bedraagt en in het hoger management 40 %; merkt op dat het totale personeel voor 39 % uit mannen en voor 61 % uit vrouwen bestaat en dat van het AD-personeel 46 % man en 54 % vrouw is;

    9.

    wijst op de noodzaak van verbeteringen met betrekking tot het geografische evenwicht onder het personeel, in het bijzonder voor managementfuncties, aangezien medio 2020 15 van de 58 afdelingshoofden (25,8 %) en 2 van de 15 directeuren (13,3 %) afkomstig zijn uit de lidstaten die na mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden (tegenover 15 van de 57 afdelingshoofden en 2 van de 13 directeuren in 2018); roept het HvJ-EU op zijn inspanningen in dit verband op te voeren door kandidaatstellingen van kandidaten met een ondervertegenwoordigde nationaliteit aan te moedigen en gebruik te maken van interinstitutionele uitwisselingen;

    10.

    verzoekt de cel voor gelijke kansen en diversiteit van het HvJ-EU na te gaan welke mogelijkheden er zijn om de beginselen van gelijke kansen bij aanwerving, opleiding, loopbaanontwikkeling en arbeidsomstandigheden verder te versterken en te integreren, en het personeel bewust te maken van deze aspecten;

    11.

    wijst bezorgd op het hoge aantal gevallen van burn-out dat de afgelopen jaren werd gemeld binnen het HvJ-EU; is verheugd dat het HvJ-EU in 2019 diverse maatregelen heeft getroffen om gevallen van burn-out te voorkomen en aan te pakken, zoals het aannemen van een psycholoog, cursussen voor personeel en een verplicht opleidingsprogramma voor leidinggevenden, met uitgebreide aandacht voor het welzijn van het personeel; is van mening dat alle beslissingen met betrekking tot bezuinigingen en inkrimping van het personeelsbestand in overeenstemming moeten zijn met het principe dat de kwaliteit van de output hoog moet blijven, het welzijn en de tevredenheid van het personeel in aanmerking moeten nemen, en rekening moeten houden met de in de afgelopen jaren constant toegenomen werklast van het HvJ-EU; dringt er bij het HvJ-EU op aan nauwlettend toe te zien op de doeltreffendheid van de nieuw ingevoerde maatregelen tegen de toenemende werklast en meer inspanningen te leveren om gevallen van burn-out te voorkomen; spoort het HvJ-EU ertoe aan de flexibele werkregelingen aan te vullen met een bescherming van het recht van de personeelsleden om offline te zijn;

    12.

    is ingenomen met de stappen die het HvJ-EU heeft genomen om te beoordelen of de werklast evenredig over de verschillende teams en personeelsleden is verdeeld teneinde het aantal gevallen van burn-out te verminderen en de efficiëntie te verhogen; merkt op dat de presidenten van het Hof van Justitie en van het Gerecht van de Europese Unie verantwoordelijk zijn voor het toewijzen van zaken en hierbij rekening moeten houden met de bestaande en verwachte werklast; benadrukt dat er hulpmiddelen zijn ingevoerd om de situatie nauwkeurig te beoordelen, met inbegrip van een analyse van de werklast die elke zes weken wordt uitgevoerd; merkt op dat leidinggevenden van de administratieve diensten, rekening houdend met de constante toename van de werklast en de beperkte beschikbare middelen, constant toezicht houden op de werklast en de verdeling ervan over de verschillende personeelsleden, zodat eventuele noodzakelijke aanpassingen kunnen worden gedaan;

    13.

    uit zijn bezorgdheid over het feit dat slechts 48,5 % van de stages bij het HvJ-EU in 2019 betaalde stages waren; merkt echter op dat dit percentage is gestegen, aangezien het in 2018 31,7 % bedroeg; wijst er daarnaast op dat 2019 een overgangsjaar was naar een geleidelijke invoering van een nieuwe stageregeling (besluit van het Hof van Justitie van 3 december 2018 op grond waarvan door de instellingen betaalde stagiairs kunnen worden aangenomen); wijst erop dat het HvJ-EU in 2020 75 % van zijn stagiairs zal betalen; merkt op dat alle vanwege de COVID-19-crisis geannuleerde stages onbetaalde stages waren; dringt er bij het HvJ-EU op aan zijn stagiairs in te huren op basis van betaalde contracten met toelagen die ten minste de kosten van levensonderhoud dekken, met uitzondering van gevallen waarin stagiairs betalingen uit andere bronnen ontvangen op basis van de interinstitutionele overeenkomsten die door het HvJ-EU zijn ondertekend;

    14.

    merkt met tevredenheid op dat in 2019 zeven nieuwe rechters zijn toegetreden tot het Gerecht van de Europese Unie in het kader van het derde en laatste stadium van de structurele hervorming die in 2015 werd goedgekeurd en die een verdubbeling van het aantal rechters van het Gerecht tot gevolg had;

    15.

    merkt op dat in 2019 vijf leden het Hof van Justitie hebben verlaten en vier leden zijn toegetreden, en dat acht leden het Gerecht hebben verlaten en veertien leden zijn toegetreden; stelt vast dat het aantal rechters bij het Gerecht thans 52 bedraagt, overeenkomstig het besluit tot een geleidelijke verdubbeling van het aantal rechters; wijst erop dat de kwaliteit van rechterlijke beslissingen en de lopende hervorming van het Gerecht geen deel uitmaakten van de toetsing door de Rekenkamer in 2017, maar dat de Rekenkamer verwijst naar artikel 3, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2015/2422, waarin is bepaald dat het Hof van Justitie op 26 december 2020 aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verslag moet uitbrengen over de werking van het Gerecht, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden besteed aan „de efficiëntie van het Gerecht, de noodzaak en de effectiviteit van de uitbreiding van het aantal rechters tot 56, het gebruik en de effectiviteit van de middelen en de verdere instelling van gespecialiseerde kamers en/of andere structurele wijzigingen.” (1);

    16.

    verzoekt het HvJ-EU de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van alle verbeteringen die worden aangebracht in de efficiëntie van administratieve processen, aangezien deze van essentieel belang zijn met het oog op de steeds verder toenemende werklast; herhaalt dat er constante hervormingen nodig zijn om te garanderen dat het HvJ-EU goed is uitgerust om toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden en om zijn algehele functioneren verder te verbeteren teneinde onnodige vertragingen in de behandeling van zaken te voorkomen;

    Beleid inzake ethiek en integriteit

    17.

    is ingenomen met de wijzigingen in het interne rechtskader voor reizen van leden, met name wat betreft het gebruik van dienstauto’s en chauffeurs; merkt op dat nu slechts in twee specifieke gevallen gebruik mag worden gemaakt van een chauffeur: voor vooraf goedgekeurde zakenreizen die de leden maken voor externe activiteiten (de regels voor dergelijke zakenreizen voorzien niet in een situatie — tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden — waarin een chauffeur zou kunnen worden gevraagd om naar het land van herkomst van het lid of naar een ander land te reizen zonder het lid in het voertuig te vervoeren), en voor ritten in het kader van bijzondere omstandigheden (gezondheids- of medische redenen, veiligheidsgronden en overmacht);

    18.

    merkt op dat in 2019 melding werd gemaakt van een vermeend geval van intimidatie en dat werd geconcludeerd dat de vermeende feiten geen intimidatie in de zin van artikel 12 bis van het Personeelsstatuut betroffen; merkt op dat in 2019 een onderzoek werd afgerond naar aanleiding van klachten over intimidatie door personeelsleden, en dat een administratief onderzoek naar deze situatie werd uitgevoerd dat werd geleid door een voormalige rechter van het Gerecht voor ambtenarenzaken; merkt op dat er geen andere klachten werden ontvangen en dat er geen uitgaven waren in het kader van het beheer van rechtszaken of uitspraken; merkt tevreden op dat de anti-intimidatieregels en -procedures worden gepubliceerd op het intranet van het HvJ-EU teneinde een respectvolle werkomgeving te bevorderen en alle vormen van intimidatie te voorkomen;

    19.

    merkt op dat er in 2019 één klokkenluiderzaak was die tot gevolg had dat de regels van het HvJ-EU inzake klokkenluiders, die in 2017 zijn aangenomen, voor het eerst werden toegepast; is verheugd dat uit dit geval is gebleken dat de regels geschikt zijn voor het beoogde doel; merkt op dat het niet noodzakelijk werd geacht het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op de hoogte te brengen, aangezien de informatie waarover het HvJ-EU beschikte, het mogelijk maakte gepaste beslissingen te nemen; verzoekt het HvJ-EU niettemin om over deze zaak verslag uit te brengen aan de kwijtingsautoriteit;

    20.

    is ingenomen met de opleiding „Regels voor goed gedrag” die in 2019 werd gehouden en waaraan 63 personeelsleden hebben deelgenomen; merkt op dat deze opleiding is georganiseerd om nieuwkomers en andere personeelsleden op de hoogte te brengen van hun verplichtingen uit hoofde van het Personeelsstatuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden; merkt tevreden op dat in de opleiding wordt ingegaan op diverse onderwerpen, zoals intimidatie, klokkenluiden, preventie van belangenconflicten en andere ethische kwesties; is verheugd dat de onderwerpen klokkenluiden en belangenconflicten ook zijn opgenomen in het financiële opleidingsprogramma; moedigt het HvJ-EU aan deze opleiding systematisch te blijven geven aan nieuwkomers en op gezette tijden aan de rest van het personeel; verzoekt het HvJ-EU opleidingen van vergelijkbare aard te bevorderen;

    21.

    merkt met betrekking tot de klachten die zijn ingediend bij de Europese Ombudsman op dat op 1 januari 2019 twee zaken aanhangig waren en dat er in 2019 één zaak werd geopend; is verheugd dat alle drie de zaken in 2019 werden gesloten zonder dat de Europese Ombudsman heeft geconcludeerd dat er sprake was van wanbeheer;

    22.

    is ingenomen met de oprichting van de cel gelijke kansen en diversiteit binnen de directie Personeel en Personeelsadministratie, die tot doel heeft een beleid te ontwikkelen en uit te voeren waarin specifiek aandacht wordt besteed aan de integratie van de beginselen van gelijke kansen en diversiteit in de verschillende procedures voor personeelsbeheer; verzoekt het HvJ-EU aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de uitvoering en de resultaten van de werkzaamheden;

    23.

    is bezorgd over het feit dat het HvJ-EU geen informatie kon verstrekken over zijn interne procedures met betrekking tot draaideurconstructies in verband met leidinggevende functies; herinnert aan het verzoek van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement om in dit verband onverwijld strikte regels vast te stellen en te publiceren; herinnert tevens aan het initiatief van de Europese Ombudsman van 2018 over de beste manier waarop uitvoering moet worden gegeven aan de bepalingen van het Statuut inzake „draaideurpromoties”;

    24.

    neemt nota van de geldende regels met betrekking tot de professionele activiteiten van de leden van het HvJ-EU na hun dienstverband bij het Hof; merkt op dat in de gedragscode verschillende soorten beperkingen zijn opgenomen, zoals een driejarige wachttijd gedurende welke voormalige leden geen partijen mogen vertegenwoordigen in zaken die voor het HvJ-EU zijn gebracht; merkt verder op dat voormalige leden op geen enkele manier betrokken mogen zijn bij zaken die aanhangig waren bij de rechtbank waarvan zij lid waren of bij zaken die verband houden met andere zaken, ongeacht of deze aanhangig of afgesloten zijn, die zij als lid van de rechtbank hebben behandeld;

    25.

    is verheugd dat het HvJ-EU naar aanleiding van een verzoek van de Commissie begrotingscontrole van het Parlement op zijn website een lijst met externe activiteiten van zijn leden heeft gepubliceerd; dringt erop aan dat, omwille van de transparantie, gedetailleerde informatie wordt gepubliceerd over aspecten zoals het doel, de datum, de locatie en de reis- en verblijfskosten van de vermelde activiteiten en dat moet worden aangegeven of die kosten zijn gedekt door het HvJ-EU of door een derde partij; merkt op dat betrokkenheid bij externe activiteiten vooraf moet worden goedgekeurd, binnen de reikwijdte moet vallen van de taken van de leden met betrekking tot de verspreiding van jurisprudentie en verenigbaar moet zijn met de vereisten uit hoofde van de gedragscode;

    26.

    moedigt het HvJ-EU aan zijn inspanningen op te voeren om de laatste hand te leggen aan een algemeen pakket maatregelen met betrekking tot de gedragscode voor het personeel; herinnert eraan dat de recentst herziene gedragscode op 1 januari 2017 in werking is getreden; herhaalt dat er gedetailleerde bepalingen nodig zijn met betrekking tot kwesties als belangenconflicten, externe activiteiten, professionele activiteiten na de uitdiensttreding en bezoldigd werk van echtgenoten; merkt op dat de extra werklast als gevolg van de huidige pandemie het proces heeft vertraagd;

    27.

    uit zijn bezorgdheid over het feit dat de verklaringen inzake financiële belangen nog steeds eigen verklaringen zijn; verzoekt het HvJ-EU vaart te zetten achter het proces om te evalueren of dit mechanisme kan worden verbeterd ten aanzien van het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid en hierover verslag uit te brengen aan de Commissie begrotingscontrole van het Parlement; merkt op dat elk lid bij indiensttreding een verklaring van financiële belangen indient en deze, wanneer dat nodig is, bijwerkt; merkt op dat de president van elke rechtbank de verklaringen bestudeert teneinde belangenconflicten te voorkomen wanneer zaken worden toegewezen aan de verschillende rechters-rapporteurs; herhaalt echter dat een onafhankelijke derde partij de verklaringen van financiële belangen zou moeten evalueren en zou moeten bepalen of er sprake is van belangenconflicten;

    28.

    is ingenomen met de bereidheid van het HvJ-EU om voor meer transparantie te zorgen; dringt er bij het HvJ-EU op aan op zijn website de cv’s van leden te publiceren en verzoekt het HvJ-EU de benaderingen te overwegen die worden gevolgd door de andere instellingen en de lidstaten op dit gebied;

    Gebouwen en veiligheid

    29.

    is ingenomen met de ingebruikname van de 5e uitbreiding van het Palais van het Hof van Justitie, met inbegrip van de nieuwe C-toren in juli 2019; wijst erop dat het totale oppervlak 42 631 m2 bedraagt, waarvan ongeveer 14 850 m2 kantoorruimte, waardoor het HvJ-EU de huurovereenkomst van het gebouw in Kirchberg dat het de afgelopen jaren huurde, kan beëindigen; merkt op dat er wijzigingen zijn aangebracht in de kantoorindeling naar aanleiding van een enquête over open kantoorruimte, en dat deze wijzigingen positief zijn gebleken en het HvJ-EU in staat hebben gesteld passende oplossingen voor diensten en personeelsleden door te voeren;

    30.

    verzoekt het HvJ-EU verslag uit te brengen over de bevindingen van de respectieve commissies voor gelijke kansen (Intercopec) in het kader van het thema handicap en over de mogelijke verbeteringen voor personen met beperkte mobiliteit of andere handicaps, met inbegrip van noodevacuatie van deze personen, door redelijke wijzigingen aan te brengen in de gebouwen van het HvJ-EU met betrekking tot toegang en adequate kantoorapparatuur;

    31.

    erkent dat het HvJ-EU crisisorganen heeft ingevoerd waardoor het doeltreffend kan reageren op elke eventualiteit teneinde de veiligheid van personeel, gebouwen en informatie te garanderen en de continuïteit van de activiteiten te waarborgen, en dat de bruikbaarheid en juiste werking van deze organen tijdens de COVID-19-crisis in 2020 zijn aangetoond; merkt op dat de aanvullende uitgaven in het begrotingsonderdeel 2026 „Veiligheid van en toezicht op de gebouwen” in 2019 ongeveer 500 000 EUR bedroeg;

    Ecologische dimensie

    32.

    waardeert dat het HvJ-EU zijn milieuprestaties constant verbetert door toepassing van Verordening (EG) nr. 1221/2009 (2) (EMAS III), die voorziet in toezicht op de verschillende milieuaspecten aan de hand van indicatoren; is ingenomen met het feit dat het merendeel van de 11 indicatoren, in de vorm van een ratio per vte (voltijdsequivalent), in 2019 een positieve trend vertoonde ten opzichte van 2015, het basisjaar van het EMAS-systeem van het HvJ-EU; moedigt het HvJ-EU aan zijn ecologische voetafdruk te blijven verkleinen door koolstofneutrale werkoplossingen toe te passen en schone energiebronnen te gebruiken;

    Communicatie

    33.

    neemt met belangstelling ter kennis dat voor de communicatieactiviteiten van het HvJ-EU in 2019 meer gebruik werd gemaakt van eigen sociale-mediakanalen om ervoor te zorgen dat de informatie van het HvJ-EU een groter publiek bereikte; merkt op dat het HvJ-EU in november 2019 actief gebruik is gaan maken van LinkedIn om belangstellenden te informeren over zijn werkzaamheden; moedigt het HvJ-EU aan aanwezig te zijn op vrije en opensource socialemedianetwerken, zoals Mastodon, om meer transparantie en een breder bereik te verwezenlijken; is verheugd dat de website van het HvJ-EU in 2019 8 150 232 keer werd bezocht (tegenover 8 270 495 in 2018) en dat het aantal pageviews 36 065 064 bedroeg (tegenover 32 808 573 in 2018); merkt op dat zowel in 2018 als in 2019 in totaal 60 000 EUR werd begroot voor de uitbesteding van bepaalde werkzaamheden op het gebied van mediamonitoring die niet meer intern konden worden uitgevoerd omdat bepaalde personele middelen moesten worden ingezet voor andere taken;

    34.

    moedigt het HvJ-EU aan de transparantie te vergroten en is ingenomen met de beslissing van het HvJ-EU om de uitspraken van zijn Grote Kamer rechtstreeks uit te zenden via Europe by Satellite (EbS); neemt er nota van dat het livestreamen van de hoorzittingen zelf een complexe en dure aangelegenheid zou zijn, aangezien er met 24 talen wordt gewerkt en de uitzendingen zonder simultaanvertolking voor de grote meerderheid van de Unieburgers bijzonder moeilijk te volgen zouden zijn; is ook verheugd dat het HvJ-EU sinds november 2019 verzoeken om prejudiciële beslissingen van nationale rechtbanken, interne onderzoeksnotities en nationale rechterlijke besluiten publiceert op de website van het justitieel netwerk van de Europese Unie (RJEU);

    35.

    wijst op de ontwikkeling van de samenwerking met nationale magistraten, van wie er 2 824 in verband met seminars, opleidingen, bezoeken of stages in 2019 door het HvJ-EU zijn ontvangen, tegenover 2 292 in 2018;

    36.

    wijst op de positieve ontwikkeling van het RJEU en prijst het HvJ-EU voor het bevorderen van de transparantie door in 2019 vrij toegang te verlenen tot procedurele en rechtsinhoudelijke documenten van het RJEU-platform, zoals aanbevolen door de Commissie juridische zaken in haar advies aan de Commissie begrotingscontrole, dat deel uitmaakte van de kwijtingsprocedure 2018; neemt met voldoening kennis van de vooruitgang op digitaal gebied, met inbegrip van het nieuwe instrument „gerechtelijke documentatie”, dat de toegang tot relevante documentatie en informatie vergemakkelijkt voor de behandeling van bepaalde zaken die bij het Hof aanhangig zijn gemaakt;

    Interinstitutionele samenwerking

    37.

    is verheugd dat het HvJ-EU altijd volledige medewerking heeft verleend aan het OLAF en dat het zich inzet om deze goede samenwerking voort te zetten; onderstreept dat er in 2019 een disciplinaire maatregel is genomen naar aanleiding van een OLAF-onderzoek dat in 2018 werd uitgevoerd, en merkt op dat OLAF dienovereenkomstig op de hoogte is gebracht; merkt voorts op dat in 2019 een OLAF-onderzoek is gestart dat nog steeds loopt en aanleiding heeft gegeven tot een periode van intensieve samenwerking met OLAF;

    38.

    waardeert het nieuwe hoofdstuk met betrekking tot vergoedingen, diensten en verwante kwesties in verband met overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau met andere Europese instellingen en organen dat in het jaarlijkse activiteitenverslag van het HvJ-EU wordt gepresenteerd, zoals gevraagd in de kwijtingsresolutie voor 2018; merkt op dat het HvJ-EU verder heeft gewerkt aan de ontwikkeling van een pluriforme strategie voor interinstitutionele samenwerking en dat de totale waarde van de interinstitutionele overeenkomsten inzake dienstverleningsniveau in 2019 neerkwam op 7 852 221 EUR; neemt nota van de organisatie van interinstitutionele aanbestedingen, ongeacht of het HvJ-EU daarbij partner of leider is, teneinde te kunnen profiteren van betere marktprijzen en de beheerskosten te optimaliseren; wijst op de samenwerking op het gebied van vertaling en vertolking in het kader van het Interinstitutioneel Comité voor vertaling en vertolking;

    39.

    is ingenomen met de deelname van het HvJ-EU aan interinstitutionele groepen en netwerken op verschillende terreinen, zoals gebouwen en beveiliging, milieubescherming, juridische informatica, beroepsopleiding, bibliotheek, informatie en communicatie; merkt op dat er op de meeste gebieden van administratief beheer, zoals personeelszaken, salarisadministratie, begrotings- en financieel beheer en boekhouding, toepassingen zijn die het HvJ-EU deelt met andere instellingen; merkt op dat het HvJ-EU actief samenwerkt met de Commissie om het hulpmiddel e-Translation te verbeteren; neemt er nota van dat het HvJ-EU deelneemt aan de interinstitutionele monitoringgroep met de Ierse autoriteiten en andere instellingen van de Unie om de opheffing van de uitzondering voor de Ierse taal op 1 januari 2022 voor te bereiden;

    40.

    onderkent dat het HvJ-EU zorgvuldig aandacht heeft besteed aan de aanbevelingen die de Commissie begrotingscontrole van het Parlement in zijn kwijtingsresoluties heeft opgenomen; benadrukt het belang van de feedback die werd gepresenteerd in het follow-updocument van het HvJ-EU aan de kwijtingsautoriteit;

    Digitalisering en cyberbeveiliging

    41.

    beklemtoont en is verheugd dat het HvJ-EU in 2019 in overeenstemming met zijn digitale strategie is blijven werken aan een programma voor een geïntegreerd casemanagementsysteem (SIGA-programma), waarmee wordt beoogd een geïntegreerd systeem op te zetten ter vervanging van de meerderheid van de huidige justitiële toepassingen die het Hof van Justitie en het Gerecht van de Europese Unie gebruiken; merkt op dat medio 2018 met het SIGA-programma is begonnen naar aanleiding van een aanbeveling van de Rekenkamer; is verheugd dat het HvJ-EU de IT-situatie verder heeft verbeterd; merkt op dat de investeringen in projecten en apparatuur in 2019 met 1,3 miljoen EUR zijn gestegen ten opzichte van 2018;

    42.

    wijst erop dat het HvJ-EU de beveiliging van zijn IT-activiteiten is blijven waarborgen in nauwe samenwerking met het computercrisisresponsteam voor de instellingen, organen en agentschappen van de EU; merkt op dat het HvJ-EU in 2019 alle cyberaanvallen waarmee het werd geconfronteerd het hoofd kon bieden en de bescherming van het volledige IT-landschap wist te garanderen zonder grote incidenten; is verheugd dat het HvJ-EU, naast de technische en operationele maatregelen die werden getroffen op het gebied van cyberbeveiliging, in 2019 ook twee grote bewustmakingsinitiatieven heeft gelanceerd;

    43.

    is ingenomen met het feit dat het HvJ-EU zijn interne rechtskader op het gebied van gegevensbescherming heeft versterkt om onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten in te stellen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door het Hof van Justitie en het Gerecht in het kader van hun gerechtelijke taken;

    44.

    merkt op dat het HvJ-EU een innovatielab heeft ingericht om het gebruik van kunstmatige intelligentie (AI) in het kader van gerechtelijke systemen te onderzoeken; is bezorgd over de gevolgen voor de mensenrechten van het gebruik van AI in gerechtelijke systemen; verzoekt het HvJ-EU het Parlement meer informatie te verstrekken over de activiteiten van het innovatielab;

    45.

    wijst erop dat het HvJ-EU in 2019 het onderwerp was van twee onderzoeken van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS); benadrukt dat het eerste onderzoek, dat in 2018 werd gestart, betrekking had op het gebruik van webdiensten op de website van het HvJ-EU; is verheugd dat de website naar aanleiding van de aanbevelingen van de EDPS en in het licht van een arrest van het Hof van Justitie (3) is aangepast; wijst erop dat er een tweede onderzoek gaande is naar het gebruik van Microsoft-producten door het HvJ-EU; wijst erop dat het beleid van het HvJ-EU is gebaseerd op een flexibele benadering, waarbij, afhankelijk van de behoeften, zowel opensourcetechnologie als commerciële gebruiksklare software en hardware worden overwogen;

    46.

    moedigt het HvJ-EU aan de aanbevelingen van de EDPS op te volgen om opnieuw te onderhandelen over de interinstitutionele licentieovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst die in 2018 door de EU-instellingen en Microsoft zijn ondertekend, teneinde digitale soevereiniteit te bereiken, lock-in en een gebrek aan controle te vermijden en de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen;

    47.

    is ingenomen met het toegenomen gebruik van e-Curia bij het Hof van Justitie in 2019 (80 % van alle procedurele documenten die in 2019 bij het Hof werden ingediend, werden via dit kanaal ingediend) en dat het percentage tijdens de COVID-19-crisis in 2020 verder is toegenomen; moedigt het HvJ-EU aan het gebruik van digitale hulpmiddelen in zijn procedures zo veel mogelijk uit te breiden; begrijpt ten volle de bezorgdheid van het Hof van Justitie dat het verplicht stellen van het gebruik van e-Curia in alle situaties onevenredig zou kunnen zijn en zou kunnen leiden tot een mogelijke beperking van de toegang tot de rechter;

    48.

    benadrukt dat de invoering van e-Curia in november 2011 een enorme impact heeft gehad op de vermindering van de portokosten (in 2011 bedroegen die 720 598 EUR en in 2019 nog maar 89 954 EUR, een vermindering van meer dan 87 % in acht jaar tijd); moedigt het HvJ-EU verder aan zich te blijven inspannen voor de oprichting van een systeem voor geïntegreerd casemanagement waarbij alle stadia van het gerechtelijke proces zo veel mogelijk moeten worden gedigitaliseerd;

    49.

    is verheugd over de aanhoudende groei van het aantal accounts voor toegang tot de applicatie e-Curia (6 588 in 2019, vergeleken met 4 865 in 2018) en het feit dat in alle lidstaten gebruikgemaakt wordt van e-Curia, waaruit blijkt dat het platform efficiënt werkt en dat de bekendheid bij de burgers met het bestaan, de efficiëntie, de snelheid en de voordelen van de applicatie is toegenomen; is tevens ingenomen met het feit dat het percentage via e-Curia ingediende processtukken is toegenomen, tot 93 % bij het Gerecht (tegenover 85 % in 2018) en 80 % bij het Hof van Justitie (tegenover 75 % in 2018);

    Intern beheer, interne controle en prestaties

    50.

    is ingenomen met de afronding in 2019 van de derde fase van de structurele hervorming, die aanzienlijke structurele veranderingen bij het Gerecht met zich meebrengt, in het bijzonder de oprichting van gespecialiseerde kamers voor zaken op het gebied van intellectueel eigendom en personeel, een grotere betrokkenheid van de presidenten en vicepresidenten bij werkzaamheden op gerechtelijk vlak en de modernisering van de systemen voor het statistische toezicht op de prestaties van de kamers en voor de middellangetermijnplanning van het Gerecht van de Europese Unie;

    51.

    stelt vast dat de twee rechterlijke instanties van het HvJ-EU in 2019 in totaal 1 739 zaken hebben afgesloten, wat een aanzienlijke productiviteit vertegenwoordigt, ondanks een lichte daling ten opzichte van 2018 (1 769 zaken); merkt bovendien op dat het totale aantal zaken dat in 2019 bij beide rechterlijke instanties aanhangig is gemaakt een recordniveau heeft bereikt, met 1 905 zaken tegenover 1 683 in 2018, en is in dat verband verheugd dat, om het Hof van Justitie te ontlasten, het mechanisme voor de voorafgaande toelating van beroepen op 1 mei 2020 in werking is getreden;

    52.

    benadrukt dat het Hof van Justitie in 2019 een groot aantal nieuwe zaken heeft geregistreerd (966), wat neerkomt op een stijging van 13,78 % ten opzichte van 2018; wijst erop dat er in 2019 ook een groot aantal nieuwe zaken bij het Gerecht aanhangig is gemaakt, namelijk 939, tegenover 834 in 2018; is ingenomen met het recordaantal afgesloten zaken aan het Hof van Justitie (865), een stijging van 13,8 % ten opzichte van 2018; stelt met bezorgdheid vast dat het aantal zaken dat in 2019 bij het Gerecht is afgesloten (874) aanzienlijk is gedaald ten opzichte van 2018 (1 009);

    53.

    neemt kennis van de toename van het aantal aanhangige zaken met ongeveer 7 % ten opzichte van 2018 (2 500 lopende zaken op 31 december 2019 tegenover 2 334 op 31 december 2018);

    54.

    wijst erop dat de zaken die in 2019 door het Hof van Justitie werden behandeld, voornamelijk betrekking hadden op mededinging, staatssteun en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en de door het Gerecht behandelde zaken voornamelijk op staatssteun en intellectuele en industriële eigendom; merkt op dat de belangrijkste kwesties voor het Gerecht in 2019 ongewijzigd zijn gebleven ten opzichte van 2018, maar dat in het geval van het Hof van Justitie in 2018 de belangrijkste onderwerpen, naast die op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, de vrijheden van verkeer, vestiging en de interne markt, alsmede intellectuele en industriële eigendom waren;

    55.

    herinnert eraan hoe belangrijk het is verslag uit te brengen over de belangrijkste kernprestatie-indicatoren die zijn geformuleerd in overeenstemming met het proces van structurele hervormingen, teneinde de resultaten ten opzichte van de strategische doelstellingen te kunnen meten; verzoekt het HvJ-EU een samenvatting op te nemen in het volgende jaarlijkse activiteitenverslag;

    56.

    is ingenomen met de wijziging van de structuur van het beheersverslag van het HvJ-EU van dit jaar, waarin de informatie duidelijker en begrijpelijker wordt gepresenteerd;

    57.

    is ingenomen met de verkorting van de gemiddelde duur van de procedures voor het Hof van Justitie en het Gerecht, en wijst erop dat in 2019 het aantal nieuwe zaken bij het Hof van Justitie aanzienlijk is toegenomen (een stijging met 14 % ten opzichte van 2018), grotendeels als gevolg van de aanzienlijke toename van het aantal ingestelde beroepen;

    58.

    herinnert eraan dat het HvJ-EU prioriteit moet toekennen aan de doelmatige en doeltreffende werking van een intern controlesysteem; merkt op dat het kader voor interne controles, zoals goedgekeurd bij besluit van het administratief comité op 29 januari 2019, voornamelijk is gebaseerd op de beginselen van autonomie en verantwoording op elk beheersniveau; is ingenomen met het feit dat er in 2019 een handleiding voor interne controles is opgesteld om de diensten te helpen met de uitvoering van en het toezicht op het nieuwe kader; merkt op dat het kader naast andere instrumenten bestaat uit een gecentraliseerde dienst voor voorafgaande controle, een zeer effectief geïntegreerd systeem voor rekening- en begrotingsbeheer en een onafhankelijke interne controledienst (IAS);

    59.

    merkt op dat in 2019, zoals wordt vermeld in het jaarverslag van de IAS, controles werden uitgevoerd op de terreinen met betrekking tot de evaluatie van participatie in interinstitutionele organen en de analyse van goede praktijken voor het toezicht op externe in-housedienstverleners; merkt op dat de IAS in 2019 in het kader van de hervorming van de justitiële architectuur en de toegenomen werklast in sommige diensten van het HvJ-EU advies is blijven verstrekken op verschillende terreinen;

    60.

    is verheugd dat de IAS regelmatig toezicht houdt op de acties die worden ondernomen naar aanleiding van de aanbevelingen die zijn gedaan bij de in eerdere jaren uitgevoerde controles; merkt op dat een van de belangrijkste aanbevelingen in het kader van een herziening van de strategie van het HvJ-EU ter bestrijding van fraude, corruptie en illegale activiteiten die de belangen van de Europese Unie schaden een periodieke herevaluatie van de risicoregisters is; wijst er voorts op dat verbeteringen op het gebied van het delen van informatie zeer waardevol zijn; waardeert het feit dat de intranetsite werd aangevuld met een sectie gewijd aan ethiek en professioneel gedrag; is verder ingenomen met het verplichte introductieprogramma met sessies waarin aandacht wordt besteed aan fysieke veiligheid, gegevensbescherming en informatiebeveiliging;

    Meertaligheid

    61.

    merkt op dat het HvJ-EU zich is blijven inspannen voor het project „Optimalisering van de input van externe vertalingen”, dat in 2015 van start is gegaan; constateert dat het totale percentage van juridische vertalingen dat wordt uitbesteed is gestegen van 31,2 % in 2015 naar 40,6 % in 2019; onderstreept echter dat de mogelijkheid om vertalingen uit te besteden wordt beperkt door factoren die verband houden met vertrouwelijkheid en een ontoereikend aanbod; realiseert zich dat alle vertalingen van het HvJ-EU technisch, juridisch en zeer complex zijn, hetgeen inhoudt dat freelancevertalers voor zover mogelijk juristen moeten zijn of andersoortige ervaring moeten hebben met juridische vertalingen.

    (1)  Speciaal verslag nr. 14/2017: „Doelmatigheidsonderzoek van het beheer van rechtszaken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie”.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

    (3)  Arrest van het Hof van Justitie van 1 oktober 2019, Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände - Verbraucherzentrale Bundesverband e.V./Planet49 GmbH, C-673/17, ECLI:EU:C:2019:801.


    Top