This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021R0168
Regulation (EU) 2021/168 of the European Parliament and of the Council of 10 February 2021 amending Regulation (EU) 2016/1011 as regards the exemption of certain third-country spot foreign exchange benchmarks and the designation of replacements for certain benchmarks in cessation, and amending Regulation (EU) No 648/2012 (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (Voor de EER relevante tekst)
PB L 49 van 12.2.2021, p. 6–17
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
12.2.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 49/6 |
VERORDENING (EU) 2021/168 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 10 februari 2021
tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om ongunstige wisselkoersbewegingen inzake valuta’s die niet eenvoudig kunnen worden omgezet in een basisvaluta of inzake valuta’s die aan deviezencontroles onderworpen zijn, af te dekken, sluiten ondernemingen in de EU niet-leverbare valutaderivatencontracten zoals termijncontracten en swaps af. De omstandigheid dat benchmarks voor contante wisselkoersen niet beschikbaar zijn om de uitbetalingen op grond van valutaderivaten te berekenen, zou negatief kunnen uitwerken op ondernemingen in de Unie die uitvoeren naar opkomende markten of die activa of passiva op die markten aanhouden, met als gevolg blootstelling aan fluctuaties van valuta’s van opkomende markten. Na het aflopen van de in Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde periode die eindigt op 31 december 2021 (de “overgangsperiode”), zal het gebruik van benchmarks voor contante wisselkoersen die door een beheerder die in een derde land gevestigd is, niet zijnde een centrale bank, worden aangeboden, niet langer mogelijk zijn. |
(2) |
Om ondernemingen in de Unie in staat te stellen hun zakelijke activiteiten voort te zetten en tegelijk hun valutarisico te mitigeren, moeten bepaalde in financiële instrumenten gebruikte benchmarks voor contante wisselkoersen voor het berekenen van contractuele uitbetalingen die overeenkomstig bepaalde criteria door de Commissie zijn aangewezen, van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011 worden uitgesloten. |
(3) |
Gezien de noodzaak van een grondige evaluatie van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011 en de bepalingen ervan betreffende door in derde landen gevestigde beheerders aangeleverde benchmarks (“benchmarks van derde landen”) moet de huidige overgangsperiode voor benchmarks van derde landen worden verlengd. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om de overgangsperiode door middel van een gedelegeerde handeling met maximaal twee jaar te verlengen indien uit de beoordeling die heeft gediend als basis voor die evaluatie blijkt dat de beoogde afloop van de overgangsperiode nadelig zou zijn voor het voortgezette gebruik van benchmarks van derde landen in de Unie of een bedreiging zou vormen voor de financiële stabiliteit. |
(4) |
Een verlenging van de overgangsperiode voor benchmarks van derde landen zou voor benchmarkbeheerders uit de Unie een stimulans kunnen vormen om hun activiteiten naar een derde land te verplaatsen om niet onder de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 te vallen. Om dergelijke omzeiling te voorkomen, mogen beheerders die zich tijdens de overgangsperiode vanuit de Unie in een derde land vestigen, op grond van de overgangsbepaling geen toegang tot de markt van de Unie krijgen indien zij de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 niet naleven. |
(5) |
Vanaf 31 december 2020, aan het einde van de overgangsperiode waarin het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (5) voorziet, kan de rentebenchmark London Interbank Offered Rate (Libor) niet langer worden aangemerkt als een cruciale benchmark uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011. De Financial Conduct Authority van het Verenigd Koninkrijk (FCA) kondigde in 2017 bovendien aan dat zij de panelbanken niet zou overtuigen of dwingen om na 2021 inputgegevens voor Libor aan te leveren. Nadien gedane aankondigingen door de FCA en de beheerder van Libor hebben het duidelijk gemaakt dat Libor waarschijnlijk tegen het einde van 2021 afgewikkeld zal zijn voor de meeste looptijden en valuta waarvoor Libor wordt berekend, terwijl de andere Libor-looptijden en -valuta zullen volgen in 2023. De stopzetting of afwikkeling van de Libor zou negatieve effecten kunnen sorteren die voor een aanzienlijke verstoring van de werking van financiële markten in de Unie kunnen zorgen. Er is een groot volume contracten die marktdeelnemers in de Unie raken en die betrekking hebben op schulden, leningen, termijndeposito’s, effecten en derivaten met allemaal een referentie aan de Libor, die aflopen na 31 december 2021 en die geen voldoende robuuste contractuele terugvalbepalingen bevatten wat betreft de stopzetting of de afwikkeling van de Libor als berekend voor de desbetreffende berekende valuta dan wel voor een aantal looptijden ervan. Over sommige van deze contracten, en sommige financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), kan niet vóór 31 december 2021 opnieuw worden onderhandeld om daarin een contractuele terugvalbepaling op te nemen. |
(6) |
Om te kunnen voorzien in de voortgezette gecontroleerde afwikkeling van uitstaande contracten die refereren aan een op grote schaal gebruikte benchmark waarvan de stopzetting negatieve effecten zou kunnen opleveren die de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk verstoren, en indien over dergelijke contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, niet opnieuw kan worden onderhandeld zodat deze een contractuele terugvalbepaling bevatten tegen het ogenblik dat die benchmark wordt stopgezet, moet een raamwerk worden vastgesteld voor de stopzetting of de gecontroleerde afwikkeling van die benchmarks. Dat raamwerk moet een mechanisme bevatten waarmee dergelijke contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, de transitie naar een aangewezen vervanging voor een benchmark kunnen maken. Een vervanging voor een benchmark moet ervoor zorgen dat niet-naleving van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden (“frustration”) die de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk verstoort, wordt vermeden. |
(7) |
Het ontbreken van een kader op het niveau van de Unie voor de stopzetting of de gecontroleerde afwikkeling van een benchmark zou kunnen leiden tot uiteenlopende regelgevingsoplossingen in de lidstaten, hetgeen ertoe zou leiden dat de belanghebbenden in de Unie worden blootgesteld aan de risico’s van rechtsonzekerheid en niet-nakoming van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Naast de omvang van de blootstelling aan dergelijke benchmarks van uitstaande contracten, en financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU kunnen de grotere kans op niet-nakoming van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden en het verhoogde risico op rechtsgeschillen de werking van de financiële markten aanzienlijk verstoren. In die buitengewone omstandigheden en om de betrokken systeemrisico’s aan te pakken is het noodzakelijk een geharmoniseerde aanpak vast te stellen voor de stopzetting of afwikkeling van bepaalde benchmarks die voor de Unie systeemrelevant zijn. Deze verordening laat de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot benchmarks die niet vallen binnen de werkingssfeer van de aan de Commissie verleende bevoegdheden, onverlet. |
(8) |
Op grond van Verordening (EU) 2016/1011 moeten onder toezicht staande entiteiten, anders dan benchmarkbeheerders, noodplannen hebben voor het geval een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden. Waar mogelijk moeten in deze noodplannen een of meer potentiële vervangingen voor benchmarks worden aangemerkt. Zoals blijkt uit de ervaring met de Libor, is het belangrijk dat er noodplannen worden opgesteld voor gevallen waarin een benchmark inhoudelijk verandert of niet langer wordt aangeboden. Bevoegde autoriteiten moeten erop toezien of aan die verplichting wordt voldaan, en het moet hun mogelijk zijn dit steekproefsgewijs te controleren. Daarom moeten onder toezicht staande entiteiten hun noodplannen en eventuele actualiseringen daarvan onmiddellijk beschikbaar houden, zodat zij ze desgevraagd onverwijld aan de bevoegde autoriteiten kunnen verstrekken. |
(9) |
Andere contracten dan financiële contracten als gedefinieerd in Verordening (EU) 2016/1011, of financiële instrumenten die niet vallen onder de definitie van financieel instrument van die verordening, maar die ook refereren aan benchmarks die worden stopgezet of afgewikkeld, zouden tevens de werking van de financiële markten in de Unie aanzienlijk kunnen verstoren. Veel entiteiten gebruiken dergelijke benchmarks, maar zij worden niet aangemerkt als onder toezicht staande entiteiten. Bijgevolg zouden de partijen bij dergelijke contracten en houders van dergelijke financiële instrumenten niet in aanmerking komen voor een vervanging voor een benchmark. Om de potentiële effecten op de marktintegriteit en de financiële stabiliteit zo veel mogelijk te beperken en bescherming tegen rechtsonzekerheid te bieden, moet het mandaat van de Commissie om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen van toepassing zijn op alle contracten, en financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, die onder het recht van een lidstaat vallen. Bovendien moet de aangewezen vervanging voor een benchmark gelden voor contracten die onder het recht van een derde land vallen maar waarvan de contractpartijen alle in de Unie zijn gevestigd, in gevallen waarin het contract aan de vereisten van deze verordening voldoet en het recht van dat derde land niet voorziet in een gecontroleerde afwikkeling van een benchmark. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1011 die niet worden gewijzigd door onderhavige verordening. |
(10) |
De wettelijke vervanging van een benchmark moet worden beperkt tot contracten, en tot financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, waarover vóór de datum van stopzetting van de betrokken benchmark niet opnieuw is onderhandeld. Wanneer gebruik wordt gemaakt van raamcontracten, is de aangewezen vervanging voor een benchmark alleen van toepassing op transacties die vóór de relevante vervangingsdatum zijn gesloten, ook al kunnen latere transacties technisch deel uitmaken van hetzelfde contract. Door de aanwijzing van de vervanging voor een benchmark mogen geen contracten of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU worden geraakt die reeds een geschikte contractuele terugvalbepaling bevatten waarin de definitieve stopzetting van een benchmark aan bod komt. |
(11) |
De vaststelling door de Commissie van een uitvoeringshandeling tot aanwijzing van een vervanging voor een benchmark de partijen bij een contract er niet van weerhouden ermee in te stemmen een andere vervanging voor die benchmark toe te passen. |
(12) |
Benchmarks en de desbetreffende contractueel overeengekomen terugvaltarieven zouden in de loop der tijd aanzienlijk en onverwacht van elkaar kunnen verschillen, waardoor zij niet langer dezelfde onderliggende economische realiteit zouden vertegenwoordigen en evenmin tot commercieel onaanvaardbare resultaten leiden. Dergelijke gevallen kunnen de aanzienlijke toename van de spread tussen de benchmark en het contractueel overeengekomen terugvaltarief in de loop der tijd omvatten, of situaties waarin de contractueel overeengekomen terugvalbepaling de basis van de benchmark wijzigt van een variabele rente naar een vaste rente. Aangezien deze kwestie zich in een aantal lidstaten kan voordoen, en in dergelijke gevallen vaak ook contractpartijen uit verschillende lidstaten zouden worden getroffen, moet deze kwestie op geharmoniseerde wijze worden aangepakt om rechtsonzekerheid, onnodige rechtszaken en bijgevolg mogelijke aanzienlijke negatieve effecten op de interne markt of gevolgen voor de financiële stabiliteit in afzonderlijke lidstaten of de Unie te vermijden. Bijgevolg moet de vervanging voor een benchmark die bij de uitvoeringshandeling is vastgesteld, onder bepaalde voorafgaande voorwaarden als een vervanging dienen wanneer de relevante nationale autoriteiten, bijvoorbeeld macroprudentiële autoriteiten, systeemrisicoraden of centrale banken, hebben vastgesteld dat de oorspronkelijk overeengekomen terugvalbepaling geen afspiegeling meer vormt van de economische realiteit die de benchmark die wordt stopgezet wordt geacht te meten of dat dergelijke bepaling een bedreiging zou kunnen vormen voor de financiële stabiliteit. De relevante nationale autoriteiten moeten een beoordeling uitvoeren wanneer zij in kennis worden gesteld van de mogelijke ongeschiktheid van een veel gebruikte terugvalbepaling door een of meer partijen die in hun belangen kunnen worden geraakt. Een dergelijke beoordeling dient evenwel niet per contract te worden uitgevoerd. De betrokken relevante nationale autoriteiten moeten de Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) van die beoordeling in kennis stellen. |
(13) |
De contractpartijen zijn verantwoordelijk voor het analyseren van hun contractuele regeling om te bepalen in welke situaties een contractuele terugvalbepaling van toepassing is. Indien uit de interpretatie van een contract of financieel instrument als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU blijkt dat de partijen niet van plan waren de definitieve stopzetting van een gekozen benchmark te regelen, moet de wettelijke vervanging voor een benchmark die overeenkomstig deze verordening is aangewezen, een veilige haven bieden om de definitieve stopzetting van die benchmark te regelen. |
(14) |
Aangezien de vervanging van een benchmark wijzigingen van contracten, of van financiële instrumenten als gedefinieerd in Richtlijn 2014/65/EU, die refereren aan dergelijke benchmarks zou kunnen vereisen wanneer die wijzigingen noodzakelijk zijn voor het praktische gebruik of de toepassing van een dergelijke vervanging voor een benchmark, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de overeenkomstige essentiële tot overeenstemming strekkende wijzigingen in de uitvoeringshandeling vast te stellen. |
(15) |
Voor benchmarks die door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 als cruciaal in één lidstaat zijn aangemerkt en indien de stopzetting of afwikkeling van een dergelijke benchmark de werking van financiële markten in die lidstaat aanzienlijk zou kunnen verstoren, moet de relevante bevoegde autoriteit overeenkomstig zijn nationale recht de nodige maatregelen nemen om dergelijke verstoring te voorkomen. |
(16) |
Wanneer een lidstaat toetreedt tot de eurozone en een daaruit voortvloeiend gebrek aan inputgegevens voor de berekening van een nationale benchmark de vervanging van die benchmark vereist, moet het voor die lidstaat mogelijk zijn te voorzien in de overgang van die nationale benchmark naar een vervanging voor die benchmark. In dat geval moet die lidstaat rekening houden met de status van consumenten als contractpartijen en ervoor zorgen dat zijn niet meer dan nodig negatief wordt getroffen door die overgang. |
(17) |
Teneinde bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen voor valuta’s van derde landen aan te wijzen als zijnde uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de vrijstelling van benchmarks voor contante wisselkoersen voor niet-inwisselbare valuta’s wanneer die benchmarks voor contante wisselkoersen worden gebruikt om de uitbetalingen te berekenen die voortvloeien uit niet-leverbare valutaderivatencontracten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(18) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen om alle referenties aan die benchmark te vervangen in contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, waarover niet opnieuw is onderhandeld tegen de datum waarop de uitvoeringshandeling van toepassing wordt. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8). Rechtszekerheid vereist dat de Commissie die uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefent na nauwkeurig omschreven triggerevents waaruit duidelijk blijkt dat het beheer en de publicatie van de te vervangen benchmark definitief zal worden stopgezet. |
(19) |
De Commissie mag haar uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefenen in situaties waarin, naar haar inschatting, de stopzetting of afwikkeling van de benchmark negatieve effecten kan opleveren die de werking van financiële markten of de reële economie in de Unie aanzienlijk zouden kunnen verstoren. Voorts mag de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefenen indien duidelijk is geworden dat de representativiteit van de betrokken benchmark niet valt te herstellen of dat de benchmark permanent zal worden stopgezet. |
(20) |
Alvorens haar uitvoeringsbevoegdheden uit te oefenen om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen, moet de Commissie een openbare raadpleging houden en rekening houden met aanbevelingen van relevante belanghebbenden en met name werkgroepen uit de particuliere sector die opereren onder het toezicht van overheidsinstanties of de centrale bank. Die aanbevelingen moeten zijn gebaseerd op uitgebreide openbare raadplegingen en bijzondere expertise over het meest geschikte vervangingstarief voor de rentebenchmark die wordt stopgezet. De Commissie moet ook rekening houden met de aanbevelingen van andere relevante belanghebbenden, waaronder de bevoegde autoriteit van de benchmarkbeheerder en de ESMA. |
(21) |
Ten tijde van de vaststelling van Verordening (EU) 2016/1011 was de verwachting dat derde landen tegen eind 2021 soortgelijke regelgevingsstelsels voor financiële benchmarks zouden vaststellen en dat het gebruik in de Unie door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen, zou worden gewaarborgd door gelijkwaardigheidsbesluiten van de Commissie of middels erkenning of bekrachtiging door bevoegde autoriteiten. Op dat vlak is echter maar beperkte vooruitgang geboekt. Het toepassingsgebied van het regelgevingsstelsel voor financiële benchmarks verschilt aanzienlijk tussen de Unie en derde landen. Om derhalve de soepele werking van de interne markt en de beschikbaarheid van benchmarks van derde landen voor gebruik in de Unie na het einde van de overgangsperiode te waarborgen, moet de Commissie uiterlijk op 15 juni 2023 een verslag indienen over de evaluatie van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, als gewijzigd bij onderhavige verordening, met bijzondere aandacht voor het effect ervan op het gebruik in de Unie van benchmarks van derde landen. De Commissie moet in dat verslag de gevolgen analyseren van het verstrekkende toepassingsgebied van dergelijke regelgeving voor beheerders en gebruikers van benchmarks in de Unie, ook met betrekking tot het voortgezette gebruik van benchmarks van derde landen. De Commissie moet beoordelen of Verordening (EU) 2016/1011 nog meer moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied ervan te beperken tot uitsluitend beheerders van slechts bepaalde soorten benchmarks of beheerders waarvan de benchmarks in de Unie op grote schaal worden gebruikt. |
(22) |
Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) is recent gewijzigd om voor marktdeelnemers te verduidelijken dat contracten die zijn gesloten of verlengd voordat clearing- of marginvereisten voor “over the counter” (otc)-derivatencontracten die refereren aan een benchmark (“legacycontracten”) toepasselijk worden, niet aan deze vereisten zullen worden onderworpen indien deze contracten worden gewijzigd met betrekking tot de benchmark waaraan zij refereren en indien die wijzigingen uitsluitend dienen om een vervanging voor een benchmark uit te voeren of de uitvoering ervan voor te bereiden of terugvalbepalingen in te voeren tijdens de overgang naar een nieuwe benchmark in het kader van een benchmarkhervorming. Benchmarkhervormingen vloeien voort uit internationaal gecoördineerde werkstromen en initiatieven ter hervorming van benchmarks om te voldoen aan de door de Internationale organisatie van effectentoezichthouders gepubliceerde internationale beginselen voor financiële benchmarks. Verordening (EU) 2016/1011 vereist dat onder toezicht staande entiteiten solide schriftelijke plannen opstellen en bijhouden waarin de maatregelen zijn vermeld die zij nemen indien een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden, en dat zij die plannen weergeven in de contractuele verhouding met klanten. Om de naleving van die verplichtingen door marktdeelnemers te vergemakkelijken en maatregelen van marktdeelnemers te ondersteunen ter versterking van de robuustheid van otc-derivatencontracten die refereren aan benchmarks die mogelijk aan hervormingen onderhevig zijn, moet Verordening (EU) nr. 648/2012 verder worden gewijzigd om te verduidelijken dat legacycontracten niet onderworpen zullen zijn aan clearing- of marginvereisten indien die contracten worden gewijzigd met als enig doel de benchmark waaraan zij refereren, te vervangen tegen de achtergrond van een benchmarkhervorming. Deze uitzondering is derhalve alleen van toepassing op contractuele wijzigingen die nodig zijn om een vervanging voor een benchmark ten uitvoer te leggen of de tenuitvoerlegging ervan voor te bereiden als gevolg van een benchmarkhervorming, of die noodzakelijk zijn om terugvalbepalingen met betrekking tot een benchmark in te voeren om de robuustheid van de desbetreffende contracten te versterken. Deze wijzigingen moeten dienen om de marktdeelnemers duidelijkheid te verschaffen en moeten het toepassingsgebied van de clearing- en marginverplichtingen met betrekking tot wijzigingen van otc-derivatencontracten voor andere doeleinden of met betrekking tot vervangingen of vernieuwingen, zoals wijzigingen van tegenpartijen, onverlet laten. |
(23) |
Verordeningen (EU) 2016/1011 en (EU) nr. 648/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(24) |
Gezien het feit dat de Libor vanaf 1 januari 2021 niet langer een cruciale benchmark in de zin van Verordening (EU) 2016/1011 zal zijn, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1011
Verordening (EU) 2016/1011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
In artikel 3 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
3) |
In Titel III wordt de titel van Hoofdstuk 2 vervangen door: “Rentevoetbenchmarks en benchmarks voor contante wisselkoersen”. |
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 18 bis Benchmarks voor contante wisselkoersen 1. De Commissie kan een benchmark voor contante wisselkoersen aanwijzen die door buiten de Unie gevestigde beheerders wordt beheerd, indien aan de twee volgende criteria is voldaan:
2. De Commissie houdt uiterlijk op 31 december 2022 een openbare consultatie om benchmarks voor contante wisselkoersen vast te stellen die aan de in lid 1 vastgestelde criteria voldoen. 3. De Commissie stelt uiterlijk op 15 juni 2023 in overeenstemming met artikel 49 een gedelegeerde handelingen vast om een lijst op te stellen van benchmarks voor contante wisselkoersen die aan de in lid 1 van dit artikel vastgestelde criteria voldoen. Wanneer dat noodzakelijk is, werkt de Commissie die lijst bij.”. |
5) |
In Titel III wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: “ Hoofdstuk 4 bis Wettelijke vervanging van een benchmark Artikel 23 bis Reikwijdte van de wettelijke vervanging van een benchmark Dit hoofdstuk is van toepassing op:
Artikel 23 ter Vervanging van een benchmark op grond van het Unierecht 1. Dit artikel is van toepassing op:
2. De Commissie kan een of meer vervangingen voor een benchmark aanwijzen, op voorwaarde dat een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:
3. Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel vervangt de vervanging voor een benchmark alle referenties aan die benchmark in contracten en financiële instrumenten als bedoeld in artikel 23 bis, indien die contracten en instrumenten:
4. Voor de toepassing van lid 3, onder b), wordt een terugvalbepaling ongeschikt geacht indien:
5. De vervanging van een benchmark die wordt overeengekomen als een contractueel terugvaltarief vormt geen afspiegeling meer of wijkt aanzienlijk af van de onderliggende markt of de economische realiteit die de benchmark die wordt stopgezet wordt geacht te meten, en zou een negatief effect kunnen hebben op de financiële stabiliteit, indien:
6. Voor de toepassing van lid 4, onder c), brengt de relevante nationale autoriteit de Commissie en de ESMA zonder onnodige vertraging op de hoogte van haar, in lid 5, onder a) bedoelde, beoordeling. Indien de beoordeling consequenties kan hebben voor entiteiten in meer dan één lidstaat, voeren de relevante autoriteiten van al die lidstaten de beoordeling gezamenlijk uit. 7. De lidstaten wijzen een relevante autoriteit aan die de beoordeling uit hoofde van lid 5, onder a) kan uitvoeren. De lidstaten brengen de Commissie en de ESMA uiterlijk op 14 augustus 2021 op de hoogte van de aanwijzing van de relevante autoriteiten. 8. De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoekprocedure, uitvoeringshandelingen vast om een of meer vervangingen voor een benchmark aan te wijzen indien een van de in lid 2 van dit artikel bedoelde gebeurtenissen zicht hebben voorgedaan. 9. Een in lid 8 bedoelde uitvoeringshandeling omvat het volgende:
10. Wanneer een in lid 8 bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, houdt de Commissie rekening met de beschikbare aanbevelingen inzake de vervanging voor een benchmark, de overeenkomstige tot overeenstemming strekkende wijzigingen en de spreadaanpassing die zijn aangebracht door de centrale bank die verantwoordelijk is voor het valutagebied waar de desbetreffende benchmark wordt afgewikkeld, of door de werkgroep voor alternatieve referentietarieven die onder toezicht van overheidsinstanties of de centrale bank werkt. Voordat zij de uitvoeringshandeling vaststelt, houdt de Commissie een openbare raadpleging en neemt zij de aanbevelingen van andere relevante belanghebbenden, met inbegrip van de voor de benchmarkbeheerder bevoegde autoriteit en de ESMA, in acht. 11. Niettegenstaande lid 5, onder c), van dit artikel is een vervanging voor een benchmark die door de Commissie wordt aangewezen overeenkomstig lid 2 van dit artikel niet van toepassing indien alle partijen of de vereiste meerderheid van de partijen bij een in artikel 23 bis bedoeld contract of financieel instrument al dan niet vóór of na de datum van toepassing van de in lid 8 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling zijn overeengekomen een andere vervanging voor een benchmark toe te passen. Artikel 23 quarter Vervanging van een benchmark op grond van het nationale recht 1. De nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het merendeel van de contribuanten gevestigd is, kan een of meer vervangingen aanwijzen voor een benchmark als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder b), op voorwaarde dat een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:
2. Indien een lidstaat een of meer vervangingen voor een benchmark aanwijst overeenkomstig lid 1, brengt de bevoegde autoriteit van die lidstaat de Commissie en de ESMA onmiddellijk daarvan op de hoogte. 3. De vervanging voor een benchmark vervangt alle referenties aan die benchmark in contracten en financiële instrumenten als bedoeld in artikel 23 bis, indien aan beide volgende voorwaarden is voldaan:
4. Een vervanging voor een benchmark die door een bevoegde autoriteit wordt aangewezen overeenkomstig lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien alle partijen of de vereiste meerderheid van de partijen bij een contract of financieel instrument als bedoeld in artikel 23 bis al dan niet voor of na de datum van toepassing van de desbetreffende nationaalrechtelijke bepaling zijn overeengekomen een andere vervanging voor een benchmark toe te passen.”. |
6) |
In artikel 28 wordt lid 2 vervangen door: “2. Onder toezicht staande entiteiten, anders dan een beheerder als bedoeld in lid 1, die een benchmark gebruiken, stellen solide schriftelijke plannen op en houden deze bij waarin de maatregelen zijn vermeld die zij nemen indien een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden. Waar mogelijk en passend, worden in die plannen een of meer alternatieve benchmarks aangewezen die als referentie kunnen worden gebruikt ter vervanging van benchmarks die niet meer worden aangeboden, waarbij wordt aangegeven waarom die benchmarks geschikte alternatieven zouden zijn. De onder toezicht staande entiteiten verstrekken de relevante bevoegde autoriteit op verzoek en zonder onnodige vertraging die plannen en alle actualiseringen en geven deze weer in hun contractuele verhouding met klanten.”. |
7) |
In artikel 29 wordt het volgende lid ingevoegd: “1 bis. Een onder toezicht staande entiteit mag ook de overeenkomstig artikel 23 ter of artikel 23 quater aangewezen vervanging voor een benchmark gebruiken.”. |
8) |
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
In artikel 51 wordt lid 5 vervangen door: “5. Tenzij de Commissie een in artikel 30, lid 2 of 3, bedoeld gelijkwaardigheidsbesluit heeft genomen, een beheerder overeenkomstig artikel 32 is erkend of een benchmark overeenkomstig artikel 33 is bekrachtigd, is het gebruik in de Unie door onder toezicht staande entiteiten van een benchmark van een derde land uitsluitend toegestaan voor financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en prestatiemetingen van een beleggingsfonds die reeds aan die benchmark refereren op 31 december 2023 of die vóór die datum een referentie aan die benchmark toevoegen. De eerste alinea is niet van toepassing op benchmarks die worden aangeboden door beheerders die zich tijdens de overgangsperiode vanuit de Unie in een derde land vestigen. De bevoegde autoriteit stelt de ESMA in kennis overeenkomstig artikel 35. De ESMA stelt een lijst op van benchmarks van derde landen, waarop de eerste alinea niet van toepassing is.”. |
10) |
In artikel 54 wordt lid 6 vervangen door: “6. Uiterlijk op 15 juni 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het toepassingsgebied van deze verordening, met name wat betreft het voortgezette gebruik door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen, en over mogelijke tekortkomingen van het huidige kader. In dat verslag wordt met name beoordeeld of deze verordening moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied ervan te beperken tot het aanbieden van bepaalde soorten benchmarks of tot het aanbieden van benchmarks die in de Unie op grote schaal worden gebruikt; het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel. 7. De Commissie is bevoegd om uiterlijk op 15 juni 2023 overeenkomstig artikel 49 een gedelegeerde handeling vast te stellen om de in artikel 51, lid 5, bedoelde overgangsperiode tot uiterlijk op 31 december 2025 te verlengen indien uit het in lid 6 van dit artikel bedoelde verslag blijkt dat anders het voortgezette gebruik in de Unie van bepaalde benchmarks van derde landen door onder toezicht staande entiteiten aanzienlijk zou worden belemmerd of dit een bedreiging voor de financiële stabiliteit zou vormen.”. |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 13 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt vervangen door:
“Artikel 13 bis
Wijzigingen van legacycontracten met het oog op de uitvoering van benchmarkhervormingen
1. Tegenpartijen kunnen de in artikel 11, lid 3, bedoelde risicobeheerprocedures blijven toepassen waarover zij op 13 februari 2021 beschikken met betrekking tot otc-derivatencontracten die niet door een CTP zijn gecleard en die zijn gesloten of verlengd vóór de datum waarop de verplichting om over risicobeheerprocedures te beschikken op grond van artikel 11, lid 3, in werking treedt, indien, na 13 februari 2021, die contracten vervolgens uitsluitend worden gewijzigd of verlengd om een referentiebenchmark te vervangen of een terugvalbepaling in verband met een benchmark waaraan in dat contract wordt gerefereerd in te voeren.
2. Contracten die zijn gesloten of verlengd vóór de datum waarop de clearingverplichting op grond van artikel 4 in werking treedt en die, na 13 februari 2021, vervolgens uitsluitend worden gewijzigd of verlengd om een referentiebenchmark te vervangen of een terugvalbepaling in verband met een benchmark waaraan in dat contract wordt gerefereerd in te voeren, worden niet om die reden onderworpen aan de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting.
3. De leden 1 en 2 zijn alleen van toepassing op otc-derivatencontracten waarvan de wijziging of verlenging:
a) |
noodzakelijk is met het oog op de vervanging van benchmarks in het kader van benchmarkhervormingen; |
b) |
de economische substantie of de risicofactor die door de referentie aan een benchmark van dergelijk contract wordt vertegenwoordigd, niet wijzigt, en |
c) |
geen andere wijzigingen omvat van juridische voorwaarden van dat contract die geen betrekking hebben op de benchmark waaraan wordt gerefereerd en het contract dus mogelijk zodanig wijzigen dat het daadwerkelijk als een nieuw contract moet worden beschouwd.”. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 februari 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D. M. SASSOLI
Voor de Raad
De voorzitter
A. P. ZACARIAS
(1) PB C 366 van 30.10.2020, blz. 4.
(2) PB C 10 van 11.1.2021, blz. 35.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 februari 2021.
(4) Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).
(5) PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.
(6) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(7) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(8) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(9) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).