EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016D0995

Besluit (EU) 2016/995 van de Commissie van 26 oktober 2015 betreffende steunmaatregel SA.24571 — 2009/C (ex C 1/09, ex NN 69/08) van Hongarije ten gunste van MOL Nyrt (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7324) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 162 van 21.6.2016, p. 22–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2016/995/oj

21.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 162/22


BESLUIT (EU) 2016/995 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2015

betreffende steunmaatregel SA.24571 — 2009/C (ex C 1/09, ex NN 69/08) van Hongarije ten gunste van MOL Nyrt

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7324)

(Slechts de tekst in de Hongaarse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Gezien het besluit van de Commissie om de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in te leiden ten aanzien van steunmaatregel SA.24571 (ex C 1/09, ex NN 69/08) (1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   ACHTERGROND

1.1.   Betrokken maatregelen

(1)

De algemene voorschriften met betrekking tot mijnbouwactiviteiten in Hongarije zijn vastgelegd in de mijnbouwwet van 1993 (2) (hierna „de mijnbouwwet” genoemd). De mijnbouwwet maakt onderscheid tussen winningsactiviteiten uitgeoefend krachtens twee verschillende rechtsinstrumenten: i) de concessie (3), en ii) de vergunning (4). In beide gevallen moet voor de winning van delfstoffen een winningsvergoeding worden betaald aan de overheid, waarvan het bedrag wordt vastgesteld als een percentage van de waarde van de gewonnen delfstoffen.

(2)

Op grond van de mijnbouwwet wordt het winningsrecht ingetrokken indien een winningsonderneming die de winningsvergunning heeft verkregen, niet binnen vijf jaar vanaf de datum van de vergunning begint met de winning. Overeenkomstig artikel 26 bis, lid 5, van de mijnbouwwet kan deze termijn echter worden verlengd bij overeenkomst tussen de mijnbouwautoriteit en de winningsonderneming. In dat geval moet de winningsonderneming een hogere vergoeding betalen dan die welke van toepassing was op het ogenblik van de oorspronkelijke aanvraag, maar niet meer dan 1,2-maal het aanvankelijke niveau.

(3)

Hungarian Oil & Gas Plc (Magyar Olaj- és Gázipari Nyrt.; hierna „MOL” genoemd) heeft meerdere vergunningen voor de winning van koolwaterstoffen verkregen. Aangezien MOL niet binnen vijf jaar na datum van de vergunningen is begonnen met de winning, heeft de bevoegde minister op 22 december 2005 een verlengingsovereenkomst met MOL gesloten (hierna „de overeenkomst van 2005” genoemd). De overeenkomst van 2005 voorzag in een verlengingsvergoeding die jaarlijks tot 2020 werd berekend op basis van de winningsvergoeding voor de oorspronkelijke vergunning van 12 % en een vermenigvuldigingsfactor tussen 1,020 en 1,050.

(4)

Op basis van de wijziging van de mijnbouwwet, die op 8 januari 2008 in werking is getreden, werd de winningsvergoeding voor vergunningen voor de winning van koolwaterstoffen verhoogd van 12 % tot 30 % van de waarde van de gewonnen delfstoffen (5) (hierna „de wijziging van de mijnbouwwet in 2008” genoemd). De verhoogde vergoeding was niet van toepassing op exploitanten die reeds beschikten over verlengde winningsvergunningen.

1.2.   Inleiding van de formele onderzoeksprocedure

(5)

Op 13 januari 2009 heeft de Commissie besloten om de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (6) (hierna „VWEU” genoemd) in te leiden ten aanzien van maatregelen van Hongarije die staatssteun zouden inhouden ten gunste van MOL. Het besluit van de Commissie van 13 januari 2009 betreffende zaak SA.24571 (ex C 1/09; ex NN 69/08) (hierna „het inleidingsbesluit” genoemd) werd op 28 maart 2009 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (7).

(6)

In het inleidingsbesluit uitte de Commissie haar twijfels over de vraag of de combinatie van door Hongarije genomen maatregelen heeft geleid tot een selectief voordeel ten gunste van MOL. De reeks maatregelen bestond uit twee elementen, namelijk de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008. Volgens de voorlopige beoordeling van de Commissie hebben de Hongaarse autoriteiten MOL bevoordeeld ten aanzien van haar concurrenten onder hetzelfde vergunningstelsel.

1.3.   Afsluiting van de formele onderzoeksprocedure

(7)

Bij Besluit 2011/88/EU (8) betreffende de door Hongarije toegekende steunmaatregel SA. 24571 (ex C 1/09; ex NN 69/08) ten gunste van MOL (hierna „het bestreden besluit genoemd”) heeft de Commissie geconcludeerd dat de maatregel ten voordele van MOL, namelijk de combinatie van de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008, moest worden aangemerkt als een staatssteunmaatregel die onverenigbaar met de interne markt is in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. De Commissie heeft Hongarije verzocht de steun terug te vorderen van MOL om de toestand op de markt vóór de steunverlening te herstellen (9).

1.4.   Arrest van het Gerecht van 12 november 2013 in zaak T-499/10, MOL/Commissie

(8)

Naar aanleiding van een beroep van MOL heeft het Gerecht in zijn arrest van 12 november 2013 in zaak T-499/10 (10) het bestreden besluit nietig verklaard op grond dat de selectiviteit van de maatregel niet was aangetoond.

(9)

Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de overeenkomst van 2005 niet selectief was. Het Gerecht heeft verklaard dat de Hongaarse autoriteiten, door de beoordelingsruimte, de gelijke behandeling van winningsondernemingen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, konden handhaven. Indien de omstandigheden los van een overeenkomst die geen staatssteun inhoudt, daarna veranderen zodat de partij bij deze overeenkomst zich in een begunstigde positie bevindt ten aanzien van andere ondernemingen die geen soortgelijke overeenkomst hebben gesloten, volstaat dit volgens het Gerecht bijgevolg niet om de overeenkomst en de latere wijziging van de omstandigheden die daarmee geen verband houden, te kunnen aanmerken als staatssteun.

1.5.   Arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2015 in zaak C-15/14 P, Commissie/MOL Nyrt

(10)

In zijn arrest van 4 juni 2015 in zaak C-15/14 P (11) bevestigde het Hof van Justitie het arrest van het Gerecht houdende nietigverklaring van het bestreden besluit.

(11)

In zijn arrest bevestigde het Hof de beoordeling van het Gerecht, namelijk dat de selectieve aard van de overeenkomst van 2005 niet is aangetoond en dat de combinatie van de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008 niet kon worden aangemerkt als één staatssteunmaatregel in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(12)

Het Hof benadrukte dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen de beoordeling van de selectiviteit van algemene vrijstellings- of aftrekregelingen die per definitie een voordeel verschaffen enerzijds, en van facultatieve bepalingen van nationaal recht die in aanvullende lasten voorzien anderzijds. In gevallen waarin de nationale autoriteiten aanvullende lasten opleggen om de gelijke behandeling van ondernemingen te handhaven, kan het simpele feit dat die autoriteiten beschikken over een zekere, in de wet afgebakende beoordelingsruimte — en niet een onbegrensde vrijheid — niet voldoende zijn om vast te stellen dat de corresponderende regeling selectief is.

(13)

Om de bovenstaande reden onderscheidt de onderhavige zaak zich volgens het Hof van de gevallen waarin de uitoefening van een dergelijke beoordelingsbevoegdheid verband houdt met de toekenning van een voordeel ten gunste van een bepaalde onderneming (12).

(14)

Voorts heeft het Hof verklaard dat het rechtskader waarbinnen de nationale autoriteiten aanvullende lasten opleggen om gelijke behandeling van ondernemingen te handhaven, alleen als selectief kan worden aangemerkt indien de nationale autoriteiten bij de uitoefening van hun beoordelingsruimte bepaalde ondernemingen zonder objectieve reden zouden begunstigen.

(15)

Het Hof heeft aangegeven dat er in de onderhavige zaak geen aanwijzingen waren dat de Hongaarse autoriteiten MOL een ongerechtvaardigde voorkeursbehandeling hebben gegeven bij de uitoefening van hun bevoegdheid om in geval van verlenging van de vergunning de winningsvergoedingen te verhogen (13).

(16)

Bijgevolg heeft het Hof geconcludeerd dat het rechtskader waarbinnen de verlengingsovereenkomsten zijn gesloten in de onderhavige zaak, niet als selectief kan worden beschouwd.

(17)

Met betrekking tot de combinatie van maatregelen die één staatssteunmaatregel vormt, heeft het Hof de rechtspraak aangehaald en verklaard dat één enkele steunmaatregel kan bestaan in een combinatie van maatregelen, op voorwaarde dat zij, gelet op hun chronologie en doeleinden alsook op de situatie waarin de onderneming zich bevond ten tijde van die maatregelen, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij onmogelijk afzonderlijk kunnen worden bezien (14).

(18)

In de onderhavige zaak heeft het Hof evenwel benadrukt dat de verhoging van de winningsvergoedingen die in 2008 van kracht werd, heeft plaatsgevonden in een context van mondiaal stijgende prijzen van ruwe olie, namelijk dat de staat zijn regelgevende bevoegdheid op objectief gerechtvaardigde wijze heeft uitgeoefend ten gevolge van een ontwikkeling op de markt. Voorts waren er geen aanwijzingen dat de overeenkomst van 2005 was gesloten vooruitlopend op de wijziging van 2008 (15).

(19)

Bijgevolg heeft het Hof geconcludeerd dat er geen chronologisch en/of functioneel verband was tussen de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008 waardoor deze kunnen worden beschouwd als één en dezelfde steunmaatregel.

2.   PROCEDURE

(20)

Gezien de nietigverklaring van het bestreden besluit door het Gerecht loopt de formele onderzoeksprocedure nog steeds. Noch het Gerecht, noch het Hof van Justitie was immers van oordeel dat het inleidingsbesluit van de procedure van de onderhavige zaak blijk geeft van een onjuiste opvatting. Daarom moet de Commissie een definitief besluit nemen om de door de EU-rechtbanken vastgestelde gebreken te herstellen.

3.   BEOORDELING

(21)

Volgens artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Deze voorwaarden zijn cumulatief. Indien aan een van de voorwaarden niet is voldaan, vormt de betrokken maatregel geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(22)

In de omstandigheden van de onderhavige zaak is het passend de beoordeling te beperken tot de voorwaarde van selectiviteit.

3.1.   Selectiviteit

(23)

Om als staatssteun te worden beschouwd, moeten maatregelen specifiek of selectief zijn in die zin dat zij alleen bepaalde ondernemingen of producties begunstigen.

(24)

Zoals beschreven in de overwegingen 12 en 13, vormt artikel 26 bis, lid 5, van de mijnbouwwet geen algemene vrijstellings- of aftrekregeling die aan bepaalde ondernemingen wordt verleend. Integendeel, het artikel stelt de Hongaarse autoriteiten in staat om een hogere verlengingsvergoeding op te leggen voor de verlenging van winningsvergunningen. Dezelfde voorwaarden gelden voor alle exploitanten in een feitelijk en juridisch vergelijkbare situatie.

(25)

Zoals beschreven in de overwegingen 14 en 15, zijn er geen aanwijzingen voor een ongerechtvaardigde voorkeursbehandeling van MOL door de Hongaarse autoriteiten ten aanzien van een andere exploitant die zich mogelijk in een vergelijkbare situatie kon bevinden. Het feit dat de Hongaarse autoriteiten bij de vaststelling van de verlengingsvergoeding beschikken over een bepaalde bij wet afgebakende, maar niet onbeperkte beoordelingsruimte, kan niet volstaan om aan te tonen dat het in artikel 26 bis, lid 5, van de mijnbouwwet vastgestelde rechtskader selectief is.

(26)

Wat de combinatie van effecten van de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008 betreft, merkt de Commissie op dat, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof, een enkele steunmaatregel kan bestaan in een combinatie van maatregelen, op voorwaarde dat zij, gelet op hun chronologie en doeleinden alsook op de situatie waarin de onderneming zich bevond ten tijde van die maatregelen, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij onmogelijk afzonderlijk kunnen worden bezien (16).

(27)

Zoals beschreven in overweging 18 zijn er in de onderhavige zaak echter geen aanwijzingen dat Hongarije bij de ondertekening van de overeenkomst van 2005 reeds voornemens was om de winningsvergunning nadien te verhogen ten koste van andere ondernemingen die reeds op de markt aanwezig waren op de datum waarop deze overeenkomst is ondertekend, of van nieuwe marktdeelnemers. De verhoging van de winningsvergoedingen op basis van de wijziging van de mijnbouwwet in 2008 heeft plaatsgevonden in een context van mondiaal stijgende prijzen.

(28)

Zoals beschreven in overweging 19, kunnen de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008, bij gebreke van een chronologisch en/of functioneel verband, niet worden beschouwd als één en dezelfde steunmaatregel.

3.2.   Conclusie van de beoordeling

(29)

Op basis van het voorgaande concludeert de Commissie dat de door Hongarije genomen reeks maatregelen, namelijk de verlengingsovereenkomst van 2005 en de daaropvolgende wijziging van de mijnbouwwet, niet selectief was ten aanzien van MOL.

(30)

Aangezien de reeks maatregelen bestaande uit de overeenkomst van 2005 en de daaropvolgende wijziging van de mijnbouwwet niet selectief is, hoeft niet te worden onderzocht of er is voldaan aan de andere voorwaarden voor staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

4.   CONCLUSIE

(31)

Gezien het bovenstaande leidt de herbeoordeling van de beweerde steun, waarop het inleidingsbesluit betrekking had, tot de conclusie dat de onderzochte maatregel ten gunste van MOL, namelijk de combinatie van de overeenkomst van 2005 en de wijziging van de mijnbouwwet in 2008, geen staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De combinatie van de vaste winningsvergoeding in de op 22 december 2005 gesloten verlengingsovereenkomst tussen de Hongaarse overheid en MOL Nyrt en de daaropvolgende wijzigingen van wet XLVIII van 1993 inzake de winning van delfstoffen vormt geen staatssteun aan MOL Nyrt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2015.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Lid van de Commissie


(1)  PB C 74 van 28.3.2009, blz. 63.

(2)  1993. évi XLVIII. Törvény a bányászatról (Wet Nr XLVIII van 1993 inzake de winning van delfstoffen).

(3)  Concessies hebben betrekking op zogenoemde „besloten gebieden”, die rijk aan delfstoffen en zeer waardevol worden geacht. Concessies worden door de bevoegde nationale autoriteit toegekend aan de succesvolle inschrijvers na een open aanbestedingsprocedure.

(4)  Vergunningen hebben betrekking op zogenoemde „open gebieden”, die minder rijk aan delfstoffen en minder waardevol worden geacht. De bevoegde nationale autoriteit is verplicht een vergunning af te geven indien de aanvrager voldoet aan de wettelijke voorwaarden.

(5)  Deze toename had betrekking op de velden die tussen 1 januari 1998 en 1 januari 2008 in productie waren gesteld.

(6)  PB C 115 van 9.5.2008, blz. 92.

(7)  Zie voetnoot 1.

(8)  Besluit 2011/88/EU van de Commissie van 9 juni 2010 betreffende de door Hongarije ten gunste van MOL Nyrt toegekende steunmaatregel C 1/09 (ex NN 69/08) (PB L 34 van 9.2.2011, blz. 55).

(9)  Het terug te vorderen bedrag was 28 444,7 miljoen HUF voor 2008 en 1 942,1 miljoen HUF voor 2009. Wat 2010 betreft, had Hongarije het terug te vorderen bedrag in verband met reeds voldane winningsvergoedingen op dezelfde wijze als voor 2008 en 2009 moeten berekenen, totdat de maatregel werd afgeschaft.

(10)  Arrest van het Gerecht van 12 november 2013, MOL/Commissie, T-499/10, ECLI:EU:T:2013:592.

(11)  Arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2015, MOL, C-15/14 P, ECLI:EU:C:2015:362.

(12)  Arrest in zaak C-15/14 P; zie voetnoot 11 hierboven; punten 64, 65 en 69.

(13)  Arrest in zaak C-15/14 P; zie voetnoot 11 hierboven; punten 66 en 69.

(14)  Arrest in zaak C-15/14 P; zie voetnoot 11 hierboven; punt 92.

(15)  Arrest in zaak C-15/14 P; zie voetnoot 11 hierboven; punten 96 en 98.

(16)  Gevoegde zaken C-399/10 P en C-401/10 P, Bouygues en Bouygues Télécom/Commissie e.a., ECLI:EU:C:2013:175, punten 103 en 104.


Top