This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32016D0151
Commission Decision (EU) 2016/151 of 1 October 2014 on the State aid SA.31550 (2012/C) (ex 2012/NN) implemented by Germany for Nürburgring (notified under document C(2014) 3634) (Text with EEA relevance)
Besluit (EU) 2016/151 van de Commissie van 1 oktober 2014 betreffende steunmaatregel SA.31550 (2012/C) (ex 2012/NN) van Duitsland ten gunste van de Nürburgring (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 3634) (Voor de EER relevante tekst)
Besluit (EU) 2016/151 van de Commissie van 1 oktober 2014 betreffende steunmaatregel SA.31550 (2012/C) (ex 2012/NN) van Duitsland ten gunste van de Nürburgring (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 3634) (Voor de EER relevante tekst)
PB L 34 van 10.2.2016, p. 1–67
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
10.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 34/1 |
BESLUIT (EU) 2016/151 VAN DE COMMISSIE
van 1 oktober 2014
betreffende steunmaatregel SA.31550 (2012/C) (ex 2012/NN) van Duitsland ten gunste van de Nürburgring
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 3634)
(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE
(1) |
Van 2002 tot 2012 heeft Duitsland een aantal steunmaatregelen ten gunste van de Duitse racebaan Nürburgring ten uitvoer gelegd, waaronder steunmaatregelen voor de aanleg van een recreatiepark, hotels en restaurants en voor de organisatie van formule 1-races. Het Nürburgring-complex was in eigendom van de overheidsbedrijven Nürburgring GmbH (hierna „NG” genoemd), Motorsport Resort Nürburgring GmbH („MSR”) en Congress- und Motorsport Hotel Nürburgring GmbH („CMHN”). |
(2) |
In juli 2010 verstrekte Eifelpark GmbH (hierna „Eifelpark” genoemd), de eigenaar van een pretpark in het Duitse Eifelgebied, de Commissie informatie over vermeende staatssteun voor de financiering van recreatievoorzieningen aan het racecircuit Nürburgring in het kader van het project „Nürburgring 2009”. In april 2011 ontving de Commissie van de Duitse motorsportvereniging „Ja zum Nürburgring e.V.” een tweede klacht over staatssteun. De vereniging uitte haar bezorgdheid over het feit dat het — naar verluidt verliesgevende — project „Nürburgring 2009” afbreuk deed aan de eigenlijke exploitatie van het circuit. |
(3) |
Bij schrijven van 21 maart 2012 (hierna „besluit van 21 maart 2012” genoemd) stelde de Commissie Duitsland in kennis van haar besluit om wegens de in deel 2 van het onderhavige besluit beschreven steunmaatregelen 1 tot en met 17 de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in te leiden (hierna „formele onderzoeksprocedure” genoemd) (2). Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregelen te maken. |
(4) |
Duitsland heeft op 15 mei 2012 aanvullende steunmaatregelen genomen (maatregelen 18 en 19), zoals beschreven in deel 2, en deze op 25 mei 2012 aangemeld bij de Commissie. Bij schrijven van 7 augustus 2012 (hierna „besluit van 7 augustus 2012” genoemd) stelde de Commissie Duitsland in kennis van haar besluit om de formele onderzoeksprocedure uit te breiden tot de nieuwe steunmaatregelen (4). Het besluit van de Commissie tot uitbreiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (5). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de aanvullende steunmaatregelen te maken. |
(5) |
Op 23 april 2012, 15 juni 2012, 18 juli 2012, 20 juli 2012, 17 augustus 2012, 7 september 2012 en 18 januari 2013 heeft de Commissie opmerkingen van Duitsland ontvangen. Met betrekking tot het besluit van 21 maart 2012 hebben negen betrokkenen de Commissie tussen 9 augustus 2012 en 18 oktober 2012 opmerkingen doen toekomen. Op 18 oktober 2012 en 23 oktober 2012 heeft de Commissie de opmerkingen doorgestuurd aan Duitsland. Op 15 november 2012 heeft Duitsland hierop geantwoord. Met betrekking tot het besluit van 7 augustus 2012 heeft de Commissie tussen 5 november 2012 en 30 november 2012 opmerkingen ontvangen van drie belanghebbenden. Op 3 december 2012 heeft de Commissie deze opmerkingen doorgestuurd aan Duitsland. Op 2 januari 2013 heeft Duitsland hierop geantwoord. |
(6) |
Op 29 januari 2013, 4 juni 2014 en 5 juni 2014 heeft de Commissie Duitsland om verdere inlichtingen verzocht. Duitsland heeft op 15 april 2013, 4 juni 2014 en 6 juni 2014 op deze verzoeken geantwoord. |
1.2. SURSEANCEPROCEDURE EN VERKOOP VAN ACTIVA
(7) |
Op 24 juli 2012 heeft het Amtsgericht (kantonrechter) Bad Neuenahr-Ahrweiler voorlopige surseance van betaling verleend aan de vennootschappen die eigenaar zijn van de Nürburgring (NR, MSR en CMHN). Ten slotte verleende het Amtsgericht op 1 november 2012 definitieve surseance („Insolvenzverfahren in Form der Eigenverwaltung”) aan die vennootschappen. Sindsdien wordt het beheer van NG, MSR en CMHN door een bewindvoerder in surseance („Eigenverwalter”) of saneerder („Sanierungsgeschäftsführer”) en een toezichthouder („Sachwalter”) waargenomen (hierna worden beiden aangeduid als „bewindvoerder”). De bewindvoerders zijn niet door instructies van de vennoten gebonden. NG, MSR en CMHN bleven tijdens de surseanceprocedure uitsluitend gebruikmaken van de financiële adviesdiensten van accountantskantoor KPMG AG (hierna „KPMG” genoemd), dat in hun opdracht de verkoop van hun activa organiseerde en verantwoordelijk was voor alle contacten met de bieders. |
(8) |
Sinds oktober 2012 voert de Commissie met Duitsland en de bewindvoerders overleg over de staatssteunrechtelijke problemen die uit de verkoop van de activa van NG, MSR en CMHN zouden kunnen voortvloeien. |
(9) |
Sinds 1 november 2012 wordt het gehele complex geëxploiteerd door Nürburgring Betriebsgesellschaft mbH (hierna „NBG” genoemd), een volledige dochteronderneming van NG, die door de bewindvoerders in het leven werd geroepen. NBG komt in de plaats van de voormalige exploitant Betriebsgesellschaft Nürburgring Automotive GmbH (hierna „NAG” genoemd) (6). |
(10) |
Tegen de achtergrond van de insolventie van NG, MSR en CMHN hebben de bewindvoerders vanaf mei 2013 werk gemaakt van de verkoop van de activa van die vennootschappen. Op 15 mei 2013 werd een inschrijvingsprocedure voor de verkoop van de activa ingeleid. Bij twee brieven van 23 mei 2013 hebben de diensten van de Commissie Duitsland en de bewindvoerders een advies doen toekomen inzake de verschillende mogelijkheden voor de verkoop van de activa die in overeenstemming zouden zijn met de staatssteunvoorschriften (7). |
(11) |
Duitsland heeft op 10 april 2013, 15 april 2013, 30 april 2013, 9 oktober 2013, 27 februari 2014 en — na de verzoeken om inlichtingen van de Commissie van 13 maart 2014, 23 mei 2014, 4 juli 2014 en 7 juli 2014 — op 23 april 2014, 26 mei 2014 en 10 juli 2014 inlichtingen verstrekt over de verkoop van de activa. Op 18 oktober 2012, 7 maart 2013, 11 oktober 2013 en 26 februari 2014 vonden in Brussel gesprekken plaats tussen de Commissie, Duitsland en de bewindvoerders. De Commissie heeft daarnaast verdere opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. |
(12) |
Op 23 december 2013 en 2 januari 2014 stuurden de vereniging „Ja zum Nürburgring e.V.” (hierna „klager nr. 1” genoemd) (8), respectievelijk de Duitse automobilistenorganisatie ADAC e.V., die had deelgenomen aan de inschrijvingsprocedure (hierna „klager nr. 2” genoemd), brieven aan de Commissie waarin zij stelden dat de lopende verkoop van de activa van de Nürburgring door de bewindvoerders in strijd was met de staatssteunvoorschriften. Op 4 februari 2014 verzocht klager nr. 1 de Commissie om opschorting van de verkoop en verstrekte hij nieuwe informatie. In antwoord op een brief van de Commissie van 13 januari 2014 stuurde Duitsland opmerkingen over de in het schrijven van de beide klagers van 10 februari 2014 vermelde vorderingen. Klager nr. 1 maakte op 8 juli 2014 verdere opmerkingen, waarop Duitsland op 14 juli 2014 reageerde. |
(13) |
Op 10 april 2014 diende [bieder 3], Inc. (hierna „klager nr. 3” of „[bieder 3]” genoemd), die deelnam aan de inschrijvingsprocedure, bij de Commissie een klacht in over de verkoopprocedure. Op 17 april 2014 diende de heer Meyrick Cox (hierna „klager nr. 4” genoemd), die behoorde tot het biedersconsortium [bieder 2] (hierna „[bieder 2]” genoemd, bestaand uit [bieder 2], European Capital Partners LLP, de heer Meyrick Cox, de heer Marcus Graf von Oeynhausen-Sierstorpff en Wadell & Reed, Inc.), bij de Commissie een klacht in over de verkoopprocedure. Deze klachten werden op 16 april 2014 respectievelijk op 17 april 2014 doorgestuurd naar Duitsland. Op 25 april 2014 gaf Duitsland zijn standpunt ten aanzien van de door klager nr. 4 ingediende klacht te kennen. Op 5 mei 2014 gaf Duitsland zijn standpunt ten aanzien van de door klager nr. 3 ingediende klacht te kennen. Op 19 mei 2014 voerde klager nr. 3 aanvullende argumenten aan. Op 22 mei 2014 deed Duitsland zijn opmerkingen over deze aanvullende argumenten toekomen aan de Commissie. Klager nr. 3 verstrekte op 23 mei 2014 aanvullende informatie, waarop Duitsland op 10 juli 2014 antwoordde; op aanvullende uiteenzettingen van klager nr. 3 van 16 juni 2014 en 7 juli 2014 reageerde Duitsland op 11 juli 2014. Op 29 juli, 20 augustus, 8 september en 12 september 2014 verstrekte Duitsland verdere inlichtingen, waarin het tevens inging op de opmerkingen van klagers nrs. 3 en 4 van 21 augustus, 3 september en 12 september 2014. Voorts vonden op 22 juli en 5 september 2014 in Brussel twee ontmoetingen plaats tussen de diensten van de Commissie en vertegenwoordigers van Duitsland, de bewindvoerders en KPMG. |
(14) |
Aangezien de formele onderzoeksprocedure mogelijk wordt afgesloten met een negatief besluit van de Commissie dat de terugvordering van de met de interne markt onverenigbare steun behelst, heeft Duitsland de Commissie verzocht te bevestigen dat een aan NG, MSR en CMHN opgelegde verplichting tot terugbetaling niet geldt voor de koper van de activa of een als exploitatiemaatschappij optredende dochteronderneming van die koper en dat de verplichting tot terugbetaling niet in de weg zal staan aan de exploitatie van de Nürburgring door NBG tijdens het seizoen 2014, d.w.z. het laatste seizoen voor de beoogde liquidatie van deze vennootschap. |
2. BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGELEN
2.1. DE STEUNVERLENERS
(15) |
Vijf entiteiten hebben subsidies verstrekt: 1) de deelstaat Rijnland-Palts (9) (hierna „de deelstaat” genoemd); 2) de Investitions- und Strukturbank Rheinland-Pfalz GmbH (hierna „ISB” genoemd), een bedrijf in eigendom van de deelstaat; 3) de Rheinland-Pfälzische Gesellschaft für Immobilien und Projektmanagement GmbH (hierna „RIM” genoemd), een volledige dochteronderneming van ISB; 4) de Landkreis (bestuursdistrict) Ahrweiler, en 5) NG (10). |
2.2. DE VERMEENDE BEGUNSTIGDEN
(16) |
Tot 30 april 2010 was NG eigenaar en exploitant van het Nürburgring-complex (11). |
(17) |
Op 1 mei 2010 werden de eigendomsverhoudingen en de exploitatie van het Nürburgring-complex geherstructureerd. NG bleef eigenaar van het racecircuit en het pretpark en verwierf via een deelneming van 93,3 % in MSR (12) de indirecte eigendom van de horecabedrijven en werd voor 93,3 % eigenaar van CMHN (13) (MSR en CMHN bleven directe eigenaars van de horecabedrijven). De exploitatie van het circuit, het pretpark en de horecabedrijven werd middels een bedrijfshuurovereenkomst overgedragen aan NAG (14) (zie maatregel 10) (15). |
(18) |
Zoals vermeld hebben de begunstigden NG, MSR en CMHN surseance van betaling aangevraagd. Verdere begunstigden die surseance hebben aangevraagd, zijn IPC Gesellschaft für internationale Projektcoordination mbH (hierna „IPC” genoemd) (16), Weber Projektierungs- und Realisierungs GmbH (hierna „Weber” genoemd) (17) en Cash Settlement and Ticketing GmbH (hierna „CST” genoemd) (18). |
(19) |
De begunstigden die hun bedrijfsactiviteiten voortzetten en geen surseance hebben aangevraagd, zijn het bedrijf Mediinvest GmbH, dat inmiddels is omgedoopt tot Return Projektmanagement GmbH (hierna „Mediinvest” genoemd) (19), Geisler & Trimmel General Contractor GmbH (hierna „Geisler & Trimmel” genoemd) (20), NAG en Fahrsicherheitszentrum am Nürburgring GmbH & Co. KG (hierna „FSZ” genoemd) (21). De niet meer bestaande begunstigden van de steun zijn Erlebnispark Nürburgring GmbH & Co. KG (hierna „EWN” genoemd) (22), Motorsport Akademie Nürburgring GmbH & Co. KG (hierna „MAN” genoemd) (23), Test & Training International GmbH (hierna „TTI” genoemd) (24), Bike World Nürburgring GmbH (hierna „BWN1” genoemd) (25), BikeWorld Nürburgring Besitz (hierna „BWNB” genoemd), BikeWorld Nürburgring GmbH (hierna „BWN2” genoemd), Camp 4 Fun GmbH & Co. KG (hierna „Camp4Fun” genoemd) (26) en MI-Beteiligungs- und Verwaltungs GmbH (hierna „MIB” genoemd) (27). |
2.3. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN
(20) |
Deze onderzoeksprocedure heeft betrekking op de financiering van de aanleg en de exploitatie van de faciliteiten op het circuit en de toeristische faciliteiten vóór aanvang van het project „Nürburgring 2009”, de aanleg van al deze faciliteiten in het kader van het project „Nürburgring 2009” en de organisatie van formule 1-races. Met het project „Nürburgring 2009” moest het circuit worden uitgebreid met verschillende attracties om het gedurende het gehele jaar aantrekkelijker te maken. Het project „Nürburgring 2009” bestond uit onderdeel I (hoofdzakelijk tribune- en recreatiefaciliteiten) en onderdeel II (hoofdzakelijke horecafaciliteiten) (28). |
a) Maatregelen die onder het besluit van 21 maart 2012 vallen
(21) |
Maatregel 1 (beschikbaarstelling van kapitaal door de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler aan NG in de vorm van inbreng in de kapitaalreserve en kapitaalverhoging): In de vorm van een inbreng in de kapitaalreserve (29) kende de deelstaat aan NG op 1 mei 2002 een bedrag van 2 179 000 EUR (30) toe en op 21 december 2004 een bedrag van 22 839 241 EUR (31). Daarnaast verhoogden de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler het kapitaal van NG op 31 augustus met 4 887 000 EUR (32) en op 4 september 2007 met 10 000 000 EUR. In totaal vulden de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler het kapitaal van NG in de periode 2002-2007 aan met een bedrag van 39 905 241 EUR. |
(22) |
Maatregel 2 (aandeelhoudersleningen door NG aan haar dochterondernemingen verstrekt vóór aanvang van het project „Nürburgring 2009”): onafhankelijk van het project „Nürburgring 2009” verstrekte NG aan haar dochterondernemingen de in de tabellen 1 tot en met 4 vermelde aandeelhoudersleningen voor in totaal 11 176 953,14 EUR. Er werd een rentepercentage van 6 % overeengekomen; er werden geen zekerheden gesteld. Tabel 1 Aandeelhoudersleningen door NG verstrekt aan EWN, FSZ, MAN, TTI en Camp4Fun
Tabel 2 Leningen door NG aan BWNB verstrekt vóór de naamswijziging van BWNB
Tabel 3 Leningen door NG aan BWN1 verstrekt vóór de fusie met BWNB
Tabel 4 Leningen door NG aan BWN2 verstrekt vóór de fusie met BWNB en de naamswijziging van BWNB
|
(23) |
Maatregel 3 (leningen door de deelstaat uit de liquiditeitspool verstrekt aan NG): Deze maatregel behelst leningen die de deelstaat uit zijn zogenaamde liquiditeitspool (38) aan NG heeft verstrekt. In verband met de formule 1-evenementen en het project „Nürburgring 2009” (39) neemt NG sinds 2003 respectievelijk 2008 deel aan de liquiditeitspool van de deelstaat (40). ISB neemt eveneens deel aan de liquiditeitspool. De liquiditeitspool is erop gericht een optimale liquiditeit binnen de verschillende holdings, stichtingen en overheidsondernemingen van de deelstaat te waarborgen. De deelname van de verschillende ondernemingen en stichtingen aan de liquiditeitspool berust op een overeenkomst tussen de afzonderlijke ondernemingen of stichtingen en het ministerie van Financiën van de deelstaat. Indien de vraag naar liquide middelen binnen de pool hoger is dan het beschikbare bedrag aan middelen, wordt het liquiditeitstekort voor korte tijd via de kapitaalmarkt gefinancierd. In de periode 30 juni 2003 tot 11 mei 2010 verstrekte de deelstaat NG leningen ten bedrage van in totaal 399 805 370 EUR (met inbegrip van de leningen ten belope van 53 443 493 EUR die de deelstaat NG tussen 30 juni 2003 en 30 juni 2009 voor formule 1-evenementen heeft verstrekt en de leningen ten belope van 170 miljoen EUR die de deelstaat NG in de periode 23 juni 2008 tot 30 juni 2010 heeft verstrekt voor het project „Nürburgring 2009” (41). NG is de begunstigde van de steun. Tabel 5 geeft een gedetailleerd overzicht. Tabel 5 Leningen door de deelstaat uit de liquiditeitspool verstrekt aan NG (42)
|
(24) |
Maatregel 4 (lening van NG aan MSR): In verband met het project „Nürburgring 2009” verstrekte NG op 27 december 2007 een lening ten bedrage van 300 000 EUR aan MSR, tegen een rente van 7 %. Er werden geen zekerheden gesteld. |
(25) |
Maatregel 5 (lening, patronaatsverklaring en achterstelling van NG ten gunste van CST): Voor de periode 27 augustus 2008 tot 18 april 2011 verstrekte NG aan CST een lening ten bedrage van in totaal 11 032 060 EUR tegen een rente van 6 % (43). Tabel 6 Leningen door NG aan CST verstrekt
|
(26) |
Om insolventie van CST af te wenden, gaf NG op 23 december 2009 een tot 31 december 2011 geldige patronaatsverklaring af ten gunste van CST. CST heeft een beroep gedaan op deze patronaatsverklaring. Daarin verplicht NG zich er tegenover CST toe de nodige maatregelen te treffen om insolventie van CST te voorkomen. Op 13 december 2010 verklaarde NG tegenover CST haar vorderingen ten bedrage van 10,4 miljoen EUR achter te stellen. |
(27) |
Maatregel 6 (betaling van vergoedingen door NG aan IPC en lening aan MSR via PNG): In de periode 2006-2008 ontving IPC van NG in totaal 640 000 EUR als vergoeding voor door haar verleende diensten bij het zoeken naar particuliere investeerders. Bovendien verstrekte NG op 15 oktober 2008 een lening ten belope van 3 miljoen EUR aan Pinebeck Nürburgring GmbH (hierna „PNG” genoemd), tegen een rente van 6 %. Op 15 oktober 2008 gebruikte PNG deze lening om MSR een lening ten belope van 3 miljoen EUR te verstrekken tegen een rente van 6 %, waarbij door PNG slechts een bedrag van 2 941 000 EUR als lening werd uitbetaald (44). Beide leningen werden gewaarborgd door ten gunste van NG gestelde zekerheden ter waarde van 3 miljoen EUR. |
(28) |
Maatregel 7 (afstand van vorderingen door MIB aan NG): Op 17 april 2009 cedeerde MIB haar uit leningen voortvloeiende schuldvorderingen op CST ten belope van 1 476 830,88 EUR (45) aan NG. Voor deze leningen betaalde NG een bedrag van 1 476 830,88 EUR aan MIB. Hierdoor konden de vorderingen van MIB volledig door NG worden voldaan, terwijl NG op haar beurt schuldeiser van CST werd (46). |
(29) |
Maatregel 8 (lening van ISB aan NG, MSR en CMHN): Om financieringskosten te besparen en de financiering op lange termijn te garanderen, werden de financieringsovereenkomsten op 28 juli 2010 volledig geherstructureerd. De verplichtingen jegens de liquiditeitspool van de deelstaat (maatregel 3), een lening ten belope van […] EUR van de Bank für Tirol und Vorarlberg AG aan CMHN (47), een lening ten bedrage van […] EUR van Kreissparkasse Ahrweiler aan MSR (48) en de leningen ten belope van 85 512 000 EUR, die RIM via haar derdenbelangen in Mediinvest aan MSR had verstrekt, alsook de daaropvolgende leningen van Mediinvest aan MSR (maatregel 11) werden samengevoegd tot één enkele lening ten bedrage van 325 265 000 EUR, die door ISB op grond van een kredietopdracht van de deelstaat aan NG, MSR en CMHN werd verstrekt (49). De herstructurering van de desbetreffende financieringsovereenkomsten vormt een aparte maatregel naast de onderliggende leningen. Een en ander resulteert in een nieuwe lening aan NG, MSR en CMHN. De lening is opgesplitst in vier tranches. Tranche 1 ten belope van 96 574 200 EUR ten gunste van NG voor infrastructuur, tranche 2 ten belope van 113 590 800 EUR ten gunste van NG voor overige investeringen (50), tranche 3 ten belope van 92 000 000 EUR ten gunste van MSR voor overige investeringen en tranche 4 ten belope van 23 100 000 EUR ten gunste van CMHN voor overige investeringen. Tranche 1 was bestemd voor investeringen in faciliteiten op de Nürburgring en werd rentevrij verstrekt. De tranches 2 tot en met 4 zijn bedoeld voor maatregelen ter bevordering van het toerisme (zie tabel 7). Voor de ISB-lening werden zekerheden gesteld in de vorm van hypotheken ter waarde van 93 658 000 EUR, waarbij de voor de tranches 2 tot en met 4 gestelde zekerheden voorrang hebben boven die voor tranche 1. In tabel 7 zijn de voorwaarden van de ISB-lening en de geldende basisrentepercentages vermeld. Tabel 7 Financieringsvoorwaarden van de ISB-lening
|
(30) |
Maatregel 9 (garantieverklaring van de deelstaat tegenover ISB inzake maatregel 8: lening van ISB aan NG, MSR en CMHN): Op 28 juli 2010 gaf de deelstaat tegenover ISB een onvoorwaardelijke en onherroepelijke garantie- en vrijstellingsverklaring af (volledige dekking van de verplichtingen) over de nakoming door NG, MSR en CMHN van alle uit de ISB-lening voortvloeiende verplichtingen. NG, noch MSR of CMHN heeft voor deze garantie een vergoeding betaald. NET als de ISB-lening (maatregel 8) heeft de garantieverklaring zowel betrekking op de faciliteiten op de Nürburgring als op de maatregelen ter bevordering van het toerisme. |
(31) |
Maatregel 10 (verpachting van het Nürburgring-complex aan NAG): In het kader van de herstructurering van 2010 hebben NG, EWN, Nürburgring Adventure GmbH (52), Camp4Fun, MSR en CMHN het circuit, het pretpark en andere faciliteiten met ingang van 1 mei 2010 voor een periode van 20 jaar (53) aan NAG (54) verpacht. Hierbij werd geen openbare inschrijving (aanbestedingsprocedure) uitgevoerd. De verpachting had betrekking op de faciliteiten en de exploitatie van de Nürburgring en de maatregelen ter bevordering van het toerisme. De organisatie van formule 1-races was echter voorwerp van een aparte concessieovereenkomst (maatregel 17) en maakte derhalve geen deel uit van de pachtovereenkomst. De minimumpachtsom per jaar werd als volgt vastgesteld: voor de periode 1 mei 2010 tot en met 30 april 2011: 0 EUR; voor de periode 1 mei 2011 tot en met 30 april 2012: 5 miljoen EUR, voor de periode 1 mei 2011 tot en met 30 april 2013: 11,5 miljoen EUR mits technische tekortkomingen van de faciliteiten uiterlijk op 30 april 2012 zijn verholpen, en zo niet: 10 miljoen EUR, en voor de periode vanaf 1 mei 2013: 15 miljoen EUR (55). Tijdens de periode 1 mei 2010 tot en met 31 oktober 2012 betaalde NAG pacht ten bedrage van […] EUR (56). De pachtovereenkomst werd door de op 27 november 2012 tussen NG, MSR, CMHN, CST en NBG en de toezichthouder, enerzijds, en door NAG, Mediinvest en andere ondernemingen, anderzijds, gesloten dading met terugwerkende kracht met ingang van 31 oktober 2012 beëindigd. |
(32) |
Maatregel 11 (leningen van RIM aan MSR met tussenkomst van Mediinvest en, in één geval, PNG): Tussen 29 mei 2008 en 7 juli 2009 verstrekte RIM aan Mediinvest elf leningen ten belope van in totaal 85 512 000 EUR in de vorm van derdenbelangen, die bestemd waren voor de financiering van onderdeel II (Hotels) van het project „Nürburgring 2009” (57). In dezelfde periode heeft Mediinvest, die als intermediair tussen RIM (de verstrekkende instantie) en MSR (de begunstigde) optrad, deze middelen gebruikt om MSR leningen tegen een hogere rente te verstrekken (zie hieronder) (58). Voor de derdenbelangen werd naast een vaste rente een variabele rente van 2 % overeengekomen, die ofwel afhankelijk was van de verkoopsom van de deelneming van Mediinvest in MSR of van de door MSR over 2009 behaalde winst. Voorts werden zekerheden gesteld. Tabel 8 geeft een overzicht van de derdenbelangen. Tabel 8 Derdenbelangen van RIM in Mediinvest
|
(33) |
Tussen 27 mei 2008 en 7 juli 2009 verstrekte Mediinvest aan MSR negen leningen ten bedrage van in totaal EUR 75 484 000 EUR tegen een rente van 7 % (respectievelijk 5,1 % vanaf 1 november 2009); voor deze leningen werden geen zekerheden gesteld. Tabel 9 geeft een overzicht van de derdenbelangen. Tabel 9 Leningen van Mediinvest aan MSR
|
(34) |
Bovendien verstrekte Mediinvest op 12 november 2008 een lening van 10 miljoen EUR aan PNG, tegen een rente van 6 % (tot en met 31 december 2009). PNG verstrekte op diezelfde dag een lening van hetzelfde bedrag en tegen hetzelfde rentepercentage aan MSR. |
(35) |
Maatregel 12 (garantieverklaring van de deelstaat ten opzichte van ISB inzake maatregel 11: derdenbelangen van RIM in Mediinvest): In verband met de lening van ISB aan RIM, die door RIM voor leningen aan Mediinvest werd gebruikt (maatregel 11), heeft de deelstaat aan ISB een garantie afgegeven voor de nakoming van de betalingsverplichtingen ten bedrage van 140 miljoen EUR (volledige dekking van de verplichtingen) (59). Voor de garantie werd geen vergoeding betaald. Naar het oordeel van de Commissie is MSR de begunstigde van de betrokken maatregel, aangezien deze onderneming ook de begunstigde van maatregel 11 is. |
(36) |
Maatregel 13 (inkomsten uit een casinoheffing, die door de deelstaat aan NG zijn toegewezen): In februari 2009 werd de casinowet van Rijnland-Palts dusdanig gewijzigd dat een deel van de inkomsten uit een casinoheffing aan NG konden worden toegewezen. De overgedragen belastinginkomsten waren bestemd voor de bevordering van het toerisme. Op 29 december 2009 werd een bedrag van 1,6 miljoen EUR, op 29 oktober 2010 een bedrag van 3,2 miljoen EUR en op 29 maart 2011 opnieuw 3,2 miljoen EUR, d.w.z. in totaal een bedrag van 8 miljoen EUR overgemaakt. |
(37) |
Maatregel 14 (aandeelhoudersleningen van de deelstaat aan NG en achterstelling ten gunste van het project „Nürburgring 2009”): Voor de voorbereiding en uitvoering van het project „Nürburgring 2009” ontving NG van de deelstaat de volgende renteloze leningen zonder vaste looptijd: 20 miljoen EUR op 21 augustus 2007, 10 miljoen EUR op 22 december 2009, 4,65 miljoen EUR op 28 december 2010 en 3,2 miljoen EUR op 26 april 2011 (60). Daarnaast verstrekte de deelstaat op 9 december 2011 een verdere lening ten bedrage van 4,95 miljoen EUR aan NG. Bovendien gaf de deelstaat op 29 augustus 2007 een achterstellingsverklaring af voor het volledige bedrag van de lening van 20 miljoen EUR, teneinde insolventie van NG te voorkomen. |
(38) |
Maatregel 15 (overdracht van de aandelen van Mediinvest en Geisler & Trimmel in MSR aan NG en van die van Weber aan RIM): Bij aandelenkoopovereenkomst van 25 maart 2010 werden de vennootschapsaandelen van Mediinvest (49,5 %) en Geisler & Trimmel (33,8 %) in MSR overgedragen aan NG, die reeds een aandeel van 10 % bezat. Het door Weber aangehouden aandeel in MSR (6,7 %) werd bij diezelfde overeenkomst overgedragen aan RIM. De aankoopprijs bedroeg per vennootschapsaandeel 1 EUR (d.w.z. in totaal 3 EUR) (61). |
(39) |
Maatregel 16 (aandeelhouderslening en subsidie van de deelstaat aan NG voor formule 1-race-evenementen): Voorts verstrekte de deelstaat op 11 januari 2011 een renteloze lening zonder vaste looptijd ten bedrage van 40 405 000 EUR aan NG ter compensatie van verliezen uit formule 1-evenementen, die tussentijds uit de liquiditeitspool werd gefinancierd. Bovendien stelde de deelstaat in juli 2011 een subsidie van 13,5 miljoen EUR ter beschikking voor de organisatie van de formule 1-race-evenementen in 2011. |
(40) |
Maatregel 17 (concessieovereenkomst voor formule 1): Op 13 december 2010 sloten NG en NAG een concessieovereenkomst inzake de organisatie van formule 1-race-evenementen (62). Bij deze concessieovereenkomst draagt NG de organisatie van de formule 1-race-evenementen over aan NAG en verplicht zij zich tot betaling van een vergoeding daarvoor (63). Volgens Duitsland zou NAG op grond van deze overeenkomst financiële middelen ontvangen, die niet zouden worden aangerekend bij de vaststelling van de pachtsom in het kader van de tussen NG en NAG gesloten pachtovereenkomst. Er zijn echter geen middelen overgedragen tussen NG en NAG. Op grond van de op 27 november 2012 tussen NG, MSR, CMHN, CST en NBG en de toezichthouder, enerzijds, en door NAG, Mediinvest en andere ondernemingen, anderzijds, gesloten dading werd de concessie beëindigd. |
b) Maatregelen die onder het besluit van 7 augustus 2012 vallen
(41) |
Maatregel 18 (verlening van uitstel van rentebetalingen over een ISB-lening aan NG, MSR en CMHN): Op 15 mei 2012 verleende ISB uitstel van betaling van rente ten belope van 2,98 miljoen EUR, die op 30 april 2012 verschuldigd was, tot 15 november 2012 (met inbegrip van uitstel van betaling voor de compensatie ten belope van 48 913,78 EUR voor de niet-benutting van een deel van de lening). Voor de opgeschorte betalingen werd een rente op jaarbasis van 8,17 % in rekening gebracht. De renteverplichtingen waarvoor uitstel van betaling werd verleend, was als volgt verdeeld over de afzonderlijke vennootschappen: 1,473 miljoen EUR voor NG, 1,205 miljoen EUR voor MSR en 303 000 EUR voor CMHN. |
(42) |
Maatregel 19 (achterstelling en vrijstellingsverklaring): Op 15 mei 2012 gaf de deelstaat een verklaring af waarin hij instemde met de achterstelling van leningen tot een bedrag van maximaal 254 miljoen EUR die onderdeel vormden van de leningen ten bedrage van 325 265 000 EUR die ISB aan NG, MSR en CMHN had verstrekt (maatregel 8). Met betrekking tot de aflossing van deze leningen vanaf 2014 verklaarde de deelstaat op 15 mei 2012 bovendien dat NG, MSR en CMHN zouden worden vrijgesteld van hun betalingsverplichtingen en dat de deelstaat zijn aan ISB afgegeven garantie gestand zou doen ingeval die vennootschappen hun verplichtingen niet zouden kunnen nakomen (maatregel 9). |
2.4. GRONDEN VOOR HET INLEIDEN EN UITBREIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE
(43) |
De Commissie is in haar besluiten van 21 maart 2012 en 7 augustus 2012 tot de voorlopige conclusie gekomen dat alle 19 maatregelen staatssteun vormden, en uitte twijfel over de verenigbaarheid van die maatregelen met het VWEU. |
2.5. INSCHRIJVINGSPROCEDURE EN VERKOOP VAN DE ACTIVA
(44) |
Op 14 mei 2013 werd de opening van de inschrijvingsprocedure aangekondigd via een persmededeling van de bewindvoerder. Op 15 mei 2013 publiceerde KPMG een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in de Financial Times en het Handelsblatt en op de website van de Nürburgring. In het kader van de inschrijvingsprocedure onderhield KPMG namens de verkopers contact met rond 300 investeerders. De gegadigden werd verzocht om blijken van belangstelling in te dienen (rond 70 ondernemingen toonden belangstelling). Nadat zij een reeks documenten over de Nürburgring hadden ontvangen, werd hun verzocht om uiterlijk op 26 september 2013 een indicatief bod uit te brengen. Bij schrijven van 19 juli 2013 deden de verkopers de volgende mededeling aan alle belangstellende investeerders: „All parties that intend to participate in next stage of the process are invited to submit an Indicative Offer by 5:00 pm (CET) on 12 september 2013. Offer handed in after the deadline will also be considered” (64). De genoemde uiterste datum van 12 september 2013 voor het indienen van een indicatief bod werd bij schrijven van 12 september 2013 verlengd tot 26 september 2013. „The Vendors have decided to extend the deadline for Indicative Offers, in order to enable potential investors to complete their analysis of the provided material. The updated deadline now ends at 5 p.m. CET on 26 september 2013. Offers handed in after the deadline will also be considered” (65). Bij schrijven van 17 december 2013 hebben de verkopers de uiterste datum voor het indienen van bevestigende biedingen verlengd van 11 december 2013 tot 17 februari 2014. „In order to enable potential investors to complete their analysis of the provided information material and to provide a final offer that fully reflects the value potential of the Nürburgring, the timeline which used to end at 5 p.m. CET on 11 december 2013 now ends at 5 p.m. CET on 17 February 2014. For the sake of clarity, offers handed in after that timeline will, in principle, also be considered provided that the terms of the offer qualify for the further process. Any disadvantage caused by the delay will not be compensated for and will have to be fully borne by the investor. Please note that the Vendors may choose the parties which will qualify for the further process shortly after the updated timeline ends.” (66) |
(45) |
De bewindvoerders hebben met het oog op de verkoop van de activa van NG, MSR en CMHN besloten de volgende structureringsmaatregelen te nemen en hebben deze vervolgens uitgevoerd. |
(46) |
Ten behoeve van de inschrijvingsprocedure werden de activa van NG, MSR en CMHN onderverdeeld in 11 kavels (67). In de gepubliceerde oproep tot het indienen van blijken van belangstelling wordt het volgende meegedeeld: „The Vendors intend to sell the assets to one or more investors (,Project RING'). Investors will have the opportunity to acquire all assets, defined asset clusters (,„Proposed Asset Clusters”) or individual assets. The Proposed Asset Clusters have been defined based on the separability of assets and related costs. It is intended that the transaction will be structured as an asset deal. All third party and financing liabilities will remain with the insolvent legal entities allowing a new start on a clean balance sheet.” [vert.: „De verkopers zijn voornemens de activa van de Nürburgring aan een of meer investeerders te verkopen („project RING”). Investeerders hebben de mogelijkheid om alle activa, bepaalde groepen activa („voorgestelde kavels”) of afzonderlijke activa te verwerven. De kavels zijn rekening houdend met een mogelijke opsplitsing van de activa en de daarmee verbonden kosten ingedeeld. De transactie zal worden gestructureerd als asset deal. Alle financieringsverplichtingen en verbintenissen jegens derden blijven bij de insolvente rechtspersonen. De transactie maakt aldus een doorstart mogelijk op basis van een opgeschoonde balans.”] (68) Voorts werd in de procedurebrief van 19 juli 2013 aan de belangstellende investeerders het volgende vermeld: „Investors will have the opportunity to acquire the assets of the Vendors in either their entirety, or in defined asset clusters („Proposed Asset Clusters”), or in individual assets. Proposed Asset Clusters have been defined based on the severability of assets of the Nürburgring and related costs.” [vert.: „Investeerders hebben de mogelijkheid om alle activa van de verkopers als geheel te verwerven of bepaalde groepen activa („voorgestelde kavels”) of afzonderlijke activa.”] De aangeboden kavels zijn, rekening houdend met een mogelijke opsplitsing van de Nürburgring en de daarmee verbonden kosten, ingedeeld (69). |
(47) |
De bewindvoerders hebben geen voorwaarden gesteld met betrekking tot de toekomstige bestemming van de activa. Eventueel bestaande beperkingen op het gebruik van de activa houden verband met bouwvoorschriften of wetgeving inzake luchtverontreiniging en met de bij de wetgeving van de deelstaat gegarandeerde toegang tot de Nürburgring voor het publiek. |
(48) |
Volgens de tot de belangstellende investeerders gerichte procedurebrieven van 19 juli 2013 en 17 oktober 2013 moesten investeerders op basis van de volgende criteria worden geselecteerd: a) maximalisering van de waarde van de activa als geheel en b) de verwachte transactiezekerheid (70). Deze selectiecriteria werden als volgt nader toegelicht: „Value for the assets in scope of the respective offer; Potential value implications for those assets that are not included in the respective offer, if any; Costs for further separation of the assets in scope of the respective offer, if any; Costs to fulfil key assumptions and conditions of the respective offer; Closing probability.” [vert.: „Geboden prijs voor de aangeboden activa; in voorkomend geval de mogelijke gevolgen voor de waarde van de activa die niet zijn inbegrepen in het aanbod; in voorkomend geval de kosten voor de verdere opsplitsing van de activa die deel uitmaken van het betrokken aanbod; de kosten die moeten worden gemaakt om te kunnen voldoen aan de wezenlijke eisen en voorwaarden van het betrokken aanbod en de kans dat de transactie wordt afgesloten.”] Voorts werd het volgende uiteengezet: „the closing probability will be assessed by taking into consideration the i) outstanding due diligence requirements, ii) secured financing for the transaction, supported by confirmation of financing partners, iii) required steps for the regulatory clearance, iv) required internal approval steps until the transaction could be consummated and v) strategic rationale for the acquisition or future plans for the assets of the NG, MSR and CMHN and the likelihood of their realisation”. [vert.: „De kans van slagen van de transactie wordt beoordeeld op basis van i) de due diligence-eisen waaraan moet worden voldaan, ii) de financieringszekerheid, te schragen door een bevestiging van de financieringspartners, iii) de stappen die noodzakelijk zijn om goedkeuring van de toezichthouders te krijgen, iv) de noodzakelijke interne goedkeuringen vóór de afsluiting van de transactie, en v) de strategische beweegredenen voor de verwerving van of de toekomstplannen voor de activa van de houdstermaatschappijen NG, MSR en CMHN en de waarschijnlijkheid dat die plannen zullen worden uitgevoerd.”] Te constateren valt dat milieuoverwegingen geen deel uitmaakten van de criteria voor de selectie van het winnende bod. |
(49) |
Bij procedurebrieven van 17 oktober 2013 en 17 december 2013 werd de bieders die een gekwalificeerd bod hadden uitgebracht, meegedeeld dat a) indicatieve en definitieve biedingen ook in aanmerking zouden worden genomen wanneer zij na het verstrijken van de respectievelijke indieningstermijn werden ontvangen, voor zover zij aan de voorwaarden voor de volgende ronde voldeden; b) dat de gevolgen van eventueel verzuim voor rekening van de betrokken bieder zouden komen, en c) dat de verkopers mogelijkerwijs reeds op korte termijn na de uiterste datum van indiening een gunningsbesluit zouden nemen. Volgens de bewindvoerders werden alle bieders in kennis gesteld van het feit dat zij in de periode tussen de uiterste datum van indiening en de sluiting van de koopovereenkomst een betere of een nieuwe bod konden indienen. |
(50) |
Tot begin februari 2014 hebben 24 belangstellenden (71) een indicatief bod uitgebracht. 18 van de belangstellenden voldeden aan de due diligence-vereisten (72) en 13 bieders hebben bevestigende biedingen gedaan voor alle activa of afzonderlijke kavels. De volgende vier bieders hebben een bod uitgebracht voor alle activa: 1) Capricorn Automotive GmbH en Capricorn Holding GmbH (hierna „Capricorn” genoemd), 2) [bieder 2], 3) [bieder 3] en 4) [bieder 4]. De selectiecriteria waren gebaseerd op a) de doelstelling van maximalisering van de waarde van de activa als geheel, en b) de doelstelling van transactiezekerheid (73). De biedingen die aan deze criteria voldeden, werden in de laatste fase van het verkoopproces in aanmerking genomen. Het ging hierbij om allesomvattende biedingen voor alle activa als geheel. Van deze bieders dienden Capricorn en [bieder 2] bewijsstukken inzake het financieringsvermogen in: op 7 maart 2014 legde [bieder 2] een bindende bevestiging van 24 februari 2014 over, waarmee KPMG in kennis werd gesteld van zijn vermogen tot financiering van de transactie; op 11 maart 2014 legde Capricorn de verkopers een tot Capricorn gericht bindend schrijven van […] van 10 maart 2014 over, waarin […] toezegt de aankoop van de betrokken activa door Capricorn door middel van een krediet van [41-49] miljoen EUR te faciliteren. Op basis van de bevestigende biedingen werden met beide bieders parallel onderhandelingen over koopovereenkomsten gevoerd. Van de overeenkomsten werden notariële akten opgemaakt, en wel op 7 maart 2014 in het geval van [bieder 2] en op 10 maart 2014 in het geval van Capricorn. |
(51) |
Op 11 maart 2014 hechtte de vergadering van schuldeisers van de insolvente vennootschappen haar goedkeuring aan de verkoop van de activa aan Capricorn (met name capricorn NÜRBURGRING Besitzgesellschaft GmbH), aangezien Capricorn onmiskenbaar het beste bod met bijbehorende bewijsstukken inzake het financieringsvermogen had uitgebracht. Het bod van Capricorn voorzag in de overname van alle kavels voor een bedrag van 77 miljoen EUR; de prijs van het bod van [bieder 2] bedroeg [47-52] miljoen EUR. De koopovereenkomst met Capricorn werd op 11 maart 2014 door NG, MSR en CMHN en op 13 maart 2014 door de bewindvoerder ondertekend (74). |
(52) |
Na afsluiting van de beschreven inschrijvingsprocedure werden de activa van NG, MSR en CMHN (alle materiële en immateriële activa, met inbegrip van gronden en onroerend goed, merken, handelsnamen en domeinnaamrechten) door Capricorn verworven, vrij van verplichtingen en zonder financiële activa. De vennoten van Capricorn zijn Capricorn HOLDING GmbH (75), die een aandeel van 67 % bezit, en GetSpeed GmbH & Co KG (76), die een aandeel van 33 % heeft. |
(53) |
Volgens het Duitse recht (77) en de Duitse arbeidsrechtspraak (78) gaan de aan de kavels verbonden bestaande arbeidsovereenkomsten automatisch over op de koper van de activa, d.w.z. de nieuwe houdstermaatschappij. Bij insolventie kan de koper de bewindvoerder echter verzoeken om de arbeidsovereenkomsten op te zeggen. In het onderhavige geval is in de koopovereenkomst bepaald dat NBG (de huidige exploitatiemaatschappij van het Nürburgring-complex) de arbeidsovereenkomsten op verzoek van Capricorn in 2014 zou beëindigen. Capricorn kwam namelijk tot de slotsom dat de onderneming (vanaf begin 2014) slechts 253 van de in totaal 297 werknemers nodig had om de activa op een rendabele manier te exploiteren. Capricorn verzocht NBG derhalve om de arbeidsovereenkomsten met 44 werknemers te beëindigen. Derhalve zal vanaf 1 januari 2015 (begin van de exploitatie van de verworven activa door Capricorn) 85 % van het personeel van de insolvente vennootschappen bij Capricorn in dienst zijn. |
(54) |
De partijen bij de koopovereenkomst zijn pas verplicht tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst wanneer de Commissie een besluit heeft vastgesteld waarin wordt geconstateerd dat noch de koper noch zijn exploitatiemaatschappij als begunstigden van de aan het onderzoek onderworpen steun kan worden aangemerkt en dus niet aansprakelijk zijn voor terugbetaling van de steun, en wanneer ofwel a) de termijn voor een rechterlijke toetsing van het besluit van de Commissie is verstreken zonder dat beroep is aangetekend, of b) in het geval van een beroepsprocedure het besluit van de Commissie in een definitieve uitspraak van de rechter is bevestigd. Deze voorwaarde diende ertoe om de discrepantie te overbruggen tussen de aankoopprijs van de activa van 77 miljoen EUR en het met de activa verbonden risico dat op grond van de besluiten van de Commissie van 21 mei 2012 en 7 augustus 2012 inzake de inleiding respectievelijk de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure een bedrag van 456 miljoen EUR teruggevorderd zou kunnen worden. |
(55) |
In het seizoen 2014 werd het Nürburgring-complex nog door NBG geëxploiteerd. Daarna werd NBG geliquideerd. De netto kasstroom van NBG over 2014 (6 miljoen EUR) bleef bij de verkopers en wordt ten behoeve van een eenvoudigere uitvoering van de overeenkomst verrekend met de koopprijs. De leningnemers NG, MSR en CMHN hebben in het kader van de surseanceprocedure al hun activiteiten definitief gestaakt en hebben geen personeel. Tegelijkertijd zijn de bewindvoerders belast met de taak om via gerechtelijke procedures overeenkomstig het Duitse insolventierecht alle vorderingen en verplichtingen van de ondernemingen in het kader van de surseanceprocedure te regelen. Zodra deze vorderingen en verplichtingen zijn vereffend en de insolventierechter een besluit heeft genomen tot definitieve liquidatie, kunnen die ondernemingen uit het handelsregister worden uitgeschreven. |
(56) |
Om het Nürburgring-complex in het seizoen 2015 te kunnen exploiteren, richt de koper (Capricorn) een exploitatiemaatschappij onder de naam Capricorn NÜRBURGRING GmbH (hierna „OpCo” genoemd) op, die contracten voor het seizoen 2015 zal sluiten. De Commissie werd toegezegd dat met behulp van de hieronder vermelde maatregelen wordt gewaarborgd dat de ontvangers van de steun zich definitief zullen terugtrekken uit de markt. Indien er begin 2015 nog geen onherroepelijk besluit van de Commissie is, worden de verkochte activa vóór 1 januari 2015 overgedragen aan een nieuwe onderneming (hierna „NewCo” genoemd); de koper zal 95,1 % en een onafhankelijke trustee 4,9 % van de aandelen aanhouden. De trustee handelt in het belang van de schuldeisers, en niet in het belang van de insolvente ontvangers van de steun, maar is niet gebonden door instructies van de schuldeisers. Voorts wordt tussen NewCo en Opco een bedrijfspachtovereenkomst gesloten, die met ingang van de dag van tenuitvoerlegging van de koopovereenkomst zal worden beëindigd. De bedrijfsactiviteiten van OpCo worden onder haar naam, op basis van haar ondernemingsplan en met werknemers van haar keuze (zie overweging 53 van dit besluit) verricht. De aan NewCo te betalen pachtsom van in totaal [4,6-5,1] miljoen EUR per jaar vloeit in de boedel van de insolvente Nürburgring-ondernemingen (betalingen ten gunste van de insolvente vennootschappen worden uitsluitend overgemaakt op de depotrekeningen van de bewindvoerders met het oog op uitkering aan de schuldeisers). Zodra het besluit van de Commissie van kracht wordt, draagt de trustee al zijn aandelen in NewCo over aan de koper. Indien de koper echter niet kan voldoen aan zijn contractuele betalingsverplichtingen, kan de trustee de activa te gelde maken. Indien het besluit van de Commissie nietig wordt verklaard, worden de activa weer aan de bewindvoerders overgedragen, die deze vervolgens onmiddellijk te gelde dienen te maken, aangezien volgens het Duitse insolventierecht ook in dat geval een liquidatie van de activa verplicht is. De bedrijfsactiviteiten van de Nürburgring-ondernemingen kunnen niet door NewCo worden voortgezet. De Commissie stelt vast dat de regeling geen wijziging van de fundamentele voorwaarden voor de verkoop (met inbegrip van de verkoopprijs en de betalingsvoorwaarden) inhoudt (79). |
3. OPMERKINGEN VAN DUITSLAND
3.1. ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN
(57) |
In zijn opmerkingen over de formele onderzoeksprocedure wijst Duitsland op het feit dat NG per 1 juli 2008 (80) respectievelijk 28 juli 2010, d.w.z. ten tijde van de verstrekking van de ISB-lening van 325 265 miljoen EUR, niet kon worden aangemerkt als onderneming in moeilijkheden (81). Met betrekking tot de situatie van NG, MSR en CMHN in de periode mei 2012 tot juli 2012 en de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure voert Duitsland aan dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met het feit dat de insolventie van NG, MSR en CMHN een onherstelbaar gevolg is van haar op basis van het voorlopige onderzoek (82) genomen beslissing om de reddingssteun niet goed te keuren, en dat de Commissie daarmee inbreuk heeft gemaakt op het evenredigheidsbeginsel (83). Duitsland betoogt voorts dat NG de aanleg van de infrastructuur en met name de organisatie van formule 1- en Superbike-races in opdracht van de overheid heeft uitgevoerd (84) en dat deze activiteiten derhalve bij het onderzoek naar de economische situatie van NG, de kwalificatie van NG als onderneming in moeilijkheden en de toepassing van het beginsel van „eenmalige steun” buiten beschouwing hadden moeten blijven (85). |
3.2. STAATSMIDDELEN EN TOEREKENBAARHEID AAN DE STAAT
(58) |
Wat de maatregelen van NG betreft, erkent Duitsland dat de betrokken middelen moeten worden toegerekend aan de Staat (86). |
3.3. ECONOMISCHE ACTIVITEIT
(59) |
Volgens Duitsland vormen de bouw van de tribune en de multifunctionele hallen, de conditioneringsmaatregelen en de bouw van educatieve en recreatieve attracties (onderdeel I (87) van het project „Nürburgring 2009”) geen economische activiteit aangezien het arrest-Flughafen Leipzig/Halle (88) niet van toepassing is op de aanleg van algemene (regionale en voor sportdoeleinden bestemde) infrastructuur (89). Bij de aangelegde faciliteiten gaat het volgens Duitsland om infrastructuur die voldoet aan de criteria van het Witboek Sport van de Commissie van 2007 (multifunctioneel gebruik, niet-discriminerende toegang enz.). Bovendien voert Duitsland aan dat particuliere investeerders een dergelijk project niet zouden uitvoeren en dat racecircuits niet winstgevend zijn en doorgaans niet door particulieren worden aangelegd (90). |
(60) |
Omdat formule 1-evenementen volgens Duitsland principieel structureel verliesgevend zijn, kunnen zij niet als reguliere bedrijfsactiviteit van NG worden aangemerkt. Aangezien de organisatie van die evenementen ondanks de meegerekende staatssteun voor NG verlies opleverde, zou de onderneming die evenementen zonder de toegezegde financiering door de overheid niet hebben georganiseerd. Duitsland heeft daarom, om redenen van regionaal beleid, besloten de formule 1-evenementen via NG overeenkomstig het „arm's length”-beginsel te financieren (91). Daarom stelt Duitsland dat de organisatie van deze evenementen niet als economische activiteit van NG kan worden beschouwd. Voor het geval de financiering van die maatregelen desondanks als steun wordt aangemerkt, voert Duitsland aan dat aan de criteria voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) is voldaan. |
3.4. SELECTIVITEIT
(61) |
Duitsland betoogt dat de financiering van de maatregelen, ook al worden zij als economische activiteit beschouwd, geen selectief karakter heeft omdat de criteria van het Witboek Sport van 2007 zijn vervuld (verschillende gebruikers; discriminatievrije toegang; multifunctioneel gebruik en verhuur tegen adequate, marktconforme prijzen; de infrastructuur wordt niet door de markt verwezenlijkt omdat zij niet winstgevend is; verantwoordelijkheid van overheidsinstanties). |
3.5. VOORDEEL
a) Maatregelen die onder het besluit van 21 maart 2012 vallen
(62) |
Duitsland erkent dat er geen particuliere investeerder werd gevonden die op de lange termijn bereid was om in het project „Nürburgring 2009” te investeren. |
(63) |
Met betrekking tot maatregel 1 (inbreng in de kapitaalreserve en verhogingen van het eigen vermogen in augustus 2004, december 2004 en september 2007) voert Duitsland aan dat de kwestie van een eventueel verkregen voordeel niet relevant is aangezien de maatregel niet was gericht op een economische activiteit. |
(64) |
Met betrekking tot maatregel 2 betoogt Duitsland dat de dochterondernemingen van NG geen voordeel hebben verkregen uit de hoogte van het rentepercentage voor de leningen die de moedermaatschappij hun heeft verstrekt (6 %), daar dit een normale marktrente is. |
(65) |
In het kader van maatregel 3 werden de voor 170 miljoen EUR (92) uit de liquiditeitspool gefinancierde maatregelen volgens Duitsland tegen marktvoorwaarden uitgevoerd, aangezien a) deze pool door de deelstaat op eendere wijze is gebruikt als bij een holding in een markteconomie (93), b) NG de verschuldigde rente naar behoren heeft voldaan, en c) de financieringsmiddelen in het kader van maatregel 8 volledig zijn terugbetaald. Duitsland zette voorts uiteen dat de aan ISB uit de liquiditeitspool van de deelstaat verstrekte leningen uitsluitend bestemd waren voor de herfinanciering van ISB wat betreft haar eigen leningen aan NG (zie hieronder overweging 70) en dat de voorwaarden op de financiële markt die de deelstaat geniet, niet via de transacties met middelen uit de liquiditeitspool zijn doorgegeven aan NG als leningneemster. |
(66) |
Met betrekking tot maatregel 4 (lening van NG aan MSR) merkt Duitsland op dat het rentetarief van 7 % een normaal markttarief lijkt te zijn. |
(67) |
Maatregel 5 (ondersteuning van CST door NG) is volgens Duitsland marktconform: nadat het project aanvankelijk gelijkelijk door NG en MIB was gefinancierd, was MIB later niet meer in staat aandeelhoudersleningen van dezelfde omvang te verstrekken als NG, om in de nodige financiële middelen te voorzien. Indien NG zich uit het project had teruggetrokken, was de tijdige levering van het ticketsysteem in gevaar gekomen en waren de eerdere investeringen van NG naar alle waarschijnlijkheid van geen enkele waarde meer geweest, zodat het voor NG voordeliger was om het geplande project op andere voorwaarden voort te zetten, temeer daar volgens het ondernemingsplan een gepast rendement te verwachten viel en CST zekerheden ten gunste van NG had gesteld. |
(68) |
Met betrekking tot maatregel 6 (betalingen aan IPC en lening aan MSR via PNG) betoogt Duitsland dat de betalingen als vergoeding voor geleverde prestaties dienden en dat de lening tegen marktvoorwaarden werd verstrekt. |
(69) |
Met betrekking tot maatregel 7 (afstand van vorderingen van MIB op CST aan NG) gaat Duitsland in zijn opmerkingen niet in op een eventueel verkregen voordeel. |
(70) |
Met betrekking tot maatregel 8 (ISB-lening aan NG, MSR en CMHN) wijst Duitsland erop dat ISB niet optreedt als (zelfstandige) onderneming (overeenkomstig het „arm's length”-beginsel), maar in haar hoedanigheid van ontwikkelingsbank die in opdracht van en als onderdeel van de bestuurlijke instanties van de deelstaat Rijnland-Palts handelt (94). Volgens Duitsland zijn de beginselen van het akkoord tussen de Commissie en Duitsland van 2002 („Verständigung II”) van toepassing op de herfinanciering van de ISB-lening (95) middels de participatie van ISB in de liquiditeitspool. Daarom vormt deze participatie volgens Duitsland geen steun ten gunste van ISB (96). |
(71) |
Met betrekking tot maatregel 9 (garantie van de deelstaat ten opzichte van ISB inzake maatregel 8) voert Duitsland aan dat de betrokken garantie- en vrijstellingsverklaring er alleen toe diende de risicoverdeling binnen de interne verhouding tussen de deelstaat en ISB te regelen en geen voordeel heeft verschaft aan de leningnemers (NG, MSR en CMHN), aangezien de verklaring voor hen niet in gunstiger leningsvoorwaarden resulteerde (97). |
(72) |
Met betrekking tot maatregel 10 (bedrijfspachtovereenkomst van 25 maart 2010) verschafte Duitsland een in opdracht van de deelstaat opgesteld taxatierapport van 29 september 2011 betreffende de bedrijfspachtprijs voor de Nürburgring, waarin een reeks minimum- en maximumbedragen voor marktconforme jaarlijkse pachtprijzen werd vastgesteld. Duitsland voert aan dat de verwachte pachtinkomsten volgens dit advies 20 % hoger waren dan de maximale pachtprijs zodat de verpachter de bouwkosten ten bedrage van 330 miljoen EUR kon terugverdienen en een passende winst kon behalen (98). |
(73) |
Met betrekking tot de leningen in het kader van maatregel 11 (leningen van RIM aan MSR via Mediinvest en PNG), waarmee onderdeel II van het project „Nürburgring 2009” werd gefinancierd, betoogt Duitsland dat deze in overeenstemming waren met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie en geen voordeel inhielden, aangezien de toegepaste rentetarieven hoger waren dan de geldende referentierente (behalve voor twee leningen van 12 november 2008 en 22 december 2008). |
(74) |
Met betrekking tot maatregel 12 (leningen van RIM aan MSR via Mediinvest, volgend op maatregel 11) voert Duitsland aan dat de door de deelstaat afgegeven garantie alleen de leningnemers tot voordeel strekte, maar dat ISB en RIM daardoor geen voordeel hebben verkregen, aangezien de garantie een voorwaarde voor het verstrekken van de leningen was). |
(75) |
Met betrekking tot de maatregelen 13 en 14 (inkomsten uit een casinoheffing bestemd voor de bevordering van het toerisme (99) en aandeelhoudersleningen van de deelstaat) voert Duitsland niet aan dat deze maatregelen in overeenstemming met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie zijn verlopen. Wat de casinoheffing betreft, geeft Duitsland aan dat de maatregel ter compensatie van de infrastructuurkosten in verband met de bevordering van het toerisme dient. Inzake de achterstelling verklaart Duitsland dat deze alleen declaratoire waarde heeft aangezien elke aandeelhouderslening in een insolventieprocedure achtergesteld is en dat de achterstelling derhalve weliswaar potentieel ten laste van de overheidsbegroting kan komen, maar geen voordeel inhoudt (100). |
(76) |
Met betrekking tot maatregel 15 (overname van de aandelen in MSR door NG en RIM) voert Duitsland aan dat Mediinvest, Geisler & Trimmel en Weber hierdoor geen voordeel hebben verkregen, en wel om de volgende redenen: a) de vennootschapsaandelen werden overgenomen tegen een symbolische aankoopprijs van 1 EUR per deelneming; b) daaraan waren geen andere voordelen zoals een opzegging van aandeelhoudersleningen of garanties van de aandeelhouders verbonden; c) NG en RIM namen het aandeel van MSR over om de aandelen in onderdeel II samen te voegen met de aandelen in onderdeel I van het project „Nürburgring 2009”, teneinde een consequent operationele aanpak mogelijk te maken, en d) de vraag of MSR ten tijde van de overdracht eventueel een onderneming in moeilijkheden was, is volgens Duitsland voor deze beoordeling niet relevant omdat MSR een besloten vennootschap („GmbH”) was, wat betekent dat de aansprakelijkheid van de vennoten in elk geval tot het eigen vermogen van de vennootschap beperkt was. |
(77) |
Met betrekking tot maatregel 16 (financiering door de deelstaat van de uit formule 1-races voortvloeiende verliezen van NG) stelt Duitsland dat de organisatie van formule 1-evenementen geen economische activiteit vormt en dat de financiering van die evenementen doorgaans verliesgevend is. |
(78) |
Met betrekking tot maatregel 17 (concessieovereenkomst voor de formule 1) betoogt Duitsland dat deze overeenkomst verband houdt met de voorwaarden van de bedrijfspachtovereenkomst. Aangezien de pachtsom ruimschoots (namelijk […] %) hoger is dan de marktconforme pachtprijs, zouden de voor- en nadelen van de beide overeenkomsten (inclusief de uit de concessieovereenkomst voortvloeiende voordelen voor NAG) tegen elkaar opwegen (101). |
b) Maatregelen die onder het besluit van 7 augustus 2012 vallen (102)
(79) |
Maatregel 18 (herstructurering van de schulden) was volgens Duitsland noodzakelijk om de onmiddellijke dreiging van insolventie af te wenden. Een particuliere vennoot zou eveneens een dergelijke maatregel hebben genomen. |
(80) |
Maatregel 19 (achterstelling en vrijstellingsverklaring) brengt volgens Duitsland geen enkele — ook geen potentiële — lasten voor de overheidsbegroting met zich mee. Volgens Duitsland zou een particuliere investeerder eveneens een dergelijke maatregel hebben genomen. Bovendien zou de achterstelling geen gevolgen hebben voor de vennoten, aangezien er geen sprake was van wezenlijke vorderingen van andere schuldeisers. |
3.6. VERVALSING VAN DE MEDEDINGING EN BEÏNVLOEDING VAN HET HANDELSVERKEER
(81) |
Duitsland voert aan dat bij de maatregelen ten gunste van de horecabedrijven geen gevaar bestond dat het handelsverkeer tussen de lidstaten zou worden beïnvloed (103). |
3.7. VERENIGBAARHEID MET DE INTERNE MARKT
a) Faciliteiten van het circuit
(82) |
Duitsland betoogt dat de Nürburgring voor de economie en de werkgelegenheid in het Eifelgebied van essentieel belang is, dat het om een belangrijke infrastructuurfaciliteit voor de amateursport gaat, dat het circuit deel uitmaakt van de Duitse motorsporthistorie en cultuur en dus tot het cultureel erfgoed van de Unie behoort, dat de Nürburgring van groot belang is voor de verkeersveiligheid in de hele wereld aangezien de daar geteste auto's wereldwijd worden geëxporteerd, dat het rijveiligheidscentrum veiligheidscursussen aanbiedt en dat de onderzochte maatregelen niet zozeer zijn gericht op het racecircuit als zodanig, maar meer op de sportinfrastructuur en op de niet voor sportdoeleinden bestemde infrastructuur, die niet direct verband houden met het circuit en de organisatie van formule 1-races. |
b) Verenigbaarheid van de steun met artikel 107, lid 3, onder c), VWEU
(83) |
Duitsland voert aan dat de bouw van sportfaciliteiten als gemeenschappelijke doelstelling in de zin van artikel 165 VWEU (104) kan worden beschouwd en dat maatregelen die de toegang tot sport mogelijk maken in aanmerking komen voor subsidie (105). Volgens Duitsland wordt de Nürburgring niet slechts voor een klein aantal profsportevenementen gebruikt, maar ook voor amateurwedstrijden en trainingen voor jonge motorsporters. Bovendien worden op de Nürburgring ook andere sportevenementen, zoals wielerevenementen (Rad&Run) en hardloopevenementen (Fisherman's Friend StrongmanRun) en triatlonwedstrijden (Green Hell Triathlon) georganiseerd. |
(84) |
Volgens Duitsland zijn de maatregelen om de volgende redenen noodzakelijk. Van de in totaal […] dagen waarop evenementen plaatsvinden, wordt de Nürburgring slechts op […] dagen uitsluitend voor profsport gebruikt, op […] dagen uitsluitend voor amateursport en op […] voor zowel amateur- als profsport. Meer dan […] % van de bij de evenementen betrokken sporters zijn amateursporters ([…] profsporters in vergelijking tot […] amateursporters). Bij de profsportevenementen gaat het om formule 1-races, de Deutsche Tourenwagenmeisterschaft, het Superbike World Championship, het muziekfestival Rock am Ring en testritten van automobielfabrikanten. Amateursporters kunnen met hun eigen voertuig op het circuit rijden. In het weekend organiseren de grote Duitse motorsportverenigingen (zoals de ADAC) racetoernooien voor amateurs. Door de week gebruiken sommige clubs het circuit voor trainingen en amateurwedstrijden. In de motorsport is er geen sprake van gescheiden infrastructuur voor prof- en amateursport. Bovendien waren de onderzochte maatregelen erop gericht marktfalen te verhelpen. Bij dergelijke maatregelen kan niet worden verwacht dat de investeringen rendement opleveren. Anders dan in het geval van multifunctionele voorzieningen vinden op de Nürburgring slechts een à twee motorsportcompetities plaats. Geen enkele particuliere investeerder zou daarom bereid zijn om dergelijke infrastructuur aan te leggen of te financieren. Een poging om particuliere ondernemingen te betrekken bij de financiering van onderdeel I van het project „Nürburgring 2009” is dan ook mislukt. De inspanningen van de overheid waren bijgevolg ook bedoeld om een stimulerend effect te creëren. Zonder de uitdrukkelijke politieke wilsbetuiging van de deelstaatregering had NG de sportinfrastructuur niet op dezelfde schaal gemoderniseerd en uitgebreid. Bovendien voert Duitsland aan dat de financiering van de maatregelen evenredig was. De doelstellingen hadden met een minder omvangrijke steun door de overheid niet kunnen worden verwezenlijkt. De faciliteiten waren verouderd en moesten worden gemoderniseerd. Hierbij werd geen dubbele infrastructuur aangelegd. Anders dan bij eerdere procedures van de Commissie met betrekking tot multifunctionele voorzieningen (106) behelzen de onderzochte maatregelen geen nieuwbouw van sportinfrastructuur en hebben zij evenmin tot een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding geleid. |
(85) |
Duitsland is van mening dat de gevolgen van de maatregelen voor het handelsverkeer en de mededinging beperkt zijn en geen afbreuk doen aan het gemeenschappelijk belang. Zoals het Oberlandesgericht Koblenz (107) heeft vastgesteld, beschikt de Nürburgring met de Nordschleife over unieke kenmerken. De verdeling van de verschillende internationale en nationale evenementen over de verschillende circuits heeft zich in de loop van vele jaren ontwikkeld, zodat de subsidiëring van de sportinfrastructuur op de Nürburgring niet leidt tot een verplaatsing van evenementen van andere locaties naar dit circuit. Bovendien vindt op de Nürburgring slechts een beperkt aantal internationale evenementen plaats. |
c) Verenigbaarheid van de steun met artikel 107, lid 3, onder d), VWEU
(86) |
Duitsland voert aan dat de Nürburgring — het langste permanente circuit ter wereld met het wereldwijd oudste nog bestaande rennerskwartier — tot het cultureel erfgoed van de Unie behoort (108). Het ringwerk heeft deels het karakter van een museum en deels van een wetenschapscentrum. De maatregelen ter bevordering van de motorsportcultuur waren nodig omdat zij een gemeenschappelijke culturele identiteit in Duitsland en de Unie kunnen creëren en omdat een particuliere financiering van onderdeel I van het project „Nürburgring 2009” is mislukt. De maatregel is volgens Duitsland ook evenredig, aangezien er geen sprake is geweest van overcompensatie hiervoor. De voorwaarden voor het handelsverkeer en de mededinging worden niet dusdanig door de subsidiemaatregelen beïnvloed dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De culturele instellingen bij de Nürburgring concurreren met andere regionale en bovenregionale culturele instellingen, zodat het marktaandeel van de Nürburgring-instellingen beperkt is. |
d) Verenigbaarheid van de steun met artikel 107, lid 3, onder b), VWEU
(87) |
Duitsland betoogt verder dat het gebruik door NG van kredieten uit de liquiditeitspool alsook de deelname van ISB aan de liquiditeitspool (maatregel 3) verenigbaar is met artikel 107, lid 3, onder b), VWEU omdat het als gevolg van het droogvallen van de interbancaire markt vrijwel onmogelijk was om kredieten te verkrijgen op de markt. |
e) Verenigbaarheid van de steunmaatregel met artikel 106, lid 2, VWEU
(88) |
Duitsland voert aan dat een deel van de investeringsmaatregelen ter bevordering van het toerisme aan de toentertijd geldende DAEB-voorwaarden voldeed (109) en dat er in dit verband geen sprake is van een kennelijk onjuiste opvatting. In het bijzonder wijst Duitsland erop dat delen van het ring werk (met name de motorsporttentoonstelling, het Grüne Hölle Multimedia Theater, de ringmeister en het test centre) een museumkarakter hebben en het publieke belang van (culturele) vorming dienen. Het Warsteiner Event Centre dient als multifunctionele congres-, beurs- en conferentiefaciliteit en de parkeergarage wordt op dagen zonder grote evenementen niet volledig benut. Duitsland betoogt dat geen enkele onderneming onder normale marktomstandigheden in deze drie faciliteiten zou hebben geïnvesteerd. Uit het feit dat het niet gelukt was om onderdeel I van het project „Nürburgring 2009” met particuliere middelen te financieren, blijkt dat dergelijke maatregelen niet via de markt kunnen worden aangeboden. |
(89) |
Duitsland voert aan dat de organisatie van formule 1-evenementen als DAEB wordt beschouwd, aangezien daarvoor in andere lidstaten eveneens overheidssubsidies worden verstrekt. Bovendien sorteert de organisatie van dergelijke evenementen een enorm prestige-effect alsmede economische effecten en draagt zij bij tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijke identiteit in de betrokken lidstaat en de Unie als geheel. |
f) Tijdelijke kaderregeling van de Unie
(90) |
Duitsland voert aan dat de tranches 2 tot en met 4 van de ISB-lening (maatregel 8) overeenkomstig de mededeling van de Commissie getiteld „Tijdelijke kaderregeling van de Unie inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis” (110) (Tijdelijke kaderregeling) verenigbaar zijn met de interne markt. Zelfs indien de Commissie tot de conclusie zou komen dat NG per 1 juli 2008 als onderneming in moeilijkheden moest worden beschouwd en dat de tijdelijke kaderregeling van de Unie niet van toepassing is op de tranches 2 tot en met 4 van de ISB-lening, zou alleen het verschil tussen de marktrente en de daadwerkelijk betaalde rente steun ten gunste van NG, MSR en CMHN, maar niet het volledige nominale bedrag van de lening als steun moeten worden aangemerkt (111). |
3.8. VERKOOP VAN DE ACTIVA
(91) |
Duitsland blijft erbij dat de verkoopconstructie geen staatssteun ten gunste van de koper van de activa inhoudt. Bovendien stelt Duitsland dat de economische continuïteit van NG, MSR en CMHN door de verkoopprocedure wordt onderbroken. Indien de formele onderzoeksprocedure tot een negatief besluit van de Commissie en tot terugvordering van de niet met de interne markt verenigbare steun zou leiden, zouden de daaraan verbonden terugbetalingsverplichtingen van NG, MSR en CMHN niet gelden voor de koper van de activa in kwestie. Met betrekking tot de voorwaarde dat de verkoopovereenkomst inzake de activa van de Nürburgring pas ten uitvoer wordt gelegd wanneer er een onherroepelijk besluit van de Commissie is waarin wordt vastgesteld dat van de koper van de activa geen steunbedragen zullen worden teruggevorderd, voert Duitsland aan dat deze voorwaarde geen beletsel voor de liquidatie van de begunstigden van de steun vormt en geen voorzetting van de bedrijfsactiviteiten of een voordeel voor de koper inhoudt. |
(92) |
Met betrekking tot de onderbreking van de economische continuïteit wijst Duitsland op het volgende:
|
(93) |
Met betrekking tot de voorwaarde dat de verkoopovereenkomst inzake de activa van de Nürburgring pas ten uitvoer wordt gelegd wanneer er een onherroepelijk besluit van de Commissie is waarin wordt vastgesteld dat van de koper van de activa geen steunbedragen worden teruggevorderd, betoogt Duitsland het volgende:
|
(94) |
Volgens Duitsland wordt door deze procedure verzekerd dat er geen sprake is van economische continuïteit tussen NG, MSR en CMHN en de in het kader van de inschrijvingsprocedure aangeboden activa. Derhalve moet eventuele staatssteun aan NG, MSR en CMHN die potentieel onverenigbaar is met de interne markt, in het geval van een daartoe strekkend besluit van de Commissie worden teruggevorderd van deze vennootschappen. De koper van de activa is hierbij niet als ontvanger van staatssteun aan te merken. Voorts voert Duitsland aan dat de opschortende voorwaarde in de overeenkomst tussen verkopers en koper van de activa geen beletsel vormt voor de liquidatie van de Nürburgring-ondernemingen of de terugvordering bij die ondernemingen van in het verleden verstrekte staatssteun. De begunstigden van de steun trekken zich volgens Duitsland volledig terug uit de markt. Ook indien de verkoop van de activa aan Capricorn nietig wordt verklaard, zouden de activa worden verkocht en de verkopende ondernemingen worden geliquideerd. |
(95) |
Duitsland stelde de Commissie in kennis van de verkoopconstructie om rechtszekerheid te verkrijgen in de vorm van de vaststelling dat de verkoop van de activa geen elementen van staatssteun inhoudt en dat de winnende bieder of bieders niet aansprakelijk is of zijn voor de terugvordering van met de interne markt onverenigbare steun. |
(96) |
Duitsland had daarnaast toegezegd aan de Commissie verslag te zullen uitbrengen over de voortgang van de verkoopprocedure. De verslagen werden met regelmatige tussenpozen doorgestuurd naar de Commissie. In de verslagen werd bevestigd dat de verkoopprocedure overeenkomstig de met de Commissie besproken beginselen werd uitgevoerd. Voorts bevatten zij gegevens over de bieders, hun biedingen, de definitieve verkoopprijs en andere relevante punten. |
4. KLACHTEN OVER DE VERKOOP VAN DE ACTIVA
4.1. KLACHT VAN JA ZUM NÜRBURGRING E.V. (KLAGER NR. 1)
a) Klacht
(97) |
Klager nr. 1 voert aan dat de opzet van de inschrijvingsprocedure voor de verkoop van de activa van NG, MSR en CMHN (d.w.z. de verkoop van het circuit inclusief de horecabedrijven en het pretpark als geheel) niet waarborgt dat de concurrentieverstoringen op de betrokken markten worden weggenomen, aangezien de procedure op een voortgezette exploitatie van het complex gericht is en het merendeel van het personeel van NG, MSR en CMHN overgaat op de koper van de activa. Voorts betoogt klager nr. 1 in zijn klacht dat de insolvente ondernemingen in het kader van de surseanceprocedure zelf verantwoordelijk zijn voor de verkoop, waarbij zij slechts onder toezicht van een toezichthouder staan (113), en dat de bieders geen aparte inschrijvingen voor de afzonderlijke kavels hoeven in te dienen en dat biedingen voor alle activa als geheel mogelijk zijn. |
(98) |
Daarnaast voert klager nr. 1 aan dat de steun wordt overgedragen aan de koper van de activa, omdat alle activa, rond de 300 werknemers en de operationele activiteiten van NBG overgaan op één enkele bieder, zodat er sprake is van economische continuïteit tussen de oude en de nieuwe eigenaar/exploitant. Klager nr. 1 stelt tevens dat de verkopers op grond van het criterium van maximalisering van de waarde van de activa als geheel de voorkeur hebben gegeven aan biedingen voor alle activa tezamen, ten nadele van biedingen voor afzonderlijke activa. |
(99) |
Verder uit klager nr. 1 kritiek op het feit dat de inschrijvingsprocedure gekenmerkt was door een gebrek aan transparantie met betrekking tot de selectiecriteria en de financiële kengetallen inzake de winst van NG en dat de bieders niet op gelijke voet zijn behandeld. Zo was bijvoorbeeld de toegang tot de virtuele dataroom beperkt tot vijf bieders. Klager nr. 1 voerde eveneens aan dat alleen de vijf bieders die toegang tot de virtuele dataroom hadden, in kennis zijn gesteld van de verlenging van de termijn voor de indiening van bindende biedingen tot medio februari 2014. Bieders die zoals klager nr. 2 slechts biedingen hebben uitgebracht voor afzonderlijke kavels, werden daarentegen niet over de verlenging van de termijn ingelicht. Voorts wijst klager nr. 1 erop dat de deelstaat en Capricorn door hetzelfde advocatenkantoor werden vertegenwoordigd. |
(100) |
Klager nr. 1 verlangt dat de lopende inschrijvingsprocedure wordt stopgezet en met duidelijke selectiecriteria wordt heropend, en dat de exploitatie van het circuit als DAEB wordt aangemerkt en gescheiden van de horecabedrijven en het pretpark wordt verkocht. |
(101) |
Daarenboven voert klager nr. 1 aan: dat NBG nieuwe, niet aangemelde en met de interne markt onverenigbare steun heeft ontvangen, aangezien NBG van de insolvente vennootschap NG kapitaal voor de exploitatie van de Nürburgring heeft ontvangen in de vorm van een inbreng in de niet-vastgelegde kapitaalreserve van 2 239 243 EUR; dat de exploitatie plaatsvindt op basis van een nieuwe, niet openbaar aanbestede pachtovereenkomst tussen NG, MSR, CMHN en NBG; dat NBG geen pacht betaalt, en dat NBG er niet naar streeft een hogere omzet te behalen of kosten te besparen, aangezien zij het gehele personeel heeft behouden en de kosten voor de organisatie van de formule 1-races heeft gedragen. Klager nr. 1 betoogt voorts dat met het oog op de overname van de arbeidscontracten van de NAG-medewerkers door NBG in de op 26 juli 2013 met de vakbond Vereinigte Dienstleistungsgewerkschaft (Ver.di) gesloten cao is vastgelegd dat de werknemers door deze overname geen economische, sociale of juridische nadelen mogen ondervinden, waaruit blijkt dat een op onrechtmatige steun berustend bedrijfsmodel in stand wordt gehouden. |
b) Het door Duitsland meegedeelde standpunt van de bewindvoerders
(102) |
Volgens de bewindvoerders moet de klacht worden afgewezen, aangezien daarin niet wordt aangetoond dat de betrokken verkoopprocedure afwijkt van een marktconforme verkoopprocedure. |
(103) |
In een openbare, onvoorwaardelijke en transparante inschrijvingsprocedure is het volgens hen niet mogelijk om biedingen voor alle activa als geheel principieel uit te sluiten. Indien een dergelijk allesomvattend bod hoger uitvalt dan de som van de in totaal ontvangen biedingen voor afzonderlijke activa, zou een eigenaar in een markteconomie de activa toewijzen aan de indiener van het allesomvattende bod. Onder deze omstandigheden kan alleen de aangeboden prijs van het allesomvattende bod als marktprijs worden beschouwd (114). Voorts wijzen de bewindvoerders erop dat de door de klagers geëiste uitsluiting van allesomvattende biedingen bij een verkoop in het kader van een surseanceprocedure afbreuk doet aan de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde vrijheid van onderneming en de eigendomsrechten van de bij de surseanceprocedure betrokken schuldeisers. |
(104) |
Zij stellen dat er geen sprake was van voorkeur voor een allesomvattend bod. Klager nr. 2 werd alleen uitgesloten van toegang tot de dataroom omdat de door hem geboden koopprijs voor de betrokken activa niet hoog genoeg was. |
(105) |
De inschrijvingsprocedure bestand uit meerdere ronden. Bieders konden zich alleen voor de volgende ronde kwalificeren indien het voldoende waarschijnlijk was dat een verkoopovereenkomst tot stand zou komen. Het voordeel hiervan is dat gevoelige bedrijfsgegevens niet voor meer bieders toegankelijk worden gemaakt dan noodzakelijk is, en dat de due diligence-kosten (gedetaileerd onderzoek van de onderneming) voor zowel de verkopers als de bieders die een ontoereikende prijs hebben geboden, kunnen worden beperkt. De bieders hebben in elke ronde van de inschrijvingsprocedure voldoende informatie ontvangen. |
(106) |
De beoordelingscriteria zijn volgens de bewindvoerders duidelijk en ondubbelzinnig omschreven. Het criterium voor de toewijzing is de kans dat de transactie wordt afgerond, waarbij subcriteria worden toegepast. |
(107) |
De toegang tot de dataroom werd niet om technische redenen beperkt tot vijf bieders. Het aantal bieders aan wie toegang werd geboden, was het resultaat van de evaluatie van de inschrijvingen. |
(108) |
Volgens de bewindvoerders werd NBG in de aanloop naar de verkoop als vehikel voor het tijdelijke beheer van de operationele activiteiten van de Nürburgring opgericht en gekapitaliseerd. De operationele activiteiten werden voordien door NAG uitgevoerd. De vennootschappen NG, MSR en CMHN waren sinds de verpachting van de Nürburgring aan NAG slechts zuivere houdstermaatschappijen zonder operationele activiteiten. Volgens de bewindvoerders kwamen NG, MSR en CMHN niet voor het overnemen van de operationele activiteiten in aanmerking omdat de verdeling van die activiteiten over de drie vennootschappen, enerzijds, specifieke concepten had gevergd en omdat de bestaande vennootschappen, anderzijds, niet goed aansloten op de kavels, die op een zinvolle economische exploitatie van de onroerende goederen waren gericht. Bovendien is het voor tal van ondernemingen op grond van interne compliancevoorschriften niet mogelijk om overeenkomsten te sluiten met insolvente vennootschappen, zodat de operationele activiteiten in een niet-insolvente dochteronderneming moesten worden ondergebracht om de klanten van de Nürburgring een aanvaardbare wederpartij te kunnen bieden. Ook was het niet verantwoord om personeel van NAG over te hevelen naar insolvente vennootschappen. NBG is niet opgericht en gekapitaliseerd om op lange termijn als opvangconstructie te fungeren. In tegenstelling tot de door haar geëxploiteerde activa van de Nürburgring staat NBG dan ook niet te koop. Voorts verklaren de bewindvoerders dat NBG uitsluitend uit economische overwegingen van passend kapitaal is voorzien met het oog op de verkoop (voorkoming van inkomstenverlies bij stilgelegde bedrijven), dat de waarde van activa van NG door NBG is verhoogd en niet is verlaagd (115), dat NBG geen voordeel heeft verkregen uit de bedoelde kapitalisering en dat niet de overheid, maar de bewindvoerders verantwoordelijk zijn voor de oprichting en kapitalisering van NBG. |
(109) |
Ook werd de cao tussen NBG en Ver.di gesloten om de operationele activiteiten binnen NBG tot aan de verkoop van de activa te kunnen voortzetten, en niet om de Nürburgring ook daarna nog als economische eenheid te handhaven. De cao is met NBG, en niet met de verkopers gesloten. De arbeidsovereenkomsten zijn volgens de bewindvoerders in overeenstemming met artikel 613 a van het Duitse burgerlijk wetboek (BGB) en zijn niet op basis van de cao van NAG overgegaan op NBG. Overeenkomstig de artikelen 7 en 9 VWEU en Richtlijn 2001/23/EG van de Raad (116) mogen overwegingen met betrekking tot het concurrentievermogen er niet toe leiden dat sociale normen worden omzeild of verlaagd. Voor de interimconstructie NBG is het belangrijk dat het voor de operationele activiteiten noodzakelijke personeel, dat hoofdzakelijk bij NAG, maar ook bij NG (20 medewerkers) in dienst was, instemt met de overheveling naar NBG. NBG moest zien te voorkomen dat het overgebleven gekwalificeerde personeel tijdens de overgangsfase diende te worden vervangen. Tussen begin 2011 en eind 2012 was het personeelsbestand met 114 voltijdsequivalenten (VTE) teruggebracht (van 402 tot 288 VTE). Aan het begin van het seizoen beliep het personeelsbestand weer 290 VTE. De bieders waren geattendeerd op het feit dat zij de mogelijkheid hebben om de omvang van de transactie aan te passen aan hun toekomstige bedrijfsconcept. De overname van personeel betekent niet dat aan een bepaald bedrijfsmodel wordt vastgehouden. |
(110) |
Volgens Duitsland is het noch op grond van de staatssteunregels geboden noch in het licht van het Europees sociaal model aanvaardbaar dat een koper van activa van een in surseance verkerende onderneming wordt gedwongen van de overname van de arbeidsovereenkomsten van de insolvente onderneming af te zien en nieuwe arbeidsovereenkomsten te sluiten omdat hij anders aansprakelijk dreigt te worden gesteld voor steun die voordien aan die onderneming is verleend. |
4.2. KLACHT VAN ADAC E.V. (KLAGER NR. 2)
a) De klacht
(111) |
Klager nr. 2 verklaart door de verkopers in kennis te zijn gesteld van het feit dat zijn inschrijving in de volgende ronde van de verkoopprocedure niet in aanmerking kon worden genomen omdat de door hem geboden koopprijs duidelijk lager was dan die van de andere bieders en dat zijn bod bovendien slechts betrekking had op een deel van de activa, terwijl met de procedure werd gestreefd naar een maximalisering van de waarde van de activa als geheel. |
(112) |
Klager nr. 2 beweert dat de verkoopprocedure gericht is op de economische continuïteit van de activiteiten en op de marktpositie van de Nürburgring in zijn huidige vorm en daarom niet kan beletten dat het uit de reeds verleende steun verkregen voordeel overgaat op de koper. Klager nr. 2 voert aan dat alleen de verkoop van de verschillende activa en activiteiten van de Nürburgring aan meerdere gegadigden voor delen van de activa kan waarborgen dat de economische continuïteit wordt onderbroken, dat de verkopers er de voorkeur aan geven alle activa als één pakket aan één investeerder te verkopen in plaats van afzonderlijk, dat de verwerving van afzonderlijke activa in feite niet mogelijk was, dat er, anders dan voor allesomvattende biedingen, geen evaluatiecriteria waren voor biedingen voor delen van de activa en dat in de tweede ronde van de verkoopprocedure alleen allesomvattende biedingen in aanmerking werden genomen. |
(113) |
Klager nr. 2 betoogt daarnaast dat de verkoopprocedure van de bewindvoerders niet in overeenstemming is met de staatssteunregels, met name omdat zij niet transparant en niet vrij van discriminatie is en daarom niet waarborgt dat een echte marktprijs wordt gerealiseerd. Klager nr. 2 beweert dat in de inschrijvingsstukken bepaalde gegevens over de financiële situatie van NG ontbraken die belangrijk waren om een koopprijs te kunnen bepalen, wat tot te hoge indicatieve biedingen heeft geleid, zodat deze waarschijnlijk na de dataroomfase naar beneden bijgesteld zullen moeten worden. Klager nr. 2 voert aan dat de winstverwachtingen voor 2013 ten opzichte van de aan de bieders meegedeelde cijfers aanzienlijk naar beneden werden gecorrigeerd zonder dat de bieders hiervan in kennis werden gesteld en hun de mogelijkheid werd geboden om de financiële gegevens opnieuw te beoordelen. Voorts stelt klager nr. 2 dat de gegevens over de financiële situatie van NBG en over de investeringen op middellange en lange termijn in onvoldoende mate bekend zijn gemaakt en dat in de inschrijvingsstukken is gesuggereerd dat er sprake was van duurzame contractuele betrekkingen, hoewel de overeenkomsten met klager nr. 2 slechts met één jaar (voor 2014) werden verlengd. Bovendien is volgens klager nr. 2 niet in voldoende mate rekening gehouden met het criterium van transactiezekerheid — anders zou bieder La Tene Capital Limited, die een onrealistisch hoog bod zonder financieringsbevestiging had gedaan, geen toegang tot de dataroom hebben gekregen. |
b) Het door Duitsland meegedeelde standpunt van de bewindvoerders
(114) |
De in de overwegingen 102 tot en met 106 vermelde antwoorden van de bewindvoerders op het betoog van klager nr. 1 gelden ook voor de punten van bezwaar die klager 2 aanvoert. |
4.3. KLACHT VAN [BIEDER NR. 3] (KLAGER NR. 3)
a) De klacht
(115) |
Klager nr. 3 stelt dat niet het hoogste bod is geselecteerd, maar het bod van een lokale bieder die de voorkeur genoot. Volgens klager nr. 3 mogen niet-economische overwegingen, zoals regionale doelstellingen of redenen in verband met het industriebeleid, die voor een investeerder in een markteconomie onaanvaardbaar zouden zijn, niet in aanmerking worden genomen bij een lager bod. Dergelijke overwegingen lijken eerder de indruk te wekken dat er sprake is van staatssteun (117). Klager nr. 3 betoogt dat de activa weliswaar aan Capricorn werden toegewezen, maar dat zijn eigen bod van 150 miljoen EUR (118) duidelijk hoger was dan die van Capricorn. Verder zet klager nr. 3 uiteen dat een lager bod alleen bij uitzondering kan worden geselecteerd indien te verwachten valt dat de verkoop aan de bieder met het hoogste bod niet tot stand zal kunnen komen (criterium van transactiezekerheid), d.w.z. indien de koper niet in staat is de koopsom te voldoen (119). Volgens de klager was daarvan in zijn geval om de volgende redenen geen sprake: 1) klager nr. 3 heeft een bindende financieringstoezegging van een private equity-fonds ten bedrage van 30 miljoen EUR overgelegd en 2) het was niet mogelijk om een bindende financieringstoezegging voor andere tranches van de koopsom te verkrijgen omdat de verkopers bepaalde informatie te laat of in het geheel niet hebben verstrekt. Klager nr. 3 heeft de verkopers meegedeeld dat de nog ontbrekende financieringstoezeggingen uiterlijk op 31 maart 2014 konden worden overgelegd. Klager nr. 3 voert aan dat hij op de dag van indiening van de klacht (10 april 2014) een financieringstoezegging ten belope van 110 miljoen EUR had kunnen voorleggen; klager nr. 3 heeft de Commissie echter een tot klager nr. 3 gerichte intentieverklaring van Jupiter Financing Group, Inc. (hierna „Jupiter Financial Group” genoemd) van 26 maart 2014 doen toekomen, waarin Jupiter Financing Group klager nr. 3 van haar bindend voorstel voor de financiering van de Nürburgring-activa in kennis stelt (zie voetnoot 105 met betrekking tot de financiële elementen van dit voorstel). Dit financieringsvoorstel werd onder meer op de voorwaarde gedaan dat het due diligence-onderzoek een voor Jupiter Financial Group bevredigend resultaat zou opleveren. |
(116) |
Klager nr. 3 voert verder aan dat een bedrag van 6 miljoen EUR van het bod van Capricorn voor de Nürburgring met een totale hoogte van 77 miljoen EUR uit de opbrengsten van 2014 zou worden gefinancierd en daarnaast een bedrag van 11 miljoen EUR pas in de jaren 2015-2018 zou worden betaald, zodat de werkelijke netto koopprijs 60 miljoen EUR bedroeg, d.w.z. 50 miljoen EUR minder dan de geboden netto koopprijs van 110 miljoen EUR. Indien eveneens rekening wordt gehouden met de toekomstige nettobetalingen, is er sprake van een verschil van 73 miljoen EUR tussen het bod van Capricorn en het bod van klager nr. 3. Tot slot betoogt klager nr. 3 dat Capricorn steun ten bedrage van ten minste 73 miljoen EUR heeft ontvangen. Het gaat hierbij om het verschil tussen de door hem in zijn bod geboden koopprijs en de koopprijs van de bieder aan wie de activa zijn toegewezen. Indien ook rekening wordt gehouden met de steun ten gunste van de naburige gemeenten, stijgt het steunbedrag met 200 miljoen EUR tot in totaal 273 miljoen EUR. |
(117) |
Klager nr. 3 voert voorts aan dat het bod van Capricorn niet onvoorwaardelijk was, aangezien zij de voorwaarde bevatte dat er een onherroepelijk besluit van de Commissie moest zijn waarin uitbreiding van de terugvorderingsverplichting werd uitgesloten. Dit betekent dat is afgeweken van de bekendgemaakte beginselen van de verkoopprocedure en dus inbreuk is gemaakt op de regels van de inschrijvingsprocedure, aangezien de andere partijen (zoals klager nr. 3) niet op de hoogte zijn gesteld van die aanpassingen. |
(118) |
Voorts stelt klager nr. 3 dat de activa niet op basis van een openbare, transparante en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure zijn verkocht. In het bijzonder voert klager nr. 3 het volgende aan:
|
(119) |
Klager nr. 3 voert aan dat bij de verkoop middelen gemoeid zijn die aan de Staat moeten worden toegerekend (125), dat er sprake is van nieuwe staatssteun ten gunste van Capricorn en dat een eventuele terugvorderingsverplichting voor de staatssteun die aan de verkoper is verleend voor de activa, moet worden uitgebreid tot Capricorn (126). Tot slot stelt klager nr. 3 dat de koopovereenkomst op grond van een inbreuk op de stand-stillbepaling van artikel 108, lid 3, VWEU ongeldig is. |
(120) |
Tot besluit betoogt klager nr. 3 dat Capricorn de eind juli verschuldigde tweede tranche van de koopsom niet heeft voldaan, wat erop wijst dat Capricorn geen naar behoren gefinancierd bod heeft uitgebracht. Daarop werden de financieringsvoorwaarden voor het verwerven van de activa van de Nürburgring, in strijd met de door de verkopers en in de aan de bieders toegezonden procedurebrief vastgelegde regels, ten gunste van Capricorn gewijzigd, wat een aanvullende steunmaatregel ten gunste van Capricorn zou kunnen inhouden. |
b) Het door Duitsland meegedeelde standpunt van de bewindvoerders
(121) |
Volgens de bewindvoerders heeft klager nr. 3 geen bindende financieringstoezegging ten belope van 30 miljoen EUR overgelegd. Noch bij zijn bevestigend bod van 17 februari 2014 (waarin sprake is van een financieringsverbintenis van […] voor een bedrag van 30 miljoen EUR) noch bij zijn klacht is een dergelijke toezegging gevoegd. Klager nr. 3 heeft zijn aankondiging dat hij op een later tijdstip een bewijs van financiering zou kunnen indienen, zelfs niet door niet-bindende verklaringen van derden gestaafd. In tegenstelling tot de bevestigende biedingen van Capricorn en [bieder 2] voldeed de bevestigende bieding van klager nr. 3 niet aan de in de procedurebrief van 17 oktober 2013 vastgelegde financieringsvereisten. Op 11 maart 2014 zagen de verkopers daarom geen reden om de activa toe te wijzen aan klager nr. 3. Voor de verkopers bestond er een onaanvaardbaar risico dat met het wachten op een bewijs van financiering van klager nr. 3 slechts één of helemaal geen bieder zou overblijven, omdat: a) [bieder 2] had geëist dat de eigendom van de activa uiterlijk op 3 april 2014 zou overgaan, en b) bij de onderbouwing van het bod van klager nr. 3 geen vooruitgang was geboekt, hoewel deze op 17 mei 2013 blijk had gegeven van zijn belangstelling en zijn indicatief bod reeds op 30 september 2013 had uitgebracht, zodat de kans op het sluiten van een overeenkomst met klager nr. 3 was afgenomen. De vermeende financieringstoezegging van Jupiter Financial Group van 26 maart 2014 is niet overgelegd aan de verkopers, terwijl een niet ondertekende verklaring van de investmentbanking- en adviesonderneming […] van 31 maart 2014 was afgegeven onder voorbehoud van een bevredigend resultaat van het due diligence-onderzoek. Het ontwikkelingsfonds voor de naburige gemeenten rond de Nürburgring ter waarde van 200 miljoen EUR kwam niet ten goede aan de verkopers. |
(122) |
Volgens de bewindvoerders waren alle bieders op de hoogte gesteld van het feit dat de winnende bieder mogelijkerwijs reeds kort na 17 februari 2014, de uiterste datum voor indiening van biedingen, zou worden aangewezen. Op grond van de door de verkopers verstrekte informatie kon niet worden verwacht dat de procedure zou worden verlengd. In het door klager nr. 3 aangehaalde persbericht werd vermeld dat de bewindvoerders voornemens waren om in het eerste kwartaal van 2014 een overeenkomst te sluiten. De bewindvoerders betwisten dat de toezichthouder publiekelijk heeft meegedeeld dat het in de bedoeling lag om eind maart een beslissing te nemen, dat Capricorn reeds vóór de vergadering van de schuldeisers in kennis is gesteld van het toewijzingsbesluit en dat Capricorn op 9 maart 2014 een persbericht heeft uitgegeven. |
(123) |
De bewindvoerders verklaren dat de transactiestructuur (verkoop van afzonderlijke, gebundelde of alle activa, zonder overdracht van aandelen of passiva) tijdens de inschrijvingsprocedure niet is gewijzigd. Met de uitdrukking „clean balance sheet” werd uitsluitend bedoeld dat de overdracht van passiva in het kader van de verkoop was uitgesloten. Het feit dat de verkopers houdstermaatschappijen zijn en de operationele activiteiten door NBG werden uitgevoerd, werd reeds in de aankondiging van de inschrijvingsprocedure meegedeeld, die op 17 mei 2013 aan klager nr. 3 werd toegezonden. Indien klager nr. 3, zoals beweerd, pas tijdens het due diligence-onderzoek kennis heeft genomen van de activiteiten van NBG, kan daaruit volgens de bewindvoerders slechts worden geconcludeerd dat klager nr. 3 de omvangrijke documentatie, die voor de indiening van het indicatieve bod ter beschikking werd gesteld, niet grondig genoeg heeft bestudeerd. De verkopers hebben nooit verlangd dat de koper de overeenkomsten van NBG zou overnemen. Vanwege de bijzondere situatie van NBG, die verband houdt met het feit dat van meet af aan een verkoop van de activa beoogd was, kwam voor de bewindvoerders een overname van de tussen de verkopers en NBG gesloten pachtovereenkomst principieel niet in aanmerking. De bewindvoerders betogen dat klager nr. 3 pas in een zeer laat stadium besefte dat hij bij een overname van de activa per 1 januari 2014 een vrijwel „kale” Nürburgring zou verkrijgen en dat de door hem beoogde nieuwe overeenkomsten met klanten en sponsors vanwege de lange aanlooptijd voor (race)evenementen grotendeels pas in het seizoen 2015 (hogere) inkomsten zouden opleveren. Bovendien hebben de verkopers herhaaldelijk benadrukt dat de bieders het voorwerp van de kooptransactie zelf konden bepalen. |
(124) |
Met betrekking tot schadeclaims van derden hebben de verkopers klager nr. 3 erop gewezen dat hij slechts een geringe kans heeft om met de klanten van NBG overeenkomsten te sluiten met voorwaarden die voor die klanten slechter zijn dan die van de lopende overeenkomsten, zolang de kwestie van de niet-nakoming van de overeenkomsten met NBG niet is geregeld. Er moest rekening worden gehouden met het risico dat de koper en de wederpartij een nieuwe overeenkomst zouden sluiten waarin werd bepaald dat de wederpartij een hogere vergoeding zou betalen, maar over het verschil met de vroegere vergoeding schadevergoeding wegens niet-nakoming van de overeenkomst zou vorderen en in de jaren daarna, waarvoor geen overeenkomst met NBG is gesloten, duidelijk lagere vergoedingen zou betalen. De door de verkopers verlangde vrijstelling is bij asset deals die tot bedrijfsbeëindiging leiden, geenszins ongebruikelijk en is erop gericht een zo hoog mogelijke opbrengst te waarborgen in het belang van de schuldeisers. |
(125) |
De termijn voor de indiening van de bevestigende biedingen werd volgens de bewindvoerders bij schrijven van 17 december 2013 verlengd omdat ook andere bieders nog geen bevredigende biedingen hadden uitgebracht. De bieders is er bij herhaling op gewezen dat NBG de operationele activiteiten pas na het seizoen 2012 had overgenomen en daarom in hoofdzaak oude overeenkomsten van NAG moest afwerken, zodat er (nog) geen betrouwbare verslaglegging inzake de operationele activiteiten beschikbaar was. Volgens de bewindvoerders is het de verantwoordelijkheid van de potentiële kopers om rekening te houden met de daaraan verbonden risico's. |
(126) |
De bewindvoerders wijzen erop dat klager nr. 3 op 6 maart 2014 zijn wijzigingen in de ontwerpkoopovereenkomst voor zijn bevestigende bod heeft uitgebracht. Het ontwerp van de koopovereenkomst, waarover de partijen op 13 februari hebben onderhandeld, was afkomstig van de verkopers. Het was daarom duidelijk dat de volgende ontwerpversie door klager nr. 3 moest worden opgesteld. |
(127) |
Volgens de bewindvoerders hadden alle bieders die zich voor de betrokken ronde van de selectieprocedure hadden gekwalificeerd, de beschikking over dezelfde documenten in de dataroom. De in de klacht genoemde documenten waren niet eerder beschikbaar voor de verkopers en zeker niet voor de andere bieders. Alle bieders zijn in de gelegenheid gesteld de documenten in de dataroom te raadplegen en andere bieders hebben het due diligence-onderzoek afgesloten op basis van diezelfde documenten. Alle bieders werden er bijtijds op gewezen dat de verslaglegging van de vennootschappen aanzienlijke tekortkomingen vertoonde. Bijna alle documenten van de verkopers en NBG werden in het Duits via de dataroom aangeboden; de verkopers waren niet verplicht om alle documenten in het Engels ter beschikking te stellen. |
(128) |
Daarnaast stellen de bewindvoerders dat de termijn voor de indiening van de inschrijvingen en de bewijzen van financiering toereikend was. Klager nr. 3 had tien maanden de tijd (namelijk van 8 april 2013, de datum van het eerste contact tussen [bieder 3] en de verkopers, tot 17 februari 2014) om een bewijs van financiering over te leggen, en bijna vier maanden (van 23 oktober 2013 tot 17 februari 2014) voor het due diligence-onderzoek. De bewindvoerders hebben daarmee ruimschoots voldaan aan de vereisten die kunnen worden ontleend aan de beschikkingspraktijk van de Commissie (127). |
(129) |
De onderhandelingen over de nieuwe bierleveringsovereenkomst en met „Rock am Ring” werden niet door Capricorn gevoerd, maar door NBG. De desbetreffende documenten zijn beschikbaar gemaakt in de dataroom. Het door klager nr. 3 vermoede verband met Capricorn berust niet op feiten. |
(130) |
De verkopers hebben in de inschrijvingsprocedure geen milieucriteria ingevoerd voor de selectie van het winnende bod. De enige criteria die in de inschrijvingsprocedure werden toegepast voor de selectie van het winnende bod waren: a) de maximalisering van de opbrengst van de activa als geheel, en b) de transactiezekerheid. Het bod van klager nr. 3 kon wegens ontoereikende transactiezekerheid niet worden geselecteerd, aangezien hij bij de indiening van zijn bevestigende bod geen financieringsbevestiging had overgelegd. Tegelijkertijd voerden de verkopers gesprekken met [bieder 2] en in de slotfase van de onderhandelingen over de verkoop met [bieder 2] en Capricorn, aangezien [bieder 2] een bod van [32-39] miljoen EUR had uitgebracht (zie tabel 10 hieronder) en onderhandelingen tussen Capricorn en […] plaatsvonden, die in de financieringstoezegging van de bank van 10 maart 2014 resulteerden. Vanwege de ontbrekende financieringsbevestiging voor het bevestigende bod bestond in het geval van klager nr. 3 een groot risico dat er geen transactie tot stand zou komen. Verder hebben de bewindvoerders aan de hand van aanvullende aanwijzingen in het bedrijfsmodel van klager nr. 3 onderzocht of er desondanks een kans bestond dat de transactie nog zou kunnen worden verwezenlijkt. Het bedrijfsmodel van klager nr. 3 berustte op […] en […]. Aangezien […] niet strookte met de voor de Nürburgring geldende geluidsnormen en er geen sprake was van een […], viel niet te verwachten dat het concept op korte termijn in de praktijk kon worden gebracht. Het concept van klager nr. 3 werd daarom opgevat als aanwijzing voor het feit dat de totstandkoming van de transactie onzeker was of dat daarvoor ten minste aanzienlijk meer tijd en onderhandelingen nodig zouden zijn. De overeenstemming van het concept met de voor de Nürburgring geldende geluidsnormen vormde geen selectiecriterium. |
(131) |
Tegen de bewering van klager nr. 3 dat het bod van Capricorn niet onvoorwaardelijk was omdat zij afhankelijk was van een onherroepelijk besluit van de Commissie waarbij uitbreiding van de terugvorderingsverplichting werd uitgesloten, brengen de bewindvoerders en Duitsland in dat de ontwerpovereenkomst met de gemarkeerde wijzigingen van klager nr. 3 soortgelijke voorwaarden bevatte. Volgens de relevante bepalingen van de door de bewindvoerders en Duitsland voorgelegde ontwerpovereenkomst hadden de verkopers en/of de koper het recht om de overeenkomst te herroepen indien de Commissie op 15 juli 2014 (volgend op de ontwerpovereenkomst van 14 januari 2014) respectievelijk op 31 december 2014 (volgend op de ontwerpovereenkomst van 14 februari 2014) geen positief besluit zou hebben genomen. |
(132) |
Volgens de bewindvoerders is het feit dat geen van beide bieders die een gekwalificeerd bod hadden uitgebracht, volledig voldeed aan het vereiste van een gewaarborgde financiering (garantie voor de betaling van de koopsom of overmaking van de koopsom op een geblokkeerde rekening) en dat de verkopers in feite van dit vereiste hebben afgezien zonder dit aan klager nr. 3 mee te delen, geen bewijs voor een niet-transparant verkoopbeleid. Omdat klager nr. 3 geen bevestigend bod met een bewijs van financiering had uitgebracht, gold deze regeling niet voor hem. Indien alle bieders waren geïnformeerd over het vermeende feit dat de verkopers hadden afgezien van een financieringsgarantie, was dit niet op de inschrijvingsprocedure van invloed geweest. Dat vermeende feit is bovendien niet de reden geweest dat klager nr. 3 geen financieringsbevestiging heeft overgelegd, en is in overeenstemming met het gedrag van een hypothetische particuliere verkoper. |
(133) |
De bewindvoerders betogen dat de maatregelen van de bewindvoerders en de vergadering van schuldeisers niet aan de Staat kunnen worden toegerekend en dat er geen sprake is van begunstiging van Capricorn, aangezien de verkopers de selectieprocedure volgens de criteria van de marktdeelnemer in een markteconomie hebben uitgevoerd. |
(134) |
Wat betreft de bewering dat Capricorn geen naar behoren gefinancierd bod heeft uitgebracht, daar zij de tweede tranche van de koopsom niet zou hebben betaald, en dat Capricorn op grond van de wijziging van de financieringsvoorwaarden voor de verwerving van de activa van de Nürburgring ten gunste van die onderneming verdere steun heeft ontvangen, voert Duitsland de volgende argumenten aan: a) Capricorn heeft daardoor geen voordeel genoten, omdat de tweede tranche tegen een rente van 8 % en de verstrekking van zakelijke zekerheden werd geherfinancierd (zie voetnoot 72); b) de herfinanciering van de tweede tranche houdt geen staatssteun in, daar de beslissing over de herfinanciering niet kan worden toegerekend aan de Staat, maar uitsluitend door de bewindvoerders zonder betrokkenheid van de deelstaat is genomen; c) er is geen sprake van een afwijking van de door de verkopers vastgelegde regels en van de aan de bieders verstuurde procedurebrief, aangezien de verkopers in de inschrijvingsprocedure geen vereisten hebben vastgesteld ten aanzien van koopsomtranches voor de afsluiting van de transactie, zodat de eventuele wens van een bieder om contante zekerheden voor de koopsom te vervangen door andere waardevolle zekerheden, niet van invloed zou zijn geweest op de beoordeling van de biedingen. |
(135) |
Volgens de bewindvoerders dient de klacht als ongegrond te worden afgewezen. Het gedrag inzake de financiering dat door klager nr. 3 in zijn niet-onderbouwde beweringen aan de kaak wordt gesteld, zou niet verenigbaar zijn geweest met het gedrag van een voorzichtige marktdeelnemer of bewindvoerder. |
4.4. KLACHT VAN DE HEER MEYRICK COX (KLAGER NR. 4)
a) De klacht
(136) |
Klager nr. 4 voert aan dat de activa aan Capricorn niet zijn toegewezen omdat zij het economisch meest voordelige bod had uitgebracht, maar omdat het om een Duitse onderneming gaat en de verkopers de activa niet aan een consortium onder leiding van een private equity-maatschappij wilden verkopen. Tevens beweert hij dat Capricorn ten aanzien van meerdere criteria een lager bod heeft uitgebracht dan [bieder 2]. In het bijzonder voert klager nr. 4 het volgende aan:
|
(137) |
Klager nr. 4 beweert voorts dat Capricorn de eind juli verschuldigde koopsomtranche niet heeft betaald. Doordat de verkopers afzagen van het opleggen van een contractuele boete van 25 miljoen EUR en van een rente van 8 % over het achterstallige bedrag, is verdere staatssteun aan Capricorn verleend. Dit doet ook vragen rijzen met betrekking tot de informatie die door KPMG en de bewindvoerders in het kader van de inschrijvingsprocedure is verstrekt aan de vergadering van schuldeisers en toont dat een onjuist beeld is geschetst van de financiële draagkracht van Capricorn. |
(138) |
Voorts stelt klager nr. 4 zich op het standpunt dat nooit een financieringsovereenkomst is ondertekend tussen […] en Capricorn, maar dat er slechts sprake was van een term sheet, zodat Capricorn niet over een financieringsovereenkomst beschikte toen de vergadering van schuldeisers bijeenkwam. |
(139) |
Klager nr. 4 concludeert dat uit de door hem doorgegeven informatie blijkt dat Capricorn bij de verkoop van de activa van de Nürburgring een voordeel heeft verkregen, dat dit voordeel uit een besluit voortvloeit dat niet verenigbaar is met de wijze waarop een commerciële verkoper de procedure zou hebben uitgevoerd en de biedingen op basis van de selectiecriteria zou hebben beoordeeld, dat dit soort commerciële verkoper niet tot de conclusie zou zijn gekomen dat het bod van Capricorn economisch voordeliger was dan dat van [bieder 2], en dat een nieuwe procedure moet worden ingeleid, waarin met het oog op een openbare, eerlijke en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure een aantal uniforme criteria wordt toegepast, een duidelijk tijdschema wordt opgesteld en met betrekking tot de identiteit van de bieders geheimhouding wordt betracht ten opzichte van de vergadering van schuldeisers. |
b) Het door Duitsland meegedeelde standpunt van de bewindvoerders
(140) |
De bewindvoerders verklaren dat klager nr. 4 als lid van [bieder 2] slechts indirect bij de inschrijvingsprocedure was betrokken. Zij stellen voor de klacht af te wijzen, aangezien die procedure openbaar, transparant en onvoorwaardelijk was en de activa overeenkomstig het criterium van een zo hoog mogelijke totale opbrengst zijn verkocht. |
(141) |
De bewindvoerders spreken tegen dat de leden van de vergadering van schuldeisers hebben ingestemd met de verkoop aan Capricorn, omdat Capricorn een Duitse onderneming en geen consortium onder leiding van een private equity-maatschappij is. |
(142) |
Volgens de bewindvoerders wordt met het bod van Capricorn een duidelijk hogere opbrengst behaald dan met het bod van [bieder 2]. Met betrekking tot de transactiezekerheid zijn er geen essentiële verschillen tussen de twee biedingen en zouden deze verschillen het niet rechtvaardigen om het aanzienlijk lagere bod te aanvaarden (bij beide biedingen was de transactiezekerheid toereikend, maar niet op het hoogste niveau). [Bieder 2] was daarnaast niet bereid om een bankgarantie over de koopprijs te verstrekken of de koopsom over te maken op een geblokkeerde rekening, hoewel dit in de procedurebrief van 17 oktober 2013 uitdrukkelijk werd verlangd. Ondanks herhaaldelijke verzoeken had noch [bieder 2] (die extern kapitaal wilde ophalen) noch een ander lid van [bieder 2] een juridisch bindende toezegging gedaan dat de nodige middelen ter beschikking zouden worden gesteld. Daarentegen heeft de heer Robertino Wild, vennoot van Capricorn, aanzienlijke zekerheden gesteld, terwijl de externe financiering van Capricorn werd gestaafd door een in het bedrijfsleven gebruikelijke financieringsbevestiging van […]. De bewindvoerders hebben deze financieringsbevestiging gecontroleerd en aan de vergadering van schuldeisers het resultaat van die controle meegedeeld, dat namelijk de financieringsbevestiging geen ongebruikelijk voorbehoud of ongebruikelijke voorwaarden bevatte. Niet alleen de eigen bijdrage van [14-17] miljoen EUR, maar ook de externe bijdrage van [41-49] miljoen EUR werd door een contractuele boete van [22-27] miljoen EUR gewaarborgd, die de koper verschuldigd zou zijn indien de verkopers de overeenkomst wegens achterstallige betalingen zouden opzeggen. Ook voor het bedrag van de contractuele boete zijn zekerheden gesteld. De vergadering van schuldeisers heeft zich aangesloten bij de beoordeling van de bewindvoerders. |
(143) |
Met betrekking tot de upfront-betalingen verklaren de bewindvoerders dat het bod van [bieder 2] gepaard ging met voordelen (betaling van [30-33] miljoen uiterlijk op 31 maart 2014) in het geval van [bieder 2] tegen [4,6-5,1] miljoen EUR in het geval van Capricorn), maar ook nadelen inhield: de door [bieder 2] ter beschikking te stellen middelen zouden met uitzondering van een tranche van [7,1-7,6] miljoen EUR op een geblokkeerde rekening worden gestort en zouden aan de verkopers worden overgemaakt zodra er een onherroepelijk besluit van de Commissie zou liggen, of anders — indien de koper ook bij ontstentenis van een dergelijk besluit de overeenkomst niet zou hebben herroepen (waarbij een verlenging van de herroepingstermijn niet was uitgesloten) — uiterlijk op 31 maart 2015. Indien er in 2014 een onherroepelijk besluit van de Commissie zou zijn, zouden de verkopers in het geval van [bieder 2] de beschikking krijgen over een bedrag van [30-33] miljoen EUR en in het geval van Capricorn over een bedrag van [58-63] miljoen EUR (plus ca. 6 miljoen EUR uit de cashflow van NBG). |
(144) |
Uit een vergelijking van de biedingen van Capricorn en [bieder 2] blijkt dat het bod van Capricorn de hoogste nominale koopsom bevat en het economisch voordeligste resultaat oplevert. Tabel 10 Vergelijking van de biedingen van Capricorn en [bieder 2]
|
(145) |
De goede prestaties van de leden van [bieder 2] in het verleden en hun grotere ervaring met transacties op het gebied van fusies en overnames vormden geen rechtvaardiging om de activa toe te wijzen aan de bieder die een duidelijk lagere koopprijs had geboden. De bekwaamheid van de consortiumpartners wordt door de verkopers niet ter discussie gesteld, maar behoorde ook niet tot de selectiecriteria. Evenmin was de hoogte van de investeringen in het Nürburgring-complex na de verwerving een selectiecriterium. |
(146) |
De bewindvoerders hebben geen bieders gediscrimineerd. Uit de desbetreffende klacht blijkt niet welke handelingen van de bewindvoerders er volgens klager nr. 4 toe zouden hebben geleid dat [bieder 2] een lager bod uitbracht dan Capricorn. De bewindvoerders betwisten de bewering van klager nr. 4 dat de betrokken personen niet gecontacteerd konden worden en dat de verkoopprocedure is vertraagd om Capricorn in de gelegenheid te stellen een bod uit te brengen. [Bieder 2] is er volgens de bewindvoerders uitdrukkelijk op gewezen dat tot aan de bijeenkomst van de vergadering van schuldeisers op 11 maart 2014 onderhandelingen met andere bieders zouden worden gevoerd. |
(147) |
Voorts wezen de bewindvoerders erop dat hun maatregelen en de instemming daarmee door de vergadering van schuldeisers niet kunnen worden toegerekend aan de Staat en dat in het kader van de verkoopprocedure geen voordeel is verschaft, aangezien die procedure in overeenstemming is met de gebruikelijke marktpraktijken. |
(148) |
Met betrekking tot de bewering van klager nr. 4 dat er tussen […] en Capricorn nooit een financieringsovereenkomst is ondertekend, voert Duitsland aan dat […] haar financieringsaanbod na uitvoering van een uitvoerig juridisch en financieel due diligence-onderzoek heeft bevestigd en haar financieringsbevestiging nooit heeft ingetrokken. |
(149) |
Met betrekking tot de bewering van klager nr. 4 dat Capricorn de tweede tranche van de koopsom niet heeft voldaan, voert Duitsland de argumenten aan die hierboven in overweging 134 zijn uiteengezet. |
5. BEOORDELING VAN DE MAATREGELEN
(150) |
In dit besluit gaat het allereerst om de vraag of NG en haar dochterondernemingen MSR en CMHN ten tijde van de verlening van de steun (steunmaatregelen 1 tot en met 19) ondernemingen in moeilijkheden waren in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (134) (hierna „de richtsnoeren” genoemd). Vervolgens zal de Commissie nagaan of de betrokken maatregelen ten behoeve van de begunstigden staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en tot slot of die staatssteun verenigbaar is met het VWEU. |
5.1. MOEILIJKHEDEN VAN NG, MSR EN CMHN
(151) |
In het geval dat de maatregelen 1 tot en met 19 staatssteun vormen en NG, MSR en CMHN ten tijde van de verlening van die steun ondernemingen in moeilijkheden waren, dient aan de hand van artikel 107, lid 3, onder c), en in het bijzonder aan de hand van de richtsnoeren te worden nagegaan of deze maatregelen verenigbaar zijn met de interne markt. Een centrale vraag is daarom of NG, MSR en CMHN ondernemingen in moeilijkheden waren. De Commissie is tot de slotsom gekomen dat die ondernemingen ten tijde van het verlenen van de staatssteun in economische moeilijkheden verkeerden en daarom geen financiële middelen konden aantrekken op de particuliere kredietmarkt. |
(152) |
De volgende beoordeling is gebaseerd op de punten 9 tot en met 11 van de richtsnoeren. De Commissie verwijst naar de beoordeling in de punten 202 tot en met 206 van haar besluit van 21 maart 2012, waarin wordt gesteld dat voorlopig niet kon worden uitgesloten dat NG op 1 juli 2008 moest worden aangemerkt als onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren (zie ook de punten 46 en 47 van het besluit van 7 augustus 2012). Daarnaast stelde de Commissie in de punten 6 tot en met 13 van haar besluit van 7 augustus 2012 vast dat NG, MSR en CMHN ondernemingen in moeilijkheden waren. |
(153) |
De Commissie is van oordeel dat elke onderneming als één geheel moet worden beoordeeld, rekening houdend met alle bedrijfsactiviteiten. Het is niet aanvaardbaar dat Duitsland de verliesgevende bedrijfsactiviteiten, d.w.z. de formule 1-evenementen en het project „Nürburgring 2009” buiten beschouwing laat bij de beoordeling van de financiële kengetallen. Voorts staat vast dat de ondernemingen geen toegang hadden tot externe financieringsbronnen. |
(154) |
In tabel 11 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste financiële kengetallen van NG voor de periode 2001-2011. Tabel 11 belangrijkste financiële kengetallen van NG 2001-2011 (in miljoen EUR)
|
(155) |
In punt 10, onder a), van de richtsnoeren wordt toegelicht dat een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in moeilijkheden verkeert „wanneer meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan”. Deze bepaling berust op de veronderstelling dat een onderneming die een groot deel van haar geplaatste kapitaal verliest, niet in staat zal zijn deze verliezen op te vangen en deze op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden (zoals in punt 9 van de richtsnoeren wordt uiteengezet). |
(156) |
De Commissie stelt voorts vast dat een onderneming volgens punt 11 van de richtsnoeren als onderneming in moeilijkheden kan worden beschouwd „wanneer de typische symptomen van een onderneming in moeilijkheden aanwezig zijn, zoals toenemende verliezen, een dalende omzet, groeiende voorraden, overcapaciteit, een geringere kasstroom, een toenemende schuldenlast, toenemende rentelasten en een vermindering of een verdwijning van de waarde van de nettoactiva”. In dit verband wijst het Gerecht erop dat een negatief eigen vermogen „kan worden beschouwd als een sterke indicator dat de onderneming in financiële moeilijkheden verkeert” (137). |
(157) |
Volgens de financiële overzichten van NG voor de jaren 2001-2011 was niet meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verloren gegaan. Toch was het eigen vermogen van de onderneming in de periode 2006-2011 negatief. In vroegere zaken is de Commissie ervan uitgegaan dat het feit dat het eigen vermogen van een onderneming negatief is, feitelijk impliceert dat het gehele geplaatste kapitaal verloren is gegaan en a priori moet worden aangenomen dat aan de in punt 10, onder a), van de richtsnoeren genoemde criteria is voldaan (138). |
(158) |
In het geval van NG stelt de Commissie vast dat waarschijnlijk alleen op grond van het feit dat de onderneming geen passende maatregelen had genomen, niet meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verloren ging. Door middel van dergelijke maatregelen had het negatieve eigen vermogen van de onderneming in een positief eigen vermogen kunnen worden omgezet en tegelijkertijd tot een gepast niveau kunnen worden verhoogd. Dit had door middel van de overdracht van verliezen of een kapitaalverhoging of door gebruikmaking van deze beide mogelijkheden kunnen gebeuren. |
(159) |
In dit verband gaat de Commissie ervan uit dat een overdracht van verliezen tot het verlies van het volledige geplaatste kapitaal van de onderneming zou hebben geleid, aangezien de gecumuleerde verliezen hoger waren dan het bedrag aan geplaatst kapitaal. Bijgevolg meent de Commissie dat sinds 2006 aan de in punt 10, onder a), van de richtsnoeren genoemde criteria is voldaan. |
(160) |
Met betrekking tot punt 11 van de richtsnoeren is de Commissie daarnaast van mening dat NG reeds in 2002 in moeilijkheden verkeerde, aangezien: a) de jaaromzet van NG in die periode met 80 % naar 89,4 miljoen EUR daalde en de onderneming in die periode bijna elk jaar verliezen boekte; b) NG tijdens de gehele onderzochte periode een buitensporige schuldenlast had, die van 119 % van de omzet in 2002 toenam tot 4 150 % van de omzet in 2011; c) de schulden zelfs in 2004 en 2005, toen de schuldenlast tot onder de 100 % van de omzet daalde, nog steeds zeer hoog was (70 %), terwijl de onderneming ook in deze jaren een dalende omzet had en jaarlijks verliezen leed; d) NG gedurende het grootste deel van deze periode (2006-2011) een negatief eigen vermogen had. |
(161) |
In tabel 12 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste financiële kengetallen van MSR voor de periode 2007-2011. Tabel 12 Belangrijkste financiële kengetallen van MSR 2007-2011 (in miljoen EUR)
|
(162) |
In tabel 13 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste financiële kengetallen van CMHN voor de periode 2008-2011. Tabel 13 Belangrijkste financiële kengetallen van CMHN 2008-2011 (in miljoen EUR)
|
(163) |
De Commissie constateert dat zij van MSR en CMHN geen documenten heeft ontvangen waaruit kon worden opgemaakt of deze ondernemingen levensvatbaar waren. |
(164) |
Onder verwijzing naar punt 11 van de richtsnoeren gaat de Commissie ervan uit dat MSR en CMHN reeds sinds 2007 respectievelijk 2008 in moeilijkheden verkeerden, aangezien zij zeer lage inkomsten, grote jaarlijkse verliezen en een toenemende schuldenlast hadden, die duidelijk hoger was dan de jaaromzet. |
(165) |
De Commissie wijst het argument van Duitsland van de hand dat NG, MSR en CMHN geen ondernemingen in moeilijkheden waren omdat de aanleg van infrastructuur en de organisatie van formule 1- en Superbike-evenementen activiteiten in opdracht van de overheid waren en daarom buiten beschouwing moesten blijven bij het onderzoek naar hun financiële situatie. |
(166) |
Ten eerste stelt de Commissie vast dat noch de aanleg van infrastructuur voor motorsport, recreatie en horeca noch de organisatie van motorsportevenementen kan worden beschouwd als uitzonderlijke effecten buiten de reguliere bedrijfsactiviteiten van NG, MSR en CMHN om. Veeleer ging het bij die verrichtingen om kernactiviteiten van de onderneming. Zelfs indien zowel de vennoten als de NG-directie MSR en CMHN als vehikel hadden beschouwd om de sportinfrastructuur van de Nürburgring in handen van de overheid te houden en onrendabele sportevenementen te organiseren die zonder dekking van de verliezen door de overheid nooit hadden kunnen plaatsvinden, hadden de vennoten en de directie niet mogen toelaten dat de verplichtingen zich bij gebrek aan een solide en realistisch ondernemingsplan op een dusdanig ondoelmatige en verliesgevende wijze zouden ontwikkelen als uit de bovengenoemde financiële kengetallen blijkt. Daarom moeten de genoemde bedrijfsactiviteiten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de financiële situatie. |
(167) |
Ten tweede is de Commissie van oordeel dat de aanleg van de genoemde infrastructuurvoorzieningen en de organisatie van motorsportevenementen weliswaar mogelijkerwijs tot de moeilijkheden van NG, MSR en CMHN hebben bijgedragen, maar dat dit niet afdoet aan het feit dat NG reeds voor de start van het project „Nürburgring 2009” typische kenmerken van een onderneming in moeilijkheden vertoonde. Een gezonde onderneming moet de kosten voor dergelijke activiteiten aanpassen om levensvatbaar te kunnen blijven. In de jaren 2008 en 2009 boekten NG, MSR en CMHN verliezen en steeg hun schuldenlast (toename met 537 % in de periode 2002-2011, met 4 052 % in de periode 2007-2011 en met 443 % in de periode 2008-2011). Hoewel het project „Nürburgring 2009” in 2010 werd afgerond, blijkt uit de hieronder vermelde financiële resultaten van NG, MSR en CMHN dat zij toen nog steeds in moeilijkheden verkeerden. |
(168) |
De Commissie concludeert derhalve dat NG, MSR en CMHN ten tijde van de verlening van de staatssteun (maatregelen 1 tot en met 19) ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren waren en dat zij met zo ernstige moeilijkheden kampten dat zij op de markt geen financiering hadden kunnen krijgen. |
5.2. DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN
(169) |
Volgens artikel 107, lid 1, VWEU zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. |
a) Staatsmiddelen en toerekenbaarheid aan de Staat
(170) |
Een deel van maatregel 1 (kapitaalverhoging), die door de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler is uitgevoerd, en een ander deel van maatregel 1 (inbreng in de kapitaalreserve) en de maatregelen 3, 9, 16 en 19, die alleen door de deelstaat zijn uitgevoerd, zijn duidelijk gefinancierd met staatsmiddelen en moeten worden toegerekend aan de Staat. |
(171) |
Met betrekking tot de maatregelen van NG (maatregelen 2, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 13, 14 en 15 — wat betreft de overdracht van aandelen in MSR aan NG — en maatregel 17) erkent Duitsland uitdrukkelijk dat de daarbij aangewende middelen moeten worden toegerekend aan de Staat. Daarnaast valt te constateren dat de raad van commissarissen van NG de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler als vennoot van NG vertegenwoordigde. In dit verband heeft de vicevoorzitter van de raad van bestuur tijdens de zitting van 28 augustus 2005 verklaard dat de activa alleen aan particuliere investeerders mochten worden toegewezen indien daaraan slechts een beperkt risico voor de deelstaat was verbonden (139). Voorts wees hij er tijdens een workshop van de raad van commissarissen van 20 december 2005 op dat in het nieuwe kabinet na de deelstaatsverkiezingen een besluit moest worden genomen over een investering in NG (140). Bovendien kondigde de deelstaatregering in haar regeringsverklaring van 30 mei 2006 een investering onder de titel Erlebnisregion Nürburgring aan en nam de ministerraad op 19 september 2006 kennis van het feit dat de raad van commissarissen van NG voornemens was het project met een aanzienlijke inbreng van een particuliere derde te verwezenlijken (141). Daarnaast stelden het ministerie van Economische zaken, Vervoer en Landbouw doorlopend adviezen, opmerkingen en instructies op met betrekking tot het project „Nürburgring 2009” (142), dat op 2 december 2009 publiekelijk bekend werd gemaakt. Volgens de Commissie is ook de lening die NG met tussenkomst van PNG aan MSR heeft verstrekt (maatregel 6) een maatregel van NG, die daarom aan de Staat moet worden toegerekend. |
(172) |
Wat de ISB-lening (maatregel 8) en het verlenen van uitstel van rentebetalingen (maatregel 18) betreft, heeft Duitsland erkend dat ISB de lening in opdracht van de deelstaat heeft verstrekt. Met betrekking tot de leningen die RIM via Mediinvest en PNG aan MSR heeft verstrekt (maatregel 11) en de overdracht van aandelen in MSR aan RIM (onderdeel van maatregel 15) constateert de Commissie dat RIM een openbaar lichaam is dat tot taak heeft het economisch beleid en het structuurbeleid van de deelstaat te ondersteunen (143). Bijgevolg waren ISB en RIM in het kader van de genoemde maatregelen in opdracht van de deelstaat betrokken bij de tenuitvoerlegging van het deelstaatbeleid, waaruit volgt dat de activiteiten van ISB en RIM, wat deze maatregelen aangaat, aan de Staat moeten worden toegerekend. Bij al deze maatregelen gaat het dus om middelen die aan de Staat moeten worden toegerekend. |
b) Economische activiteit
(173) |
Naar analogie met de zaak-Flughafen Leipzig/Halle (144) kan de aanleg van infrastructuurvoorzieningen als economische activiteit worden beschouwd indien daaraan een commerciële exploitatie verbonden is, wat hier het geval is. |
(174) |
De exploitatie van sportfaciliteiten (met inbegrip van racecircuits en offroad-parken), pretparken (145), horecabedrijven, centra voor rijveiligheid, rijscholen, multifunctionele hallen en betaalkaartsystemen alsook de verpachting daarvan, al dan niet voor professioneel gebruik (146), houdt zowel voor de eigenaar als de exploitant een economische activiteit in. Bijgevolg vormt ook de aanleg of renovatie van infrastructuurvoorzieningen die onlosmakelijk met deze activiteiten verbonden zijn, een economische activiteit. Als niet-economische activiteiten worden onder meer beschouwd het gebruik van sportfaciliteiten door amateurs (147) en jeugdtrainingen van professionele sportclubs, voor zover de boekhouding van deze activiteiten gescheiden wordt gehouden van die van de economische activiteiten (148). Gezien het onlosmakelijke verband tussen de infrastructuur en de economische activiteit waarvoor zij wordt gebruikt, houden de aanleg, de uitbreiding en de exploitatie van infrastructuurvoorzieningen voor sport en toerisme bij de Nürburgring zowel voor de investeerders als voor de exploitanten een economische activiteit in, ook al worden de kosten van de infrastructuur niet gedekt door de opbrengsten uit de exploitatie ervan en ook al maakt amateursport 90 % van de sportactiviteiten op de Nürburgring uit. Dit speelt namelijk alleen een rol op het niveau van de gebruikers: niet-professionele gebruikers zijn geen ondernemingen. De sport- en toerisme-infrastructuur van de Nürburgring is geen algemene infrastructuur zoals een openbare weg die voor gebruik door het publiek is bestemd. Op de financiering van de infrastructuur in kwestie (via de uit de liquiditeitspool verstrekte leningen en de aandeelhoudersleningen respectievelijk de latere ISB-lening) zijn derhalve de staatssteunvoorschriften van toepassing. |
(175) |
Bij de organisatie van formule 1- of andere motorsportevenementen gaat het om het verrichten van diensten op de profsportmarkt, die hoofdzakelijk inkomsten uit uitzendrechten genereert. Het feit dat formule 1- en andere motorsportevenementen structureel verliesgevend zijn of met het oog op doelstellingen van regionaal beleid worden gehouden, volstaat niet om voor de financiering ervan een uitzondering te maken op de toepassing van de staatssteunvoorschriften. De Commissie concludeert derhalve dat formule 1- en andere motorsportevenementen een economische activiteit inhouden. |
(176) |
De bevordering van toerisme, conditionering, de bouw van onroerend goed, bedrijfsvoering en de handel in auto's of motorfietsen moeten eveneens als economische activiteiten worden beschouwd. |
c) Selectiviteit
(177) |
De Commissie is van oordeel dat de maatregelen op het niveau van de exploitanten (NG in het geval van de maatregelen 1, 3, 8, 9, 13, 14, 16, 18 en 19; EWN, FSZ, MAN, TTI, BWN, BWNB en Camp4Fun in het geval van maatregel 2; MSR in het geval van de maatregelen 4, 5, 8, 9, 11, 12, 18 en 19; CST in het geval van maatregel 5; MIB in het geval van maatregel 7; CMHN in het geval van de maatregelen 8, 9, 18 en 19; NAG in het geval van de maatregelen 10 en 17; Mediinvest, Geisler & Trimmel en Weber in het geval van maatregel 15) een selectief karakter hebben, aangezien zij deze exploitanten een voordeel verschaffen. Verder werden de opdrachten voor de bouw en de exploitatie van de infrastructuur niet op transparante, niet-discriminerende wijze en met inachtneming van de aanbestedingsregels gegund. Op het niveau van de gebruikers zijn de maatregelen echter niet selectief, omdat amateursportclubs en het brede publiek op transparante en niet-discriminerende wijze toegang wordt geboden tot de faciliteiten. |
d) Concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer
(178) |
De maatregelen 1 tot en met 19 doen concurrentievervalsing ontstaan op de markten voor de exploitatie van racecircuits, offroad-parken, pretparken, horecabedrijven, centra voor rijveiligheid, rijscholen, multifunctionele hallen en betaalkaartsystemen en op de markten voor de bevordering van toerisme, conditionering, de bouw van onroerend goed, bedrijfsvoering en de handel in auto's en motorfietsen, aangezien de voor de infrastructuur op de Nürburgring en de formule 1-evenementen verleende steun het gebruik van deze infrastructuur bevordert. De organisatie van formule 1- en andere motorsportevenementen draagt ertoe bij dat bezoekers op de Nürburgring afkomen. |
(179) |
Door de betrokken maatregelen werd NG, MSR en CMHN de mogelijkheid geboden hun bedrijfsactiviteiten voort te zetten, zodat zij in tegenstelling tot concurrenten die in financiële moeilijkheden verkeerden, niet met de gevolgen werden geconfronteerd die normaliter aan slechte financiële resultaten zijn verbonden. Hierdoor wordt de concurrentie verstoord, voor zover andere ondernemingen die op dezelfde markt actief zijn, de voortzetting van hun activiteiten zonder staatssteun moeten zien te waarborgen. |
(180) |
Met betrekking tot de gevolgen van de steun voor het handelsverkeer tussen de lidstaten zij erop gewezen dat de Nürburgring met de daar gehouden formule 1-evenementen en de racecompetitie Deutsche Tourenwagen Meisterschaft (DTM) in concurrentie staat met andere circuits in de Unie die topwedstrijden organiseren, terwijl niet kan worden uitgesloten dat het pretpark bij de Nürburgring ook bezoekers uit België aantrekt (de Nürburgring ligt op ongeveer 50 km van de Belgische grens). In dit verband zij eraan herinnerd dat een klacht is ingediend door de exploitant van het concurrerende pretpark Eifelpark (zie overweging 2). Bovendien valt niet uit te sluiten dat de staatssteun gevolgen heeft voor het handelsverkeer tussen de lidstaten op het gebied van offroad-parken, horecabedrijven, centra voor rijveiligheid, rijscholen, multifunctionele hallen en betaalkaartsystemen alsook op het gebied van de bevordering van toerisme, conditionering, de bouw van onroerend goed, bedrijfsvoering en de handel in auto's en motorfietsen. |
e) Voordeel
(181) |
Om na te gaan of een handelstransactie tussen een overheidsinstantie en een onderneming staatssteun vormt, moet volgens de vaste praktijk van de Commissie, welke door de rechtspraak is bevestigd, het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie worden toegepast (149). Volgens dit beginsel moet de Staat, wanneer hij als ondernemer actief is op de markt, zich als een particuliere marktdeelnemer gedragen. Anders kan er sprake zijn van staatssteun. Met het oog op de beoordeling of er sprake is van staatssteun, is op grond van het beginsel van een investeerder in een markteconomie de vraag bepalend of een particuliere marktdeelnemer in een vergelijkbare situatie op dezelfde wijze zou hebben gehandeld. In het licht van dit beginsel zijn subsidiemaatregelen alleen toegestaan voor zover zij om zuiver economische redenen worden genomen. Zoals in de desbetreffende rechtspraak is vastgesteld, kunnen steunmaatregelen van de overheid niet op zichzelf worden beschouwd, maar moeten zij in samenhang met andere subsidiemaatregelen worden beoordeeld (150). |
(182) |
Bij de beoordeling van de vraag of aan de eigenaars respectievelijk de exploitanten (NG, MSR en CMHN tot en met 30 april 2010 en NAG van 1 mei 2010 tot en met 31 oktober 2012) een voordeel is verschaft, moet derhalve het criterium van een investeerder in een markteconomie worden toegepast. Allereerst valt te constateren dat de maatregelen 1 tot en met 19 geen transacties op voet van gelijkheid (pari passu) vormen (151), aangezien Duitsland geen particuliere investeerder had weten te vinden die bereid was om tegen vergelijkbare voorwaarden investeringen te doen (bijvoorbeeld in onderdeel I van het project „Nürburgring 2009”). Weliswaar werden twee leningen door particuliere verstrekkers ter beschikking gesteld, maar de betrokken bedragen waren laag in verhouding tot de investeringen door de overheid, terwijl zij slechts voor onderdeel II van het project „Nürburgring 2009” (d.w.z. in hoofdzaak voor de hotels) (152) bestemd waren en niet aan NG of een andere ontvanger van steun, maar slechts aan CMHN en MSR werden verstrekt. Tabel 14 Leningen van particuliere financiële instellingen aan CMHN/MSR
|
(183) |
In elk geval erkent Duitsland dat ook voor onderdeel II van het project geen particuliere investeerder voor de lange termijn werd gevonden. |
(184) |
Bovendien zij gewezen op de ondernemingsplannen voor het project „Nürburgring 2009” en voor NG voor de periode 2006-2010, die de Commissie zijn toegestuurd. Tabel 15 Ondernemingsplannen project „Nürburgring 2009” (in miljoen EUR)
|
(185) |
Uit tabel 15 blijkt duidelijk dat de geraamde kosten in de fase van de voorbereiding van het project „Nürburgring 2009” continu stegen, terwijl het resultaat vóór belastingen duidelijk daalde, van een winst van 22 miljoen EUR in het plan van december 2005 naar een verlies van 35 miljoen EUR in het plan van december 2009. Een particuliere investeerder had een dergelijke drastische stijging van de kosten en een dergelijke aanzienlijke daling van de winst in de voorbereidingsfase van het project tussen december 2005 en december 2009 niet aanvaard (volgens de beschikbare gegevens werd de financiering voor de geplande bouwprojecten hoofdzakelijk in de periode mei 2008 tot juni 2010 verstrekt). |
(186) |
In elk geval heeft de Commissie bij de beoordeling van de betrokken ondernemingsplannen in het kader van de toepassing van het beginsel van de investeerder in een markteconomie de volgende feiten vastgesteld:
|
(187) |
Om deze redenen kan de Commissie er niet van uitgaan dat de verstrekking van overheidssubsidies aan de in moeilijkheden verkerende onderneming NG (zie punt 5.1) ter financiering van haar toenmalige (exploitatie van het circuit) of toekomstige bedrijfsactiviteiten (exploitatie van het circuit en van nieuwe hotels) op basis van de betrokken ondernemingsplannen als marktconforme maatregel kan worden beschouwd. |
(188) |
Met betrekking tot het beginsel van de investeerder in een markteconomie kan ten aanzien van de afzonderlijke maatregelen het volgende worden geconstateerd. |
(189) |
Met betrekking tot maatregel 1 (beschikbaarstelling van kapitaal door de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler aan NG in de vorm van inbreng in de kapitaalreserve en kapitaalverhoging) stelt de Commissie vast dat de hierboven uiteengezette analyse van de overgelegde ondernemingsplannen van belang is. Geen enkele particuliere investeerder heeft in 2004 en de daaropvolgende jaren kapitaal ter beschikking gesteld aan NG. Het aan NG op 1 mei 2002 (2 179 000 EUR) en op 21 december 2004 (22 839 241 EUR) door de deelstaat verstrekte kapitaal en het op 31 augustus 2004 (4 887 000 EUR) en op 4. September 2007 (10 000 000 EUR) door de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler verstrekte kapitaal moet daarom voor het volledige bedrag worden beschouwd als staatssteun. |
(190) |
Met betrekking tot maatregel 2 (aandeelhoudersleningen door NG aan haar dochterondernemingen verstrekt vóór aanvang van het project „Nürburgring 2009”) stelt de Commissie op basis van de door Duitsland doorgegeven financiële kengetallen vast dat EWN, Camp4Fun en TTI jaarlijks verliezen leden en een negatief eigen vermogen hadden toen zij in het kader van maatregel 2 hun respectievelijke aandeel in de steun ontvingen (zie de tabellen 1 tot en met 4). Tegelijkertijd boekten BWN1, BWNB en BWN2, die in de periode 2004-2007 leningen hadden ontvangen, tijdens deze gehele periode elk jaar verliezen en hadden zij in 2005, 2006 en 2007 tevens een negatief eigen vermogen. Ten slotte boekte MAN zowel gecumuleerde als jaarlijkse verliezen toen die onderneming steun ontving in het kader van maatregel 2. Gelet op punt 11 van de richtsnoeren is de Commissie derhalve van mening dat deze ondernemingen ten tijde van maatregel 2 in moeilijkheden verkeerden. Daarentegen stelt de Commissie op basis van de door Duitsland meegedeeld financiële kengetallen vast dat FSZ niet in moeilijkheden verkeerde toen zij in het kader van maatregel 2 steun ontving, aangezien deze gegevens niet aantonen dat aan een van de onder punt 11 van de richtsnoeren vermelde criteria was voldaan. Met de verstrekking van leningen aan ondernemingen die in dusdanige moeilijkheden verkeerden dat zij ongeacht het rentepercentage geen enkele financiering van een particuliere investeerder zouden hebben verkregen — vooral gezien het feit dat zij tot een moederonderneming behoorden die zelf in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde — werd deze ondernemingen een voordeel verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de leningen. De leningen van NG aan haar dochterondernemingen EWN (6 195 170,02 EUR), BWN/BWNB (3 760 000 EUR), Camp4Fun (450 000 EUR), MAN (100 000 EUR) en TTI (25 000 EUR) zijn daarom niet verenigbaar met het beginsel van een investeerder in een markteconomie. In dit verband zij erop gewezen dat de aan MAN en TTI als lening verstrekte bedragen de de-minimisdrempel weliswaar niet overschrijden, maar dat Duitsland noch een beroep op Verordening (EG) nr. 1998/2006 (157) heeft gedaan, noch heeft aangetoond dat aan de vereisten daarvan was voldaan. Deze verordening kan echter bij terugvordering worden toegepast, voor zover Duitsland kan staven dat alle relevante voorwaarden zijn vervuld. Voorts stelt de Commissie vast dat FSZ door de aan haar verstrekte lening (646 738,12 EUR) geen voordeel heeft verkregen, gezien het toegepaste marktconforme rentetarief van 6 %, dat overeenkwam met het Duitse basistarief ten tijde van de verstrekking van de lening (5,06 % in april 2002, 4,8 % in maart 2003 en 5,19 % in maart 2008) (158), vermeerderd met 100 basispunten vanwege de financiële situatie van FSZ, waarbij rekening is gehouden met het feit dat FSZ bij ontvangst van de lening geen van de in punt 11 van de richtsnoeren vermelde symptomen vertoonde (159). De aan FSZ verstrekte leningen vormen daarom geen staatssteun. |
(191) |
Met betrekking tot maatregel 3 (leningen door de deelstaat uit de liquiditeitspool verstrekt aan NG) heeft Duitsland niet aangetoond dat NG niet heeft geprofiteerd van de toegepaste rentetarieven, die lager waren dan die welke voor concurrerende ondernemingen golden. Bovendien is het zeer onwaarschijnlijk dat een onderneming die zich in soortgelijke financiële moeilijkheden bevindt als NG, op de markt financiële middelen zou kunnen aantrekken, ongeacht het verschuldigde rentetarief. Bovendien vinden de terugbetaling van de hoofdsom en de betaling van de rente pas op een later tijdstip plaats en was dat tijdstip niet bekend toen de maatregelen werden genomen. Daarom kan dit aspect niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of aan het beginsel van de investeerder in een markteconomie is voldaan. Bijgevolg werden de uit de liquiditeitspool gefinancierde maatregelen niet tegen marktvoorwaarden uitgevoerd. Met de verstrekking van leningen aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat zij ongeacht het rentepercentage geen enkele financiering van een particuliere investeerder zou hebben kunnen krijgen, werd deze onderneming een voordeel verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de leningen. In totaal hielden de tussen 30 juni 2003 en 11 mei 2010 door de deelstaat aan NG verstrekte leningen (zie het overzicht van de leningen in tabel 5) staatssteun in ten belope van 399 805 370 EUR in. |
(192) |
Na een beoordeling op basis van het genoemde beginsel komt de Commissie met betrekking tot maatregel 4 (lening van NG aan MSR) tot dezelfde conclusie: het is namelijk zeer onwaarschijnlijk dat een onderneming die ten tijde van de maatregel (december 2007) in soortgelijke financiële moeilijkheden verkeerde als MSR (zie tabel 12 en overweging 155) financiële middelen had kunnen aantrekken op de markt, ongeacht het toegepaste rentetarief. Met de verstrekking van een lening aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat ongeacht het rentepercentage geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest haar een financiering aan te bieden, werd deze onderneming een voordeel verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de leningen. Het voordeel dat MSR met de door NG op 27 december 2007 verstrekte lening van 300 000 EUR werd verschaft, bedraagt bijgevolg 300 000 EUR. |
(193) |
De door NG aan CST verleende steun (maatregel 5) is niet in overeenstemming met het beginsel van de investeerder in een markteconomie. De Commissie stelt namelijk op grond van de door Duitsland meegedeelde financiële kengetallen vast dat CST in de periode 2008-2011 elk jaar verlies leed en een negatief eigen vermogen had en bovendien in 2009 faillissement moest aanvragen. Overeenkomstig punt 11 van de richtsnoeren is de Commissie derhalve van oordeel dat CST in moeilijkheden verkeerde toen zij (in de jaren 2008 tot en met 2011 — zie tabel 6) in het kader van maatregel 5 leningen ontving. Met de verstrekking van leningen aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat zij ongeacht het rentepercentage geen enkele financiering van een particuliere investeerder zou hebben verkregen — vooral gezien het feit dat CST tot een moederonderneming (NG) behoorde die zelf in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde — werd deze onderneming een voordeel verschaft ten belope van het volledige bedrag van de leningen. Het voordeel dat CST door NG werd verschaft in de vorm van de tussen 27 augustus 2008 en 18 april 2011 verstrekte leningen van in totaal 11 032 060 EUR, komt bijgevolg overeen met het totale bedrag van de leningen. |
(194) |
In de garantie die NG op 23 december 2009 ten gunste van CST afgaf, zegde NG toe financiering te zullen verlenen ter nakoming van financiële verplichtingen waaraan CST zelf niet kon voldoen. Ter financiering van deze financiële verplichtingen zou NG aan CST leningen verstrekken tegen een rente van 6 %. De toezegging ging gepaard met de achterstelling van vorderingen van NG met betrekking tot de door haar op basis van de patronaatsverklaring van 23 december 2009 gefinancierde leningen, waarin was bepaald dat de desbetreffende vorderingen van NG op CST zouden worden achtergesteld bij de vorderingen van alle andere schuldeisers op CST. In dit verband is de Commissie van oordeel dat een schuldeiser in een markteconomie niet zou hebben toegezegd de niet afgeloste leningen te financieren van een onderneming die in ernstige moeilijkheden verkeerde, en geen achterstelling van vorderingen op een in ernstige moeilijkheden verkerende onderneming zou hebben aanvaard, aangezien een dergelijke maatregel feitelijk zou neerkomen op een verlies van de betrokken bedragen. Daarom houdt de patronaatsverklaring, die gepaard ging met de bedoelde toezegging inzake de financiering van niet afgeloste leningen en een achterstelling van de daaruit voortvloeiende vorderingen, volgens de Commissie een voordeel in. De Commissie is voorts van opvatting dat de patronaatsverklaring een verdere maatregel is die bovenop de leningen van 2008 en 2011 (zie overweging 182) is genomen, aangezien: a) de maatregel niet op hetzelfde tijdstip werd genomen waarop deze leningen werden verstrekt; b) de overeenkomsten over de onderliggende leningen niet in die maatregel voorzagen of deze voorschreven, en c) de maatregel door NG naar eigen goeddunken is genomen om insolventie van CST af te wenden. De omvang van de maatregel komt overeen met het totale bedrag van de door NG op basis van de patronaatsverklaring van 23 december 2009 gefinancierde leningen, dat de Commissie echter niet bekend is. |
(195) |
De achterstelling van de vorderingen werd op 13 december 2010 door NG en CST overeengekomen en had volgens de desbetreffende overeenkomst betrekking op de tot 30 november 2010 verstrekte leningen ten belope van in totaal 10,4 miljoen EUR (d.w.z. de eerste 13 van de in totaal 15 leningen uit het overzicht in tabel 6). De achterstelling had tot gevolg dat de vorderingen van NG op CST waren achtergesteld bij de vorderingen van alle andere schuldeisers op CST. In dit verband is de Commissie van oordeel dat een schuldeiser in een markteconomie een dergelijke achterstelling van vorderingen op een in ernstige moeilijkheden verkerende onderneming niet had aanvaard, aangezien een dergelijke maatregel feitelijk zou neerkomen op een verlies van de betrokken bedragen. Daarom houdt de achterstelling volgens de Commissie een voordeel in. De Commissie is voorts van mening dat de achterstellingsverklaring van 2010 een maatregel is die bovenop de onderliggende leningen is genomen, aangezien: a) de achterstellingsverklaring niet op hetzelfde tijdstip werd afgegeven waarop deze leningen werden verstrekt; b) de overeenkomsten over de onderliggende leningen niet in de achterstelling voorzagen of deze voorschreven, en c) de achterstelling door NG naar eigen goeddunken is afgegeven om insolventie van CST af te wenden. De omvang van de maatregel komt overeen met het totale bedrag van de achtergestelde leningen en beloopt dus 10,4 miljoen EUR. |
(196) |
Met betrekking tot de betalingen van NG aan IPC (maatregel 6) neemt de Commissie nota van de vaststelling van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts dat een zorgvuldig handelende koopman de betrokken ondernemingen niet zou hebben uitgekozen voor het verrichten van diensten, en dat NG de vroegere activiteiten van deze ondernemingen niet met de nodige zorgvuldigheid heeft onderzocht om te beoordelen of zij over de vereiste bekwaamheid beschikten en of de door hen geboden voorwaarden voor de financiering van het project „Nürburgring 2009” realistisch waren (160). In dit verband is de Commissie van oordeel dat de ondernemingen een voordeel is verschaft doordat IPC de opdracht kreeg om die bijzondere diensten te verlenen. De maatregel houdt daarom staatssteun in met een waarde die overeenkomt met het aan deze ondernemingen betaalde bedrag van in totaal 640 000 EUR. |
(197) |
Tevens meent de Commissie dat de lening van NG aan PNG van 3 miljoen EUR en de lening van PNG aan MSR van 2 941 000 EUR tezamen een maatregel vormen waarbij PNG uitsluitend als intermediair optrad en daarvoor een vergoeding van […] EUR ontving. De begunstigde van de maatregel was de onderneming MSR, die de lening uiteindelijk op een tijdstip ontving waarop zij in dusdanige financiële moeilijkheden verkeerde dat zij op de markt geen financiering had kunnen krijgen. Met de verstrekking van een lening aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat ongeacht het rentepercentage geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest haar een financiering aan te bieden, werd deze onderneming een voordeel verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de leningen. Het voordeel dat MSR met de door NG op 15 oktober 2008 verstrekte lening werd verschaft, bedraagt bijgevolg 2 941 000 EUR. |
(198) |
In het kader van maatregel 7 cedeerde MIB haar vorderingen op leningnemer CST aan NG, die in ruil daarvoor een hoofdsom vermeerderd met rente betaalde. Aangezien CST in moeilijkheden verkeerde (zie overweging 184), stelt de Commissie vast dat het niet waarschijnlijk was dat MIB haar vorderingen op CST zou kunnen innen. Daarom kwam deze maatregel ten goede aan MIB, die daardoor haar vorderingen kon innen, terwijl NG voor MIB in de plaats kwam als schuldeiser van een onderneming in moeilijkheden. Bij ontstentenis van een plan voor herstel van de levensvatbaarheid van CST, waarmee aannemelijk had kunnen worden gemaakt dat de onderneming weer winstgevend zou kunnen worden en haar schulden zou kunnen aflossen, is deze maatregel niet verenigbaar met het beginsel van een investeerder in een markteconomie. Het cederen van vorderingen van MIB ten belope van 1 476 830,88 EUR aan NG houdt derhalve steun in ten belope van de koopprijs van 1 476 830,88 EUR. |
(199) |
Met betrekking tot maatregel 8 (lening van ISB aan NG, MSR en CMHN ten belope van 325 265 000 EUR) valt te constateren dat de ondernemingen mogelijk een voordeel ten belope van het leningbedrag is verschaft door het feit dat leningen zonder overeenkomstige garantie (maatregel 9) zijn verstrekt hoewel de ondernemingen in dusdanige moeilijkheden verkeerden dat zij, ongeacht het rentetarief, van geen enkele particuliere investeerder financiering hadden kunnen krijgen. In dit bijzondere geval bestaat de steun evenwel niet uit de lening (maatregel 8), maar slechts uit de afgegeven garantie (maatregel 9), daar de Commissie niet kan uitsluiten dat een particuliere schuldeiser op grond van die garantie van de deelstaat (maatregel 9) leningen tegen vergelijkbare voorwaarden aan NG, MSR en CMHN had kunnen verstrekken. |
(200) |
Maatregel 9, de garantie voor de ISB-lening over 325 265 000 EUR (maatregel 8), was niet verenigbaar met het beginsel van een investeerder in een markteconomie. Het gaat hierbij namelijk om een maatregel genomen door overheidsinstanties in het kader van regionaal beleid. Een particuliere investeerder zou niet bereid zijn geweest om maatregelen ten gunste van ondernemingen in moeilijkheden te nemen die in aanzienlijke mate afbreuk zouden doen aan zijn eigen financiële belangen. Voorts constateert de Commissie dat het regionaal beleid niet ten doel heeft ondernemingen in moeilijkheden weer levensvatbaar te maken. Daarnaast is de Commissie van mening dat niet is voldaan aan de in de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (161) (hierna de „garantiemededeling” genoemd) vermelde voorwaarden op grond waarvan kan worden uitgesloten dat er sprake is van staatssteun. De begunstigden waren namelijk ondernemingen in moeilijkheden, de garantie bood een dekking van 100 % van de lening en er werd geen garantiepremie betaald voor de overname door de deelstaat van het wanbetalingsrisico met betrekking tot de gegarandeerde lening. Gezien de ernstige financiële moeilijkheden van de begunstigden (NG, MSR en CMHN) ten tijde van de afgifte van de betrokken garantie (zie de tabellen 11 tot en met 13) gaat de Commissie ervan uit dat geen schuldeiser in een markteconomie bereid was geweest om de begunstigden onder deze voorwaarden een garantie te verlenen. De Commissie heeft geen aanwijzingen dat er een beroep op de garantie is gedaan. Daarom houdt maatregel 9 naar mening van de Commissie staatssteun in. De door de garantie van de deelstaat aan NG, MSR en CMHN verleende steun komt overeen met de bedragen van de betrokken leningen (maatregel 8), d.w.z. 96 574 200 EUR en 113 590 800 EUR in het geval van NG, 92 000 000 EUR in het geval van MSR en 23 100 000 EUR in het geval van CMHN. |
(201) |
Met betrekking tot maatregel 10 (verpachting van het Nürburgring-complex aan NAG) stelt de Commissie vast dat door middel van een inschrijvingsprocedure doorgaans kan worden uitgesloten dat aan de pachter een voordeel wordt verschaft. In het onderhavige geval werd echter geen inschrijvingsprocedure uitgevoerd om de exploitant van het gemoderniseerde Nürburgring-complex te selecteren. Desondanks lag de in de pachtovereenkomst vastgelegde minimale pachtsom, afgezien van de eerste drie pachtjaren (d.w.z. van 1 mei 2010 tot 30 april 2013), binnen de marges van de minimale en maximale waarden voor marktconforme jaarlijkse pachtprijzen die in het taxatierapport van 29 september 2011 werden vastgesteld. De EBITDA-pachtprijs was met uitzondering van het twee pachtjaar zelf hoger dan de in het taxatierapport aangegeven maximale marktconforme jaarlijkse pachtprijs. De Commissie stelt derhalve vast dat de vanaf 1 mei 2013 geldende minimale pachtsom van 15 miljoen EUR volgens het taxatierapport van 29 september 2011 geacht kon worden marktconform te zijn, aangezien zij binnen de marges van de marktconforme pachtprijzen lag, zodat NG daarmee geen selectief voordeel zou zijn verschaft. De pachtovereenkomst was echter in werkelijkheid slechts van kracht van 1 mei 2010 tot 31 oktober 2012. Tabel 16 geeft een overzicht van de in het advies en in de pachtovereenkomst vastgelegde minimale pachtprijzen voor de eerste drie jaar. Tabel 16 Minimale pachtprijs voor het Nürburgring-complex
Daarom is de Commissie van oordeel dat NAG door de in de periode 1 mei 2010 tot 31 oktober 2012 geëiste pachtprijs een voordeel heeft verkregen dat overeenkomt met het verschil tussen a) de pachtprijs die volgens het taxatierapport had moeten worden geëist, en b) de in de pachtovereenkomst vastgelegde pachtsom. De Commissie concludeert dat er sprake is van steun ten bedrage van 9 miljoen EUR, d.w.z. het verschil tussen de hierboven onder a) en b) bedoelde bedragen (voor het derde jaar wordt slechts de helft van het verschil aangerekend, daar de pachtovereenkomst op 31 oktober 2012, d.w.z. in het midden van het derde jaar werd beëindigd) (162). |
(202) |
Met betrekking tot maatregel 11 (leningen van RIM aan MSR met tussenkomst van Mediinvest en, in één geval, PNG) verklaart Duitsland zelf dat voor de financiering van onderdeel II van het project „Nürburgring 2009” geen particuliere investeerders konden worden gevonden. Bovendien blijkt uit het advies van de rekenkamer van Rijnland-Palts dat de potentiële investeerders het project als niet tegen marktvoorwaarden levensvatbaar hadden aangemerkt. Meerdere particuliere exploitanten waren niet bereid deel te nemen aan het project. Mogelijk is aan ondernemingen een voordeel ten belope van het leningbedrag verschaft door het feit dat leningen zonder overeenkomstige garantie (maatregel 12) zijn verstrekt hoewel de ondernemingen in dusdanige moeilijkheden verkeerden dat zij, ongeacht het rentetarief, van geen enkele particuliere investeerder financiering hadden kunnen krijgen. In dit bijzondere geval bestaat de steun evenwel niet in de leningen (maatregel 11), maar slechts in de afgegeven garantie (maatregel 12), daar de Commissie niet kan uitsluiten dat een particuliere schuldeiser op grond van die garantie van de deelstaat (maatregel 12) leningen tegen vergelijkbare voorwaarden aan MSR had kunnen verstrekken. De Commissie stelt vast dat Mediinvest en PNG niet de eigenlijke ontvangers van de steun waren, maar slechts als intermediairs optraden om de leningen aan RIM en MSR door te geven. Met het verlenen van deze dienst behaalde bovendien alleen Mediinvest winst, die overeenkwam met een renteverschil van maximaal 4,3 % (tussen de door RIM ontvangen lening en de aan MSR verstrekte lening), terwijl PNG niet van een renteverschil profiteerde (voor de van Mediinvest ontvangen lening gold hetzelfde rentetarief als voor de aan MSR verstrekte lening). Daarnaast kan volgens de Commissie uit de in de overwegingen 32 tot en met 34 en in tabel 14 vermelde gegevens niet worden opgemaakt dat Mediinvest en PNG voor de door hen verleende diensten geen marktconforme rentetarieven in rekening hebben gebracht of dat de renteverschillen (maximaal 4,3 % in het geval van Mediinvest, 0 % in het geval van PNG) boven het marktniveau lagen. De Commissie is derhalve van oordeel dat Mediinvest en PNG niet als begunstigden van maatregel 11 kunnen worden beschouwd. |
(203) |
Met betrekking tot maatregel 12 (garantieverklaring van de deelstaat voor ISB ten aanzien van de derdenbelangen van RIM in Mediinvest (maatregel 11)) is de Commissie van mening dat deze constructie het mogelijk moest maken om aan MSR de leningen van maatregel 11 te verstrekken. MSR verkeerde ten tijde van het verstrekken van de leningen in een zeer slechte financiële toestand. Geen enkele particuliere investeerder zou een garantie hebben afgegeven aan een onderneming in een dergelijke slechte financiële toestand. De Commissie heeft geen aanwijzingen dat op de garantie een beroep is gedaan. Daarom houdt maatregel 12 naar mening van de Commissie staatssteun in. De hoogte van de door middel van de garantie van de deelstaat aan MSR verleende steun komt overeen met het totale bedrag van de betrokken leningen (maatregel 11) en bedraagt dus 85 484 000 EUR. |
(204) |
Met betrekking tot maatregel 13 (terbeschikkingstelling door de deelstaat aan NG van inkomsten uit een casinoheffing met het oog op bevordering van het toerisme) is de Commissie van oordeel dat het hierbij om een maatregel gaat die door overheidsinstanties in het kader van toerismebeleid is genomen. Een particuliere investeerder zou niet bereid zijn geweest om maatregelen ten gunste van ondernemingen in moeilijkheden te nemen die in aanzienlijke mate afbreuk zouden doen aan zijn eigen financiële belangen. Voorts constateert de Commissie dat het toerismebeleid niet ten doel heeft ondernemingen in moeilijkheden weer levensvatbaar te maken. Gezien de slechte financiële toestand van NG is de Commissie de opvatting toegedaan dat NG een voordeel is verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de betrokken maatregelen. De door de deelstaat aan NG ter beschikking gestelde inkomsten uit de casinoheffing ten belope van 1,6 miljoen EUR in 2009 en van jaarlijks 3,2 miljoen EUR in 2010 en 2011 vormen als geheel steun ten gunste van NG. |
(205) |
De opmerkingen met betrekking tot maatregel 13 in verband met het toerismebeleid gelden ook voor maatregel 14 (leningen van de deelstaat en achterstelling van vorderingen). Met de verstrekking van een lening aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat ongeacht het rentepercentage geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest haar een financiering aan te bieden, werd deze onderneming bovendien een voordeel verschaft dat overeenkomt met het totale bedrag van de leningen. De leningen ten bedrage van 20 miljoen EUR van 21 augustus 2007, 10 miljoen EUR van 22 december 2009, 4,65 miljoen EUR van 28 december 2010 en 3,2 miljoen EUR van 26 april 2011 alsook een verdere, door de deelstaat aan NG verstrekte lening van 4,95 miljoen EUR van 9 december 2011, vormen daarom steun ten belope van het totale bedrag van de leningen. |
(206) |
Ten gevolge van de achterstellingsverklaring die de deelstaat op 29 augustus 2007 met betrekking tot de genoemde lening van 20 miljoen EUR heeft afgegeven om insolventie van NG af te wenden, worden de vorderingen van de deelstaat op NG achtergesteld bij alle vorderingen van alle andere schuldeisers op NG. Tegen deze achtergrond vormt deze achterstellingsverklaring (onderdeel van maatregel 14) volgens de Commissie een bijkomend voordeel, bovenop de lening van 20 miljoen EUR in het kader van maatregel 14, daar de kans dat de deelstaat zijn vorderingen op NG zou kunnen innen door deze achterstelling aanzienlijk is beperkt. De omvang van de steunmaatregel komt overeen met het bedrag van de achtergestelde lening, aangezien de achterstelling NG de mogelijkheid gaf zich te onttrekken aan de terugbetaling van de lening van 20 miljoen EUR. |
(207) |
Met betrekking tot maatregel 15 (overname van de aandelen in MSR door NG en RIM) zij opgemerkt dat MSR ten tijde van de maatregel in moeilijkheden verkeerde, d.w.z. verliesgevend was. Dit betekent dat de in het kader van haar bedrijfsactiviteiten ten gunste van haar aandeelhouders gegenereerde bedrag negatief was. Daardoor hadden de negatieve bedrijfsresultaten van MSR een negatieve waarde van de afzonderlijke deelnemingen tot gevolg. Anders gezegd: een potentiële investeerder had eigenlijk recht op een bedrag ten belope van de verliezen die MSR met haar bedrijfsactiviteiten genereerde en die hun weerslag vonden in de waarde van de deelnemingen. Met de overname van MSR hebben NG en RIM duidelijk beoogd de onderneming te steunen. De overgang van de eigendom van MSR als zodanig houdt echter geen steun aan MSR in. In plaats daarvan kan het zijn dat de maatregelen die in aansluiting op de overname zijn genomen (bijvoorbeeld de door NG aan MSR verstrekte lening) steun ten gunste van MSR vormen. Op grond van de vennootschapsvorm van MSR zijn de vennoten niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de onderneming. Bij de verkoop van MSR door de vroegere eigenaars aan NG en RIM ontvingen de verkopers slechts een met de koopprijs overeenkomende symbolische som van 3 EUR. De Commissie is derhalve van oordeel dat de prijs van 1 EUR per deelneming die aan de verkopers van de aandelen in MSR, d.w.z. aan Mediinvest, Geisler & Trimmel en Weber is betaald, geen economisch voordeel inhoudt. |
(208) |
Maatregel 16 omvat een aandeelhouderslening en een subsidie van de deelstaat aan NG voor formule 1-race-evenementen. De deelstaat heeft aan NG tussen 2003 en 2007 bedragen van 24 978 808 EUR en in 2009 een bedrag van 15 426 562 EUR ter beschikking gesteld (maatregel 3). Ter herfinanciering van deze bedragen verstrekte de deelstaat in 2011 een renteloze lening van 40 405 000 EUR aan NG. Voorts ontving NG in juli 2011 een subsidie van 13,5 miljoen EUR uit de begroting van de deelstaat. Het ligt voor de hand dat NG met deze overheidsmiddelen een voordeel is verschaft, aangezien NG van lasten werd bevrijd die zij anders zelf had moeten dragen. De lening is niet verenigbaar met het beginsel van de investeerder in een markteconomie. Met de verstrekking van een lening aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat ongeacht het rentepercentage geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest haar een financiering aan te bieden, werd deze onderneming een voordeel verschaft dat overeenkomt met het volledige bedrag van de leningen. Het voordeel dat NG met de door de deelstaat op 11 januari 2011 verstrekte lening van 40 405 000 EUR werd verschaft, bedraagt bijgevolg 40 405 000 EUR. Het voordeel dat de deelstaat NG in juli 2011 heeft verschaft met zijn subsidie van 13,5 miljoen EUR, bedraagt 13,5 miljoen EUR. |
(209) |
Met betrekking tot de concessieovereenkomst voor formule 1 (maatregel 17) voerde Duitsland aan dat de organisatie van formule 1-evenementen overeenkomstig de regelgeving inzake diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) een met de interne markt verenigbare steunmaatregel vormt. Duitsland betoogt echter niet dat de maatregel een compensatiemaatregel zonder steunelementen is die aan alle criteria van het Altmark-arrest voldoet. Ten slotte heeft Duitsland niet aan de hand van een taxatierapport of een marktstudie aangetoond dat de hoogte van de concessievergoeding marktconform was of dat de concessie op basis van een aanbestedingsprocedure is verleend. Bij gebrek aan bewijsstukken ter staving van het marktconforme karakter van de maatregel is de Commissie van mening dat NAG door de concessieovereenkomst een voordeel is verschaft. In het geval van deze maatregel is het steunbedrag in beginsel gelijk aan het verschil tussen de concessievergoeding en de marktwaarde van de concessie. Aangezien volgens Duitsland geen betalingen in het kader van de overeenkomst zijn gedaan, is de daarin besloten staatssteun niet ten uitvoer gelegd en kan geen steunbedrag worden vastgesteld. |
(210) |
In tegenstelling tot Duitsland is de Commissie van oordeel dat de verlening van uitstel van betaling van verschuldigde rente (maatregel 18) niet in overeenstemming is met het beginsel van de investeerder in een markteconomie, zodat die maatregel met name in het licht van de financiële situatie van NG, MSR en CMHN een economisch voordeel inhoudt. Zoals hierboven uiteengezet, verkeerden NG, MSR en CMHN namelijk in een zeer slechte financiële situatie toen de maatregel werd genomen. Doordat uitstel van betaling van verschuldigde rente werd verleend aan een onderneming die in dusdanige moeilijkheden verkeerde dat ongeacht het rentepercentage geen enkele particuliere investeerder bereid was geweest haar een financiering aan te bieden, werd deze onderneming een voordeel verschaft dat overeenkomt met het nog af te lossen bedrag van de herschikte schuld. Het door ISB op 15 mei 2012 verleende uitstel van betaling voor een bedrag van 1,473 miljoen EUR in het geval van NG, van 1,205 miljoen EUR in het geval van MSR en van 303 000 EUR in het geval van CMHN houdt derhalve steun in ten belope van het nog af te lossen bedrag van de herschikte schuld. |
(211) |
Met betrekking tot de door de deelstaat afgegeven vrijstellings- en achterstellingverklaring (maatregel 19) constateert de Commissie het volgende: a) De overheidsgarantie met betrekking tot vorderingen tot een bedrag van maximaal 254 miljoen EUR (voor een lening van 325 265 000 EUR) werd in 2012 door de deelstaat afgegeven om insolventie van NG, MSR en CMHN, die op dat tijdstip in ernstige moeilijkheden verkeerden, af te wenden. Tegen deze achtergrond is de Commissie van oordeel dat de maatregel niet voldeed aan de voorwaarden van de garantiemededeling, zodat de begunstigden hiermee een voordeel is verschaft en er sprake is van staatssteun. b) De achterstellingsverklaring van de deelstaat van 2012 met betrekking tot zijn uit de genoemde vrijstellingsverklaring voortvloeiende vorderingen had tot gevolg dat de vorderingen van de deelstaat werden achtergesteld bij de vorderingen van alle schuldeisers op NG, MSR en CMHN. In dit verband is de Commissie van oordeel dat een schuldeiser in een markteconomie een dergelijke achterstelling van vorderingen op in ernstige moeilijkheden verkerende ondernemingen niet had aanvaard, aangezien een dergelijke maatregel feitelijk zou neerkomen op een verlies van de betrokken bedragen. Daarom houdt de achterstelling volgens de Commissie een voordeel in. De Commissie is voorts van mening dat de vrijstellings- en achterstellingsverklaring van 2012 een bijkomende maatregel vormt die bovenop de in 2010 afgegeven garantie is genomen. De vrijstelling en de achterstelling van 2012 waren namelijk bij de garantie van 2010 noch als optie noch als verplichting vastgelegd, maar waren een maatregel die door de instanties naar eigen goeddunken werd genomen om insolventie van NG, MSR en CMHN af te wenden. De omvang van de steunmaatregel komt overeen met het bedrag van de door de vrijstellings- en achterstellingsverklaring van 2012 gedekte schulden ten bedrage van 254 miljoen EUR. |
(212) |
De genoemde maatregelen hadden naar mening van de Commissie betrekking op de exploitatie van een complex dat geen deel uitmaakt van de algemene infrastructuur en werden genomen zonder dat daaraan de verwachting was verbonden dat de bijdrage van de deelstaat een marktconforme rente zou opleveren. Daarom is er sprake van staatssteun voor de aanleg en de exploitatie van de genoemde faciliteiten die ten goede komt aan de exploitanten, d.w.z. met name NG. |
(213) |
De Commissie is verder van opvatting dat de staatssteun bestaat uit het verschil tussen een passende marktprijs voor de lening respectievelijk de garantie en de daadwerkelijk voor de maatregel betaalde prijs; aangezien de begunstigden van de steun in dusdanig ernstige moeilijkheden verkeerden dat zij op de markt geen financiering hadden kunnen krijgen, komt het verschafte voordeel overeen met het totale bedrag dat met de maatregelen gemoeid was. |
f) Conclusie ten aanzien van de vraag of er sprake is van staatssteun
(214) |
Om bovenstaande redenen komt de Commissie tot de conclusie dat een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan FSZ) en de maatregelen 8, 11 en 15 geen staatssteun vormen, terwijl maatregel 1, een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan EWN, MAN, TTI, Camp4Fun, BWNI, BWNB en BWN2) evenals de maatregelen 3 tot en met 7, 9, 10, 12, 13, 14 en 16 tot en met 19 staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. |
5.3. ONRECHTMATIGE STEUN
(215) |
Maatregel 1, een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan EWN, MAN, TTI, Camp4Fun, BWN1, BWNB en BWN2) en de maatregelen 3 tot en met 7, 9, 10, 12, 13, 14 en 16 tot en met 19 zijn onder schending van de aanmeldingsplicht en in strijd met de stand-stillclausule van artikel 108, lid 3, VWEU genomen. De Commissie beschouwt deze maatregelen bijgevolg als onrechtmatige staatssteun. |
5.4. VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE INTERNE MARKT
(216) |
Wanneer bepaalde maatregelen staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet aan de hand van de afwijkingen van de leden 2 en 3 van dat artikel worden onderzocht of die maatregelen verenigbaar zijn met de interne markt. |
(217) |
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie is het aan de lidstaten om mogelijke redenen voor de verenigbaarheid van de steun met de interne markt aan te voeren en aan te tonen dat aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan (163). |
(218) |
Aangezien de bedoelde maatregelen staatssteun vormen en NG, MSR en CMHN sinds 2002, 2007 respectievelijk 2008 ondernemingen in moeilijkheden waren, stelt de Commissie vast dat de betrokken maatregelen alleen aan artikel 107, lid 3, onder c), VWEU en met name aan de richtsnoeren dienen te worden getoetst op hun verenigbaarheid met de interne markt. Overeenkomstig punt 20 van de richtsnoeren kan een onderneming in moeilijkheden „niet worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd. Daarom is de Commissie van mening dat, enkel wanneer aan de in de onderhavige richtsnoeren uiteengezette voorwaarden is voldaan, steun aan ondernemingen in moeilijkheden kan bijdragen tot de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid zonder het handelsverkeer zodanig te veranderen dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.” Anders dan Duitsland stelt, is de afwijking van artikel 107, lid 2, VWEU in het onderhavige geval niet van toepassing, omdat de gesteunde diensten geen diensten van algemeen economisch belang zijn, maar economische activiteiten die worden verricht in aan mededinging onderhevige sectoren van de economie. Evenmin is de afwijking van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU in de onderhavige steunzaak van toepassing, aangezien het door de onderzochte maatregelen gesteunde project en de gesteunde ondernemingen niet als belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang kunnen worden beschouwd en de economie van Duitsland niet ernstig was verstoord. De afwijking van artikel 107, lid 3, onder d), VWEU is evenmin van toepassing, daar de gesubsidieerde activiteiten kennelijk noch op de bevordering van de cultuur noch op de instandhouding van het culturele erfgoed zijn gericht. |
(219) |
In het onderhavige geval is niet voldaan aan de toepasselijke voorwaarden van de punten 3.1 en 3.2 van de richtsnoeren. De maatregelen zijn namelijk niet na zes maanden stopgezet en Duitsland heeft geen herstructureringsplan als bedoeld in de richtsnoeren ingediend. Bovendien is niet aangetoond dat de steun tot het strikt noodzakelijke minimum was beperkt, met name door een belangrijke eigen bijdrage van de begunstigde ondernemingen. Evenmin hebben de overheidsinstanties een liquiditeitsplan overgelegd. |
(220) |
De Commissie ziet geen andere mogelijke redenen op grond waarvan de steunmaatregelen verenigbaar zouden kunnen worden geacht met de interne markt (164). In het onderhavige geval verkeerden de begunstigde ondernemingen in moeilijkheden toen de maatregelen werden genomen, zodat alleen de richtsnoeren van toepassing zijn als grondslag voor de beoordeling of die maatregelen verenigbaar zijn met de interne markt. |
(221) |
Om deze redenen acht de Commissie maatregel 1, een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan EWN, MAN, TTI, Camp4Fun, BWN1, BWNB en BWN2) alsook de maatregelen 3 tot en met 7, 9, 10, 12, 13, 14 en 16 tot en met 19 onverenigbaar met het bepaalde in het VWEU. |
5.5. TERUGVORDERING
(222) |
Overeenkomstig het VWEU en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie is de Commissie, wanneer zij een met de interne markt onverenigbare steunmaatregel vaststelt, bevoegd te beslissen dat de betrokken lidstaat die maatregel moet intrekken of wijzigen (165). Verder heeft het Hof steeds gesteld dat de verplichting voor een lidstaat om steun in te trekken die door de Europese Commissie als onverenigbaar met de interne markt wordt beschouwd, bedoeld is om de toestand die op de markt bestond voordat de steun werd verleend, te herstellen (166). In dit verband heeft het Hof bepaald dat dit doel is bereikt zodra de begunstigde de door hem ontvangen onrechtmatige steunbedragen heeft terugbetaald. Door deze terugbetaling verliest de begunstigde immers het voordeel dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld (167). |
(223) |
In overeenstemming met de rechtspraak is in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (168) het volgende bepaald: „Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen […].” |
(224) |
Aangezien de betrokken maatregelen in strijd met artikel 108 VWEU niet bij de Commissie zijn aangemeld en daarom onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun vormen, moet de steun worden teruggevorderd om de toestand die op de markt bestond voordat de steun werd verleend, te herstellen. De terugvordering dient de periode te bestrijken vanaf de datum waarop de begunstigde het voordeel heeft verkregen, d.w.z. waarop de steun hem ter beschikking werd gesteld, tot de datum waarop de steun daadwerkelijk is terugbetaald; de teruggevorderde bedragen worden vermeerderd met de tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling verschuldigde rente. |
(225) |
De Commissie constateert dat aan bepaalde begunstigden (NG, MSR, CMHN, CST (169) en IPC) surseance van betaling is verleend (170). Volgens de vaste rechtspraak doet de omstandigheid dat een begunstigde insolvent is of onderworpen is aan een faillissementsprocedure niet af aan zijn verplichting tot terugbetaling van onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun (171). Tegelijkertijd is het in de meeste gevallen niet mogelijk om van insolvente begunstigden de onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun volledig (met inbegrip van rente) te innen, daar het vermogen van de begunstigde veelal niet volstaat om de schuldeisers te voldoen. Derhalve kan de toestand die bestond voordat de steun werd verleend, niet op de gebruikelijke wijze worden hersteld. Aangezien met de terugvordering van steun uiteindelijk wordt beoogd de door de verlening ervan ontstane concurrentievervalsing te beëindigen, heeft het Hof bepaald dat in dit soort gevallen de liquidatie van de begunstigde als een aanvaardbare optie voor terugvordering kan worden beschouwd (172). Een besluit waarbij een lidstaat wordt opgedragen onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun van een insolvente begunstigde terug te vorderen, wordt daarom volgens de Commissie geacht naar behoren ten uitvoer te zijn gelegd wanneer het volledige steunbedrag is terugbetaald of wanneer, in het geval van een gedeeltelijke terugbetaling, de vordering inzake terugbetaling van de steun is ingeschreven op de lijst van schuldvorderingen, de onderneming wordt vereffend en haar activa tegen marktvoorwaarden worden verkocht, en haar bedrijfsactiviteiten dus definitief worden beëindigd. In het algemeen moet worden gewaarborgd dat geen marktdeelnemer na het verdwijnen van de begunstigde van onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun profiteert. |
(226) |
De terugvordering heeft ook betrekking op begunstigde ondernemingen die niet zijn onderworpen aan een insolventieprocedure: NAG, en BikeWorld GmbH voor BWN1, BWNB en BWN2 (na de overname van BWN1 door BWNB werd de gefuseerde entiteit omgedoopt tot BWNB2; de naam van deze vennootschap werd vervolgens gewijzigd in BikeWorld GmbH). |
(227) |
De Commissie stelt vast dat bepaalde begunstigden, namelijkEWN, MAN, TTI, Camp4Fun, MIB, ten tijde van de vaststelling van het onderhavige besluit niet meer bestaan. |
(228) |
EWN, MAN en Camp4Fun werden respectievelijk op 6 september 2011, 29 augustus 2013 en 1 maart 2010 ontbonden. Er vond geen formele vereffening plaats. Er is sprake van economische continuïteit tussen deze drie begunstigden en hun resterende vennoot NG. Als resterende vennoot van deze begunstigden is NG aansprakelijk voor hun schulden, met inbegrip van schulden voortvloeiend uit staatssteun. Aangezien NG voorwerp is van een liquidatieprocedure moet ervoor worden gezorgd dat de vordering inzake terugbetaling van de steun naar behoren wordt ingeschreven op de lijst van schuldvorderingen en dat NG haar bedrijfsactiviteiten definitief beëindigt. Voorts moet worden gewaarborgd dat geen marktdeelnemer na de ontbinding van NG van onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare steun profiteert. Derhalve concludeert de Commissie dat de aan de begunstigde ondernemingen verleende steun door NG in haar hoedanigheid van economische opvolger van die ondernemingen moet worden teruggevorderd. Aangezien de steun is verleend door NG en NG tegelijkertijd de economische opvolger van de begunstigde ondernemingen is, moet de steun door de staat worden teruggevorderd. |
(229) |
MIB werd niet geliquideerd, maar is op 6 september 2013 gefuseerd met NAG, zodat zij niet meer als rechtspersoon bestaat. Dientengevolge is NAG in overeenstemming met de vermelding in het handelsregister de economische opvolger van MIB als bedoeld in artikel 2, lid 1, van de Duitse wet structuurwijzigingen vennootschappen (Umwandlungsgesetz (UmwG)).) Als economische opvolger van MIB moet NAG de steun terugbetalen. |
(230) |
TTI werd overeenkomstig de Duitse wet inzake besloten vennootschappen (GmbHG) op 4 december 2007 geliquideerd. TTI was een besloten vennootschap die bij besluit van de vennoten werd geliquideerd. Daarna waren de activiteiten van TTI alleen nog gericht op de vereffening van de vennootschap. Overeenkomstig artikel 70 van de wet op besloten vennootschappen had de vereffenaar tot taak „de lopende activiteiten te beëindigen, de verplichtingen van de ontbonden vennootschap te voldoen, haar vorderingen te innen en de activa van de vennootschap te gelde te maken”. Vervolgens werden de beschikbare kasmiddelen verdeeld over de vennoten. Op dat tijdstip was de vennootschap reeds ontbonden. Volgens Duitsland was er geen rechtsopvolger in de zin van economische continuïteit, omdat het grootste deel van de kasmiddelen aan de vennoten ter beschikking werd gesteld, er geen bedrijfsactiviteiten meer werden uitgeoefend, de onderneming niet werd overgedragen en geen verplichtingen werden overgenomen door de vennoten. Duitsland verklaarde voorts dat de activa van TTI niet bij opbod werden verkocht, omdat zij bij inleiding van de liquidatieprocedure op 12 maart 2004 slechts een saldo van 19 777,39 EUR, belastingtegoeden van 1 222,01 EUR en rente over een bankrekening ten belope van 30,69 EUR omvatten. Aangezien TTI aldus werd geliquideerd, had zij geen economische opvolger, temeer omdat na de liquidatie geen bedrijfsactiviteiten meer werden uitgeoefend en de vennoten slechts een klein bedrag aan kasmiddelen, maar geen activa of operationele bedrijfsonderdelen van TTI ontvingen. Tegen deze achtergrond en gezien het feit dat de bedrijfsactiviteiten van TTI niet werden overgedragen aan derden, is de Commissie van mening dat de in het kader van de betrokken maatregel verleende steun niet aan een derde is overgedragen. De onderneming werd reeds volledig vereffend en terugvordering is zinloos, omdat de begunstigde van de steun niet meer bestaat en geen economische opvolger heeft. |
6. BEOORDELING VAN DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN ECONOMISCHE CONTINUÏTEIT TUSSEN DE INSOLVENTE ONDERNEMINGEN EN DE KOPER VAN DE ACTIVA
6.1. BEOORDELING VAN DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STAATSSTEUN TEN GUNSTE VAN DE KOPER VAN DE ACTIVA
(231) |
Wanneer de Commissie op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU een negatief besluit vastdtelt waarbij de terugvordering van met de interne markt onverenigbare steun wordt gelast, moet de betrokken lidstaat de verleende steun terugvorderen. De verplichting tot terugvordering kan vervolgens worden uitgebreid tot een nieuwe onderneming waaraan de betrokken onderneming delen van haar activa heeft overgedragen of verkocht wanneer de overdracht- of verkoopconstructie erop duidt dat er sprake is van economische continuïteit tussen beide ondernemingen. Er kan ook sprake zijn van staatssteun ten gunste van de koper als gevolg van een verkoop van de activa onder de marktwaarde (zelfs indien er geen economische continuïteit bestaat). |
(232) |
Om te kunnen bepalen of de koper van de activa door staatssteun wordt begunstigd, moet de Commissie beoordelen of de activa tegen een marktprijs zijn verkocht en rekening houden met de hieronder beschreven criteria. |
(233) |
Volgens het arrest van het Gerecht in de zaak-SIM 2 (173), waarop de Commissie haar besluiten in de steunzaken Olympic Airlines, Alitalia en SERNAM (174) heeft gebaseerd, wordt aan de hand van een reeks indicatoren onderzocht of er sprake is van economische continuïteit tussen de „oude” onderneming en de nieuwe structuren. Hierbij kunnen de volgende factoren in aanmerking worden genomen: het voorwerp van de verkoop (activa, passiva, behoud van het personeelsbestand, „bundled” activa), de verkoopprijs, de identiteit van de aandeelhouder(s) of eigenaar(s) van de overnemende onderneming en van de oorspronkelijke onderneming, het tijdstip waarop de verkoop plaatsvond (na de inleiding van het voorlopige onderzoek of de formele procedure of na het eindbesluit) en de economische ratio van de transactie. Deze aanwijzingen werden door het Gerecht overgenomen in zijn arrest van 28 maart 2012 in de zaak-Ryanair/Commissie (175), waarbij de Alitalia-beschikking dus werd bevestigd. |
6.1.1. Voorwerp van de verkoop
(234) |
De Commissie stelt vast dat de door Capricorn overgenomen activa alle activa van de insolvente ondernemingen NG, MSR en CMHN omvatten en verband houden met de belangrijkste activiteiten van deze vennootschappen. De activa van NG, MSR en CMHN werden echter in het kader van de inschrijvingsprocedure opgesplitst in 11 kavels, en alle bieders konden een bod indienen voor afzonderlijke activa en voor afzonderlijke, meerdere of alle kavels (zie punt 2.5). Bij de indeling van de kavels werd rekening gehouden met de geschiktheid voor economische exploitatie, de belangstelling van de kant van investeerders en de kosten voor opsplitsing. De bewindvoerders hebben geen voorwaarden gesteld met betrekking tot de toekomstige bestemming van de activa. De Commissie merkt op dat het besluit om alle activa aan één onderneming te verkopen niet door de bewindvoerders is genomen, maar is ingegeven door de krachten van de markt (d.w.z. de marktdeelnemers die biedingen hebben uitgebracht voor de activa). Alle bieders hadden de mogelijkheid om een bod voor één van de 11 kavels, voor alle kavels of voor bepaalde activa in te dienen. Om marktredenen was de waarde van de biedingen voor afzonderlijke activa of kavels lager dan de waarde van het hoogste bod voor alle activa als geheel. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de onderlinge afhankelijkheid van de kavels. Zonder het racecircuit zouden de hotels niet levensvatbaar zijn en zonder de hotels zou een rendabele exploitatie van het circuit met professionele races, rockconcerten en andere activiteiten met een grote reikwijdte moeilijker zijn. |
(235) |
Wat het personeel betreft bevatten noch de inschrijvingsstukken noch de koopovereenkomst verplichtingen inzake de overgang van arbeidscontracten op de nieuwe eigenaar die verder gaan dan de toepasselijke Duitse wetgeving (zoals bijvoorbeeld een werkgelegenheidsgarantie). Volgens het Duitse recht gaan de arbeidsovereenkomsten automatisch over op de koper van de activa. Overeenkomstig de rechtspraak van het Bundesarbeitsgericht (176) kan de koper de bewindvoerder verzoeken de arbeidsovereenkomsten te beëindigen. De koper kon derhalve in beginsel zelf bepalen welke medewerkers hij een nieuwe overeenkomst zou aanbieden. In het onderhavige geval heeft Capricorn na een evaluatie van haar personeelsbehoeften met het oog op een rendabele exploitatie van de verworven activa besloten om op 1 januari 2015 (de begindatum van de exploitatie van de verworven activa) niet alle, maar 85 % van de personeelsleden (253 van de in totaal 297) van de verkopers over te nemen. Aangezien Capricorn een onafhankelijk besluit kon nemen over de overname van personeel, houdt de bevestigde aanstelling van bestaand personeel geen voortzetting van de bedrijfsactiviteiten in. Bovendien was Capricorn voornemens het management en het personeel in 2014 volledig te herstructureren. |
(236) |
Voorts constateert de Commissie dat overeenkomsten voor evenementen die bepalend zijn voor de lopende activiteiten, na het seizoen 2014 voor het overgrote deel zullen zijn beëindigd. Door de exploitatiemaatschappij die door de koper van de activa is opgericht, worden met klanten en leveranciers onderhandelingen gevoerd over de sluiting van nieuwe overeenkomsten voor de periode vanaf 1 januari 2015. Daarbij wordt ook met nieuwe zakelijke partners gesproken. Capricorn is voornemens om zelf een aantal evenementen te organiseren in plaats van het circuit aan externe organisatoren te verhuren. |
(237) |
De Commissie stelt vast dat de toekomstige activiteiten van Capricorn duidelijk zullen verschillen van die van de Nürburgring-groep (zie hieronder, met name punt 6.1.5). |
6.1.2. De verkoopprijs
(238) |
Om een economische continuïteit te kunnen uitsluiten, moeten de activa in het kader van een inschrijvingsprocedure tegen marktwaarde worden verkocht. |
(239) |
De marktwaarde is de prijs die een particuliere investeerder onder marktvoorwaarden zou bepalen (177). |
(240) |
Duitsland heeft de activa door middel van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure aan een bieder verkocht die het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. |
(241) |
Ten eerste bevatte de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor de activa van de Nürburgring geen beperkingen ten aanzien van de bieders, zodat allen een bod konden uitbrengen in de inschrijvingsprocedure. |
(242) |
Ten tweede valt met betrekking tot het transparantiebeginsel te constateren dat de verkopers alle bieders voldoende tijd voor een grondige beoordeling van de activa hebben gegeven en hun alle vereiste, gedetailleerde gegevens ter beschikking hebben gesteld. Na ontvangst van de procedurebrief getiteld „Project RING — procedures for the submission of a final offer”, die KPMG op 17 oktober 2013 aan de belangstellende investeerders had toegezonden, zouden de bieders die konden aantonen over een gewaarborgde financiering van de in hun indicatief bod opgenomen koopprijs te beschikken, volledige toegang krijgen tot een elektronische dataroom en zouden zij aan een bijeenkomst met het management van NBG en aan een gestructureerd Q&A-proces kunnen deelnemen. Bieders die niet in staat waren de genoemde waarborgen te bieden en geen bewijzen konden overleggen met betrekking tot de beschikbaarheid van de nodige financiering, kregen daarentegen slechts beperkte toegang tot de elektronische dataroom en het Financial Fact Book (FFB). Voor hen was een ontmoeting met de leden van het team dat het FFB had opgesteld, een bezichtiging van het complex en een voorbespreking over het ontwerp van de koopovereenkomst gepland. |
(243) |
Bovendien onderhielden de verkopers (KPMG) en alle bieders die zich voor de betrokken ronde van de inschrijvingsprocedure hadden gekwalificeerd, in de periode van juli 2013 tot april 2014 voortdurend contact per post en e-mail, zodat aan deze bieders alle relevante gegevens en toelichtingen konden worden verstrekt. In dit kader werden de vragen van de bieders beantwoord, werd op hun verklaringen gereageerd en werd hun alle informatie toegezonden over de volgende stappen in het inschrijvingsproces. Zo heeft KPMG bijvoorbeeld de volgende brieven en e-mails aan de bieders verstuurd: a) het schrijven van 19 juli 2013 waarin de bieders in kennis werden gesteld van de procedure voor het indienen van een indicatief bod; b) het schrijven van 12 september 2013 waarin de bieders werden geïnformeerd over de verlenging van de termijn voor het indienen van indicatieve biedingen; c) de e-mail van 19 september 2013 waarmee een van de bieders ([bieder 5]) nieuwere gegevens over de financiële draagkracht van de Nürburgring werden toegezonden; d) het schrijven van 17 oktober 2013 waarmee een bieder ([bieder 3]) werd geïnformeerd over de procedure voor het indienen van een definitief bod; e) de e-mail van 28 oktober 2013 waarin één van de bieders ([bieder 2]) voorlopige data voor bijeenkomsten met belangstellenden werden meegedeeld; f) het schrijven van 3 december 2013 waarmee een bieder ([bieder 6]) in kennis werd gesteld van het feit dat zijn indicatief bod niet meer in aanmerking werd genomen, aangezien zijn financieringspartners zich hadden teruggetrokken, zonder dat nieuwe waren genoemd, zodat de financiering van het bod werd geacht niet te zijn gewaarborgd en de transactiezekerheid als ontoereikend werd beoordeeld; g) het schrijven van 11 december 2013 met uitvoerige en heldere toelichtingen over de door een bieder ([bieder 3]) in een brief van 9 december 2013 geschetste problemen en gedane beweringen; h) het schrijven van 18 december 2013 met uitvoerige en heldere toelichtingen over de door een bieder ([bieder 3]) in een brief van 11 december 2013 geschetste problemen en gedane beweringen; i) de e-mail van 18 februari 2014 waarin een bieder ([bieder 3]) om bepaalde preciseringen en bevestigingen met betrekking tot zijn per e-mail van 17 februari 2014 meegedeelde definitieve bod werd verzocht en werd gevraagd onder meer zijn bindende financieringstoezegging, bijvoorbeeld in de vorm van een bindende bevestigingsverklaring, te staven en nader aan te geven wanneer hij de nog ontbrekende financieringstoezeggingen verwachtte te ontvangen en wanneer hij de zakelijke voorwaarden van zijn bod naar verwachting definitief zou vastleggen; j) de e-mail van 9 april 2014 waarmee een bieder ([bieder 3]) naar aanleiding van zijn e-mail van 2 april 2014 werd meegedeeld dat KPMG nog geen nadere gegevens over de door die bieder geplande financieringsconstructie en nog geen schriftelijke bevestiging van derden inzake de ondersteuning van zijn bod had ontvangen. |
(244) |
Ten derde blijkt uit de door Duitsland toegezonden documenten dat in geen enkele ronde van de inschrijvingsprocedure bieders werden gediscrimineerd. Zoals vermeld in overweging 235 ontvingen alle bieders informatie en preciseringen met betrekking tot de in de inschrijvingsprocedure toegepaste selectiecriteria, regels en procedures, de termijnen voor het indienen van indicatieve en definitieve biedingen, de verlenging van dergelijke termijnen, de financiële situatie van de Nürburgring, de in de indicatieve dan wel definitieve biedingen van de bieders ontbrekende gegevens en eventuele vragen van de bieders. Daarbij werden bieders die aan de selectiecriteria van de inschrijvingsprocedure voldeden (met name het overleggen van een bevestiging van financieringspartners inzake de financiering van de biedingen) niet uitgesloten van de onderhandelingen. De Commissie constateert tevens dat met geen enkele bieder exclusieve onderhandelingen werden gevoerd en dat ook met bieders wier definitieve bod niet was vergezeld van de bedoelde financieringsbevestiging, binnen een gepast tijdskader werd onderhandeld, aangezien de mogelijkheid bestond dat een dergelijke bevestiging nog bijtijds zou worden afgegeven. |
(245) |
Zoals vermeld in overweging 54 bevat de koopovereenkomst een clausule volgens welke de partijen pas verplicht zijn de overeenkomst ten uitvoer te leggen wanneer: 1) bij een onherroepelijk besluit van de Commissie wordt vastgesteld dat noch de koper noch zijn exploitatiemaatschappij als begunstigde van de onderzochte steunmaatregelen moet worden beschouwd en dat eventuele terugvorderingen noch tot de koper noch tot de exploitatiemaatschappij kunnen worden gericht, en 2 a) de termijn voor een rechterlijke toetsing van het besluit van de Commissie is verstreken zonder dat een beroep is ingesteld, of 2 b) in het geval van een beroepsprocedure het besluit van de Commissie in een definitieve uitspraak van de rechter is bevestigd. Duitsland heeft toegelicht dat deze clausule is opgenomen omdat de bieders niet het risico op zich wensten te nemen aansprakelijk te worden gesteld voor de terugvordering van staatssteun, dat de verkopers deze clausule hebben aanvaard om de activa te kunnen verkopen, en dat de verkopers, zoals ook in het eerste ontwerp van de koopovereenkomst werd vermeld, de bieders vanaf het begin van de inschrijvingsprocedure gewezen hebben op het feit dat zij bereid waren om met de bieders over de gevolgen van de staatssteunprocedure te spreken (178). Duitsland heeft voorts verklaard dat een besluit van de Commissie over de aan de Nürburgring verleende staatssteun in de door Capricorn, [bieder 2] en [bieder 3] voorgestelde wijzigingen van de koopovereenkomst als voorwaarde voor de sluiting van een overeenkomst werd gesteld. |
(246) |
Ten vierde werden aan de bieders afgezien van wettelijke beperkingen geen voorwaarden gesteld, zoals duidelijk uit de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en uit het schrijven van KPMG aan de bieders blijkt. |
(247) |
Daaruit volgt dat deze inschrijvingsprocedure op zichzelf in voldoende mate waarborgt dat de prijs die voor de aan de bieders verkochte activa wordt behaald, overeenstemt met de marktwaarde. Bijgevolg komt de Commissie tot de conclusie dat de activa tegen een marktprijs zijn verkocht, aangezien de activa door middel van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure biederzijn verkocht aan de bieder die het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. |
6.1.3. Identiteit van de koper
(248) |
De aansprakelijkheid van de nieuwe eigenaar in het geval van een eventuele terugvordering van met de interne markt onverenigbare staatssteun kan alleen worden uitgesloten wanneer de Commissie vaststelt dat er geen banden bestaan tussen de nieuwe eigenaar van de activa, enerzijds, en NG, MSR en CMHN, anderzijds. |
(249) |
Tussen Capricorn en NG, MSR, CMHN of hun aandeelhouders dan wel de vroegere pachters van de Nürburgring bestaan directe noch indirecte banden van vennootschapsrechtelijke of persoonlijke aard. Bijgevolg is er geen sprake van banden tussen de Nürburgring-groep en haar aandeelhouders, enerzijds, en de nieuwe eigenaar en zijn aandeelhouders, anderzijds. |
(250) |
Daarom concludeert de Commissie dat de koper een onderneming is die onafhankelijk is van NG, MSR en CMHN. |
6.1.4. Tijdstip van de verkoop
(251) |
De Commissie moet nagaan of het tijdstip van de inschrijvingsprocedure tot een omzeiling van een besluit van de Commissie inzake de terugvordering van met de interne markt onverenigbare steun kan leiden. |
(252) |
In het onderhavige geval stelt de Commissie vast dat het bevoegde Amtsgericht in 2012 de surseanceprocedure heeft geopend en bewindvoerders heeft benoemd nadat de onderzoeksprocedure was uitgebreid tot de maatregelen die bij de Commissie als reddingssteun waren aangemeld. De bewindvoerders hebben de procedure voor de verkoop van de activa in mei 2013 ingeleid voordat de Commissie een besluit tot afsluiting van de formele onderzoeksprocedure had vastgesteld. Daar de koper erop staat dat de activa pas worden overgedragen wanneer een definitief besluit niet meer voor de rechter kan worden aangevochten, wordt de koopovereenkomst pas na vaststelling van dit terugvorderingsbesluit van kracht en wordt ook de insolventieprocedure pas daarna afgesloten. De betaling van de eerste tranche van de koopsom vond voorafgaand aan de vaststelling van dit besluit plaats. Volgens de koopovereenkomst treedt de overdracht van de activa in werking op de dag waarop dit besluit definitief is geworden. |
(253) |
In de onderhavige zaak wijst het feit dat de verkoopprocedure werd ingeleid door de bewindvoerders die door het bevoegde Amtsgericht zijn benoemd en dat de beslissing over de overdracht van de activa vóór de vaststelling van dit besluit van de Commissie werd genomen, naar mening van de Commissie niet zo duidelijk op een economische continuïteit als wanneer de verkoopbeslissing door de begunstigden van de steun zelf zou zijn genomen of wanneer de verkoopprocedure pas na de vaststelling van dit besluit zou zijn ingeleid. |
6.1.5. Economische ratio van de transactie
(254) |
Aan de hand van het criterium van de economische ratio wordt beoordeeld of de koper van de activa beoogt deze op dezelfde wijze te gebruiken als de vroegere eigenaar of deze voor een andere activiteit of strategie zal gebruiken. |
(255) |
Volgens de Commissie zal de nieuwe eigenaar de mogelijkheid hebben om zijn activiteiten onder andere voorwaarden uit te oefenen dan NG, MSR en CMHN en zijn eigen bedrijfsmodel te verwezenlijken. |
(256) |
Het bedrijfsconcept van de verkopers wordt niet door de koper overgenomen. De twee beschikbare circuits (Grand Prix-circuit en Nordschleife) worden in de toekomst voor […] gebruikt, die een […] mogelijk maken. Hiertoe plant Capricorn de aanleg van aanvullende faciliteiten en voorzieningen […]. Een deel van de faciliteiten die in het kader van onderdeel II van het project „Nürburgring 2009” werden aangelegd, wordt buiten bedrijf gesteld (bijvoorbeeld […]). De ring racer wordt verkocht en het betaalsysteem ring card wordt afgeschaft. Op de ring boulevard worden de […]. |
(257) |
Bovendien zal de Nürburgring volgens de plannen van de koper van een toeristische attractie worden veranderd in een technologiecluster en industriepool. Het zwaartepunt van de activiteiten op de Nürburgring moet op het gebruik van de circuits voor […] en de […] komen te liggen. Bovendien moeten door […] worden verhoogd. De koper plant bovendien […] op de Nürburgring, waarbij hij […]. |
(258) |
De koper zal de activa dus niet op dezelfde wijze gebruiken als de insolvente vennootschappen. In plaats daarvan wil Capricorn de verworven activa in haar eigen bedrijfsconcept integreren en synergie tot stand brengen, wat haar belangstelling voor de overname van de activa motiveert. Afwijkend van het huidige bedrijfsmodel heeft Capricorn een nieuw concept voor het gebruik van de activa ontwikkeld. Bovendien was de exploitatie van een aantal activa structureel verliesgevend, waardoor verdere herstructurerings- en verbeteringsmaatregelen noodzakelijk kunnen zijn. |
(259) |
Uit de genoemde aspecten blijkt dat de economische ratio van het bod van Capricorn niet in een voortzetting van de economische activiteiten van de Nürburgring-groep is gelegen, maar in de integratie van bepaalde activa en van een deel van het personeel van de Nürburgring-groep in een concern dat een andere economische opzet kent. |
(260) |
Daarom komt de Commissie tot de conclusie dat de economische ratio van de transactie is gelegen in een exploitatie door de nieuwe eigenaar die in een gebruik van de activa van NG, MSR en CMHN onder andere voorwaarden voorziet, en niet in de voortzetting van de strategie van die ondernemingen. |
6.1.6. Conclusie met betrekking tot de economische continuïteit van NG, MSR en CMHN
(261) |
De activa werden door middel van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure tegen de in het kader daarvan vastgestelde marktwaarde biederverkocht aan de bieder die het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. Duitsland heeft de Commissie meegedeeld dat de koper geen economische of vennootschapsrechtelijke banden met NG, MSR of CMHN heeft. De verkoopbeslissing werd vóór een eventueel in het kader van de formele onderzoeksprocedure vastgesteld negatief besluit van de Commissie genomen. De nieuwe eigenaar zal de activa onder andere voorwaarden en voor een ander bedrijfsmodel gebruiken dan NG, MSR en CMHN. Zijn activiteiten zullen aanzienlijk verschillen van die van de Nürburgring-groep. |
(262) |
In dit licht komt de Commissie tot de slotsom dat er geen sprake is van economische continuïteit tussen NG, MSR en CMHN, enerzijds, en de koper van de activa (Capricorn) of zijn exploitatiemaatschappij, anderzijds, zodat laatstgenoemden niet aansprakelijk zijn ingeval staatssteun moet worden teruggevorderd van de begunstigde ondernemingen. |
6.1.7. Afhankelijkheid van de tenuitvoerlegging van de transactieovereenkomst van een door de Commissie vastgesteld besluit
(263) |
De tussen de verkopers en Capricorn gesloten koopovereenkomst bevat een clausule volgens welke de verkoop van de activa van de Nürburgring pas tot stand komt wanneer bij een onherroepelijk besluit van de Commissie wordt vastgesteld dat de steun niet van de koper van de activa wordt teruggevorderd. Zoals reeds in overweging 56 werd uiteengezet, worden de verkochte activa, indien er begin 2015 nog geen onherroepelijk besluit van de Commissie is, vóór 1 januari 2015 overgedragen aan NewCo, waarin de koper een aandeel van 95,1 %, en een onafhankelijke trustee een aandeel van 4,9 % zal hebben. De trustee handelt in het belang van de schuldeisers, en niet in het belang van de insolvente ontvangers van de steun, maar is niet gebonden door instructies van de schuldeisers. Voorts wordt tussen NewCo en OpCo een pachtovereenkomst gesloten, die met ingang van de dag van tenuitvoerlegging van de koopovereenkomst zal worden beëindigd. De bedrijfsactiviteiten van OpCo worden onder haar naam, op basis van haar ondernemingsplan en met werknemers van haar keuze verricht. De door OpCo aan NewCo te betalen pachtsom van in totaal [4,6-5,1] miljoen EUR per jaar vloeit in de boedel van de insolvente Nürburgring-ondernemingen (betalingen ten gunste van de insolvente vennootschappen worden uitsluitend overgemaakt op de depotrekeningen van de bewindvoerders met het oog op uitkering aan de schuldeisers). Zodra het besluit van de Commissie definitief is geworden, draagt de trustee al zijn aandelen in NewCo over aan de koper. Indien de koper echter niet kan voldoen aan zijn contractuele betalingsverplichtingen, kan de trustee de activa te gelde maken. Indien het besluit van de Commissie nietig wordt verklaard, worden de activa weer aan de bewindvoerders overgedragen, die deze vervolgens onmiddellijk te gelde dienen te maken, aangezien volgens het Duitse insolventierecht ook in dat geval een liquidatie van de activa verplicht is. De bedrijfsactiviteiten van de Nürburgring-ondernemingen kunnen niet door NewCo worden voortgezet. |
(264) |
De Commissie stelt vast dat door deze benadering:
|
(265) |
De Commissie constateert verder dat de biedingen van andere bieders die de eindronde van de inschrijvingsprocedure hebben bereikt of bijna hebben bereikt, soortgelijke bedingen bevatten (179). Daarom concludeert de Commissie dat in het onderhavige geval geen omzeiling van de terugvordering van de steun werd beoogd of dreigt en dat de bedoelde benadering alleen tot doel heeft een geordende liquidatie te bewerkstelligen. |
6.2. KLACHTEN OVER DE VERKOOP VAN DE ACTIVA
6.2.1. Klachten van klagers nrs. 1 en 2
(266) |
Uitgaande van de door de bewindvoerders en klagers nrs. 1 tot en met 4 verstrekte gegevens, acht de Commissie de door klager nr. 1 en klager nr. 2 aangevoerde bezwaren niet gerechtvaardigd. De activa van de Nürburgring werden onderverdeeld in 11 kavels. Op basis van de door de bewindvoerders en klagers nrs. 1 tot en met 5 overgelegde bewijsstukken is de Commissie tot de slotsom gekomen dat de bieders in het kader van een openbare, transparante en niet-discriminerende inschrijvingsprocedure een bod konden uitbrengen voor afzonderlijke, meerdere of alle activa. Ook al werden de activa uiteindelijk toegewezen aan Capricorn, die het hoogste bod met een gewaarborgde financiering had uitgebracht, bewijst dit feit op zichzelf niet dat er sprake is van economische continuïteit (zie ook punt 6.2.7). De Commissie heeft in dit verband het vermoeden dat klagers nrs. 1 en 2 eerder beoogden de overdracht van het circuit aan een particuliere investeerder te verhinderen. |
(267) |
Bieders die zoals klager nr. 2 slechts een bod voor afzonderlijke activa hebben uitgebracht, werden niet op de hoogte gesteld van de verlenging tot 17 februari 2014 van de termijn voor het indienen van bindende biedingen, omdat hun indicatieve biedingen wegens te lage biedingen niet in aanmerking kwamen voor de tweede ronde van de inschrijvingsprocedure. Volgens de Commissie houdt dit echter geen schending van het transparantiebeginsel in, aangezien deze bieders was meegedeeld dat zij hun indicatieve bod tot aan de beslissing over de toewijzing van de activa te allen tijde konden verhogen, en het is aannemelijk dat de bewindvoerders de bieders in dit geval overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling over de verlenging van de termijn zouden hebben geïnformeerd. |
(268) |
De Commissie beschouwt de beslissing om alleen bieders met een voldoende hoog bod toegang te bieden tot gedetailleerde informatie over de activa (aan de hand waarvan zij onder meer de toekomstige investeringsbehoeften konden beoordelen) als redelijk en doelmatig. Gezien de in de verschillende procedurerondes verstrekte informatie is de Commissie daarnaast van mening dat de bieders voldoende gegevens hebben ontvangen om een bod op te stellen. Bovendien hebben klagers nrs. 1 en 2 geen concreet informatiegebrek genoemd dat in de weg zou hebben gestaan aan het uitbrengen van een bod. |
(269) |
Met betrekking tot de langdurige contractuele betrekkingen die beweerdelijk uit de inschrijvingsstukken blijken, stelt de Commissie vast dat in het betrokken geval van een overdracht van activa de arbeids- en huurovereenkomsten alleen worden overgedragen in de bij de wet voorziene gevallen, dat de overeenkomsten voor evenementen alleen kunnen doorlopen indien beide partijen bij de overeenkomst daarmee instemmen, en dat overeenkomsten voor evenementen niet noodzakelijkerwijs van groot economisch belang zijn voor de overdracht van activa. Met betrekking tot de vraag of door NBG nieuwe steun is verstrekt, constateert de Commissie dat NBG door de bewindvoerders alleen voor de tijd tot eind 2014 als vehikel voor de tijdelijke exploitatie van de activa tijdens de surseance- en inschrijvingsprocedure is opgericht. De waarneming van de operationele activiteiten door een tijdelijk bestaande dochtermaatschappij van een insolvente onderneming tijdens de insolventieprocedure is volgens het Duitse recht toegestaan en kan de bewindvoerders niet worden verboden. In het onderhavige geval hebben de bewindvoerders ook een economische rechtvaardiging gegeven voor het bestaan van NBG ten behoeve van NG, MSR en CMHN. Volgens hen heeft de oprichting van NBG de waarde van de activa van NG, MSR en CMHN — en daarmee van het voorwerp van liquidatie — doen stijgen. Evenwel neemt de Commissie nota van de omstandigheden van de oprichting van NBG, namelijk het feit dat NBG een dochteronderneming van de gesteunde ondernemingen NG, MSR en CMHN en, daar zij al hun activa en passiva heeft ontvangen, hun rechtsopvolger is, dat NBG deze activa en passiva kosteloos en niet op basis van een inschrijvingsprocedure of een taxatierapport heeft ontvangen, precies dezelfde werknemers in dienst heeft en de bedrijfsactiviteiten van die ondernemingen voortzet. Daaruit concludeert de Commissie dat er sprake is van economische continuïteit tussen NBG en de gesteunde ondernemingen NG, MSR en CMHN, zodat de met de interne markt onverenigbare staatssteun ten gunste van NG, MSR en CMHN ook van NBG moet worden teruggevorderd. |
(270) |
De Commissie stelt zich voorts op het standpunt dat de overeenkomst tussen NBG en de vakbond Ver.di werd gesloten om de operationele activiteiten van NBG tot de verkoop van de activa voort te zetten, maar niet om de economische continuïteit van de Nürburgring na de verkoop in stand te houden. De arbeidsovereenkomsten gaan krachtens het Duitse arbeidsrecht en niet op grond van de cao van NBG over op Capricorn. Aangezien er geen economische continuïteit bestaat tussen de verkopers en Capricorn, is naar mening van de Commissie alleen de omstandigheid relevant dat Capricorn zelf kan bepalen welke arbeidsovereenkomsten van NBG worden overgenomen en dat Capricorn voornemens is rond 20 % van die overeenkomsten niet over te nemen. |
(271) |
De Commissie wijst derhalve de klachten van klagers nr. 1 en nr. 2 als ongegrond af, aangezien de betrokken activa werden verkocht aan de bieder die in het kader van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. |
6.2.2. Klacht van klager nr. 3
(272) |
De Commissie stelt vast dat het indicatieve noch het definitieve bod van klager nr. 3 bewijzen met betrekking tot de financierbaarheid bevatte. Dit werd klager nr. 3 bij schrijven van 17 oktober 2013, van 11, 17 en 18 december 2013 en e-mails van 18 februari 2014 en 9 april 2014 meegedeeld door de verkopers. Klager nr. 3 had tot aan de beslissing over de toewijzing van de activa door de vergadering van schuldeisers op 11 maart 2014 en ook daarna geen bewijsstukken ingediend inzake de financiering van zijn bod op grond waarvan het gerechtvaardigd zou zijn geweest om de activa nog niet aan een van de bieders met een gewaarborgde financiering toe te wijzen, maar te wachten tot de overlegging van een bewijs van financiering door bieder 3. In dit verband zij het volgende vermeld: a) in zijn e-mail van 21 februari 2014 verklaarde klager nr. 3 dat hij verwachtte alle bindende financieringstoezeggingen in de komende twee tot vijf weken te zullen ontvangen; b) in zijn brief van 11 maart 2014 gaf klager nr. 3 aan dat hij alle bindende financieringstoezeggingen uiterlijk op 31 maart 2014 zou kunnen overleggen; c) in een niet ondertekende brief van 31 maart 2014 van […] (een investeringsbank en adviesbedrijf) die klager nr. 3 op 2 april 2014 aan KPMG heeft overgelegd, wordt verklaard dat een potentiële investeerder een bedrag van […] miljoen EUR aan klager nr. 3 ter beschikking zou stellen ter financiering van de aankoop van de Nürburgring. Aan deze vermeende financiering was echter onder meer de voorwaarde verbonden dat het due diligence-onderzoek een voor alle partijen bevredigend resultaat zou opleveren en dat definitieve documenten zouden worden opgesteld en toegezonden. De potentiële koper werd niet met name genoemd. Daarom stelt de Commissie vast dat klager nr. 3 zelfs nadat de activa van de Nürburgring waren toegewezen aan Capricorn, aan de verkopers geen uit eerste hand verkregen financieringstoezegging van een specifieke financieringspartner voor de aankoop van de Nürburgring heeft overgelegd. In plaats daarvan heeft klager nr. 3 de verkopers slechts het volgende toegezonden: a) een definitief bod waarin werd verwezen naar een financieringstoezegging van 30 miljoen EUR, maar die geen bewijsstukken ter staving van deze toezegging (bijvoorbeeld in de vorm van een bindende bevestigingsbrief van de betrokken financieringspartners) en evenmin nadere informatie bevatte over de vraag wanneer klager nr. 3 de nog ontbrekende financieringstoezeggingen verwachtte te ontvangen en wanneer hij de zakelijke voorwaarden van zijn bod definitief beoogde vast te leggen; b) een niet ondertekende brief waarin wordt verwezen naar de financiering door een niet met name genoemde investeerder, die echter afhankelijk was van een bevredigend resultaat van het due diligence-onderzoek en de toezending van definitieve documenten (schrijven van […] van 31 maart 2014). Volgens de Commissie staat niet vast dat de vermeende financieringstoezegging van Jupiter Financial Group van 26 maart 2014 ooit aan de verkopers is overgelegd. De Commissie constateert verder dat de verkopers de termijn voor het indienen van een bewijs van financiering voor klager nr. 3 niet hebben verlengd, omdat er aanwijzingen waren dat [bieder 2] zijn bod in het geval van een verlenging van de termijn zou terugtrekken. [Bieder 2] had bijvoorbeeld via een e-mail van de vertegenwoordiger van [bieder 2] aan KPMG van 13 januari 2014 verklaard dat uiterlijk op 3 april 2014 aan alle voorwaarden voor de verkoop moest zijn voldaan, omdat [bieder 2] zijn bod anders zou terugtrekken. Bovendien hielden de verkopers rekening met het feit dat de waarde van de activa op een later tijdstip ook zou kunnen dalen, aangezien de koper minder invloed op de bedrijfsactiviteiten in het seizoen 2014 zou hebben en een begin moest worden gemaakt met de sluiting van overeenkomsten voor 2015. De Commissie wijst erop dat het klager nr. 3 tijdens de eindronde van de verkoopprocedure te allen tijde vrijstond een bewijs van financiering voor zijn bod over te leggen, zolang er nog geen definitieve koopovereenkomst was ondertekend. Daarom was het gedrag van de verkopers volgens de Commissie in overeenstemming met dat van een verkoper in een markteconomie. De beoordeling van het bod van klager nr. 3 strookt daarom met marktconforme beginselen. |
(273) |
Tegelijkertijd stelt de Commissie vast dat de verkopers gesprekken met [bieder 2] en in de slotfase van de onderhandelingen over de verkoop met [bieder 2] en Capricorn voerden, aangezien [bieder 2] een bod van 35 miljoen EUR had uitgebracht (zie tabel 10 hieronder) en bevestigde dat onderhandelingen tussen Capricorn en […] plaatsvonden, die in de financieringstoezegging van de bank van 10 maart 2014 resulteerden. Wat de beoordeling van het bod van Capricorn betreft, stelt de Commissie vast dat Capricorn een financieringstoezegging van haar financieringspartner […] voor een lening van 45 miljoen EUR had overgelegd. Deze toezegging van 10 maart 2014 werd de verkopers op 11 maart 2014 voorgelegd, d.w.z. op de dag van de zitting van de vergadering van schuldeisers tijdens welke deze een beslissing wilde nemen over de toewijzing van de activa van de Nürburgring. Capricorn diende een financieringstoezegging in voor een hoger bedrag dan dat van de financieringstoezegging van [bieder 2], die voor een bedrag van [32-39] miljoen EUR was afgegeven. Voorts neemt de Commissie nota van het feit dat het allesomvattende bod van Capricorn ten belope van 77 miljoen EUR hoger was dan die van [bieder 2], die [47-52] miljoen EUR beliep. In het geval van het allesomvattende bod van [bieder 2] zou in 2014 een bedrag van [30-33] miljoen EUR worden betaald, waarvan echter [22-27] miljoen EUR tot maart 2015 op een geblokkeerde rekening moest worden aangehouden. Het resterende bedrag van [16,5-18] miljoen EUR zou in de jaren 2016, 2017 en 2018 worden betaald. |
(274) |
Met betrekking tot de voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van de tussen de verkopers en Capricorn gesloten koopovereenkomst, volgens welke de verkoop van de activa van de Nürburgring pas tot stand komt wanneer er een onherroepelijk besluit van de Commissie is waarin wordt vastgesteld dat de steun niet van de koper van de activa zal worden teruggevorderd, constateert de Commissie dat, volgens de bepalingen in de relevante delen van de door de bewindvoerders en Duitsland overgelegde ontwerpversies met wijzigingsvoorstellen van klager nr. 3, de koper en de verkoper de overeenkomst konden herroepen wanneer de Commissie niet uiterlijk op 15 juli 2014 (na de ontwerpovereenkomst van 14 februari 2014) respectievelijk op 31 december 2014 (na de ontwerpovereenkomst van 14 februari 2014) een positief besluit had vastgesteld. Dit herroepingsrecht gold voor onbepaalde duur. |
(275) |
Met betrekking tot verdere beweringen van klager nr. 3 constateert de Commissie het volgende:
|
(276) |
De Commissie wijst derhalve de klacht van klager nr. 3 als ongegrond af, aangezien de betrokken activa biederwerden verkocht aan de bieder die in het kader van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. |
6.2.3. Klacht van klager nr. 4
(277) |
Volgens de vergelijking in tabel 10 wordt bij de verkoop van de activa met het bod van Capricorn een hogere opbrengst behaald dan met die van [bieder 2]. |
(278) |
Met betrekking tot verdere beweringen van klager nr. 4 constateert de Commissie het volgende:
|
(279) |
De Commissie heeft derhalve geen bewijzen voor een discriminering van [bieder 2] in de inschrijvingsprocedure kunnen vinden. De beschuldiging dat [bieder 2] slechter is behandeld dan andere bieders, waaronder Capricorn, is daarom niet gegrond. In dit verband zij erop gewezen dat [bieder 2] een bevestigend bod heeft uitgebracht, over de koopovereenkomst heeft onderhandeld en als de als tweede geplaatste bieder met een gewaarborgde financiering de eindversie van de ontwerpovereenkomst mocht ondertekenen. Met betrekking tot het criterium van een onherroepelijk besluit van de Commissie zij erop gewezen dat de door [bieder 2] ter beschikking gestelde middelen met uitzondering van een tranche van [7,1-7,6] miljoen EUR op een geblokkeerde rekening zouden worden gestort en aan de verkopers zouden worden overgemaakt zodra er een onherroepelijk besluit van de Commissie zou liggen of anders — indien de koper ook bij ontstentenis van een dergelijk besluit de overeenkomst niet zou herroepen (waarbij een verlenging van de herroepingstermijn niet was uitgesloten) — uiterlijk op 31 maart 2015. |
(280) |
De Commissie wijst derhalve de klacht van klager nr. 4 als ongegrond af, aangezien de betrokken activa aan de bieder werden verkocht die in het kader van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure het hoogste bod met een gewaarborgde financiering heeft uitgebracht. |
6.2.4. Conclusie
(281) |
Om de hierboven vermelde redenen en op basis van de beschikbare informatie heeft de Commissie geen bewijzen gevonden dat in het kader van de verkoop van de activa van NG, MSR en CMHN inbreuk is gemaakt op het beginsel van een openbare, transparante, niet-discriminerende en onvoorwaardelijke inschrijvingsprocedure of dat er sprake was van een bod met een gewaarborgde financiering dat hoger was dan het bod van Capricorn. |
7. CONCLUSIE
(282) |
De Commissie stelt vast dat een deel van maatregel 2 (leningen aan FSZ) alsook de maatregelen 8, 11 en 15 geen staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1. |
(283) |
De Commissie stelt vast dat Duitsland maatregel 1, een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan EWN, MAN, TTI, Camp4Fun, BWN1, BWNB en BWN2) en de maatregelen 3 tot en met 7, 9, 10, 12, 13, 14 en 16 tot en met 19 onrechtmatig ten uitvoer heeft gelegd en daarmee inbreuk heeft gemaakt op artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). |
(284) |
De Commissie komt tot de conclusie dat maatregel 1, een deel van maatregel 2 (leningen van NG aan EWN, MAN, TTI, Camp4Fun, BWN1, BWNB en BWN2) en de maatregelen 3 tot en met 7, 9, 10, 12, 13, 14 en 16 tot en met 19 ten gunste van respectievelijk Nürburgring GmbH, Motorsport Resort Nürburgring GmbH, Congress- und Motorsport Hotel Nürburgring GmbH, Cash Settlement and Ticketing GmbH, Nürburgring Automotive GmbH, Erlebnispark Nürburgring GmbH & Co. KG, Motorsport Akademie Nürburgring GmbH & Co. KG, Test & Training International GmbH, Bike World Nürburgring GmbH, BikeWorld Nürburgring Besitz GmbH, BikeWorld Nürburgring GmbH, Camp 4 Fun GmbH & Co. KG, IPC Gesellschaft für internationale Projektcoordination mbH en MI-Beteiligungs- und Verwaltungs GmbH staatssteun vormen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en niet verenigbaar zijn met de interne markt, aangezien niet is voldaan aan de toepasselijke voorwaarden van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en geen andere gronden werden vastgesteld voor verenigbaarheid van die maatregelen met de interne markt. |
(285) |
De Commissie komt voorts tot de volgende conclusie:
|
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De volgende door Duitsland ten uitvoer gelegde maatregelen vormen geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU:
|
Deel van maatregel 2
|
|
Maatregel 8
|
|
Maatregel 11
|
|
Maatregel 15
|
Artikel 2
De staatssteun die door Duitsland in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onrechtmatig is verleend in de vorm van de hieronder vermelde maatregelen, is onverenigbaar met de interne markt:
|
Maatregel 1
|
|
Deel van maatregel 2
|
|
Maatregel 3
|
|
Maatregel 4
|
|
Deel van maatregel 5
|
|
Maatregel 6
|
|
Maatregel 7
|
|
Maatregel 9
|
|
Maatregel 10
|
|
Maatregel 12
|
|
Maatregel 13
|
|
Maatregel 14
|
|
Maatregel 16
|
|
Maatregel 17
|
|
Maatregel 18
|
|
Maatregel 19
|
Artikel 3
1. Duitsland vordert de met de interne markt onverenigbare steun die in het kader van de in artikel 2 bedoelde maatregelen is verleend, terug van de begunstigde ondernemingen, met inbegrip van Nürburgring Betriebsgesellschaft mbH als economische opvolger van Nürburgring GmbH, Motorsport Resort Nürburgring GmbH en Congress- und Motorsport Hotel Nürburgring GmbH.
2. De koper van de overeenkomstig de inschrijvingsprocedure verkochte activa, capricorn NÜRBURGRING Besitzgesellschaft GmbH, en haar dochterondernemingen zijn gevrijwaard van een eventuele terugvordering van met de interne markt onverenigbare steun.
3. Over het terug te vorderen bedrag is rente verschuldigd vanaf de datum waarop het ter beschikking stond van de begunstigden tot de daadwerkelijke terugbetaling ervan. Voor zover niet in dit besluit vermeld, deelt Duitsland de precieze tijdstippen mee waarop door de deelstaat steun is verleend.
4. De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (181) en met Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (182) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004.
5. Duitsland schorst alle uitstaande betalingen van de in artikel 2 bedoelde steun vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.
Artikel 4
1. De terugvordering van de in artikel 2 bedoelde steun geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.
2. Duitsland zorgt ervoor dat het onderhavige besluit binnen vier maanden na de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.
Artikel 5
1. Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van dit besluit verstrekt Duitsland de Commissie de volgende informatie:
a) |
het totale van elke begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente); |
b) |
een gedetailleerde beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen; |
c) |
documenten waaruit blijkt dat de begunstigden werd gelast de steun terug te betalen. |
2. Duitsland houdt de Commissie op de hoogte van de vooruitgang die bij de nationale maatregelen ter uitvoering van dit besluit wordt gemaakt, totdat de in artikel 2 bedoelde steun volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt eveneens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigden terugbetaalde steunbedragen en rente.
Artikel 6
Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Brussel, 1 oktober 2014.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Vicevoorzitter
(1) Besluit betreffende steunmaatregel SA.31550 (2012/C) (PB C 216 van 21.7.2012, blz. 14) en besluit betreffende steunmaatregel SA.34890 (2012/C) (PB C 333 van 30.10.2012, blz. 1).
(2) Bij besluit van 20 juni 2012 heeft de Commissie Duitsland een rectificatie van haar besluit van 21 maart 2012 doen toekomen.
(3) PB C 216 van 21.7.2012, blz. 14.
(4) Op 22 augustus 2012 werd steunzaak SA.34890 (2012/C) die de bij besluit van 7 augustus 2012 tot uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure was ingeleid, administratief samengevoegd met steunzaak SA.31550 (2012/C).
(5) PB C 333 van 30.10.2012, blz. 1.
(6) Dit op basis van een dading tussen NG, NAG en NBG van 27 november 2012.
(7) Met name wezen de diensten van de Commissie erop dat: 1) in het geval van uitsluiting van het racecircuit van de inschrijvingsprocedure mogelijk sprake zou kunnen zijn van verdere steunmaatregelen ten gunste van de koper en een overdracht van reeds verleende steun; 2) de toegankelijkheid van het circuit voor het publiek — met uitzondering van het gebruik van het racecircuit Nürburgring voor commerciële doeleinden zoals testritten door de automobielindustrie — onder bepaalde voorwaarden als neutraal element kon worden beschouwd in de lopende steunzaak; 3) wat betreft een tot eind 2016 geldende werkgelegenheidsgarantie voor de werknemers rekening moest worden gehouden met het besluit van de Commissie in de zaak-SERNAM (Besluit van de Commissie van 4 april 2012 betreffende steunmaatregel SA.34547 (2012/N) — Frankrijk — Reprise des actifs du groupe SERNAM dans le cadre de son redressement judiciaire); 4) de verkoop niet a prioiri mocht leiden tot een overdracht van mogelijkerwijs terug te vorderen steun van de eigenaars van de activa aan de eventuele koper(s) van de activa.
(8) Na opzegging van de pachtovereenkomst tussen NG en NAG in februari 2012 kwam klager nr. 1, een van de twee eerste klagers, terug van zijn negatieve standpunt ten aanzien van de staatssteun voor het circuit en verklaarde hij dat de in 2012 als reddingssteun aangemelde maatregelen goedgekeurd dienden te worden, dat het circuit op zich geen steun had ontvangen en daarom niet moest worden onderworpen aan de onderzoeksprocedure, en dat het bij de exploitatie van de Nürburgring om diensten van algemeen economisch belang (DAEB's) ging.
(9) Hieronder ook aangeduid als „deelstaat Rijnland-Palts”.
(10) NG heeft als doel van de vennootschap de bevordering van de automobielsector en de motorsport en de bevordering van het toerisme in het Eifelgebied. NG is voor 90 % in eigendom van de deelstaat en voor 10 % van de Landkreis Ahrweiler. De deelstaat en de Landkreis Ahrweiler zijn als vennoten van NG vertegenwoordigd in de raad van commissarissen van NG.
(11) Deel 2.1 van het besluit van 21 maart 2012 bevat een beschrijving van het Nürburgring-complex.
(12) MSR heeft als doel van de vennootschap projectontwikkeling en de bouw van onroerend goed, vakantiecomplexen, hotels en resorts alsook deelnemingen in ondernemingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van projecten bij de Nürburgring. Sinds 25 maart 2010 is MSR voor 93,3 % in eigendom van NG en voor 6,7 % in eigendom van RIM. Vóór 25 maart 2010 hadden Mediinvest GmbH (49,5 %), Geisler & Trimmel General Contractor GmbH (33,8 %), NG (10 %) en Weber Projektierungs- und Realisierungs GmbH (6,7 %) belangen in MSR.
(13) CMHN heeft als doel van de vennootschap de bouw en exploitatie van hotels, vakantiewoningen en resorts. CMHN is een volledige dochteronderneming van MSR.
(14) NAG heeft als doel van de vennootschap de exploitatie van de racecircuits van de Nürburgring, de hotels, het centrum voor rijveiligheid („Fahrsicherheitszentrum”), de raceschool, de multifunctionele hallen, het „ring werk” en andere locaties bij de Nürburgring. Mediinvest GmbH en Lindner Unternehmensgruppe GmbH & Co Hotel KG zijn met een respectievelijk belang van 50 % de beide vennoten van NAG.
(15) De horecabedrijven werden op basis van een overeenkomst met NAG geëxploiteerd door Lindner Hotels AG.
(16) Op 4 december 2008 werd de beoogde ontbinding van IPC ingeschreven in het handelsregister. De definitieve vereffening is nog niet aan het handelsregister gemeld.
(17) Weber voerde de bouw van de horecabedrijven uit. Op 23 november 2010 werd de vereffening door Weber ingeleid.
(18) CST had als doel van de vennootschap de exploitatie van een betaalsysteem waarbij klanten voor hun bezoek aan de attracties van het Nürburgring-complex met een kaart („ringcard”) betalen. NG en MIB waren tot 1 november 2012 met een respectievelijk belang van 50 % de beide vennoten van CST. Op 19 december begon NG als volledige eigenaar met de vereffening van CST. De activa werden overgedragen aan NG. Volgens Duitsland werd de onderneming op 22 mei 2014 uitgeschreven uit het handelsregister.
(19) Mediinvest heeft als doel van de vennootschap bemiddeling bij het sluiten van overeenkomsten inzake percelen en gebouwen, projectontwikkeling en de bouw van onroerend goed, vakantiecomplexen en resorts. Mediinvest is volledig in eigendom van de heer Kai Richter. Op 18 juni 2013 werd Mediinvest omgedoopt tot Return Projektmanagement GmbH.
(20) Geisler & Trimmel voerde de bouw van de horecabedrijven uit.
(21) FSZ heeft als doel van de vennootschap de opbouw, de eigendom en de exploitatie van een centrum voor rijveiligheid. FSZ was voor 41 % in eigendom van NG. In oktober 2013 maakten de eigenaren van het meerderheidsbelang een eind aan de deelneming in NG.
(22) EWN had als doel van de vennootschap de exploitatie van de „Erlebniswelt” met attracties rond de motorsport op de Nürburgring. Op 31 maart 2011 werd de naam van de vennootschap gewijzigd in „ringwerk GmbH & Co. KG”. NG was tot 24 augustus 2011 de enige vennoot — op dat tijdstip werden de activa van EWN overgedragen aan NG, zodat de ontbinding van de vennootschap zonder formele vereffening in het handelsregister werd ingeschreven.
(23) MAN had als doel van de vennootschap de bevordering van de motorsport in Duitsland door de exploitatie van een opleidingsinstelling. NG was de enige eigenaar van MAN. De onderneming werd vereffend en op 11 december 2013 uitgeschreven uit het handelsregister. Alle activa werden overgedragen aan NG.
(24) TTI had als doel van de vennootschap de bevordering, het opzetten, de bouw en de exploitatie van centra voor rijveiligheid. NG had een belang van 26 % in de onderneming, terwijl de resterende 74 % in het bezit waren van Brands Hatch Leisure Group Limited, Fawkham Longfield, Kent/Verenigd Koninkrijk (26 %), Test & Training Gesellschaft mbH, Teesdorf/Oostenrijk (26 %) en Tilke GmbH, Aachen (22 %). De onderneming werd vereffend. Op 4 december 2007 werd de onderneming uitgeschreven uit het handelsregister.
(25) BWN had als doel van de vennootschap de handel in nieuwe en tweedehandse motorfietsen en de bevordering van motortoerisme in de Eifel. Met ingang van 6 september 2005 is Bike World Nürburgring GmbH („BWN”) gefuseerd met BikeWorld Nürburgring Besitz GmbH (hierna „BWNB” genoemd). De overnemende onderneming BWNB werd vervolgens omgedoopt tot BikeWorld Nürburgring GmbH (hierna „BWN2” genoemd). Op 15 mei 2007 verkocht NG haar belang van 49 % in de laatstgenoemde onderneming aan de heer Norbert Brückner en de heer Jörg Jovy, waarbij NG de aan hen verstrekte leningen kwijtschold. BWN2 beëindigde haar bedrijfsactiviteiten op de Nürburgring in 2008. Volgens Duitsland werd BWN2 omgedoopt tot BikeWorld GmbH en werd het hoofdkantoor van de onderneming naar St. Ingbert in de deelstaat Saarland verplaatst.
(26) Camp4Fun had als doel van de vennootschap de exploitatie van een offroad-park. Tot 18 oktober 2010 was NG de enige commanditaire vennoot. Daarna werden de activa van Camp4Fun overgedragen aan NG en werd de ontbinding van de vennootschap zonder formele liquidatie ingeschreven in het Duitse handelsregister.
(27) MIB had als doel van de vennootschap de deelneming in andere ondernemingen en overname van de bestuurlijke taken in die ondernemingen. MIB was voor 80 % in eigendom van de heer Kai Richter en voor 20 % in eigendom van de heer Klaus König. Op 18 juni 2013 is MIB met NAG gefuseerd.
(28) Een uitvoerige beschrijving van de onderdelen I en II van het Nürburgring-project is opgenomen in deel 2.2 van het besluit van 21 maart 2012.
(29) De kapitaalreserve bestaat uit door de vennoten in het eigen vermogen ingebrachte bedragen die niet tot het geplaatste kapitaal behoren. Op de balansen wordt de kapitaalreserve vaak als deel van het eigen vermogen van een naamloze vennootschap geboekt. De kapitaalreserve geeft het deel van het eigen vermogen aan dat na een kapitaalverhoging de nominale waarde van de aandelen (gewone aandelen) overstijgt. Het bedrag van de uitgegeven en gestorte aandelen vormt samen met de kapitaalreserve het totale bedrag dat door de beleggers bij uitgifte voor de aandelen is betaald.
(30) Inbreng van 2 179 000 EUR in de kapitaalreserve door kwijtschelding van de in 1999 verschuldigde rente voor een in 1981 door de deelstaat van de Bondsrepubliek Duitsland overgenomen lening (hierna „oude lening Bondsrepubliek” genoemd).
(31) Inbreng van 22 839 241 EUR in de kapitaalreserve door kwijtschelding van een in 1981 door de deelstaat van de Bondsrepubliek Duitsland overgenomen lening („oude lening Bondsrepubliek”).
(32) Het bedrag van 4 887 000 EUR bestaat uit een bijdrage van de deelstaat in de vorm van de kwijtschelding van een in 1981 door de deelstaat overgenomen lening van de Bondsrepubliek Duitsland („oude lening Bondsrepubliek”) ten bedrage van 4 398 300 EUR en een bijdrage van de Landkreis Ahrweiler in de vorm van een kapitaalinjectie ten bedrage van 488 700 EUR.
(33) Vanaf 2002 werden de aan EWN verstrekte leningen ten belope van 722 264,49 EUR afgelost.
(34) Vanaf 2002 werden de aan FSZ verstrekte leningen op een bedrag van […] EUR na afgelost. Dit bedrag werd vereffend in het kader van de betaling van een compensatiebedrag van […] EUR in verband met de uittreding van NG uit Fahrsicherheitszentrum am Nürburgring Verwaltungs GmbH en de beëindiging van de deelneming van NG in FSZ.
(35) MAN heeft de lening op 28 november 2005 volledig terugbetaald.
(36) Camp4Fun heeft de lening op 18 december 2003 volledig terugbetaald.
(37) […]: de informatie tussen de vierkante haken valt onder de professionele geheimhoudingsplicht.
(38) In het kader van het project „Nürburgring 2009” heeft de deelstaat de volgende bedragen aan ISB ter beschikking gesteld: 285 265 000 EUR op 30 juli 2010, 5 miljoen EUR op 30 september 2010, 5 miljoen EUR op 31 december 2010, 5 miljoen EUR op 31 maart 2011, 5 miljoen EUR op 31 mei 2011 en 10 miljoen EUR op 31 juli 2011. In totaal heeft ISB in de periode 31 juli 2010 tot en met 31 oktober 2011 een bedrag van 315 265 000 EUR uit de liquiditeitspool van de deelstaat gebruikt voor de herfinanciering van de aan NG, MSR en CMHN verstrekte leningen ten belope van 325 265 000 EUR (maatregel 8). Tot aan de volledige terugbetaling van de leningen in november 2011 werd de rentevoet op dagelijkse basis vastgesteld. De rentebetalingen beliepen in totaal 2 326 680 EUR en werden telkens aan het eind van de maand nadien binnen de daarvoor gestelde termijn voldaan.
(39) Het project „Nürburgring 2009” bestaat uit de onderdelen I en II. Onderdeel I omvat de tribune, het welcome center, de ringarena (voor maximaal 5 100 bezoekers) en conditioneringsmaatregelen, de ringboulevard (een winkelcentrum met het grootste multitouch videoscherm ter wereld), het WARSTEINER Eventcenter (voor maximaal 1 500 bezoekers), Autowelten (tentoonstellings- en verkoopruimte voor autofabrikanten), ringwerk (indoor attracties zoals een multimediatheater, een historische tentoonstelling, interactieve toepassingen en ringracer, de snelste achtbaan ter wereld) en de ringkartbahn (een indoor kartbaan). Onderdeel II omvat twee hotels (inclusief een casino), 100 vakantiehuisjes, vijf restaurants, een discotheek en een merchandise winkel.
(40) Zie met betrekking tot de problemen bij het beheer en de financiering van de liquiditeitspool het jaarverslag 2011 van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts (Rechnungshof Rheinland-Pfalz) (deel II, blz. 7-15), dat beschikbaar is op http://www.rechnungshof-rlp.de/Jahresberichte/
(41) De uit de liquiditeitspool verstrekte leningen zijn volledig terugbetaald (zie tabel 6). De rente ten belope van in totaal 5 059 174,46 EUR is voldaan.
(42) Betalingen waren gebaseerd op een contractuele overeenkomst over de liquiditeitspool tussen de deelstaat en NG van 20 februari 2003. De rente voor de respectieve lening was gebaseerd op de dagrente die de deelstaat op de markt kon krijgen. De rente werd telkens per dag berekend (rente/360).
(43) Op 31 december 2010 werd een bedrag van 3 589 297,04 EUR terugbetaald. Zie met betrekking tot de problemen bij het beheer en de financiering van de liquiditeitspool het jaarverslag 2011 van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts (deel II, blz. 7-15), dat beschikbaar is op http://www.rechnungshof-rlp.de/Jahresberichte/
(44) De lening was op 22 januari 2009 volledig terugbetaald; er werd rente ten belope van 48 500 EUR voldaan. Duitsland verklaarde evenwel dat de lening door Geisler & Trimmel aan NG werd terugbetaald, en niet door MSR aan PNG en vervolgens door PNG aan NG.
(45) 1 450 000 EUR, verhoogd met rente ten belope van 26 830,88 EUR.
(46) In 2010 verrekende NG de lening met haar verplichtingen jegens CST ten belope van 1 439 297,04 EUR. Aan de resterende verplichtingen van CST jegens NG ten bedrage van 37 533,84 EUR werd in het kader van de vereffening van CST en de overdracht van haar activa aan NG voldaan.
(47) Op 25 mei 2008 verstrekte Bank für Tirol und Vorarlberg AG aan CMHN een lening ten bedrage van […] EUR.
(48) Op 18 januari 2010 verstrekte Kreissparkasse Ahrweiler aan MSR een lening ten bedrage van […] EUR.
(49) Overeenkomstig de kredietopdracht van de deelstaat zag ISB af van de uitvoering van de gebruikelijke kredietwaardigheidsbeoordelingen.
(50) Wat de tweede tranche betreft, heeft NG 4 735 000 miljoen EUR van het opgenomen kredietbedrag van 118 325 800 EUR niet gebruikt, zodat de deelstaat aan NG het bedrag van 113 590 800 EUR heeft uitbetaald; in dit verband heeft NG een vergoeding van 141 835,54 EUR aan ISB betaald.
(51) Zie, met betrekking tot het gemiddelde EONIA-rentetarief op 28 juli 2010, www.global-rates.com/interest-rates/eonia/2010.aspx
(52) Ten tijde van de ondertekening van de betrokken bedrijfspachtovereenkomst was Nürburgring GmbH de enige aandeelhouder van Nürburgring Adventure GmbH. Op 25 oktober 2010 fuseerde Nürburgring Adventure GmbH met NG.
(53) Waarbij NAG de eenzijdige optie had om de pachtovereenkomst twee keer met 5 jaar te verlengen.
(54) Ten tijde van de ondertekening van de bedrijfspachtovereenkomst op 25 maart 2010 heette NAG nog GrundKapital Management GmbH.
(55) In de pachtovereenkomst is het volgende bepaald: a) een minimumpachtsom, b) een pachtprijs die afhankelijk is van de winst voor aftrek van interest, belastingen en afschrijvingen (EBITDA) van de pachter (EBITDA-pachtprijs): van 1 mei 2010 t/m 30 april 2011 90 % van de EBITDA van de pachter, van 1 mei 2011 t/m 30 april 2012 90 % van de EBITDA van de pachter, maar ten minste 5 miljoen EUR, van 1 mei 2012 t/m 30 april 2013 85 % van de EBITDA van de pachter, mits technische tekortkomingen van de faciliteiten uiterlijk op 30 april 2012 zijn verholpen, maar ten minste 11,5 miljoen EUR, en zo niet: 90 % van de EBITDA van de pachter, maar ten minste 10 miljoen EUR, en vanaf 1 mei 2013 jaarlijks 85 % van de EBITDA van de pachter, maar ten minste 15 miljoen EUR. Een kritische beoordeling van de hoogte van de pachtsom is te vinden in het jaarverslag 2012 van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts, blz. 98-102, dat beschikbaar is op: www.rechnungshof-rlp.de/Jahresberichte.
(56) Pachtsom van […] EUR plus een bedrag van […] EUR op basis van de dading.
(57) De leningen in de vorm van derdenbelangen werden op 30 juli 2010 volledig terugbetaald aan RIM. In totaal betaalde Mediinvest rente ten belope van […] EUR aan RIM. Duitsland heeft niet gepreciseerd of MSR de aan haar door Mediinvest verstrekte leningen heeft terugbetaald.
(58) Volgens gegevens van de rekenkamer van de deelstaat beloopt het rentevoordeel dat Mediinvest op grond van de verhoogde rentepercentages heeft behaald, in totaal […] EUR („Gutachtliche Äußerung des Rechnungshofs des Landes Rheinland-Pfalz” van 15 juni 2010, deel II, blz. 20).
(59) De garantie ten belope van maximaal 50 miljoen EUR van 28 augustus 2008 werd op 17 december 2008 tot 80 miljoen EUR en vervolgens op 26 mei 2009 tot 140 miljoen EUR verhoogd.
(60) De leningen van 28 december 2010 en 26 april 2011 waren — zoals uit een verslag van Ernst & Young van 9 september 2010 blijkt — uitdrukkelijk bestemd ter compensatie van de negatieve cashflow die uit de planning van NG voor de middellange termijn (periode 2010-2030) voortvloeide.
(61) Dientengevolge bezit NG thans 93,3 % en RIM 6,7 % van de aandelen in MSR. De verkopers werden bij de verkoopovereenkomst niet ontheven van hun aansprakelijkheid, en noch NG noch RIM heeft financiële verplichtingen overgenomen.
(62) Een kritische beoordeling van de hoogte van de vergoeding is te vinden in het jaarverslag 2012 van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts, blz. 103-107, dat beschikbaar is op: www.rechnungshof-rlp.de/Jahresberichte
(63) De overeengekomen vergoeding die door NAG werd ontvangen, omvatte een forfaitaire vergoeding van […] EUR voor de verkochte toegangsbewijzen, […] % van de opbrengsten uit de verkoop van de toegangsbewijzen die na de eerste […] toegangsbewijzen werden verkocht, de opbrengsten van […] toegangsbewijzen die in 2011 waren verkocht en van […] verkochte toegangsbewijzen in de daaropvolgende jaren. De minimumvergoeding voor het formule 1-evenement in 2011 bedroeg […] EUR; ingeval de opbrengsten uit de verkoop van toegangsbewijzen lager was dan […] EUR, werd de vergoeding verminderd met […] EUR per […] EUR lagere opbrengsten ten opzichte van het bedrag van […] EUR (voorbeeld: bij een opbrengst uit de verkoop van toegangsbewijzen van […] EUR bedroeg de vergoeding […] EUR). Er werd echter een minimumvergoeding van […] EUR overeengekomen. De aan de organisatoren en coureurs van de formule 1-races te betalen vergoedingen en de betalingen voor de instandhouding van het circuit voor de grade 1-licentie van de Féderation Internationale de l'Automobile („FIA”) werden volledig door NG gedragen en vielen niet onder de betalingsverplichtingen van NAG.
(64) Procedurebrief van 19 juli 2013, „Project RING — information and procedures for the submission of an indicative offer”, blz. 3, onder kopje „Indicative Offer”.
(65) Procedurebrief van 12.September 2013, „Project RING — Project RING — Extension of the timeline for the submission of indicative offers”, blz. 1, onder kopje „Extension of the Deadline for the Indicative Offers”.
(66) Procedurebrief van 17 december 2013, „Project RING — Extension of the timeline for the submission of final offers”, blz. 1, onder kopje „Extension of the timeline for the final offers”.
(67) 1A. Grand-Prix-circuit, 1B. „Nordschleife”, 2. 4-sterrenhotel, 3. Recreatiedorp „Grüne Hölle” met 3-sterrenhotel, 4. Pretpark „Drees”, 5. Terrein in erfpacht „Dorint”, 6. Offroad-park, 7. Personeelsverblijf „Adenau”, 8. Woongebouw „Balkhausen”, 9. „Licht”-gebouw, 10. Overige groenvoorzieningen.
(68) Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, onder kopje „Veräußerung der Vermögenswerte des Nürburgrings”.
(69) Procedurebrief van 19 juli 2013, „Project RING — information and procedures for the submission of an indicative offer”, blz. 1, onder kopje „Indicative Offer”.
(70) De selectiecriteria zijn in de procedurebrief van 19 juli 2013 („Project RING — information and procedures for the submission of an indicative offer”), blz. 4, en in de procedurebrief van 17 oktober 2013 („Project RING — procedures for the submission of a final offer”), blz. 6, uiteengezet.
(71) 9 biedingen hadden betrekking op alle kavels, 3 biedingen op het racecircuit en 11 biedingen op andere kavels of afzonderlijke activa.
(72) Het bod op alle activa waarin de hoogste prijs werd geboden, kreeg een beoordeling van 100 %. In totaal werden 6 indicatieve biedingen uitgebracht waarin meer dan 25 % van het beste bod werd geboden. De biedingen voor alle activa die lager waren dan 25 % van het beste bod, werden op grond van de geboden koopprijs niet verder in aanmerking genomen. Hetzelfde geldt voor de biedingen voor het circuit die samen met de biedingen voor de overige activa lager waren dan 25 % van het beste bod. Daar vijf van de zes gekwalificeerde biedingen voor alle activa waarvan de financiering ten tijde van indiening van het indicatieve bod nog niet duidelijk waren, werden de betrokken inschrijvers verzocht de financierbaarheid van de transactie aan te tonen.
(73) Zie voetnoot 60 hierboven.
(74) Volgens Duitsland is de verdeling van de koopprijs van 77 miljoen EUR over de drie insolvente vennootschappen in overeenstemming met het Duitse insolventie- en belastingrecht.
(75) De Capricorn Group is een Duitse ondernemingsgroep die internationaal actief is op het gebied van de fabricage van geassembleerde modules voor de motorsport, tests van racewagens en instandhouding van historische racevoertuigen. Alle aandelen van capricorn HOLDING GmbH worden aangehouden door de heer Robertino Wild.
(76) GetSpeed GmbH & Co KG is een Duitse motorsportonderneming. De onderneming levert service- en reparatiediensten en diensten op het gebied van assistentie bij race-evenementen en het coachen van coureurs. 99 % van de aandelen zijn in handen van de heer Axel Heinemann en 1 % in bezit van de heer Adam Osieka.
(77) Artikel 613 a van het Duitse BürgerlichesGesetzbuch (BGB).
(78) Arrest van het Bundesarbeitsgericht (BAG) van 19 december 2013 — 6 AZR 790/12; arrest BAG van 20 maart 2003 — 8 AZR 97/02.
(79) De bewindvoerders en de koper zijn op 13 augustus 2014 overeengekomen dat de tweede tranche van de koopprijs op 31 oktober 2014 in plaats van op 31 juli 2014 verschuldigd is en dat daarvoor 8 % rente in rekening wordt gebracht en materiële zekerheden (ter vervanging van de contante zekerheid van [3-9] miljoen EUR) worden gesteld in de vorm van: a) de Capricorn-aandelen van de heer Robertino Wild, aandeelhouder van Capricorn; b) alle onderlinge vorderingen van de ondernemingen van de Capricorn-groep; c) rechten voortvloeiend uit een (nog te ondertekenen) koopovereenkomst betreffende het „Campus” -project, en d) de kunstverzameling van de heer Robertino Wild. De deelstaat was niet betrokken bij de onderhandelingen over deze koopovereenkomst.
(80) De door de Commissie op 19 februari 2009 in zaak C 38/2009 goedgekeurde Bundesrahmenregelung für niedrigverzinsliche Darlehen (federale kaderregeling goedkope leningen) geldt voor ondernemingen die op 1 juli 2008 nog niet in moeilijkheden verkeerden. Ondernemingen die op dat tijdstip niet in moeilijkheden verkeerden, maar daarna ten gevolge van de wereldwijde financiële en economische crisis in moeilijkheden raakten, kunnen een beroep doen op die steunregeling.
(81) Duitsland voert aan dat NG niet aan de harde criteria voldeed die onder punt 10 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun zijn vermeld, dat met betrekking tot de criteria van punt 11 van de richtsnoeren geen duidelijk beeld naar voren komt en dat evenmin is voldaan aan de algemene bepaling van punt 9 van die richtsnoeren.
(82) Duitsland voert aan dat de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure afbreuk deed aan de doelstelling van reddingssteun; de steun was bedoeld om de dreigende insolventie van NG, MSR en CMHN te voorkomen en de vennootschappen zes maanden de tijd te geven voor de uitwerking van een herstructureringsplan. Bovendien waren de vennoten ertoe bereid bepaalde doelstellingen in het herstructureringsplan op te nemen, waaronder de verkoop van de activa en de daaropvolgende liquidatie van NG, MSR en CMHN. Aangezien tot dusver geen terugvorderingsbesluit jegens NG is genomen en niet aan de criteria van het arrest-Deggendorf is voldaan en het in het onderhavige geval niet om een unieke situatie gaat, zou door de goedkeuring van de reddingssteun geen precedent worden gecreëerd.
(83) Duitsland verwijst in dit verband naar de beschikking van het Gerecht van 8 december 2000, in de zaak T-237/99, BP Nederland e.a./Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3849, punt 37; arrest van 11 mei 2005, T-111/01, Saxonia Edelmetalle GmbH,, Jurispr. 2001, blz. II-2335, punt 26; beschikking van 13 juni 1989, zaak C-56/89 R, Publishers Association/Commissie, Jurisprudentie 1989, blz. 1693, rechtsoverweging 39, en beschikking van 12 januari 1993, zaak T-29/92 (R), SPO e.a./Commissie, Jurispr. 1992, blz. II-2161, punten 38 e.v.
(84) Deutschland verwijst in dit verband naar het arrest van het Gerecht van 24 september 2008 in zaak T-20/03, Kahla/Thüringen Porzellan GmbH/Commissie (Jurispr. 2008, blz. II-2305, punten 124 e.v.). Duitsland voert aan dat deze maatregelen in het licht van de staatssteunregels niet als onderdeel van de reguliere economische activiteiten van NG moeten worden beschouwd, maar als uitzonderlijke verrichtingen en dat NG zowel volgens haar vennoten alsook volgens haar bestuurders als vehikel fungeerde om de sportfaciliteiten van de „Nürburgring” in publieke handen te houden en verliesgevende sportevenementen te organiseren, die niet waren aangeboden als de overheid deze verliezen niet voor haar rekening had genomen. Indien er geen overeenstemming was geweest over dit uitgangspunt, hadden de vennoten noch de bestuurders van NG de ontwikkeling van de verplichtingen van NG in de gegeven vorm toegelaten. Derhalve mogen de kosten voor deze uitzonderlijke verrichtingen volgens Duitsland niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de financiële situatie.
(85) Zie, met betrekking tot het begrip „eenmalige steun”, deel 3.3 van de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun.
(86) De betrokken maatregelen moesten door de raad van commissarissen worden goedgekeurd, waarvan de leden door de deelstaat en de Landkreis Ahrweiler worden benoemd.
(87) Het investeringsvolume van onderdeel I beloopt 215 miljoen EUR (waarvan 185 miljoen EUR afkomstig uit de liquiditeitspool en 30 miljoen EUR uit een aandeelhouderslening van de deelstaat).
(88) Arrest van 24 maart 2011, zaken gevoegde zaken T-443/08 en T-455/08, Freistaat Sachsen en Land Sachsen-Anhalt/Commissie (T-443/08) en Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle GmbH/Commissie (T-455/08), Jurispr. 2011, blz. II-1311, in hogere voorziening bevestigd bij arrest van 19 december 2012, zaak C-288/11 P, Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle GmbH/Commissie, ECLI:EU:C:2012:821.
(89) Duitsland stelt dat een dergelijke wijziging van de beschikkingspraktijk van de Commissie in strijd is met het Witboek Sport en indruist tegen het rechtszekerheidsbeginsel. Een dergelijke wijziging mag volgens Duitsland slechts op toekomstige gevallen worden toegepast, maar niet op de aanleg van sportinfrastructuur op de Nürburgring, die reeds in 2011 was afgerond. Een verbod op steun voor de financiering van de aanleg en de exploitatie van sportinfrastructuur zou een wijziging in de verdeling van de bevoegdheden tussen de organen van de EU en de lidstaten inhouden en daarmee in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel.
(90) Duitsland wijst erop dat tussen 1999 en 2011 8 van de wereldwijd 11 aangelegde circuits met behulp van overheidsmiddelen zijn aangelegd. Hierbij wordt verwezen naar de studie „Formula Money” van Communication & Network Consulting uit 2011, blz. 145.
(91) Duitsland betoogt dat de formule 1 aanzienlijke economische effecten creëert in de organiserende landen (waarbij de verhouding tussen subsidies en economische effecten 1:5 bedraagt).
(92) Duitsland voert aan dat het opnemen van middelen uit de liquiditeitspool ten behoeve van het project een uitzonderlijk geval vormt dat afwijkt van het normale gebruik van de pool. De financiering via de liquiditeitspool voorziet in een voorlopige voorfinanciering van de lopende projectmaatregelen totdat de financiering door een investeerder voor de lange termijn rond is.
(93) Duitsland betoogt dat de liquiditeitspool ertoe dient de cashflow tussen de deelstaat en zijn verschillende dochterondernemingen op economisch zinvolle wijze te optimaliseren, met name om de financieringskosten van de holding terug te dringen. Voorts betoogt Duitsland dat financieringsbehoeften op korte termijn door de deelstaat via de kapitaalmarkt worden gedekt, dat de rentevergoeding voor het gebruik van middelen uit de liquiditeitspool gebaseerd is op de dagtarieven die voor de deelstaat op de vrije markt gelden, dat geen rentekosten voor rekening van de deelstaat komen, dat de marktvoorwaarden voor de deelstaat zonder meer aan de deelnemers van de liquiditeitspool worden doorgegeven en dat het ministerie van Financiën van de deelstaat slechts fungeert als afwikkelingsplatform.
(94) Met betrekking tot punt 137 van het besluit van de Commissie van 21 maart 2012 verklaart Duitsland dat er bij financieringen door ontwikkelingsbanken (gespecialiseerde kredietinstellingen) sprake kan zijn van begunstigden op twee niveaus: enerzijds de gespecialiseerde kredietinstellingen en anderzijds de ondernemingen die financiering van gespecialiseerde kredietinstellingen verkrijgen. De door gespecialiseerde kredietinstellingen genoten voordelen met betrekking tot aansprakelijkheidskwesties zijn volgens Duitsland opgenomen in het akkoord tussen de Commissie en Duitsland van 2002 („Verständigung II”). In het besluit van 21 maart 2012 wordt volgens Duitsland verondersteld dat de kredietverleningsactiviteiten van gespecialiseerde kredietinstellingen zich tot situaties beperken waarin de leningnemer op de markt geen lening tegen dezelfde voorwaarden kan verkrijgen. Duitsland voert echter aan dat ontwikkelingsbanken wel degelijk leningen tegen marktvoorwaarden kunnen verlenen (en dat de activiteiten van gespecialiseerde kredietinstellingen niet beperkt is tot steunverlening), zodat per geval een beoordeling moet worden gemaakt of er sprake is van staatssteun.
(95) Met betrekking tot de IS-lening (maatregel 8) voert Duitsland aan dat het verkregen voordeel hooguit gelijk is aan het verschil tussen de marktrentevoet en het daadwerkelijk betaalde rentetarief, maar in geen geval gelijk is aan het totale bedrag van de lening. Indien de Commissie dit betwijfelt, dient zij volgens Duitsland een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren.
(96) Duitsland stelt dat de Commissie in het akkoord tussen de Commissie en Duitsland van 2002 („Verständigung II”) heeft ingestemd met de handhaving van gunstige aansprakelijkheidsregelingen ten gunste van juridisch zelfstandige gespecialiseerde kredietinstellingen, mits hun activiteiten zich beperken tot welomlijnde publieke stimuleringstaken. Onder deze voorwaarden is volgens Duitsland bijvoorbeeld het gebruik van garanties in de vorm van institutionele aansprakelijkheid („Anstaltslast”), aansprakelijkheid van de garantiegever („Gewährträgerhaftung”) of herfinancieringsgaranties verenigbaar met de staatssteunregels. Duitsland wijst er voorts op dat de Commissie in haar besluit van 16 juni 2004 betreffende steunmaatregel N 179/04 (Garanties van Finse gemeenten) heeft erkend dat gespecialiseerde kredietinstellingen geen ondernemingen zijn wanneer zij slechts ten behoeve van hun publieke taken van staatssteun profiteren.
(97) Duitsland betoogt dat de voorwaarden van de lening uitputtend en op onafhankelijke wijze door deelstaat in de kredietopdracht aan ISB zijn vastgesteld. Bijgevolg had ISB in dit verband geen enkele speelruimte. De verantwoordelijkheid voor de beslissing over het verstrekken van de lening en berustte evenals de daarmee verbonden risico's bij de deelstaat, die daarnaast volgens het Duitse burgerlijk wetboek op grond van zijn kredietopdracht volledig borg moet staan voor de lening.
(98) Duitsland betoogt voorts dat het niet van belang is of de bouwkosten al dan niet door verpachting kunnen worden terugverdiend, aangezien de investeringskosten verzonken kosten vormen, die voor een investeerder niet van invloed zijn op toekomstige beslissingen. Zelfs indien de investeringskosten door verpachting zouden moeten worden terugverdiend, zou hierbij moeten worden uitgegaan van de geplande investeringen zonder de onverwachte kostenverhogingen. De bij de planning van het project geraamde kosten bedroegen 215 miljoen EUR (135 miljoen EUR voor onderdeel I van het project „Nürburgring 2009” en 80 miljoen EUR voor onderdeel II van het project „Nürburgring 2009”), terwijl de daadwerkelijke kosten 330 miljoen EUR beliepen (215 miljoen EUR voor onderdeel I van het project „Nürburgring 2009” en 115 miljoen EUR voor onderdeel II van het project „Nürburgring 2009”). Zelfs bij de minimale pachtsom ten belope van ca. 280 miljoen EUR zouden de geplande investeringen daarom worden terugverdiend.
(99) Duitsland wijst erop dat de middelen dienden om de verliezen van NG te compenseren in verband met de investeringen ter verhoging van de aantrekkelijkheid van de Nürburgring die waren gedaan in het kader van het project „Nürburgring 2009”, dat erop was gericht de Nürburgring gedurende het gehele jaar aantrekkelijker te maken en het met een structurele achterstand kampende Eifelgebied middels de bevordering van het toerisme economisch te steunen.
(100) Duitsland verwijst in dit verband naar zaak C-72/91, Sloman Neptun.
(101) Voorts voert Duitsland aan dat dit systeem erop is gericht zoveel mogelijk bezoekers aan te trekken, zoveel mogelijke positieve economische effecten voor de deelstaat te creëren en de aanzienlijke, door NG gedragen kosten (vergoedingen voor teams en coureurs, grade 1-licentie van de FIA voor het circuit) te dekken.
(102) Duitsland betoogt dat de inschatting van de Commissie dat NG op 1 juli 2008 een onderneming in moeilijkheden was, onjuist is, dat de toepassing van het beginsel van eenmalige steun op de aangemelde reddingssteun onrechtmatig is, dat de uitbreiding van de formele onderzoeksprocedure niet evenredig is en dat de maatregelen geen steunelementen omvatten.
(103) Duitsland betoogt dat de internationale bezoekers niet op de horecabedrijven afkomen, maar op het circuit. Duitsland komt derhalve tot de conclusie dat de betrokken maatregelen geen gevolgen voor de toeristenstromen hebben.
(104) Duitsland verwijst in dit verband naar het besluit van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.33728 (Financiering van een nieuwe multiarena in Kopenhagen), overweging 33.
(105) Duitsland verwijst in dit verband naar de besluiten van de Commissie betreffende steunmaatregel SA.31722 (Belastingvoordelen ter bevordering van de Hongaarse sportsector), punten 86 e.v., en betreffende steunmaatregel SA.33952 (Kletteranlagen des Deutschen Alpenvereins), punt 68.
(106) Duitsland verwijst hier naar de besluiten betreffende steunmaatregel SA.33168 (Uppsala Arena) en steunmaatregel SA.33728 (Financiering van een nieuwe multiarena in Kopenhagen).
(107) Arrest van het Oberlandesgericht Koblenz van 13 december 2012 in de zaak U 73/12 Kart.
(108) Duitsland verwijst in dit verband naar besluiten betreffende steunmaatregel N 158/2010 (Fussballmuseum Dortmund) en steunmaatregel N 164/2010 (Leipziger Reit- und Rennverein Scheibenholz). Evenwel toont Duitsland niet aan dat het circuit volgens het Duitse recht bescherming geniet als cultureel monument.
(109) Duitsland voert het volgende aan: het openbaar belang is gelegen in de effecten op de economie als geheel en de economie in de regio alsook in de bevordering van sport en cultuur; er is sprake van marktfalen aangezien de maatregelen zonder steun van de overheid niet mogelijk zouden zijn geweest; de omzet van NG was in de drie jaar vóór de tenuitvoerlegging van de maatregelen lager dan 100 miljoen EUR per jaar en de jaarlijkse steun bedroeg in die periode minder dan 30 miljoen EUR; als toewijzingsbesluit waarbij NG werd belast met diensten van openbaar belang moet worden beschouwd de vennootschapsovereenkomst van NG en de door een desbetreffend kabinetsbesluit van de deelstaat bevestigde goedkeuring door de raad van commissarissen van NG; de parameters voor de berekening van de vergoeding kunnen worden ontleend aan de bijgewerkte ondernemingsplannen. Duitsland wijst er voorts op dat het DAEB-pakket pas eind 2006 van kracht geworden is, dat voor de periode daarvoor geen aanvullende formele voorschriften voor dergelijke toewijzingsbesluiten golden en dat voor de periode daarna een kwalificatie als bestaande steun gerechtvaardigd is.
(110) PB C 6 van 11.1.2011, blz. 6.
(111) Duitsland verwijst hier naar de beschikkingen van de Commissie in de zaken C 38/2005 — Biria Gruppe, overweging 93, zaak C-51/06 — Arcelor Huta Warszawa, overwegingen 111 e.v., en zaak C 43/2001 — Chemische Werke Piesteritz, overwegingen 107 e.v., alsmede naar arrest van 3 maart 2010, gevoegde zaken T-102/07 en T-120/07, Freistaat Sachsen/Commissie, Jurispr. 2010, blz. II-585, punt 218.
(112) Eerste deel van de Duitse faillissementswet („Insolvenzordnung”).
(113) Klager nr. 1 legde een schrijven over van het bevoegde Amtsgericht van 29 januari 2014, waarin de rechter verklaarde dat de insolventierechter en de bewindvoerders in het kader van de surseanceprocedure de activa niet zelf verkopen, maar alleen toezicht houden op het verkoopproces, zodat naar het oordeel van de rechtbank geen grondslag bestaat voor tussenkomst van de insolventierechter bij de verkoop van de activa.
(114) De bewindvoerders verwijzen in dit verband naar arrest van 16 december 2010, zaak C-239/09, Seydaland, Jurispr. 2010, blz. I-13083, punt 34.
(115) NBG sloot het boekjaar 2013 succesvol af met een EBITDA (vóór verpachting) van 2 920 000 EUR. In 2013 betaalde NBG een pachtsom van 2 661 000 EUR.
(116) Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).
(117) Klager nr. 3 verwijst naar de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 betreffende de staatssteun van Oostenrijk voor de privatisering van Bank Burgenland en naar het arrest van het Hof van Justitie van 24 oktober 2013 in gevoegde zaken C-214/12 P, C-215/12 P en C-223/12 P, Land Burgenland e.a./Commissie, ECLI:EU:C:2013:682.
(118) Volgens klager was het bod als volgt samengesteld: 1) 90 miljoen EUR in contanten bij sluiting van de overeenkomst; 2) 20 miljoen EUR uiterlijk op 31 maart 2014, en 3) na de verwerving door klager nr. 3 betaling van een winstafhankelijk bedrag ten belope van 20 % van de EBITDA van het Nürburgring-complex, met een maximale hoogte van 40 miljoen EUR. Bovendien zegde klager nr. 3 toe een ontwikkelingsfonds ten bedrage van 200 miljoen EUR in te stellen ten gunste van de naburige gemeenten rond de Nürburgring.
(119) Klager nr. 3 verwijst naar de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 betreffende de Bank Burgenland.
(120) Zo verklaart klager nr. 3 dat hij er op basis van de door de verkopers ter beschikking gestelde documenten van uit was gegaan dat de mogelijkheid bestond tot verwerving van de activa en de exploitatie op basis van een schone balans (clean balance sheet), d.w.z. zonder nog bestaande, uit lopende overeenkomsten voortvloeiende verbintenissen en verplichtingen, dat hij voornemens was met de klanten en sponsors over nieuwe overeenkomsten met nieuwe voorwaarden te onderhandelen om zijn investering op die manier gedeeltelijk te herfinancieren maar dat vervolgens gebleken is dat alle relevante contracten voor de exploitatie van de Nürburgring met een derde (NBG) waren gesloten op basis van een nieuwe pachtovereenkomst met de verkopers, wat uiteindelijk tot gevolg had dat de klager — indien de activa aan hem zouden worden toegewezen — gedwongen was geweest om zowel de pachtovereenkomst als een aantal andere contracten tussen NBG en derden over te nemen, dat andere door NBG gesloten overeenkomsten niet automatisch op klager nr. 3 waren overgegaan maar door hem wel moesten worden nagekomen, met name omdat volgens zijn zeggen de verkopers van hem hadden verlangd de volledige financiële aansprakelijkheid voor eventuele schadevergoedingsclaims (wegens het niet ter beschikking stellen van de Nürburgring-faciliteiten door NBG) te aanvaarden, en dat klager nr. 3 zijn bedrijfsmodel moest wijzigen: nadat hij oorspronkelijk van plan was de aankoop van de Nürburgring tussentijds (gedeeltelijk) te financieren door aangepaste overeenkomsten met klanten en sponsors te sluiten, zag hij zich gedwongen de bestaande overeenkomsten in acht te nemen respectievelijk ten minste in economisch opzicht na te komen.
(121) Klager nr. 3 voert enerzijds aan dat er gerede twijfel bestond of Capricorn op 17 februari 2014, de uiterste datum voor de indiening van het bod, een bindende financieringstoezegging over de volledige koopsom zou kunnen overleggen, en dat de verkopers de beslissing over de toewijzing van de activa hadden uitgesteld totdat Capricorn aan alle formele criteria voldeed. Anderzijds stelt klager nr. 3 dat hij, zoals uit zijn definitieve bod blijkt, in staat was een bindende financieringstoezegging over 90 miljoen EUR te verstrekken.
(122) Klager nr. 3 licht verder toe dat niet alleen hij, maar ook andere inschrijvers onjuiste informatie hebben ontvangen, dat hij voornemens was om in het voorjaar van 2014 onderhandelingen met leveranciers van zijn eigen keuze te openen om bepaalde details in zijn bod voor de activa van de Nürburgring nader in te vullen, maar dat de verkopers hem meedeelden dat de bierleveringsovereenkomst niet meer voor 2014 kon worden gewijzigd, aangezien klager nr. 3 anders ten opzichte van de toenmalige bierleverancier aansprakelijk zou zijn wegens niet-nakoming van de contractuele verplichtingen van NBG. Volgens klager nr. 3 toont het feit dat bierleverancier Warsteiner door Bitburger werd vervangen aan dat de informatie die hij had ontvangen onjuist was en dat hij als bieder opzettelijk was misleid.
(123) Klager nr. 3 voert aan dat in de procedurebrief van 17 juni 2013 de verstrekking van een door een serieuze Europese bank afgegeven en op eerste verzoek te betalen garantie over de koopsom werd verlangd, dat Capricorn geen garantie over de volledige koopsom heeft overgelegd en dat de verkopers van de door henzelf vastgelegde betalingsvoorwaarden zijn afgeweken om de selectie van de winnende bieder op die wijze in overeenstemming te brengen met de bekendgemaakte selectiecriteria.
(124) Klager nr. 3 voert aan dat zijn bod in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke geluidsvoorschriften, waarvan hij bij indiening van het bod volledig op de hoogte was.
(125) Klager nr. 3 verwijst naar het arrest van het Hof van 16 mei 2002, zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie („Stardust Marine”), Jurispr. 2002, blz. I-4397, punten 54-55, en naar de besluiten van de Commissie in de staatssteunzaken Georgsmarienhütte (PB C 199 van 14.7.2001, blz. 4, punt 27), Luchthaven Dortmund (PB C 217 van 15.9.2007, blz. 25, punten 54-55), en N 510/2008 Alitalia.
(126) Klager nr. 3 verwijst naar de beschikkingen van de Commissie in de steunzaken CDA van 16 december 2000, overweging 117, Biria Group van 14 december 2010, overwegingen 79-80, en het arrest van het Hof van 13 september 2010, zaak T-415/05, Olympic Airways, Jurispr. 2010, blz. II-4749, punt 157, en het arrest van het Gerecht van 28 maart 2012, zaak T-123/09, Ryanair/Commissie, ECLI:EU:T:2012:164, punt 135.
(127) De bewindvoerders verwijzen naar de beschikking van de Commissie van 30 april 2008 betreffende steunmaatregel C-56/06 — Privatisering van de Bank Burgenland, en naar het besluit van de Commissie van 19 juni 2013 betreffende steunmaatregel SA.36197 — Privatisering van ANA — Aeroportos de Portugal, alsook naar de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3).
(128) Klager nr. 4 verklaart dat Capricorn tijdens de procedure vermoedelijk verschillende ondernemingen heeft benaderd met het oog op de financiering van haar bod, dat Capricorn de verkopers in een vroege fase van de procedure onjuiste informatie heeft verstrekt omtrent haar financiering, dat de vennootschapsstructuur van de onderneming GetSpeed, die voor één derde in het Capricorn-consortium participeert, niet geheel duidelijk is, dat de vergadering van schuldeisers niet volledig op de hoogte was gesteld van de financiering van het bod van Capricorn door […], en dat Capricorn publiekelijk heeft toegegeven dat zij niet over de nodige financiering beschikte voor de door haar aangekondigde investeringen van 25 miljoen EUR in de activa van de Nürburgring. Bovendien had de vergadering van schuldeisers volgens hem niet voldoende tijd om de voorwaarden van de financieringsbevestiging van […] voor het bod van Capricorn te bestuderen.
(129) Klager nr. 4 verklaart dat het bod van [bieder 2] een begin april 2014 te voldoene upfront-betaling van 32,5 miljoen EUR omvatte, terwijl het bod van Capricorn slechts voorzag in upfront-betalingen van 5 miljoen EUR in maart 2014, 5 miljoen EUR in juli 2014 en 5 miljoen EUR in december 2014.
(130) Klager nr. 4 voert aan dat de transactie volgens zijn bod reeds in april 2014 zou zijn afgerond; dat de betalingen door [bieder 2] gegarandeerd waren of afhankelijk waren van de rentabiliteit van de transactie; dat de leden van [bieder 2] belangrijke, solide gefinancierde ondernemingen met een succesvolle staat van dienst op het gebied van fusies en overnames waren; dat de transactie volgens het bod van Capricorn daarentegen pas zijn vroegst op 1 januari 2015 zou zijn uitgevoerd, dat Capricorn verdere betalingen pas na afloop van het onderzoek naar de verleende staatssteun door de Commissie en na beëindiging van eventuele procedures voor de Unierechter zou doen; dat de verkopers Capricorn voor het geval dat de Commissie haar onderzoek niet vóór 1 januari 2015 zou hebben afgesloten, de optie hebben geboden om de activa van de Nürburgring vanaf die datum tot aan de afsluiting van het onderzoek te pachten, en dat Capricorn een kleine onderneming met weinig kapitaal en weinig ervaring op het gebied van fusies en overnames is en in het recente verleden een aantal projecten niet heeft afgerond.
(131) Klager nr. 4 voert aan dat [bieder 2] over ervaring beschikt als eigenaar en exploitant van een aantal grote racecircuits, als exploitant van hotels en recreatiefaciliteiten en als organisator van festivals, en dat [bieder 2] de grootste investeerder in formule 1 is en investeringen doet in grote autofabrikanten en recreatieondernemingen, terwijl Capricorn nog geen ervaring heeft met de exploitatie van racecircuits en hotels, de organisatie van festivals, de stimulering van de motorsport of de marktintroductie van producten.
(132) Klager nr. 4 wijst erop dat [bieder 2] minder vaak de gelegenheid heeft gekregen om contact op te nemen met de verkopers dan Capricorn, dat de termijn voor indiening van het definitieve bod aanvankelijk van 11 december 2013 tot 17 februari 2014 werd verlengd en vervolgens op 11 maart 2014, enkele uren na ontvangst van het bod van Capricorn, werd beëindigd, zonder dat [bieder 2] de mogelijkheid werd geboden zijn bod te verhogen of te wijzigen.
(133) De cashflow van NBG voor 2014 hangt in het geval van Capricorn (6 miljoen EUR) en de winstafhankelijke betalingen in het geval van [bieder 2] voor de periode 2015-2017 (15 miljoen EUR) af van het succes van de operationele activiteiten. In het geval van [bieder 2] hebben de verkopers, anders dan bij Capricorn, geen invloed op deze transactie.
(134) PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.
(135) Earnings before taxes — winst vóór belastingen.
(136) De toename van de verliezen is hoofdzakelijk te wijten aan een duidelijke verhoging van de uitgaven voor evenementen van 21,2 miljoen EUR in 2005 tot 44,0 miljoen EUR in 2006.
(137) Arrest van 3 maart 2010, gevoegde zaken T-102/07 enT-120/07, Freistaat Sachsen/Commissie (T-102/07) en MB Immobilien en MB System/Commissie (T-120/07), Jurispr. 2010, blz. II-585, punt 106.
(138) Beschikking van de Commissie in zaak C 38/2007 Arbel Fauvet Rail (PB L 238 van 5.9.2008, blz. 27), bevestigd bij arrest van 12 mei 2011, gevoegde zaken T-267/08 en T-279/08,Région Nord-Pas-de-Calais (T-267/08) en Communauté d'agglomération du Douaisis (T-279/08)/Commissie, Jurispr. 2011 blz. II-1999, punt 141; besluit van de Commissie in zaak C 27/2010 United Textiles (PB L 279 van 12.10.2012, blz. 30).
(139) Advies van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts van 15 juni 2010, blz. 14.
(140) Zie de voetnoot hierboven.
(141) Advies van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts van 15 juni 2010, blz. 15.
(142) Advies van de rekenkamer van de deelstaat Rijnland-Palts van 15 juni 2010, delen I en II.
(143) Zie de beschrijving van RIM op: http://test.isb.rlp.de/de/die-isb/beteiligungen/rheinland-pfaelzische-gesellschaft-fuer-immobilien-und-projektmanagement/
(144) Arrest van 24 maart 2011, gevoegde zaken T-443/08 en T-455/08, Freistaat Sachsen e.a./Commissie en Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle/Commissie, Jurispr. 2011, blz. II-1311, in hogere voorziening bevestigd bij arrest 19 december 2012, zaak C-288/11 P, Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig/Halle GmbH/Commissie, ECLI:EU:C:2012:821.
(145) Steunmaatregel C 53/2002 Space Park Development.
(146) Steunmaatregel SA.35440 Arena Jena. Zie, met betrekking tot profsportinfrastructuur, steunmaatregel SA.31722 Hungarian tax benefit scheme. Zie,met betrekking tot voor het brede publiek bestemde sportcentra die entreegeld heffen, SA.33952 Kletteranlagen des Deutschen Alpenvereins.
(147) Steunmaatregel SA.33618 Uppsala arena; steunmaatregel SA.35135 Arena Erfurt; steunmaatregel SA.35440 Arena Jena.
(148) Steunmaatregel N 118/2000 — Frankrijk — Subsidies van de overheid voor professionele sportclubs.
(149) Zie bijv. arrest van 21 maart 1991, zaak C-305/89, Italië/Commissie („Alfa Romeo”), Jurispr. 1991, blz. I-1603, punten 18 en 19; arrest van 30 april 1998, zaak T-16/96, Cityflyer Express/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-757, punt 51; arrest van 21 januari 1999, gevoegde zaken T-129/95, T-2/96 en T-97/96, Neue Maxhütte Stahlwerke en Lech-Stahlwerke/Commissie, Jurispr. 1999, blz. II-17, punt 104; arrest van 28 februari 2012, gevoegde zaken T-268/08 en T-281/08, Land Burgenland en Oostenrijk/Commissie, ECLI:EU:T:2012:90, punt 48.
(150) Arrest van 19 maart 2013, gevoegde zaken C-399/10 P en C-401/10 P, Bouygues SA en Bouygues Télécom SA/Commissie, ECLI:EU:C:2013:175; arrest van 15 september 1998, zaak T-11/95, BP Chemicals/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-3235, punt 171.
(151) Een transactie op voet van gelijkheid (pari passu) is een transactie die door overheidsinstanties en particuliere marktdeelnemers die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, tegen dezelfde voorwaarden (en dus met even grote risico's en rendementen) wordt uitgevoerd.
(152) De leningen die MSR zijn verstrekt door haar minderheidsaandeelhouders (Geisler & Trimmel: […] miljoen EUR; Weber: […] miljoen EUR; zonder zekerheden en tegen een rente van […] %), zijn niet relevant aangezien deze ondernemingen de aanleg van de infrastructurele faciliteiten uitvoerden en als betrokkenen met een eigen belang bij het project niet in aanmerking kunnen worden genomen.
(153) Het project was getiteld „Erlebnisregion Nürburgring” en omvatte tevens een hotel.
(154) Basisscenario (geen worst- of bestcasescenario).
(155) Resultaten voor de periode 2010-2030.
(156) Worstcasescenario.
(157) Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5).
(158) Zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html.
(159) Zie de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6).
(160) Zie het jaarverslag van de rekenkamer Rijnland-Palts, blz. 3 e.v. Het jaarverslag is beschikbaar op: http://www.landtag.rlp.de/landtag/drucksachen/4741-15.pdf
(161) PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
(162) De steun bedraagt (in miljoen EUR): 1,6 + 12 + (12,3/2) – [0 + 5 + (11,5/2)] = 9.
(163) Arrest van 28 april 1993, zaak C-364/90, Italië/Commissie, Jurispr. 1993, blz. I-2097, punt 20.
(164) In dit verband dient te worden opgemerkt dat de Landkreis Ahrweiler niet als steungebied op de regionale-steunkaart 2007-2013 is aangegeven.
(165) Arrest van 12 juli 1973, zaak 70/72, Commissie/Duitsland, Jurisprudentie 1973, blz. 813, rechtsoverweging 13.
(166) Arrest van 14 september 1994, gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje/Commissie, Jurispr. 1994, I-4103, punt 75.
(167) Arrest van 17 juni 1999, zaak C-75/97, Matra SA/Commissie, Jurispr. 1999, blz. I-30671, punten 64-65.
(168) Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).
(169) Volgens Duitsland werd de onderneming op 22 mei 2014 uitgeschreven uit het handelsregister.
(170) NG, MSR en CMHN zijn sinds 1 november 2012 voorwerp van een liquidatie- of insolventieprocedure. Volgens het Duitse recht verandert de bedrijfsdoelstelling van een onderneming wanneer een liquidatie- of insolventieprocedure wordt geopend. De onderneming is niet meer volledig operationeel, maar vormt dan zuiver een vereffeningsmaatschappij, die volgens het Duitse recht wordt ontbonden. Tot aan de afsluiting van de insolventie- of liquidatieprocedure moet echter de onderneming in de vorm van een vereffeningsmaatschappij het vermogen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer gebruiken.
(171) Arrest van 14 september 1994, zaak C-42/93, Spanje/Commissie („Merco”), Jurispr. 1994, blz. I-4175.
(172) Arrest van 15 januari 1986, zaak 52/84, Commissie/België, Jurispr. 1986, blz. 89.
(173) Arrest van 8 mei 2003, gevoegde zaken C-328/99 en C-399/00, Italië en SIM 2 Multimedia SpA/Commissie, Jurispr. 2003, blz. I-4035.
(174) Besluit van de Commissie van 17 september 2008 betreffende staatssteunmaatregelen N 321/2008, N 322/2008 en N 323/2008 — Griekenland — Verkoop bepaalde activa Olympic Airlines/Olympic Airways Services; besluit van de Commissie van 12 november 2008 betreffende steunmaatregel N 510/2008 — Italië — Verkoop activa Alitalia; besluit van de Commissie van 4 april 2012 betreffende steunmaatregel SA.34547 — Frankrijk — Reprise des actifs du groupe SERNAM dans le cadre de son redressement judiciaire.
(175) Arrest 28 maart 2012, zaak T-123/09, Ryanair Ltd/Commissie, Jurispr. 2012, blz. 164.
(176) Arrest van het Bundesarbeitsgericht (BAG) van 19 december 2013 (6 AZR 790/12); arrest BAG van 20 maart 2003 (8 AZR 97/02).
(177) Arrest van 16 december 2010, zaak C-239/09, Seydaland, Jurispr. 2010, blz. I-13083, punt 34.
(178) De desbetreffende passage in het eerste ontwerp van de koopovereenkomst luidt: „De bieder heeft kennis genomen van het feit dat thans een onderzoeksprocedure aanhangig is bij de Europese Commissie, waarin de rechtmatigheid van de aan de Nürburgring verleende steun en de mogelijke terugvordering van die steun worden onderzocht. De verkopers hebben regelmatig contact met de bevoegde dienst van de Europese Commissie en streven ernaar een formeel besluit te verkrijgen, waarin wordt bepaald dat de Commissie geen terugvordering van de steun van de koper zal gelasten. De verkopers staan open voor constructieve gesprekken met de inschrijvers over de vraag hoe in het kader van de verkoop van afzonderlijke of alle activa van de Nürburgring met deze situatie en een eventuele overgangsperiode tot de vaststelling van een besluit van de Commissie moet worden omgegaan.”
(179) In het bod van [bieder 2] was inzonderheid bepaald dat de geboden koopprijs pas verschuldigd zou zijn wanneer er een onherroepelijk besluit van de Commissie zou zijn, waarmee de terugvordering van de steun van de koper van de activa werd uitgesloten. Het bod van [bieder 3] bevatte een clausule volgens welke de koper de koopovereenkomst ook bij de vaststelling van een besluit van de Commissie eenzijdig kon herroepen.
(180) De desbetreffende passage van het schrijven van 17 december 2013 luidt als volgt: „For the sake of clarity, offers handed in after that timeline will, in principle, also be considered provided that the terms of the offer qualify for the further process. Any disadvantage caused by the delay will not be compensated for and will have to be fully borne by the investor. Please note that the Vendors may choose the parties which will qualify for the further process shortly after the updated timeline ends.”
(181) Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).
(182) Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1).