Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0424

    Besluit 2011/424/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 tot aanstelling van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied

    PB L 188 van 19.7.2011, p. 24–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2014

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/424/oj

    19.7.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 188/24


    BESLUIT 2011/424/GBVB VAN DE RAAD

    van 18 juli 2011

    tot aanstelling van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De recente ontwikkelingen in de Arabische wereld vragen om een krachtiger, integrale reactie van de Europese Unie.

    (2)

    De Europese Raad heeft op 4 februari en 11 maart 2011 verklaringen en op 24-25 maart 2011 conclusies aangenomen waarin de Unie toezegt ondersteuning te bieden bij iedere aanzet tot democratische transformatie in haar zuidelijke buurlanden en een nieuw partnerschap met de regio te ontwikkelen.

    (3)

    De Raad heeft op 21 februari 2011 conclusies aangenomen over de ontwikkelingen in de zuidelijke buurlanden, en op 20 juni 2011 over het Europees nabuurschapsbeleid, waarin het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („HV”) om een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied aan te stellen, wordt toegejuicht.

    (4)

    De HV en de Europese Commissie hebben in hun mededelingen van 8 maart en 25 mei 2011 voorstellen gedaan voor een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart en voor een nieuwe benadering voor het partnerschap met de buren van de Unie via het Europese nabuurschapsbeleid.

    (5)

    Er is behoefte aan een krachtiger diplomatie van de Unie in de landen van de regio ter ondersteuning van de ordelijke overgang naar democratie alsook van de mensenrechten en de rechtsstaat.

    (6)

    Daarom moet een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie („SVEU”) voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied worden aangesteld.

    (7)

    Het mandaat van de SVEU voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Aanstelling

    De heer Bernardino LEÓN wordt hierbij aangesteld als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied („SVEU”) tot 30 juni 2012. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd indien de Raad daartoe op voorstel van de HV besluit.

    Artikel 2

    Beleidsdoelstellingen

    Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie inzake de zuidelijke buurlanden die zijn weergegeven in de verklaringen van 4 februari en 11 maart 2011 en in de conclusies van 24-25 maart 2011 van de Europese Raad alsmede in de conclusies van de Raad van 21 februari en 20 juni 2011, waarbij rekening wordt gehouden met de voorstellen van de HV en de Commissie in hun mededelingen van 8 maart en 25 mei 2011.

    Die doelstellingen omvatten:

    a)

    intensiveren van de politieke dialoog van de Unie, en aldus bijdragen tot het partnerschap en ruimere betrekkingen met de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied;

    b)

    bijdragen tot het antwoord van de Unie op de ontwikkelingen in de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied en in het bijzonder de versterking van de democratie en de institutionele opbouw, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, vrede en regionale samenwerking, onder meer via het Europees nabuurschapsbeleid en de Unie voor het Middellandse Zeegebied;

    c)

    verbeteren van de effectiviteit, de aanwezigheid en de zichtbaarheid van de Europese Unie in de regio en in de bevoegde internationale fora. Zorg dragen voor nauwe coördinatie met de relevante lokale partners en met internationale en regionale organisaties zoals de Afrikaanse Unie, de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten, de Islamitische Conferentieorganisatie, de Liga van Arabische Staten en de Verenigde Naties.

    Artikel 3

    Mandaat

    Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

    a)

    versterken van de algemene politieke rol van de Unie ten aanzien van de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, met name door het verbeteren van de dialoog met regeringen en internationale organisaties en met het maatschappelijk middenveld en andere relevante gesprekspartners en door de partners beter bekend te maken met de benadering van de Unie;

    b)

    nauw contact onderhouden met alle bij het proces van democratische transformatie in de regio betrokken partijen, bevorderen van de stabilisering en verzoening, met volledige inachtneming van de plaatselijke eigen verantwoordelijkheid, en bijdragen tot crisisbeheersing en preventie;

    c)

    bijdragen tot betere samenhang, consequentheid en coördinatie in het beleid en de maatregelen van de Unie en de lidstaten ten aanzien van de regio;

    d)

    bijdragen tot het bevorderen van de coördinatie met internationale partners en organisaties. Bijstaan van de HV, in coördinatie met de Commissie, door bij te dragen tot de werkzaamheden van de taskforce voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied;

    e)

    bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het mensenrechtenbeleid van de Unie in de regio, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake mensenrechten, met name de richtsnoeren van de Unie over kinderen en gewapende conflicten alsook inzake geweld tegen en uitbanning van discriminatie van vrouwen en meisjes, en het beleid van de Unie betreffende vrouwen, vrede en veiligheid, onder meer door de ontwikkelingen op te volgen en er verslag over uit te brengen en door aanbevelingen ter zake te formuleren.

    Artikel 4

    Uitvoering van het mandaat

    1.   De SVEU is onder het gezag van de HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

    2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (hierna: „PVC”) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

    3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).

    Artikel 5

    Financiering

    1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU tot 30 juni 2012 bedraagt 855 000 EUR.

    2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

    3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

    Artikel 6

    Samenstelling van het team

    1.   Binnen de grenzen van het mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU houdt de Raad en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

    2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

    3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de instelling van de Unie of van de EDEO, en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

    Artikel 7

    Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en het personeel van de SVEU

    De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en de leden van het personeel van de SVEU, worden naargelang het geval met de ontvangende partij(en) overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

    Artikel 8

    Beveiliging van gerubriceerde EU-gegevens

    De SVEU en de leden van het personeel van de SVEU leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2011/292/EG van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (1).

    Artikel 9

    Toegang tot informatie en logistieke steun

    1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

    2.   De delegaties van de Unie en de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

    Artikel 10

    Veiligheid

    Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met het mandaat en op basis van de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is; met name:

    a)

    stelt hij een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een noodplan en een evacuatieplan voor de missie behelst;

    b)

    zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering voor grote risico’s;

    c)

    zorgt hij ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied is ingedeeld;

    d)

    zorgt hij ervoor dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de Raad, de HV en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheidskwesties in het kader van het tussentijds verslag en het verslag over de uitvoering van het mandaat.

    Artikel 11

    Rapportage

    De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan het PVC en de HV. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van het PVC of de HV kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Buitenlandse Zaken.

    Artikel 12

    Coördinatie

    1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en de lidstaten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met die van de lidstaten en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie die actief zijn in de regio, waaronder de SVEU voor het vredesproces in het Midden-Oosten. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

    2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en de missiehoofden van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

    Artikel 13

    Evaluatie

    De toepassing van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de Raad, de HV en de Europese Commissie tegen eind januari 2012 een voortgangsverslag, en aan het einde van het mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

    Artikel 14

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2011.

    Voor de Raad

    De voorzitster

    C. ASHTON


    (1)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.


    Top