EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0911

Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) Voor de EER relevante tekst

PB L 276 van 20.10.2010, p. 1–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32014R0377

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/911/oj

20.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/1


VERORDENING (EU) Nr. 911/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 september 2010

inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op zijn bijeenkomst van 15 en 16 juni 2001 in Göteborg heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over een strategie voor duurzame ontwikkeling, teneinde het economisch, sociaal en milieubeleid wederzijds te versterken en heeft hij aan het proces van Lissabon een milieudimensie toegevoegd.

(2)

In zijn resolutie van 21 mei 2007 over het Europese ruimtevaartbeleid (3), die is goedgekeurd op de vierde gezamenlijke en gelijktijdige zitting van de Raad van de Europese Unie en de Raad van het Europees Ruimteagentschap op ministerieel niveau, ingesteld overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap (4) („de Ruimteraad”) erkent de Raad de huidige en potentiële bijdragen van ruimtevaartactiviteiten aan de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, waardoor in ondersteunende technologieën en diensten voor de opkomende Europese kennismaatschappij wordt voorzien en tot de Europese samenhang wordt bijgedragen en onderstreept hij dat de ruimtevaart een aanzienlijk onderdeel van Europa’s strategie voor duurzame ontwikkeling vormt.

(3)

In de resolutie „Een impuls geven aan het Europese ruimtevaartbeleid” (5) van 26 september 2008, die werd goedgekeurd op de vijfde gezamenlijke en samenvallende vergadering van de Ruimteraad werd de noodzaak onderstreept om voor de Europese Unie toereikende instrumenten en financieringsregelingen te ontwikkelen, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van de ruimtevaartsector, de noodzaak om zijn algemene concurrentievermogen en het concurrentievermogen van zijn industrie te versterken en de behoefte aan een evenwichtige industriestructuur; en de noodzaak om passende langetermijninvesteringen van de Unie mogelijk te maken voor ruimteonderzoek en voor de exploitatie van duurzame, in de ruimte gestationeerde toepassingen ten voordele van de Unie en zijn burgers, in het bijzonder door na te gaan welke gevolgen het ruimtevaartbeleid heeft in het kader van de volgende financiële vooruitzichten.

(4)

In de resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2008 over het Europese ruimtevaartbeleid: „hoe de ruimtevaart stevig op de bodem te zetten” (6) wordt de noodzaak onderstreept om voor de Europese Unie passende instrumenten en financieringsregelingen voor het Europese ruimtevaartbeleid te vinden, in aanvulling op de middelen die beschikbaar worden gesteld uit hoofde van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) („het zevende kaderprogramma”), teneinde de verschillende economische acteurs de mogelijkheid te geven om hun activiteiten op de middellange en lange termijn te plannen, en wordt benadrukt dat het komende financieringskader moet voorzien in toereikende instrumenten en financieringsregelingen van de Europese Unie om een planning op lange termijn mogelijk te maken van de investeringen van de Unie in met de ruimte samenhangend onderzoek en de exploitatie van duurzame in de ruimte gestationeerde applicaties ten behoeve van de Unie en haar burgers.

(5)

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) was een initiatief inzake monitoring van de aarde dat door de Unie werd geleid en in een partnerschap met de lidstaten en het Europees Ruimteagentschap (European Space Agency — „ESA”) werd uitgevoerd. Zijn primaire doel is om, onder toezicht van de Unie, informatiediensten te verstrekken die toegang bieden tot accurate gegevens en informatie op het gebied van milieu en veiligheid en die op de behoeften van de gebruikers zijn afgestemd. Hierbij zou zij een betere exploitatie moeten bevorderen van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van aardobservatie. GMES zal onder andere een essentieel hulpmiddel zijn ten behoeve van biodiversiteit, ecosysteembeheer en aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering.

(6)

Om de GMES-doelstelling op een duurzame basis te verwezenlijken, moeten de activiteiten van de diverse bij GMES betrokken partners worden gecoördineerd en moeten diensten en observatiecapaciteit die aan de eisen van de gebruikers en aan de hedendaagse behoeften beantwoorden, worden ontwikkeld, opgezet en geëxploiteerd, onverminderd de relevante nationale en Europese beperkingen op veiligheidsgebied.

(7)

Een comité moet de Commissie hierbij bijstaan bij het verzekeren van de coördinatie van de bijdragen aan GMES die geleverd worden door de Unie, de lidstaten en de intergouvernementele agentschappen, teneinde een optimaal gebruik te maken van de bestaande capaciteiten en de tekortkomingen te identificeren die op uniaal niveau moeten worden aangepakt. Het moet de Commissie ook ter zijde staan bij haar toezicht op een coherente uitvoering van GMES. Zij moet toezicht houden op de ontwikkelingen van het beleid en moet de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van GMES mogelijk maken.

(8)

De Commissie dient verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van het veiligheidsbeleid ter zake van de GMES, daarbij bijgestaan door het comité. Met het oog op dat doel moet er een specifieke configuratie van het comité worden opgericht (de „Beveiligingsraad”).

(9)

GMES dient door gebruikers gestuurd te zijn, waarvoor dus de voortdurende, daadwerkelijke participatie van de gebruikers vereist is met betrekking tot de definitie en beoordeling van de behoeften. Om de waarde van GMES voor de gebruikers te verhogen, moet actief naar hun inbreng worden gevraagd door middel van een regelmatig overleg met de eindgebruikers in zowel de publieke als particuliere sector. Er moet ook een specifiek daartoe ingestelde instantie (het „gebruikersforum”) worden opgericht ter vergemakkelijking van de identificatie van de gebruikersbehoeften, de controle op de verrichte diensten en de coördinatie van GMES met zijn gebruikers van de publieke sector.

(10)

Teneinde een kader te verstrekken dat een volledige en open toegang verzekert tot de informatie die geproduceerd wordt door de GMES-diensten en de data die door middel van de GMES-infrastructuur zijn verzameld, daarbij de nodige bescherming verlenend voor voornoemde informatie en gegevens, moet de Commissie gemachtigd worden om ten aanzien van de voorwaarden voor registratie en vergunning voor GMES-gebruikers en de criteria voor de toegang tot GMES-data en informatie gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”), daarbij rekening houdend met het data- en informatiebeleid van de providers die voor het GMES benodigde data verstrekken en met de nationale voorschriften en procedures die van toepassing zijn bij de in de ruimte en in-situ geïnstalleerde infrastructuur die zich onder nationale controle bevindt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.

(11)

Om uniforme voorwaarden te verzekeren voor de uitvoering van deze verordening en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen, dient de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te krijgen om, op grond van de in de gedelegeerde handelingen vastgestelde voorwaarden en criteria, specifieke maatregelen te nemen tot beperking van de toegang tot informatie geproduceerd door de GMES-diensten en de data die verzameld zijn door de daartoe bestemde GMES-infrastructuur, met inbegrip van individuele maatregelen om rekening te houden met de gevoeligheid van de desbetreffende informatie en data. Ook moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen voor het coördineren van de vrijwillige bijdragen van de lidstaten en de potentiële synergieën van de desbetreffende nationale, uniale en internationale initiatieven, om het maximumniveau van medefinanciering vast te stellen voor subsidies, om maatregelen te nemen tot vaststelling van technische vereisten die nodig zijn om de controle op en de integriteit te verzekeren van het systeem binnen speciale programma voor de ruimtecomponent van de GMES en om het jaarlijkse werkprogramma van de GMES vast te stellen.

Volgens artikel 291 VWEU worden de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren vooraf vastgelegd bij een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet van toepassing is.

(12)

Aangezien de GMES gebaseerd is op een partnerschap tussen de Unie, het ESA en de lidstaten, moet de Commissie streven naar voortzetting van de onlangs op gang gebrachte dialoog met het ESA en de lidstaten die relevante ruimteactiva bezitten.

(13)

GMES-diensten zijn noodzakelijk om het continue gebruik van informatiebronnen door de privésector te bevorderen en zullen zo innovatie vergemakkelijken en op die manier waarde toevoegen door dienstverleners, waaronder vele kleine en middelgrote ondernemingen.

(14)

GMES omvat zowel ontwikkelingsactiviteiten als operationele diensten. Wat de operationele diensten betreft, pleit de Raad in zijn derde beleidslijnen die op de bijeenkomst van de Ruimteraad op 28 november 2005 zijn goedgekeurd voor een gefaseerde aanpak voor de uitvoering van GMES, op basis van duidelijke prioriteiten, te beginnen met de ontwikkeling van drie fasttrackdiensten op het gebied van reacties op noodsituaties, landmonitoring en zeediensten.

(15)

De eerste operationele diensten op het gebied van reacties op noodsituaties en landmonitoring werden gefinancierd als voorbereidende acties overeenkomstig artikel 49, lid 6, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) (hierna „het Financieel Reglement”).

(16)

Naast de ontwikkelingsactiviteiten die worden gefinancierd in het kader van het thematisch gebied ruimtevaart dat is opgenomen in het zevende kaderprogramma is in de periode 2011-2013 uniale actie vereist om voor continuïteit met de voorbereidende acties te zorgen en om operationele diensten op een meer permanente basis op te zetten op gebieden die uit technisch oogpunt voldoende volgroeid zijn en waarvan het potentieel voor de ontwikkeling van downstreamdiensten is bewezen.

(17)

In haar mededeling „Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): voor een veiliger planeet” van 12 november 2008 heeft de Commissie uiteengezet hoe zij de governance en de financiering van GMES wil aanpakken en aangegeven dat het haar bedoeling is de technische implementatie van GMES te delegeren aan gespecialiseerde instanties, waaronder het ESA voor de GMES-ruimtecomponent, gezien zijn unieke positie en deskundigheid.

(18)

De Commissie moet de coördinatie van de technische uitvoering van de GMES-diensten in voorkomend geval toevertrouwen aan bevoegde uniale organen of intergouvernementele organisaties, zoals het Europese Milieuagentschap en het Europese Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn.

(19)

Operationele diensten op het gebied van het beheer van rampen en reacties op humanitair vlak zijn nodig om de bestaande capaciteit van de Unie en haar lidstaten te coördineren, zodat zij beter voorbereid zijn voor, beter kunnen reageren op en herstellen van natuurlijke en door de mens veroorzaakte catastrofen, die vaak ook schadelijke milieugevolgen hebben. Aangezien klimaatverandering tot meer rampen kan leiden, zal GMES essentieel zijn voor het ondersteunen van maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering. De GMES-diensten moeten daarom geopatiale informatie verstrekken ter ondersteuning van maatregelen in geval van noodtoestanden en reacties op humanitair vlak.

(20)

Landmonitoringdiensten zijn belangrijk voor monitoring van biodiversiteit en ecosystemen en steunmaatregelen voor beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering en het beheer van tal van hulpbronnen en beleidsterreinen, waarvan de meeste te maken hebben met het natuurlijk milieu: bodem, water, landbouw, bossen, energie en nutsvoorzieningen, bebouwde gebieden, recreatievoorzieningen, infrastructuur en vervoer. Operationele landmonitoringdiensten zijn zowel op Europees als op mondiaal niveau vereist en worden in samenwerking met de lidstaten, met derde landen in Europa en partners buiten Europa en de Verenigde Naties ontwikkeld.

(21)

GMES diensten op het gebied van het mariene milieu zijn belangrijk voor de ondersteuning van een geïntegreerde Europese capaciteit voor oceaanvoorspelling en monitoring en de toekomstige verstrekking van essentiële klimaatvariabelen (ECVs). Zij vormen een essentieel element voor de monitoring van klimaatverandering, monitoring van het mariene milieu en ter ondersteuning van het vervoerbeleid.

(22)

Diensten inzake monitoring van de atmosfeer zijn belangrijk voor de monitoring van de luchtkwaliteit, de atmosferische chemie en samenstelling. Zij vormen tevens een essentieel element voor de monitoring van de klimaatverandering en de toekomstige verstrekking van ECVs. Het is noodzakelijk om op regelmatige basis op regionaal en wereldwijd niveau informatie te verstrekken over de situatie van de atmosfeer.

(23)

Beveiligingsdiensten zijn een belangrijk onderdeel van het GMES-initiatief. Europa zal profiteren van het gebruik van activa in de ruimte en op aarde ter ondersteuning van diensten die bestemd zijn om een antwoord te geven op de dreigingen waaraan Europa het hoofd moet bieden op veiligheidsgebied, met name bij de grenscontrole, de surveillance op zee en de ondersteuning van het externe opreden van de Unie.

(24)

De monitoring van de klimaatverandering moet de aanpassing aan de effecten daarvan en het verzachten daarvan mogelijk maken. De monitoring moet in het bijzonder bijdragen aan het beschikbaarstellen van ECVs, klimaatanalysen en projecties op een schaal die beantwoordt aan de behoeften van aanpassing en verzachting, en aan het leveren van de daarvoor noodzakelijke diensten.

(25)

De verstrekking van operationele diensten die in het kader van deze verordening worden gefinancierd is afhankelijk van de toegang tot gegevens die worden verzameld door middel van ruimte-infrastructuur en lucht-, zee- en grondfaciliteiten („in-situ-infrastructuur”) en onderzoekprogramma’s. Met volledige inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, moet daarom toegang tot de vereiste data worden verzekerd, en waar nodig kan, in aanvulling op de bestaande uniale en nationale activiteiten steun worden gegeven aan verzameling van data in-situ. Ten slotte moet worden gegarandeerd dat de benodigde in-situ- en ruimteobservatie-infrastructuur continu beschikbaar is, met inbegrip van ruimte-infrastructuur die specifiek voor GMES in het kader van het GMES-ruimtecomponentprogramma van het ESA (de „Sentinels”) is ontwikkeld. De eerste Sentinels dienen in 2012 de initiële operationele fase in te gaan.

(26)

De Commissie moet de complementariteit verzekeren tussen onderzoek- en ontwikkelingswerkzaamheden in verband met GMES die onder het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd, de uniale bijdrage aan initiële operationele GMES-diensten, activiteiten van GMES-partners en reeds eerder bestaande structuren, zoals de Europese datacentra.

(27)

De initiële operationele GMES-diensten moeten in overeenstemming met andere relevante uniale beleidsgebieden, instrumenten en maatregelen worden uitgevoerd, met name het beleid op het gebied van milieu, veiligheid, concurrentievermogen en innovatie, cohesie, onderzoek, vervoer, concurrentie en internationale samenwerking, het GNSS-programma (European Global Navigation Satellite Systems) en de bescherming van persoonsgegevens. Bovendien moeten de GMES-gegevens coherent blijven met de ruimtelijke referentiegegevens van de lidstaten en steun bieden aan de ontwikkeling van de infrastructuur voor ruimte-informatie in de Unie, zoals vastgesteld in Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 houdende oprichting van een Infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) (9). Het is ook de bedoeling dat GMES het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (SEIS) en activiteiten van de Unie op het gebied van reacties op noodsituaties aanvult.

(28)

GMES en de initiële operaties ervan moeten worden beschouwd als een Europese bijdrage aan de bouw van het Global Earth Observation System of Systems (GEOSS), dat ontwikkeld wordt in het kader van de Groep voor aardobservatie (GEO).

(29)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) en de kaderovereenkomsten met kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten voorzien in deelneming door deze landen aan programma’s van de Unie. Deelneming door andere derde landen en internationale organisaties moet door middel van specifieke internationale overeenkomsten mogelijk worden gemaakt.

(30)

In deze verordening wordt voor de gehele duur van de initiële operationele GMES-diensten een financiële enveloppe ten bedrage van 107 miljoen EUR bepaald, die het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (10) („het Interinstitutioneel Akkoord”), in de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit. Het voornemen is deze financiële enveloppe aan te vullen met een bedrag van 209 miljoen EUR uit het ruimtehoofdstuk van het zevende kaderprogramma voor onderzoekacties die de initiële operationele GMES-diensten vergezellen en dat beheerd moet worden overeenkomstig de in dat zevende kaderprogramma voorziene regels en besluitvormingsprocedures. Deze twee financieringsbronnen moeten in gecoördineerd verband worden beheerd om een coherente voortgang bij de uitvoering van GMES te verzekeren.

(31)

Die financiële enveloppe is in overeenstemming met het plafond van subrubriek 1 a van het meerjarige financieel kader („MFK”) 2007-2013, maar de marge die in subrubriek 1 a overblijft voor 2011-2013 is zeer klein. Er moet worden benadrukt dat het jaarlijkse bedrag tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure zal worden vastgesteld, overeenkomstig punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord.

(32)

Het bedrag zou zo mogelijk nog verder moeten worden verhoogd zodat nog in het huidige MFK vastleggingskredieten kunnen worden toegewezen aan de ruimtecomponent. Concreet gaat het hier om de werking van de A-serie van de Sentinel-satellieten en de lancering van de B-serie en de levering van cruciale onderdelen voor de C-serie.

(33)

De Commissie zou daartoe in het kader van de halftijdse herziening van het huidige MFK en in elk geval voor het einde van 2010 de mogelijkheid moeten onderzoeken van de beschikbaarstelling van extra middelen voor de GMES binnen de algemene begroting van de Unie tijdens het MFK 2007-2013.

(34)

De beschikbaarstelling van extra middelen voor de financiering van deze verordening bovenop de 107 miljoen EUR die reeds zijn uitgetrokken, moet worden in overweging genomen in het kader van de discussie over de toekomst van het Europese ruimtebeleid, met name wat betreft aanschaffingen en de beheerstructuur.

(35)

De Commissie moet ook in de eerste helft van 2011 een voorstel indienen voor een financieringsstrategie op lange termijn voor het toekomstige MFK, onverminderd het resultaat van de onderhandelingen over het MFK voor 2014-2020.

(36)

In haar financiële programmering dient de Commissie ervoor te zorgen dat de continuïteit van de gegevens tijdens en na het einde van de periode van de initiële operationele GMES-diensten (2011-2013) wordt gewaarborgd en dat ononderbroken en onbeperkt van de diensten gebruik kan worden gemaakt.

(37)

Krachtens het Financieel Reglement kunnen de lidstaten, derde landen en internationale organisaties op basis van passende overeenkomsten aan de programma’s bijdragen.

(38)

Een volledige en open toegang tot de GMES-informatie moet verzekerd worden, onverminderd de relevante veiligheidsbeperkingen of het gegevensbeleid van de lidstaten en andere organisaties die gegevens en informatie bijdragen aan de GMES. Dit is noodzakelijk om te bewerkstelligen dat aardobservatiegegevens en -informatie zo veel mogelijk worden gebruikt en gedeeld, overeenkomstig de beginselen van SEIS, INSPIRE en GEOSS. Bij de volledige en open toegang tot gegevens moet ook rekening worden gehouden met de bestaande commerciële gegevens en deze zou moeten bijdragen tot een versterking van de aardobservatiemarkten in Europa, vooral in de downstream sectoren, teneinde groei en werkgelegenheid te bevorderen.

(39)

Volgens de mededeling van de Commissie „Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent” van 28 oktober 2009 moet er een gegevensbeleid zijn dat voorziet in volledige en open toegang voor de Sentinels door middel van een kostenloze regeling voor vergunning en online toegang, zulks met in achtneming van de veiligheidsaangelegenheden. Een dergelijke aanpak is gericht op maximalisering van het nuttige gebruik van de Sentinelgegevens voor een zo groot mogelijke reeks toepassingen, teneinde het gebruik van op aardobservatiedata gebaseerde informatie door eindgebruikers te bevorderen.

(40)

De in het kader van deze verordening gefinancierde actie moet worden opgevolgd en geëvalueerd, zodat de nodige aanpassingen kunnen worden aangebracht.

(41)

Tevens moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan en moeten de nodige stappen worden gezet om verloren, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (11), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (12) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13).

(42)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van het programma GMES en zijn initiële operationele diensten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat de initiële operationele GMES-diensten ook pan-Europese capaciteit zullen omvatten en afhankelijk zijn van de levering van diensten in alle lidstaten die op uniaal niveau moet worden gecoördineerd, en de actie derhalve beter op uniaal niveau kan worden verwezenlijkt gezien de omvang ervan, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, in het bijzonder waar het de rol van Commissie als coördinator van nationale activiteiten betreft,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening voorziet in de oprichting van het Europees programma voor monitoring van de aarde, GMES genaamd, en in de voorschriften voor de implementatie van de initiële operationele diensten daarvan over de periode 2011-2013.

Artikel 2

Toepassingsgebied van GMES

1.   Het GMES-programma bouwt voort op de onderzoekactiviteiten die zijn uitgevoerd onder Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (14) en het GMES-ruimtecomponentprogramma van het ESA.

2.   Het GMES-programma omvat:

a)

een dienstcomponent die toegang tot informatie verzekert ter ondersteuning van de volgende sectoren:

luchtmonitoring;

monitoring van de klimaatverandering ter ondersteuning van beleidsmaatregelen met het oog op de aanpassing hieraan of de verzachting van de effecten hiervan;

rampenbeheer;

landmonitoring;

monitoring van het mariene milieu;

veiligheid;

b)

een ruimtecomponent die voor duurzame satellietobservatie voor de onder a) genoemde dienstensectoren zorgt;

c)

een in-situcomponent die voor observaties door middel van lucht-, zee- en grondinstallaties voor de onder a) genoemde dienstensectoren zorgt.

Artikel 3

Initiële operationele GMES-diensten (2011-2013)

1.   De initiële operationele GMES-diensten bestrijken de periode 2011-2013 en kunnen operationele acties op de volgende gebieden omvatten:

1.

de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde dienstensectoren;

2.

maatregelen ter ondersteuning van het gebruik van de diensten;

3.

gegevenstoegang;

4.

steun voor het in-situ verzamelen van gegevens;

5.

de GMES-ruimtecomponent.

2.   De doelstellingen van de in lid 1 genoemde operationele acties worden in de bijlage nader omschreven.

Artikel 4

Organisatorische regelingen

1.   De Commissie zorgt voor de coördinatie van het GMES-programma met activiteiten op nationaal, uniaal en internationaal niveau, zoals het GEOSS. De uitvoering en werking van GMES is gebaseerd op partnerschappen tussen de Unie en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve regels en procedures. De vrijwillige bijdragen van de lidstaten en de potentiële synergieën met de relevante nationale, uniale en internationale initiatieven worden gecoördineerd overeenkomstig de in artikel 16, lid 5, bedoelde raadgevingsprocedure.

2.   De Commissie beheert de voor activiteiten op grond van deze verordening beschikbaar gestelde gelden overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement en de in artikel 16, lid 4, bedoelde beheerprocedure. Zij zorgt voor de complementariteit en samenhang van het GMES-programma met andere relevante uniale beleidsgebieden, instrumenten en acties, met name op het gebied van milieu, veiligheid, concurrentievermogen en innovatie, cohesie, onderzoek (vooral de activiteiten van het zevende kaderprogramma die samenhangen met GMES, onverminderd de bepalingen van Besluit nr. 1982/2006/EG), vervoer en concurrentie, internationale samenwerking, de GNSS-programma’s (European Global Navigation Satellite Systems), de bescherming van persoonsgegevens en de bestaande intellectuele-eigendomsrechten, Richtlijn 2007/2/EG, het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (Shared Environmental Information System — SEIS) en activiteiten van de Unie op het vlak van reacties op noodsituaties.

3.   Aangezien GMES een gebruikersgestuurd programma is, zorgt de Commissie ervoor dat de dienstenspecificaties beantwoorden aan de behoeften van de gebruikers. Hiertoe voert zij een transparant mechanisme in voor participatie en raadpleging van de gebruikers op regelmatige basis, waardoor zij kan vaststellen welke eisen de gebruikers op uniaal en nationaal vlak hebben. De Commissie zorgt voor coördinatie met de relevante gebruikers uit de publieke sector in de lidstaten, derde landen en internationale organisaties. De eisen op het gebied van dienstengegevens worden door de Commissie onafhankelijk vastgesteld na raadpleging van het Gebruikersforum.

4.   Het ESA wordt belast met de technische coördinatie en uitvoering van de GMES-ruimtecomponent, en doet daarbij zo nodig een beroep op de Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (Eumetsat).

5.   De Commissie vertrouwt de coördinatie van de technische uitvoering van de GMES-diensten in voorkomend geval toe aan bevoegde uniale organen of intergouvernementele organisaties.

Artikel 5

Dienstverlening

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om een daadwerkelijke mededinging te verzekeren bij de verlening van GMES-diensten en om de deelneming van het mkb te verzekeren. De Commissie bevordert het gebruik van de gegevens van de GMES-diensten in het belang van de ontwikkeling van de downstreamsector.

2.   De verlening van GMES-diensten wordt, waar passend, gedecentraliseerd om op Europees niveau bestaande ruimtelijke, in-situ en referentiegegevensbestanden en -capaciteiten in de lidstaten aan elkaar te koppelen om duplicaties te voorkomen. Aanschaf van nieuwe gegevens die bestaande bronnen dupliceren wordt vermeden tenzij het gebruik van bestaande of opwaardeerbare gegevenspaketten technisch niet mogelijk of niet kostenefficiënt is.

3.   De Commissie kan, met inachtneming van het advies van het Gebruikersforum, passende procedures definiëren of goedkeuren voor de certificatie van de productie van gegevens in het kader van het GMES-programma. Die procedures zijn transparant en controleerbaar, ook vanuit financieel oogpunt, om de authenticiteit, traceerbaarheid en integriteit van de gegevens voor de gebruiker te verzekeren. In haar contractuele regelingen met GMES-dienstoperatoren verzekert de Commissie dat die procedures worden uitgevoerd.

4.   De Commissie brengt jaarlijks verslag uit over de tenuitvoerlegging van dit artikel.

Artikel 6

Vormen van financiering door de Unie

1.   De financiering door de Unie kan de volgende juridische vormen aannemen:

a)

delegatieovereenkomsten;

b)

subsidies;

c)

overheidsopdrachten.

2.   Werkelijke concurrentie, transparantie en gelijke behandeling worden verzekerd bij de beschikbaarstelling van financiële middelen door de Unie. Indien dit gerechtvaardigd is, kunnen uniale subsidies onder specifieke vormen worden toegekend, waaronder kader-partnerschapsovereenkomsten of medefinanciering van exploitatie- of actiesubsidies. Op exploitatiesubsidies aan organisaties die doelstellingen van algemeen Europees belang nastreven, zijn de bepalingen inzake degressiviteit van het Financieel Reglement niet van toepassing. Voor subsidies wordt het maximale medefinancieringspercentage vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 16, lid 4, bedoelde beheerprocedure.

3.   De Commissie brengt verslag uit over de toewijzing van middelen van de Unie aan elk van de in artikel 3, lid 1, genoemde activiteiten alsook, na toekenning van de contracten, over het evaluatieproces en de resultaten van de aanbestedingen en de contracten die op basis van dit artikel zijn gesloten.

Artikel 7

Deelneming van derde landen

De volgende landen kunnen aan de in artikel 3 bedoelde operationele acties deelnemen:

1.

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die overeenkomstsluitende partij zijn bij de EER-overeenkomst in overeenstemming met de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

2.

de kandidaat-lidstaten en de bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken potentiële kandidaat-lidstaten overeenkomstig met die landen gesloten kaderovereenkomsten, of een protocol bij een associatieovereenkomst, inzake de algemene beginselen voor de deelneming van die landen aan programma’s van de Unie;

3.

de Zwitserse Bondsstaat, andere niet onder 1) en 2) bedoelde derde landen en internationale organisaties, in overeenstemming met overeenkomsten tussen de Unie en dergelijke derde landen of internationale organisaties, die krachtens artikel 218 VWEU zijn gesloten, waarin de voorwaarden en gedetailleerde voorschriften voor hun betrokkenheid zijn neergelegd.

Artikel 8

Financiering

1.   De financiële enveloppe die beschikbaar wordt gesteld voor de operationele acties die in artikel 3, lid 1, worden genoemd, bedraagt 107 miljoen EUR.

2.   De kredieten worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen die in het MFK zijn vastgesteld.

3.   Ook derde landen of internationale organisaties kunnen aanvullende financiering voor het GMES-programma verschaffen.

De aanvullende financiering, waarnaar in de eerste alinea wordt verwezen, wordt behandeld als bestemmingsinkomsten overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement.

Artikel 9

Beleid inzake GMES-gegevens en -informatie

1.   Het gegevens- en informatiebeleid voor in het kader van het GMES-programma gefinancierde acties heeft de volgende doelstellingen:

a)

ertoe bijdragen dat GMES-gegevens en -informatie zo veel mogelijk worden gebruikt en gedeeld;

b)

volledige en open toegang tot de informatie die door GMES-diensten wordt geproduceerd en gegevens die door de GMES-infrastructuur zijn verzameld, met inachtnemng van internationale overeenkomsten, beperkingen om veiligheidsredenen en vergunningsvoorwaarden, met inbegrip van registratie en acceptatie van gebruikersvergunningen;

c)

aardobservatiemarkten in Europa, en meer bepaald de downstreamsector, versterken om de groei en het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen;

d)

bijdragen aan de duurzaamheid en de continuïteit van de verstrekking van GMES-gegevens en -informatie;

e)

de Europese onderzoek-, innovatie- en technologiegemeenschappen ondersteunen.

2.   Teneinde een kader te verstrekken om te garanderen dat de in punt b) van lid 1 bedoelde doelstelling van het informatie- en gegevensbeleid wordt bereikt, met inachtneming van de noodzaak van bescherming van de door GMES-diensten geproduceerde informatie en de via de daartoe bestemde GMES-infrastructuur verzamelde gegevens, kan de Commissie, door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 10 en onder naleving van de voorwaarden gesteld in de artikelen 11 en 12, de volgende maatregelen vaststellen, rekening houdend met het gegevens- en informatiebeleid van de providers van gegevens die nodig zijn voor de GMES, en onverminderd de nationale voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de ruimtelijke en in-situ-infrastructuur die onder nationale controle staat:

a)

maatregelen met betrekking tot de registratie- en vergunningsvoorwaarden voor GMES-gebruikers;

b)

maatregelen tot vaststelling van procedures om de toegang te beperken tot informatie die door de GMES-diensten is geproduceerd en tot de gegevens die via de daartoe bestemde GMES-infrastructuur zijn verzameld.

Artikel 10

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om de in artikel 9, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot 31 december 2013.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.   De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 11 en 12 gestelde voorwaarden.

Artikel 11

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De in artikel 9, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke tijd voordat het definitieve besluit wordt genomen op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.   Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit wordt onmiddellijk of op een in dat besluit bepaalde latere datum van kracht. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

2.   Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.

3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.

Artikel 13

Uitvoeringsmaatregelen inzake het gegevens- en informatiebeleiden de governance van de veiligheid van de componenten en informatie van de GMES

1.   Op basis van de in artikel 9, lid 2, onder b), bedoelde criteria, neemt de Commissie, overeenkomstig de in artikel 16, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure, specifieke maatregelen om de toegang te beperken tot de door GMES-diensten geproduceerde informatie en de door de daartoe bestemde GMES-infrastructuur verzamelde gegevens.

2.   De Commissie verzekert de algemene coördinatie vanuit veiligheidsoogpunt van de GMES-componenten en -diensten, daarbij rekening houdend met de noodzaak van toezicht op en integratie van de veiligheidsvereisten van alle elementen daarvan, onverminderd de nationale regels en procedures die van toepassing zijn op de ruimtelijke en in-situ-infrastructuur die zich onder nationale controle bevindt. De Commissie stelt in het bijzonder, met inachtneming van de in artikel 16, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure, maatregelen vast tot vaststelling van technische vereisten die nodig zijn om de controle op en de integriteit te verzekeren van het systeem binnen het speciale programma voor de ruimtecomponent van de GMES en om de toegang tot en het gebruik van de technologieën te controleren, die borg staan voor de veiligheid van de ruimtecomponent van het speciale programma van de GMES.

Artikel 14

Toezicht en evaluatie

1.   De Commissie ziet toe op en evalueert de uitvoering van in artikel 3, lid 1, bedoelde operationele acties.

2.   De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s uiterlijk op 31 december 2012 een tussentijds evaluatieverslag in, en uiterlijk op 31 december 2015 een verslag van de evaluatie achteraf.

Artikel 15

Uitvoeringsmaatregelen

1.   De Commissie stelt het jaarlijkse werkprogramma vast overeenkomstig artikel 110 van het Financieel Reglement en de artikelen 90 en 166 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (15) in overeenstemming met de in artikel 16, lid 4, van deze verordening bedoelde beheerprocedure.

2.   De financiële middelen voor het GMES-programma kunnen eveneens de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden en follow-up-, toezicht-, audit- en evaluatieactiviteiten die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het beheer van het GMES-programma en voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, met name studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en publiciteitsacties en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het GMES-programma moet maken.

Artikel 16

Het GMES-comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité („het GMES-comité”).

2.   Het GMES-comité kan in specifieke configuraties bijeenkomen voor het behandelen van concrete kwesties, met name op veiligheidsgebied („de Beveiligingsraad”).

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn, wordt vastgesteld op twee maanden.

4.   Wanneer naar dit lid verwezen wordt, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

5.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 17

Gebruikersforum

1.   Een Gebruikersforum wordt opgericht als een orgaan met een speciale taak. Het brengt aan de Commissie advies uit met betrekking tot de definitie en goedkeuring van gebruikersvereisten en tot de coördinatie van het GMES-programma met de gebruikers van de publieke sector.

2.   Het Gebruikersforum wordt voorgezeten door de Commissie. Het is samengesteld uit door de lidstaten aangestelde publieke gebruikers van de GMES.

3.   Het secretariaat van het Gebruikersforum wordt verzorgd door de Commissie.

4.   Het Gebruikersforum stelt zijn reglement van orde vast.

5.   Het GMES-comité wordt volledig in kennis gesteld van het advies van het Gebruikersforum aangaande de uitvoering van het GMES-programma.

Artikel 18

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Voor de uit hoofde van deze verordening gefinancierde uniale acties wordt onder „onregelmatigheid” in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan elke schending van een bepaling van het uniale recht of niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer die een nadelig effect heeft of zou hebben op de algemene begroting van de Europese Unie door een ongerechtvaardigde uitgave.

3.   De overeenkomsten die voortvloeien uit deze verordening, inclusief de overeenkomsten met deelnemende derde landen en internationale organisaties, voorzien met name in een toezicht en een financiële controle door de Commissie of elke door haar gemachtigde vertegenwoordiger alsmede in audits door de Rekenkamer, zo nodig ter plaatse.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 22 september 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  Advies van 20 januari 2010 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 13 september 2010.

(3)  PB C 136 van 20.6.2007, blz. 1.

(4)  PB L 261 van 6.8.2004, blz. 64.

(5)  PB C 268 van 23.10.2008, blz. 1.

(6)  PB C 16 E van 22.01.2010, blz. 57.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.

(10)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(11)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(12)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(13)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(14)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(15)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

DOELSTELLINGEN VAN DE INITIËLE OPERATIONELE GMES-DIENSTEN (2011-2013)

De in artikel 3, lid 1, bedoelde operationele acties dragen bij tot de volgende doelstellingen:

1.

diensten op het vlak van reacties op noodsituaties, gebaseerd op bestaande activiteiten in Europa, moeten ervoor zorgen dat aardobservatiegegevens en afgeleide producten beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de betrokkenen bij reacties op noodsituaties op internationaal, Europees, nationaal en regionaal niveau in verband met verschillende soorten catastrofen, waaronder meteorologische noodsituaties (zoals stormen, branden en overstromingen), geofysische (zoals aardbevingen, tsunami’s, vulkaanuitbarstingen en aardverschuivingen), opzettelijke en per ongeluk door de mens veroorzaakte catastrofen en andere humanitaire catastrofen. Daar de klimaatverandering tot een toename van het aantal rampen kan leiden, zullen GMES-reacties op noodsituaties essentieel zijn ter ondersteuning van maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, als onderdeel van activiteiten in Europa met het oog op preventie, paraatheid, bestrijding en herstel;

2.

landmonitoringdiensten moeten garanderen dat aardobservatiegegevens en afgeleide producten beschikbaar worden gesteld voor Europese, nationale, regionale en internationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de globale tot lokale milieumonitoring van biodiversiteit, bodem, water, bossen en nationale hulpbronnen, alsmede bij de algemene uitvoering van milieubeleid, verzameling van geografische informatie, landbouw, energie, stadsplanning, infrastructuur en vervoer. Landmonitoringdiensten moeten ook monitoring van klimaatveranderingsvariabelen omvatten;

3.

mariene monitoringdiensten verstrekken informatie over de situatie van fysieke ecosystemen van oceaan en zee voor de wereldwijde oceaangebieden en de Europese regionale gebieden. De marienedienstverlening van de GMES vindt toepassing op gebieden zoals veiligheid op zee, het mariene milieu en de kustgebieden, mariene hulpbronnen, alsook meteorologische voorspellingen op langere termijn en monitoring van de klimaatontwikkelingen;

4.

atmosferische milieudiensten moeten een monitoring van de kwaliteit van de lucht op Europese schaal en van de chemische samenstelling van de atmosfeer op wereldwijde schaal verzekeren. Hierdoor moet met name informatie worden verstrekt voor de systemen voor monitoring van de luchtkwaliteit op lokale en nationale schaal en een bijdrage worden geleverd aan de monitoring van de atmosferische chemie van klimaatvariabelen;

5.

de veiligheidsdiensten moeten nuttige informatie verstrekken ten aanzien van de uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd op veiligheidsgebied, met name op gebieden als grenscontrole, maritieme surveillance en ondersteuning van het externe optreden van de Europese Unie;

6.

de monitoring van de klimaatverandering moet de aanpassing aan de effecten daarvan en de verzachting daarvan mogelijk maken. De monitoring moet in het bijzonder bijdragen aan het beschikbaarstellen van ECVs, klimaatanalysen en projecties op een schaal die beantwoordt aan de behoeften van aanpassing en verzachting, en aan het leveren van de daarvoor noodzakelijke diensten;

7.

maatregelen ter ondersteuning van het gebruik van de diensten moeten de implementatie van aan de specifieke gebruikersomgeving aangepaste technische interfaces, opleiding, communicatie en ontwikkeling van de downstreamsector omvatten;

8.

de toegang tot gegevens moet verzekeren dat aardobservatiegegevens van een wijde reeks van Europese missies en andere typen observatie-infrastructuur worden verzameld en beschikbaar gesteld met het oog op de realisering van de doelstellingen van de GMES;

9.

de in-situcomponenet moet de coördinatie verzekeren van de verzameling van gegevens in-situ, alsook de toegankelijkheid van deze gegevens voor de GMES-diensten;

10.

initiële operationele GMES-diensten moeten de exploitatie en ontwikkeling ondersteunen van de GMES-ruimtecomponent, die bestaat uit ruimte-infrastructuur voor de observatie van aardsubsystemen (waaronder landoppervlakken, lucht en oceanen). Bij de initiële operationele GMES-diensten moet gebruik worden gemaakt van bestaande of geplande nationale en Europese ruimte-infrastructuur en van ruimte-infrastructuur die onder het GMES-ruimtecomponentprogramma is ontwikkeld.


Top