EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0553

2009/553/EG: Beschikking van de Commissie van 24 maart 2009 betreffende steunmaatregel C 52/07 (ex NN 64/07) die door Spanje is verleend ten behoeve van het plan ter ondersteuning van de textiel- en kledingsector (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2017) (Voor de EER relevante tekst )

PB L 185 van 17.7.2009, p. 24–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/553/oj

17.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2009

betreffende steunmaatregel C 52/07 (ex NN 64/07) die door Spanje is verleend ten behoeve van het plan ter ondersteuning van de textiel- en kledingsector

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2017)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/553/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 5 juli 2006 ontving de Commissie een klacht over een programma dat door Spanje ter ondersteuning van de textielindustrie is opgezet („Plan de Apoyo al sector textil y de la confección”, hierna „het textielplan genoemd”).

(2)

De Commissie verzocht de Spaanse autoriteiten bij brief van 1 augustus 2006 alle nodige gegevens betreffende het textielplan te verstrekken, aan welk verzoek Spanje voldeed bij brief van 29 september 2006, ingeschreven op 2 oktober 2006.

(3)

Op 13 november 2007 heeft de Commissie de formele onderzoeksprocedure ingeleid. Na de publicatie daarvan ontving de Commissie op 22 februari 2008 respectievelijk 9 april 2008 opmerkingen van belanghebbenden, die anoniem wensten te blijven. De Commissie verzocht om nadere informatie bij brief van 18 april 2008, waarop de Spaanse autoriteiten antwoordden bij brief van 30 mei 2008. Op 6 mei 2008 deed de Commissie de opmerkingen van de belanghebbenden aan de Spaanse autoriteiten toekomen, op welke opmerkingen die autoriteiten reageerden bij brief van 12 juni 2008.

(4)

Op 11 september 2008 werd een bijeenkomst tussen de betrokken Spaanse ministeries en de Commissie gehouden. Bij brief van 17 september 2008 verstrekten de Spaanse autoriteiten aanvullende gegevens.

(5)

Op 3 oktober 2008 en 19 februari 2009 verzocht de Commissie in een e-mail om aanvullende gegevens, die door de Spaanse autoriteiten op 21 oktober 2008 en 20 februari 2009 werden verstrekt.

2.   BESCHRIJVING VAN DE BEGUNSTIGDE EN VAN DE STEUNMAATREGELEN

2.1.   Doelstellingen van het Spaanse textielplan

(6)

Het textielplan is een plan waarmee wordt beoogd de ondernemingen in de textielsector te helpen zich aan te passen aan de volledige liberalisering van de textielhandel en hun concurrentievermogen te stimuleren en terzelfder tijd een zo groot mogelijk aantal bedrijven en arbeidsplaatsen in de sector te behouden. Daarnaast had het plan tot doel de negatieve gevolgen te verlichten die de liberalisering van de textiel- en kledingsector voor werknemers en hele sectoren van activiteit veroorzaakt.

(7)

Het plan omvatte directe maatregelen ten behoeve van het bedrijfsleven, op het gebied van technisch onderzoek, innoverende projecten en bevordering van de uitvoer; andere maatregelen waren meer specifiek gericht op aspecten in verband met opleiding en de aanwerving van personeel, maar kwamen terzelfder tijd indirect ten goede aan de ondernemingen en droegen bij aan de bevordering van de herindustrialisering van regio’s die de nadelige effecten ondervinden van de verplaatsing van bedrijfsactiviteiten in deze sector.

2.2.   De begunstigden

(8)

Het textielplan was van toepassing op alle ondernemingen van de textiel- en kledingsector waarvan de industriele activiteit negatief werd beïnvloed door algemene collectieve overeenkomsten in de textiel- en kledingsector of stond beschreven in de punten 17, 18.1 en 2 van de nationale nomenclatuur van economische activiteiten (CNAE). Volgens de door de Spaanse autoriteiten verstrekte gegevens waren in 2001 15 438 ondernemingen met in totaal 211 831 werknemers actief in de sector; hun aantal slonk tot 11 554 ondernemingen en 140 541 werknemers in 2007 en tot slechts 127 354 werknemers in 2008. Dit komt overeen met een daling van het aantal bedrijven met 25 % tussen 2001 en 2007 ten gevolge van de globalisering.

(9)

De Spaanse textiel- en kledingsector bestaat voor 75 % uit bedrijven met minder dan 10 werknemers; 35 % van de bedrijven hebben slechts 1 of 2 werknemers.

2.3.   Maatregelen

(10)

De Commissie heeft de formele onderzoeksprocedure ingeleid ten aanzien van de volgende maatregelen:

1.   Programma ter bevordering van technisch onderzoek in de textiel- en kledingsector

(11)

Met deze specifieke maatregel werd de bevordering beoogd van projecten op het gebied van industrieel onderzoek en technologische ontwikkeling die de technologische capaciteit van de bedrijven zouden vergroten en de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O) tussen de bedrijven in de textiel- en kledingsector en andere onderzoeksinstellingen, alsook de verspreiding van de resultaten, zouden bevorderen.

(12)

De voor deze steunmaatregel in aanmerking komende projecten waren O&O-projecten, investeringen in materiele of immateriele activa, alleen voor kleine en middelgrote ondernemingen, met het doel geavanceerde productietechnieken in hun productieprocessen op te nemen, projecten op het gebied van de verspreiding van resultaten van O&O-werkzaamheden en projecten in verband met de verspreiding van de resultaten van O&O-werkzaamheden en met het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemingen.

(13)

Volgens de Spaanse autoriteiten was dit programma gebaseerd op de reeds goedgekeurde steunmaatregel N 415/2004 (2). Met het programma werd beoogd technisch onderzoek in de textiel- en kledingsector te bevorderen. Tussen 2005 en 2007 bedroeg de begroting van het programma 12,5 miljoen EUR in de vorm van subsidies en 51 miljoen EUR in de vorm van renteloze leningen, terug te betalen in 12 jaar, met een aflossingsvrije periode van 2 jaar.

2.   Programma voor de herindustrialisering van gebieden die zijn getroffen door de structurele veranderingen in de textielsector

(14)

Met deze maatregel werd beoogd de herindustrialisering in de door de structurele veranderingen getroffen gebieden te steunen. De volgende projecten kwamen in aanmerking:

a)

investeringen in technische en industriële infrastructuur;

b)

scheppen van nieuwe industriële activiteiten;

c)

technologische partnerschappen van innoverende bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van wetenschap- en technologieparken, innovatie- en technologiecentra, Europese innovatie- en technologiecentra, ontwikkelingsmaatschappijen, organisaties op het gebied van technologieoverdracht;

d)

inspanningen door verscheidene bedrijven om de plaatselijke economie nieuw leven in te blazen;

e)

ontwikkeling van ondernemingen in gevestigde sectoren die technologische procedés integreren;

f)

creëren en uitbreiden van opkomende sectoren.

(15)

Tussen 2006 en 2008 werd 11,1 miljoen EUR uitgekeerd in de vorm van subsidies en 155,2 miljoen EUR in de vorm van renteloze terugbetaalbare leningen met aflossing binnen een termijn van 15 jaar na een aflossingsvrije periode van 5 jaar. De Spaanse autoriteiten gaven aan dat de maatregel was gebaseerd op de goedgekeurde steunmaatregel N 101/2005 (3).

3.   Speciale leningen die door de Empresa Nacional de Innovación S.A. (ENISA  (4) voor de modernisering van kmo’s worden verleend

(16)

De maatregel voorzag in preferentiële leningen, wat gelijkstaat met een kapitaalbijdrage, om de modernisering van producten, procedés en beheer van kmo’s en het opzetten van nieuwe technologiebedrijven in door de structurele veranderingen getroffen gebieden te bevorderen. Economisch en financieel gezonde kmo’s kwamen in aanmerking; grote ondernemingen en ondernemingen in moeilijkheden waren uitgesloten. ENISA kende voor de geselecteerde projecten een rentesubsidie van 0,5 % toe. De vaste rentevoet was Euribor één jaar + 0,25 % voor leningen met een looptijd van 4 tot 8 jaar en een aflossingsvrije periode van 2 tot 6 jaar. De maximumsubsidie per onderneming beliep 30 000 EUR.

(17)

Een budget ten belope van 4,07 miljoen EUR werd hiervoor tussen 2006 en 2008 uitgetrokken. De bedoeling was dat het steunelement (een rentesubsidie van 50 basispunten) onder het de-minimisplafond van 200 000 EUR zou liggen (5).

4.   Door het ICO tegen preferentiële rentetarieven verstrekte leningen

(18)

In het kader van deze maatregel kregen ondernemingen leningen met een preferentieel rentetarief voor productieve innovatieve investeringen. Deze leningen waren gebaseerd op een overeenkomst tussen het ministerie van Industrie, Toerisme en Handel en, sinds 5 september 2006, het financiële overheidsorgaan Instituto de Crédito Oficial (ICO). Het ICO trad op als tussenpersoon tussen de betrokken commerciële banken terwijl het ministerie van Industrie, Toerisme en Handel de preferentiële rentevoeten financierde. De financieringsvoorwaarden waren als volgt:

a)

tot 70 % van de investering, btw niet inbegrepen, beperkt tot de in de Europese Unie geldende plafonds voor staatssteun;

b)

investeringen beperkt tot nieuwe activa;

c)

de investering moest binnen 2 jaar na de ondertekening van de operatie (3 jaar in uitzonderlijke omstandigheden, na een gemotiveerd verzoek aan het ICO) worden gedaan;

d)

de begunstigde had de keuze tussen een aflossingsperiode van 5 jaar zonder aflossingsvrije periode, 7 jaar met een aflossingsvrije periode van 2 jaar en 10 jaar met een aflossingsvrije periode van 2 jaar;

e)

de kredietinstelling kon kiezen tussen een rentevoet van Euribor 6 jaar plus 0,75 % of Euribor 6 maanden plus 0,50 % indien de operatie werd gewaarborgd door een Sociedad de Garantía Recíproca (SGR). De kredietinstelling mocht geen provisies ontvangen en op vervroegde aflossing stond een boete van 1 % in het geval van een vaste rente. De operatie werd door deelnemende banken en spaarbanken uitgevoerd;

f)

de uiteindelijke begunstigde onderneming betaalde een Euribor-rente min 0,5 %;

g)

om het verkrijgen van garanties voor de ondernemingen te vergemakkelijken, werd 67 % van de door de regionale onderlinge garantiestelsels verstrekte kosten door de Compañía Española de Reafianzamiento S.A. (CERSA) geherfinancierd;

h)

het ministerie van Industrie, Toerisme en Handel verleende over het algemeen een jaarlijkse rente tot 1,25 % of tot 1 %, indien deze door een onderlinge-waarborgmaatschappij was gegarandeerd.

Ondernemingen of groepen ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit op distributie was gebaseerd, waren uitgesloten. Het budget voor deze maatregel beliep 450 miljoen EUR.

5.   Bevordering van de uitvoer van Spaanse producten (ICEX0)

(19)

Het Spaanse instituut voor de buitenlandse handel (ICEX) had in het kader van het textielplan verscheidene steunmaatregelen uitgevoerd:

a)

opzetten van informatie-infrastructuur, zoals internetportaalsites;

b)

diensten aan ondernemingen voor hun gezamenlijke deelneming aan handelsbeurzen;

c)

advies over het exportpotentieel van ondernemingen die nog niet eerder hadden geïmporteerd.

(20)

De maatregelen werden uitgevoerd in het kader van uiteenlopende initiatieven zoals het globale modeplan (Plan Global de la Moda), het Spaanse plan inzake woninginrichting (Plan Hábitat de España), officiële stands, sectorale plannen, exportconsortia, plannen voor het opzetten van bedrijven in het buitenland, plannen om Spaanse merken te promoten, plannen voor de introductie tot de exportbevordering (PIPE), assistentie voor de deelneming aan beurzen, bijeenkomsten van vertegenwoordigers, handelsmissies, investeringsfora en fora voor samenwerking tussen ondernemingen, het opzetten en actualiseren van databases met vertegenwoordigers, communicatie- en reclamecampagnes.

6.   Levenslang leren

(21)

Het doel van deze maatregel was opleiding te verschaffen aan werknemers in de Spaanse textiel- en kledingsector om hun vaardigheden te verbeteren en aldus de concurrentiepositie van de onderneming te verbeteren en de modernisering bij te houden.

(22)

Op grond van de nationale wetgeving (6) konden ondernemingen, om hun specifieke opleidingsprogramma’s ten dele te financieren, een deel van de gedurende het voorgaande jaar aan de centrale thesaurie van de sociale zekerheid betaalde bijdragen gebruiken voor specifieke opleidingsprogramma’s door deze van hun gewone socialeverzekeringspremies af te trekken. In de textiel- en kledingsector waren enkele percentages opgetrokken:

voor bedrijven met 1 of 2 werknemers: 100 % van de premies of 420 EUR (420 EUR in de algemene maatregel),

voor bedrijven met 3 tot 5 werknemers: 100 % van de premies of 600 EUR (420 EUR in de algemene maatregel),

voor bedrijven met 6 tot 9 werknemers: 100 % van de premies of 720 EUR (in plaats van de 100 % van de premie die het enige vereiste in de algemene maatregel was),

voor bedrijven met 10 tot 49 werknemers: 100 % van de premies (in plaats van 75 %),

voor bedrijven met 50 tot 249 werknemers: 80 % van de premies (in plaats van 60 %),

voor bedrijven met 250 werknemers of meer: 60 % van de premies (in plaats van 50 %),

(23)

De ondernemingen hadden bovendien recht op een extra krediet van 5 % ter compensatie van de tijdens de opleiding verloren arbeidstijd.

(24)

Om van deze maatregelen te kunnen profiteren moesten de ondernemingen bij de Spaanse dienst voor arbeidsbemiddeling een omscholingsplan indienen dat informatie bevatte over de veranderingen in het productieproces, het opzetten van een nieuwe organisatiestructuur, opleiding voor het werken met nieuwe machines en de omscholing van ontslagen werknemers. In een afzonderlijk document moesten zij de doelstellingen op het gebied van productiviteit en instandhouding van de werkgelegenheid aangeven en het bedrag van de investering en hun eigen bijdrage vermelden. Voorts was voor dit omscholingsplan de goedkeuring vereist van het paritair comité van de sector (dat voor 50 % uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en voor 50 % uit de vakbonden van de textielsector bestaat).

7.   Behoud van werkgelegenheid voor oudere werknemers

(25)

Overeenkomstig de algemene Spaanse wetgeving heeft een onderneming die een werknemer ouder dan 60 jaar in dienst heeft, recht op een vermindering van 50 % van de socialeverzekeringspremie. In het textielplan was de leeftijd verlaagd tot 55 jaar voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die al minstens 5 jaar bij de onderneming in dienst waren.

8.   Ontheffing van zekerheidstelling voor uitgestelde betalingen aan de sociale verzekering

(26)

Uit hoofde van de algemene Spaanse wetgeving inzake sociale verzekering (artikel 33, lid 4, van koninklijk besluit 1415/2004 van 11 juni 2004) kunnen schulden bij de sociale verzekering worden opgeschort en in termijnen worden betaald indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waaronder het stellen van zekerheden om de schulden bij de sociale verzekering te dekken. De toepassingsbepalingen (7) geven de Spaanse autoriteiten echter de mogelijkheid in „uitzonderlijke omstandigheden” ontheffing van zekerheidstelling voor schulden bij de sociale verzekering te verlenen.

2.4.   Rechtsgrond van de regeling

(27)

De rechtsgrond van maatregel 1 (overwegingen 10 tot en met 13) is verordening ITC/217/2005 van 4 februari (8), die is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (9).

(28)

Maatregel 2 (overwegingen 14 en 15) was gebaseerd op steunmaatregel N 101/2005 die bij Beschikking C(2005) 1523 van de Commissie is goedgekeurd (zie overweging 15) en steunmaatregel XR/70/2007 in het kader van de regeling inzake steun voor regionale investeringen (Régimen de ayudas a la inversión regional) (10).

(29)

De rechtsgrond van maatregel 3 (overwegingen 16 en 17) is wet 30/2005 van 29 december 2005 (11).

(30)

De rechtsgrond van maatregel 4 (overweging 18) is de reeds genoemde wet 30/2005, 71ste aanvullende bepaling, Actie van het officiële kredietinstituut met betrekking tot leningen voor ondernemingen in de textiel-, schoeisel-, meubel- en speelgoedsectoren.

(31)

Maatregel 5 (overwegingen 19 en 20) was gebaseerd op artikel 14, lid 1, onder d), en artikel 17, lid 3, onder m), van wet 38/2003 van 17 november 2003.

(32)

Op maatregel 6 (overweging 21 tot en met 24) is koninklijk besluit 1046/2003 van 1 augustus 2003, verordening TAS/500/2004 van 13 februari 2004, van toepassing.

(33)

De algemene bepaling die van toepassing is op maatregel 7 (overweging 25) staat in koninklijk besluit 5/2006 van 9 juni 2006.

(34)

Maatregel 8 (overweging 26) wordt bestreken door artikel 33, lid 4, van koninklijk besluit 1415/2004 van 11 juni 2004.

2.5.   Duur van de regeling

(35)

Het textielplan is kennelijk in juni 2006 ondertekend en was tot 31 december 2008 van toepassing. Volgens de gegevens die op 17 september 2008 door de Spaanse autoriteiten zijn verschaft, zijn er geen plannen om het textielplan verder te verlengen (zoals in artikel I.2 van het textielplan zelf wordt aangegeven). Maatregel 1 was echter van toepassing van 2005 tot 2007.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(36)

In haar besluit van 13 november 2007 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure („het besluit tot inleiding van de procedure”) uitte de Commissie haar twijfels omtrent de verenigbaarheid van de maatregelen met de gemeenschappelijke markt en verwees zij naar de mogelijkheid dat tussen de diverse maatregelen uit hoofde van het textielplan steun ten onrechte wordt gecumuleerd:

a)

Wat maatregel 1 betreft, was steunmaatregel N 415/2004 slechts van toepassing tot 2007, terwijl het textielplan tot 2008 van toepassing was. De Spaanse autoriteiten moesten uitleggen op welke wijze de beoogde steun voor technisch onderzoek aan de voorwaarden van steunmaatregel N 415/2004 voldeden.

b)

Ten aanzien van maatregel 2 had de Commissie twijfels over de wijze waarop de maatregel aan alle voorwaarden van de groepsvrijstellingsverordening voor regionale steun voldeed (12);

c)

Wat maatregel 3 betreft, was het de Commissie onduidelijk op welke wijze de Spaanse autoriteiten de de-minimisverordening in acht zouden nemen;

d)

De Commissie vreesde dat de de-minimismaatregel 4 ten onrechte zou kunnen worden gecumuleerd met andere soorten steun voor dezelfde subsidiabele kosten;

e)

Wat maatregel 5 betreft waren de door de Spaanse autoriteiten verstrekte gegevens onvoldoende om na te gaan of de maatregel in kwestie verenigbaar was met de groepsvrijstellingsverordening voor kleine en middelgrote ondernemingen (13);

f)

De rechtsgrond voor de maatregelen 6 en 7 was niet meegedeeld;

g)

Wat maatregel 8 betreft, was de Commissie er niet zeker van of de maatregel niet discriminerend was en een voorafgaande aanmelding bij de Commissie vereiste.

4.   OPMERKINGEN VAN SPANJE

(37)

De Spaanse autoriteiten betoogden dat het besluit tot inleiding van de procedure indruiste tegen de jurisprudentie in de zaak-Italgrani II  (14).

(38)

De Spaanse autoriteiten verklaarden dat, naast de rechtsgrond van N 415/2004 (een op grote ondernemingen gerichte maatregel waarvan de geldigheid op 31 december 2007 is verstreken) die in eerdere correspondentie werd vermeld, de reeds goedgekeurde maatregel XS 50/2005 (15) voor kmo’s, die op 30 juni 2007 afliep, eveneens van toepassing was.

(39)

Het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag beliep 14,24 miljoen EUR aan subsidies en 36,72 miljoen EUR aan renteloze terugbetaalbare leningen met een aflossingsperiode van 12 jaar. Op 21 oktober 2008 verklaarden de Spaanse autoriteiten andermaal dat zij de in de steunmaatregel genoemde voorwaarden in acht namen en bevestigden zij dat steunmaatregel N 415/2004 niet na 31 december 2007 was toegepast noch toegepast zou worden en dat steunmaatregel XS 50/2005 niet na 30 juni 2008 was toegepast noch toegepast zou worden.

(40)

De Spaanse autoriteiten verklaarden dat steunmaatregel N 101/2005 afliep toen Verordening 1628/2006 (16) eenmaal van kracht werd. De Spaanse autoriteiten deden vervolgens aanmelding van steunmaatregel N 430/2006, die op 26 januari 2007 werd ingetrokken. Sedertdien werden, volgens de door de Spaanse autoriteiten op 30 mei 2008 verstrekte gegevens, de maatregelen gebaseerd op XR/70/2007 (17). De synthetischevezelindustrie kwam niet in aanmerking voor de steunmaatregelen N 101/2005 en XR/70/2007, volgens lid 4 van verordening ITC/1014/2005 en lid 4 van verordening ITC/3098/2006, gewijzigd bij lid 3 van verordening ITC/643/2007.

(41)

De Spaanse autoriteiten bevestigden voorts dat de maatregel als initiële investering kon worden aangemerkt, zoals in ministerieel besluit ITC/643/2007 van 2 oktober 2007 houdende wijziging van verordening ITC/3098/2006 (18) was gebeurd. De beschrijving van de begunstigden in lid 4 van ministerieel besluit ITC/643/2007 kwam overeen met de definitie van initiële investering die in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (19) en in verordening 1628/2006 is vastgelegd.

(42)

Het budget dat is uitgegeven beliep 10,97 miljoen EUR aan subsidies en 150,8 miljoen EUR aan terugbetaalbare leningen.

(43)

De Spaanse autoriteiten bevestigden dat de begunstigde ondernemingen uitsluitend kmo’s waren. Het maximum steunbedrag, dat op 30 000 EUR per onderneming wordt geraamd, was berekend op basis van een maximumkrediet van 1 000 000 EUR. Van 1 januari 2006 tot 13 januari 2008 kwam de maatregel ten goede aan tien ondernemingen, terwijl 23 werden geweigerd. De rentesubsidie van 0,5 procentpunten was niet verleend.

(44)

Op 30 mei 2008 en tijdens de bijeenkomst van 11 september 2008 onderstreepten de Spaanse autoriteiten dat de financiering onder normale marktvoorwaarden was verleend maar dat grote ondernemingen en ondernemingen in moeilijkheden daarvan waren uitgesloten. De Spaanse autoriteiten bevestigden dit schriftelijk bij brief van 21 oktober 2008 en zegden toe deze maatregel niet toe te passen voordat de geldigheidsduur van het textielplan is verstreken.

(45)

De rechtsgrond voor deze maatregel was de de-minimisverordening. Het maximum te lenen bedrag per begunstigde was vastgesteld op 2,3 miljoen EUR. De de-minimisdrempels zijn steeds in acht genomen. Deze bedragen konden niet met andere steun worden gecumuleerd indien dit betekende dat de toegestane de-minimisdrempel werd overschreden. Iedere begunstigde moest daarom een jaarlijks aangifteformulier invullen. Het ICO hield jaarlijks in een register de gegevens bij, die werden toegezonden aan de kredietinstellingen die met het ICO samenwerkten.

(46)

Tot september 2008 was van de 450 miljoen EUR een bedrag van 54,79 miljoen EUR uitgekeerd. Het maximumbedrag van de leningen beliep 2,3 miljoen EUR. De rentevoeten lagen tussen 5,59 % en 4,94 % toen de referentierente voor Spanje eenmaal op 5,19 % lag. De Spaanse autoriteiten bevestigden dat zij vanaf 1 juli 2008 de nieuwe mededeling over de referentiepercentages hadden toegepast (20). Volgens hen stelden de samenwerkende financiële entiteiten de marge vast die bij het referentiepercentage werd opgeteld. Het ICO verstrekte hun ook informatie over de gemiddelde marges die in Spanje op basis van door de Spaanse centrale bank verstrekte gegevens worden toegepast.

(47)

Op 21 oktober 2008 verstrekten de Spaanse autoriteiten een overzicht van de in 2006, 2007 en 2008 verleende de-minimissteun, met de overeenkomstige aangiften. De Spaanse autoriteiten verbonden zich ertoe de de-minimisverordening in de toekomst in acht te zullen nemen.

(48)

De maatregelen in kwestie waren algemene maatregelen waar alle sectoren voor konden kiezen. De gesubsidieerde activiteiten waren soortgelijke activiteiten als die welke in artikel 5 van de kmo-verordening worden genoemd. Het was erg moeilijk het bedrag van de steun te berekenen omdat de maatregel onregelmatig, indirect en onnauwkeurig werd toegepast.

(49)

Tussen 2006 en 2008 werd in totaal 7,5 miljoen EUR uitbetaald. De Spaanse autoriteiten gaven aan dat deze maatregel, die ook aan grote ondernemingen ten goede kwam, door de de-minimisverordening werd bestreken.

(50)

Wat de toepassing van de de-minimisverordening betreft, verklaarden de Spaanse autoriteiten dat het ICEX op grond van artikel 14, lid 1, onder d), van wet 38/2003 van 17 november 2003 van iedere begunstigde een aangifte van de ontvangen steun op basis van de subsidiabele kosten eiste. De begunstigden waren verplicht het ICEX op de hoogte te brengen van toekomstige subsidies. Overeenkomstig artikel 17, lid 3, onder m), moet het ICEX de verenigbaarheid verifiëren met andere steun die op basis van dezelfde subsidiabele kosten is ontvangen. De Spaanse autoriteiten hebben een tabel overgelegd waaruit bleek dat de door het ICO en het ICEX van 2006 tot 2008 in de textiel en kledingsector verleende de-minimissteun het plafond van 200 000 EUR per onderneming over drie belastingjaren niet overschreed.

(51)

De maatregel was van algemene aard, alhoewel hij in eerste instantie voor kmo’s was bedoeld. Daarom konden alleen bedrijven met minder dan 5 werknemers hogere bedragen ontvangen dan de bedragen die in het voorgaande jaar aan de thesaurie van de sociale verzekering waren betaald. De overige begunstigden konden alleen een percentage terugkrijgen van de bijdrage die was betaald voor bijzondere opleidingsdoeleinden van het lopende boekjaar. Volgens de Spaanse autoriteiten was de steunintensiteit circa 11,3 % voor de kmo’s en 20 % voor grote ondernemingen. Het geplande budget bedroeg 50 000 EUR per jaar.

(52)

Tot 13 januari 2008 was slechts één onderneming voor de maatregel geselecteerd. De Spaanse autoriteiten bevestigden dat, overeenkomstig de kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun (21), ondernemingen in moeilijkheden van de steunmaatregel waren uitgesloten.

(53)

De Spaanse autoriteiten wezen er met klem op dat ondernemingen alleen in aanmerking kwamen indien hun werknemers van meer dan 55 jaar minstens al 5 jaar bij de onderneming in dienst waren, wat het aantal in aanmerking komende personen met circa 50 % verminderde. De meesten van de begunstigden (53 %) waren vrouwen, 76 % hadden zeer geringe vaardigheden en opleiding, wat het hun bemoeilijkte een andere baan te vinden.

(54)

De Spaanse autoriteiten wezen er nadrukkelijk op dat artikel 137, leden 1 en 4, van het EG-Verdrag de lidstaten autonomie met betrekking tot de sociale zekerheid verlenen.

(55)

Op 1 januari 2008 hadden 6 313 werknemers in 2 015 ondernemingen van de regeling gebruikgemaakt, dat wil zeggen 16,6 % van de ondernemingen in de sector en 4,5 % van de werknemers in de sector. 56 % van de begunstigde ondernemingen maakten slechts voor één werknemer van de maatregel gebruik, 30 % voor 2, 3 of 4 werknemers en 13 % tussen 5 en 30 werknemers, en slechts 1 % voor meer dan 30 werknemers. 1 428 ondernemingen ontvingen een subsidie van minder dan 500 EUR. Het voor deze maatregel uitgetrokken budget beliep 15 miljoen EUR per jaar. De gemiddelde steun per werknemer tussen 55 en 58 jaar bedroeg 151 EUR per maand, wat overeenkomt met een intensiteit van 8,3 % van de arbeidskosten. De steun aan werknemers van 59 jaar beliep 44 EUR per maand, dit is 2,6 % van de arbeidskosten. Slechts 5,2 % van de werknemers in de sector kwam voor deze maatregel in aanmerking. De gemiddelde impact voor een onderneming was 0,3 % van haar arbeidskosten.

(56)

Ondanks de naam was dit niet een maatregel waarmee werd beoogd werkgelegenheid te behouden maar een alternatief voor vervroegde uittreding. Daarnaast betoogden de Spaanse autoriteiten dat het bedrag van 151 EUR per maand voldoende stimulans bood om de persoon in dienst te houden in plaats van dezelfde persoon in dienst te nemen zonder hem aan te geven.

(57)

De maatregel kon op de synthetischevezelindustrie worden toegepast indien de onderneming haar hoofdactiviteit in de textielsector had en indien zij deelnam aan de collectieve onderhandelingen voor de textiel- en kledingsector en niet aan die voor de chemische industrie. Derhalve was er slechts een zeer geringe kans dat deze producenten van synthetische vezels van de maatregel gebruik zouden maken.

(58)

Bij brief van 17 september 2008 bevestigden de Spaanse autoriteiten dat het een algemene maatregel betrof en dat aan de textielondernemingen die onder het textielplan vielen geen belastingfaciliteiten waren verleend.

(59)

Op 21 oktober 2008 verbonden de Spaanse autoriteiten zich ertoe om, in het onwaarschijnlijke geval dat een textiel- of kledingbedrijf om ontheffing van zekerheidstelling voor een uitstel van betaling van belastingschulden zou verzoeken, dit verzoek op basis van de algemene regels en niet op basis van het textielplan te behandelen.

(60)

Tot slot zegden de Spaanse autoriteiten toe de Gemeenschapswetgeving betreffende de cumulering van de-minimismaatregelen in acht te zullen nemen.

5.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(61)

De Commissie ontving opmerkingen van twee belanghebbenden die anoniem wensten te blijven.

(62)

In de eerste opmerkingen werd staatssteun aan de textielindustrie verworpen omdat deze de concurrentie zou vervalsen. Daarin werd het uitgangspunt van de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure ondersteund en werd onderstreept dat in het textielplan geen beperkingen waren vastgelegd ten aanzien van de subsidies die iedere onderneming kon ontvangen. De door de Spaanse autoriteiten aangevoerde argumenten waren niet overtuigend. Steun voor O&O was nuttig, maar diende tot kmo’s te worden beperkt. Daarentegen diende staatssteun voor immateriële activa, waarvan gemakkelijk misbruik zou kunnen worden gemaakt, te worden verworpen. De maatregelen inzake opleiding van werknemers die uit de textielindustrie waren ontslagen, waren dan weer positief, maar het verlenen van een korting van 80 % op de socialeverzekeringspremies zou de werknemers alleen indirect ten goede komen en was niet aanvaardbaar. Indien de textielbedrijven meer voordelen hadden dan andere sectoren wat de betaling in termijnen van de schulden bij de sociale verzekering betreft, zou dit onwettige staatssteun zijn.

(63)

De opmerkingen van de andere belanghebbende hadden betrekking op de bijzonder lage prijs van Geotexan op de Spaanse markt, die het gevolg zou kunnen zijn van de toepassing van het Spaanse textielplan.

6.   COMMENTAAR VAN SPANJE OP DE OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(64)

De Spaanse autoriteiten hielden staande dat de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure de maatregelen niet als staatssteun aanmerkte maar slechts op die mogelijkheid wees. Spanje antwoordde tevens dat de premie voor opleiding aan ondernemingen waarvan het aantal werknemers tussen 50 en 249 lag, een stijging van 20 % en niet 80 % inhield. Wat de intensiteit betreft werden de maxima die in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (22) zijn vastgelegd, niet overschreden. Bovendien was de ontvanger van de opleidingsmaatregel de werknemer, die hetzij bij de onderneming kon blijven hetzij zijn beroepsvaardigheden kon verbeteren om een nieuwe baan te zoeken.

(65)

Wat de tweede opmerking betreft, betoogden de Spaanse autoriteiten dat deze opmerkingen laat waren ingediend en dat er geen bewijzen waren verstrekt. Met het textielplan werd beoogd de ondernemingen van de sector aan te passen aan de liberalisering van de markt en niet de positie van een bepaalde onderneming te begunstigen. Wat het reeds genoemde geval betreft: Geotexan is in 2004 opgericht. Volgens de criteria om in aanmerking te komen voor steun om oudere werknemers in hun baan te houden, moesten zij meer dan 5 jaar bij de onderneming in dienst zijn, wat in dit geval niet mogelijk was. Er zijn geen documenten waaruit blijkt dat Geotexan opleidingssteun heeft ontvangen. Hoe dan ook zou het bedrijf een subsidie van 970 EUR per jaar hebben ontvangen, wat geen doorslaggevende factor zou zijn bij het ontwikkelen van een agressief prijsbeleid.

(66)

Kortom, de opmerkingen bevatten geen nieuwe juridische feiten of argumenten en zij waren in algemene termen gesteld, zonder enig bewijs te leveren: er moet dan ook geen rekening mee worden gehouden.

7.   BEOORDELING

7.1.   Vormen de maatregelen staatssteun?

(67)

Zoals in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is vastgelegd, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(68)

Volgens de Spaanse autoriteiten was maatregel 3 niet toegepast: de rentesubsidie van 0,5 was niet verleend en de financiering was onder normale marktvoorwaarden verstrekt. De Commissie verzocht de Spaanse autoriteiten om informatie over de werkelijk aan de tien begunstigden verleende rentevoeten. De Spaanse autoriteiten antwoordden op 13 maart 2009. Slechts in twee gevallen was de rentevoet lager dan de laagste referentierente van het jaar (een krediet van 300 000 EUR en een krediet van 100 000 EUR tegen een rentevoet van 4,114 in 2007, terwijl de laagste referentierente 4,62 bedroeg). Gezien het uiterst geringe verschil tussen de beide rentevoeten moet de Commissie concluderen dat de staatssteun zo gering zou zijn geweest dat deze onder de de-minimisdrempel zou liggen. De Spaanse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden deze maatregel niet toe te passen totdat het textielplan is verstreken. De Commissie moet dan ook concluderen dat het steunbedrag onder de de-minimisdrempel lag en dat er geen sprake was van staatssteun.

(69)

Ten aanzien van de maatregelen 4 en 5 merkten de Spaanse autoriteiten op dat zij onder de Verordening betreffende de-minimissteun van de Commissie van toepassing vielen en derhalve geen staatssteun waren. De Commissie moet dan ook onderzoeken of aan de voorwaarden van de de-minimisverordening is voldaan.

(70)

Wat maatregel 4 betreft, toonden de Spaanse autoriteiten met bewijzen aan dat zij in het verleden de de-minimisverordening in acht hebben genomen en zegden zij toe dit in de toekomst te blijven doen. Voorts gaven zij de verzekering dat zij sinds 1 juli 2008 aan de nieuwe mededeling over referentiepercentages voldoen.

(71)

Ten aanzien van maatregel 5 werd steun ter bevordering van de uitvoer door de de-minimisverordening uitgesloten. Over het algemeen wordt exportsteun in artikel 1, onder d), traditioneel gedefinieerd als „steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer”. Aan de andere kant verduidelijkt de de-minimisverordening in overweging 6 dat „steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt te introduceren, in de regel geen exportsteun is”. Wanneer steun wordt verleend voor de gezamenlijke deelneming aan handelsbeurzen, valt deze dus onder de de-minimisverordening (23). Bij brief van 30 mei 2008 bevestigden de Spaanse autoriteiten dat met de maatregel werd beoogd bedrijven die tot dan toe niet hadden geëxporteerd aan te moedigen naar internationale beurzen te komen - hij voldeed dus aan die voorwaarde. Steun voor het opzetten van informatie-infrastructuur via internetportalen is geen uitvoersteun en valt daarom binnen het toepassingsgebied van de de-minimisverordening. Ten slotte wordt het verrichten van adviesdiensten om het exportpotentieel te bevorderen door de de-minimisverordening bestreken en valt derhalve niet onder de definitie van uitvoersteun.

(72)

Niettemin bleef de Commissie twijfels koesteren over de vraag of de Spaanse autoriteiten in het verleden de de-minimisverordening in acht hadden genomen. Daarom verzocht zij de Spaanse autoriteiten overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de de-minimisverordening aan te tonen dat zij in het verleden de verordening ten aanzien van maatregelen 4 en 5 hebben nageleefd. De Commissie deed voorts, overeenkomstig artikel 3, lid 1, een beroep op de Spaanse autoriteiten zich ertoe te verbinden de verordening in de toekomst in acht te nemen. Dit hield in dat het plafond van 200 000 EUR per onderneming gedurende alle drie belastingjaren in acht was genomen, met name wat de mogelijke combinatie met andere maatregelen in het kader van het textielplan op basis van dezelfde subsidiabele kosten betreft. Zoals in overweging 47 reeds werd aangegeven, toonden de Spaanse autoriteiten met bewijzen aan dat zij in het verleden aan de de-minimisverordening hebben voldaan en zegden zij toe deze in de toekomst in acht te nemen. Dientengevolge zijn maatregelen 4 en 5 geen staatssteun.

(73)

Maatregel 8 is een in de Spaanse wetgeving vastgelegde algemene steunmaatregel die, volgens de Spaanse autoriteiten, in het kader van het textielplan nooit is toegepast. Indien een onderneming in de toekomst om uitstel van betaling van belastingen zou verzoeken, hebben de Spaanse autoriteiten zich ertoe verbonden de algemene regels toe te passen en niet deze maatregel. Aangezien maatregel 8 niet was toegepast, was er geen sprake van staatssteun.

(74)

De maatregelen 1, 2, 6 en 7 zijn met staatsmiddelen toegekend. Deze maatregelen lijken bedrijven in de textiel- en kledingsector een beter selectief voordeel te bieden dan de voorwaarden die uit hoofde van de algemene regels worden toegepast, en geven die bedrijven dus een voordeel. Er is veel handelsverkeer in de textiel- en kledingsector en de maatregelen zouden het handelsverkeer tussen de lidstaten dus ongunstig kunnen beïnvloeden. Derhalve zijn deze maatregelen staatssteun overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

7.2.   Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt

(75)

Ten aanzien van maatregel 1 merkte de Commissie op dat goedgekeurde steunmaatregel N 415/2004 alleen van toepassing is op grote ondernemingen en op subsidiabele O&O-acvititeiten: personeelskosten, relevante instrumenten en uitrusting, kosten voor extern advies, exploitatiekosten en uit de onderzoeksactiviteit voortvloeiende extra algemene kosten. Het budget beliep 16 miljoen EUR aan subsidies en 74,45 miljoen EUR aan leningen met rentesubsidie.

(76)

In het textielplan werden de volgende projecten als subsidiabele projecten voor grote ondernemingen gedefinieerd: O&O-projecten, projecten voor de verspreiding van de resultaten van O&O-activiteiten en projecten voor het opzetten en de ontwikkeling van samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemingen. Het budget beliep 12,5 miljoen EUR aan subsidies en 51 miljoen EUR aan leningen met rentesubsidie.

(77)

Op 13 januari 2008 lieten de Spaanse autoriteiten andermaal weten dat zij de voor de maatregel geldende voorwaarden zouden naleven. Op basis hiervan moet de Commissie tot de conclusie komen dat maatregel 1 voor grote ondernemingen aan de in de regeling vervatte criteria voldoet.

(78)

Wat maatregel 1 ten behoeve van kmo’s betreft die volgens het textielplan de belangrijkste doelgroep van de maatregel zijn, lichtten de Spaanse autoriteiten toe dat deze door steunmaatregel XS 50/2005 zou worden gedekt. De doelstellingen van steunmaatregel XS 50/2005 zijn bevordering van onderzoekprojecten voor kmo’s, versterking van de samenwerking tussen kmo’s en onderzoekinstellingen en verspreiding van onderzoeksresultaten. NET als de vorige regeling dekt deze regeling de personeelskosten, relevante instrumenten en uitrusting, kosten voor extern advies, exploitatiekosten en uit de onderzoeksactiviteit voortvloeiende extra algemene kosten, alsook investeringen in materiële en immateriële activa en adviesdiensten. Het jaarlijkse budget beliep 22 miljoen EUR in de vorm van subsidies en gesubsidieerde leningen.

(79)

De subsidiabele projecten van het textielplan waren O&O-projecten, investeringen in materiële en immateriële activa met het oog op het opnemen van geavanceerde technologieën in hun productieprocessen, projecten op het gebied van de verspreiding van resultaten van de O&O-activiteiten en projecten op het gebied van het opzetten en ontwikkelen van samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemingen.

(80)

De Commissie is van mening dat maatregel 1 voor kmo’s voldoet aan de criteria die zijn vervat in steunmaatregel N 415/2004, die al is goedgekeurd, en in steunmaatregel XS 50/2005.

(81)

Wat maatregel 2 betreft, deze was gebaseerd op goedgekeurde steunmaatregel N 101/2005 van juni tot 1 november 2006. Het doel van deze regeling was de herstructurering van industriegebieden met afnemende economische activiteit in regio’s die voor steun in aanmerking komen. De regeling stond open voor alle industriële ondernemingen die investeerden in steunregio’s, met uitzondering van de steenkoolsector, de staalsector en de synthetischevezelsector. De steun moest worden uitgekeerd in de vorm van renteloze leningen met een maximum looptijd van 10 jaar en een aflossingsvrije periode van 5 jaar. Het geplande begroting beliep 400 miljoen EUR.

(82)

Het textielplan voldoet aan de basiscriteria, behalve het criterium betreffende renteloze leningen, die een maximumlooptijd van 15 jaar met een aflossingsvrije periode van 5 jaar hadden in plaats van de in punt 11 van de regeling aangeduide maximum looptijd van 10 jaar. Na dit punt te hebben onderzocht, moet de Commissie het aanvaarden aangezien in hoofdstuk I 7.2 van verordening ITC/3098/2006 wordt bepaald dat de maximum looptijd 10 jaar bedraagt plus een aflossingsvrije periode van 5 jaar. De Commissie moet derhalve concluderen dat maatregel 2 aan de in de regeling vervatte criteria voldoet.

(83)

Op 3 juli 2006 deden de Spaanse autoriteiten opnieuw aanmelding van de regeling om deze in overeenstemming te brengen met de nieuwe richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (24) (N 430/2007) en op 26 januari 2007 trokken zij deze in om de regeling te baseren op Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op regionale investeringssteun (25). Op 20 maart 2007 werd maatregel XR/70/2007 goedgekeurd.

(84)

Volgens verordening ITC/3098/2006 en verordening ITC/643/2007 waren subsidiabele projecten onder meer: technische infrastructuur, het opzetten van technologieparken, overdracht van gespecialiseerde kennis, versterking en diversificatie van de plaatselijke economie, het opzetten van nieuwe industriële activiteiten, ontwikkeling van rijpe sectoren en het opzetten en uitbreiden van opkomende sectoren. De synthetischevezelindustrie kwam niet in aanmerking en de maatregel werd als initiële investering gekwalificeerd.

(85)

De Commissie is daarom van mening dat maatregel 2 voldoet aan de in de goedgekeurde steunmaatregelen N 101/2005 en XR/70/2007 genoemde criteria.

(86)

Daarnaast verbonden de Spaanse autoriteiten zich ertoe de maatregelen niet toe te passen nadat de geldigheid van de regelingen waarop zij waren gebaseerd was verstreken. De Commissie is daarom van oordeel dat de maatregelen 1 en 2 door die regelingen werden bestreken en derhalve met de gemeenschappelijke markt verenigbare steun moeten vormen.

(87)

De Commissie is van oordeel dat deze maatregel betreffende specifieke opleiding niet wordt bestreken door Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (26) en evenmin door de vorige verordening betreffende opleidingssteun, aangezien de maatregel geen betrekking heeft op „nieuwe werkgelegenheid” en hij ook aan grote ondernemingen ten goede komt.

(88)

De Commissie moet hem daarom rechtstreeks op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag beoordelen. Steun om de ontwikkeling van bepaalde economische activiteiten te faciliteren kan als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(89)

De Commissie zal de verenigbaarheid van maatregel 6 beoordelen naar analogie (27) met de verordening betreffende opleidingssteun tussen 2006 en 1 augustus 2008 en met de algemene groepsvrijstellingsverordening van 29 augustus 2008 tot 31 december 2008.

(90)

De intensiteit van de steun voor specifieke opleiding bedroeg 19,96 % voor kmo’s en 20 % voor grote ondernemingen. De steunintensiteit bedraagt veel minder dan het maximum van 35 % dat in de verordening betreffende opleidingssteun is vastgelegd voor de aanvraag van opleidingssteun en dan het maximum van 25 % dat in artikel 39 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is vastgelegd.

(91)

Bovendien wijken de bedragen nauwelijks af van de algemene regels. De stijging hangt af van het aantal werknemers en van de premie die in het voorgaande jaar aan het socialeverzekeringsstelsel is betaald. De voorwaarden om voor toepassing van de maatregel in aanmerking te komen waren zeer restrictief, aangezien de ondernemingen een plan moesten opstellen dat door het paritair comité moest worden goedgekeurd (zie overweging 24).

(92)

Op 20 februari 2009 bevestigden de Spaanse autoriteiten dat in paragraaf I. 1.A c) van het textielplan al rekening werd gehouden met het extra stimulerende effect voor grote ondernemingen in de zin van artikel 8, lid 3, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Ondernemingen die in aanmerking wilden komen moesten dan ook bij de openbare dienst voor arbeidsvoorziening een omscholingsplan indienen waarin de doelstellingen op het gebied van de werkgelegenheid en de specifieke maatregelen werden uiteengezet. De openbare dienst voor arbeidsvoorziening controleerde of aan één of meer van de vereisten in het genoemde artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening werd voldaan. Dit plan bevatte een document waarin de doelstellingen op het gebied van de productiviteit en de instandhouding van de werkgelegenheid alsook de omvang van de investering in kwestie werden aangeduid. Het paritair comité bracht ook een verslag uit over het omscholingsplan dat door iedere onderneming of groep was ingediend. Op basis van de informatie die in het plan was vervat en het door de industriële waarnemingscentra ingediende verslag controleerde de lidstaat of aan de criteria voor het stimulerende effect voor grote ondernemingen was voldaan.

(93)

De Commissie moet concluderen dat het effect van de steun op de concurrentie en de handel zeer beperkt is. Zij is daarom van oordeel dat de maatregel de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De Commissie is derhalve van mening dat de maatregel op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(94)

Maatregel 7 wordt eveneens met staatsmiddelen toegekend en begunstigt kennelijk de sector. Wat de verenigbaarheid ervan betreft, lijkt deze maatregel niet in alle gevallen onder de toepassing te vallen van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 800/2008 (algemene groepsvrijstellingsverordening) of Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun (28), aangezien 37 van de in totaal 11 544 bedrijven die in 2007 in de sector actief waren, grote ondernemingen zijn en de maatregel geen gevolgen heeft voor nieuwe arbeidsplaatsen. Daarom wordt de maatregel beoordeeld op basis van artikel 87, lid 3, onder c) (29).

(95)

Staatssteun in de vorm van loonsubsidies die zijn bedoeld om de vraag naar benadeelde werknemers te vergroten „kan ondernemingen extra stimulansen geven om meer werknemers van deze categorie in dienst te nemen.” De betrokken werknemers vallen binnen de categorie van benadeelde werknemers doordat zij meer dan 50 jaar oud zijn. 76 % van de werknemers tussen 55 en 59 jaar oud had een lage opleiding en geringe vaardigheden, wat het hun onmogelijk maakte naar andere sectoren over te stappen indien zij werden ontslagen. Wat het aantal betrokken werknemers betreft, waren slechts 10 215 van de 123 574 werknemers in de sector in 2008 tussen 55 en 59 jaar oud en waren slechts 6 700 meer dan 5 jaar bij de onderneming in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit cijfer kwam overeen met 5,2 % van alle werknemers in de sector en de intensiteit van de maatregel voor de onderneming werd op 0,3 % van haar arbeidskosten geraamd, wat ver onder het in artikel 40 van de algemene groepsvrijstellingsverordening vastgelegde plafond van 50 % van de in aanmerking komende kosten ligt. Bovendien was de impact van de maatregel gering aangezien hij voornamelijk betrekking had op (74 %) micro-ondernemingen en het bedrag van de steun minimaal was (0,3 % van de arbeidskosten). Alhoewel de financiële impact voor de onderneming miniem was, vormde deze volgens de Spaanse autoriteiten een stimulans voor de onderneming om de werknemers in kwestie nog enkele jaren in dienst te houden in plaats van hen te ontslaan of hen in dienst te houden zonder hen aan te geven. De steun leek derhalve noodzakelijk, evenredig en goed gericht te zijn op de leeftijdsgroep van kwetsbare werknemers.

(96)

Wat de negatieve gevolgen van de steun betreft, zij erop gewezen dat de maatregel uitsluitend was gericht op de textiel- en kledingsector, een industriesector in verval met een verlies van 40 % van de werkgelegenheid sedert 2001.

(97)

Na de positieve en negatieve gevolgen tegen elkaar te hebben afgewogen, werd geconcludeerd dat de steun positieve effecten had omdat hij bedrijven — hoofdzakelijk micro-ondernemingen — stimuleert om hun werknemers die ouder dan 55 jaar zijn, aan te houden (in plaats van hen in dienst te houden zonder hen aan te geven), totdat zij de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, terwijl de concurrentievervalsing waarschijnlijk beperkt zou zijn gezien het zeer geringe bedrag van de steun.

(98)

Maatregel 7 is derhalve op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

8.   CONCLUSIE

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De door Spanje op grond van maatregelen 1 en 2 verleende steun, waarnaar in de overwegingen 11 tot en met 15 wordt verwezen, met betrekking tot een programma ter bevordering van het technisch onderzoek en een programma voor de herindustrialisering in de textiel- en kledingsector, werd bestreken door de goedkeuring van steunmaatregelen N 415/2004 en N 101/2005 en door de steunmaatregelen XS 50/2005 en XS 70/2007 en is derhalve geen staatssteun.

2.   De maatregelen 3, 4 en 5, waarnaar in de overwegingen 16 tot en met 20 wordt verwezen, met betrekking tot preferentiële leningen die door ENISA voor de modernisering van kmo’s waren verstrekt, de door ICO verstrekte leningen met een preferentieel rentetarief en de bevordering van de uitvoer door ICEX, liggen onder het door de de-minimisverordening vastgelegde plafond en zijn derhalve geen staatssteun.

3.   De door Spanje op grond van maatregelen 6 en 7 verleende steun, die in de overwegingen 21 tot en met 25 wordt beschreven, waardoor bijscholing voor werknemers wordt geboden en de werkgelegenheid voor oudere werknemers in de textiel- en kledingsector wordt behouden, zijn overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2009.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 239 van 11.10.2007, blz. 12.

(2)  Beschikking C(2004) 4709 van de Commissie van 1 december 2004 inzake de maatregelen N 415/2004 „Bevordering van technologisch onderzoek in de textielsector (2005-2007)” (PB C 72 van 24.3.2006, blz. 2).

(3)  Beschikking C(2005) 1532 van de Commissie van 18 mei 2005„Steun voor de herstructurering” (PB C 235 van 23.9.2005, blz. 3).

(4)  ENISA is een staatsbedrijf dat via het directoraat-generaal voor het beleid inzake kleine en middelgrote ondernemingen aan het ministerie van Industrie, Toerisme en Handel is gekoppeld.

(5)  Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5).

(6)  Koninklijk besluit nr. 395/2007 van 23 maart 2007, verordening TAS 2307/2007 van het ministerie van Arbeid en Sociale Zaken van 27 juli 2007 en wet 51/2007 van 26 december 2007.

(7)  Artikel 33, lid 4, onder d), van koninklijk besluit 1415/2004 van 11 juni 2004.

(8)  Spaans staatsblad (B.O.E.) nr. 34 van 9 februari 2005.

(9)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33.

(10)  PB L 169 van 21.7.2007, blz. 18.

(11)  Wet inzake de algemene staatsbegroting, 27ste aanvullende bepaling.

(12)  PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29.

(13)  Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33).

(14)  Arrest van het Hof van Justitie van 5 oktober 1994 in zaak C-47/91, Italië tegen Commissie (Italgrani II), Jurispr. 1992, blz. I-4635.

(15)  XS 50/2005 Programma ter bevordering van technisch onderzoek in de textiel- en kledingsector (PB C 19 van 26.1.2006, blz. 3).

(16)  Verordening (EG) nr. 1628/2006 van de Commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun (PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29).

(17)  PB C 169 van 21.7.2007, blz. 18.

(18)  BOE nr. 242 van 10.10.2006.

(19)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13).

(20)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(21)  Mededeling van de Commissie — Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2).

(22)  PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20.

(23)  Zie ook Beschikking C 89/01 van de Commissie van 24 september 2002 betreffende een voorgenomen steunregeling van Duitsland „Richtsnoeren ter stimulering van kleine en middelgrote ondernemingen — Verbetering van de capaciteit van ondernemers in Saksen” (PB L 91 van 8.4.2003, blz. 13) en met name overweging 72 („steun ter compensatie van de kosten van de deelneming aan handelsbeurzen of van studies of adviesdiensten die noodzakelijk zijn voor het lanceren van een nieuw product of van een bestaand product op een nieuwe markt, […] in de regel geen exportsteun”).

(24)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13).

(25)  PB L 302 van 1.11.2006, blz. 29.

(26)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.

(27)  Zie beschikking van de Commissie van 2 juni 2004 in zaak N 443/2003, Water van het secundaire circuit, België, (C(2004) 1356 definitief).

(28)  PB L 337 van 13.12.2002, blz. 3.

(29)  Zie de redenering in maatregel A2 in Beschikking van de Commissie N 244/2008, Spaans programma voor de schoeisel-, leerlooi- en leervervaardigingssector (PB C 52 van 5.3.2009, blz. 1).


Top