EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0347

2006/347/EG: Beschikking van de Commissie van 3 januari 2006 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5532) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 129 van 17.5.2006, p. 19–24 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/347/oj

17.5.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/19


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 januari 2006

betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5532)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/347/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   DE FEITEN

1.   Wetgeving van de Gemeenschap

(1)

Richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen (1), bevat de eisen waaraan meststoffen moeten voldoen om met de vermelding „EG-meststof” in het verkeer te mogen worden gebracht.

(2)

Bijlage I bij Richtlijn 76/116/EEG vermeldt de typeaanduidingen en voor elk type de vereisten waaraan elke EG-meststof, bijvoorbeeld met betrekking tot de samenstelling, moet voldoen. De EG-meststoffen in deze lijst zijn al naar gelang hun gehalte aan primaire nutriënten (de elementen stikstof, fosfor en kalium) in categorieën ingedeeld.

(3)

Volgens artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG mogen de lidstaten het in het verkeer brengen van meststoffen die voorzien zijn van de vermelding „EG-meststof” en die voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, niet verbieden, beperken of belemmeren om redenen die verband houden met de samenstelling, identificatie, etikettering of verpakking.

(4)

In afwijking van Richtlijn 76/116/EEG heeft de Commissie bij Beschikking 2002/399/EG van 24 mei 2002 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (2) de Zweedse bepalingen goedgekeurd die het in het verkeer brengen van meststoffen met meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor in Zweden verbieden. Deze afwijking gold tot en met 31 december 2005.

(5)

Richtlijn 76/116/EEG, zoals gewijzigd, is vervangen door Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (3).

(6)

Artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 bepaalt dat afwijkingen van artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG, die door de Commissie overeenkomstig artikel 95, lid 6, van het Verdrag zijn toegestaan, opgevat moeten worden als afwijkingen van artikel 5 van de verordening. Zij blijven ondanks de inwerkingtreding van de verordening van kracht.

(7)

In overweging 15 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt aangekondigd dat de Commissie het vraagstuk van de onbedoelde aanwezigheid van cadmium in minerale meststoffen zal aanpakken en, indien passend, een voorstel voor een verordening zal uitwerken, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt voorgelegd.

(8)

Er is een voorstel van de Commissie in de maak over cadmium in meststoffen.

2.   De toetreding van Zweden

(9)

Zweden is op 1 januari 1995 tot de Europese Unie toegetreden. De Toetredingsakte (4) bevat overgangsbepalingen met betrekking tot het gebruik en het in het verkeer brengen van cadmium in deze lidstaat. Krachtens artikel 112, lid 1, is bijlage XII bij de Toetredingsakte, overeenkomstig die bijlage en onder de daarin gestelde voorwaarden, gedurende een tijdvak van vier jaar vanaf de datum van toetreding niet van toepassing op Zweden. Volgens artikel 112 van en punt 4 van bijlage XII bij de Toetredingsakte is artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG, voor zover dit betrekking heeft op het cadmiumgehalte van meststoffen, tot 1 januari 1999 niet op Zweden van toepassing en wordt Richtlijn 76/116/EEG overeenkomstig de procedures van de Gemeenschap uiterlijk op 31 december 1998 herzien.

(10)

Volgens artikel 2 van de Toetredingsakte zijn „onmiddellijk bij de toetreding (…) de oorspronkelijke Verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor de nieuwe lidstaten en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte”. In artikel 168 van de Toetredingsakte is bepaald dat „de nieuwe lidstaten (…) de maatregelen in werking (stellen) die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 189 (thans artikel 249) van het EG-Verdrag (…), tenzij in de lijst die is opgenomen in bijlage XIX of in andere bepalingen van de onderhavige Akte een bepaalde termijn is vastgesteld.”.

(11)

Richtlijn 76/116/EEG is vervolgens gewijzigd bij Richtlijn 98/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) ten aanzien van het in het verkeer brengen in Oostenrijk, Finland en Zweden van meststoffen die cadmium bevatten. Artikel 1 bepaalt dat onder meer Zweden het in het verkeer brengen op zijn grondgebied van meststoffen met hogere concentraties cadmium dan de op de datum van toetreding nationaal vastgestelde concentraties kan verbieden en dat deze afwijking van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 geldt.

(12)

Op 7 december 2001 heeft het Koninkrijk Zweden de Commissie in kennis gesteld van bestaande nationale wetgeving die afwijkt van de bepalingen in Richtlijn 76/116/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen. Bij Beschikking 2002/399/EG werd na zorgvuldige afweging toestemming gegeven voor een verlenging van de afwijking op Richtlijn 76/116/EEG tot en met 31 december 2005.

3.   Nationale bepalingen

(13)

„De Zweedse verordening inzake chemische producten (verbodsbepalingen betreffende het vervoer en de in- en uitvoer)” (1998:944) (6) bevat onder meer bepalingen over het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen, waaronder EG-meststoffen. Volgens deel 3, lid 3, van de verordening mogen meststoffen die onder de codes 25.10, 28.09, 28.35, 31.03 en 31.05 van het douanetarief vallen en meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor bevatten niet te koop worden aangeboden of overgedragen.

(14)

De bepalingen betreffende het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen zijn al van kracht vanaf 1985, toen de cadmiumverordening (1985:839) werd goedgekeurd. In de Zweedse verordening inzake chemische producten (1998:944) werden diverse bepalingen betreffende de bescherming van het milieu gecodificeerd, ook die uit de cadmiumverordening (1985:839).

II.   PROCEDURE

(15)

Ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag heeft het Koninkrijk Zweden de Commissie op 29 juni 2005 in kennis gesteld van haar voornemen om de nationale bepalingen inzake het cadmiumgehalte van meststoffen ook vanaf 1 januari 2006 toe te passen. De Zweedse autoriteiten vragen om verlenging van de huidige afwijking, waarvoor bij Beschikking 2002/399/EG toestemming is gegeven.

(16)

Op 29 juli 2005 heeft de Commissie de Zweedse autoriteiten meegedeeld dat de kennisgeving ingevolge artikel 95, lid 4, ontvangen was en dat overeenkomstig artikel 95, lid 6, de periode van zes maanden voor de beoordeling ervan een dag na ontvangst, dat wil zeggen op 30 juni 2005, was ingegaan.

(17)

Op 10 augustus 2005 heeft de Commissie de overige lidstaten van het Zweedse verzoek op de hoogte gesteld. De Commissie heeft tevens in het Publicatieblad van de Europese Unie  (7) een kennisgeving betreffende het verzoek gepubliceerd om ook andere belanghebbenden op de hoogte te brengen van de nationale maatregelen die Zweden wil handhaven.

III.   BEOORDELING

1.   Ontvankelijkheid

(18)

Artikel 95, lid 4, van het Verdrag bepaalt dat een lidstaat die het na een door de Raad of de Commissie genomen harmonisatiemaatregel noodzakelijk acht om nationale bepalingen te handhaven die hun rechtvaardiging vinden in gewichtige eisen als bedoeld in artikel 30 of die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu, de Commissie zowel van die bepalingen als van de redenen voor de handhaving ervan in kennis moet stellen.

(19)

In de op 29 juni 2005 ingediende kennisgeving vragen de Zweedse autoriteiten om toestemming voor verlenging van de geldende en bij Beschikking 2002/399/EG toegestane afwijking tot na 31 december 2005. Bij deze beschikking krijgt Zweden toestemming voor handhaving van de nationale bepalingen die niet verenigbaar zijn met de bepalingen inzake de samenstelling van meststoffen met de vermelding „EG-meststof” in Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(20)

Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 mogen de lidstaten, zoals reeds gezegd, het in het verkeer brengen van meststoffen die voorzien zijn van de vermelding „EG-meststof” niet beperken om redenen die verband houden met de samenstelling ervan. In de voorschriften betreffende de samenstelling is evenwel geen grenswaarde voor het cadmiumgehalte vastgelegd. Dit betekent dat meststoffen die voorzien zijn van de vermelding „EG-meststof” en die voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2003/2003 overeenkomstig artikel 5 van de verordening ongeacht hun cadmiumgehalte in het verkeer mogen worden gebracht.

(21)

Gelet op het bovenstaande is duidelijk dat de nationale bepalingen, waarvan Zweden de Commissie in kennis heeft gesteld, restrictiever zijn dan die van Verordening (EG) nr. 2003/2003, voor zover zij het in het verkeer brengen van minerale fosforhoudende EG-meststoffen met een cadmiumgehalte van meer dan 100 gram per kilo fosfor verbieden.

(22)

De nationale bepalingen, waarvan de Commissie door de Zweedse autoriteiten in kennis is gesteld, zijn voor de toetreding van Zweden tot de Europese Unie in 1985 goedgekeurd. Zoals hierboven gezegd, bevat de Toetredingsakte overgangsbepalingen die Zweden toestaan om gedurende vier jaar de eigen nationale bepalingen betreffende het cadmiumgehalte van meststoffen te blijven toepassen op producten die onder Richtlijn 76/116/EEG vallen. Op grond van Richtlijn 98/97/EG mocht Zweden de bovengenoemde nationale bepalingen tot en met 31 december 2001 handhaven. Het tijdvak voor deze afwijking is bij Beschikking 2002/399/EG tot en met december 2005 verlengd.

(23)

Overeenkomstig artikel 95, lid 4, zoals geïnterpreteerd in het licht van de artikelen 2 en 168 van de Toetredingsakte, heeft Zweden de Commissie in kennis gesteld van de tekst van de nationale bepalingen die het voor de toetreding tot de Europese Unie had goedgekeurd en die het wenst te handhaven. Zweden heeft zijn verzoek omkleed met de redenen die handhaving van de bepalingen naar zijn mening rechtvaardigen.

(24)

De door de Zweedse autoriteiten aangevoerde redenen komen overeen met de redenen die reeds in het verleden naar voren zijn gebracht en voor de Commissie aanleiding waren om bij Beschikking 2002/399/EG toestemming te geven voor een afwijking tot en met 31 december 2005. De toestemming is gegeven op basis van de veronderstelling dat er eind 2005 geharmoniseerde wetgeving zou zijn. Hoewel het werk hieraan in volle gang is, zal de wetgeving niet meer voor het eind van het jaar op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden goedgekeurd.

(25)

De kennisgeving die Zweden op 29 juni 2005 heeft ingediend om toestemming te verkrijgen voor handhaving van de nationale bepalingen die afwijken van Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet derhalve ontvankelijk worden geacht volgens artikel 95, lid 4, zoals geïnterpreteerd in het licht van de artikelen 2 en 168 van de Toetredingsakte.

2.   Beoordeling ten gronde

(26)

Volgens artikel 95 van het Verdrag moet de Commissie nagaan of voldaan is aan alle voorwaarden waaronder een lidstaat mag gebruikmaken van de in dit artikel vervatte afwijkingsmogelijkheden.

(27)

De Commissie moet met name nagaan of de bepalingen waarvan zij door de lidstaat in kennis is gesteld, gerechtvaardigd zijn door gewichtige eisen die bedoeld zijn in artikel 30 van het Verdrag of die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu.

(28)

Indien de Commissie meent dat de nationale bepalingen gerechtvaardigd zijn, moet zij overeenkomstig artikel 95, lid 6, van het Verdrag ook nagaan of deze bepalingen geen middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

(29)

Zweden voert als reden voor zijn verzoek aan dat de menselijke gezondheid en het milieu moeten worden beschermd. Cadmium in meststoffen wordt als gevaarlijk voor het milieu en de menselijke gezondheid beschouwd. Om zijn verzoek te schragen wijst Zweden op de conclusies van een in oktober 2000 gepubliceerde Zweedse studie (8), waarin de risico's van cadmiumhoudende meststoffen worden beoordeeld.

2.1   Rechtvaardiging op grond van gewichtige eisen

(30)

Algemene informatie over cadmium: uit de tot nu toe beschikbare wetenschappelijke gegevens kan worden geconcludeerd dat metallisch cadmium en cadmiumoxide in het algemeen als zeer gevaarlijk voor de gezondheid moeten worden beschouwd. Met name cadmiumoxide behoort tot de stoffen die in categorie 2 als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn geclassificeerd. Ook is men het erover eens dat cadmium in meststoffen verreweg de belangrijkste bron van verontreiniging van de bodem en de voedselketen is.

(31)

Cadmium in meststoffen: de meest relevante bevindingen uit het Zweedse rapport over de risicobeoordeling kunnen als volgt worden samengevat:

oppervlaktewater: de gekozen PNEC-waarde (9) impliceert dat in de meeste rivieren in Zuid-Zweden een deel van de flora en fauna al de gevolgen van cadmium ondervindt, dat wil zeggen de ratio’s (10) in de risicokarakterisering zijn groter dan 1 (11). Als een hoger cadmiumgehalte in meststoffen wordt toegestaan, valt te verwachten dat de blootstelling verder toeneemt en valt schade aan het aquatisch milieu te vrezen;

bodem: bij het gebruik van Zweedse meststoffen op gewone Zweedse bodem (PNEC 0,25 mg/kg) gedurende 100 jaar wordt geen milieuschade voorspeld, indien aardappels of tarwe worden geteeld. Voor de wortelteelt wordt wel milieuschade voorspeld, maar dat is ook op het tijdstip 0 het geval. Bij EG-meststoffen wordt voor alle gevallen schade voorspeld. Voor zure, zandige bodems die arm zijn aan klei en organisch materiaal (PNEC 0,06 mg/kg) wordt een risico voorspeld, ook al is het cadmiumgehalte in meststoffen 0.

(32)

Uiteraard spelen in deze bevindingen de bijzondere bodemsituatie en klimaatomstandigheden in Zweden mee.

(33)

Samenvattend blijkt uit de Zweedse risicobeoordeling dat het toestaan van meststoffen met een hoger cadmiumgehalte dan thans toegelaten is de volgende gevolgen heeft:

een aanzienlijke stijging van de cadmiumconcentraties in de bodem, wat op zijn beurt weer toxische effecten op de bodemorganismen zou hebben. In de waterlopen van landbouwgebieden zouden de concentraties ook onaanvaardbaar hoog kunnen worden;

een aanzienlijke stijging van de opname van cadmium via de voeding. De veiligheidsmarge tussen de hoeveelheid waaraan men nu al blootstaat en de door de WHO vastgestelde voorlopige toelaatbare wekelijkse opname is uiterst gering. Voor sommige risicogroepen, zoals vrouwen met een geringe ijzeropslag in het lichaam, is er helemaal geen veiligheidsmarge. Een grote cadmiumopname via de voeding kan daarom leiden tot een groter aantal mensen met een verminderde nierfunctie en een grotere kans op osteoporose.

(34)

De door de Zweedse autoriteiten ingediende risicobeoordeling is uitgevoerd overeenkomstig de op het niveau van de Gemeenschap vastgestelde procedures en methoden. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat deze procedures en methoden zeer betrouwbare gegevens opleveren.

(35)

De gegevens uit de risicobeoordeling zijn reeds door de Commissie bestudeerd in het kader van Beschikking 2002/399/EG, waarbij Zweden toestemming heeft gekregen voor handhaving van de eigen nationale bepalingen tot en met 31 december 2005.

(36)

Zweden heeft in 2005 geen andere wetenschappelijke of technische gegevens gepresenteerd. Het accumulatieproces verloopt langzaam en is in drie jaar tijd niet wezenlijk veranderd. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de situatie nog dezelfde is als in 2002.

(37)

De validiteit van de door Zweden ingediende gegevens is bevestigd in wetenschappelijk materiaal, dat ook gehanteerd wordt bij het uit te werken Commissievoorstel met betrekking tot cadmium in meststoffen:

het advies van het WCTEM (12) (nu WCGM (13)) van 24 september 2002 over cadmiumaccumulatie in landbouwgrond door het gebruik van meststoffen. Dit advies stoelt op de rapporten over risicobeoordelingen van negen lidstaten waarin alleen naar accumulatie en niet naar de mogelijke risico's voor de gezondheid en het milieu wordt gekeken. De conclusie van het WCTEM was dat er beperkingen voor het cadmiumgehalte in meststoffen moeten worden vastgesteld om accumulatie van cadmium in de bodem te voorkomen;

het definitieve ontwerp-rapport van de algemene risicobeoordeling van cadmium en cadmiumoxide van september 2004, dat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad (14) opgesteld is en alle cadmiumbronnen onder de loep neemt. Dit rapport bevestigt het WCTEM-advies over accumulatie in de bodem. Volgens het rapport levert de aanwezigheid van cadmium in meststoffen op zichzelf nog niet per se een ernstig en onmiddellijk risico voor de menselijke gezondheid en het milieu op, maar voorzichtigheid is wel geboden. Gezien de zeer uiteenlopende cadmiumconcentraties in voedsel, voedingsgewoonten en voedingstoestand kan een risico voor de menselijke gezondheid namelijk niet in alle lokale en regionale constellaties worden uitgesloten.

Aan de algemene risicobeoordeling over cadmium en cadmiumoxide moet nog de laatste hand worden gelegd en in het verlengde daarvan moeten eventueel nog risicobeperkende maatregelen worden uitgewerkt. Hierdoor heeft zich bij het voorstel van de Commissie met betrekking tot cadmium in meststoffen enige vertraging voorgedaan.

(38)

De Commissie is na hernieuwde bestudering van de wetenschappelijke gegevens in het kader van het Zweedse verzoek dan ook van mening dat de Zweedse autoriteiten aangetoond hebben dat cadmiumhoudende meststoffen risico’s voor het milieu en de menselijke gezondheid met zich meebrengen en dat de in de kennisgeving vermelde nationale bepalingen om blootstelling van het Zweedse milieu aan cadmiumhoudende meststoffen tot een minimum te beperken gerechtvaardigd zijn.

2.2.   Geen willekeurige discriminatie

(39)

Uit hoofde van artikel 95, lid 6, moet de Commissie nagaan of de beoogde maatregelen geen middel tot willekeurige discriminatie vormen. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie betekent non-discriminatie dat nationale handelsbeperkingen niet worden aangewend om goederen uit andere lidstaten te discrimineren.

(40)

De beoogde nationale bepalingen zijn algemeen en gelden zowel voor nationale als ingevoerde fosfaathoudende EG-meststoffen. Er zijn dan ook geen aanwijzingen dat de bepalingen kunnen worden gebruikt voor willekeurige discriminatie tussen marktdeelnemers in de Gemeenschap.

2.3.   Geen verkapte handelsbeperking

(41)

Restrictievere maatregelen voor de samenstelling van EG-meststoffen, die afwijken van de bepalingen van een richtlijn van de Gemeenschap, vormen doorgaans een handelsbelemmering. Producten die in de rest van de Gemeenschap legaal in het verkeer kunnen worden gebracht, mogen in de betrokken lidstaat niet in het verkeer worden gebracht. Het in artikel 95, lid 6, verankerde begrip „verkapte handelsbeperking” beoogt te voorkomen dat nationale bepalingen die op de criteria uit de leden 4 en 5 stoelen oneigenlijk worden toegepast en daarachter in werkelijkheid economische maatregelen schuilgaan die de invoer van producten uit andere lidstaten belemmeren en de nationale productie zo indirect beschermen.

(42)

Het op de bodem brengen van cadmiumhoudende meststoffen geeft, zoals reeds vastgesteld, aanleiding tot bezorgdheid over het milieu en de menselijke gezondheid. Het blijkt dan ook dat de nationale bepalingen geen verkapte handelsbeperkingen zijn, maar gehandhaafd worden om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen.

2.4.   Geen hinderpaal voor de werking van de interne markt

(43)

Deze voorwaarde mag niet zo worden geïnterpreteerd dat er geen enkele nationale maatregel met mogelijke gevolgen voor de totstandkoming van de interne markt kan worden goedgekeurd. Elke nationale maatregel die afwijkt van een op de totstandkoming en werking van de interne markt gerichte harmonisatiemaatregel kan immers in wezen gevolgen hebben voor de interne markt. Om de zinvolle afwijkingsprocedure van artikel 95 te kunnen handhaven is de Commissie van mening dat het begrip „hinderpaal voor de werking van de interne markt” in artikel 95, lid 6, van het Verdrag moet worden opgevat in de zin van een onevenredig effect in vergelijking met het nagestreefde doel.

(44)

In het licht van de risico’s die het in Zweden op de bodem brengen van cadmiumhoudende meststoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid met zich meebrengt en er rekening mee houdend dat:

Zweden, zoals reeds gezegd, bij de Toetredingsakte en Richtlijn 98/97/EG toestemming heeft gekregen om, in afwachting van de herziening van Richtlijn 76/116/EEG wat betreft het cadmiumgehalte in meststoffen, door te gaan met de toepassing van de eigen nationale bepalingen;

de Commissie Zweden op grond van de door de Zweedse autoriteiten ingediende risicobeoordeling bij Beschikking 2002/399/EEG toestemming heeft gegeven voor handhaving van de eigen nationale bepalingen tot en met 31 december 2005;

niets in het bij de Commissie lopende werk voor de onderlinge aanpassing van de grenswaarden voor het cadmiumgehalte van meststoffen in de Gemeenschap erop duidt dat een minder restrictieve maatregel in Zweden voldoende bescherming biedt voor de gezondheid en het milieu; uit de risicobeoordeling is gebleken dat de bijzondere bodemsituatie en klimaatomstandigheden in Zweden nationale maatregelen voor de bescherming van het milieu vergen, omdat bepaalde gebieden in Zweden met name door de zuurgraad (pH) van hun bodem kwetsbaarder zijn voor de opname van cadmium; en een lage zuurgraad van de bodem de oplosbaarheid van cadmium verhoogt waardoor het gemakkelijker door de gewassen kan worden opgenomen;

De Commissie is van mening dat er in dit stadium van de herziening geen aanwijzingen zijn dat de nationale bepalingen in vergelijking met de nagestreefde doelen een onevenredige hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

2.5.   Beperking van duur

(45)

De periode waarvoor de afwijking wordt toegestaan, moet zo lang zijn dat de Commissie voldoende tijd heeft om op het niveau van de Gemeenschap een voorstel te doen voor wetgeving met betrekking tot cadmium in meststoffen en de Raad en het Europees Parlement die kunnen goedkeuren. Om implicaties van eventuele vertragingen in het interinstitutionele debat te vermijden moeten de bepalingen uit deze beschikking dan ook gelden totdat op EU-niveau geharmoniseerde maatregelen van toepassing zijn.

IV.   CONCLUSIE

(46)

In het licht van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het op 29 juni 2005 door het Koninkrijk Zweden ingediende verzoek om restrictievere nationale bepalingen te mogen handhaven dan de bepalingen uit Richtlijn 76/116/EEG wat betreft het cadmiumgehalte in meststoffen ontvankelijk is.

(47)

De Commissie is voorts van oordeel dat de nationale bepalingen:

voldoen aan de eisen die verband houden met de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu,

vergeleken met de nagestreefde doelen evenredig zijn,

geen middel tot willekeurige discriminatie zijn, en

geen verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.

De Commissie is dan ook van mening dat zij kunnen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In afwijking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 worden de Zweedse bepalingen goedgekeurd die het in het verkeer brengen van meststoffen met meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor in Zweden verbieden.

De afwijking geldt totdat op het niveau van de Gemeenschap geharmoniseerde maatregelen over cadmium in meststoffen worden toegepast.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 3 januari 2006.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vice-voorzitter


(1)  PB L 24 van 30.1.1976, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB L 138 van 28.5.2002, blz. 24.

(3)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2004 van de Commissie (PB L 359 van 4.12.2004, blz. 25).

(4)  PB C 241 van 29.8.1994, blz. 41 en blz. 316.

(5)  PB L 18 van 23.1.1999, blz. 60.

(6)  Swedish Code of Statutes (SFS Svensk Författningssamling) van 14 juli 1998.

(7)  PB C 197 van 12.8.2005, blz. 6.

(8)  Swedish National Chemical Inspectorate, Assessment of risks to health and the environment in Sweden from cadmium in fertilisers, 4 oktober 2000.

(9)  PNEC = predicted no effect concentration (voorspelde nuleffectconcentratie).

(10)  Het gaat hier om PEC/PNEC-ratio’s. PEC = predicted environmental concentration (voorspelde concentratie in het milieu).

(11)  Een PEC/PNEC-ratio groter dan 1 wijst op schadelijke gevolgen.

(12)  Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu.

(13)  Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s.

(14)  PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


Top