Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R0051

    Verordening (EG) Nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

    PB L 16 van 20.1.2006, p. 1–183 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 30/12/2006

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/51/oj

    20.1.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 16/1


    VERORDENING(EG) Nr. 51/2006 VAN DE RAAD

    van 22 december 2005

    tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (3), en met name op de artikelen 6 en 8,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (4), en met name op artikel 5,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

    (2)

    Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening.

    (3)

    Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

    (4)

    De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

    (5)

    In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn definities vastgesteld die relevant zijn voor de toewijzing van de vangstmogelijkheden.

    (6)

    Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen moeten worden toegepast.

    (7)

    De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, overleg over de visserijrechten gepleegd met Noorwegen (5), de Faeröer (6)en Groenland (7).

    (8)

    De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangstbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

    (9)

    Tijdens haar jaarlijkse vergadering in juni 2005 heeft de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten deze maatregelen toch worden uitgevoerd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen.

    (10)

    Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2005 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Gemeenschap in 2004 haar quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut.

    (11)

    Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de bij deze verordening voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.

    (12)

    Bij het gebruik van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (8), Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (9), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (10), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee (12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (13), Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (14), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (15), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (16), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (17), Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (19), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (20), Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (21), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (22) en Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005 en 2006, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (23).

    (13)

    Volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-deelgebied VIII.

    (14)

    Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een tijdelijke regeling toe te passen voor het beheer van de visserij-inspanning op zandspiering in ICES-deelgebied IV en sector IIIa Noord.

    (15)

    Gezien de wetenschappelijke kennis over de biologische status van de blauwewijtingbestanden en na onderhandelingen tussen de kuststaten over het beheer van die bestanden, is het noodzakelijk de beheersgebieden te wijzigen, daarbij rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken visserijsector.

    (16)

    Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserij‐inspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

    (17)

    Om de beperkingen van de visserij-inspanning op kabeljauw aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen voorgesteld teneinde de visserij-inspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van genoemde verordening.

    (18)

    Uit wetenschappelijk advies blijkt dat het bestand van de Noordzeeschol niet op duurzame wijze wordt bevist en dat er zeer veel vis wordt teruggegooid. Uit wetenschappelijk advies en advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee blijkt dat de vangstmogelijkheden wat betreft de visserij‐inspanning van vaartuigen die op schol vissen, moeten worden aangepast.

    (19)

    Voor de tongbestanden in het Westelijk Kanaal moet een voorlopige regeling voor het beheer van de visserij-inspanning worden toegepast. Voor de kabeljauwbestanden in het Kattegat, in de Noordzee, het Skagerrak en het Westelijke kanaal, in de Ierse Zee en het Westen van Schotland, en voor de heek‐ en langoustinebestanden in de ICES‐sectoren VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning worden aangepast.

    (20)

    Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 volstaat niet om ervoor te zorgen dat de haringvangsten onder de voor die soort vastgestelde vangstbeperkingen blijven. Om het mogelijk te maken adequaat toezicht uit te oefenen op het aandeel haring in ongesorteerde vangsten en dit aandeel in mindering te brengen op de totale vangst, moeten derhalve overgangsmaatregelen worden ingevoerd.

    (21)

    Tegenwoordig worden bij de kieuwnetvisserij in de diepe wateren ten westen van Schotland en Ierland extreem lange netten gebruikt, met buitensporige uitzettijden en hoge bijvangsten tot gevolg. In netten die verloren gaan of opzettelijk worden achtergelaten en die nooit worden opgehaald, raakt jarenlang nog vis gevangen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze praktijk zeer bedreigend is voor diepzeesoorten; derhalve moet, in afwachting van de vaststelling van meer permanente maatregelen, bij wijze van overgangsmaatregel, een visserijverbod worden ingesteld.

    (22)

    Met het oog op de duurzame exploitatie van de heekbestanden en de verlaging van de bijvangsten, moeten, bij wijze van overgangsmaatregel, de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig worden toegepast in sector VIII a, b, d.

    (23)

    De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst in 2004 een aanbeveling goedgekeurd ter beperking van de visserij in bepaalde gebieden om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen. Deze aanbeveling dient door de Gemeenschap te worden uitgevoerd.

    (24)

    Ter bevordering van de instandhouding van octopus en met name om de jonge exemplaren te beschermen moet in 2006 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

    (25)

    In november 2005 heeft de NEAFC een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

    (26)

    De Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) heeft tijdens haar algemene vergadering van 2005 twee aanbevelingen goedgekeurd over respectievelijk de exploitatie van diepzeesoorten door bepaalde visserijtakken en de instelling van een GFCM-register voor vaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter die in het GFCM‐gebied mogen vissen. Aangezien de Gemeenschap verdragsluitende partij bij de GFCM is, gelden deze aanbevelingen ook voor de Gemeenschap en dienen ze ten uitvoer te worden gelegd.

    (27)

    Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2006 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij ten uitvoer worden gelegd.

    (28)

    Zo moeten er bepalingen worden vastgesteld inzake het gebruik van VMS‐gegevens voor een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot het inspanningsbeheer.

    (29)

    Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden verscherpt.

    (30)

    Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserij-inspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC’s overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden terzake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

    (31)

    De ICCAT heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2004 een aantal technische maatregelen aangenomen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en daarbij onder meer een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn vastgesteld, alsmede vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden ter bescherming van de grootoogtonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee, en een bemonsteringsprogramma voor de schatting van de maat van gekooide blauwvintonijn. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden, moeten deze maatregelen in 2006 worden uitgevoerd in afwachting van de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 973/2001.

    (32)

    De Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2005 een maatregel goedgekeurd waarbij alle vaartuigen die in het verdragsgebied vissen op soorten die niet onder de instandhoudings‐ en beheersregelingen van andere bevoegde regionale visserijorganisaties vallen, met ingang van 1 januari 2006 moeten worden begeleid door aan boord verblijvende wetenschappelijke waarnemers. Deze aanbeveling is bindend voor de Gemeenschap en moet dus door haar ten uitvoer worden gelegd.

    (33)

    De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar 27e jaarlijkse vergadering van 19 tot en met 23 september 2005 een aantal technische en controlemaatregelen goedgekeurd. Die moeten worden uitgevoerd.

    (34)

    Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door die commissie voor het seizoen 2005‐2006 goedgekeurde TAC’s en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen.

    (35)

    Tijdens haar 24e jaarlijkse vergadering van 2005 heeft de CCAMLR vangstbeperkingen vastgesteld voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR heeft ook ingestemd met de deelname van vaartuigen van de Gemeenschap aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast.

    (36)

    Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 27/2005 van de Raad van 22 december 2004 tot vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (24) te voorkomen, is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2006 worden opengesteld en dat in januari 2006 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden voor het jaar 2006 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

    Voor januari 2007 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserij-inspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:

    a)

    vissersvaartuigen van de Gemeenschap, (hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen), en

    b)

    vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” te noemen).

    2.   In afwijking van lid 1 is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat en waarvan de Commissie en de lidstaat in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

    a)

    „totaal toegestane vangsten” (TAC): de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen;

    b)

    „quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC;

    c)

    „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

    d)

    „het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

    e)

    het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

    f)

    het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

    g)

    „Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7o23′48″ WL.

    Artikel 4

    Visserijzones

    Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van de visserijzones:

    a)

    voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91. De toevoeging „EG‐wateren” aan een zone betekent dat alleen de EG‐wateren van die zone worden bedoeld;

    b)

    voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (25);

    c)

    voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (26);

    d)

    voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources): de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 5

    Vangstbeperkingen en toewijzingen

    1.   De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG‐wateren of bepaalde niet‐EG‐wateren en de verdeling van deze vangstbeperkingen tussen de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn vastgesteld in bijlage I.

    2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 10, 17 en 18 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserij-jurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.

    3.   De Commissie stopt onmiddellijk de visserijactiviteiten in verband met ansjovis in deelgebied VIII, indien het WTECV laat weten dat de biomassa van de paaipopulatie in de paaitijd van 2006 minder dan 28 000 ton bedraagt.

    4.   De Commissie stelt de definitieve vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, en deelgebied IV (EG-wateren) vast volgens de regels in punt 6, van bijlage IID.

    5.   De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de zones V en XIV (wateren van Groenland) voor de Gemeenschap vast op 7,7% van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.

    6.   De vangstbeperkingen voor de bestanden zeeduivel in de zones IIa (EG-wateren) en IV (EG-wateren) alsmede in de zone Vb (EG-wateren), VI, XII en XIV, kunnen door de Commissie worden herzien volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, nadat het WTECV de gegevens betreffende de waargenomen vangst per eenheid van inspanning voor het eerste kwartaal van 2006 heeft geanalyseerd.

    7.   De vangstbeperkingen voor de keverbestanden in de zones IIa (EG-wateren), IIIa en IV (EG-wateren) alsmede voor sprot in de zones IIa (EG-wateren) en IV (EG-wateren), kunnen door de Commissie worden herzien volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, in het licht van tijdens het eerste halfjaar van 2006 verzamelde wetenschappelijke informatie.

    Artikel 6

    Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

    1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

    a)

    het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

    b)

    nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93;

    c)

    het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    d)

    het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    e)

    verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

    2.   In afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96 wordt voor de overdracht van quota naar 2007 artikel 4, lid 2, van die verordening toegepast op alle bestanden waarvoor analytische TAC’s zijn vastgesteld.

    Artikel 7

    Beperkingen van de visserij‐inspanning en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

    1.   Vanaf 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007 zijn de beperkingen van de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in:

    bijlage II A van toepassing op het beheer van bepaalde bestanden in het Kattegat, het Skagerrak, deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, VIa, VIIa en VIId;

    bijlage II A van toepassing op het beheer van heek in ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz;

    bijlage II C van toepassing op het beheer van tongbestanden in sector VIIe;

    bijlage II D van toepassing op het beheer van zandspieringbestanden in het Skagerrak, ICES-deelgebied IV en sector IIa (EG-wateren).

    2.   Voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 januari 2006 blijven voor de in lid 1 genoemde bestanden de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden van bijlage IVa, IVb, IVc en V van Verordening (EG) nr. 27/2005 van toepassing.

    3.   Vaartuigen die vistuig gebruiken als omschreven in punt 4 van bijlage IIa A en in de punten 3 van respectievelijk bijlage II A en bijlage IIC, en die vissen in gebieden als bepaald in punt 2 van bijlage II A en de punten 1 van respectievelijk bijlage II B en bijlage II C, moeten beschikken over speciale visdocumenten die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94, zoals in de genoemde bijlagen is bepaald.

    4.   De definitieve, voor 2006 geldende visserij-inspanning voor de zandspieringvisserij in de ICES—sectoren IIa (EG—wateren), IIIa en deelgebied IV wordt door de Commissie vastgesteld volgens de regels in punt 6 van bijlage II D.

    5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2006 geldende visserij-inspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 80% van de gemiddelde jaarlijkse visserij-inspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke er werd beschikt over visdocumenten voor diepzeevisserij en er diepzeesoorten, als opgesomd in bijlage I en punt 15 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan de grote zilvervis is gevangen.

    Artikel 8

    Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

    1.   Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:

    a)

    die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of

    b)

    die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat niet is opgebruikt.

    2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangevoerd, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:

    a)

    andere soorten dan haring en makreel, op voorwaarde dat

    i)

    die soorten samen met andere soorten gevangen zijn met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98, en

    ii)

    de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd;

    of

    b)

    makreel, op voorwaarde dat

    i)

    die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen;

    ii)

    de vangst van die soort ten hoogste 10 % bedraagt van de totale, aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en

    iii)

    de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd.

    3.   Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 is niet van toepassing op haring die in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG-wateren), IIIa en VIId wordt gevangen.

    4.   Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.

    5.   Wanneer de aan een lidstaat opgelegde vangstbeperkingen voor haring in ICES‐deelgebieden II (EG‐wateren), IV en sectoren IIIa en VIId zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.

    6.   Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.

    Artikel 9

    Ongesorteerde aanvoer in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId

    1.   De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanvoer van soorten die zijn gevangen in ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId.

    2.   Ongesorteerde vangsten uit ICES‐deelgebied IV en ICES‐sectoren IIa (EG‐wateren), IIIa en VIId mogen alleen worden aangevoerd in havens of andere aanvoerplaatsen waar een in lid 1 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.

    Artikel 10

    Toegangsbeperkingen

    Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

    Artikel 11

    Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

    De voor vaartuigen van de Gemeenschap geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

    HOOFDSTUK III

    VANGSTBEPERKINGEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    Artikel 12

    Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

    De voor vissersvaartuigen van derde landen geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

    Artikel 13

    Toestemming

    Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Noorwegen, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14, 15 en 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.

    Artikel 14

    Geografische beperkingen

    1.   Visservaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd staan op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES‐deelgebied IV, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43o00′ NB, met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde gebied.

    2.   Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.

    3.   Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Japan, Zuid-Korea, Suriname, Trinidad en Tobago of Venezuela, mogen slechts vissen in de delen van de 200‐mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse departement Guyana.

    Artikel 15

    Doorvaart door de wateren van de Gemeenschap

    De netten van vissersvaartuigen uit derde landen die op doorvaart door de wateren van de Gemeenschap zijn, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

    a)

    netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

    b)

    netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

    Artikel 16

    Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

    Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen met vissersvaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt.

    HOOFDSTUK IV

    VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

    Artikel 17

    Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

    1.   Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mogen vaartuigen van de Gemeenschap slechts in de wateren van een derde land vissen, indien zij daarvoor beschikken over een vergunning die door de autoriteiten van dat derde land is uitgereikt.

    2.   Bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee geldt lid 1 evenwel niet voor de volgende vaartuigen van de Gemeenschap:

    a)

    vaartuigen van 200 GT of minder, of

    b)

    vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn, of

    c)

    vaartuigen die de vlag van Zweden voeren en traditioneel in het betrokken gebied vissen.

    3.   Het maximumaantal vergunningen en de vergunningsvoorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen van de Gemeenschap waarop de aanvragen betrekking hebben. De Commissie zendt de aanvragen door aan de autoriteiten van het betrokken derde land.

    4.   Indien een lidstaat quota voor de in bijlage IV, deel I, genoemde visserijzones aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”) worden daarbij ook de overeenkomstige vergunningen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage IV, deel I, vermelde totale aantal vergunningen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.

    5.   De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften die gelden in de zone waar zij actief zijn.

    Artikel 18

    Faeröer

    Vaartuigen van de Gemeenschap die een vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren in kennis stellen van deze wijziging.

    HOOFDSTUK V

    VERGUNNINGSREGELINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

    Artikel 19

    Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

    1.   In afwijking van artikel 28ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 hoeven vissersvaartuigen van minder dan 200 GT die de vlag van Noorwegen voeren, niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.

    2.   De visvergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan.

    3.   Vissersvaartuigen van derde landen die op 31 december 2005 mogen vissen, mogen hun activiteiten vanaf 1 januari 2006 voortzetten totdat de lijst van vissersvaartuigen met een visvergunning aan de Commissie is voorgelegd en door haar is goedgekeurd.

    Artikel 20

    Aanvragen om visvergunningen en speciale visdocumenten

    Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om visvergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

    a)

    naam van het vaartuig;

    b)

    registratienummer;

    c)

    op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

    d)

    haven van registratie;

    e)

    naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

    f)

    brutotonnage (GT) en lengte over alles;

    g)

    motorvermogen;

    h)

    oproepnummer en radiofrequentie;

    i)

    vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

    j)

    gebied waarin zal worden gevist;

    k)

    soorten waarop zal worden gevist;

    l)

    periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

    Artikel 21

    Aantal visvergunningen

    Het aantal visvergunningen en de daaraan verbonden speciale voorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel II, is aangegeven.

    Artikel 22

    Annulering en intrekking

    1.   Visvergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe visvergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe visvergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe visvergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

    2.   Visvergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.

    3.   Visvergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

    Artikel 23

    Niet-naleving

    1.   Voor vissersvaartuigen van derde landen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen visvergunningen of speciale visdocumenten afgegeven.

    2.   De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vissersvaartuigen van derde landen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

    Artikel 24

    Verplichtingen voor de vergunninghouder

    1.   Vissersvaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 88/98 (27), (EG) nr. 850/98 en (EG) nr. 1434/98.

    2.   De in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen van derde landen houden een logboek bij waarin de in bijlage V, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.

    3.   Vissersvaartuigen van derde landen, met uitzondering van vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-sector IIIa vissen, delen de Commissie de in bijlage VI bedoelde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

    Artikel 25

    Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana

    1.   Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaars van de vissersvaartuigen van derde landen zich ertoe verbinden om een waarnemer aan boord van hun vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.

    2.   Kapiteins van vissersvaartuigen van derde landen met een vergunning om in de wateren van het Franse departement Guyana te vissen op vinvis of tonijn, moeten na iedere visreis bij aanvoer van de vangst bij de Franse autoriteiten een aangifte indienen waarin de hoeveelheden garnaal worden opgegeven die sinds de laatste aangifte gevangen en aan boord gehouden zijn. Deze aangifte moet worden opgesteld volgens het model in bijlage IV, deel III. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de aangifte. De Franse autoriteiten nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de aangiften te controleren, met name door ze te vergelijken met het in artikel 24, lid 2, genoemde logboek. Na controle wordt de aangifte door de bevoegde ambtenaar ondertekend. De Franse autoriteiten zenden vóór het einde van iedere maand alle aangiften met betrekking tot de voorafgaande maand aan de Commissie toe.

    3.   Vissersvaartuigen van derde landen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten een logboek bijhouden volgens het model in bijlage V, deel II. Uiterlijk 30 dagen na de laatste dag van elke visreis, moet een afschrift van dat logboek aan de Commissie worden toegezonden via de Franse autoriteiten.

    4.   Als de Commissie gedurende één maand geen mededeling ontvangt over een vissersvaartuig van een derde land met een visvergunning voor de wateren van het Franse departement Guyana, wordt de visvergunning van dat vaartuig ingetrokken.

    HOOFDSTUK VI

    BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

    DEEL 1

    Deelname van de Gemeenschap

    Artikel 26

    Lijst van vaartuigen

    1.   Uitsluitend vaartuigen van de Gemeenschap van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen en die in het vlootregister van de NAFO ingeschreven staan, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun visdocument vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.

    2.   Iedere lidstaat stelt de Commissie ten minste 15 dagen vóór het vaartuig het gereglementeerde gebied van de NAFO binnenvaart, in computerleesbare vorm in kennis van iedere wijziging in de lijst van vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

    3.   De in lid 2 bedoelde informatie omvat het volgende:

    a)

    het intern nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen (28);

    b)

    het internationale radio‐oproepnummer van het vaartuig;

    c)

    in voorkomend geval de partij die het vaartuig chartert;

    d)

    het type vaartuig.

    4.   Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (huren van een vaartuig), verstrekken de lidstaten bovendien de volgende gegevens:

    a)

    de datum met ingang waarvan het vaartuig de vlag van de lidstaat mag voeren;

    b)

    de datum met ingang waarvan het vaartuig de toestemming van de lidstaat heeft gekregen om in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;

    c)

    de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;

    d)

    de naam van het vaartuig;

    e)

    het officiële, door de bevoegde nationale autoriteiten aan het vaartuig toegekende registratienummer;

    f)

    de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;

    g)

    de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

    h)

    een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;

    i)

    de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO mag worden gevist;

    j)

    de deelgebieden waar het vaartuig waarschijnlijk zal vissen.

    DEEL 2

    Technische maatregelen

    Artikel 27

    Maaswijdte van de netten

    1.   Bij de gerichte visserij op de in bijlage VII vermelde bodemvissoorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag de maaswijdte kleiner zijn, maar niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt deze maaswijdte vergroot tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.

    2.   Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, moeten netten gebruiken met een maaswijdte van ten minste 40 mm.

    Artikel 28

    Voorzieningen aan netten

    1.   Het is verboden om aan netten andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen aan te brengen, indien daarvoor de mazen van het net worden versperd of de maaswijdte wordt verkleind.

    2.   Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

    3.   Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage VIII vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

    4.   Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal in sector 3L moeten bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm gebruiken, zoals beschreven in bijlage IX.

    Artikel 29

    Bijvangsten

    1.   Er mag met vissersvaartuigen niet gericht worden gevist op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst per trek uitmaakt.

    2.   Bijvangsten van soorten ten aanzien waarvan de Gemeenschap voor een bepaald deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO geen quota heeft vastgesteld en die in dat deel worden gevangen bij om het even welke gerichte visserij, mogen voor elke aan boord aanwezige soort niet meer bedragen dan 2 500 kg of 10 % van het gewicht van de totale vangst aan boord als dat meer is. Bijvangsten van de in bijlage ID vermelde soorten in een deel van het gereglementeerde gebied van de NAFO waar gerichte visserij op bepaalde soorten verboden is of waar een quotum „andere” volledig is opgebruikt, mogen echter niet meer bedragen dan respectievelijk 1 250 kg of 5 %.

    3.   Als de totale in één trek gevangen hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de in lid 2 vastgestelde grenswaarden, moet het vaartuig onmiddellijk ten minste 5 zeemijl verder varen voordat een nieuwe trek wordt gedaan. Als bij een volgende trek de totale hoeveelheden van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, groter zijn dan de genoemde grenswaarden, moet het vissersvaartuig onmiddellijk weer ten minste 5 zeemijl verder varen ten opzichte van de plaats waar de vorige trekken zijn gedaan en mag het ten minste 48 uur lang niet naar dit gebied terugkeren.

    4.   Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal (Pandalus borealis) en die in één trek een totale bijvangst hebben gedaan die in sector 3M meer dan 5 % en in sector 3L meer dan 2,5 % van het totale gewicht uitmaakt, moeten onverwijld ten minste 5 zeemijl verder varen.

    5.   Vangsten van garnaal worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvissoorten.

    Artikel 30

    Minimummaat van de vis

    1.   Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage X vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onverwijld in zee worden teruggezet.

    2.   Als de hoeveelheid gevangen vis die niet de in bijlage X bedoelde grootte heeft, meer bedraagt dan 10% van de totale vangst, moet het vaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities die het tijdens de vorige trek heeft ingenomen, verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage X vastgestelde grootte, wordt ervan uitgegaan dat die verwerkte vis afkomstig is van ondermaatse vis.

    DEEL 3

    Controlemaatregelen

    Artikel 31

    Etikettering en gescheiden opslag

    1.   Alle vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevangen, moet zo worden geëtiketteerd dat iedere in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (29) bedoelde soort en productcategorie duidelijk identificeerbaar is. Bovendien moet op de vis worden vermeld dat deze in het gereglementeerde gebied van de NAFO is gevangen.

    2.   Op garnaal uit sector 3L en op zwarte heilbot uit deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO moet worden vermeld dat deze in één van die gebieden gevangen is.

    3.   Met inachtneming van de wettelijke aansprakelijkheid van de kapitein van het vaartuig op het gebied van veiligheid en navigatie, geldt het volgende:

    vangsten van een bepaalde soort moeten duidelijk gescheiden van vangsten van andere soorten worden opgeslagen. Alle vangsten die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gedaan, moeten gescheiden van vangsten van buiten dit gebied worden opgeslagen.

    vangsten mogen in verschillende gedeelten van het ruim worden opgeslagen, mits deze in ieder gedeelte van het ruim duidelijk van vangsten van andere soorten worden gescheiden door middel van plastic, hout, netten o.i.d.

    Artikel 32

    Visserij- en productielogboeken en opslagplattegrond

    1.   Kapiteins van vissersvaartuigen moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XI opgesomde gegevens noteren.

    2.   Iedere lidstaat deelt de Commissie vóór de vijftiende dag van iedere maand in computerleesbare vorm de tijdens de voorafgaande maand aangevoerde hoeveelheden mee van de in bijlage XII vermelde bestanden, alsmede alle overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 ontvangen gegevens.

    3.   Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap zorgen met betrekking tot de vangst van de in bijlage IC genoemde soorten voor het bijhouden van:

    a)

    een productielogboek met de cumulatieve productie per soort die aan boord wordt gehouden, uitgedrukt in kg;

    b)

    een opslagplattegrond met de locatie van de verschillende soorten in de ruimen.

    4.   De in lid 3 bedoelde productielogboeken en opslagplattegronden worden dagelijks bijgewerkt met de gegevens over de vorige dag tussen 00.00 uur (UTC) en 24.00 uur (UTC) en blijven aan boord tot het vaartuig volledig is gelost.

    5.   Kapiteins verlenen de nodige assistentie met het oog op de controle van de in het productielogboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

    6.   De nauwkeurigheid van de capaciteitsplannen voor alle vaartuigen van de Gemeenschap die een visvergunning hebben gekregen om op grond van artikel 26, lid 1, te vissen, wordt om de twee jaar door de lidstaten gecertificeerd. De kapitein zorgt ervoor dat een afschrift van dat certificeringsbewijs aan boord is en op verzoek aan een inspecteur kan worden getoond.

    Artikel 33

    Netten aan boord

    1.   Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage VII genoemde soorten mogen vaartuigen van de Gemeenschap geen netten aan boord hebben met een maaswijdte die kleiner is dan in artikel 27 is bepaald.

    2.   Vaartuigen van de Gemeenschap waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in artikel 27 bepaalde grootte aan boord hebben, op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en opgeborgen en niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Deze netten moeten:

    a)

    zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en

    b)

    stevig aan een deel van de bovenbouw vastgesjord zijn, indien ze zich op of boven het dek bevinden.

    Artikel 34

    Overlading

    1.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij daarvoor vooraf toestemming is gegeven door hun bevoegde autoriteiten.

    2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen geen vis overladen van of naar een vaartuig van een niet‐verdragsluitende partij waarvan is waargenomen of anderszins geconstateerd dat het in het gereglementeerde gebied van de NAFO heeft gevist.

    3.   Vaartuigen van de Gemeenschap melden elke overlading die in het gereglementeerde gebied van de NAFO plaatsvindt, aan hun bevoegde autoriteiten. Deze gegevens worden door het overladende vaartuig ten minste 24 uur vóór de overlading en door het ontvangende vaartuig uiterlijk 1 uur na de overlading meegedeeld.

    4.   De in lid 3 bedoelde mededeling bevat het tijdstip, de geografische positie, het totale afgeronde en in kg uitgedrukte gewicht van de geladen of geloste soorten en het oproepnummer van de bij de overlading betrokken vaartuigen.

    5.   Bovendien meldt het ontvangende vaartuig, naast de totale vangst aan boord en het totale aan te voeren gewicht, uiterlijk 24 uur vóór aanvoer ook nog de haven en het geschatte aanvoertijdstip.

    6.   De lidstaten zenden de in de leden 3 en 5 bedoelde mededelingen onverwijld toe aan de Commissie, die deze onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

    Artikel 35

    Charteren van vaartuigen van de Gemeenschap

    1.   Lidstaten mogen toestaan dat voor visservaartuigen die hun vlag voeren en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen, een charterovereenkomst wordt gesloten teneinde een deel of het geheel van de quota en/of visdagen te kunnen gebruiken die aan andere verdragsluitende partijen van de NAFO zijn toegewezen. Charterovereenkomsten voor vaartuigen die volgens de NAFO of een andere regionale visserijorganisatie aantoonbaar illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) hebben bedreven, zijn verboden.

    2.   Op de dag waarop een charterovereenkomst wordt gesloten, zendt de vlaggenlidstaat de volgende gegevens aan de Commissie, die deze doorzendt aan het secretariaat van de NAFO:

    a)

    de instemming van de lidstaat met de charterovereenkomst;

    b)

    de onder de charterovereenkomst vallende soorten en de op grond van de charterovereenkomst toegewezen vangstmogelijkheden;

    c)

    looptijd van de charterovereenkomst;

    d)

    de naam van de charteraar;

    e)

    de naam van de verdragsluitende partij die het voortuig heeft gecharterd;

    f)

    de maatregelen die de lidstaat heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de gecharterde vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, de door de NAFO vastgestelde instandhoudings‐ en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht nemen.

    3.   Wanneer de charterovereenkomst afloopt, meldt de lidstaat dat aan de Commissie, die deze informatie onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

    4.   De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat:

    a)

    het vaartuig tijdens de charterperiode geen gebruik maakt van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen vangstmogelijkheden;

    b)

    het vaartuig tijdens dezelfde periode niet onder meer dan één charterovereenkomst tegelijkertijd vist;

    c)

    het vaartuig de door de NAFO vastgestelde instandhoudings‐ en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht neemt;

    d)

    het gecharterde vaartuig de gegevens over alle vangsten en bijvangsten die in het kader van de charterregeling worden gedaan, apart van de andere vangstgegevens in het visserijlogboek registreert.

    5.   De in lid 4, onder d), bedoelde vangsten en bijvangsten worden door de lidstaten apart van andere nationale vangstgegevens aan de Commissie meegedeeld. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

    Artikel 36

    Toezicht op de visserij-inspanning

    1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij‐inspanning van zijn vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde gebied van de NAFO beschikt.

    2.   De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen, uiterlijk op 31 januari 2006, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In het visplan wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen in de betrokken visserijtakken zal worden gevist en hoeveel visdagen er voor die vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO gepland zijn.

    3.   De lidstaten brengen de Commissie op indicatieve basis op de hoogte van de voorgenomen activiteiten van de vaartuigen in andere gebieden.

    4.   Voorts wordt in het visplan de totale visserij-inspanning die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden geleverd, opgegeven en wordt deze afgezet tegen de vangstmogelijkheden van de lidstaat die de mededeling doet.

    5.   Lidstaten brengen uiterlijk op 31 december 2006 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van hun visplan. Deze verslagen bevatten het aantal vaartuigen die daadwerkelijk bij visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de NAFO betrokken zijn, de vangstcijfers voor elk vaartuig en het totale aantal dagen die elk vaartuig in dat gebied heeft gevist. De gegevens over de activiteiten van vaartuigen die in de sectoren 3M en 3L op garnaal vissen, worden apart naar sector uitgesplitst.

    DEEL 4

    Speciale voorschriften voor het verzamelen van gegevens

    Artikel 37

    Het verzamelen van gegevens

    1.   Waar mogelijk leggen de lidstaten voor vaartuigen die in de onderstaande gebieden vissen, speciale voorschriften voor het verzamelen van gegevens ten uitvoer.

    Gebied

    Coördinaat 1

    Coördinaat 2

    Coördinaat 3

    Coördinaat 4

    Orphan Knoll

    50.00.30

    47.00.30

    51.00.30

    45.00.30

    51.00.30

    47.00.30

    50.00.30

    45.00.30

    Corner

    Seamounts

    35.00.00

    48.00.00

    36.00.00

    48.00.00

    36.00.00

    52.00.00

    35.00.00

    52.00.00

    Newfoundland

    Seamounts

    43.29.00

    43.20.00

    44.00.00

    43.20.00

    44.00.00

    46.40.00

    43.29.00

    46.40.00

    New England

    Seamounts

    35.00.00

    57.00.00

    39.00.00

    57.00.00

    39.00.00

    64.00.00

    35.00.00

    64.00.00

    2.   De in lid 1 bedoelde informatie moeten voor elke trek worden verzameld en moet, voorzover mogelijk, de volgende gegevens bevatten:

    a)

    aantal soorten en het gewicht per soort;

    b)

    lengtefrequentie;

    c)

    otolieten;

    d)

    de locatie van de trek, met vermelding van de lengte‐ en breedtegraad;

    e)

    vistuig;

    f)

    diepte waarop wordt gevist;

    g)

    tijdstip van de dag;

    h)

    duur van de trek;

    i)

    geopend sleepnet (voor mobiel vistuig);

    j)

    waar mogelijk, andere biologische bemonsteringsgegevens, bijv. over de volwassenheid van de vis.

    3.   De in lid 1 bedoelde gegevens moeten zo spoedig mogelijk na elke visreis aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gerapporteerd en vervolgens aan het secretariaat van de NAFO worden doorgezonden.

    DEEL 5

    Bijzondere bepalingen voor Noordse garnaal

    Artikel 38

    Visserij op Noordse garnaal

    Iedere lidstaat meldt de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noordse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die zijn vlag voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap. Er mag uitsluitend in wateren van meer dan 200 meter diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.

    DEEL 6

    Bijzondere bepalingen voor roodbaars

    Artikel 39

    Visserij op roodbaars

    1.   De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap die in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO op roodbaars vissen, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, elke maandag om de twee weken mee welke hoeveelheden roodbaars in die gebieden zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd.

    Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks op maandag plaatsvinden.

    2.   De lidstaten melden de Commissie elke dinsdag om de twee weken vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied geregistreerd zijn.

    Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks plaatsvinden.

    HOOFDSTUK VII

    BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED

    DEEL 1

    Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

    Artikel 40

    Verboden en vangstbeperkingen

    1.   Gerichte visserij op de in bijlage XIII vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

    2.   Voor nieuwe en experimentele visserij zijn de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied vastgelegd in bijlage XIV.

    Artikel 41

    Vereiste mededelingen inzake vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen

    1.   Naast de op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 601/2004 vereiste gegevens, delen de lidstaten vanaf 1 augustus 2006 de Commissie over bovenbedoelde vaartuigen de volgende gegevens mee:

    a)

    IMO-nummer van het vaartuig (indien afgegeven);

    b)

    vroegere vlag (indien van toepassing);

    c)

    internationaal radio-oproepnummer;

    d)

    naam en adres van de eigenaar(s) en eventuele aandeelhouder(s) van het vaartuig, indien bekend;

    e)

    type vaartuig;

    f)

    bouwplaats en bouwjaar;

    g)

    lengte;

    h)

    kleurenfoto’s van het vaartuig, bestaande uit:

    i)

    een foto van minimaal 12x7 cm van de stuurboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

    ii)

    een foto van minimaal 12x7 cm van de bakboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

    iii)

    een foto van minimaal 12x7 cm van de achterzijde van het vaartuig, recht van achteren gefotografeerd;

    i)

    maatregelen om ervoor te zorgen dat het satellietvolgsysteem aan boord fraudebestendig functioneert.

    2.   Met ingang van 1 augustus 2006 delen de lidstaten, voorzover mogelijk, de Commissie voor alle vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen, bovendien de volgende gegevens mee:

    a)

    naam en adres van de exploitant, indien verschillend van de eigenaar(s);

    b)

    naam en nationaliteit van de kapitein en, indien van toepassing, van de vangstkapitein;

    c)

    type vismethode(n);

    d)

    boom (m);

    e)

    brutotonnage;

    f)

    communicatiemiddelen en -nummers van het vaartuig (INMARSAT A, B en C nummers);

    g)

    reguliere bemanning;

    h)

    vermogen van de hoofdmotor(en) (kW);

    i)

    totale vervoerscapaciteit (tonnen), aantal visruimen en capaciteit (m3);

    j)

    overige nuttig geachte gegevens (bijv. ijswaardigheid).

    DEEL 2

    Experimentele visserij

    Artikel 42

    Deelname aan experimentele visserij

    1.   Vissersvaartuigen die de vlag van Spanje voeren en er geregistreerd staan, en die bij de CCAMLR zijn aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 601/2004 mogen uitsluitend deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op de Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) buiten gebieden onder nationale jurisdictie, en 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.

    2.   In de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig tegelijk vissen.

    3.   De maximale totale vangsten en bijvangsten in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2, en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU’s) in elk gebied staan vermeld in bijlage XIV. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij gesloten wordt.

    4.   De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en inspanningen te voorkomen. In de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen in wateren van minder dan 550 m diepte.

    Artikel 43

    Meldingsregelingen

    Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, zijn de volgende regelingen voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

    a)

    het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van vangsten en inspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en inspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere meldingsperiode meedelen aan de Commissie, waarna deze onmiddellijk moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 worden de gegevens meegedeeld per SSRU;

    b)

    de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde regeling van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en inspanningsgegevens;

    c)

    met betrekking tot Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, het totale aantal en gewicht, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

    Artikel 44

    Bijzondere vereisten

    1.   De in artikel 42 bedoelde experimentele visserij moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (30) met betrekking tot de toepasselijke maatregelen ter beperking van de incidentele sterfte van zeevogels bij de beugvisserij. Naast die maatregelen:

    a)

    geldt bij deze visserijactiviteiten een verbod op de teruggooi van afval;

    b)

    zijn vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 en die voldoen aan de CCAMLR-protocollen (A, B of C) inzake het verzwaren van de beug, niet verplicht om ’s nachts te vissen; vaartuigen die in totaal drie (3) zeevogels vangen, moeten echter weer onmiddellijk ’s nachts gaan vissen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004;

    c)

    vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) en die in totaal drie (3) zeevogels vangen, moeten de visserij onmiddellijk staken en mogen gedurende de rest van het seizoen 2005/2006 niet meer buiten de reguliere visserij vissen.

    2.   Voor vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 gelden bovendien de volgende extra vereisten:

    a)

    het is de vaartuigen niet toegestaan het volgende op zee te lozen:

    i)

    olie, olieproducten of residuen van olie, tenzij toegestaan op grond van bijlage I bij MARPOL 73/78 (Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen);

    ii)

    afval;

    iii)

    voedselresten die niet door een rooster met een maaswijdte van maximaal 25 mm kunnen;

    iv)

    pluimvee of delen daarvan (met inbegrip van eierschalen);

    v)

    afvalwater binnen 12 zeemijlen van land of ijs of terwijl het vaartuig een snelheid van minder dan vier knopen heeft; en

    vi)

    verbrandingsresten;

    b)

    levend pluimvee en andere levende vogels mogen deelgebieden 88.1 en 88.2 niet worden binnengebracht en niet-geconsumeerd bereid gevogelte moet uit deelgebieden 88.1 en 88.2 worden verwijderd;

    c)

    de visserij op Dissostichus spp. in deelgebieden 88.1 en 88.2 is verboden binnen 10 zeemijlen van de kust van de Balleny Islands.

    Artikel 45

    Definitie van een uitzetting

    1.   Voor de toepassing van dit deel wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserij-inspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).

    2.   Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:

    a)

    de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijlen bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

    b)

    bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

    c)

    de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen.

    Artikel 46

    Onderzoeksplannen

    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een onderzoeksplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden uitgevoerd:

    a)

    wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” te noemen, als „onderzoeksuitzettingen”, die moeten voldoen aan de in artikel 45, lid 2, vermelde criteria;

    b)

    de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen voldoen aan de vereisten van artikel 45, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

    c)

    na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens het zelfde verblijf in de SSRU als dat waarin de eerste en de tweede reeks hebben plaatsgevonden;

    d)

    nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;

    e)

    in de SSRU's A, B, C, E en G van de deelgebieden 88.1 en 88.2 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoeksuitzettingen de visserij in de SSRU voortzetten.

    Artikel 47

    Gegevensverzamelingsplannen

    1.   Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten een gegevensverzamelingsplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:

    a)

    de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

    b)

    de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

    c)

    het aantal en de soorten vissen die aan de oppervlakte verloren zijn gegaan;

    d)

    het aantal haken dat is aangebracht;

    e)

    het type aas;

    f)

    het percentage aas dat is aangenomen;

    g)

    het type haken, en

    h)

    de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.

    2.   Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

    Artikel 48

    Merkprogramma

    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten het volgende merkprogramma uitvoeren:

    a)

    gedurende het gehele seizoen moet per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. één exemplaar worden gemerkt en vrijgelaten overeenkomstig het merkprotocol („tagging protocol”) van de CCAMLR. Het merken mag pas worden gestaakt zodra het vaartuig 500 exemplaren heeft gemerkt of wanneer de visgrond wordt verlaten en per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. steeds één exemplaar is gemerkt;

    b)

    het programma moet worden gericht op exemplaren van verschillende grootte om te voldoen aan de vereiste om per ton gevangen onverwerkte vis één exemplaar te merken. Alle teruggezette exemplaren moeten worden voorzien van twee merktekens en over een zo groot mogelijk geografisch gebied gespreid worden vrijgelaten;

    c)

    alle merktekens moeten duidelijk zijn bedrukt met een uniek serienummer en een retouradres zodat de oorsprong van de merktekens kan worden bepaald ingeval een exemplaar opnieuw wordt gevangen;

    d)

    opnieuw gevangen exemplaren (d.w.z. vissen met een eerder aangebracht merkteken) mogen niet worden vrijgelaten, zelfs niet als zij na het merken slechts korte tijd in vrijheid zijn geweest;

    e)

    alle opnieuw gevangen exemplaren moeten biologisch worden beschreven (lengte, gewicht, geslacht, toestand van de gonaden) en, indien mogelijk, digitaal worden gefotografeerd, en hun otolieten en merktekens moeten worden verwijderd;

    f)

    alle gegevens van de merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch aan de CCAMLR worden gemeld uiterlijk drie maanden nadat het vaartuig de visserij in het betrokken gebied heeft beëindigd;

    g)

    alle gegevens betreffende merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch worden gemeld aan het betrokken regionale meldpunt overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.

    Artikel 49

    Wetenschappelijke waarnemers

    Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 42 bedoelde experimentele visserij, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.

    HOOFDSTUK VIII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 50

    Gegevensoverdracht

    Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 15, lid 1, en 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens over de aanvoer van de hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie zenden, maken zij daartoe gebruik van de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 51

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

    Voor TAC’s voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2006, is artikel 40 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC‐toepassingsperioden.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 22 december 2005.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    B. BRADSHAW


    (1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    (2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

    (3)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

    (4)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 1.

    (5)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.

    (6)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.

    (7)  PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.

    (8)  PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9..

    (9)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).

    (10)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

    (11)  PB L 289 van 7.11.2001, blz. 1.

    (12)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 813/2004 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 32).

    (13)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

    (14)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16.

    (15)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2005 (PB L 252 van 28.9.2005, blz. 2).

    (16)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).

    (17)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10.

    (18)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

    (19)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

    (20)  PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).

    (21)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).

    (22)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2269/2004 (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 1).

    (23)  PB L 396 van 31.12.2004, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 860/2005 (PB L 134 van 8.6.2005, blz. 1).

    (24)  PB L 12 van 14.1.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1936/2005 (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 1).

    (25)  PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

    (26)  PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

    (27)  Verordening (EG) nr. 88/98 van de Raad van 18 december 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Øresund (PB L 9 van 15.1.1998, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2005 (PB L 49 van 22.2.2005, blz. 1).

    (28)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

    (29)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

    (30)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 1..


    BIJLAGE I

    VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN DE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

    Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en derhalve geldt daarvoor het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, inzonderheid in de artikelen 14 en 15.

    Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende populaire namen vermeld:

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Populaire naam

    Ammodytidae

    SAN

    Zandspiering

    Anarhichas lupus

    CAT

    Zeewolf

    Aphanopus carbo

    BSF

    Zwarte haarstaartvis

    Argentina silus

    ARU

    Grote zilvervis

    Beryx spp.

    ALF

    Bericyden

    Boreogadus saida

    POC

    Arctische kabeljauw

    Brosme brosme

    USK

    Torsk

    Centrophorus squamosus

    GUQ

    Donkere doornhaai

    Centroscymnus coelolepis

    CYO

    Portugese hondshaai

    Cetorhinus maximus

    BSK

    Reuzenhaai

    Chaenocephalus aceratus

    SSI

    Scotiazee-ijsvis

    Champsocephalus gunnari

    ANI

    IJsvis

    Channichthys rhinoceratus

    LIC

    Langsnuitijsvis

    Chionoecetes spp.

    PCR

    Sneeuwkrab

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Coryphaenoides rupestris

    RNG

    Grenadiervis

    Dalatias licha

    SCK

    Zwarte haai

    Deania calcea

    DCA

    Spitssnuitdoornhaai

    Dissostichus eleginoides

    TOP

    Zwarte Patagonische ijsvis

    Engraulis encrasicolus

    ANE

    Ansjovis

    Etmopterus princeps

    ETR

    Grote lantaarnhaai

    Etmopterus pusillus

    ETP

    Gladde lantaarnhaai

    Etmopterus spinax

    ETX

    Zwarte doornhaai

    Euphausia superba

    KRI

    Krielgarnaal

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Galeorhinus galeus

    GAG

    Ruwe haai

    Germo alalunga

    ALB

    Witte tonijn

    Glyptocephalus cynoglossus

    WIT

    Witje

    Gobionotothen gibberifrons

    NOG

    Bultenijsvis

    Hippoglossoides platessoides

    PLA

    Lange schol

    Hippoglossus hippoglossus

    HAL

    Heilbot

    Hoplostethus atlanticus

    ORY

    Orange roughy

    Illex illecebrosus

    SQI

    Kortvinnige pijlinktvis

    Lamna nasus

    POR

    Haringhaai

    Lampanyctus achirus

    LAC

    Lantaarnvis

    Lepidonotothen squamifrons

    NOS

    Grauwe ijsvis

    Lepidorhombus spp.

    LEZ

    Schartongen

    Limanda ferruginea

    YEL

    Zandschar

    Limanda limanda

    DAB

    Schar

    Lophiidae

    ANF

    Zeeduivel

    Macrourus berglax

    RHG

    Noordelijke grenadier

    Macrourus spp.

    GRV

    Grenadiervissen

    Makaira nigricans

    BUM

    Blauwe marlijn

    Mallotus villosus

    CAP

    Lodde

    Martialia hyadesi

    SQS

    Pijlinktvis

    Melanogrammus aeglefinus

    HAD

    Schelvis

    Merlangius merlangus

    WHG

    Wijting

    Merluccius merluccius

    HKE

    Heek

    Micromesistius poutassou

    WHB

    Blauwe wijting

    Microstomus kitt

    LEM

    Tongschar

    Molva dypterigia

    BLI

    Blauwe leng

    Molva macrophthalmus

    SLI

    Middellandse-Zeeleng

    Molva molva

    LIN

    Leng

    Nephrops norvegicus

    NEP

    Langoustine

    Notothenia rossii

    NOR

    Gemarmerde ijsvis

    Pagellus bogaraveo

    SBR

    Zeebrasem

    Pandalus borealis

    PRA

    Noordse garnaal

    Paralomis spp.

    PAI

    Krabben

    Penaeus spp.

    PEN

    Peneide garnalen

    Phycis spp.

    FOX

    Gaffelkabeljauwen

    Platichthys flesus

    FLX

    Bot

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Pleuronectiformes

    FLX

    Platvis

    Pollachius pollachius

    POL

    Pollak

    Pollachius virens

    POK

    Koolvis

    Psetta maxima

    TUR

    Tarbot

    Pseudochaenichthus georgianus

    SGI

    Georgia-ijsvis

    Rajidae

    SRX-RAJ

    Roggen

    Reinhardtius hippoglossoides

    GHL

    Zwarte heilbot

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Scomber scombrus

    MAC

    Makreel

    Scopthalmus rhombus

    BLL

    Griet

    Sebastes spp.

    RED

    Roodbaarzen

    Solea solea

    SOL

    Tong

    Solea spp.

    SOX

    Tongen

    Squalus acanthias

    DGS

    Doornhaai

    Tetrapturus alba

    WHM

    Witte marlijn

    Thunnus alalunga

    ALB

    Witte tonijn

    Thunnus albacares

    YFT

    Geelvintonijn

    Thunnus obesus

    BET

    Grootoogtonijn

    Thunnus thynnus

    BFT

    Blauwvintonijn

    Trachurus spp.

    JAX

    Horsmakrelen

    Trisopterus esmarki

    NOP

    Kever

    Urophycis tenuis

    HKW

    Witte heek

    Xiphias gladius

    SWO

    Zwaardvis

    BIJLAGE I A

    SKAGERRAK, KATTEGAT, NOORDZEE, EN WESTELIJKE WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP, ICES-gebieden Vb (EG-wateren), VI, VII, VIII, IX en X, CEGAF (EG-wateren) en Frans Guyana

    Soort:

    Zandspiering

    Ammodytidae

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    SAN/04-N.

    Denemarken

    0 (1)

     

    Verenigd Koninkrijk

    0 (1)

     

    EG

    0 (1)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zandspiering

    Ammodytidae

    Zone:

    IIa (EG-wateren) (2), IIIa, IV (EG-wateren) (2)

    SAN/2A3A4.

    Denemarken

    Niet vastgesteld

     

    Verenigd Koninkrijk

    Niet vastgesteld

     

    Alle lidstaten

    Niet vastgesteld (3)

     

    EG

    Niet vastgesteld

     

    Noorwegen

    0 (4)  (5)

     

    TAC

    Niet vastgesteld

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grote zilvervis

    Argentina silus

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

    ARU/1/2.

    Duitsland

    31

     

    Frankrijk

    10

     

    Nederland

    25

     

    Verenigd Koninkrijk

    50

     

    EG

    116

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grote zilvervis

    Argentina silus

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van de zones III en IV

    ARU/3/4.

    Denemarken

    1 180

     

    Duitsland

    12

     

    Frankrijk

    8

     

    Ierland

    8

     

    Nederland

    55

     

    Zweden

    46

     

    Verenigd Koninkrijk

    21

     

    EG

    1 331

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grote zilvervis

    Argentina silus

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van de zones V, VI en VII

    ARU/567.

    Duitsland

    405

     

    Frankrijk

    9

     

    Ierland

    375

     

    Nederland

    4 225

     

    Verenigd Koninkrijk

    297

     

    EG

    5 310

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Torsk

    Brosme brosme

    Zone:

    EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII

    USK/2A47-C

    EG

    Niet relevant (6)

     

    Noorwegen

    4 000 (7)  (8)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Torsk

    Brosme brosme

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    USK/04-N.

    België

    1

     

    Denemarken

    191

     

    Duitsland

    1

     

    Frankrijk

    1

     

    Nederland

    1

     

    Verenigd Koninkrijk

    5

     

    EG

    200

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Reuzenhaai

    Cetorhinus maximus

    Zone:

    EG-wateren van de zones IV, VI en VII

    BSK/467.

    EG

    0

     

    TAC

    0

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring (9)

    Clupea harengus

    Zone:

    IIIa

    HER/03A.

    Denemarken

    34 052

     

    Duitsland

    545

     

    Zweden

    35 620

     

    EG

    70 217

     

    Faeröer

    500 (10)

     

    TAC

    81 600

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring (11)

    Clupea harengus

    Zone:

    IV benoorden 53°30' NB

    HER/04A., 04B.

    Denemarken

    76 348

     

    Duitsland

    47 836

     

    Frankrijk

    22 769

     

    Nederland

    57 938

     

    Zweden

    4 627

     

    Verenigd Koninkrijk

    63 333

     

    EG

    272 851

     

    Noorwegen

    50 000 (12)

     

    TAC

    454 751

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

    EG

    50 000


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    Noorse wateren bezuiden 62° NB

    HER/04-N.

    Zweden

    963 (13)

     

    EG

    963

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Haring (14)

    Clupea harengus

    Zone:

    IIIa (bijvangsten)

    HER/03A-BC

    Denemarken

    17 547

     

    Duitsland

    156

     

    Zweden

    2 825

     

    EG

    20 528

     

    TAC

    20 528

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring (15)

    Clupea harengus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV, VIId bijvangsten

    HER/2A47DX

    België

    211

     

    Denemarken

    40 684

     

    Duitsland

    211

     

    Frankrijk

    211

     

    Nederland

    211

     

    Zweden

    199

     

    Verenigd Koninkrijk

    773

     

    EG

    42 500

     

    TAC

    42 500

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring (16)

    Clupea harengus

    Zone:

    IVc (17), VIId

    HER/4CXB7D

    België

    9 122 (18)

     

    Denemarken

    1 088 (18)

     

    Duitsland

    682 (18)

     

    Frankrijk

    12 347 (18)

     

    Nederland

    21 998 (18)

     

    Verenigd Koninkrijk

    4 786 (18)

     

    EG

    50 023

     

    TAC

    454 751

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    Vb, VIaN (19)(EG-wateren), VIb

    HER/5B6ANB

    Duitsland

    3 727

     

    Frankrijk

    705

     

    Ierland

    5 036

     

    Nederland

    3 727

     

    Verenigd Koninkrijk

    20 145

     

    EG

    33 340

     

    Faeröer

    660 (20)

     

    TAC

    34 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    VIaS (21),VIIbc

    HER/6AS7BC

    Ierland

    14 000

     

    Nederland

    1 400

     

    EG

    15 400

     

    TAC

    15 400

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    VIa Clyde (22)

    HER/06ACL.

    Verenigd Koninkrijk

    800

     

    EG

    800

     

    TAC

     

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    VIIa (23)

    HER/07A/MM

    Ierland

    1 250

     

    Verenigd Koninkrijk

    3 550

     

    EG

    4 800

     

    TAC

    4 800

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    VIIe,f

    HER/7EF.

    Frankrijk

    500

     

    Verenigd Koninkrijk

    500

     

    EG

    1 000

     

    TAC

    1 000

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    VIIg,h,j,k (24)

    HER/7G-K.

    Duitsland

    123

     

    Frankrijk

    682

     

    Ierland

    9 549

     

    Nederland

    682

     

    Verenigd Koninkrijk

    14

     

    EG

    11 050

     

    TAC

    11 050

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Ansjovis

    Engraulis encrasicolus

    Zone:

    VIII

    ANE/08.

    Spanje

    4 500 (25)

     

    Frankrijk

    500 (25)

     

    EG

    5 000 (25)

     

    TAC

    5 000 (25)

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Ansjovis

    Engraulis encrasicolus

    Zone:

    IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    ANE/9/3411

    Spanje

    3 826

     

    Portugal

    4 174

     

    EG

    8 000

     

    TAC

    8 000

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    Skagerrak

    COD/03AN.

    België

    8

     

    Denemarken

    2 652

     

    Duitsland

    66

     

    Nederland

    17

     

    Zweden

    464

     

    EG

    3 207

     

    TAC

    3 315

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    Kattegat

    COD/03AS.

    Denemarken

    524

     

    Duitsland

    11

     

    Zweden

    315

     

    EG

    850

     

    TAC

    850

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV

    COD/2AC4.

    België

    686

     

    Denemarken

    3 940

     

    Duitsland

    2 498

     

    Frankrijk

    847

     

    Nederland

    2 226

     

    Zweden

    26

     

    Verenigd Koninkrijk

    9 037

     

    EG

    19 260

     

    Noorwegen

    3 945 (26)

     

    TAC

    23 205

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (COD/*04N-)

    EG

    16 740


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    Noorse wateren bezuiden 62° NB

    COD/04-N.

    Zweden

    382

     

    EG

    382

     

    TAC

    Niet relevant

    Analytical TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    COD/561214

    België

    1

     

    Duitsland

    9

     

    Frankrijk

    97

     

    Ierland

    138

     

    Verenigd Koninkrijk

    368

     

    EG

    613

     

    TAC

    613

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Vb (EG-zone), VIa (COD/*5BC6A)

    België

    1

    Duitsland

    9

    Frankrijk

    93

    Ierland

    132

    Verenigd Koninkrijk

    353

    EG

    588


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    VIIa

    COD/07A.

    België

    24

     

    Frankrijk

    67

     

    Ierland

    1 204

     

    Nederland

    6

     

    Verenigd Koninkrijk

    527

     

    EG

    1 828

     

    TAC

    1 828

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    VIIb-k, VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    COD/7X7A34

    België

    236

     

    Frankrijk

    4 053

     

    Ierland

    818

     

    Nederland

    34

     

    Verenigd Koninkrijk

    439

     

    EG

    5 580

     

    TAC

    5 580

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schartongen

    Lepidorhombus spp.

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    LEZ/2AC4-C

    België

    5

     

    Denemarken

    4

     

    Duitsland

    4

     

    Frankrijk

    28

     

    Nederland

    22

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 677

     

    EG

    1 740

     

    TAC

    1 740

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schartongen

    Lepidorhombus spp.

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    LEZ/561214

    Spanje

    327

     

    Frankrijk

    1 277

     

    Ierland

    373

     

    Verenigd Koninkrijk

    903

     

    EG

    2 880

     

    TAC

    2 880

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schartongen

    Lepidorhombus spp.

    Zone:

    VII

    LEZ/07.

    België

    494

     

    Spanje

    5 490

     

    Frankrijk

    6 663

     

    Ierland

    3 029

     

    Verenigd Koninkrijk

    2 624

     

    EG

    18 300

     

    TAC

    18 300

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schartongen

    Lepidorhombus spp.

    Zone:

    VIIIabde

    LEZ/8ABDE.

    Spanje

    1 176

     

    Frankrijk

    949

     

    EG

    2 125

     

    TAC

    2 125

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schartongen

    Lepidorhombus spp.

    Zone:

    VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    LEZ/8C3411

    Spanje

    1 171

     

    Frankrijk

    59

     

    Portugal

    39

     

    EG

    1 269

     

    TAC

    1 269

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schar en bot

    Limanda limanda en Platichthys flesus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    D/F/2AC4-C

    België

    466

     

    Denemarken

    1 752

     

    Duitsland

    2 627

     

    Frankrijk

    182

     

    Nederland

    10 594

     

    Zweden

    6

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 473

     

    EG

    17 100

     

    TAC

    17 100

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    ANF/2AC4-C

    België

    365

     

    Denemarken

    804

     

    Duitsland

    393

     

    Frankrijk

    75

     

    Nederland

    276

     

    Zweden

    9

     

    Verenigd Koninkrijk

    8 392

     

    EG

    10 314 (27)

     

    TAC

    10 314 (27)

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    ANF/04-N.

    België

    53

     

    Denemarken

    1 343

     

    Duitsland

    21

     

    Nederland

    19

     

    Verenigd Koninkrijk

    314

     

    EG

    1 750

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    NF/561214

    België

    168

     

    Duitsland

    192

     

    Spanje

    180

     

    Frankrijk

    2 073

     

    Ierland

    469

     

    Nederland

    162

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 442

     

    EG

    4 686 (28)

     

    TAC

    4 686 (28)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    VII

    ANF/07.

    België

    2 445 (29)

     

    Duitsland

    273 (29)

     

    Spanje

    971 (29)

     

    Frankrijk

    15 688 (29)

     

    Ierland

    2 005 (29)

     

    Nederland

    317 (29)

     

    Verenigd Koninkrijk

    4 757 (29)

     

    EG

    26 456 (29)

     

    TAC

    26 456 (29)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    VIIIa,b,d,e

    ANF/8ABDE.

    Spanje

    1 137

     

    Frankrijk

    6 325

     

    EG

    7 462

     

    TAC

    7 462

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zeeduivel

    Lophiidae

    Zone:

    VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    ANF/8C3411

    Spanje

    1 629

     

    Frankrijk

    2

     

    Portugal

    324

     

    EG

    1 955

     

    TAC

    1 955

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

    HAD/3A/BCD

    België

    15

     

    Denemarken

    2 468

     

    Duitsland

    157

     

    Nederland

    3

     

    Zweden

    292

     

    EG

    2 935 (30)

     

    TAC

    3 189

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV

    HAD/2AC4.

    België

    472

     

    Denemarken

    3 248

     

    Duitsland

    2 067

     

    Frankrijk

    3 602

     

    Nederland

    354

     

    Zweden

    229

     

    Verenigd Koninkrijk

    34 574

     

    EG

    44 546 (31)

     

    Noorwegen

    7 016

     

    TAC

    51 850

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (HAD/*04N-)

    EG

    33 350


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    Noorse wateren, bezuiden 62° NB

    HAD/04-N.

    Zweden

    707

     

    EG

    707

     

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    VIb, XII, XIV

    HAD/6B1214

    België

    1

     

    Duitsland

    2

     

    Frankrijk

    66

     

    Ierland

    47

     

    Verenigd Koninkrijk

    481

     

    EG

    597

     

    TAC

    597

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    Vb, VIa (EG-wateren)

    HAD/5BC6A.

    België

    18

     

    Duitsland

    21

     

    Frankrijk

    862

     

    Ierland

    615

     

    Verenigd Koninkrijk

    6 294

     

    EG

    7 810

     

    TAC

    7 810

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    VII , VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    HAD/7/3411

    België

    128

     

    Frankrijk

    7 680

     

    Ierland

    2 560

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 152

     

    EG

    11 520

     

    TAC

    11 520

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de opgegeven hoeveelheden:

     

    VIIa (HAD/*07A.)

    België

    20

    Frankrijk

    92

    Ierland

    552

    Verenigd Koninkrijk

    611

    EG

    1 275

    Bij melding van de vangsten aan de Commissie, moeten de lidstaten de in VIIa gevangen hoeveelheden apart opgeven. Aan land brengen van schelvis uit sector VIIa is verboden wanneer de totale aanvoer meer dan 1 275 ton bedraagt.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    IIIa

    WHG/03A.

    Denemarken

    819

     

    Nederland

    3

     

    Zweden

    88

     

    EG

    910 (32)

     

    TAC

    1 500

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV

    WHG/2AC4.

    België

    531

     

    Denemarken

    2 297

     

    Duitsland

    597

     

    Frankrijk

    3 452

     

    Nederland

    1 328

     

    Zweden

    3

     

    Verenigd Koninkrijk

    9 162

     

    EG

    17 370 (33)

     

    Noorwegen

    2 380 (34)

     

    TAC

    23 800

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (WHG/*04N-)

    EG

    14 512


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    WHG/561214

    Duitsland

    8

     

    Frankrijk

    166

     

    Ierland

    406

     

    Verenigd Koninkrijk

    780

     

    EG

    1 360

     

    TAC

    1 360

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    VIIa

    WHG/07A.

    België

    1

     

    Frankrijk

    15

     

    Ierland

    252

     

    Nederland

    0

     

    Verenigd Koninkrijk

    169

     

    EG

    437

     

    TAC

    437

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    VIIb-k

    WHG/7X7A.

    België

    195

     

    Frankrijk

    11 964

     

    Ierland

    5 544

     

    Nederland

    97

     

    Verenigd Koninkrijk

    2 140

     

    EG

    19 940

     

    TAC

    19 940

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    VIII

    WHG/08.

    Spanje

    1 440

     

    Frankrijk

    2 160

     

    EG

    3 600

     

    TAC

    3 600

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting

    Merlangius merlangus

    Zone:

    IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    WHG/9/3411

    Portugal

    653

     

    EG

    653

     

    TAC

    653

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Wijting en pollak

    Merlangius merlangus en Pollachius pollachius

    Zone:

    Noorse wateren, bezuiden 62° NB

    W/P/04-N.

    Zweden

    190

     

    EG

    190

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Heek

    Merluccius merluccius

    Zone:

    IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

    HKE/3A/BCD

    Denemarken

    1 219

     

    Zweden

    104

     

    EG

    1 323

     

    TAC

    1 323 (35)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Heek

    Merluccius merluccius

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    HKE/2AC4-C

    België

    22

     

    Denemarken

    891

     

    Duitsland

    102

     

    Frankrijk

    197

     

    Nederland

    51

     

    Verenigd Koninkrijk

    278

     

    EG

    1 541

     

    TAC

    1 541 (36)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Heek

    Merluccius merluccius

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV

    HKE/571214

    België

    226

     

    Spanje

    7 257

     

    Frankrijk

    11 206

     

    Ierland

    1 358

     

    Nederland

    146

     

    Verenigd Koninkrijk

    4 424

     

    EG

    24 617

     

    TAC

    24 617 (37)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    VIIIabde (HKE/*8ABDE)

    België

    29

    Spanje

    1 171

    Frankrijk

    1 171

    Ierland

    146

    Nederland

    15

    Verenigd Koninkrijk

    658

    EG

    3 190


    Soort:

    Heek

    Merluccius merluccius

    Zone:

    VIIIa,b,d,e

    HKE/8ABDE.

    België

    7

     

    Spanje

    5 052

     

    Frankrijk

    11 345

     

    Nederland

    15

     

    EG

    16 419

     

    TAC

    16 419 (38)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV (HKE/*57-14)

    België

    1

    Spanje

    1 463

    Frankrijk

    2 635

    Nederland

    4

    EG

    4 103


    Soort:

    Heek

    Merluccius merluccius

    Zone:

    VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    HKE/8C3411

    Spanje

    4 263

     

    Frankrijk

    409

     

    Portugal

    1 989

     

    EG

    6 661

     

    TAC

    6 661

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    WHB/04-N.

    Denemarken

    18 050

     

    Verenigd Koninkrijk

    950

     

    EG

    19 000

     

    TAC

    2 000 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIabde, XII en XIV (EG-wateren en internationale wateren)

    WHB/1 X 14

    Denemarken

    52 529 (43)

     

    Duitsland

    20 424 (43)

     

    Spanje

    44 533 (43)

     

    Frankrijk

    36 556 (43)

     

    Ierland

    40 677 (43)

     

    Nederland

    64 053 (43)

     

    Portugal

    4 137 (43)

     

    Zweden

    12 994 (43)

     

    Verenigd Koninkrijk

    68 161 (43)

     

    EG

    344 063 (43)

     

    Noorwegen

    152 442 (39)  (40)

     

    Faeröer

    45 000 (41)  (42)

     

    TAC

    2 000 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    VIIIc, IX, X, CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

    WHB/8c3411.

    Spanje

    46 795 (44)

     

    Portugal

    11 699 (44)

     

    EG

    58 494 (44)

     

    TAC

    2 000 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    EG-wateren van II, IVa (46), V, VI (47), VII (48)

    WHB/24A567

    Noorwegen

    320 189 (45)

     

    TAC

    2 000 000

     


    Soort:

    Tongschar en witje

    Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    L/W/2AC4-C

    België

    334

     

    Denemarken

    921

     

    Duitsland

    118

     

    Frankrijk

    252

     

    Nederland

    767

     

    Zweden

    10

     

    Verenigd Koninkrijk

    3 773

     

    EG

    6 175

     

    TAC

    6 175

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe leng

    Molva dypterigia

    Zone:

    IIa, IV, Vb, VI, VII (EG-wateren)

    BLI/2A47-C

    EG

    Niet relevant (49)

     

    Noorwegen

    200

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Blauwe leng

    Molva dypterigia

    Zone:

    EG-wateren van de zones VIa (benoorden 56° 30' NB), VIb

    BLI/6AN6B.

    Faeröer

    400 (50)

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

    LIN/1/2.

    Denemarken

    10

     

    Duitsland

    10

     

    Frankrijk

    10

     

    Verenigd Koninkrijk

    10

     

    Others (51)

    5

     

    EG

    45

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    III (EG-wateren)

    LIN/03.

    België

    10

     

    Denemarken

    76

     

    Duitsland

    10

     

    Zweden

    30

     

    Verenigd Koninkrijk

    10

     

    EG

    136

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    IV (EG-wateren)

    LIN/04.

    België

    25

     

    Denemarken

    397

     

    Duitsland

    246

     

    Frankrijk

    221

     

    Nederland

    8

     

    Zweden

    17

     

    Verenigd Koninkrijk

    3 052

     

    EG

    3 966

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    V (EG-wateren en internationale wateren)

    LIN/05.

    België

    12

     

    Denemarken

    9

     

    Duitsland

    9

     

    Frankrijk

    9

     

    Verenigd Koninkrijk

    9

     

    EG

    48

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van de zones VI, VII,VIII, IX, X, XII, XIV

    LIN/6X14.

    België

    56

     

    Denemarken

    10

     

    Duitsland

    204

     

    Spanje

    4 124

     

    Frankrijk

    4 397

     

    Ierland

    1 102

     

    Portugal

    10

     

    Verenigd Koninkrijk

    5 063

     

    EG

    14 966

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI, VII

    LIN/2A47-C

    EG

    Niet relevant (52)

     

    Noorwegen

    6 800 (53)  (54)

     

    Faeröer

    300 (55)  (56)

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng

    Molva molva

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    LIN/04-N.

    België

    7

     

    Denemarken

    878

     

    Duitsland

    25

     

    Frankrijk

    10

     

    Nederland

    1

     

    Verenigd Koninkrijk

    79

     

    EG

    1 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    IIIa (EG-wateren), IIIbcd (EG-wateren)

    NEP/3A/BCD

    Denemarken

    3 800

     

    Duitsland

    11

     

    Zweden

    1 359

     

    EG

    5 170

     

    TAC

    5 170

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    NEP/2AC4-C

    België

    1 472

     

    Denemarken

    1 472

     

    Duitsland

    22

     

    Frankrijk

    43

     

    Nederland

    758

     

    Verenigd Koninkrijk

    24 380

     

    EG

    28 147

     

    TAC

    28 147

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    NEP/04-N.

    Denemarken

    1 230

     

    Duitsland

    1

     

    Verenigd Koninkrijk

    69

     

    EG

    1 300

     

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI

    NEP/5BC6.

    Spanje

    36

     

    Frankrijk

    143

     

    Ierland

    239

     

    Verenigd Koninkrijk

    17 257

     

    EG

    17 675

     

    TAC

    17 675

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    VII

    NEP/07.

    Spanje

    1 290

     

    Frankrijk

    5 228

     

    Ierland

    7 928

     

    Verenigd Koninkrijk

    7 052

     

    EG

    21 498

     

    TAC

    21 498

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    VIIIa,b,d,e

    NEP/8ABDE.

    Spanje

    242

     

    Frankrijk

    3 788

     

    EG

    4 030

     

    TAC

    4 030

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    VIIIc

    NEP/08C.

    Spanje

    140

     

    Frankrijk

    6

     

    EG

    146

     

    TAC

    146

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Langoustine

    Nephrops norvegicus

    Zone:

    IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    NEP/9/3411

    Spanje

    122

     

    Portugal

    364

     

    EG

    486

     

    TAC

    486

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    IIIa

    PRA/03A.

    Denemarken

    3 887

     

    Zweden

    2 094

     

    EG

    5 981

     

    TAC

    11 200

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    PRA/2AC4-C

    Denemarken

    3 700

     

    Nederland

    35

     

    Zweden

    149

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 096

     

    EG

    4 980

     

    TAC

    4 980

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    Noorse wateren, bezuiden 62° NB

    PRA/04-N.

    Denemarken

    900

     

    Zweden

    158 (57)

     

    EG

    1 058

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Peneide garnalen

    Penaeus spp

    Zone:

    Frans-Guyana

    PEN/FGU.

    Frankrijk

    4 000 (58)

     

    EG

    4 000 (58)

     

    Barbados

    24 (58)

     

    Guyana

    24 (58)

     

    Suriname

    0 (58)

     

    Trinidad en Tobago

    60 (58)

     

    TAC

    4 108 (58)

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    Skagerrak

    PLE/03AN.

    België

    46

     

    Denemarken

    5 979

     

    Duitsland

    31

     

    Nederland

    1 150

     

    Zweden

    320

     

    EG

    7 526

     

    TAC

    7 680

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    Kattegat

    PLE/03AS.

    Denemarken

    1 709

     

    Duitsland

    19

     

    Zweden

    192

     

    EG

    1 920

     

    TAC

    1 920

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV

    PLE/2AC4.

    België

    3 435

     

    Denemarken

    11 164

     

    Duitsland

    3 220

     

    Frankrijk

    644

     

    Nederland

    21 470

     

    Verenigd Koninkrijk

    15 887

     

    EG

    55 820

     

    Noorwegen

    1 621

     

    TAC

    57 441

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (PLE/*04N-)

    EG

    22 905


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    PLE/561214

    Frankrijk

    22

     

    Ierland

    287

     

    Verenigd Koninkrijk

    477

     

    EG

    786

     

    TAC

    786

    Precautionary TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIIa

    PLE/07A.

    België

    41 (59)

     

    Frankrijk

    18 (59)

     

    Ierland

    1 051 (59)

     

    Nederland

    13 (59)

     

    Verenigd Koninkrijk

    485 (59)

     

    EG

    1 608 (59)

     

    TAC

    1 608 (59)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIIb,c

    PLE/7BC.

    Frankrijk

    29

     

    Ierland

    115

     

    EG

    144

     

    TAC

    144

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIId,e

    PLE/7DE.

    België

    843

     

    Frankrijk

    2 810

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 498

     

    EG

    5 151

     

    TAC

    5 151

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIIf,g

    PLE/7FG.

    België

    118

     

    Frankrijk

    213

     

    Ierland

    33

     

    Verenigd Koninkrijk

    112

     

    EG

    476

     

    TAC

    476

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIIh,j,k

    PLE/7HJK.

    België

    25

     

    Frankrijk

    50

     

    Ierland

    172

     

    Nederland

    99

     

    Verenigd Koninkrijk

    50

     

    EG

    396

     

    TAC

    396

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Schol

    Pleuronectes platessa

    Zone:

    VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    PLE/8/3411

    Spanje

    75

     

    Frankrijk

    298

     

    Portugal

    75

     

    EG

    448

     

    TAC

    448

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Pollak

    Pollachius pollachius

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    POL/561214

    Spanje

    6

     

    Frankrijk

    216

     

    Ierland

    63

     

    Verenigd Koninkrijk

    165

     

    EG

    450

     

    TAC

    450

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Pollak

    Pollachius pollachius

    Zone:

    VII

    POL/07.

    België

    476

     

    Spanje

    29

     

    Frankrijk

    10 959

     

    Ierland

    1 168

     

    Verenigd Koninkrijk

    2 668

     

    EG

    15 300

     

    TAC

    15 300

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Pollak

    Pollachius pollachius

    Zone:

    VIIIa,b,d,e

    POL/8ABDE.

    Spanje

    286

     

    Frankrijk

    1 394

     

    EG

    1 680

     

    TAC

    1 680

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Pollak

    Pollachius pollachius

    Zone:

    VIIIc

    POL/08C.

    Spanje

    236

     

    Frankrijk

    26

     

    EG

    262

     

    TAC

    262

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Pollak

    Pollachius pollachius

    Zone:

    IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    POL/9/3411

    Spanje

    278

     

    Portugal

    10

     

    EG

    288

     

    TAC

    288

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IIIa, IIIbcd (EG-wateren), IV

    POK/2A34.

    België

    43

     

    Denemarken

    5 111

     

    Duitsland

    12 906

     

    Frankrijk

    30 374

     

    Nederland

    129

     

    Zweden

    702

     

    Verenigd Koninkrijk

    9 895

     

    EG

    59 160

     

    Noorwegen

    64 090 (60)

     

    TAC

    123 250

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    POK/561214

    Duitsland

    798

     

    Frankrijk

    7 930

     

    Ierland

    467

     

    Verenigd Koninkrijk

    3 592

     

    EG

    12 787

     

    TAC

    12 787

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    VII, VIII, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    POK/7X1034

    België

    12

     

    Frankrijk

    2 666

     

    Ierland

    1 333

     

    Verenigd Koninkrijk

    727

     

    EG

    4 738

     

    TAC

    4 738

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tarbot en griet

    Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    T/B/2AC4-C

    België

    317

     

    Denemarken

    677

     

    Duitsland

    173

     

    Frankrijk

    82

     

    Nederland

    2 401

     

    Zweden

    5

     

    Verenigd Koninkrijk

    668

     

    EG

    4 323

     

    TAC

    4 323

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roggen

    Rajidae

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    SRX/2AC4-C

    België

    461

     

    Denemarken

    18

     

    Duitsland

    23

     

    Frankrijk

    72

     

    Nederland

    393

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 770

     

    EG

    2 737

     

    TAC

    2 737

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    IIa (EG-wateren) IV, VI (EG-wateren en internationale wateren)

    GHL/2A-C46

    Denemarken

    8

     

    Duitsland

    14

     

    Estonia

    8

     

    Spanje

    8

     

    Frankrijk

    130

     

    Ierland

    8

     

    Litouwen

    8

     

    Poland

    8

     

    Verenigd Koninkrijk

    510

     

    EG

    1 052 (61)

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Makreel

    Scomber scombrus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IIIa, IIIb,c,d (EG-wateren), IV

    MAC/2A34.

    België

    154

     

    Denemarken

    12 287

     

    Duitsland

    160

     

    Frankrijk

    483

     

    Nederland

    487

     

    Zweden

    3 599 (62)  (63)

     

    Verenigd Koninkrijk

    451

     

    EG

    17 621 (62)

     

    Noorwegen

    30 178 (64)

     

    TAC

    415 824 (65)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    IIIa MAC/*03A.

    IIIa, IVb,c MAC/*3A4BC

    IVb MAC/*04B.

    IVc MAC/*04C

    IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2006 MAC/*2A6

    Denemarken

     

    4 130

     

     

    4 020

    Frankrijk

     

    467

     

     

     

    Nederland

     

    470

     

     

     

    Zweden

     

     

    390

    10

     

    Verenigd Koninkrijk

     

    435

     

     

     

    Noorwegen

    3 000

     

     

     

     


    Soort:

    Makreel

    Scomber scombrus

    Zone:

    IIa (niet-EG-wateren), Vb(EG-wateren), VI, VII, VIIIabde, XII, XIV

    MAC/2CX14

    Duitsland

    14 369

     

    Spanje

    20

     

    Estland

    119

     

    Frankrijk

    9 580

     

    Ierland

    47 894

     

    Letland

    88

     

    Litouwen

    88

     

    Nederland

    20 954

     

    Polen

    1 012

     

    Verenigd Koninkrijk

    131 713

     

    EG

    225 837

     

    Noorwegen

    9 000 (66)

     

    Faeröer

    3 496 (67)

     

    TAC

    415 824 (68)

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota, mag in onderstaande zones niet meer dan de volgende hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

     

    IVa (EC waters) MAC/*04A-C

    Duitsland

    4 336

    Frankrijk

    2 891

    Ierland

    14 453

    Nederland

    6 323

    Verenigd Koninkrijk

    39 748

    EG

    67 751

    Faeröer

    9 000

    Noorwegen

    1 055 ()

    ()  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.


    Soort:

    Makreel

    Scomber scombrus

    Zone:

    VIIIc, IX, X, CEGAF 34.1.1 (EG-wateren)

    MAC/8C3411

    Spanje

    21 574 (70)

     

    Frankrijk

    143 (70)

     

    Portugal

    4 459 (70)

     

    EG

    26 176

     

    TAC

    26 176

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    VIIIb (MAC/*08B.)

    Spanje

    1 812

    Frankrijk

    12

    Portugal

    374


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    IIIa, IIIbcd (EG-wateren)

    SOL/3A/BCD

    Denemarken

    755

     

    Duitsland

    44

     

    Nederland

    73

     

    Zweden

    28

     

    EG

    900

     

    TAC

    900

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    II, IV (EG-wateren)

    SOL/24.

    België

    1 456

     

    Denemarken

    666

     

    Duitsland

    1 165

     

    Frankrijk

    291

     

    Nederland

    13 143

     

    Verenigd Koninkrijk

    749

     

    EG

    17 470

     

    Noorwegen

    200

     

    TAC

    17 670

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, XII, XIV

    SOL/561214

    Ierland

    54

     

    Verenigd Koninkrijk

    14

     

    EG

    68

     

    TAC

    68

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIIa

    SOL/07A.

    België

    474

     

    Frankrijk

    6

     

    Ierland

    117

     

    Nederland

    150

     

    Verenigd Koninkrijk

    213

     

    EG

    960

     

    TAC

    960

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIIb,c

    SOL/7BC.

    Frankrijk

    10

     

    Ierland

    54

     

    EG

    64

     

    TAC

    64

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIId

    SOL/07D.

    België

    1 540

     

    Frankrijk

    3 080

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 100

     

    EG

    5 720

     

    TAC

    5 720

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIIe

    SOL/07E.

    België

    33

     

    Frankrijk

    354

     

    Verenigd Koninkrijk

    553

     

    EG

    940

     

    TAC

    940

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIIf,g

    SOL/7FG.

    België

    594

     

    Frankrijk

    59

     

    Ierland

    30

     

    Verenigd Koninkrijk

    267

     

    EG

    950

     

    TAC

    950

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Tong

    Solea solea

    Zone:

    VIIh,j,k

    SOL/7HJK.

    België

    54

     

    Frankrijk

    108

     

    Ierland

    293

     

    Nederland

    87

     

    Verenigd Koninkrijk

    108

     

    EG

    650

     

    TAC

    650

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Sprot

    Sprottus Sprottus

    Zone:

    IIIa

    SPR/03A.

    Denemarken

    34 843

     

    Duitsland

    73

     

    Zweden

    13 184

     

    EG

    48 100

     

    TAC

    52 000

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Sprot

    Sprottus Sprottus

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    SPR/2AC4-C

    België

    3 033

     

    Denemarken

    240 068

     

    Duitsland

    3 033

     

    Frankrijk

    3 033

     

    Nederland

    3 033

     

    Zweden

    1 330 (71)

     

    Verenigd Koninkrijk

    10 010

     

    EG

    263 540

     

    Noorwegen

    10 000 (72)

     

    Faeröer

    9 160 (73)

     

    TAC

    282 700 (74)

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Sprot

    Sprottus Sprottus

    Zone:

    VIIde

    SPR/7DE.

    België

    31

     

    Denemarken

    1 997

     

    Duitsland

    31

     

    Frankrijk

    430

     

    Nederland

    430

     

    Verenigd Koninkrijk

    3 226

     

    EG

    6 144

     

    TAC

    6 144

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Doornhaai

    Squalus acanthias

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    DGS/2AC4-C

    België

    16

     

    Denemarken

    93

     

    Duitsland

    17

     

    Frankrijk

    30

     

    Nederland

    26

     

    Zweden

    1

     

    Verenigd Koninkrijk

    778

     

    EG

    691

     

    Noorwegen

    90 (75)

     

    TAC

    1 051

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IV (EG-wateren)

    JAX/2AC4-C

    België

    64

     

    Denemarken

    27 784

     

    Duitsland

    2 095

     

    Frankrijk

    44

     

    Ierland

    1 612

     

    Nederland

    4 507

     

    Zweden

    750

     

    Verenigd Koninkrijk

    4 101

     

    EG

    40 957

     

    Noorwegen

    1 600 (76)

     

    Faeröer

    713 (77)

     

    TAC

    42 727

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    Vb (EG-wateren), VI, VII, VIIIa,b,d,e, XII, XIV

    JAX/578/14

    Denemarken

    12 273

     

    Duitsland

    9 809

     

    Spanje

    13 396

     

    Frankrijk

    6 482

     

    Ierland

    31 934

     

    Nederland

    46 801

     

    Portugal

    1 296

     

    Verenigd Koninkrijk

    13 266

     

    EG

    135 257

     

    Faeröer

    2 287 (78)  (79)

     

    TAC

    137 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    VIIIc, IX

    JAX/8C9.

    Spanje

    29 587 (80)

     

    Frankrijk

    377 (80)

     

    Portugal

    25 036 (80)

     

    EG

    55 000

     

    TAC

    55 000

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    X, CEGAF (81)

    JAX/X34PRT

    Portugal

    3 200 (82)

     

    EG

    3 200

     

    TAC

    3 200

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    CEGAF (EG-wateren) (83)

    JAX/341PRT

    Portugal

    1 280 (84)

     

    EG

    1 280

     

    TAC

    1 280

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Horsmakrelen

    Trachurus spp.

    Zone:

    CEGAF (EG-wateren) (85)

    JAX/341SPN

    Spanje

    1 280

     

    EG

    1 280

     

    TAC

    1 280

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kever

    Trisopterus esmarki

    Zone:

    IIa (EG-wateren), IIIa, IV (EG-wateren)

    NOP/2A3A4.

    Denemarken

    0

     

    Duitsland

    0

     

    Nederland

    0

     

    EG

    0

     

    Noorwegen

    1 000 (86)

     

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kever

    Trisopterus esmarki

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    NOP/04-N.

    Denemarken

    4 750 (87)  (88)

     

    Verenigd Koninkrijk

    250 (87)  (88)

     

    EG

    5 000 (87)  (88)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Industriële visserij

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    I/F/04-N.

    Zweden

    800 (89)  (90)

     

    EG

    800

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Gecombineerde quota

    Zone:

    EG-wateren van de zones Vb, VI, VII

    R/G/5B67-C

    EG

    Niet relevant

     

    Noorwegen

    140 (91)

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Andere soorten

    Zone:

    IV (Noorse wateren)

    OTH/04-N.

    België

    38

     

    Denemarken

    3 500

     

    Duitsland

    395

     

    Frankrijk

    162

     

    Nederland

    280

     

    Zweden

    Niet relevant (92)

     

    Verenigd Koninkrijk

    2 625

     

    EG

    7 000 (93)

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Andere soorten

    Zone:

    EG-wateren van de zones IIa, IV, VIa benoorden 56° 30'NB

    OTH/2A46AN

    EG

    Niet relevant

     

    Noorwegen

    4 720 (94)  (95)

     

    Faeröer

    400 (96)

     

    TAC

    Niet relevant

     


    (1)  Kan in de loop van 2006 worden herzien

    (2)  Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het VK bij Shetland, Fair Isle en Foula.

    (3)  Behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

    (4)  Te vangen in de Noordzee.

    (5)  Kan in de loop van 2006 worden herzien.

    (6)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

    (7)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII zijn toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

    (8)  Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn 6 800 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen.

    (9)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

    (10)  Te vangen in het Skagerrak. In het westen begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust.

    (11)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanvoer van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-sectoren IVa en IVb.

    (12)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren bezuiden 62° NB (HER/*04N-)

    EG

    50 000

    (13)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

    (14)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

    (15)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

    (16)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

    (17)  Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51°56' NB, 1°19,1' OL) tot 51°33' NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.

    (18)  Tot 50% van dit quotum mag worden overgedragen naar ICES-sector IVb. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (HER*04B).

    (19)  Bedoeld is het haringbestand in sector VIa, benoorden 56°00' NB, en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07°00' WL en benoorden 55°00' NB, met uitzondering van de Clyde.

    (20)  Mag enkel worden gevangen in sector VI a benoorden 56°30° NB.

    (21)  Bedoeld is het haringbestand in ICES-sector VI a, ten zuiden van 56°00° NB en ten westen van 07°00° WL.

    (22)  Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een loxodroom tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.

    (23)  ICES-sector VIIa wordt verkleind met de zone die wordt toegevoegd aan sector VIIg,h,j,k en die wordt begrensd:

    in het noorden, door de breedtegraad op 52° 30' NB,

    in het zuiden door de breedtegraad op 52°00' NB,

    in het westen door de kust van Ierland,

    in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

    (24)  ICES-sector VIIg,h,j,k wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd:

    in het noorden door 52° 30'NB,

    in het zuiden door 52° 00'NB,

    in het westen door de kust van Ierland,

    in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

    (25)  Mag niet voor 1 maart 2006 worden gevangen. TAC kan in 2006 in het licht van nieuw wetenschappelijk advies worden herzien.

    (26)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (COD/*04N-)

    EG

    16 740

    (27)  Voorlopige TAC: De definitieve TAC wordt vastgesteld in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006.

    (28)  Voorlopige TAC: De definitieve TAC wordt vastgesteld in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006.

    (29)  Hiervan mag tot 5% in de Zone VIII a,b,d,e worden gevangen.

    (30)  Exclusief naar schatting 239 ton industriële bijvangst.

    (31)  Exclusief naar schatting 578 ton industriële bijvangst.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (HAD/*04N-)

    EG

    33 350

    (32)  Exclusief naar schatting 750 ton industriële bijvangst.

    (33)  Exclusief naar schatting 4 050 ton industriële bijvangst.

    (34)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Noorse wateren (WHG/*04N-)

    EG

    14 512

    (35)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

    (36)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

    (37)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    VIIIabde (HKE/*8ABDE)

    België

    29

    Spanje

    1 171

    Frankrijk

    1 171

    Ierland

    146

    Nederland

    15

    Verenigd Koninkrijk

    658

    EG

    3 190

    (38)  Binnen een globale TAC van 43 900 ton voor het noordelijke heekbestand.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    Vb (EG-wateren), VI, VII, XII, XIV (HKE/*57-14)

    België

    1

    Spanje

    1 463

    Frankrijk

    2 635

    Nederland

    4

    EG

    4 103

    (39)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56°30'NB, VIb, VII ten westen van 12°WL.

    (40)  Waarvan tot 500 ton mag bestaan uit zilvervis (Argentina spp.).

    (41)  Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilvervis (Argentina spp.) bevatten.

    (42)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones VIa ten noorden van 56°30'NB, VIb, VII ten westen van 12°WL.

    (43)  Waarvan tot 61% mag worden vervangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen.

    (44)  Waarvan tot 61% mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen.

    (45)  In mindering te brengen op de vangstbeperkingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

    (46)  In zone IVa mag ten hoogste 80 047 ton worden gevangen.

    (47)  Benoorden 56°30' NB.

    (48)  Bewesten 12°00' WL.

    (49)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

    (50)  Te vangen met de trawl, bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

    (51)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

    (52)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2270/2004.

    (53)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in de deelgebieden Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de deelgebieden Vb, VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

    (54)  Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn 6 800 ton leng; en 4 000 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de deelgebieden VI en VII worden gevangen.

    (55)  Inclusief blauwe leng en torsk. In de sectoren VIa (benoorden 56°30' NB) en VIb mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen.

    (56)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 20% per vaartuig in deelgebied VI is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in deelgebied VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton.

    (57)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

    (58)  Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.

    (59)  Tussen 1 juni en 30 september mag 15% extra worden gevangen.

    (60)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) en IIIa worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

    (61)  Waarvan 350 ton wordt toegewezen aan Noorwegen. Deze hoeveelheid moet worden gevangen in wateren van de Gemeenschap in sector IIa en deelgebied VI. In deelgebied VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevist.

    (62)  Inclusief 275 ton te vangen in Noorse wateren van ICES-deelgebied IV (MAC/*04N-).

    (63)  Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

    (64)  Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel (“access quota”). Dit quotum mag enkel in sector IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in sector IIIa.

    (65)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    IIIa MAC/*03A.

    IIIa, IVb,c MAC/*3A4BC

    IVb MAC/*04B.

    IVc MAC/*04C

    IIa (niet-EG-wateren), VI, van 1 januari tot en met 31 maart 2006 MAC/*2A6

    Denemarken

     

    4 130

     

     

    4 020

    Frankrijk

     

    467

     

     

     

    Nederland

     

    470

     

     

     

    Zweden

     

     

    390

    10

     

    Verenigd Koninkrijk

     

    435

     

     

     

    Noorwegen

    3 000

     

     

     

     

    (66)  Mag alleen worden gevist in IIa, VIa (benoorden 56°30' NB), IVa, VIId, e, f, h.

    (67)  Waarvan 1 055 ton mag worden gevangen in sector IVa benoorden 59° NB (EG-zone) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. 2 908 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag het gehele jaar worden gevangen in ICES-sector VIa (benoorden 56°30° NB), en/of in ICES-sectoren VIIefh en/of in ICES-sector IVa.

    (68)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota, mag in onderstaande zones niet meer dan de volgende hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

     

    IVa (EC waters) MAC/*04A-C

    Duitsland

    4 336

    Frankrijk

    2 891

    Ierland

    14 453

    Nederland

    6 323

    Verenigd Koninkrijk

    39 748

    EG

    67 751

    Faeröer

    9 000

    Noorwegen

    1 055 ()

    ()  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

    (69)  Benoorden 59° NB (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

    (70)  De hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in ICES-sector VIIIabd worden gevangen, tot een maximum van 25% van het quotum van de gevende lidstaat (MAC/*8ABD.).

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

     

    VIIIb (MAC/*08B.)

    Spanje

    1 812

    Frankrijk

    12

    Portugal

    374

    (71)  Met inbegrip van zandspiering.

    (72)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist.

    (73)  Deze hoeveelheid mag worden gevangen in deelgebied IV en in sector VIa ten noorden van 56°30'NB. Het quotum omvat een maximale bijvangst van 1 832 ton haring. Wanneer dat bijvangstquotum is opgevist, is de visserij door de Faeröer met vistuig met een maaswijdte kleinder dan 32 mm in de communautaire wateren verboden. Bijvangst van blauwe wijting wordt in mindering gebracht op het quotum wijting voor de zones VIa, VIb en VII.

    (74)  Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2006 worden vastgesteld.

    (75)  Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai, zwarte doornhaai, vogelbekhondshaai, donkere doornhaai, grote lantaarnhaai, gladde lantaarnhaai en Portugese hondshaai. Mag enkel in ICES-deelgebieden IV, VI en VII worden gevist.

    (76)  Mag enkel in deelgebied IV (EG-wateren) worden gevist.

    (77)  Binnen een totaal quotum van 3 000 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30’NB) en VIIe,f,h.

    (78)  Mag enkel worden gevangen in ICES-gebieden IV, VIa (benoorden 56°30' NB) en VIIe, f, h.

    (79)  Binnen een totaal quotum van 3 000 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56°30’NB) en VIIe,f,h.

    (80)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

    (81)  Wateren grenzend aan de Azoren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.

    (82)  Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

    (83)  Wateren grenzend aan Madeira onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Portugal.

    (84)  Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

    (85)  Wateren grenzend aan de Canarische eilanden onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Spanje.

    (86)  Mag enkel worden gevangen in sector VIa benoorden 56°30’ NB.

    (87)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel.

    (88)  Enkel als bijvangst.

    (89)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

    (90)  Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel.

    (91)  Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van coelorhynchus rhumchus coelo, mora-mora en gaffelkabeljauw.

    (92)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor andere soorten.

    (93)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

    (94)  Beperkt tot IIa en IV. Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijtakken

    (95)  In de gebieden IV en VIa beperkt tot bijvangsten van witvis.

    (96)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

    BIJLAGE I B

    NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

    ICES-gebieden I, II, IIIa, IV, V, XII, XIV en NAFO 0, 1 (wateren van Groenland)

    Soort:

    Sneeuwkrabben

    Chionoecetes spp.

    Zone:

    NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

    PCR/ N01GRN

    Ierland

    125

     

    Spanje

    875

     

    EG

    1 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grenadiervis

    Coryphaenoides rupestris

    Zone:

    NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

    RNG/N01GRN

    Duitsland

    0

     

    EG

    192 (1)

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grenadiervis

    Coryphaenoides rupestris

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren)

    RNG/514GRN

    Duitsland

    0

     

    Verenigd Koninkrijk

    0

     

    EG

    285 (2)

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Haring

    Clupea harengus

    Zone:

    EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

    HER/1/2.

    België

    22

     

    Denemarken

    21 243

     

    Duitsland

    3 720

     

    Spanje

    70

     

    Frankrijk

    917

     

    Ierland

    5 499

     

    Nederland

    7 602

     

    Polen

    1 075

     

    Portugal

    70

     

    Finland

    329

     

    Zweden

    7 872

     

    Verenigd Koninkrijk

    13 581

     

    EG

    62 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    COD/1N2AB.

    Duitsland

    2 286

     

    Griekenland

    283

     

    Spanje

    2 550

     

    Ierland

    283

     

    Frankrijk

    2 098

     

    Portugal

    2 550

     

    Verenigd Koninkrijk

    8 869

     

    EG

    18 920

     

    TAC

    457 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    NAFO 0, 1 (incl.V, XIV (Groenlandse wateren))

    COD/N01514

    Duitsland

    0

     

    Verenigd Koninkrijk

    0

     

    EG

    0

     

    TAC

    0

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    I, II b

    COD/1/2B.

    Duitsland

    3 023

     

    Spanje

    7 814

     

    Frankrijk

    1 290

     

    Polen

    1 417

     

    Portugal

    1 650

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 936

     

    All Member States

    100 (3)

     

    EG

    17 229 (4)

     

    TAC

    457 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Kabeljauw en schelvis

    Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    C/H/05B-F.

    Duitsland

    10

     

    Frankrijk

    60

     

    Verenigd Koninkrijk

    430

     

    EG

    500

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Heilbot

    Hippoglossus hippoglossus

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren)

    HAL/514GRN

    Portugal

    800

     

    EG

    1 000 (5)  (6)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Heilbot

    Hippoglossus hippoglossus

    Zone:

    NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

    HAL/N01GRN

    EG

    200 (7)  (8)

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Lodde

    Mallotus villosus

    Zone:

    IIb

    CAP/02B.

    EG

    0

     

    TAC

    0

     


    Soort:

    Lodde

    Mallotus villosus

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren)

    CAP/514GRN

    All Member States

    0

     

    EG

    0

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    HAD/1N2AB.

    Duitsland

    591

     

    Frankrijk

    355

     

    Verenigd Koninkrijk

    1 814

     

    EG

    2 760

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    WHB/1/2-N.

    Duitsland

    500

     

    Frankrijk

    500

     

    EG

    1 000

     

    TAC

    2 000 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    WHB/05B-F.

    Denemarken

    7 040

     

    Duitsland

    480

     

    Frankrijk

    768

     

    Nederland

    672

     

    Verenigd Koninkrijk

    7 040

     

    EG

    16 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Leng en blauwe leng

    Molva molva en Molva dypterigia

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    B/L/05B-F.

    Duitsland

    898 (9)

     

    Frankrijk

    1 992 (9)

     

    Verenigd Koninkrijk

    175 (9)

     

    EG

    3 065 (9)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren)

    PRA/514GRN

    Denemarken

    887

     

    Frankrijk

    887

     

    EG

    5 675 (10)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

    PRA/ N01GRN

    Denemarken

    2 000

     

    Frankrijk

    2 000

     

    EG

    4 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    POK/1N2AB.

    Duitsland

    2 880

     

    Frankrijk

    463

     

    Verenigd Koninkrijk

    257

     

    EG

    3 600

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    I, II (International waters )

    POK/1/2INT

    EG

    0

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Koolvis

    Pollachius virens

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    POK/05B-F.

    België

    56

     

    Duitsland

    347

     

    Frankrijk

    1 691

     

    Nederland

    56

     

    Verenigd Koninkrijk

    650

     

    EG

    2 800

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    GHL/1N2AB.

    Duitsland

    37

     

    Verenigd Koninkrijk

    37

     

    EG

    75

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    I, II (Internationale wateren)

    GHL/1/2INT

    EG

    0

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren)

    GHL/514GRN

    Duitsland

    5 154

     

    Verenigd Koninkrijk

    271

     

    EG

    6 300 (11)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    NAFO 0,1 (Groenlandse wateren)

    GHL/N01GRN

    Duitsland

    550

     

    EG

    1 500 (12)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Makreel

    Scomber scombrus

    Zone:

    IIa (Noorse wateren)

    MAC/02A-N.

    Denemarken

    9 000 (13)

     

    EG

    9 000 (13)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Makreel

    Scomber scombrus

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    MAC/05B-F.

    Denemarken

    2 908 (14)

     

    EG

    2 908

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    V, XII, XIV (15)  (16)

    RED/51214.

    Estland

    284 (16)  (17)

     

    Duitsland

    5 772 (16)  (17)

     

    Spanje

    1 014 (16)  (17)

     

    Frankrijk

    539 (16)  (17)

     

    Ierland

    2 (16)  (17)

     

    Letland

    103 (16)  (17)

     

    Nederland

    3 (16)  (17)

     

    Polen

    520 (16)  (17)

     

    Portugal

    1 212 (16)  (17)

     

    Verenigd Koninkrijk

    14 (16)

     

    EG

    9 463 (16)

     

    TAC

    62 416

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    RED/1N2AB.

    Duitsland

    766 (18)

     

    Spanje

    95 (18)

     

    Frankrijk

    84 (18)

     

    Portugal

    405 (18)

     

    Verenigd Koninkrijk

    150 (18)

     

    EG

    1 500 (18)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    V, XIV (Groenlandse wateren))

    RED/514GRN

    Duitsland

    9 356

     

    Frankrijk

    47

     

    Verenigd Koninkrijk

    66

     

    EG

    13 229 (19)  (20)  (21)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    Va (IJslandse wateren)

    RED/05A-IS

    België

    0 (22)  (23)  (24)

     

    Duitsland

    0 (22)  (23)  (24)

     

    Frankrijk

    0 (22)  (23)  (24)

     

    Verenigd Koninkrijk

    0 (22)  (23)  (24)

     

    EG

    0 (22)  (23)  (24)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    RED/05B-F.

    België

    21

     

    Duitsland

    2 761

     

    Frankrijk

    186

     

    Verenigd Koninkrijk

    32

     

    EG

    3 000

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Bijvangst

    Zone:

    NAFO 0, 1 (Groenlandse wateren)

    XBC/ N01GRN

    EG

    2 000 (25)

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Andere soorten (26)

    Zone:

    I, II (Noorse wateren)

    OTH/1N2AB.

    Duitsland

    150 (26)

     

    Frankrijk

    60 (26)

     

    Verenigd Koninkrijk

    240 (26)

     

    EG

    450 (26)

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Andere soorten (27)

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren)

    OTH/05B-F.

    Duitsland

    305

     

    Frankrijk

    275

     

    Verenigd Koninkrijk

    180

     

    EG

    760

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Platvis

    Zone:

    Vb (Faeröer-wateren

    FLX/05B-F.

    Duitsland

    81

     

    Frankrijk

    63

     

    Verenigd Koninkrijk

    306

     

    EG

    450

     

    TAC

    Niet relevant

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    (1)  Waarvan 192 ton toegewezen aan Noorwegen.

    (2)  Waarvan 285 ton toegewezen aan Noorwegen.

    (3)  Uitgezonderd Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

    (4)  De toewijzing van het aandeel van het beschikbare kabeljauwbestand aan de Gemeenschap in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.

    (5)  Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

    (6)  Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.

    (7)  Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

    (8)  Indien in de trawlvisserij op kabeljauw en roodbaars dit quotum voor heilbot wordt overschreden als gevolg van bijvangsten van heilbot, zullen de Groenlandse autoriteiten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de visserij op kabeljauw en roodbaars kan blijven doorgaan totdat de respectieve quota zijn opgebruikt.

    (9)  Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

    (10)  Waarvan 2 750 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 ton aan de Faeröer.

    (11)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer.

    (12)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer.

    (13)  Mag ook worden gevangen in deelgebied IV (Noorse wateren) en in sector IIa (internationale wateren)(MAC/*4N-2A).

    (14)  Mag in sector IVa (EG-wateren) worden gevangen.(MAC/*04A.).

    (15)  EG-wateren en internationale wateren.

    (16)  Mag worden gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF en 3K van het gereglementeerde gebied van de NAFO, maar zal in mindering worden gebracht op de quota voor V, XII en XIV binnen een totaal quotum van 15 675 ton (RED/*N1F3K).

    (17)  Ten hoogste 80 % van het quotum mag voor 1 juli 2006 worden gevangen.

    (18)  Enkel als bijvangst.

    (19)  Mag met pelagische trawl worden gevangen. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl dienen afzonderlijk te worden aangegeven.. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.

    (20)  Waarvan 3 500 ton, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

    (21)  Waarvan 260 ton is toegewezen aan de Faeröer. Vangsten met de bodemtrawl en met de pelagische trawl moeten afzonderlijk worden aangegeven.

    (22)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).

    (23)  Te vissen tussen juli en december.

    (24)  Voorlopige quota, in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2006.

    (25)  Bedoeld is gecombineerde bijvangst van kabeljauw, zeewolf, roggen, leng en torsk. De totale hoeveelheid kabeljauw in de bijvangst mag niet meer dan 100 ton bedragen. Mag in de oostelijke of westelijke wateren worden gevangen.

    (26)  Enkel als bijvangst.

    (27)  Exclusief soorten zonder handelswaarde.

    BIJLAGE I C

    NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN (NAFO-gebied)

    Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    NAFO 2J3KL

    COD/N2J3KL

    EG

    0 (1)

     

    TAC

    0 (1)

     


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    NAFO 3NO

    COD/N3NO.

    EG

    0 (2)

     

    TAC

    0 (2)

     


    Soort:

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    Zone:

    NAFO 3M

    COD/N3M.

    EG

    0 (3)

     

    TAC

    0 (3)

     


    Soort:

    Witje

    Glyptocephalus cynoglossus

    Zone:

    NAFO 2J3KL

    WIT/N2J3KL

    EG

    0 (4)

     

    TAC

    0 (4)

     


    Soort:

    Witje

    Glyptocephalus cynoglossus

    Zone:

    NAFO 3NO

    WIT/N3NO.

    EG

    0 (5)

     

    TAC

    0 (5)

     


    Soort:

    Lange schol

    Hippoglossoides platessoides

    Zone:

    NAFO 3M

    PLA/N3M.

    EG

    0 (6)

     

    TAC

    0 (6)

     


    Soort:

    Lange schol

    Hippoglossoides platessoides

    Zone:

    NAFO 3LNO

    PLA/N3LNO.

    EG

    0 (7)

     

    TAC

    0 (7)

     


    Species:

    Kortvinnige pijlinktvis

    Illex illecebrosus

    Zone:

    NAFO sub-zones 3 en 4

    SQI/N34.

    Estland

    128 (9)

     

    Letland

    128 (9)

     

    Litouwen

    128 (9)

     

    Polen

    227 (9)

     

    EG

     (8)  (9)

     

    TAC

    34 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassingArtikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zandschar

    Limanda ferruginea

    Zone:

    NAFO 3LNO

    YEL/N3LNO.

    Estland

    pm

     

    Letland

    pm

     

    Litouwen

    pm

     

    Polen

    pm

     

    EG

    0 (10)  (11)

     

    TAC

    15 000

     


    Soort:

    Lodde

    Mallotus villosus

    Zone:

    NAFO 3NO

    CAP/N3NO.

    EG

    0 (12)

     

    TAC

    0 (12)

     


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    NAFO 3L (13)

    PRA/N3L.

    Estland

    245 (14)

     

    Letland

    245 (14)

     

    Litouwen

    245 (14)

     

    Polen

    245 (14)

     

    EG

    245 (14)  (15)

     

    TAC

    22 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noordse garnaal

    Pandalus borealis

    Zone:

    NAFO 3M (16)

    PRA/N3M.

    TAC

    pm (17)

     


    Soort:

    Zwarte heilbot

    Reinhardtius hippoglossoides

    Zone:

    NAFO 3LMNO

    GHL/N3LMNO

    Estland

    371

     

    Duitsland

    378

     

    Letland

    52

     

    Litouwen

    26

     

    Spanje

    5 072

     

    Portugal

    2 139

     

    EG

    8 038

     

    TAC

    13 079

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roggen

    Rajidae

    Zone:

    NAFO 3LNO

    SRX/N3LNO.

    Spanje

    6 561

     

    Portugal

    1 274

     

    Estland

    546

     

    Litouwen

    119

     

    EG

    8 500

     

    TAC

    13 500

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    NAFO 3LN

    RED/N3LN.

    EG

    0 (18)

     

    TAC

    0 (18)

     


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    NAFO 3M

    RED/N3M.

    Estland

    1 571 (19)

     

    Duitsland

    513 (19)

     

    Spanje

    233 (19)

     

    Letland

    1 571 (19)

     

    Litouwen

    1 571 (19)

     

    Portugal

    2 354 (19)

     

    EG

    7 813 (19)

     

    TAC

    5 000 (19)

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    NAFO 3O

    RED/N3O.

    Spanje

    1 771

     

    Portugal

    5 229

     

    EG

    7 000

     

    TAC

    20 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Roodbaarzen

    Sebastes spp.

    Zone:

    NAFO deelgebied 2, sectoren IF en 3K

    RED/N1F3K.

    Letland

    364

     

    Litouwen

    3 019

     

    TAC

    3 383

     


    Soort:

    Witte heek

    Urophycis tenuis

    Zone:

    NAFO 3NO

    HKW/N3NO.

    Spanje

    2 165

     

    Portugal

    2 835

     

    EC

    5 000

     

    TAC

    8 500

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    (1)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (2)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (3)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (4)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (5)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (6)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (7)  There will be no direct fishing on this species, which will be caught only as by-catch within the rules set out in Article 29.

    (8)  Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton.

    (9)  Te vissen tussen 1 juli en 31 december.

    (10)  Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 76 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (11)  Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.

    (12)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (13)  Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:

    Punt nr.

    Breedtegraad (NB)

    Lengtegraad (WL)

    1

    47o20'0

    46o40'0

    2

    47o20'0

    46o30'0

    3

    46o00'0

    46o30'0

    4

    46o00'0

    46o40'0

    (14)  Mag worden gevist tussen 1 januari en 31 maart, tussen 1 juli en 14 september, en tussen 1 december en 31 december.

    (15)  Alle lidstaten met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen.

    (16)  De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

    Punt nr.

    Noorderbreedte

    Westerlengte

    1

    47°20'01

    46°40'0

    2

    47°20'0

    46°30'0

    3

    46°00'0

    46°30'0

    4

    46°00'0

    46°40'0

    Indien er in dit vak op garnaal wordt gevist, melden de schepen zich overeenkomstig punt 1.3 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 189/92 van de Raad van 27 januari 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van bepaalde controlemaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (PB L 21 van 30.1.1992, blz. 4), ongeacht of zij de grens tussen de NAFO-sectoren 3L en 3M passeren. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/97 (PB L 154 van 12.6.1997, blz. 1).

    Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2006 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

    Punt nr.

    Noorderbreedte

    Westerlengte

    1

    47°55'0

    45°00'0

    2

    47°30'0

    44°15'0

    3

    46°55'0

    44°15'0

    4

    46°35'0

    44°30'0

    5

    46°35'0

    45°40'0

    6

    47°30'0

    45°40'0

    7

    47°55'0

    45°00'0

    (17)  Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserij-inspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van deze verordening, worden deze documenten slechts geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.

    Het maximumaantal vaartuigen en de maximale vistijd bedragen:

    Lidstaat

    Maximumaantal vaartuigen

    Maximumaantal visdagen

    Denemarken

    2

    131

    Estland

    8

    1667

    Spanje

    10

    257

    Letland

    4

    490

    Litouwen

    7

    579

    Polen

    1

    100

    Portugal

    1

    69

    Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de maand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.

    (18)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in artikel 29.

    (19)  Op voorwaarde dat de voor dit bestand vastgestelde TAC van 5 000 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

    BIJLAGE I D

    OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN — Alle gebieden

    Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

    Soort:

    Blauwvintonijn

    Thunnus thynnus

    Zone:

    Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o WL, en Middellandse Zee

    BFT/AE045W

    Cyprus

     (1)

     

    Griekenland

    323

     

    Spanje

    6 266

     

    Frankrijk

    6 182

     

    Italië

    4 880

     

    Malta

     (1)

     

    Portugal

    590

     

    Alle lidstaten

    60 (2)

     

    EG

    18 301

     

    TAC

    32 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing


    Soort:

    Zwaardvis

    Xiphias gladius

    Zone:

    Atlantische Oceaan, benoorden 5o NB

    SWO/AN05N

    Spanje

    5 565

     

    Portugal

    1 010

     

    Alle lidstaten

    185,5 (3)

     

    EG

    6 760,5

     

    TAC

    14 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zwaardvis

    Xiphias gladius

    Zone:

    Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

    SWO/AS05N

    Spanje

    5 422,8

     

    Portugal

    357,2

     

    EG

    5 780

     

    TAC

    16 055

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Noord-Atlantische witte tonijn

    Germo alalunga

    Zone:

    Atlantische Oceaan, benoorden 5oNB

    ALB/AN05N

    Ierland

    5 678,7 (4)  (6)

     

    Spanje

    24 282,5 (4)  (6)

     

    Frankrijk

    7 784,9 (4)  (6)

     

    Verenigd Koninkrijk

    402,1 (4)  (6)

     

    Portugal

    2 672,3 (4)  (6)

     

    EG

    40 820,5 (4)  (5)

     

    TAC

    34 500

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Zuid-Atlantische witte tonijn

    Germo alalunga

    Zone:

    Atlantische Oceaan, bezuiden 5o NB

    ALB/AS05N

    Spanje

    943,7

     

    Frankrijk

    311

     

    Portugal

    660

     

    EG

    1 914,7

     

    TAC

    30 915

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Grootoogtonijn

    Thunnus obesus

    Zone:

    Atlantische Oceaan

    BET/ATLANT

    Spanje

    24 616,1

     

    Frankrijk

    11 018,3

     

    Portugal

    10 873,3

     

    EG

    46 507,7

     

    TAC

    90 000

    Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


    Soort:

    Blauwe marlijn

    Makaira nigricans

    Zone:

    Atlantische Oceaan

    BUM/ATLANT

    EC

    103

     

    TAC

    Niet relevant

     


    Soort:

    Witte marlijn

    Tetrapturus alba

    Zone:

    Atlantische Oceaan

    WHM/ATLANT

    EC

    46,5

     

    TAC

    Niet relevant

     


    (1)  Cyprus en Malta mogen vissen uit hoofde van het „Overige”-quotum van de ICCAT, in overeenstemming met de nalevingstabellen van de ICCAT die tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de ICCAT in 2003 zijn voorgesteld.

    (2)  Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst.

    (3)  Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.

    (4)  Het gebruik van drijfnetten, geankerde kieuwnetten, schakels of warnetten is niet toegestaan.

    (5)  Het aantal vaartuigen van de Gemeenschap die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen, wordt overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 vastgesteld op 1 253.

    (6)  Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 973/2001, als volgt over de lidstaten verdeeld.

    Lidstaat

    Maximumaantal vaartuigen

    Ierland

    50

    Spanje

    730

    Frankrijk

    151

    Verenigd Koninkrijk

    12

    Portugal

    310

    EC

    1 253

    BIJLAGE I E

    ANTARCTISCH GEBIED

    CCAMLR-gebied

    Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.

    Soort:

    Scotiazee-ijsvis

    Chaenocephalus aceratus

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    SSI/F483.

    TAC

    2 200 (1)

     


    Soort:

    Langsnuitijsvis

    Channichthys rhinoceratus

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    LIC/F5852.

    TAC

    150 (2)

     


    Soort:

    IJsvis

    Champsocephalus gunnari

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    ANI/F483.

    TAC

    2 244 (3)

     


    Soort:

    IJsvis

    Champsocephalus gunnari

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied (4)

    ANI/F483.

    TAC

    1 210 (5)

     


    Soort:

    Zwarte Patagonische ijsvis

    Dissostichus eleginoides

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    TOP/F483.

    TAC

    3 556 (6)  (7)

     

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

    Beheersgebied A: 48oWL tot 43o30’ WL — 52o30’ ZB tot 56o ZB (TOP/*F483A)

    0

     

    Beheersgebied B: 43o30’ WL tot 40o WL — 52o30’ ZB tot 56o ZB (TOP/*F483B)

    1 067

     

    Beheersgebied C: 40oWL tot 33o30’ WL — 52o ZB tot 56o ZB (TOP/*F483C)

    2 489

     


    Soort:

    Zwarte Patagonische ijsvis

    Dissostichus eleginoides

    Zone:

    FAO 48.4 Antarctisch gebied

    TOP/F484.

    TAC

    100 (8)  (9)  (10)

     


    Soort:

    Zwarte Patagonische ijsvis

    Dissostichus eleginoides

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    TOP/F5852.

    TAC

    2 584 (11)  (12)

     


    Soort:

    Krielgarnaal

    Euphausia superba

    Zone:

    FAO 48

    KRI/F48.

    TAC

    4 000 000 (13)

     

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

    Deelgebied 48.1 (KRI/*F481.)

    1 008 000

     

    Deelgebied 48.2 (KRI/*F482.)

    1 104 000

     

    Deelgebied 48.3 (KRI/*F483.)

    1 056 000

     

    Deelgebied 48.4 (KRI/*F484.)

    832 000

     


    Soort:

    Krielgarnaal

    Euphausia superba

    Zone:

    FAO 58.4.1 Antarctisch gebied

    KRI/F5841.

    TAC

    440 000 (14)

     

    Bijzondere voorwaarden:

    Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

    Zone 58.4.1 ten westen van 115o OL (KRI/*F-41W))

    277 000

     

    Zone 58.4.1 ten oosten van 115o OL (KRI/*F-41E)

    163 000

     


    Soort:

    Krielgarnaal

    Euphausia superba

    Zone:

    FAO 58.4.2 Antarctisch gebied

    KRI/F5842.

    TAC

    450 000 (15)

     


    Soort:

    Bultenijsvis

    Gobionotothen gibberifrons

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    NOG/F483.

    TAC

    1 470 (16)

     


    Soort:

    Grauwe ijsvis

    Lepidonotothen squamifrons

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    NOS/F483.

    TAC

    300 (17)

     


    Soort:

    Grauwe ijsvis

    Lepidonotothen squamifrons

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    NOS/F5852.

    TAC

    80 (18)

     


    Soort:

    Gemarmerde ijsvis

    Notothenia rossii

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    NOR/F483.

    TAC

    300 (19)

     


    Soort:

    Krabben

    Paralomis spp.

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    PAI/F483.

    TAC

    1 600 (20)

     


    Soort:

    Georgia-ijsvis

    Pseudochaenichthus georgianus

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    SGI/F483.

    TAC

    300 (21)

     


    Soort:

    Grenadiervissen

    Macrourus spp.

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    GRV/F5852.

    TAC

    360 (22)

     


    Soort:

    Andere soorten

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    OTH/F5852.

    TAC

    50 (23)

     


    Soort:

    Roggen

    Rajidae

    Zone:

    FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

    SRX/F5852.

    TAC

    120 (24)  (25)

     


    Soort:

    Pijlinktvis

    Martialia hyadesi

    Zone:

    FAO 48.3 Antarctisch gebied

    SQS/F483.

    TAC

    2 500 (26)

     


    (1)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (2)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (3)  Van toepassing voor de periode van 15 november 2005 tot en met 14 november 2006. In de periode van 1 maart tot en met 31 mei 2006 is de visserij op dit bestand beperkt tot 561 ton.

    (4)  In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO afgebakend door de lijn die loopt:

    a)

    van het snijpunt van lengtegraad 72o15'OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-France Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53o25'ZB;

    b)

    vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74oOL;

    c)

    daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52o40'ZB met lengtegraad 76oOL;

    d)

    vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 74oZB;

    e)

    daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51oZB met lengtegraad 74o30'OL; en

    f)

    vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt.

    (5)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (6)  Van toepassing voor beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2006 en voor korfvisserij voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (7)  Met inbegrip van 177 ton roggen en 177 ton Macrourus spp. als bijvangst.

    (8)  Te vangen met de beuglijn.

    (9)  Van toepassing gedurende dezelfde periode als bepaald voor zone 48.3 of, als dat vroeger is, totdat de TAC voor Dissostichus eleginoides in zone 48.4 of die in zone 48.3 is gehaald.

    (10)  Vissersvaartuigen die deelnemen aan deze visserij moeten een merkprogramma uitvoeren volgens het merkprotocol van de CCAMLR.

    (11)  Van toepassing voor trawlvisserij en korfvisserij voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006 en voor de beugvisserij voor de periode van 1 mei tot en met 31 augustus 2006.

    (12)  Uitsluitend van toepassing ten westen van 79o20’OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze meridiaan in deze zone te vissen (zie bijlage XIII).

    (13)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (14)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (15)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (16)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (17)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (18)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (19)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (20)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.

    (21)  TAC voor de bijvangsten in alle gerichte visserij. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (22)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (23)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (24)  TAC voor de bijvangsten in de visserij op Dissostichus eleginoides en Champsocephalus gunnari. Wanneer deze bijvangsten-TAC is opgebruikt, moet de gerichte visserij worden gesloten.

    (25)  Voor de toepassing van deze TAC worden alle roggen als een enkele soort beschouwd.

    (26)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2005 tot en met 30 november 2006.


    BIJLAGE II

    BIJLAGE IIA

    VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN

    1.   Toepassingsgebied

    De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met enig vistuig als omschreven in punt 4 aan boord aanwezig zijn in ICES-deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren), IIIa, VIa, VIIa en VIId. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

    2.   Definities van geografische gebieden

    2.1.

    De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing in het geografische gebied dat bestaat uit de volgende gebieden:

    a)

    Kattegat

    b)

    Skagerrak, ICES-deelgebied IV en ICES-sectoren IIa (EG-wateren) en VIId

    c)

    ICES-sector VIIa

    d)

    ICES-sector VIa

    2.2.

    Voor vaartuigen waarvoor aan de Commissie is meegedeeld dat zij beschikken over een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, geldt de volgende afbakening van ICES-sector VIa:

    ICES-sector VIa met uitzondering van het gebied ten westen van loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:

     

    60o00’NB, 04o00’WL

     

    59o45’NB, 05o00’WL

     

    59o30’NB, 06o00’WL

     

    59o00’NB, 07o00’WL

     

    58o30’NB, 08o00’WL

     

    58o00’NB, 08o00’WL

     

    58o00’NB, 08o30’WL

     

    56o00’NB, 08o30’WL

     

    56o00’NB, 09o00’WL

     

    55o00’NB, 09o00’WL

     

    55o00’NB, 10o00’WL

     

    54o30’NB, 10o00’WL

    3.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 2 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

    4.   Categorieën vistuig

    Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

    a)

    trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte:

    i)

    gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

    ii)

    gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm;

    iii)

    gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

    iv)

    gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

    v)

    gelijk aan of groter dan 120 mm;

    b)

    boomkorren met een maaswijdte:

    i)

    gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm;

    ii)

    gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

    iii)

    gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

    iv)

    gelijk aan of groter dan 120 mm;

    c)

    kieuwnetten of warrelnetten, met uitzondering van schakels, met een maaswijdte:

    i)

    kleiner dan 110 mm;

    ii)

    gelijk aan of groter dan 110 mm en kleiner dan 220 mm;

    iii)

    gelijk aan of groter dan 220 mm;

    d.

    schakels

    e.

    beuglijnen.

    TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

    5.   Verplichtingen van de lidstaten

    De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze vistuig als omschreven in punt 4 aan boord hebben, niet langer dan het in punt 8 bepaalde aantal dagen in het in punt 2 omschreven gebied aanwezig zijn.

    6.   Niveau van de visserij-inspanning

    6.1.

    Een lidstaat verleent zijn vaartuigen geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten met vistuig als bedoeld in punt 4, in de gebieden vermeld in punt 2, als deze vaartuigen in de jaren 2001, 2002, 2003, 2004 of 2005 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, visserijactiviteiten ingevolge de overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen niet meegerekend, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het betrokken gebied wordt gebruikt.

    Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 4 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 4 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

    6.2.

    Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in een in punt 2 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 4 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 15 van deze bijlage.

    7.   Berekening van de visserij-inspanning

    Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied, maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringende medische zorg nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen van aanwezigheid in het gebied. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

    8.   Maximumaantal dagen

    8.1.

    Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden:

    a)

    het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 1;

    b)

    het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2;

    c)

    de totale aanvoer van kabeljauw in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen die voor het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

    d)

    de totale aanvoer van kabeljauw, tong en schol in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

    e)

    de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % en voor schol meer dan 60 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

    f)

    de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % bedragen en voor tarbot en snotdolf meer dan 5 % van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht opgevistin het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

    g)

    het vaartuig moet uitgerust zijn met schakels met een maaswijdte ≤ 110 mm en mag niet langer dan 24 uur ononderbroken buitengaats zijn;

    h)

    het vaartuig moet de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in een lidstaat die een door de Commissie goedgekeurde regeling heeft ontwikkeld voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen die aan deze bijzondere voorwaarden voldoen;

    i)

    het vaartuig moet met het in punt 4 bedoelde vistuig in 2003, 2004 of 2005 in het gebied aanwezig zijn geweest en in 2006 moet de hoeveelheid aan boord gehouden kabeljauw minder dan 5% van de totale aanvoer van alle soorten samen bedragen, volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Tijdens de beheersperiode dat een vaartuig van deze bepaling gebruikt maakt, mag er op geen enkel moment ander dan het in de punten 4.b.iii of 4.b.iv bedoelde vistuig aan boord zijn;

    j)

    het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3;

    k)

    de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5% bedragen en voor schol meer dan 60% van de totale aanvoer in levend gewicht die voor de periode mei-oktober in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Ten minste 55% van het maximaal aantal dagen dat op grond van deze bijzondere voorwaarde is toegestaan, wordt van mei tot en met oktober gebruikt in het gebied ten oosten van 4°30' WL.

    8.2.

    Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een van de in punt 2 omschreven gebieden aanwezig mag zijn terwijl het vistuig als bedoeld in punt 4 aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.

    8.3.

    Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een combinatie van in deze bijlage bedoelde gebieden aanwezig mag zijn, mag niet hoger zijn dan het hoogste aantal dagen dat voor één van die gebieden is vastgesteld.

    8.4.

    Een dag die in een van de in punt 2 van deze bijlage genoemde gebieden wordt doorgebracht, moet ook in mindering worden gebracht op het totale aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat in punt 1 van bijlage II C voor dit gebied is toegestaan voor vaartuigen met de betrokken categorie vistuig aan boord.

    8.5.

    Indien een vaartuig tijdens een visreis twee of meer gebieden aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht.

    9.   Beheersperioden

    9.1.

    Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

    9.2.

    Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in een van de in punt 2 omschreven gebieden aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

    9.3.

    Nadat een vaartuig het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied, waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2 vermelde zones blijven, tenzij uitsluitend ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 18.

    10.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

    10.1.

    De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, indien visserijactiviteiten die na 1 januari 2002 hebben plaatsgevonden, definitief worden beëindigd hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (1), hetzij ingevolge omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. De in 2001 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2001. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing op vaartuigen die overeenkomstig punt 6.2 vervangen zijn.

    10.2.

    Lidstaten die van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

    10.3.

    Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 8.2 bedoelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    10.4.

    Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten blijven geldig in 2006.

    11.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

    11.1.

    De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

    11.2.

    Lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 11.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

    11.3.

    Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of categorie vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    12.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

    12.1.

    De bovengenoemde voorwaarden moeten vermeld zijn in het in artikel 7, lid 3,bedoelde speciale visdocument voor vaartuigen waarop de speciale voorwaarden van punt 8.1 van toepassing zijn bedoelde speciale visdocument.

    12.2.

    Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 8.1, onder b) tot en met k), mogen de samenstellingspercentages van de door het vaartuig aangevoerde en aan boord gehouden vangst de in die punten samenstellingspercentages voor die soorten vermelde percentages niet overschrijden. Vaartuigen mogen geen vis overladen op een ander vaartuig. Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van extra dagen.

    13.

    Tabel I

    Maximale aantal dagen waarop een vaartuig in 2006 in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig voor 2006

     

    Gebied omschreven in punt:

    Type vistuig punt 4:

    Bijzondere voorwaarden van punt 8

    Omschrijving (2)

    2.a

    Kattegat

    2.b

    1 — Skaggerak

    2 — II, IVa, b,c,

    3 — VIId

    2.c

    VIIa

    2.d

    VIa

    1

    2

    3

    4, onder a), punt i)

     

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 16 en < 32 mm

    228 (3)

    228 (3)

    228

    228

    4, onder a), punt ii)

     

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm

    n.v.t.

    n.v.t.

    227

    227

    227

    4, onder a), punt iii)

     

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

    103

    103

    227

    227

    227

    4, onder a), punt iv)

     

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

    103

    103

    114

    91

    4, onder a), punt v)

     

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm

    103

    103

    114

    91

    4, onder a), punt iii)

    8.1, onder a)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

    137

    137

    227

    227

    227

    4, onder a), punt iv)

    8.1, onder a)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

    137

    137

    103

    114

    91

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder a)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

    137

    137

    103

    114

    91

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder j)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met een paneel met vierkante mazen van 140 mm

    149

    149

    115

    126

    103

    4, onder a), punt ii)

    8.1, onder b)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    4, onder a), punt iii)

    8.1, onder b)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    4, onder a), punt iv)

    8.1, onder c)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

    148

    148

    148

    148

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder c)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

    160

    160

    160

    160

    4, onder a), punt iv)

    8.1, onder k)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol

    n.v.t.

    n.v.t.

    166

    n.v.t.

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder k)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5% kabeljauw en meer dan 60% schol

    n.v.t.

    n.v.t.

    178

    n.v.t.

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder h)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm die vallen onder een regeling van automatische schorsing van visserijvergunning

    115

    115

    126

    103

    4, onder a), punt ii)

    8.1, onder d)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

    280

    280

    280

    280

    4, onder a), punt iii)

    8.1, onder d)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

    Onbep.

    Onbep.

    280

    280

    280

    4, onder a), punt iv)

    8.1, onder d)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    4, onder a), punt v)

    8.1, onder d)

    Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    Onbep.

    4, onder b), punt i)

     

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 en < 90 mm

    n.v.t.

    143 (3)

    Onbep.

    143

    143 (3)

    4, onder b), punt ii)

     

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

    n.v.t.

    143 (3)

    Onbep.

    143

    143 (3)

    4, onder b), punt iii)

     

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

    n.v.t.

    143

    Onbep.

    143

    143

    4, onder b), punt iv)

     

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm

    n.v.t.

    143

    Onbep.

    143

    143

    4, onder b), punt iii)

    8.1, onder c)

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

    n.v.t.

    155

    Onbep.

    155

    155

    4, onder b), punt iii)

    8.1, onder i)

    Boomkorren met een maaswijdte > 100 en < 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren met een maaswijdte < 100 mm hebben gebruikt

    n.v.t.

    155

    Onbep.

    155

    155

    4, onder b), punt iv)

    8.1, onder c)

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

    n.v.t.

    155

    Onbep.

    155

    155

    4, onder b), punt iv)

    8.1, onder i)

    Boomkorren met een maaswijdte > 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004 of 2005 boomkorren met een maaswijdte < 100 mm hebben gebruikt

    n.v.t.

    155

    Onbep.

    155

    155

    4, onder b), punt iv)

    8.1, onder e)

    Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

    n.v.t.

    155

    Onbep.

    155

    155

    4, onder c), punt i)

     

    kieuwnetten en warrelnetten, met een maaswijdte < 110 mm

    140

    140

    140

    140

    4, onder c), punt ii)

     

    kieuwnetten en warrelnetten, met een maaswijdte ≥110 en < 220 mm

    140

    140

    140

    140

    4, onder c), punt iii)

    8.1, onder f)

    Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf

    162

    140

    162

    140

    140

    140

    4, onder d)

     

    Schakels

    140

    140

    140

    140

    4, onder d)

    8.1, onder g)

    Schakels met een maaswijdte <= 110; het vaartuig mag niet langer dan 24 uur buitengaats zijn

    140

    140

    205

    140

    140

    4, onder e)

     

    Beuglijnen

    173

    173

    173

    173

    n.v.t. = niet van toepassing

    UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

    14.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

    14.1.

    Volgens de bepalingen van punt 6 kan een lidstaat vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de in punt 2 omschreven gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

    14.2.

    Het product van het overeenkomstig punt 14.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, overdrachten van andere vaartuigen niet meegerekend, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Wanneer een overdragend vaartuig voor de wateren ten westen van Schotland de gebiedsomschrijving van punt 2.2 hanteert, worden de vangstcijfers berekend op basis van die gebiedsomschrijving.

    Voor de toepassing van dit punt wordt het ontvangende vaartuig geacht zijn eigen toegewezen dagen te gebruiken vóór eventuele overgedragen dagen. De overgedragen dagen die het ontvangende vaartuig gebruikt, worden meegerekend in de vangstcijfers van het overdragende vaartuig.

    14.3.

    Voor de toepassing van deze bijlage en onder verwijzing naar de in punt 2 omschreven gebieden en de in punt 4 omschreven typen vistuig, worden de volgende categorieën van overdrachten vastgesteld:

    a)

    type vistuig 4.a.i: binnen elk gebied;

    b)

    type vistuig 4.a.ii: binnen een gebied en type vistuig 4.a.iii: in zone IV, sector IIa (EG-wateren), Via, VIIa en VIId;

    c)

    type vistuig 4.a.iii: in het Kattegat en het Skagerrak en type vistuig 4.a.iv en 4.a.v: binnen elk gebied;

    d)

    typen vistuig 4.b.i, 4.b.ii, 4.b.iii en 4.b.iv: binnen elk gebied;

    e)

    typen vistuig 4.c.i, 4.c.ii en 4.c.iii: binnen elk gebied;

    f)

    type vistuig 4.d: binnen elk gebied;

    g)

    type vistuig 4.e: binnen elk gebied;

    14.4.

    Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 14.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie waarnaar de overdracht is gebeurd en gedurende dezelfde beheersperiode. Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dagen overdraagt indien het vaartuig zijn activiteiten zonder overheidssteun tijdelijk stopzet.

    14.5.

    Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan dagen zijn toegewezen onder de in de punt 8.1 en 17 omschreven voorwaarden, zijn niet toegestaan.

    14.6.

    Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

    15.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

    Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 6.1, 6.2, 7 en 14 gelden. . Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van het aantal dagen, de visserij-inspanning en de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

    GEBRUIK VAN VISTUIG

    16.   Mededeling betreffende het vistuig

    Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in de onder punt 2 omschreven gebieden vissen met vistuig als bedoeld in punt 4.

    17.   Gebruik van vistuig van meer dan één vistuigcategorieën

    17.1.

    Een vaartuig mag binnen een beheersperiode vistuig van meer dan één type vistuig als omschreven in punt 4 gebruiken.

    17.2

    Wanneer de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger meedeelt dat vistuig van twee van de in punt 4 bedoelde typen vistuig worden gebruikt, is het totaal aantal tijdens de komende beheersperiode beschikbare dagen niet meer danhet rekenkundig gemiddelde van het aantal dagen waarop het vaartuig voor elk vistuig in aanmerking komt, zulks afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Het is niet toegestaan het betrokken vistuig gedurende meer dagen te gebruiken dan het voor dat vistuig in het betrokken gebied in tabel I vastgelegde aantal dagen.

    17.3.

    De mogelijkheid om vistuig van meer dan één type vistuig te gebruiken kan alleen worden gebruikt indien aan de volgende aanvullende controlevoorschriften wordt voldaan:

    a)

    tijdens een visreis mag het vaartuig slechts een van de in punt 4 genoemde soorten vistuig aan boord hebben of gebruiken, behoudens het in punt 19.2 genoemde geval;

    b)

    voor aanvang van een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig tijdens de visreis aan boord zal zijn of zal worden gebruikt, tenzij het type vistuig sinds de vorige visreis niet is gewijzigd.

    17.4.

    De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen mag met onmiddellijke ingang niet langer twee soorten vistuig gebruiken.

    18.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

    Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven.

    19.   Verbod op het aan boord houden van meer dan één type gereglementeerd vistuig

    19.1.

    Een vaartuig dat aanwezig is in één van de in punt 2 bepaalde gebieden en dat één van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd een ander van de in punt 4 vermelde typen vistuig aan boord hebben.

    19.2.

    In afwijking van punt 19.1 mag een vaartuig dat aanwezig is in een in punt 2 bedoeld gebied, vistuig van verschillende typen aan boord hebben indien aan deze typen vistuig in dat gebied hetzelfde aantal dagen is toegewezen.

    NIET MET VISSERIJ VERBAND HOUDENDE ACTIVITEITEN EN DOORVOER

    20.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

    In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 8 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

    21.   Doorvoer

    Een vaartuig mag door het gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

    VERPLICHTINGEN INZAKE SATELLIETVOLGSYSTEMEN

    22.   Registratie van relevante gegevens

    De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

    a)

    het binnenvaren en verlaten van de haven;

    b)

    het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

    23.   Kruiscontroles

    De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

    MELDINGSPLICHT

    24.   Verzameling van relevante gegevens

    Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in de gebieden als omschreven in punt 2 voor gesleept vistuig, staand vistuig en demersale beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en per betrokken gebied als bedoeld in deze bijlage.

    25.   Mededeling van relevante gegevens

    Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 24 bedoelde gegevens in het de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    Tabel II

    Formaat van de mededelingen

    Land

    CFR

    Uitwendige kentekens

    Visgebied

    Duur van de beheersperiode

    Aangegeven type(n) vistuig

    Bijzondere voorwaarden

    Toegewezen aantal dagen per vistuig

    Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

    Overgedragen dagen

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    (10)


    Tabel III

    Gegevensformaat

    Naam van het veld

    Max. aantal letters/cijfers

    Definitie en opmerkingen

    (1)

    Land

    3

    Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002

    Steeds het land dat de mededeling doet.

    (2)

    CFR

    12

    (nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)

    Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig.

    Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

    (3)

    Uitwendige kentekens

    14

    Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

    (4)

    Gebied

    1

    Aangeven of het vaartuig heeft gevist in de gebieden a, b, c of d van punt 2.1 van deze bijlage

    (5)

    Duur van de beheersperiode

    3

    Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

    (6)

    Aangegeven type(n) vistuig

    5

    Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 4 van deze bijlage bv. a.i - e

    7)

    Bijzondere voorwaarden

    1

    Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 8.1 genoemde bijzondere voorwaarden a-k van toepassing zijn

    (8)

    Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

    3

    Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

    (9)

    Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

    3

    Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit type vistuig aan boord in het gebied aanwezig is geweest

    (10)

    Overgedragen dagen

    3

    Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen.”


    (1)  PB L 337 van 30.12.99, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 485/2005 (PB L 81 van 30.3.2005, blz. 1).

    (2)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 4 en 8 zijn van toepassing.

    (3)  Voorzover beperkingen gelden is Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.

    Aanhangsel 1 van bijlage IIA

    1.

    Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

    2.

    Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 4 van deze bijlage aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

    3.

    Ontsnappingspaneel

    3.1.

    Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel en het moet de helft van dit rugpaneel beslaan. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er twee ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

    3.2.

    De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

    3.3.

    Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

    Aanhangsel 2 van bijlage II A

    1.

    Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

    2.

    Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig aan boord houden en gebruiken dat is voorzien van een rooster om langoustine te scheiden van ronde vis als omschreven in punt 4 van deze bijlage of van een rooster met dezelfde selectieve eigenschappen. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

    3.

    Sorteerrooster

    3.1.

    Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag op de nettentrommel te vergemakkelijken.

    3.2.

    Het rooster wordt diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl aangebracht, onmiddellijk vóór de kuil of maximaal 10 m verder naar voren in de tunnel. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

    3.3.

    In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

    3.4.

    Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan de minimale maaswijdte van de kuil. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 30 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

    4.

    Bij vaartuigen die in het bezit zijn van een speciaal visdocument als bedoeld in punt 12.1 van deze bijlage moet de vangst aan boord voor minder dan 5 % uit kabeljauw en voor meer dan 70 % uit langoustine bestaan.

    Aanhangsel 3 van bijlage II A

    1.

    Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

    2.

    Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 4 van deze bijlage aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

    3.

    Ontsnappingspaneel

    3.1.

    Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er twee ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

    3.2.

    De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 140 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

    3.3.

    Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

    BIJLAGE II B

    VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN NEPHROPSBESTANDEN

    1.   Toepassingsgebied

    De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-sectoren VIIIc en IXa met uitzondering van de Golf van Cadiz. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

    2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

    3.   Typen vistuig

    Deze bijlage heeft betrekking op de volgende typen vistuig:

    a)

    Trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte:

    i)

    gelijk aan of groter dan 32 mm en kleiner dan 55 mm;

    ii)

    gelijk aan of groter dan 55 mm;

    b)

    Kieuwnetten met een maaswijdte:

    i)

    gelijk aan of groter dan 60 mm en kleiner dan 80 mm;

    ii)

    gelijk aan of groter dan 80 mm;

    c)

    demersale beuglijnen.

    TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

    4.   Verplichtingen van de lidstaten

    De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

    5.   Niveau van de visserij-inspanning

    5.1.

    Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in de betrokken gebieden met vistuig als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004 of 2005, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

    Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 3 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

    5.2.

    Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 3 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

    6.   Berekening van de visserij-inspanning

    Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

    AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

    7.   Maximumaantal dagen

    7.1.

    Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden,

    a)

    de totale aanvoer van heek in de jaren 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld, en

    b)

    de totale aanvoer van langoustine in de jaren 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld.

    7.2.

    Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.

    8.   Beheersperioden

    8.1.

    Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

    8.2.

    Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

    8.3.

    In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

    9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

    9.1.

    De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. Dit aantal extra dagen voor vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie is evenredig aan de in 2003 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van deze categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing als het vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen.

    9.2.

    Lidstaten die van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

    9.3.

    Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

    10.1.

    De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

    10.2.

    De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

    10.3.

    Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of type vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    11.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

    11.1.

    Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.1, onder a), en punt 7.1, onder b), mag de aanvoer van het vaartuig in 2006 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.

    11.2.

    Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

    11.3.

    Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

    Tabel I

    Maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig

    Type vistuig omschreven in punt:

    Bijzondere voorwaarden omschreven in punt:

    Omschrijving (1)

    Maximumaantal dagen

    3, onder a), punt i)

     

    Bodemtrawls met een maaswijdte ≥32 en <55 mm

    240

    3, onder a), punt ii)

     

    Bodemtrawls met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 55 mm

    240

    3, onder b), punt i)

     

    Kieuwnetten met een maaswijdte ≥60 mm en >80 mm

    240

    3 c

     

    Demersale beuglijnen

    240

    3, onder a), punt i)

    7.1, onder a) en b)

    Bodemtrawls met een maaswijdte ≥32 en <55 mm

    Onbeperkt

    3, onder a), punt ii)

    7.1, onder a) en b)

    Bodemtrawls met een maaswijdte >55 mm

    Onbeperkt

    3, onder b), punt i)

    7.1, onder a)

    Kieuwnetten met een maaswijdte ≥60 mm en <80 mm

    Onbeperkt

    3 c

    7.1, onder a)

    Demersale beuglijnen

    Onbeperkt

    UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

    12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

    12.1.

    Volgens de bepalingen van punt 5 kan een lidstaat vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een bepaald gebied door te brengen dagen waarop zij recht hebben, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert in dat gebied, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

    12.2.

    Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

    12.3.

    Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met hetzelfde type vistuig en gedurende dezelfde beheersperiode.

    12.4.

    Overdrachten van dagen van vaartuigen waaraan dagen zijn toegewezen overeenkomstig punt 3, zijn niet toegestaan.

    12.5.

    Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

    13.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

    Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de in punt 1 omschreven gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Wanneer een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van zowel het aantal dagen en de visserij-inspanning als de quota waarop de overdracht betrekking heeft, waarover overeenstemming is bereikt.

    GEBRUIK VAN VISTUIG

    14.   Mededeling betreffende het vistuig

    14.1.

    Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 3.

    14.2.

    Punt 14.1 is niet van toepassing op visserijvaartuigen die door een lidstaat gemachtigd zijn om slechts een van de typen vistuig als bedoeld in punt 3 te gebruiken.

    15.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

    Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 3 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 3 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven.

    16.   Doorvoer

    Een vaartuig mag door het gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

    CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

    17.   Registratie van relevante gegevens

    De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

    a)

    het binnenvaren en verlaten van de haven;

    b)

    het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

    18.   Kruiscontroles

    De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

    AANGIFTEVERPLICHTINGEN

    19.   Verzameling van relevante gegevens

    Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen per gebied als omschreven in punt 1 voor gesleept vistuig, staand vistuig en beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

    20.   Mededeling van relevante gegevens

    Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 19 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    Tabel II

    Formaat van de mededelingen

    Land

    CFR

    Uitwendige kentekens

    Duur van de beheersperiode

    Aangegeven type(n) vistuig

    Bijzondere voorwaarden

    Toegewezen aantal dagen per vistuig

    Aantal dagen waarop dit type vistuig is gebruikt

    Overgedragen dagen

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    Tabel III

    Gegevensformaat

    Naam van het veld

    Max. aantal tekens/cijfers

    Definitie en opmerkingen

    (1) Land

    3

    Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002. Steeds het land dat de mededeling doet.

    (2) CFR

    12

    (nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

    (3) Uitwendige kentekens

    14

    Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

    (4) Duur van de beheersperiode

    3

    Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

    (5) Aangegeven type(n) vistuig

    5

    Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van deze bijlage bv. a.i, a.ii, b.i, b.ii, of c.

    (6) Bijzondere voorwaarden

    1

    Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 7.1 genoemde bijzondere voorwaarden a en/of b van toepassing zijn.

    (7) Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

    3

    Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

    (8) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

    3

    Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit vistuig aan boord in het gebied aanwezig is geweest.

    (9) Overgedragen dagen

    3

    Vermeld voor overgedragen dagen ‘- aantal overgedragen dagen’ en voor ontvangen dagen ‘+ aantal overgedragen dagen’.


    (1)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 3 en 7 zijn van toepassing.

    BIJLAGE II C

    VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJKE KANAAL

    1.   Toepassingsgebied

    De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-sector VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2006 verstaan de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2007.

    Vissersvaartuigen met staande netten met een maaswijdte van meer dan 120 mm en vangstcijfers voor 2004 van minder dan 300 kg tong, zijn van de bepalingen van deze bijlage vrijgesteld mits:

    a)

    die vaartuigen in 2006 minder dan 300 kg vangen, en

    b)

    elke betrokken lidstaat voor 31 juli 2006 en 31 januari 2007 aan de Commissie een verslag voorlegt over de hoeveelheden tong die in 2006 door deze vaartuigen zijn gevangen.

    2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

    In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in het onder punt 1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

    3.   Typen vistuig

    Deze bijlage heeft betrekking op de volgende Typen vistuig:

    a)

    boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm;

    b)

    staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warnetten met een maaswijdte van minder dan 220 mm.

    TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

    4.   Verplichtingen van de lidstaten

    De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

    5.   Niveau van de visserij-inspanning

    5.1.

    Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming voor visserijactiviteiten in de betrokken gebieden met vistuig als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004 of 2005, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

    Vaartuigen die wel met vistuig als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om een ander in punt 3 vermeld type vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

    5.2.

    Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 3 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 12 van deze bijlage.

    6.   Berekening van de visserij-inspanning

    Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

    AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

    7.   Maximumaantal dagen

    7.1.

    Voor de vaststelling van het maximale aantal dagen per jaar waarop een vissersvaartuig in het gebied aanwezig mag zijn overeenkomstig tabel I, zijn de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing:

    a)

    van de in punt 3 vermelde typen vistuig heeft het vaartuig alleen het vistuig als omschreven in punt 3.b aan boord, of maakt alleen daarvan gebruik;

    b)

    in 2004 bedroeg de totale hoeveelheid door het betrokken vaartuig aangevoerde tong, zoals vermeld in het Gemeenschapslogboek, minder dan 300 kg.

    7.2.

    Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn met aan boord vistuig als bedoeld in punt 3, is vermeld in tabel I.

    7.3.

    Het maximale aantal dagen waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage II A bedoelde gebied aanwezig is, mag niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. In de in bijlage II A omschreven gebieden mag een vaartuig evenwel niet langer aanwezig zijn dan het overeenkomstig bijlage II A vastgestelde aantal dagen.

    8.   Beheersperioden

    8.1.

    Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

    8.2.

    Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de lidstaten zelf vastgesteld

    8.3.

    Nadat een vaartuig het aantal in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het betrokken gebied blijven, tenzij uitsluitend vistuig wordt gebruikt waarvoor geen maximumaantal dagen is vastgesteld.

    9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

    9.1.

    De Commissie kan lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten sinds 1 januari 2004 hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Dit aantal extra dagen voor vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie is evenredig aan de in 2003 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van deze categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing als het vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen.

    9.2.

    Lidstaten die van deze toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

    9.3.

    Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

    10.1.

    De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 4 bedoelde vistuig aan boord. Deze programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling.

    10.2.

    De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers indienen.

    10.3.

    Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat, het gebied, het vistuig of type vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

    11.   Voorwaarden voor afwijkingen van het normale aantal toegewezen dagen

    11.1.

    Indien aan een vaartuig extra dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.1 mag de aanvoer van het vaartuig in 2006 niet meer bedragen dan 300 kg tong, gemeten in levend gewicht.

    11.2.

    Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

    11.3.

    Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de extra dagen.

    Tabel I

    Maximale aantal dagen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn per type vistuig

    Type vistuig omschreven in punt:

    Bijzondere voorwaarden van punt 7

    Omschrijving (1)

    Westelijk Kanaal

    3.a

     

    Bodemtrawls met een maaswijdte >80 mm

    216

    3.b

     

    Staande netten met een maaswijdte <220 mm

    216

    3.b.

    7.1.

    Staande netten met een maaswijdte >120 mm

    Minder dan 300 kg tong per jaar

    Onbeperkt

    UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING EN DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

    12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

    12.1.

    Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, voor hetzelfde gebied overdraagt aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautaire gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

    12.2.

    Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003 en 2004 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

    12.3.

    Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als omschreven in punt 3 en gedurende dezelfde beheersperiode.

    12.4.

    Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden.

    13.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

    Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Wanneer een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van zowel het aantal dagen en de visserij-inspanning als de quota waarop de overdracht betrekking heeft, waarover overeenstemming is bereikt.

    GEBRUIK VAN VISTUIG

    14.   Mededeling betreffende het vistuig

    Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 omschreven gebied vissen met vistuig als bedoeld in punt 3.

    15.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

    In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

    16.   Doorvoer

    Een vaartuig mag door dit gebied varen mits het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

    CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

    17.   Mededelingen inzake de visserij-inspanning

    De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 1 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 en vaartuigen die de definitie van een dag van punt 2 hanteren, zijn vrijgesteld van bovengenoemde meldplicht.

    18.   Registratie van relevante gegevens

    De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

    a)

    het binnenvaren en verlaten van de haven;

    b)

    het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

    19.   Kruiscontroles

    De lidstaten controleren of de logboeken worden ingediend en of de daarin geregistreerde gegevens juist zijn in vergelijking met VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

    20.   Alternatieve controlemaatregelen

    De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 17 van deze bijlage bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

    21.   Voorafgaande kennisgeving van aanvoer en overlading

    De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen.

    22.   Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogrammen, van de aan boord gehouden vis voor vaartuigen als bedoeld in punt 17 een tolerantiemarge van 8 %. Indien in de Gemeenschapswetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing.

    23.   Gescheiden opslag

    Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong.

    24.   Weging

    24.1.

    De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat een hoeveelheid tong van meer dan 300 kg gevangen in het gebied op de afslag vóór de verkoop wordt gewogen.

    24.2.

    De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid tong die is gevangen in het gebied en die in de betrokken lidstaat wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd.

    25.   Vervoer

    In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 7 van deze verordening bedoelde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet.

    26.   Specifiek controleprogramma

    In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor een van de in artikel 7 bedoelde bestanden meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding.

    AANGIFTEVERPLICHTINGEN

    27.   Verzameling van relevante gegevens

    Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

    28.   Mededeling van relevante gegevens

    Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 26 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het passende e-mailadres dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

    Tabel II

    Formaat van de mededelingen

    Land

    CFR

    Uitwendige kentekens

    Duur van de beheersperiode

    Aangegeven type(n) vistuig

    Bijzondere voorwaarden

    Toegewezen aantal dagen per vistuig

    Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

    Overgedragen dagen

    (1)

    (2)

    (3)

    (4)

    (5)

    (6)

    (7)

    (8)

    (9)

    Tabel III

    Gegevensformaat

    Naam van het veld

    Max. aantal letters/cijfers

    Definitie en opmerkingen

    (1) Land

    3

    Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 Steeds het land dat de mededeling doet.

    (2) CFR

    12

    (nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister)Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

    (3) Uitwendige kentekens

    14

    Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

    (4) Duur van de beheersperiode

    3

    Het aantal dagen van de beheersperiode dat aan het betreffende vaartuig wordt toegewezen. Losse beheersperioden waarin vistuig van dezelfde categorie of groep is aangegeven mogen worden geaggregeerd.

    (5) Aangegeven type(n) vistuig

    5

    Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van deze bijlage bv. a.i., c.iii

    (6) Bijzondere voorwaarden

    1

    Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 7.1 genoemde bijzondere voorwaarden a-g van toepassing zijn

    (7) Toegewezen aantal dagen voor dit vistuig

    3

    Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

    (8) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

    3

    Aantal dagen waarop het vaartuig daadwerkelijk met dit vistuig aan boord buitengaats en in het gebied aanwezig is geweest

    (9) Overgedragen dagen

    3

    Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.


    (1)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 3 en 7 zijn van toepassing.

    BIJLAGE II D

    VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN DEELGEBIED IV EN SECTOREN IIA EN IIIA

    1.

    De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen die in het Skagerrak, sector IIa (EG-wateren) en deelgebied IV vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm.

    2.

    In deze bijlage wordt onder een dag buitengaatsvan aanwezigheid in het gebied verstaan:

    a)

    de periode van 24 uur die aanvangt om 00: 00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode;

    b)

    een in het Gemeenschapslogboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

    3.

    Iedere betrokken lidstaat brengt uiterlijk 1 maart 2006 een gegevensbank tot stand die voor het deelgebied IV en sector IIIa voor de jaren 2002, 2003 en 2004, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

    a)

    de naam en het intern registratienummer van het vaartuig;

    b)

    het motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad;

    c)

    het voor de visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm aantal dagen van aanwezigheid in het gebied;

    d)

    het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het motorvermogen in kilowatt.

    4.

    Vervolgens moet iedere lidstaat het volgende berekenen:

    a)

    het totaal aantal kilowattdagen voor ieder jaar, d.w.z. de som van het overeenkomstig punt 3, onder d), berekende aantal kilowattdagen;

    b)

    het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de periode 2002-2003.

    5.

    De lidstaten zorgen ervoor dat het aantal kilowattdagen in 2006 van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen niet meer dan 20 % groter is dan het overeenkomstig punt 4, onder a) berekende aantal voor 2004.

    6.

    Zo spoedig mogelijk herziet de Commissie het in punt 5 bedoelde maximale aantal kilowattdagen en de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde TAC en quota voor zandspiering in de zones IIa (EG-wateren), IIIa en IV (EG-wateren) op basis van het advies van het WTECV inzake de omvang van de jaargang van 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende:

    a)

    als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV gelijk aan of groter is dan 500 000 miljoen stuks, is voor de rest van 2006 het aantal kilowattdagen niet gelimiteerd en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 600 000 ton;

    b)

    als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV tussen de 300 000 miljoen en 500 000 miljoen stuks is, is het maximale aantal kilowattdagen gelijk aan het niveau van 2003 zoals berekend overeenkomstig punt 4, onder a) en wordt de TAC voor 2006 vastgesteld op 300 000 ton;

    c)

    als leeftijdsklasse 0 van jaargang 2005 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de WTECV kleiner dan 300 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2006 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in ICES-gebied IIIa en deelgebied IV en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het monitoren van de visserij.


    BIJLAGE III

    OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

    Deel A

    Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de Noordzee, Skagerrak en Kattegat

    1.   Aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel

    1.1.   Toepassingsgebied

    1.1.1.

    De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:

    a)

    voor haring, ICES-deelgebieden I, II, IV, VI en VII en sectoren IIIa en Vb;

    b)

    voor makreel en horsmakreel, ICES-deelgebieden III, IV, VI en VII en sector IIa.

    1.2.   Aangewezen havens

    1.2.1.

    In punt 1.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.

    1.2.2.

    Elke betrokken lidstaat stuurt de Commissie alle wijzigingen toe in de in 2004 meegedeelde lijst van aangewezen havens waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, evenals wijzigingen in de inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 1.1.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. Deze wijzigingen dienen ten minste 15 dagen voor de inwerkingtreding ervan te worden meegedeeld. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.

    1.3.   Binnenlopen van de haven

    1.3.1.

    De kapitein van een in punt 1.1.1 bedoeld vaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:

    a)

    de haven die hij wil aandoen alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig;

    b)

    het verwachte tijdstip van aankomst in die haven;

    c)

    de hoeveelheid in kilogram levend gewicht per aan boord aanwezige soort;

    d)

    het in bijlage I van deze verordening vermelde beheersgebied waar de vangst is gedaan.

    1.4.   Kwijting

    1.4.1.

    De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.

    1.5.   Logboek

    1.5.1.

    In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de desbetreffende bladzijde(n) uit het logboek over aan de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven.

    De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 1.3.1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.

    In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 8 %.

    1.6.   Wegen van verse vis

    1.6.1.

    Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

    1.6.2.

    Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.

    1.7.   Wegen van verse vis na vervoer

    1.7.1.

    In afwijking van het bepaalde in punt 1.6.1 mogen de lidstaten toestaan dat verse vis wordt gewogen nadat hij uit de haven van aanlanding is vervoerd, op voorwaarde dat de vis wordt vervoerd naar een bestemming buiten het grondgebied van de lidstaat, die ten hoogste 100 km van de haven van aanlanding ligt, en dat:

    a)

    de container waarin de vis wordt vervoerd, van de aanvoerhaven naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of

    b)

    de bevoegde autoriteiten van de aanvoerhaven toestemming geven om de vis te vervoeren onder de volgende voorwaarden:

    i)

    onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit de vis is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen, evenals het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming;

    ii)

    een kopie van de onder i) bedoelde verklaring wordt door de chauffeur tijdens het transport bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd.

    1.8.   Wegen van bevroren vis

    1.8.1.

    Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.

    1.8.2.

    Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten leggen iedere wijziging in de door de Commissie in 2004 goedgekeurde bemonsteringsmethode ter goedkeuring aan haar voor. Deze wijzigingen worden door de Commissie goedgekeurd. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

    1.9.   Verkoopdocumenten en overnameverklaringen

    1.9.1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2847/93, legt de verwerker of de koper van de aangelande vis een kopie van het verkoopdocument of de overnameverklaring over aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zodra deze daarom verzoeken, maar in elk geval binnen 48 uur na het voltooien van de weging.

    1.10.   Weegvoorzieningen

    1.10.1.

    Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt aan het verkoopdocument of de overnameverklaring gehecht.

    1.10.2.

    Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, moet het systeem door de bevoegde autoriteiten worden goedgekeurd, geijkt en verzegeld, en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    a)

    de partij die de vis weegt, houdt een gepagineerd weeglogboek bij, waarin het volgende wordt vermeld:

    i)

    de naam en het registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost,

    ii)

    het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging uit de haven van aanvoer is vervoerd,

    iii)

    de soort vis,

    iv)

    het gewicht van iedere aanvoer,

    v)

    de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging;

    b)

    indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbaar systeem te worden aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. Dit cumulatieve totale gewicht dient in het onder a) bedoelde gepagineerde logboek te worden vermeld;

    c)

    het weeglogboek en de in punt 1.7.1, onder b), ii), bedoelde kopieën van de schriftelijke verklaringen moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

    1.11.   Toegang door de bevoegde autoriteiten

    De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, de schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.

    1.12.   Kruiscontroles

    1.12.1.

    De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:

    a)

    de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in punt 1.3.1, met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig;

    b)

    de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig, met de in de aanvoeraangifte vermelde hoeveelheden;

    c)

    de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte, met de in het verkoopdocument of de overnameverklaring vermelde hoeveelheden.

    1.13.   Volledige inspectie

    (15)

    De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd, wat ten minste het volgende moet omvatten:

    a)

    controle van de weging van de vangsten van het vaartuig per soort. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing van het vaartuig gecontroleerd. Bij diepvriestrawlers worden alle kisten geteld. Een representatieve steekproef van de kisten/pallets wordt gewogen voor de berekening van het gemiddelde gewicht van de kisten/pallets. De kisten worden bemonsterd volgens een erkende methode om het gemiddelde nettogewicht van de vis (d.w.z. zonder verpakking, ijs enz.) te bepalen;

    b)

    naast de in punt 1.12 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:

    i)

    de per soort in het weeglogboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort in het verkoopsdocument of de overnameverklaring geregistreerde hoeveelheden;

    ii)

    de op grond van punt 1.7.1, onder b) i), door de bevoegde autoriteiten ontvangen schriftelijke verklaringen met de op grond van punt 1.7.1, onder b)ii), door de ontvanger van de vis bewaarde schriftelijke verklaringen;

    iii)

    de identificatienummers van de containers als vermeld in de in punt 1.7.1, onder b) i), genoemde schriftelijke verklaringen met de weeglogboeken.

    c)

    indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend;

    d)

    zodra het lossen is beëindigd, moet worden gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.

    1.14.   Documentatie

    1.14.1.

    Van alle in punt 1 genoemde inspectieactiviteiten moet verslag worden opgemaakt. Deze documenten moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

    2.   Haringvisserij in ICES-sector IIa (EG-wateren)

    Het is verboden haring aan te voeren of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in sector IIa (EG-wateren).

    3.   Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

    In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

    4.   Beperkingen voor de visserij op kabeljauw

    4.1.   ICES-sector Vb

    Tot en met 31 december 2006 is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

     

    59o05'NB, 06o45'WL

     

    59o30’NB, 06o00’WL

     

    59o40'NB, 05o00'WL

     

    60o00’NB, 04o00’WL

     

    59o30'NB, 04o00'WL

     

    59o05'NB, 06o45'WL

    4.2.   ICES-sectoren VIIf en g

    Van 1 februari 2006 tot en met 31 maart 2006 is iedere vorm van visserij verboden in de volgende ICES-rechthoeken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijlen vanaf de basislijn.

    4.3.   In afwijking van het bepaalde in de punten 4.1en 4.2 is de visserij met kommen en korven in het betrokken gebied en de betrokken periode toegestaan, mits:

    i)

    geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en

    ii)

    geen andere organismen dan schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden.

    4.4.   In afwijking van het bepaalde in de punten 4.1 en 4.2 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, mits:

    i)

    er geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

    ii)

    er geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilversmelt aan boord worden gehouden.

    5.   Sluiting van een gebied voor zandspiering

    5.1.

    Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

    de oostkust van Engeland op 55o30' NB,

    55o30' NB, 1o00' WL,

    58o00' NB en 1o00' WL,

    58o00' NB en 2o00' WL,

    de oostkust van Schotland op 2o00' WL.

    5.2.

    Een beperkte vangst voor wetenschappelijke doeleinden is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

    6.   Rockall-schelvisbox

    Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

    Punt nr.

    Breedtegraad

    Lengtegraad

    1

    57o00'NB

    15o00'WL

    2

    57o00'NB

    14o00'WL

    3

    56o30'NB

    14o00'WL

    4

    56o30'NB

    15o00'WL

    7.   Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

    De in de artikelen 2, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (1) bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen zijn tijdelijk van toepassing in 2006.

    8.   Het gebruik van kieuwnetten in de ICES-sectoren VIa, b en VIIb, c, j, k en deelgebied XII

    8.1.

    In deze bijlage wordt onder „kieuwnetten” en „warrelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit een enkel net dat verticaal in het water wordt gehouden door vlotters en ballast. Levende aquatische hulpbronnen worden gevangen doordat zij in het net verward of verstrikt raken.

    8.2.

    In deze bijlage wordt onder „schakelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit twee of meer achter elkaar hangende netten aan een enkele bovenpees, die verticaal in het water worden gehouden.

    8.3.

    Het is vaartuigen van de Gemeenschap niet toegestaan kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt in

    a)

    ICES-afdelingen VIa, b en VII b, c, j, k

    b)

    ICES-deelgebied XII ten oosten van 27o WL.

    8.4.

    Alle in punt 8.1 en punt 8.2 bedoelde netten moeten vóór 1 februari 2006 uit de in punt 8.3. bedoelde gebieden worden verwijderd.

    9.   Voorwaarden voor de in de Golf van Biscaye toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

    In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (2), mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70 tot 99 mm, indien het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig aanhangsel 3 van deze bijlage.

    10.   Visserij op diepzeesoorten

    In afwijking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 geldt het volgende in 2006:

    10.1.

    De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument.

    10.2.

    Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.

    11.   Overgangsmaatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

    De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84‐coördinatensysteem):

     

    De Hecate Seamounts:

    52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL

    52o 20.8167' NB, 30o 51.5258' WL

    52o 12.0777' NB, 30o 54.3824' WL

    52o 12.4144' NB, 31o 14.8168' WL

    52o 21.2866' NB, 31o 09.2688' WL

     

    De Faraday Seamounts:

    50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL

    49o 59.1490' NB, 29o 29.4580' WL

    49o 52.6429' NB, 29o 30.2820' WL

    49o 44.3831' NB, 29o 02.8711' WL

    49o 44.4186' NB, 28o 52.4340' WL

    49o 36.4557' NB, 28o 39.4703' WL

    49o 29.9701' NB, 28o 45.0183' WL

    49o 49.4197' NB, 29o 42.0923' WL

    50o 01.7968' NB, 29o 37.8077' WL

     

    Een deel van de Reykjanes Ridge:

    55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL

    55o 05.4804' NB, 35o 58.9784' WL

    54o 58.9914' NB, 34o 41.3634' WL

    54o 41.1841' NB, 34o 00.0514' WL

    54o 00.0'NB, 34o 00.0' WL

    53o 54.6406' NB, 34o 49.9842' WL

    53o 58.9668' NB, 36o 39.1260' WL

    55o 04.5327' NB, 36o 49.0135' WL

     

    De Altair Seamounts:

    44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL

    44o 47.2611' NB, 33o 48.5158' WL

    44o 31.2006' NB, 33o 50.1636' WL

    44o 38.0481' NB, 34o 11.9715' WL

    44o 38.9470' NB, 34o 27.6819' WL

    44o 50.4953' NB, 34o 26.9128' WL

     

    De Antialtair Seamounts:

    43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL

    43o 39.5557' NB, 22o 19.2335' WL

    43o 31.2802' NB, 22o 08.7964' WL

    43o 27.7335' NB, 22o 14.6192' WL

    43o 30.9616' NB, 22o 32.0325' WL

    43o 40.6286' NB, 22o 47.0288' WL

    43o 43.1307' NB, 22o 44.1174' WL

    12.   CECAF

    De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) die is gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, bedraagt 450 gram (schoongemaakt). Ondermaatse octopus mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk terug in zee worden gezet.

    13.   Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst bedrijven in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

    13.1.

    Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 4. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

    a)

    IUU-vaartuigen die een haven aandoen krijgen geen toestemming om te lossen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NEAFC. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

    b)

    vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met vaartuigen van de lijst;

    c)

    in de haven mogen aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend;

    d)

    het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;

    e)

    de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;

    f)

    lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan om geen door dergelijke vaartuigen gevangen vis te verhandelen of over te laden.

    13.2.

    De Commissie brengt de lijst met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst vaststelt.

    14.   Elektrische visserij

    In afwijking van artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 is vissen met een boomkor met elektrische stroom toegestaan onder voorwaarden, door de Commissie vast te stellen overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en in het licht van advies van het WTECV.

    Deel B

    Het Middellandse-Zeegebied

    15.   Tijdelijke maatregel inzake maaswijdte en visserijactiviteiten

    De lopende visserijactiviteiten waarvoor een afwijking geldt op grond van artikel 3, leden 1 en 1bis, en artikel 6, leden 1 en 1bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, mogen in 2006 tijdelijk worden voortgezet.

    16.   Korren en sleepnetten in de diepzeevisserij

    Het gebruik van sleepdreggen en trawlnetten op diepten van meer dan 1 000 m is verboden.

    17.   Opstelling van een GFCM-lijst van vaartuigen van meer dan 15 m

    17.1.

    Vóór 1 juni 2006 stelt elke lidstaat de Commissie, via de reguliere elektronische weg, in het bezit van een lijst van de vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die zijn vlag voeren en op zijn grondgebied zijn geregistreerd, en waaraan een visdocument is afgegeven op grond waarvan zij in het GFCM-gebied mogen vissen.

    17.2.

    De in punt 16.1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

    a)

    het nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister, en de externe kentekens als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004;

    b)

    de voor visserij en/of overlading toegestane periode;

    c)

    het gebruikte vistuig.

    17.3.

    Vóór 1 juli 2006 zendt de Commissie de lijst naar het uitvoerend secretariaat van de GFCM, zodat de vaartuigen kunnen worden opgenomen in GFCM‐register van vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die mogen vissen in het GFCM‐verdragsgebied (hierna het GFCM‐register genoemd).

    17.4.

    Elke wijziging in de in punt 17.1 genoemde lijst moet ten minste 10 werkdagen voordat het vaartuig in het GFCM-gebied begint te vissen, worden gemeld aan de Commissie, die deze gegevens volgens dezelfde procedure doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de GFCM.

    17.5.

    Communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in de in punt 17.1 genoemde lijst zijn opgenomen, mogen in het GFCM‐gebied niet vissen op ongeacht welke soort vis of schelpdier, noch de betrokken soorten aan boord hebben, overladen of aanlanden.

    17.6.

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er zorg voor te dragen dat

    a)

    enkel vaartuigen die hun vlag voeren, die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst en die in het bezit zijn van een door hen afgegeven visdocument, op de in dat document vastgestelde voorwaarden in het GFCM‐gebied mogen vissen;

    b)

    aan vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-visserij) in het GFCM‐gebied of elders, mag geen visdocument worden afgegeven, tenzij de nieuwe eigenaars op afdoende wijze kunnen aantonen dat de vorige eigenaars en exploitanten geen wettelijke, materiële of financiële belangen meer hebben in hun vaartuigen en geen enkele controle over hun vaartuigen meer hebben, of dat hun vaartuigen op geen enkele wijze nog deelnemen aan of betrokken zijn bij IUU‐visserij;

    c)

    voor zover dat mogelijk is, in hun nationale wetgeving is bepaald dat eigenaars en exploitanten van vaartuigen die hun vlag voeren en die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst, niet mogen deelnemen aan of betrokken zijn bij visserijactiviteiten door niet in het GFCM‐register ingeschreven vaartuigen in het GFCM‐verdragsgebied;

    d)

    voor zover dat mogelijk is, in hun nationale wetgeving is bepaald dat eigenaars van vaartuigen die hun vlag voeren en die zijn opgenomen in de in punt 17.1 genoemde lijst, onderdanen van de vlaglidstaat of daar gevestigde rechtspersonen moeten zijn;

    e)

    hun vaartuigen aan alle relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen van de GFCM voldoen.

    17.7.

    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om, in het GFCM‐gebied, het vissen op ongeacht welke soort vis, schaal- of schelpdier, en het aan boord hebben, overladen of aanlanden daarvan door vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in het GFCM‐register zijn opgenomen, te verbieden.

    17.8.

    De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle informatie waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die niet in het GFCM‐register zijn opgenomen, in het GFCM‐verdragsgebied vis of schelpdieren overladen of daarop vissen.

    Deel C

    Oostelijke Stille Oceaan

    18.   Ringzegens in het gereglementeerde gebied van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC).

    18.1.

    De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 11 september 2006, hetzij van 20 november tot en met 31 december 2006 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

    de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

    lengtegraad 150o WL,

    breedtegraad 40o NB,

    breedtegraad 40o ZB.

    18.2.

    De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2006 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.

    18.3.

    Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

    18.4.

    Vaartuigen die met ringzegens vissen, moeten indien mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasems en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.

    19.   De volgende specifieke maatregelen moeten worden toegepast voor ingesloten of verstrikte zeeschildpadden:

    a)

    wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet,

    b)

    indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten,

    c)

    indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de schildpad voldoende hersteld is voordat ze opnieuw overboord wordt gezet,

    d)

    vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien,

    e)

    zeeschildpadden die in vis-aantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD’s) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, moeten voor zover mogelijk worden bevrijd,

    f)

    FAD’s die niet meer voor de visserij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk uit het water worden verwijderd.

    Deel D

    Over grote afstanden trekkende vis in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee

    20.   Minimummaat voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee

    20.1

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor blauwvintonijn in de Middellandse Zee vastgesteld op 10 kg of 80 cm.

    20.2

    In afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt geen tolerantiewaarde toegestaan voor blauwvintonijn waarop wordt gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee.

    21.   Minimummaat voor grootoogtonijn

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor grootoogtonijn opgeheven.

    22.   Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

    22.1.

    Ter bescherming van het bestand grootoogtonijn, met name jonge vis, is de visserij met vaartuigen die met de zegen vissen en vaartuigen die met de hengel (met aas) vissen, verboden in het onder a) genoemde gebied en tijdens de onder b) genoemde periode.

    a)

    Het gaat om het volgende gebied:

     

    zuidelijke grens: breedtelijn 0o ZB

     

    noordelijke grens: breedtelijn 5o NB

     

    westelijke grens: meridiaan 20o WL

     

    oostelijke grens: meridiaan 10o WL

    b)

    Het verbod geldt voor de periode van 1 tot en met 30 november van elk jaar.

    22.2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 973/2001 mogen vissersvaartuigen uit de Gemeenschap tijdens de in artikel 3, lid 1, genoemde periode zonder beperking op het gebruik van bepaalde vaartuig- en vistuigtypes vissen in het in artikel 3, lid 2, omschreven gebied.

    23.   Maatregelen met betrekking tot de recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee

    23.1.

    Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om — in het kader van de recreatie‐ en sportvisserij — het gebruik van sleepnetten, omsluitingsnetten, glijzegens, korren, kieuwnetten, schakelnetten en beugen te verbieden voor het vissen op tonijn en tonijnachtigen, in het bijzonder blauwvintonijn, in de Middellandse Zee.

    23.2.

    Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de tonijn en tonijnachtigen die in de Middellandse Zee in het kader van de recreatie‐ en sportvisserij worden gevangen, niet in de handel worden gebracht.

    24.   Bemonsteringsplan voor blauwvintonijn

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5bis van Verordening (EG) nr. 973/2001 stelt iedere lidstaat een bemonsteringsplan op voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijnen per grootte; dit vereist met name dat de groottesortering in kooien moet plaatsvinden aan de hand van één monster (= 100 stuks) per 100 ton levende vis. De bemonstering met het oog op de groottesortering vindt plaats tijdens het oogsten (3) op het viskweekbedrijf, overeenkomstig de ICCAT‐verslagleggingsmethode taak II. Tijdens iedere oogst moeten in alle kooien monsters worden genomen. Vóór 1 mei 2006 moeten de op basis van de in het voorafgaande jaar uitgevoerde bemonsteringen verkregen gegevens aan de ICCAT worden toegezonden.

    DEEL E

    Zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan

    25.   SEAFO

    25.1.

    Alle communautaire vaartuigen die in het verdragsgebied van de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) vissen op soorten waarvoor geen door andere bevoegde regionale visserijorganisaties vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen gelden, moeten met ingang van 1 januari 2006 gekwalificeerde wetenschappelijke waarnemers aan boord hebben.

    25.2.

    De lidstaten treffen de nodige maatregelen om wetenschappelijke waarnemers te benoemen en om ervoor te zorgen dat ze aan boord worden genomen op alle vaartuigen die hun vlag voeren of die op hun grondgebied zijn geregistreerd en die op het punt staan in het SEAFO-verdragsgebied visserijactiviteiten te gaan uitoefenen. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de benoemde wetenschappelijke waarnemers aan boord blijven van de vissersvaartuigen waaraan zij zijn toegewezen totdat zij door andere wetenschappelijke waarnemers worden vervangen.

    25.3.

    Met ingang van 1 januari 2006 moet de kapitein van een communautair vaartuig dat actief is in het SEAFO‐verdragsgebied, de wetenschappelijke waarnemer aan boord ontvangen en hem de nodige bijstand verlenen voor het uitvoeren van zijn taak.

    25.4.

    Vóór 1 mei van elk jaar zenden de lidstaten het secretariaat van de SEAFO een uitgebreid verslag in de door het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO vast te stellen vorm, met een overzicht van de gegevens uit de verslagen van de aan de vissersvaartuigen die hun vlag voeren toegewezen wetenschappelijke waarnemers. Het verslag wordt tegelijkertijd aan de Commissie toegezonden.


    (1)  PB L 41 van 13.02.02, blz. 1.

    (2)  PB L 77 van 20.3.2002, blz. 8.

    (3)  Voor vis die meer dan één jaar lang gekweekt wordt, moeten andere aanvullende bemonsteringsmethoden worden vastgesteld.

    Aanhangsel 1 van bijlage III

    GESLEEPT VISTUIG: Skagerrak en Kattegat

    Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte

    Soort

    Maaswijdte (mm)

    <16

    16-31

    32-69

    35-69

    70‐89 (5)

    ≥ 90

    Minimumpercentage doel soorten

    50 % (6)

    50 % (6)

    20 % (6)

    50 % (6)

    20 % (6)

    20 % (7)

    30 % (8)

    geen

    Zandspiering (Ammodytidae) (3)

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    Zandspiering (Ammodytidae) (4)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Kever (Trisopterus esmarkii)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Grote Pieterman (Trachinus draco) (1)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Weekdieren (behalve Sepia) (1)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Geep (Belone belone) (1)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Zilvervis (Argentina spp.)

     

     

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Sprot (Sprattus sprattus)

     

    x

     

    x

    x

    x

    x

    x

    Paling (Anguilla, anguilla)

     

     

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2)

     

     

    x

    x

    x

    x

    x

    x

    Makreel (Scomber spp.)

     

     

     

    x

     

     

    x

    x

    Horsmakreel (Trachurus spp.)

     

     

     

    x

     

     

    x

    x

    Haring (Clupea harengus)

     

     

     

    x

     

     

    x

    x

    Noordse garnaal (Pandalus borealis)

     

     

     

     

     

    x

    x

    x

    Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1)

     

     

     

     

    x

     

    x

    x

    Wijting (Merlangius merlangus)

     

     

     

     

     

     

    x

    x

    Langoustine (Nephrops norvegicus)

     

     

     

     

     

     

    x

    x

    Alle andere mariene organismen

     

     

     

     

     

     

     

    x


    (1)  Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.

    (2)  Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.

    (3)  Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.

    (4)  Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.

    (5)  Bij toepassing van deze maaswijdte moet de kuil zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en zijn voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig aanhangsel 2 bij deze bijlage.

    (6)  De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 10 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft.

    (7)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.

    (8)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.

    Aanhangsel 2 van bijlage III

    Voorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 mm in Skagerrak en Kattegat

    a)

    Het naar soort selectieve rooster moet worden bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 m. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend.

    b)

    Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opsla van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

    c)

    Het rooster wordt diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl aangebracht, onmiddellijk vóór de kuil of maximaal 10 m verder naar voren in de tunnel. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

    d)

    In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

    e)

    Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 30 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

    Image

    Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens door het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustine door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat de tunnel volledig uit vierkante mazen bestaat is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustine makkelijker om te ontsnappen.

    Aanhangsel 3 van bijlage III

    Voorschriften voor de visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig toegestaan in ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in ICES-sectoren VIII a, b, c, e

    Omschrijving van het ontsnappingspaneel met vierkante mazen boven in het vistuig

    Het betreft een paneel met vierkante mazen van 100 mm (gemeten aan de binnenzijde van de openingen) aan het achtereind van de trechter in trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm.

    Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

    Plaats van bevestiging van het ontsnappingspaneel

    Het ontsnappingspaneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

    Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

    Grootte van de panelen

    Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

    Netwerk

    De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 100 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

    Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

    Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

    Bevestiging van het ontsnappingspaneel in het netwerk met ruitvormige mazen

    Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

    De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

    Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

    Andere

    Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

    Image

    Aanhangsel 4 van bijlage III

    Door de NEAFC bevestigde lijst van vaartuigen die illegale,

    niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven

    Naam van het vaartuig

    Vlaggenstaat

    IMO-identificatienummer (1)

    FONTENOVA

    Panama

    p.m.

    IANNIS

    Panama

    p.m.

    LANNIS I

    Panama

    p.m.

    LISA

    Gemenebest Dominica

    8606836

    KERGUELEN

    Guinee (Conakry)

    p.m.

    OKHOTINO

    Gemenebest Dominica

    8522169

    OLCHAN

    Gemenebest Dominica

    8422838

    OSTROE

    Gemenebest Dominica

    8522042

    OSTROVETS

    Gemenebest Dominica

    8522030

    OYRA

    Gemenebest Dominica

    8522119

    OZHERELYE

    Gemenebest Dominica

    8422876

    SUNNY JANE

    Belize

    7347407

    PAVLOVSK

    Gemenebest Dominica

    8326319

    DOLPHIN

    Georgië

    p.m.

    ICE BAY

    Cambodja

    8028424

    TURICIA

    Panama

    7700104

    GRAND SOL

    Panama

    p.m.

    MURTOSA

    Togo

    7385174


    (1)  International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie)


    BIJLAGE IV

    DEEL I

    Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

    Visserijzone

    Visserijtak

    Aantal vergunningen

    Verdeling van vergunningen over de lidstaten

    Maximumaantal vaartuigen op ieder moment

    Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

    Haring, benoorden 62o00'NB

     

     

     

    Demersale soorten, benoorden 62o00'NB

    80

    FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

    50

    Makreel, bezuiden 62o00'NB, ringzegenvisserij

    11

    DE: 1 (1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL: 1 (1)

    niet relevant

    Makreel, bezuiden 62o00'NB, trawlvisserij

    19

    niet relevant

    Makreel, benoorden 62o00'NB, ringzegenvisserij

    11 (2)

    DK: 11

    niet relevant

    Industriële soorten, bezuiden 62o00'NB

    480

    DK: 450, UK: 30

    150

    Wateren van de Faeröer

    Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

    26

    BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

    13

    Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62o28' NB en ten oosten van 6o30' WL

    8 (3)

     

    4

     

    Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61o20' NB en 62o00' NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen.

    70

    BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

    26

    Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61o30' NB en ten westen van 9o00' WL en in het gebied tussen 7o00' WL en 9o00' WL ten zuiden van 60o30' NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60o30' NB, 7o00' WL en 60o00' NB, 6o00' WL.

    70

    DE: 8 (4), FR: 12 (4), UK: 0 (4)

    20 (5)

     

    Gerichte trawlvisserij op zwarte koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt.

    70

     

    22 (5)

    Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen.

    34

    DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

    20

    Lijnvisserij

    10

    UK: 10

    6

    Makreelvisserij

    12

    DK: 12

    12

    Haringvisserij benoorden 62o NB

    21

    DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

    21

    Wateren van de Russische Federatie

    Alle visserijtakken

    pm

     

    pm

    Kabeljauwvisserij

    7 (6)

     

    pm

    Sprotvisserij

    pm

     

    pm

    DEEL II

    Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van derde landen in Gemeenschapswateren

    Vlaggenstaat

    Visserijtak

    Aantal vergunningen

    Maximumaantal vaartuigen op ieder moment

    Noorwegen

    Haring, benoorden 62o00'NB

    18

    18

    Faeröer

    Makreel, VIa (benoorden 56o30o NB), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56o30o NB), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56o 30o NB)

    14

    14

    Haring, benoorden 62o00'NB

    21

    21

    Haring, IIIa

    4

    4

    Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56o30' NB): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

    15

    15

    Leng en torsk

    20

    10

    Blauwe wijting, VIa (benoorden 56o30o NB), VIb, VII (ten westen van 12o00o WL)

    20

    20

    Blauwe leng

    16

    16

    Russische Federatie

    Haring, IIId (Zweedse wateren)

    pm

    pm

    Haring, IIId (Zweedse wateren, niet-vissende moederschepen)

    pm

    pm

    Sprot

    4 (7)

    pm

    Barbados

    Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

    5

    pm

    Snappers(wateren van Frans-Guyana)

    5

    pm

    Guyana

    Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

    pm

    pm

    Suriname

    Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

    5

    pm

    Trinidad en Tobago

    Garnalen„Penaeus” (wateren van Frans-Guyana)

    8

    pm

    Japan

    Tonijn7 (wateren van Frans Guyana)

    pm

     

    Korea

    Tonijn7 (wateren van Frans Guyana)

    pm

    pm

    Venezuela

    Snappers (wateren van Frans-Guyana)

    41

    pm

    Haaien (wateren van Frans-Guyana)

    4

    pm

    DEEL III

    Aangifte overeenkomstig artikel 25, lid 2

    Image


    (1)  Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en trawlvisserij.

    (2)  Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62o00' NB.

    (3)  Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”.

    (4)  Maximale aantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.

    (5)  Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”

    (6)  Uitsluitend voor vaartuigen die de vlag van Letland voeren.

    (7)  Uitsluitend voor het Letse deel van de EG-wateren.


    BIJLAGE V

    DEEL I

    In het logboek te noteren gegevens

    Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

    Na iedere trek:

    1.1.

    gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    1.2.

    datum en tijdstip van de trek;

    1.3.

    geografische positie tijdens de trek;

    1.4.

    gebruikte vismethode.

    Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

    2.1.

    de vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

    2.2.

    de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

    2.3.

    naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

    2.4.

    overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

    Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:

    3.1.

    naam van de haven;

    3.2.

    aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

    Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

    4.1.

    datum en tijdstip van het bericht;

    4.2.

    soort bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „transhipment”

    4.3.

    bij een radiobericht: naam van het radiostation.

    DEEL II

    Image


    BIJLAGE VI

    INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

    1.

    De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

    1.1.

    Wanneer een vaartuig aan een visreis in communautaire wateren begint (1), verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m (2)

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

    TM

    m

    COE (= „catch on entry”)

    RC

    m

    (internationale roepnaam van het vaartuig)

    TN

    m (3)

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    m (4)

    m (5)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    LG (4)

    o (5)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    LI

    o

    (geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

    LN

    o

    (geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied)

    OB

    m

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar:

     

     

    FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record” einde van het bericht)

    1.2.

    Wanneer een vaartuig een visreis (1) in communautaire wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    COX (= „catch on exit”)

    RC

    m

    (internationale roepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    m (6)

    m (7)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    LG (6)

    o (7)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

    CA

    m

    (gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    OB

    o

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    DF

    o

    (aantal visdagen sinds laatste bericht)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”)

    1.3.

    Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    CAT (= „catch report”)

    RC

    m

    (internationale roepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    m (6)

    m (7)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    LG (6)

    o (7)

    (lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

    RA

    m

    (relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

    CA

    m

    (gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    OB

    o

    (hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    DF

    o

    (aantal visdagen sinds laatste bericht)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”)

    1.4.

    Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading plaatsvindt, los van de „catch report”-berichten, moet minimaal 24 uur van tevoren een extra „transhipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

    SQ

    m

    (volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

    TM

    m

    TRA (= „transhipment”)

    RC

    m

    (internationale roepnaam van het vaartuig)

    TN

    o

    (volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

    NA

    o

    (naam van het vaartuig)

    IR

    m

    (vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

    XR

    m

    (op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

    KG

    m

    (hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

    TT

    m

    (internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

    TF

    m

    (internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

    LT (8)

    m/o (9), (10)

    (lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

    LG (8)

    m/o (9), (10)

    (lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

    PD

    m

    (geplande datum van de overlading)

    PT

    m

    (gepland tijdstip van de overlading)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    MA

    m

    (naam van de kapitein van het vaartuig)

    ER

    m

    (= „end of record”;

    2.

    Vorm van de berichten

    Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name: in particular,

    de tekst „VRONT” moet worden geplaats in de onderwerpsregel van het bericht;

    ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst;

    de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

    Voorbeeld (met fictieve gegevens):

    SR

     

    AD

    XEU

    SQ

    1

    TM

    COE

    RC

    IRCS

    TN

    1

    NA

    VESSEL NAME EXAMPLE

    IR

    NOR

    XR

    PO 12345

    LT

    +65.321

    LO

    -21.123

    RA

    04A.

    OB

    COD 100 HAD 300

    DA

    20051004

    MA

    CAPTAIN NAME EXAMPLE

    TI

    1315

    ER

     

    3.

    Schema voor de berichten

    3.1.

    De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM Commissie 420599543 FISH), per e-mail (FISHERIES-telecom@cec.eu.int) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

    3.2.

    Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

    3.3.

    Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

    FR

    m

    („from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

    RN

    m

    (volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

    RD

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    RT

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

    //SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VESSEL NAME EXAMPLE//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65.321//LG/-21.123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/CAPTAIN NAME EXAMPLE//ER//

    De vlaggenstaat ontvangt een „return message” met de volgende gegevens:

    SR

    m

    (= „start of record”; begin van het bericht)

    AD

    m

    (ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

    FR

    m

    XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

    RN

    m

    (volgnummer van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

    TM

    m

    RET (= „return”)

    SQ

    m

    (volgnummer van het oorspronkelijke bericht van het vaartuig in het lopende jaar)

    RC

    m

    (internationale roepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

    RS

    m

    („return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

    RE

    m

    („return error number”; foutnummer)

    DA

    m

    (datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

    TI

    m

    (tijdstip van het bericht in het formaat: uumm)

    ER

    m

    (= „end of record”; einde van het bericht);

    4.

    Naam van het radiostation

    Naam van het radiostation

    Roepnaam van het radiostation

    Lyngby

    OXZ

    Land's End

    GLD

    Valentia

    EJK

    Malin Head

    EJM

    Torshavn

    OXJ

    Bergen

    LGN

    Farsund

    LGZ

    Florø

    LGL

    Rogaland

    LGQ

    Tjøme

    LGT

    Ålesund

    LGA

    Ørlandet

    LFO

    Bodø

    LPG

    Svalbard

    LGS

    Gryt

    GRYT RADIO

    Göteborg

    SOG

    Turku

    OFK

    5.

    Code voor het meedelen van de vissoorten:

    Beryciden (Beryx spp.)

    ALF

    Lange schol (Hippoglossoides platessoides),

    PLA

    Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

    ANE

    Zeeduivel (Lophius spp.)

    MNZ

    Zilvervis (Argentina silus)

    ARG

    Braam (Brama brama)

    POA

    Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

    BSK

    Zwarte haarstaart (Aphanopus carbo)

    BSF

    Blauwe leng (Molva dypterygia)

    BLI

    Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

    WHB

    Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyerii)

    BOB

    Kabeljauw (Gadus morhua)

    COD

    Garnaal (Crangon crangon)

    CSH

    Inktvis (Loligo spp.)

    SQC

    Doornhaai (Squalus acanthias)

    DGS

    Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

    FOR

    Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

    GHL

    Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

    HAD

    Heek (Merluccius merluccius)

    HKE

    Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

    HAL

    Haring (Clupea harengus)

    HER

    Horsmakreel (Trachurus trachurus)

    HOM

    Leng (Molva molva)

    LIN

    Makreel (Scomber scombrus)

    MAC

    Schartong (Lepidorhombus spp.)

    LEZ

    Noordse garnaal (Pandalus borealis)

    PRA

    Langoustine (Nephrops norvegicus)

    NEP

    Kever (Trisopterus esmarkii)

    NOP

    Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

    ORY

    Andere

    OTH

    Schol (Pleuronectes platessa)

    PLE

    Pollak (Pollachius pollachius)

    POL

    Haringhaai (Lamma nasus)

    POR

    Roodbaars (Sebastes spp.)

    RED

    Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

    SBR

    Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

    RNG

    Zwarte koolvis (Pollachius virens)

    POK

    Zalm (Salmo salar)

    SAL

    Zandspiering (Ammodytes spp.)

    SAN

    Sardine (Sardina pilchardus)

    PIL

    Haaien (Selachii, Pleurotremata)

    SKH

    Garnaal „Penaeus” (Penaeidae)

    PEZ

    Sprot (Sprattus sprattus)

    SPR

    Pijlinktvis (Illex spp.)

    SQX

    Tonijn (Thunnidae)

    TUN

    Torsk (Brosme brosme)

    USK

    Wijting (Merlangius merlangus)

    WHG

    Zandschar (Limanda ferruginea)

    YEL

    6.

    Codes voor het aanduiden van het betrokken gebied

    02A.

    ICES-sector IIa — Noorse Zee

    02B.

    ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

    03A.

    ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

    03B.

    ICES-sector IIIb

    03C.

    ICES-sector IIIc

    03D.

    ICES-sector IIId — Oostzee

    04A.

    ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

    04B.

    ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

    04C.

    ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

    05A.

    ICES-sector Va — IJslandse wateren

    05B.

    ICES-sector Vb — Wateren van de Faeröer

    06A.

    ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

    06B.

    ICES-sector VIb — Rockall

    07A.

    ICES-sector VIIa — Ierse Zee

    07B.

    ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

    07C.

    ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

    07D.

    ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

    07E.

    ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

    07F.

    ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

    07G.

    ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

    07H.

    ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

    07J.

    ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Oostelijk deel

    07K.

    ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Westelijk deel

    08A.

    ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

    08B.

    ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centrale deel

    08C.

    ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

    08D.

    ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

    08E.

    ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijke deel

    09A.

    ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

    09B.

    ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

    14A.

    ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

    14B.

    ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel

    7.

    Afgezien van het bepaalde in het punt 1 t/m 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op vaartuigen van derde landen die in communautaire wateren op blauwe wijting willen vissen:

    a)

    Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de communautaire wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig in voorkomend geval een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra

    i)

    UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+44 131271 9700) of

    ii)

    Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+353 87236 5998).

    In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de communautaire wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint niet te vissen voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

    Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de haven aanbiedt.

    b)

    De voorschriften van punt a) gelden niet voor vaartuigen die de communautaire wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

    c)

    In afwijking van punt 1.2. wordt de visreis als beëindigd beschouwd zodra het vaartuig de communautaire wateren verlaat of een haven van de Gemeenschap binnenloopt waar de vangsten volledig worden aangeland.

    De vaartuigen verlaten de Gemeenschapswateren pas nadat zij door een van de volgende controleroutes zijn gevaren:

    A.

    ICES-vak 48 E2 in sector VIa

    B.

    ICES-vak 46 E6 in sector IVa

    C.

    ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

    De kapitein van het schip stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controleroutes per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edingburgh, als bepaald in punt 1. In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de controleroute waarlangs het vaartuig van plan is te varen.

    Het vaartuig verlaat het gebied binnen de controleroute niet voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de communitaire wateren verlaat.

    Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

    d)

    De netten van vaartuigen die op doorvaart zijn door de wateren van de Gemeenschap, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

    i)

    netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

    ii)

    netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.


    (1)  Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire vissserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop dit vaartuig deze zone weer verlaat.

    (2)  m = „mandatory”; verplicht

    (3)  o = „optional”; facultatief

    (4)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

    (5)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

    (6)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

    (7)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

    (8)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31/12/2006 kunnen LA en LO in graden nog worden gebruikt.

    (9)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem..

    (10)  Facultatief voor het ontvangende vaartuig.


    BIJLAGE VII

    LIJST VAN SOORTEN

    Nederlandse naam

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Bodemvissen

     

     

    Kabeljauw

    Gadus morhua

    COD

    Schelvis

    Melanogrammus aeglefinus

    HAD

    Roodbaars

    Sebastes sp.

    RED

    Roodbaars

    Sebastes marinus

    REG

    Diepzeeroodbaars

    Sebastes mentella

    REB

    Amerikaanse roodbaars

    Sebastes fasciatus

    REN

    Noordwest-Atlantische heek

    Merluccius bilinearis

    HKS

    Atlantische gaffelkabeljauw (1)

    Urophycis chuss

    HKR

    Zwarte Koolvis

    Pollachius virens

    POK

    Lange schol

    Hippoglossoides platessoides

    PLA

    Witje

    Glyptocephalus cynoglossus

    WIT

    Geelstaartschar

    Limanda ferruginea

    YEL

    Zwarte heilbot

    Reinharditius hippoglossoides

    GHL

    Heilbot

    Hippoglossus hippoglossus

    HAL

    Amerikaanse winterschol

    Pseudopleuronectes americanus

    FLW

    Zomerbot

    Paralichthys dentatus

    FLS

    Amerikaanse griet

    Scophthalmus aquosus

    FLD

    Platvissen (n.e.g.)

    Pleuronectiformes

    FLX

    Amerikaanse zeeduivel

    Lophius americanus

    ANG

    Amerikaanse ponen

    Prionotus sp.

    SRA

    Atlantische tomcod

    Microgadus tomcod

    TOM

    Blauwe diepzeekabeljauw

    Antimora rostrata

    ANT

    Blauwe wijting

    Micromesistius poutassou

    WHB

    Amerikaanse lipvis

    Tautogolabrus adspersus

    CUN

    Torsk

    Brosme brosme

    USK

    Groenlandse kabeljauw

    Gadus ogac

    GRC

    Blauwe leng

    Molva dypterygia

    BLI

    Leng

    Molva molva

    LIN

    Snotdolf

    Cyclopterus lumpus

    LUM

    Koningombervis

    Menticirrhus saxatilis

    KGF

    Noordelijke kogelvis

    Sphoeroides maculatus

    PUF

    Puitalen (n.e.g.)

    Lycodes sp.

    ELZ

    Atlantische puitaal

    Macrozoarces americanus

    OPT

    Poolkabeljauw

    Boreogadus saida

    POC

    Grenadiervis

    Coryphaenoides rupestris

    RNG

    Noordelijke grenadiervis

    Macrourus berglax

    RHG

    Zandspieringen

    Ammodytes sp.

    SAN

    Zeedonderpadden

    Myoxocephalus sp.

    SCU

    Scup

    Stenotomus chrysops

    SCP

    Tautog-lipvis

    Tautoga onitis

    TAU

    Blauwe tegelvis

    Lopholatilus chamaeleonticeps

    TIL

    Witte heek (1)

    Urophycis tenuis

    HKW

    Zeewolven (n.e.g.)

    Anarhicas sp.

    CAT

    Zeewolf

    Anarhichas lupus

    CAA

    Gevlekte zeewolf

    Anarhichas minor

    CAS

    Bodemvissen (n.e.g.)

     

    GRO

    Pelagische vissen

     

     

    Atlantische haring

    Clupea harengus

    HER

    Makreel

    Scomber scombrus

    MAC

    Atlantische botervis

    Peprilus triacanthus

    BUT

    Menhaden

    Brevoortia tyrannus

    MHA

    Makreelgeep

    Scomberesox saurus

    SAU

    Amerikaanse ansjovis

    Anchoa mitchilli

    ANB

    Blauwbaars

    Pomatomus saltatrix

    BLU

    Paardenhorsmakreel

    Caranx hippos

    CVJ

    Fregattonijn

    Auxis thazard

    FRI

    Koningsmakreel

    Scomberomourus cavalla

    KGM

    Gevlekte koningsmakreel

    Scomberomourus maculatus

    SSM

    Zeilvis

    Istiophorus platypterus

    SAI

    Witte marlijn

    Tetrapturus albidus

    WHM

    Blauwe marlijn

    Makaira nigricans

    BUM

    Zwaardvis

    Xiphias gladius

    SWO

    Witte tonijn

    Thunnus alalunga

    ALB

    Bonito

    Sarda sarda

    BON

    Dwergtonijn

    Euthynnus alletteratus

    LTA

    Grootoogtonijn

    Thunnus obesus

    BET

    Gewone tonijn

    Thunnus thynnus

    BFT

    Gestreepte tonijn/Skipjack

    Katsuwonus pelamis

    SKJ

    Geelvintonijn

    Thunnus albacares

    YFT

    Tonijnen (n.e.g.)

    Scombridae

    TUN

    Pelagische vissen (n.e.g.)

     

    PEL

    Invertebraten

     

     

    Langvinpijlinktvis

    Loligo pealei

    SQL

    Kortvinpijlinktvis

    Illex illecebrosus

    SQI

    Inktvissen (n.e.g.)

    Loliginidae, Ommastrephidae

    SQU

    Amerikaanse zwaardschede

    Ensis directus

    CLR

    Amerikaanse venusschelp

    Mercenaria mercenaria

    CLH

    Noordkromp

    Arctica islandica

    CLQ

    Grote strandgaper

    Mya arenaria

    CLS

    Reuze strandschelp

    Spisula solidissima

    CLB

    Stimpsons strandschelp

    Spisula polynyma

    CLT

    Tweekleppigen (n.e.g.)

    Prionodesmacea, Teleodesmacea

    CLX

    Kamschelp

    Argopecten irradians

    SCB

    Zwarte trommelvis

    Pogonias cromis

    BDM

    mantel

    Chylamys islandica

    ISC

    Amerikaanse grote mantel

    Placopecten magellanicus

    SCA

    Mantel- en kamschelpen (n.e.g.)

    Pectinidae

    SCX

    Noord-Amerikaanse oester

    Crassostrea virginica

    OYA

    Mossel

    Mytilus edulis

    MUS

    Busyconwulken (n.e.g.)

    Busycon sp.

    WHX

    Alikruiken (n.e.g.)

    Littorina sp.

    PER

    Weekdieren (n.e.g.)

    Mollusca

    MOL

    Atlantische rotskrab

    Cancer irroratus

    CRK

    Blauwe zwemkrab

    Callinectes sapidus

    CRB

    Strandkrab

    Carcinus maenas

    CRG

    Jonaskrab

    Cancer borealis

    CRJ

    Arctische sneeuwkrab

    Chionoecetes opilio

    CRQ

    Rode diepzeekrab

    Geryon quinquedens

    CRR

    Augustinuskrab

    Lithodes maia

    KCT

    Zeekrabben (n.e.g.)

    Reptantia

    CRA

    Amerikaanse zeekreeft

    Homarus americanus

    LBA

    Noorse garnaal

    Pandalus borealis

    PRA

    Ringsprietgarnaal

    Pandalus montagui

    AES

    Peneide garnalen (n.e.g.)

    Penaeus sp.

    PEN

    Pandalide garnalen

    Pandalus sp.

    PAN

    Zeewaterschelpdieren (n.e.g.)

    Crustacea

    CRU

    Zee-egels

    Strongylocentrotus sp.

    URC

    Wormen (n.e.g.)

    Polycheata

    WOR

    Pijlstaartkreeft

    Limulus polyphemus

    HSC

    Invertebraten (n.e.g.)

    Invertebrata

    INV

    Overige soorten

     

     

    Rivierharing

    Alosa pseudoharengus

    ALE

    Geelstaarten

    Seriola sp.

    AMX

    Amerikaanse congeraal

    Conger oceanicus

    COA

    Amerikaanse paling

    Anguilla rostrata

    ELA

    Slijmprik

    Myxine glutinosa

    MYG

    Amerikaanse elft

    Alosa sapidissima

    SHA

    Zilvervissen (n.e.g.)

    Argentina sp.

    ARG

    Atlantische ombervis

    Micropogonias undulatus

    CKA

    Atlantische geep

    Strongylura marina

    NFA

    Atlantische zalm

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische koornaarvis

    Menidia menidia

    SSA

    Atlantische draadvinnige haring

    Opisthonema oglinum

    THA

    Glijkop

    Alepocephalus bairdii

    ALC

    Zwarte trommelvis

    Pogonias cromis

    BDM

    Zwarte zeebaars

    Centropristis striata

    BSB

    Canadese elft

    Alosa aestivalis

    BBH

    Lodde

    Mallotus villosus

    CAP

    Riddervissen (n.e.g.)

    Salvelinus sp.

    CHR

    Cobia

    Rachycentron canadum

    CBA

    Gele pompano

    Trachinotus carolinus

    POM

    Draadvinnige elft

    Dorosoma cepedianum

    SHG

    Knorvissen (n.e.g.)

    Pomadasyidae

    GRX

    West-Atlantische fint

    Alosa mediocris

    SHH

    Lantaarnvis

    Notoscopelus sp.

    LAX

    Harders (n.e.g.)

    Mugilidae

    MUL

    Grootbek

    Peprilus alepidotus (=paru)

    HVF

    Varkensvis

    Orthopristis chrysoptera

    PIG

    Amerikaanse spiering

    Osmerus mordax

    SMR

    Rode ombervis

    Sciaenops ocellatus

    RDM

    Gewone zeebrasem

    Pagrus pagrus

    RPG

    Ruwe horsmakreel

    Trachurus lathami

    RSC

    Zandbaars

    Diplectrum formosum

    PES

    Schaapskopzeebrasem

    Archosargus probatocephalus

    SPH

    Puntombervis

    Leiostomus xanthurus

    SPT

    Gevlekte ombervis

    Cynoscion nebulosus

    SWF

    Koningsombervis

    Cynoscion regalis

    STG

    Gestreepte baars

    Morone saxatilis

    STB

    Steuren (n.e.g.)

    Acipenseridae

    STU

    Tarpoen

    Tarpon (=megalops) atlanticus

    TAR

    Zalmachtigen (n.e.g.)

    Salmo sp.

    TRO

    Amerikaanse zeebaars

    Morone americana

    PEW

    Beryciden (n.e.g.)

    Beryx sp.

    ALF

    Doornhaai

    Squalus acantias

    DGS

    Doornhaaien (n.e.g.)

    Squalidae

    DGX

    Gespikkelde scheurtandhaai

    Odontaspis taurus

    CCT

    Neushaai

    Lamna nasus

    POR

    Makreelhaai

    Isurus oxyrinchus

    SMA

    Donkere haai

    Carcharhinus obscurus

    DUS

    Blauwe haai

    Prionace glauca

    BSH

    Haaien (n.e.g.)

    Squaliformes

    SHX

    Atlantische melkhaai

    Rhizoprionodon terraenova

    RHT

    Zwarte lantaarnhaai

    Centroscyllium fabricii

    CFB

    Groenlandse haai

    Sonmnousus microcephalus

    GSK

    Reuzenhaai

    Cetorhinus maximus

    BSK

    Roggen (n.e.g.)

    Raja sp.

    SKA

    Kleine rog

    Leucoraja erinacea

    RJD

    Arctische rog

    Amblyraja hyperborea

    RJG

    Deurrog

    Dipturus laevis

    RJL

    Winterrog

    Leucoraja ocellata

    RJT

    Sterrog

    Amblyraja radiata

    RJR

    Gladde rog

    Malcoraja senta

    RJS

    Groenlandse rog

    Bathyraja spinicauda

    RJO

    Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.)

     

    FIN


    (1)  Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: a) heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; b) met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tennuis; c) andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b).


    BIJLAGE VIII

    TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

    1.   Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

    De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    (a)

    het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 26 zijn voorgeschreven voor de kuil;

    (b)

    het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;

    c)

    de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

    Image

    2.   Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

    Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:

    i)

    elk stuk want:

    a)

    slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;

    b)

    ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt); en

    c)

    niet langer is dan tien mazen; en

    ii)

    de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

    Image

    POOLS TYPE

    3.   Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

    Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil.

    Image


    BIJLAGE IX

    BEVESTIGING VAN DE KLOSSENPEES MET „TOGGLE CHAINS” BIJ GARNALENTRAWLERS: NAFO-GEBIED

    Voor het bevestigen van de klossenpees aan de grondpees of de dunnepees worden op verschillende afstanden bevestigingskettingen (kettingen, touwen of combinaties van beide) geplaatst, zogenaamde „toggle chains”. De termen „grondpees” en „dunnepees” mogen in dit verband door elkaar worden gebruikt. Op sommige vaartuigen wordt één enkele lijn gebruikt; op andere worden een grondpees en een dunnepees gebruikt zoals aangegeven in het schema. De lengte van de bevestigingsketting of „toggle chain” moet worden gemeten van het hart van de ketting of het touw die de klossenpees vormt (het hart van de klossenpees) tot de onderkant van de grondpees.

    Op bijgaand schema is aangegeven hoe de lengte van de toggle chain moet worden gemeten.

    Image


    BIJLAGE X

    MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)

    Soort

    Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid,

    vers, gekoeld, bevroren of gezouten

    In gehele staat

    Zonder kop

    Zonder kop en staart

    Zonder kop en overlangs doorgesneden

    Kabeljauw

    5 bis

    5 bis

    5 bis

    27/25 cm (2)

    Zwarte heilbot

    5 bis

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    Lange schol

    5 bis

    5 bis

    5 bis

    n.v.t.

    Geelstaartschar

    5 bis

    5 bis

    5 bis

    n.v.t.


    (1)  Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte.

    (2)  Kleinere maat voor vers gezouten vis.


    BIJLAGE XI

    VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)

    IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

    Gegevens

    Standaardcode

    Naam van het vaartuig

    01

    Nationaliteit van het vaartuig

    02

    Registratienummer van het vaartuig

    03

    Haven van registratie

    04

    Gebruikte soorten vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig)

    10

    Soort vistuig

     

    Datum

     

    dag

    20

    maand

    21

    jaar

    22

    Positie

     

    breedtegraad

    31

    lengtegraad

    32

    statistisch vak

    33

    Aantal trekken per 24 uur (1)

    40

    Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist (1)

    41

    Soortnamen (bijlage II)

     

    Dagelijkse vangst per soort (in ton levend gewicht)

    50

    Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie

    61

    Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel

    62

    Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet

    63

    Plaats(en) van overlading

    70

    Datum/data van overlading

    71

    Handtekening van de kapitein

    80

    VISTUIGCODES

    Vistuigcategorieën

    Standaardcode

    Omsluitingsnetten

     

    Ringzegens met sluitlijn

    PS

    door één vaartuig bediend

    PS1

    door twee vaartuigen bediend

    PS2

    Ringzegens zonder sluitlijn (lampara)

    LA

    Zegens

    SB

    Bootzegens

    SV

    Deense zegens

    SDN

    Schotse zegens

    SSC

    spanzegens

    SPR

    Zegennetten (n.e.g.)

    SX

    Trawlnetten

     

    Korven

    FPO

    Bodemtrawls

     

    boomkorren

    TBB

    ottertrawls (2)

    OTB

    spanrieten

    PTB

    kreeftentrawls

    TBN

    garnalentrawls

    TBS

    bodemtrawls (n.e.g.)

    TB

    Pelagische trawls

     

    ottertrawls

    OTM

    spanrieten

    PTM

    garnalentrawls

    TMS

    Pelagische trawls (n.e.g.)

    TM

    Dubbele-bordentrawls

    OTT

    Ottertrawls (n.e.g.)

    OT

    Spannetten (n.e.g.)

    PT

    Ottertrawls (n.e.g.)

    TX

    Kieuwnetten en warnetten

     

    Geankerde kieuwnetten

    GNS

    Drijfnetten

    GND

    Omringende kieuwnetten

    GNC

    Staande kieuwnetten (met palen)

    GNF

    Schakels

    GTR

    Gecombineerde kieuwnetten en schakels

    GTN

    Kieuwnetten en warnetten (n.e.g.)

    GEN

    Kieuwnetten (n.e.g.)

    GN

    Vallen

     

    Onbedekte kommen

    FPN

    Fuiken

    FYK

    Ankerkuilen

    FSN

    Barrières, staande netten, weren, enz.

    FWR

    Luchtnetten

    FAR

    Vallen (n.e.g.)

    FIX

    Haken en lijnen

     

    Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (3)

    LHP

    Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) (3)

    LHM

    Grondbeugen

    LLS

    Drijvende beugen

    LLD

    Beuglijnen (n.e.g.)

    LL

    Sleeplijnen

    LTL

    Haken en lijnen (n.e.g.) (4)

    LX

    Contact- en verwondingstuig

     

    Harpoenen

    HAR

    Korren

     

    Vanaf een schip bediende kor

    DRB

    Handkor

    DRH

    Kruisnetten

     

    Draagbare kruisnetten

    LNP

    Vanaf een schip bediende kruisnetten

    LNB

    Vanaf de oever bediende kruisnetten

    LNS

    Kruisnetten (n.e.g.)

    LN

    Vallende netten

     

    Werpnetten

    FCN

    Vallen netten (n.e.g.)

    FG

    Verzamelmachines

     

    Pompen

    HMP

    Motordreggen

    HMD

    Verzamelmachines (n.e.g.)

    HMX

    Diverse soorten vistuig  (5)

    MIS

    Vistuig voor recreatiedoeleinden

    RG

    Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig

    NK

    CODES VAN VISSERSVAARTUIGEN

    A.

    Voornaamste vaartuigtypes

    FAO-code

    Vaartuigtype

    BO

    Beschermingsvaartuig

    CO

    Visserijopleidingsschip

    DB

    Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu)

    DM

    Vaartuig voor de korvisserij (continu)

    DO

    Vaartuig voor de boomkorvisserij

    DOX

    Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.)

    FO

    Visvervoerschip

    FX

    Vissersvaartuig (n.e.g.)

    GO

    Vaartuig voor de kieuwnetvisserij

    HOX

    Moederschip (n.e.g.)

    HSF

    Fabrieksschip

    KO

    Hospitaalschip

    LH

    Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug

    LL

    Beugschip

    LO

    Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij

    LP

    Hengelvisserijvaartuig

    LT

    Vaartuig voor de sleeplijnvisserij

    MO

    Polyvalent vaartuig

    MSN

    Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn

    MTG

    Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij

    MTS

    Vaartuig voor de visserij met de trawl en de zegen

    NB

    Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist

    NO

    Vaartuig dat met kruisnetten vist

    NOX

    Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.)

    PO

    Vaartuig dat met vispompen vist

    SN

    Vaartuig dat met het Deens zegennet vist

    SO

    Vaartuig voor de zegenvisserij

    SOX

    Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.)

    SP

    Vaartuig voor de ringzegenvisserij

    SPE

    Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist

    SPT

    Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen

    TO

    Trawler

    TOX

    Trawlers (n.e.g.)

    TS

    Zijtrawler

    TSF

    Zijtrawler met vriesinrichting

    TSW

    Zijtrawler voor verse vis

    TT

    Hektrawler

    TTF

    Hektrawler met vriesinrichting

    TTP

    Fabrieksschip dat over het hek vist

    TU

    Boomkortrawler

    WO

    Vaartuig dat met fuiken of vallen vist

    WOP

    Korvenvisser

    WOX

    Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.)

    ZO

    Vaartuig dat met drijvend vistuig vist

    DRN

    Visserijonderzoeksschip

    n.e.g. = niet elders gespecificeerd

    B)

    Voornaamste activiteiten van de vaartuigen

    Drielettercode

    Cat.

    ANC

    Voor anker

    DRI

    Visserij met drijfnetten

    FIS

    Visserij

    HAU

    Halen van het vistuig

    PRO

    Be-en verwerken

    STE

    Stomen

    TRX

    Overladen (laden of lossen)

    OTH

    Andere (nader te specificeren)


    (1)  Wanneer er binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld.

    (2)  De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2.

    (3)  Met inbegrip van de peur.

    (4)  Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd.

    (5)  Dit punt omvat hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen.


    BIJLAGE XII

    NAFO-GEBIED

    Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 29, lid 2, moeten worden gerapporteerd.

    ANG/N3NO.

    Lophius americanus

    Amerikaanse zeeduivel

    CAA/N3LMN.

    Anarhichas lupus

    Zeewolf

    CAP/N3LMN.

    Mallotus villosus

    Lodde

    CAT/N3LMN

    Anarhichas spp.

    Zeewolf (n.e.g.)

    HAD/N3NO.

    Melanogrammus aeglefinus

    Schelvis

    HAL/N23KL.

    Hippoglossus hippoglossus

    Heilbot

    HAL/N3M.

    Hippoglossus hippoglossus

    Heilbot

    HAL/N3NO.

    Hippoglossus hippoglossus

    Heilbot

    HER/N3L

    Clupea harengus

    Haring

    HKR/N2J3KL

    Urophycis chuss

    Atlantische gaffelkabeljauw

    HKR/N3MNO.

    Urophycis chuss

    Atlantische gaffelkabeljauw

    HKS/N3NLMO

    Merlucius bilinearis

    Noordwest-Atlantische heek

    RNG/N23

    CORYPHAENOIDES rupestris

    Grenadiervis

    HKW/N2J3KL

    Urophycis tenuis

    Witte heek

    POK/N3O

    Pollachius virens

    Zwarte Koolvis

    RHG/N23.

    Macrourus berglax

    Noordelijke grenadiervis

    SKA/N2J3KL

    Raja spp.

    Roggen

    SKA/N3M.

    Raja spp.

    Roggen

    SQI/N56

    Illex illecebrosus

    Kortvinpijlinktvis

    VFF/N3LMN.

    Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd

    WIT/N3M.

    Glyptocephalus cynoglossus

    Witje

    YEL/N3M.

    Limanda ferruginea

    Geelstaartschar


    BIJLAGE XIII

    VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED

    Doelsoorten

    Zone

    Gesloten tijd

    Notothenia rossii

    FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

    FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

    FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

    Het hele jaar

    Vinvis

    FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

    FAO 48,2 Antarctische wateren (1)

    Het hele jaar

    Gobionotothen gibberifrons

    Chaenocephalus aceratus

    Pseudochaenichthys georgianus

    Lepidonotothen squamifrons

    Patagonotothen guntheri

    FAO 48.3

    Het hele jaar

    Dissostichus spp

    FAO 48,5 Antarctische wateren

    1.12.2005 tot en met 30.11.2006

    Dissostichus spp

    FAO 88,3 Antarctische wateren (1)

    FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1)  (2)

    FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79o20'OL en buiten de EEZ ten westen van 79o20'OL (1)

    FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65oZB (1)

    FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)

    FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

    FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

    Het hele jaar

    Lepidonotothen squamifrons

    FAO 58.4.4 (1)

    Het hele jaar

    Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides

    FAO 58.5.2 Antarctische wateren

    1.12.2005 tot en met 30.11.2006

    Dissostichus mawsoni

    FAO 48.4 Antarctische wateren (1)

    Het hele jaar


    (1)  Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.

    (2)  Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ’s).


    BIJLAGE XIV

    VANGST- EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR NIEUWE EN EXPERIMENTELE VISSERIJACTIVITEITEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2005-2006

    Deelgebied/sector

    Regio

    Seizoen

    SSRU

    Vangstbeperking voor Dissostichus spp. (ton)

    Bijvangstbeperking (ton)

    Roggen

    Macrourus spp.

    Andere soorten

    58.4.1

    Gehele sector

    1.12.2005 tot en met 30.11.2006

    A

    B

    C

    D

    E

    F

    G

    H

    Totaal deelgebied

    0

    0

    200

    0

    200

    0

    200

    0

    600

    Gehele sector:

    50

    Gehele

    sector:

    96

    Gehele sector:

    20

    58.4.2

    Gehele sector

    1.12.2005 tot en met 30.11.2006

    A

    B

    C

    D

    E

    Totaal deelgebied

    260

    0

    260

    0

    260

    780

    Gehele sector

    50

    Gehele sector

    124

    Gehele sector

    20

    58.4.3a)

    Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

    Van 1.5 tot en met 31.8.2006

    n.v.t.

    250

    Gehele sector

    50

    Gehele sector

    26

    Gehele sector

    20

    58.4.3b)

    Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

    Van 1.5 tot en met 31.8.2006

    n.v.t.

    300

    Gehele sector

    50

    Gehele sector

    159

    Gehele sector

    20

    88.1

    Gehele deelgebied

    1.12.2005 tot en met 31.8.2006

    A

    B, C, G

    D

    E

    F

    H, I, K

    J

    L

    Totaal deelgebied

    0

    348 (1)

    0

    0

    0

    1 893 (1)

    551 (1)

    172 (1)

    2 964 (1)

    0

    50 (1)

    0

    0

    0

    95 (1)

    50 (1)

    50 (1)

    148 (1)

    0

    56 (1)

    0

    0

    0

    303 (1)

    88 (1)

    28 (1)

    474 (1)

    0

    60 (1)

    0

    0

    0

    60 (1)

    20 (1)

    20 (1)

    0

    88.2

    Gehele deelgebied

    1.12.2005 tot en met 31.8.2006

    A

    B

    C, D, F, G

    E

    Totaal deelgebied

    0

    0

    214 (1)

    273 (1)

    487 (1)

    0

    0

    50 (1)

    50 (1)

    50 (1)

    0

    0

    34 (1)

    44 (1)

    78 (1)

    0

    0

    20 (1)

    20 (1)

    0


    (1)  Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:

    Roggen:

    5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is;

    Macrourus spp.:

    16 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid;

    Andere soorten:

    20 ton per SSRU.


    Top