Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R1696

    Verordening (EG) nr. 1696/2002 van de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    PB L 259 van 27.9.2002, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/09/2005

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1696/oj

    32002R1696

    Verordening (EG) nr. 1696/2002 van de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    Publicatieblad Nr. L 259 van 27/09/2002 blz. 0001 - 0007


    Verordening (EG) nr. 1696/2002 van de Raad

    van 23 september 2002

    tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1),

    Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. VOORAFGAANDE PROCEDURES

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 1015/94 van de Raad(2) werd een definitief antidumpingrecht ingesteld op televisiecamerasystemen uit Japan.

    (2) Bij artikel 1, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1015/94 werden de professionele camerasystemen die in de bijlage bij die verordening (hierna "de bijlage" genoemd) zijn vermeld uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van het antidumpingrecht uitgesloten. Het betreft hier professionele camera's van het hoogste marktsegment die uit technisch oogpunt onder de productomschrijving in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1015/94 vallen, maar die niet als televisiecamera's kunnen worden aangemerkt.

    (3) In oktober 1995 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 2474/95(3) bovengenoemde Verordening (EG) nr. 1015/94 gewijzigd, met name wat de productdefinitie betreft, en werden bepaalde modellen professionele camera's uitdrukkelijk van het definitieve antidumpingrecht uitgesloten.

    (4) In oktober 1997 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1952/97(4) de percentages van het definitieve antidumpingrecht gewijzigd voor twee betrokken ondernemingen, namelijk Sony Corporation en Ikegami Tsushinki, overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna "de basisverordening" genoemd). Voorts heeft de Raad bepaalde nieuwe modellen professionele camera's uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van het antidumpingrecht uitgesloten door deze in de bijlage te vermelden.

    (5) In januari 1999 en 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 193/1999(5) respectievelijk Verordening (EG) nr. 176/2000(6), de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1015/94 gewijzigd door daarin bepaalde nieuwe modellen professionele camerasystemen te vermelden en deze aldus uit te sluiten van het toepassingsgebied van het definitieve antidumpingrecht.

    (6) In september 2000 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 2042/2000(7) de definitieve antidumpingrechten gewijzigd die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1015/94 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

    (7) In januari en in mei 2001 heeft de Raad de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 opnieuw gewijzigd door daarin bepaalde nieuwe modellen professionele camerasystemen te vermelden en deze aldus uit te sluiten van het toepassingsgebied van het definitieve antidumpingrecht.

    (8) Ten slotte heeft de Raad in september 2001, bij Verordening (EG) nr. 1900/2001(8), het niveau van het definitieve antidumpingrecht gewijzigd ten aanzien van de producent/exporteur Hitachi Denshi Ltd in het kader van een tussentijdse herzieningsprocedure overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

    2. ONDERZOEK BETREFFENDE NIEUWE MODELLEN PROFESSIONELE CAMERASYSTEMEN

    2.1. Procedure

    (9) Twee Japanse producenten/exporteurs, namelijk Victor Company van Japan Limited ("JVC") en Ikegami Tsushinki Co Ltd ("Ikegami") hebben de Commissie op 17 april 2001 respectievelijk 12 oktober 2001 medegedeeld dat zij voornemens waren nieuwe modellen professionele camerasystemen in de Gemeenschap op de markt te brengen. Zij verzochten de Commissie deze nieuwe modellen en onderdelen van deze nieuwe modellen in de lijst van de bijlage te vermelden teneinde deze van antidumpingrechten vrij te stellen.

    (10) De Commissie heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap van dit verzoek in kennis gesteld en is met een onderzoek begonnen dat uitsluitend betrekking heeft op de vraag of de betrokken producten binnen het toepassingsgebied van de antidumpingrechten vallen en of het dispositief van Verordening (EG) nr. 2042/2000 dienovereenkomstig moet worden aangepast.

    2.2. Onderzochte modellen

    (11) De verzoeken hadden betrekking op de volgende modellen camerasystemen en de volgende technische specificaties:

    i) JVC

    - camerabesturingseenheid met afstandsbediening RM-P210E

    ii) Ikegami

    - camerakop HDL-37E

    - camerakop HDL-10

    - camerakop HDL-40

    - camerabesturingseenheid MA-400

    - camerabesturingseenheid CCU-37

    - camerabesturingseenheid CCU-10

    - afstandsbedieningseenheid CCU-400

    - afstandsbedieningseenheid RCU-240A

    - camera-adapter CA-450.

    Al deze modellen zouden onderdelen zijn van professionele camera's die bestemd zijn voor de professionele videomarkt.

    2.3. Bevindingen

    (12) De Commissie heeft een technisch onderzoek verricht. Hieruit bleek dat deze modellen, ondanks het feit dat zij technisch zeer geavanceerd zijn, niet als uitzend- of televisiecamerasystemen kunnen worden beschouwd. Er werd derhalve geconcludeerd dat deze modellen van het toepassingsgebied van de antidumpingmaatregelen moesten worden uitgesloten.

    (13) De Commissie heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap en de exporteurs van televisiecamerasystemen van haar bevindingen op de hoogte gebracht en hen in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Op basis van de conclusies van de Commissie, die door de belanghebbenden niet werden betwist, worden alle in overweging 11 vermelde modellen met bijbehorende uitrusting als professionele camerasystemen aangemerkt die van het antidumpingrecht op televisiecamerasystemen uit Japan moeten worden vrijgesteld. De bijlage moet dienovereenkomstig worden aangepast.

    (14) Na de bekendmaking van bovengenoemde conclusies vroeg een producent/exporteur, namelijk Ikegami, de Commissie de door hem geproduceerde en uitgevoerde cameramodellen met terugwerkende kracht vrij te stellen van de antidumpingrechten ongeacht de datum van invoer. Omdat deze modellen worden aangemerkt als professionele camerasystemen zou het antidumpingrecht volgens deze producent/exporteur niet van toepassing zijn op invoer voorafgaand aan de bekendmaking van deze verordening.

    (15) De in bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 vermelde camerasystemen zijn van het recht vrijgesteld nadat uitdrukkelijk is vastgesteld dat deze niet kunnen worden gebruikt voor uitzenddoeleinden. Dit is alleen mogelijk na een uitvoerig onderzoek van de technische eigenschappen van de betrokken camerasystemen door de EG-instellingen. Vrijstelling van het recht is dus alleen mogelijk nadat het besluit is genomen om de betrokken modellen in de bijlage te vermelden. De vrijstelling heeft in beginsel dus alleen gevolgen voor de toekomst, dat wil zeggen vanaf de datum van bekendmaking van de herziene bijlage.

    (16) In bijzondere gevallen waren de EG-instellingen echter van oordeel dat bepaalde professionele camerasystemen met terugwerkende kracht van het antidumpingrecht konden worden vrijgesteld. Het ging hierbij om cameramodellen die in de Gemeenschap waren ingevoerd tussen de ontvangst van het verzoek om vrijstelling en de bekendmaking van de wijziging van de bijlage. Deze invoer kon in het kader van het onderzoek van de Commissie worden geïdentificeerd. In deze bijzondere omstandigheden werd het aanvaardbaar geacht geen recht te heffen van bedoelde camera's die na het verzoek om vrijstelling waren ingevoerd.

    (17) In dit geval wordt echter om de toepassing met terugwerkende kracht gevraagd ongeacht de datum van de eerste invoer en ook ten aanzien van camera's die werden ingevoerd voordat het verzoek om vrijstelling werd ingediend. Bij het onderzoek bleek dat bepaalde betrokken cameramodellen reeds waren ingevoerd voordat een verzoek om vrijstelling bij de Commissie was ingediend, hoewel Ikegami aanvankelijk had aangevoerd dat geen modellen waarop het verzoek betrekking had voorafgaand aan het verzoek waren ingevoerd.

    (18) Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat geen vrijstelling met terugwerkende kracht kan worden verleend voor invoer die plaatsvond voordat een verzoek om vrijstelling bij de Commissie was ingediend. Vrijstelling kan alleen worden verleend op basis van een besluit bepaalde cameramodellen in de bijlage te vermelden. De aard van een camerasysteem kan niet worden vastgesteld voordat de Commissie in het bezit is van een verzoek om vrijstelling dat technische specificaties bevat. De Commissie en de autoriteiten van de lidstaten kunnen de juistheid niet controleren van de GN-indeling van cameramodellen waarvan de Commissie de technische specificatie nog niet heeft ontvangen. Indien vrijstelling van het recht met terugwerkende kracht wordt verleend tot een vroegere datum dan de datum van ontvangst van het verzoek door de Commissie, dan zouden producenten/exporteurs die het recht trachten te ontduiken door eerst hun camera's in de Gemeenschap onder onjuiste GN-codes te laten invoeren, zodat geen recht wordt geheven, en die vervolgens een verzoek indienen om vrijstelling vanaf de datum van de eerste invoer, geen enkel risico lopen indien de autoriteiten de onregelmatigheid opmerken. Hoewel verzoeken om vrijstelling met terugwerkende kracht vanaf de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling in overweging kunnen worden genomen, is het niet dienstig deze vrijstelling uit te breiden tot invoer die plaatsvond voordat het verzoek werd ingediend, met name rekening houdend met het ernstige risico van ontduiking van de maatregelen.

    (19) Derhalve wordt besloten dat de cameramodellen van Ikegami waarop dit onderzoek van toepassing is en die zijn ingevoerd op de datum van of na ontvangst van het verzoek om vrijstelling, dat wil zeggen op of na 12 oktober 2001, van het recht moeten worden vrijgesteld.

    (20) Om deze zelfde redenen wordt besloten dat cameramodellen van JVC waarop dit onderzoek tevens betrekking heeft, moeten worden vrijgesteld van het recht met ingang van de datum van ontvangst van het verzoek om vrijstelling door de Commissie, dat wil zeggen vanaf 17 april 2001,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlage bij Verordening (EG) nr. 2042/2000 wordt vervangen door onderstaande bijlage.

    Artikel 2

    Deze verordening is van toepassing op de volgende modellen die door de volgende producenten/exporteurs worden vervaardigd en naar de Europese Gemeenschap uitgevoerd vanaf de datum van ontvangst door de Commissie van het desbetreffende verzoek om vrijstelling van het definitieve antidumpingrecht:

    a) Ikegami Tsushinki Co Ltd, vanaf 12 oktober 2001:

    - camerakop HDL-37E

    - camerakop HDL-10

    - camerakop HDL-40

    - camerabesturingseenheid MA-400

    - camerabesturingseenheid CCU-37

    - camerabesturingseenheid CCU-10

    - afstandsbedieningseenheid RCU-400

    - afstandsbedieningseenheid RCU-240A

    - camera-adapter CA-450;

    b) Victor Company of Japan Limited, vanaf 17 april 2001:

    - camerabesturingseenheid met afstandsbediening RM-P210E.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 23 september 2002.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. Fischer Boel

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

    (2) PB L 111 van 30.4.1994, blz. 106. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 176/2000 (PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29).

    (3) PB L 255 van 25.10.1995, blz. 11.

    (4) PB L 276 van 9.10.1997, blz. 20.

    (5) PB L 22 van 29.1.1999, blz. 10.

    (6) PB L 22 van 27.1.2000, blz. 29.

    (7) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 38. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 951/2001 (PB L 134 van 17.5.2001, blz. 18).

    (8) PB L 261 van 29.9.2001, blz. 3.

    BIJLAGE

    "BIJLAGE

    Professionele camerasystemen die geen televisiecamerasystemen (uitzendcamerasystemen) zijn en die van de maatregelen zijn uitgesloten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>"

    Top