EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R1369

Verordening (EG) nr. 1369/2002 van de Commissie van 26 juli 2002 houdende afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad wat betreft het bewijs van de aankomst ter bestemming in het geval van gedifferentieerde restituties en houdende vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie bij uitvoer voor bepaalde zuivelproducten

PB L 198 van 27.7.2002, p. 37–38 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/02/2005; opgeheven door 32005R0240

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1369/oj

32002R1369

Verordening (EG) nr. 1369/2002 van de Commissie van 26 juli 2002 houdende afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad wat betreft het bewijs van de aankomst ter bestemming in het geval van gedifferentieerde restituties en houdende vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie bij uitvoer voor bepaalde zuivelproducten

Publicatieblad Nr. L 198 van 27/07/2002 blz. 0037 - 0038


Verordening (EG) nr. 1369/2002 van de Commissie

van 26 juli 2002

houdende afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad wat betreft het bewijs van de aankomst ter bestemming in het geval van gedifferentieerde restituties en houdende vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie bij uitvoer voor bepaalde zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 509/2002 van de Commissie(2), en met name op artikel 31, lid 10, derde streepje, en lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat, in geval van een gedifferentieerde restitutie, de restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs wordt geleverd dat de producten de op het certificaat vermelde bestemming hebben bereikt of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld. Van deze regel kan worden afgeweken voorzover wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

(2) Als de restitutie naar bestemming wordt gedifferentieerd, wordt op grond van artikel 18, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1253/2002(4), een gedeelte van de restitutie, berekend aan de hand van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie, op verzoek van de exporteur betaald zodra het bewijs wordt geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten.

(3) In het kader van specifieke regelingen met bepaalde derde landen kan het eenheidsbedrag van de restitutie voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar die landen lager en soms zelfs veel lager zijn dan de restitutie die normaal van toepassing is. Het kan ook voorkomen dat geen restitutie wordt vastgesteld en dat het laagste eenheidsbedrag van de restitutie resulteert uit het feit dat geen restitutie is vastgesteld.

(4) Bij Verordening (EG) nr. 1151/2002 van de Raad van 27 juni 2002 tot vaststelling van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en tot aanpassing, via een autonome overgangsregeling, van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Europaovereenkomst met Estland(5) zijn concessies in de vorm van wederzijdse tariefcontingenten vastgesteld die de afschaffing van de communautaire restituties voor bepaalde zuivelproducten inhouden. Met Letland en Litouwen zijn soortgelijke concessies overeengekomen. Met ingang van 4 juli 2002 zijn voor de drie Baltische landen de uitvoerrestituties voor de betrokken producten afgeschaft.

(5) Afschaffing van de restituties brengt een differentiatie van de restituties voor bepaalde zuivelproducten met zich. Om te voorkomen dat de autoriteiten van de landen waaraan concessies zijn verleend, het in verband met de restitutie vereiste bewijs van de aankomst ter bestemming overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1255/1999 moeten leveren, hebben zij zich ertoe verbonden erop toe te zien dat alleen zendingen communautaire producten waarvoor geen restituties zijn toegekend, worden toegelaten voor invoer in die landen. Hiertoe zijn de bepalingen die op grond van artikel 20 ter van Verordening (EG) nr. 174/1999 van de Commissie van 26 januari 1999 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1368/2002(7), voor Polen gelden, tot de betrokken landen en producten uitgebreid. Daarom moet worden afgeweken van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

(6) In artikel 20 ter van Verordening (EG) nr. 174/1999 is bepaald dat de marktdeelnemer bij de invoer van de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 174/1999 bedoelde producten in de in die bijlage bedoelde bestemmingen verplicht is aan de bevoegde autoriteiten een gewaarmerkte kopie van het uitvoercertificaat en van de desbetreffende uitvoeraangifte over te leggen. Het uitvoercertificaat bevat specifieke vermeldingen waaruit blijkt dat voor de betrokken producten geen uitvoerrestitutie is verleend. De autoriteiten van het betrokken derde land hebben zich ertoe verbonden na te gaan of het bepaalde in artikel 20 ter van Verordening (EG) nr. 174/1999 wordt nageleefd.

(7) Derhalve moet bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en van Verordening (EG) nr. 800/1999 met deze bijzondere regeling rekening worden gehouden, zodat de exporteurs bij hun handel met derde landen geen onnodige financiële lasten opgelegd krijgen. Daarom hoeft bij de bepaling van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie geen rekening te worden gehouden met de eenheidsbedragen die zijn vastgesteld volgens de betrokken regels en voor de betrokken specifieke bestemming.

(8) Omwille van de duidelijkheid moet ook Verordening (EG) nr. 2886/2000 van de Commissie van 27 december 2000 tot afwijking van artikel 31, lid 10, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, wat betreft het bewijs van aankomst ter bestemming in geval van gedifferentieerde restituties en tot vaststelling van bepalingen betreffende de toepassing van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie bij uitvoer van bepaalde zuivelproducten(8), waarbij vergelijkbare bepalingen zijn vastgesteld voor de uitvoer van bepaalde producten naar Polen, worden ingetrokken. Het is dienstig de bepalingen van die verordening op te nemen in deze verordening.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 31, lid 10, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt voor de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 174/1999 bedoelde producten geen bewijs van aankomst ter bestemming verlangd.

Artikel 2

Het feit dat voor de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 174/1999 bedoelde producten geen restitutie is vastgesteld, wordt niet in aanmerking genomen bij de bepaling van het laagste eenheidsbedrag van de restitutie in de zin van artikel 18, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 800/1999.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 2886/2000 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing op de certificaten die met ingang van 4 juli 2002 worden aangevraagd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2002.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

(2) PB L 79 van 22.3.2002, blz. 15.

(3) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

(4) PB L 183 van 12.7.2002, blz. 12.

(5) PB L 170 van 29.6.2002, blz. 15.

(6) PB L 20 van 27.1.1999, blz. 8.

(7) Zie bladzijde 33 van dit Publicatieblad.

(8) PB L 333 van 29.12.2000, blz. 79.

Top