EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R0408

Verordening (EG) nr. 408/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China

PB L 62 van 5.3.2002, p. 7–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/03/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/408/oj

32002R0408

Verordening (EG) nr. 408/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 062 van 05/03/2002 blz. 0007 - 0014


Verordening (EG) nr. 408/2002 van de Raad

van 28 februari 2002

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie heeft ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1827/2001(2) ("de voorlopige verordening") een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van bepaalde soorten zinkoxiden van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(2) Er zij op gewezen dat er naast de controlebezoeken ten kantore van de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, zoals in overweging 7 van de voorlopige verordening is vermeld, tevens controlebezoeken zijn verricht ten kantore van een aantal gelieerde ondernemingen die de verkoop van de uitvoer verzorgen, namelijk:

Guangxi Liuzhou Nonferrous Metals Smelting Import & Export Co. Ltd, Liuzhou,

Rickeed Industries Ltd, Hong Kong,

Yinli Import and Export Co. Ltd, Liuzhou,

alsook ten kantore van een gelieerde binnenlandse onderneming:

Gredmann Guangzhou Ltd, Guangzhou.

B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(3) Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan tot de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen was besloten, hebben enkele belanghebbende partijen schriftelijk opmerkingen doen toekomen. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 384/96 ("de basisverordening") zijn alle belanghebbende partijen die verzocht hebben te worden gehoord, in de gelegenheid gesteld om door de Commissie te worden gehoord.

(4) De Commissie is verder gegaan met het verzamelen en verifiëren van alle informatie die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte.

(5) Alle partijen zijn in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen de instelling van definitieve antidumpingrechten en de definitieve inning van de uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid gestelde bedragen, aan te bevelen. Voorts werd een termijn vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden hiertegen bezwaar konden indienen.

(6) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden in overweging genomen en zo nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig aangepast.

(7) Na de herziening van de voorlopige bevindingen op basis van de nadien verzamelde informatie, wordt geconcludeerd dat de belangrijkste bevindingen, zoals uiteengezet in de voorlopige verordening, blijven gelden.

C. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1. Product

(8) Na de bekendmaking van de voorlopige verordening heeft een aantal belanghebbende partijen aangevoerd dat de definitie van het betrokken product niet juist was. Zij stelden dat er op de markt verschillende kwaliteitssoorten van zinkoxiden bestaan, die verschillende eigenschappen en toepassingen hebben naar gelang van hun zuiverheid. Deze diverse kwaliteiten van zinkoxide konden bijgevolg niet als een homogeen product worden aangemerkt. Voorts betoogden zij dat de diverse kwaliteiten onvoldoende uitwisselbaar waren. Immers, waar algemeen aanvaard is dat kwaliteiten met een hogere zuiverheidsgraad theoretisch gesproken in alle toepassingen kunnen worden aangewend, geldt dit niet voor kwaliteiten met een lagere zuiverheidsgraad vanwege de hoeveelheid onzuiverheden die zij bevatten.

(9) Dat er slechts sprake zou zijn van uitwisselbaarheid in één richting door het verschil in zuiverheid tussen bepaalde kwaliteiten, wordt op zichzelf niet beschouwd als voldoende bewijs voor de stelling dat deze kwaliteiten verschillende producten vormen die als zodanig afzonderlijk moeten worden behandeld voor dit onderzoek. In tegendeel, het feit dat kwaliteiten met een hoge zuiverheidsgraad in de diverse toepassingen van zinkoxide kunnen worden gebruikt, toont aan dat alle kwaliteiten als één product kunnen worden aangemerkt. Indien bepaalde afnemers een hoger onzuiverheidsgehalte accepteren, is dat doorgaans uit prijsoverwegingen.

(10) De argumenten van de belanghebbenden zijn derhalve volstrekt ontoereikend om de eerdere bevindingen, zoals die in overweging 11 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet en waarin wordt geconcludeerd dat alle kwaliteiten van het product als één enkel product moeten worden aangemerkt, te wijzigen.

(11) De bevindingen inzake het betrokken product, zoals die in de overwegingen 9 tot 11 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, worden bevestigd.

2. Soortgelijk product

(12) Een aantal belanghebbenden betoogde dat de producenten van zinkoxide in de Gemeenschap en in de Volksrepubliek China verschillende productiemethoden hanteerden, wat voor het in de Volksrepubliek China geproduceerde zinkoxide aanmerkelijke kostenvoordelen opleverde op het gebied van grondstof- en andere kosten. Zij voerden aan dat de Chinese producenten hoofdzakelijk de "directe" of Amerikaanse methode toepasten, terwijl de communautaire producenten bijna uitsluitend de "indirecte" of Franse methode gebruikten. De directe methode wordt zo genoemd omdat bij dat procédé het zinkoxide rechtstreeks uit geoxideerde zinkgrondstoffen wordt gewonnen. Deze grondstoffen zouden goedkoper zijn dan het geraffineerde zinkmetaal en andere zinkresiduen die bij de indirecte methode worden gebruikt.

(13) Om te beginnen wordt de kwestie van de verschillende productiemethoden in dit onderzoek niet als relevant beschouwd, omdat bij beide methoden de geproduceerde zinkoxiden dezelfde chemische basiskenmerken (ZnO) en -eigenschappen hebben. Voorts wordt een aanzienlijk deel van de verkoop van de communautaire bedrijfstak ook via de directe methode gewonnen en is bij het onderzoek met de kosten van beide methoden rekening gehouden.

(14) Er zijn de Commissie geen nieuwe elementen voorgelegd die er haar toe hebben gebracht de conclusies die zij in het voorlopige stadium heeft getrokken, namelijk dat het door de communautaire bedrijfstak vervaardigde en verkochte zinkoxide en het in de Volksrepubliek China vervaardigde en naar de Gemeenschap uitgevoerde zinkoxide soortgelijk producten vormen, te wijzigen.

(15) De voorlopige bevindingen inzake het soortgelijk product, zoals die in de overwegingen 12 tot 14 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, worden bevestigd.

D. DUMPING

1. Marktgericht bedrijf

(16) Enkele Chinese producenten betoogden dat de Commissie niet consequent handelde door eerst de status van marktgericht bedrijf toe te kennen (overweging 18 van de voorlopige verordening) en vervolgens de prijzen die de betrokken ondernemingen voor de grondstof zink betalen, niet te willen gebruiken (overweging 47 van de voorlopige verordening). Zij meenden dat de Commissie de status van marktgericht bedrijf niet had mogen toekennen als zij van oordeel was dat de prijzen voor de grondstof zink, de belangrijkste kostenfactor, niet de marktvoorwaarden weergaven in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(17) Bij het tweede en grondigere onderzoek ter plaatse, dat plaatsvond nadat de antwoorden van de exporteurs op de vragenlijst waren geverifieerd en de status van marktgericht bedrijf was toegekend, stelde de Commissie vast dat bepaalde kostenfactoren, namelijk de prijzen die waren betaald voor de grondstof zink, onbetrouwbaar waren. Zij corrigeerde derhalve de kosten in overeenstemming met de zinknoteringen op de London Metal Exchange ("LME"). Het is gebruikelijk dat de kosten worden gecorrigeerd als blijkt dat zij niet nauwkeurig, betrouwbaar of in overeenstemming zijn met de normale marktvoorwaarden. Dit argument wordt derhalve afgewezen en de bevindingen in de overwegingen 15 tot 24 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

2. Individuele behandeling

(18) Aangezien er ten aanzien van dit punt geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen, zoals die in de overwegingen 25 tot 27 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

3. Normale waarde

Vaststelling van de normale waarde voor de producenten/exporteurs die niet als marktgericht bedrijf worden beschouwd

Keuze van het referentieland

(19) De afnemers van zinkoxide in de Gemeenschap waren het niet eens met de keuze van de Verenigde Staten van Amerika (USA) als een geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde, omdat de kosten in de Volksrepubliek China en in de USA verschillend zouden zijn. Deze kwestie is reeds grondig aan bod gekomen in de overwegingen 28 tot 36 van de voorlopige verordening en de gedane keuze wordt bevestigd.

(20) Aangezien er ten aanzien van dit punt geen nieuwe opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen, zoals die in de overwegingen 37 tot 39 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

Vaststelling van de normale waarde voor producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf worden beschouwd

(21) De "afnemers" en enkele Chinese producenten stelden dat de Chinese prijzen voor de grondstof zink op de Chinese markt werden bepaald en dat zij derhalve moesten worden gebruikt zonder correcties op basis van de LME-noteringen voor zink. Zoals in de overwegingen 46 en 47 van de voorlopige verordening werd uiteengezet, zijn de prijzen voor vraag en aanbod van zink of zinkgerelateerde producten in landen met een markteconomie, overal ter wereld, gebaseerd op de zinknoteringen op de LME. Voorts zij erop gewezen dat Chinese ondernemingen, zoals iedere andere marktdeelnemer, de LME als referentie gebruiken wanneer zij zinkconcentraat op de internationale markt aan- of verkopen. Met het oog op de betrouwbaarheid van de kosten dienden de Chinese prijzen voor zinkgrondstoffen te worden gecorrigeerd, omdat zij niet ten volle rekening hielden met de zinknoteringen op de LME. De argumenten moeten derhalve worden afgewezen en de methode die werd gebruikt voor de correctie van de prijzen voor de grondstof zink op basis van de zinknoteringen op de LME, wordt bevestigd.

(22) Na de bekendmaking van de voorlopige verordening vroeg één van de Chinese producenten dat de bovengenoemde prijscorrectie voor de grondstof zink zou worden toegepast op de prijs van zinkconcentraten in plaats van op die van roostgoed, omdat zijn productieproces met zinkconcentraten begon. Deze kwestie werd opnieuw onderzocht en er werd vastgesteld dat de betrokken producent inderdaad zinkconcentraten aankocht, maar de verwerking ervan in het daaropvolgende productiestadium, d.w.z. de winning van roostgoed uit zinkconcentraten, aan een derde partij uitbesteedde. Het onderzoek toonde ook aan dat bij ten minste een gedeelte van de productie van de betrokken onderneming roostgoed werd gebruikt dat op de Chinese markt was aangekocht, waarop de bovenbeschreven correctie moest worden toegepast. Aangezien het de bedoeling was een marktwaarde voor de grondstoffen vast te stellen, en aangezien het eigen productieproces van de betrokken onderneming in feite met roostgoed begon, kon dit verzoek niet worden aanvaard en diende de methode die in de voorlopige verordening was beschreven, te worden bevestigd.

(23) Een andere Chinese producent betoogde dat er bij de berekening van zijn normale waarde een verkeerd cijfer was gebruikt voor de verkoop-, administratie- en algemene kosten ("VAA-kosten") en legde gegevens voor om dit te staven. Zijn claim bleek gerechtvaardigd te zijn en de cijfers werden dienovereenkomstig gecorrigeerd.

(24) Eén onderneming betoogde dat de VAA-kosten voor de binnenlandse verkoop van álle producten moesten worden gebruikt in plaats van alleen maar de VAA-kosten voor de binnenlandse verkoop van het betrokken product. Dit argument kon niet worden aanvaard. Via de berekening van een normale waarde wordt immers beoogd een vervangcijfer samen te stellen voor de binnenlandse prijs van het soortgelijk product. De bij deze berekening gehanteerde VAA-kosten moeten derhalve betrekking hebben op de productie en verkoop van het soortgelijk product op de binnenlandse markt van het land van oorsprong, zoals bepaald in artikel 2, lid 6, van de basisverordening. De claim van de onderneming diende bijgevolg te worden afgewezen en de voorlopige bevindingen worden bevestigd.

(25) De Chinese producenten die de status van marktgericht bedrijf hadden verworven, betoogden dat de winst uit de verkoop van bijproducten bij de vervaardiging van roostgoed en/of zinkoxide van de productiekosten van zinkoxide moest worden afgetrokken. Uit het onderzoek bleek echter dat de ondernemingen bijproducten apart in hun boekhouding voerden. De winst op deze bijproducten varieerde sterk in de tijd en was als buitengewone baten apart in hun boekhouding ingeschreven. De ondernemingen hebben opbrengsten uit de verkoop van bijproducten nooit beschouwd als een post ter ondersteuning van de kosten van zinkoxide. Bij de vaststelling van de voorlopige bevindingen werd dezelfde redenering gevolgd. Dit argument werd dan ook afgewezen en de voorlopige bevindingen worden bevestigd.

(26) Voorts betoogden deze ondernemingen dat de Commissie voor de bepaling van het winstniveau in het kader van de berekende normale waarde van de winst van de communautaire producenten moest uitgaan in plaats van de winst van de producent in het referentieland. Artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening bepaalt dat de normale waarde wordt vastgesteld op basis van de prijs of de door berekening vastgestelde waarde in een derde land met een markteconomie, in dit geval de USA. Andere methoden om de normale waarde vast te stellen, worden alleen in overweging genomen als de relevante gegevens uit het referentieland niet beschikbaar zijn. Het is derhalve niet toegelaten de winstmarge van de communautaire producenten te gebruiken.

(27) Eén Chinese producent betoogde dat in zijn VAA-kosten voor de binnenlandse verkoop ook rechtstreekse verkoopkosten die uitsluitend op de uitvoer betrekking hadden, waren begrepen. Deze claim werd met cijfermateriaal onderbouwd en bleek gerechtvaardigd te zijn. De berekeningen werden dienovereenkomstig aangepast.

(28) De bevindingen die zijn gedaan met behulp van de methode, zoals beschreven in de overwegingen 40 tot 47 van de voorlopige verordening, worden bevestigd.

4. Uitvoerprijs

(29) Eén Chinese producent betoogde dat bij de berekening van de uitvoerprijzen bepaalde kosten tweemaal waren afgetrokken. Dit bleek inderdaad te kloppen en de berekening werd dienovereenkomstig aangepast.

(30) Aangezien er ten aanzien van dit punt geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen, zoals die in overweging 48 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

5. Vergelijking

(31) Aangezien er ten aanzien van dit punt geen opmerkingen werden ontvangen, worden de voorlopige bevindingen, zoals die in de overwegingen 49 en 50 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

6. Dumpingmarge

Voor de medewerkende producenten/exporteurs die als marktgericht bedrijf worden beschouwd en recht hebben op individuele behandeling

(32) Eén Chinese producent betoogde dat de berekening van de dumping in zijn geval moest worden gebaseerd op de verkoop en/of de kosten van de door hemzelf vervaardigde producten, zowel voor de normale waarde als voor de uitvoer, en dat de hoeveelheid van andere producenten gekochte zinkoxide niet mocht worden meegenomen in de kostenberekeningen. Er werd een nader onderzoek ingesteld en de transacties in kwestie konden worden geïsoleerd. De claim werd daarop aanvaard en er werd een nieuwe berekening gemaakt die uitsluitend was gebaseerd op de verkoop en/of de kosten van het door de onderneming zelf vervaardigde zinkoxide.

(33) De definitieve gewogen gemiddelde dumpingmarges voor het door de onderstaande fabrikanten vervaardigde product bedragen, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs Gemeenschap, vóór inklaring:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor alle overige producenten/exporteurs

(34) Het dumpingniveau, zoals voorlopig vastgesteld op 69,8 % van de cif-prijs grens Gemeenschap, wordt bevestigd.

E. COMMUNAUTAIRE BEDRIJFSTAK

(35) Een aantal partijen stelde dat uit overweging 57 van de voorlopige verordening naar voren kwam dat 15 van de 21 producenten van zinkoxide in de Gemeenschap geen medewerking hadden verleend aan het onderzoek. Zij meenden dan ook dat de klacht niet voldeed aan de in artikel 5, lid 4, van de basisverordening gestelde voorwaarden. Er zij echter op gewezen dat de zes producenten die wel hun medewerking verleenden, een groot deel van het tijdens het onderzoektijdvak (lopende van 1 januari tot 31 december 2000 (OT)) vervaardigde zinkoxide in de Gemeenschap voor hun rekening namen, in dit geval namelijk meer dan 75 % van de productie van de 21 bekende ondernemingen, waardoor aan de voorwaarden van artikel 5, lid 4, werd voldaan. Aangezien er geen nieuwe informatie werd voorgelegd met betrekking tot de definitie van de communautaire bedrijfstak, worden de bevindingen, zoals die in de overwegingen 57 tot 59 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet, bevestigd.

F. SCHADE

1. Ter inleiding

(36) Aangezien er geen bezwaar is geuit tegen de voor de vaststelling van het niveau van de invoer van het betrokken product in de Gemeenschap gebruikte methode, zoals uiteengezet in overweging 60 van de voorlopige verordening, en de voor de vaststelling van het communautaire verbruik van zinkoxide (overwegingen 62 en 63) gevolgde werkwijze, worden beide bevestigd.

2. Situatie van de communautaire bedrijfstak

(37) Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de communautaire bedrijfstak een evaluatie van alle relevante factoren en indicatoren die gevolgen hebben voor de situatie van deze bedrijfstak.

(38) Sommige partijen betwistten de conclusies van de Commissie inzake schade. Zij betoogden dat bepaalde gegevens met betrekking tot het rendement van de communautaire bedrijfstak, zoals productie, productiecapaciteit en benuttingsgraad, die waren opgenomen in de niet-vertrouwelijke versie van de klacht en de antwoorden op de vragenlijsten van de Commissie, een stijgende tendens toonden ofwel op hetzelfde niveau bleven. Eén belanghebbende partij stelde ook dat de bevindingen van de Commissie verkeerd waren, omdat de in overweging 82 van de voorlopige verordening gebruikte gegevens inzake cashflow onvolledig waren. Deze belanghebbende partijen wezen er ook op dat een aantal van de moederondernemingen van de maatschappijen die samen de communautaire bedrijfstak vormen, tijdens het OT omvangrijke winsten hadden geboekt en dat de communautaire bedrijfstak aldus geen aanmerkelijke schade had geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

(39) Deze argumenten konden niet worden aanvaard. Om te beginnen gingen deze belanghebbende partijen uit van gedeeltelijke informatie over slechts bepaalde leden van de communautaire bedrijfstak. Zij hielden geen rekening met de resultaten van het onderzoek van de Commissie die in de overwegingen 72 tot 89 van de voorlopige verordening zijn uiteengezet en de algemene situatie van de communautaire bedrijfstak beschrijven. Tevens zij eraan herinnerd dat het lopende onderzoek zich beperkt tot het betrokken product zoals gedefinieerd in overweging 9 van de voorlopige verordening. Het is juist dat de moederondernemingen van bepaalde leden van de communautaire bedrijfstak gedurende het OT winst hebben geboekt, maar de winstgevendheid van hun zinkoxideactiviteiten in de Gemeenschap over deze periode was per saldo negatief, zoals blijkt uit overweging 77 van de voorlopige verordening.

(40) Wat de cashflowgegevens in overweging 82 van de voorlopige verordening betreft, wordt erkend dat sommige maatschappijen die deel uitmaken van de communautaire bedrijfstak, geen gedetailleerde informatie konden verstrekken over hun zinkoxideactiviteiten. De maatschappijen die dat echter wel konden en op wier gecontroleerde informatie de Commissie haar voorlopige bevindingen baseerde, vertegenwoordigden meer dan 80 % van de productie van de communautaire bedrijfstak in het OT. De gecontroleerde gegevens werden daarom als representatief beschouwd voor de situatie van de communautaire bedrijfstak als geheel.

3. Ontwikkelingen voor en na het OT

(41) Een aantal belanghebbenden, met name afnemers van het betrokken product, heeft de Commissie verzocht om de tijdhorizon van haar analyse te verruimen en rekening te houden met ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden zowel vóór de aanvang van de analyseperiode (1 januari 1996 tot 31 december 2000) als ná de afloop van het OT. Zij voerden aan dat de jaren 1993, 1994 en 1995 in de analyse moesten worden meegenomen om de markt beter te kunnen beoordelen. Zij betoogden ook dat de communautaire producenten gebruikmaakten van dalende prijzen voor zinkmetaal na het OT om hun marges te verhogen en dat er dus geen reden was om maatregelen in te stellen.

(42) Er zij aan herinnerd dat in artikel 6, lid 1, van de basisverordening is bepaald dat informatie die betrekking heeft op een na het OT volgende periode normaal niet in aanmerking wordt genomen. De door de belanghebbenden verstrekte informatie over ontwikkelingen ná het OT, die hoofdzakelijk bestond uit verwijzingen naar de daling van de zinknotering op de LME, bracht geen elementen aan op grond waarvan de bevindingen van het onderzoek hun geldigheid verloren. Bij het onderzoek was immers vastgesteld dat onder normale marktomstandigheden de prijzen op de zinkoxidemarkt de ontwikkeling van de grondstofprijzen en doorgaans de LME-zinknoteringen volgden. Schommelingen in de prijzen en kosten in de zinkoxidebranche waren dus gerelateerd aan de LME-notering en de ontwikkelingen na het OT waren slechts een uiting van het normale functioneren van de markt; er was dus geen sprake van structurele wijzigingen in de markt waardoor de gegevens met betrekking tot het OT volstrekt ongeschikt werden om er conclusies uit te trekken. Het verzoek om rekening te houden met ontwikkelingen na het OT, wordt derhalve afgewezen.

(43) Evenzo zij eraan herinnerd dat de bevindingen inzake schade zijn gebaseerd op informatie met betrekking tot het OT. De presentatie van gegevens die op eerdere jaren betrekking hebben, strekt ertoe een beter inzicht te verschaffen in het OT en dit in een context te plaatsen door op tendensen te wijzen. De presentatie van gegevens met betrekking tot de vier jaren voorafgaande aan het OT (1996-1999) wordt hiervoor toereikend geacht. Het verzoek om de tijdhorizon van de analyseperiode uit te breiden met de jaren 1993, 1994 en 1995 wordt derhalve afgewezen.

4. Conclusie inzake schade

(44) Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen ten aanzien van de door de communautaire bedrijfstak geleden schade, wordt de conclusie dat hij aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening, zoals toegelicht in de overwegingen 72 tot 89 van de voorlopige verordening, bevestigd.

G. OORZAKELIJK VERBAND

1. Algemene opmerkingen in verband met de conclusies van de Commissie inzake oorzakelijk verband

(45) Eén belanghebbende stelde dat de schade die de communautaire bedrijfstak beweerde te hebben geleden, het gevolg was van andere factoren dan de betrokken invoer, zonder deze factoren evenwel te specificeren. Ondanks de invoer met dumping zou de communautaire bedrijfstak tijdens de analyseperiode immers haar productieniveau op peil hebben kunnen houden en haar prijzen hebben kunnen verhogen. Een andere belanghebbende betoogde voorts dat er in de voorlopige verordening niet behoorlijk rekening werd gehouden met de ontwaarding van de euro ten opzichte van de US-dollar in de tweede helft van de analyseperiode en dat niet zozeer de invoer uit de Volksrepubliek China als wel dit feit verantwoordelijk was voor de schade die de communautaire bedrijfstak had geleden.

(46) Aangezien de eerste belanghebbende geen andere factoren noemde die volgens hem de door de communautaire bedrijfstak geleden schade konden verklaren, voegde zijn claim niets nieuws aan het onderzoek toe; deze moet derhalve worden afgewezen.

(47) Wat de ontwaarding van de euro ten opzichte van de dollar betreft, een kwestie die door de andere belanghebbende wordt genoemd, werd in overweging 61 van de voorlopige verordening aanvaard dat dit de prijsstijging van de grondstof zink mogelijkerwijs nog had versterkt. Dit zou de financiële resultaten van bepaalde communautaire producenten negatief kunnen hebben beïnvloed, omdat de notering op de LME in dollars gebeurt terwijl het gros van hun verkoop in euro wordt afgewikkeld. Er zij echter aan herinnerd dat op datzelfde ogenblik de communautaire bedrijfstak zijn verkoopprijzen - tot op zekere hoogte - heeft kunnen verhogen om rekening te houden met de gestegen productiekosten. Dat in deze prijsverhoging de gestegen kostprijs van zink, zoals die op de LME genoteerd stond, niet volledig werd meegenomen, wijst op het prijsdrukkende effect dat de invoer met dumping op de verkoopprijzen van de communautaire bedrijfstak tijdens het OT had. Zo werd vastgesteld dat tijdens het OT de omvang van de invoer uit de Volksrepubliek China naar recordhoogten is gestegen en een marktaandeel van 18,4 % heeft bereikt, doordat de prijzen van de communautaire bedrijfstak sterk werden onderboden. Verder bleek de invoer uit andere derde landen tijdens de analyseperiode te zijn teruggelopen tot een marktaandeel van 7,3 % tijdens het OT. Het is niet onredelijk hieruit te concluderen dat de communautaire bedrijfstak, indien er geen invoer met dumping had plaatsgevonden, de gestegen kosten helemaal, of nagenoeg helemaal, had kunnen doorberekenen. Het argument dat de invoer met dumping niet verantwoordelijk was voor de schade die de communautaire bedrijfstak heeft geleden, wordt daarom afgewezen.

(48) In het licht van de bovenstaande overwegingen en bij ontstentenis van andere geldige argumenten met betrekking tot de mogelijke oorzaak van de door de communautaire bedrijfstak geleden schade wordt bevestigd dat de invoer met dumping van zinkoxide uit de Volksrepubliek China schade heeft berokkend aan de communautaire bedrijfstak.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(49) Na de bekendmaking van de voorlopige verordening heeft de Commissie een groot aantal brieven met een identieke strekking ontvangen van afnemers van zinkoxide uit de Spaanse keramische tegelindustrie, hoofdzakelijk fabrikanten van email, glazuren en vernissen en producenten van keramische tegels. Velen van hen hadden zich niet eerder bij de Commissie gemeld of aan het onderzoek meegewerkt; anderzijds is het wel zo dat hun respectieve beroepsorganisaties opmerkingen hebben ingediend.

(50) Deze afnemers stelden een reeks punten aan de orde in verband met de definitie van het betrokken product, de keuze van het referentieland en de financiële resultaten van de communautaire bedrijfstak, waarop hierboven reeds is ingegaan.

(51) Hun opmerkingen over het onderzoek die betrekking hadden op het belang van de Gemeenschap, kunnen in twee hoofdpunten worden samengevat. Het eerste punt betreft het verlies aan concurrentievermogen ten gevolge van het negatieve effect van een hogere kostprijs van zinkoxide op de financiële resultaten, en de gevolgen voor verdere investeringen in de vervaardiging van glazuren en keramische tegels in de Gemeenschap. Het tweede punt betreft de manier waarop de Commissie de belangen van de verschillende belanghebbenden heeft afgewogen bij haar beoordeling van het belang van de Gemeenschap als geheel. Zij betoogden dat de Commissie te sterk de nadruk had gelegd op het relatief beperkte banenverlies in de communautaire bedrijfstak tijdens de analyseperiode en dat zij de duizenden banen die in dezelfde periode in de keramische industrie waren gecreëerd, over het hoofd had gezien. Deze beweringen werden echter niet met bewijsmateriaal gestaafd.

(52) De opmerkingen die van deze belanghebbende partijen werden ontvangen, zowel na de bekendmaking van de voorlopige verordening als na de mededeling van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de instelling van definitieve antidumpingrechten werd voorgesteld, brachten geen nieuw feiten- of bewijsmateriaal aan dat voordien nog niet in overweging was genomen. De conclusie dat er geen dwingende redenen bestaan om geen maatregelen in te stellen, zoals uiteengezet in overweging 151 van de voorlopige verordening, wordt derhalve bevestigd.

I. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1. Niveau waarop de schade wordt tenietgedaan

(53) Een aantal belanghebbenden betoogde dat de Commissie geen billijke prijsvergelijking had gemaakt tussen het zinkoxide van oorsprong uit de Volksrepubliek China en het zinkoxide dat door de communautaire bedrijfstak werd geproduceerd, omdat het Chinese oxide hoofdzakelijk volgens de Amerikaanse methode werd gewonnen en van lage kwaliteit was.

(54) Dit argument is niet correct. Er is inderdaad een vergelijking gemaakt tussen de verschillende verkoopprijzen op de communautaire markt tijdens het OT, waarbij de prijzen van de communautaire bedrijfstak zijn afgezet tegen die van de medewerkende producenten/exporteurs op basis van vergelijkbare kwaliteitssoorten en handelsomvang (prijzen aan onafhankelijke handelaren/importeurs). Een dergelijke billijke vergelijking werd tweemaal gemaakt: zowel bij de vaststelling van de schademarge als bij de berekening van de prijsonderbieding.

(55) Deze vergelijkingen tussen het door de communautaire bedrijfstak geproduceerde en het door de Chinese producenten/exporteurs naar de Gemeenschap uitgevoerde zinkoxide werden gemaakt op basis van zinkoxide van dezelfde soort (d.w.z. zinkoxide gewonnen via de directe methode met een zinkoxidegehalte tussen 95 % en 99,8 %).

(56) Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen ten aanzien van de methode voor de berekening van de schademarges, zoals die in de overwegingen 154 en 155 van de voorlopige verordening werd uiteengezet, wordt deze methode bevestigd.

(57) Wat de vaststelling van de niet-schadelijke prijs betreft, bleek dat sommige producten van één communautaire producent in de tabel van de productiekosten verkeerdelijk waren ingedeeld onder een soort van hoge kwaliteit, wat daarop is gecorrigeerd. Dit leidde tot een lichte neerwaartse bijstelling van de eerder vastgestelde niet-schadelijke prijs en marges.

2. Vorm en hoogte van de rechten

(58) Drie van de vier medewerkende producenten/exporteurs in China voerden de door hen vervaardigde producten rechtstreeks uit dan wel via de respectievelijk aan hen gelieerde handelsmaatschappij. Bij het onderzoek is echter aangetoond dat deze gelieerde handelsmaatschappijen ook zinkoxide uitvoerden dat zij bij andere producenten hadden aangekocht die geen medewerking aan het onderzoek hadden verleend. Alleen de op basis van zinkoxide door de producerende ondernemingen vervaardigde producten kunnen in aanmerking komen voor de specifieke dumpingmarge die voor iedere betrokken producent werd berekend. De vierde producent verkocht een deel van zijn productie aan een andere producent die bij de procedure betrokken was. Gezien het hoge niveau van niet-medewerking (35 %) en het feit dat de niet-medewerkende producenten ook via dezelfde gelieerde handelsmaatschappijen uitvoerden, wordt tevens bij wijze van uitzondering geoordeeld dat er voor dit geval bijzondere bepalingen moeten worden vastgesteld om te garanderen dat het antidumpingrecht behoorlijk wordt toegepast.

(59) Deze bijzondere bepalingen houden onder meer in dat een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage bij deze verordening, aan de douaneautoriteiten van de lidstaten dient te worden voorgelegd. Alleen de invoer die van een dergelijke factuur vergezeld gaat, mag onder de toepasselijke aanvullende Taric-code van de producent in kwestie worden aangegeven. De invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs. Voorts werd de betrokken ondernemingen verzocht de Commissie periodiek een verslag voor te leggen, teneinde een degelijke follow-up van hun verkoop van zinkoxide aan de Gemeenschap te garanderen. Indien geen verslag wordt voorgelegd of uit een verslag zou blijken dat de maatregelen ontoereikend zijn om de gevolgen van schadelijke dumping teniet te doen, kan het nodig zijn een tussentijds onderzoek in te leiden overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(60) De correcties aan de dumping- en de schademarge hadden geen invloed op de toepassing van de regel van het lagere recht; bijgevolg wordt de methode voor de vaststelling van de antidumpingrechten, zoals beschreven in de overwegingen 156 tot 159 van de voorlopige verordening, bevestigd.

3. Definitieve inning van de voorlopige rechten en andere bepalingen

(61) Gezien de hoogte van de vastgestelde dumping wat de producenten/exporteurs betreft en de ernst van de schade die de communautaire bedrijfstak heeft geleden, wordt het nodig geacht dat de uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid gestelde bedragen worden geïnd tot het bedrag van het definitief opgelegde recht. Aangezien de definitieve rechten lager liggen dan de voorlopige rechten, moeten de overtollige als zekerheid gestelde bedragen worden vrijgegeven.

(62) Verzoeken om toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld naar aanleiding van een naamsverandering van de rechtspersoon of naar aanleiding van de oprichting van nieuwe productie- of verkoopeenheden) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht met alle relevante informatie, met name over eventuele wijzigingen van de activiteiten van de onderneming in verband met de productie, de binnenlandse en de exportverkoop die verband houden met bijvoorbeeld genoemde naamsverandering of genoemde verandering in de productie- en verkoopeenheden. De Commissie zal na overleg met het Raadgevend Comité de verordening in voorkomend geval dienovereenkomstig aanpassen door de lijst van ondernemingen die in aanmerking komen voor individuele rechten, bij te werken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van zinkoxide (chemische formule ZnO) met een ZnO-gehalte van ten minste 93 gewichtspercenten, vallende onder GN-code ex 2817 00 00 (Taric-code 2817 00 00 11 ) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen en worden ingevoerd overeenkomstig het bepaalde in lid 3, is als volgt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. De voor de vier ondernemingen in lid 2 gespecificeerde individuele antidumpingrechten kunnen slechts worden toegepast indien een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, aan de douaneautoriteiten van de lidstaten wordt voorgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt voorgelegd, dient het antidumpingrecht dat voor alle overige ondernemingen geldt, te worden toegepast.

4. Tenzij anders bepaald, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die uit hoofde van het bij Verordening (EG) nr. 1827/2001 ingestelde voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld, dienen definitief te worden geïnd tot het bedrag van de definitief opgelegde rechten. De als zekerheid gestelde bedragen die het niveau van de definitieve antidumpingrechten overschrijden, dienen te worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2002.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Acebes Paniagua

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

(2) PB L 248 van 18.9.2001, blz. 17.

BIJLAGE

De geldige handelsfactuur moet een ondertekende verklaring omvatten die is opgesteld volgens onderstaand model:

De naam van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en onderstaande ondertekende verklaring: "Ondergetekende bevestigt dat de voor uitvoer naar de Europese Gemeenschap verkochte goederen die op deze factuur zijn vermeld,

1. werden vervaardigd door [naam en adres van de onderneming],

2. een zinkoxidegehalte hebben van (het precieze percentage aangeven),

3. een omvang hebben van (... ton).

Hij verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.".

Top