Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1824

    Verordening (EG) nr. 1824/2001 van de Raad van 12 september 2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje en bepaalde navulbare zakaanstekers met vuursteentje van oorsprong uit de Volksrepubliek China of Taiwan of die vanuit Taiwan worden verzonden

    PB L 248 van 18.9.2001, p. 1–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/09/2006: This act has been changed. Current consolidated version: 31/01/2003

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1824/oj

    32001R1824

    Verordening (EG) nr. 1824/2001 van de Raad van 12 september 2001 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje en bepaalde navulbare zakaanstekers met vuursteentje van oorsprong uit de Volksrepubliek China of Taiwan of die vanuit Taiwan worden verzonden

    Publicatieblad Nr. L 248 van 18/09/2001 blz. 0001 - 0013


    Verordening (EG) nr. 1824/2001 van de Raad

    van 12 september 2001

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje en bepaalde navulbare zakaanstekers met vuursteentje van oorsprong uit de Volksrepubliek China of Taiwan of die vanuit Taiwan worden verzonden

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), inzonderheid op artikel 11, leden 2 en 6,

    Gezien het voorstel dat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. VOORGAANDE PROCEDURES EN BESTAANDE MAATREGELEN

    (1) In 1991 heeft de Raad bij Verordening (EEG) nr. 3433/91(2) onder meer een definitief antidumpingrecht van 16,9 % ingesteld op niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje ("niet-navulbare aanstekers") uit de Volksrepubliek China ("China").

    (2) In 1995 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1006/95(3), het oorspronkelijke ad-valoremrecht vervangen door een specifiek recht van 0,065 ECU per aansteker.

    (3) Bij Verordening (EG) nr. 192/1999(4) heeft de Raad, na een onderzoek naar de mogelijke ontduiking van genoemde maatregelen, deze uitgebreid tot: a) niet-navulbare zakgasaanstekers met vuursteentje van oorsprong uit Taiwan of die vanuit Taiwan worden verzonden, en b) bepaalde navulbare aanstekers van oorsprong uit China of Taiwan of die vanuit Taiwan worden verzonden, waarvan de prijs, franco grens Gemeenschap, voor inklaring, per stuk lager is dan 0,15 EUR.

    B. ONDERHAVIG ONDERZOEK

    1. Verzoek

    (4) Na de bekendmaking van het bericht(5) dat de antidumpingrechten die waren ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1006/95 van de Raad, en die waren uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 192/1999 van de Raad ("de thans geldende maatregelen") binnenkort zouden vervallen, heeft de Commissie het verzoek ontvangen opnieuw een onderzoek in te stellen in verband met deze maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad ("de basisverordening").

    (5) Dit verzoek was op 3 februari 2000 ingediend door de "European Lighters Manufacturers Federation" ("ELMF") namens producenten in de Gemeenschap die goed zijn voor een groot deel van de productie van niet-navulbare aanstekers in de Gemeenschap ("de EG-producenten namens wie het verzoek is ingediend").

    2. Bericht van inleiding

    (6) In overleg met het Raadgevend Comité heeft de Commissie vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal is om een herzieningsprocedure in te leiden naar aanleiding van het vervallen van de thans geldende maatregelen. De Commissie heeft daarom een onderzoek geopend(6) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

    3. Onderzoektijdvak

    (7) Het onderzoek naar de voortzetting en/of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 2000 (het "onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een voortzetting en/of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 1996 tot en met het einde van het onderzoektijdvak (de "beoordelingsperiode").

    4. Belanghebbenden

    (8) De Commissie heeft de producenten in de Gemeenschap, de producenten/exporteurs in China en hun vertegenwoordigers, de Chinese autoriteiten, en de haar bekende importeurs en gebruikers van de opening van het nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De Commissie heeft aan al deze partijen vragenlijsten gezonden, alsmede aan de partijen die binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn contact met haar hebben opgenomen. Met de producent in het vergelijkbare land werd contact opgenomen en aan hem werd eveneens een vragenlijst toegezonden. De rechtstreeks betrokken partijen werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en om te vragen te worden gehoord.

    (9) De EG-producenten namens wie het verzoek is ingediend, hebben de vragenlijst beantwoord. Voorts werden gegevens ontvangen van een EG-producent die niet behoorde tot de groep producenten namens wie het verzoek is ingediend, maar die geen bezwaar maakte tegen de procedure.

    (10) De producenten/exporteurs in China hebben de vragenlijst van de Commissie niet beantwoord en hebben geen medewerking verleend aan het onderzoek.

    (11) Van de 72 onafhankelijke importeurs en gebruikers met wie de Commissie contact had opgenomen, hebben er slechts dertien gereageerd. Zij beweerden het betrokken product niet uit China te hebben ingevoerd of met de invoer van dit product uit China te zijn gestopt. Van deze dertien hebben twee importeurs de vragenlijst volledig beantwoord.

    5. Verificatie van de ontvangen informatie

    (12) De Commissie heeft alle gegevens ingewonnen en gecontroleerd die zij nodig heeft om vast te stellen of het waarschijnlijk is dat dumping en schade zullen voortduren of opnieuw zullen optreden en of het tegen het belang van de Gemeenschap is de thans geldende maatregelen te handhaven. Bij de volgende ondernemingen werden ter plaatse controles uitgevoerd:

    a) EG-producenten:

    BIC SA, Clichy Cedex, Frankrijk,

    Flamagas SA, Barcelona, Spanje,

    Tokai Europe GmbH, Mönchengladbach, Duitsland,

    Swedish Match Lighter BV, Assen, Nederland.

    b) Producent in het vergelijkbare land

    Swedish Match Philippines, Inc., Manilla, Filipijnen.

    c) Onafhankelijke importeur in de Gemeenschap

    Daalgo, SL, Valencia, Spanje.

    C. ONDERZOEK PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    (13) Het onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als tijdens de oorspronkelijke onderzoeken, namelijk niet-navulbare gaszakaanstekers, ingedeeld onder de GN-code 9613 10 00 (Taric-code 9613 10 00*19 )(7).

    (14) Bij de vorige onderzoeken werd vastgesteld dat niet-navulbare aanstekers die worden gemaakt en verkocht door de EG-producenten namens wie het verzoek is ingediend en die welke uit China worden ingevoerd, in alle opzichten identiek zijn of ten minste dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt. Hetzelfde geldt voor de aanstekers die in de Filipijnen, het vergelijkbare land, worden gemaakt en verkocht. Al deze producten worden daarom beschouwd soortgelijke producten te zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    D. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN EEN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

    1. Opmerking vooraf

    (15) De hieronder beschreven bevindingen inzake dumping dienen te worden bezien in het licht van het feit dat de Chinese producenten/exporteurs geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek en dat de bevindingen daarom op de beschikbare gegevens moesten worden gebaseerd, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek had het betrokken product uit China een aanzienlijk deel van de EG-markt veroverd: het was namelijk goed voor 11 % van het totale verbruik in de Gemeenschap. Na de instelling van antidumpingmaatregelen daalde dit marktaandeel tot 9 % in 1995, waarna het nog aanzienlijk inkromp, namelijk tot ongeveer 1,3 % in het onderzoektijdvak.

    2. Waarschijnlijkheid van een voortzetting van dumping

    a) Vergelijkbaar land

    (16) Momenteel is eenzelfde antidumpingrecht van toepassing op alle niet-navulbare aanstekers uit China. Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening heeft de Commissie in het kader van het huidige onderzoek van dezelfde methoden gebruikgemaakt als bij het oorspronkelijke onderzoek. Daarom werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van gegevens over kosten en prijzen in een derde land met markteconomie ("het vergelijkbare land").

    (17) Bij het oorspronkelijke onderzoek had Thailand als vergelijkbaar land dienst gedaan. In de daaropvolgende herzieningsprocedure waren de Filipijnen gebruikt als vergelijkbaar land, daar de Thaise producenten geen medewerking verleenden en daar het niet onredelijk leek de Filipijnen te kiezen als vergelijkbaar land, gezien de omvang van de binnenlandse markt van dat land, de openheid van die markt en de toegankelijkheid tot onderdelen en componenten. In het bericht van inleiding van onderhavige herzieningsprocedure bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen werd derhalve vermeld dat de Commissie voornemens was opnieuw de Filipijnen te kiezen als vergelijkbaar land voor het vaststellen van de normale waarde. Daar de bevindingen van het vorige herzieningsonderzoek nog steeds geldig bleken, daar geen belanghebbende opmerkingen heeft gemaakt over de keuze van dit vergelijkbare land en daar de Filipijnse producent met wie de Commissie contact opnam, tot volledige medewerking bereid was, werd het derhalve, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening, passend en niet onredelijk beschouwd de Filipijnen als vergelijkbaar land te kiezen voor de vaststelling van de normale waarde van het betrokken product uit China.

    b) Normale waarde

    (18) Op de eerste plaats werd onderzocht of de Filipijnse producent voldoende hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht. Zijn verkoop op de binnenlandse markt bleek representatief te zijn in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

    (19) Vervolgens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de medewerkende Filipijnse producent aan onafhankelijke afnemers in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. De gewogen gemiddelde verkoopprijs van de gehele binnenlandse verkoop in het onderzoektijdvak bleek hoger te zijn dan de gewogen gemiddelde kostprijs, terwijl het aantal verkooptransacties onder de kostprijs minder dan 20 % bedroeg van de verkoop die als basis diende voor de vaststelling van de normale waarde; daarom werd de gehele binnenlandse verkoop beschouwd in het kader van normale handelstransacties te hebben plaatsgevonden.

    (20) De normale waarde werd daarom vastgesteld, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening, aan de hand van de prijs die onafhankelijke afnemers van de medewerkende Filipijnse producent in het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties hadden betaald of moesten betalen, dat wil zeggen de gewogen gemiddelde verkoopprijs van de gehele binnenlandse verkoop per model in het onderzoektijdvak, ongeacht het feit of deze verkoop winstgevend was of niet.

    c) Exportprijs

    (21) Daar de Chinese producenten/exporteurs in China geen medewerking verleenden, moest de exportprijs worden vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening. De exportprijs werd derhalve vastgesteld aan de hand van met bewijsstukken gestaafde offertes. De prijzen van deze offertes bleken overeen te stemmen met de gegevens over de Chinese export.

    d) Vergelijking

    (22) Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werden, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, correcties toegepast voor verschillen in de kosten van vervoer en krediet, indien kon worden aangetoond dat deze van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

    e) Dumpingmarge

    (23) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde, af fabriek Filipijnen, vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs, af fabriek China, in hetzelfde handelsstadium. Bij deze vergelijking bleek dat er sprake was van aanzienlijke dumping. Deze dumpingmarge was aanzienlijk hoger dan die van 80,3 % die bij de vorige onderzoeken was vastgesteld.

    (24) Bij het onderzoek werden geen redenen gevonden om aan te nemen dat het dumpingniveau zou verminderen of verdwijnen indien de antidumpingmaatregelen zouden vervallen. Daarom werd geconcludeerd dat het waarschijnlijk is dat de dumping zal worden voortgezet. Gezien echter de geringe omvang van de invoer uit China in het onderzoektijdvak werd het echter dienstig geacht ook te onderzoeken of het waarschijnlijk was dat de omvang van de invoer met dumping zou toenemen, indien de thans geldende maatregelen zouden vervallen.

    3. Waarschijnlijkheid van het opnieuw optreden van dumping

    (25) Bij het onderzoek of het waarschijnlijk was dat het betrokken product weer in aanzienlijke hoeveelheden met dumping zou worden ingevoerd, werden de volgende factoren beoordeeld: het bestaan van dumping en de ontduiking van de antidumpingmaatregelen, de ontwikkeling van de productie en van de benutting van de productiecapaciteit in China en de ontwikkeling van de uitvoer van aanstekers vanuit China naar alle delen van de wereld.

    a) Bestaan van dumping en de ontduiking van de antidumpingmaatregelen

    (26) De dumpingmarge die bij de vorige onderzoeken was vastgesteld, was hoog. Bij het onderzoek in het kader van onderhavige herzieningsprocedure bleek dat nog steeds dumping plaatsvindt en dat de dumpingmarge zelfs nog aanzienlijk hoger was dan die welke bij vorige onderzoeken werd vastgesteld.

    (27) Voorts is vroeger reeds gebleken dat de antidumpingmaatregelen worden ontdoken. Deze ontduiking geschiedde door vervoer via Taiwan en een wijziging van het product uitsluitend met het doel het antidumpingrecht te ontwijken. Daarom werden de antidumpingmaatregelen, als in overweging 3 vermeld, in 1999 uitgebreid tot aanstekers uit Taiwan en tot bepaalde navulbare aanstekers uit China.

    (28) De resultaten van het onderzoek naar de ontduiking van de antidumpingmaatregelen en de momenteel betrekkelijk geringe invoer in de Gemeenschap van het betrokken product uit China lijken erop te wijzen dat de Chinese producenten/exporteurs veel belangstelling hebben voor de EG-markt, maar op die markt niet zonder dumping kunnen concurreren.

    b) Ontwikkeling van de productie en van de productiecapaciteit in China

    (29) De enige gegevens waarover de Commissie beschikt over de productie van aanstekers in China en het binnenlandse verbruik van dit product waren afkomstig van de aanvrager, die deze gegevens in zijn verzoek heeft vermeld of tijdens het onderzoek heeft verstrekt, daar de Chinese producenten/exporteurs geen medewerking verleenden. Hoewel de beschikbare gegevens niet door onafhankelijke bronnen bevestigd konden worden, zijn er geen redenen om deze buiten beschouwing te laten.

    (30) De Chinese productie van aanstekers met vuursteentje alleen werd geraamd op 2,5 miljard, meer dan tweemaal het binnenlandse verbruik in China dat op 1,1 à 1,4 miljard wordt geschat, met inbegrip van piëzo-aanstekers, welke aanstekers buiten het gebied van dit onderzoek vallen. Deze cijfers zijn duidelijk te laag indien zij worden vergeleken met de Chinese exportstatistieken (zie overweging 33).

    (31) Volgens de website www.globalsources.com zijn er 786 leveranciers van sigarettenaanstekers in China, waarvan 140 van niet-navulbare en 161 van navulbare aanstekers. De naar eigen zeggen grootste fabrikant zou 45 miljoen aanstekers per maand produceren. Drie willekeurig gekozen bedrijven uit de 20 grootste bedrijven die bekend zijn beweren 1 miljard aanstekers per jaar te produceren of te kunnen produceren, iets minder dan het totale verbruik van navulbare en niet-navulbare aanstekers in de Gemeenschap.

    (32) De enorme productiecapaciteit in China, gekoppeld aan de omvang van de Chinese binnenlandse markt geeft Chinese producenten/exporteurs een grote flexibiliteit om over te schakelen tussen de verschillende markten en producttypes. Deze producenten kunnen hun productie snel doen stijgen en naar elke markt uitvoeren, ook, indien de antidumpingmaatregelen vervallen, naar de Gemeenschap.

    c) Ontwikkeling van de uitvoer uit China naar derde landen

    1. Stijgende tendens

    (33) Aan de hand van gegevens over de Chinese uitvoer werd vastgesteld dat de Chinese uitvoer in zijn geheel gestegen is van 1,9 miljard niet-navulbare aanstekers en 0,2 miljard navulbare aanstekers in 1996 tot 2,7 miljard niet-navulbare aanstekers en 0,7 miljard navulbare aanstekers in 2000.

    (34) Voorts daalden de prijzen van deze aanstekers sterk, namelijk van 0,06 USD in 1996 tot 0,03 USD in 2000 voor niet-navulbare aanstekers en van 0,31 USD in 1996 tot 0,14 USD in 2000 voor navulbare aanstekers.

    2. Mogelijke verlegging van de uitvoer als gevolg van beperkende maatregelen van derde landen

    (35) Volgens de beschikbare gegevens hebben Canada en de Verenigde Staten beperkingen ingevoerd op de invoer van Chinese aanstekers om veiligheidsredenen. De Amerikaanse markt is gesloten voor niet-kinderveilige aanstekers en Canada heeft eind 1999 de invoer van Aziatische aanstekers om veiligheidsredenen verboden. Hieruit blijkt dat de Chinese producenten/exporteurs onder druk staan om andere afzetgebieden te vinden.

    3. De uitvoer naar andere belangrijke markten

    (36) Nadat de Raad in 1995 antidumpingmaatregelen heeft genomen, hebben de Chinese producenten/exporteurs gemakkelijk andere grote markten veroverd, zoals die van Indonesië en, in mindere mate, Rusland en Japan, door prijzen aan te rekenen die net zo laag waren als die bij uitvoer naar de Gemeenschap.

    4. Conclusie

    (37) Bij het onderzoek is gebleken dat in het onderzoektijdvak betrekkelijk weinig aanstekers uit China in de Gemeenschap werden ingevoerd, maar dat de dumpingmarge nog hoger was dan de dumpingmarges die bij vorige onderzoeken werden vastgesteld.

    (38) Bij het onderzoek is ook gebleken dat waarschijnlijk een aanzienlijke hoeveelheid niet-navulbare aanstekers uit China in de Gemeenschap zal worden ingevoerd, indien de thans geldende maatregelen vervallen. Deze conclusie werd bereikt, gezien de grote onbenutte productiecapaciteit in China en de ontduiking die had plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat de Chinese producenten/exporteurs nog steeds veel belangstelling hebben om naar de Gemeenschap uit te voeren.

    (39) Geconcludeerd werd dat niet alleen aanzienlijke hoeveelheden naar de Gemeenschap zullen worden uitgevoerd, maar dat dit waarschijnlijk ook tegen dumpingprijzen zal geschieden. Dit blijkt uit de lage prijzen waarop de Chinese aanstekers naar de belangrijkste derde landen worden uitgevoerd. Het is onwaarschijnlijk dat de Chinese producenten/exporteurs weer aanzienlijke hoeveelheden naar de Gemeenschap kunnen uitvoeren zonder heel lage prijzen aan te rekenen, met name gezien het feit dat de huidige uitvoer naar de Gemeenschap, hoewel deze niet zeer omvangrijk is, tegen dumpingprijzen plaatsvindt.

    (40) Kort samengevat is het hoogst waarschijnlijk dat China weer aanzienlijke hoeveelheden aanstekers tegen dumpingprijzen naar de Gemeenschap zal uitvoeren indien de antidumpingmaatregelen vervallen.

    E. OMSCHRIJVING VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (41) De EG-producenten namens wie het verzoek is ingediend zijn goed voor ongeveer 95 % van de productie van niet-navulbare aanstekers in de Gemeenschap en vormen daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De andere EG-producent werd niet geacht deel uit te maken van de bedrijfstak van de Gemeenschap, omdat hij geen volledige medewerking verleende, maar slechts gegevens verstrekte in verband met het verbruik van niet-navulbare aanstekers in de Gemeenschap.

    F. ANALYSE VAN DE TOESTAND VAN DE EG-MARKT

    1. Algemeen

    (42) Om de jaarlijkse ontwikkelingen met elkaar te kunnen vergelijken, werden alle parameters die voor het onderzoektijdvak van vijftien maanden werden onderzocht, op jaarbasis gebracht door de gecontroleerde gegevens met 12/15 te vermenigvuldigen.

    2. Verbruik in de Gemeenschap

    (43) Het zichtbare verbruik van het betrokken product in de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van:

    - het aantal niet-navulbare aanstekers dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zelf had geproduceerd en verkocht;

    - het aantal aanstekers dat was verkocht door de EG-producent die niet behoorde tot de groep namens wie het verzoek is ingediend;

    - het aantal niet-navulbare aanstekers dat volgens de Eurostat-gegevens vanuit China in de Gemeenschap is ingevoerd;

    - het aantal niet-navulbare aanstekers dat volgens de Eurostat-gegevens vanuit alle andere landen in de Gemeenschap is ingevoerd.

    (44) Het aldus berekende verbruik van niet-navulbare aanstekers in de Gemeenschap daalde van ongeveer 873 miljoen in 1996 tot ongeveer 770 miljoen in het onderzoektijdvak. Het verbruik was in 1998 14,3 % lager dan in 1996 en nam in 1999 en in het onderzoektijdvak nog af. Het verbruik in de Gemeenschap daalde over de gehele beoordelingsperiode met 11,8 %.

    Verbruik in de Gemeenschap

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bronnen:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap en van de andere EG-producent op de vragenlijst van de Commissie, extrapolaties van Eurostat.

    (45) Deze cijfers zijn echter te laag, omdat bepaalde navulbare aanstekers niet zijn inbegrepen. Het verbruik ervan bedroeg ongeveer 153 miljoen in 1997 en 104 miljoen in het onderzoektijdvak.

    3. Ontwikkeling van de invoer uit China

    a) Omvang van de invoer en marktaandeel

    (46) Daar het specifieke recht van 0,065 ECU per stuk in 1995 werd vastgesteld, worden voor dat jaar ook invoercijfers gegeven en de trend wordt op die basis berekend. De invoer daalde van bijna 80 miljoen in 1995 tot minder dan 10 miljoen in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van aanstekers uit China kromp in overeenstemming met de dalende invoer. Het verbruik dat voor 1995 op 882 miljoen werd geraamd, verschilde weinig van het verbruik in 1996.

    Invoer uit China

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Eurostat.

    b) Prijsontwikkeling

    (47) Na de vaststelling van het antidumpingrecht op niet-navulbare aanstekers uit China bleven de prijzen van die aanstekers, volgens de beste gegevens die uit Eurostat, Chinese statistieken en gedocumenteerde offertes van Chinese bedrijven, kon worden verkregen, lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Uit de gegevens over het onderzoektijdvak blijkt dat het prijsverschil, in hetzelfde handelsstadium, ongeveer 48 % bedroeg, zelfs met inbegrip van het antidumpingrecht.

    4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    a) Algemeen

    (48) Sommige economische indicatoren leken erop te wijzen dat de antidumpingmaatregelen doeltreffend waren. Bij het beoordelen van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap moet echter worden bedacht dat de antidumpingmaatregelen werden ontdoken, om welke reden het antidumpingrecht in 1999 werd uitgebreid.

    b) Productie

    (49) Zoals uit onderstaande tabel blijkt daalde de productie van niet-navulbare aanstekers door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode van 1038 tot 912 miljoen, dat wil zeggen met ongeveer 12 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap maakte een belangrijke herstructurering door om de concurrentie met de goedkope importartikelen aan te kunnen. De productie werd aangepast om van schaalvoordelen te kunnen profiteren en het concurrentievermogen werd versterkt om aan de ontwikkeling van de vraag te kunnen voldoen, zoals het toenemende verbruik en de toenemende invoer van piëzo-aanstekers. Twee fabrieken, een in Griekenland en een in Frankrijk, werden in de beoordelingsperiode gesloten.

    Productie

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    c) Capaciteit en capaciteitsbenutting

    (50) De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap nam af van 1221 miljoen in 1996 tot 1195 in het onderzoektijdvak, of met 2,1 %. De capaciteitsbenutting nam af van 85 % tot 76 %.

    Capaciteit

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    d) Verkoop in de Gemeenschap

    (51) De verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap steeg in de beoordelingsperiode met 4,9 %, namelijk van ongeveer 555 miljoen in 1996 tot ongeveer 582 miljoen in het onderzoektijdvak.

    Totale verkoop in de Gemeenschap

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    e) Marktaandeel

    (52) Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de Gemeenschap steeg van ongeveer 64 % tot ongeveer 76 %.

    Marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie en Eurostat.

    f) Verkoopprijzen in de Gemeenschap

    (53) Bij het onderzoek bleek dat de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 8 % daalden, namelijk van 0,237 ECU/stuk in 1996 tot 0,217 EUR/stuk in het onderzoektijdvak. Deze gemiddelde prijzen daalden in 1997 en in 1998, maar stegen daarna weer enigszins en stabiliseerden zich in 1999 en het onderzoektijdvak.

    Gemiddelde verkoopprijs

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    g) Winstgevendheid

    (54) De gewogen gemiddelde winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap op niet-navulbare aanstekers, in procenten van de nettoverkoop, nam af van 11,1 % in 1996 tot 6,9 % in het onderzoektijdvak. De winstgevendheid van de verschillende ondernemingen die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, liep echter sterk uiteen. Een grote onderneming beweerde dat zij geen onderscheid kon maken in de winst op aanstekers met vuursteentje en elektronische aanstekers en dat laatstgenoemd product winstgevender was. Indien dit in aanmerking wordt genomen kunnen onderstaande winstcijfers te hoog zijn. Een andere onderneming die deel uitmaakte van de bedrijfstak van de Gemeenschap weet de sterk dalende winst in 1999 ten opzichte van 1998 aan de daling van haar export, waardoor haar productie was gedaald en de algemene productiekosten waren gestegen. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon niet de winst van 15 % behalen die volgens de oorspronkelijke Verordening (EEG) nr. 3433/91 (overweging 16) en Verordening (EG) nr. 1006/95 (overweging 63) passend was of de winst van 10 % die volgens Verordening (EG) nr. 423/97(8) passend was bij invoer van niet-navulbare aanstekers uit Thailand, de Filipijnen en Mexico (overweging 81).

    (55) De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de EG-markt voor het betrokken product ontwikkelde zich als volgt:

    Winst

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    h) Werkgelegenheid

    (56) Het aantal arbeidskrachten dat zich bij de bedrijfstak van de Gemeenschap met het betrokken product bezighield, daalde van 1716 in 1996 tot 1496 in het onderzoektijdvak, dus met 13 %. Deze vermindering is vooral te wijten aan het streven van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn concurrentievermogen te verbeteren. Twee fabrieken werden gesloten, zoals hierboven reeds vermeld, terwijl ook het productie- en assemblageproces verder werd geautomatiseerd en de verkoopactiviteiten werden gecentraliseerd.

    Het aantal arbeidsplaatsen bij de bedrijfstak van de Gemeenschap ontwikkelde zich als volgt:

    Arbeidsplaatsen in verband met niet-aanvulbare aanstekers

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    i) Productiviteit

    (57) Gemeten in het aantal aanstekers dat door het productiepersoneel jaarlijks wordt vervaardigd, is de productiviteit licht toegenomen, van ongeveer 707000 stuks in 1996 tot ongeveer 718000 in het onderzoektijdvak, dus met ongeveer 2 %.

    j) Voorraden

    (58) De voorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan het einde van het boekjaar daalden van 166 miljoen in 1996 tot 160 miljoen in het onderzoektijdvak, dus met ongeveer 4 %.

    De voorraden ontwikkelden zich als volgt:

    Voorraad aan het einde van het boekjaar

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    k) Investeringen

    (59) De totale investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor niet-navulbare aanstekers daalden van ongeveer 15 miljoen EUR in 1996 tot ongeveer 12 miljoen EUR in het onderzoektijdvak. Het investeringsniveau van de bedrijfstak van de Gemeenschap stemt overeen met diens inspanningen de productie te stroomlijnen. Deze investeringen ontwikkelden zich als volgt:

    Investeringen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    l) Rendement op investeringen

    (60) Het rendement op de investeringen van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 41 % in 1996 tot 14 % in het onderzoektijdvak. Het ontwikkelde zich als volgt:

    Rendement op investeringen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    m) Kasstroom

    (61) De kasstroom van de bedrijfstak van de Gemeenschap vertoonde in de beoordelingsperiode een positieve ontwikkeling, maar begon in het onderzoektijdvak achteruit te gaan. Hij ontwikkelde zich als volgt:

    Kasstroom

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    n) Loonkosten

    (62) De door de bedrijfstak van de Gemeenschap betaalde lonen, per jaar en per werknemer, stegen van 33069 ECU in 1996 tot 34828 EUR in het onderzoektijdvak, dus met ongeveer 5 %.

    Loonkosten

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    o) Vermogen kapitaal aan te trekken

    (63) In de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap geen moeilijkheden ondervonden om kapitaal aan te trekken, hetzij via de concerns waartoe sommige ondernemingen behoren, hetzij door middel van bankleningen op korte termijn.

    p) Hoogte van de dumpingmarge

    (64) Wat de gevolgen van de hoogte van de dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Gemeenschap betreft, wordt erop gewezen dat de tijdens dit onderzoek vastgestelde dumpingmarge aanzienlijk hoger is dan de dumpingmarge die bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld. De toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap ging na het nemen van antidumpingmaatregelen enigszins vooruit, maar de bedrijfstak heeft zich nog niet geheel hersteld. Indien de maatregelen vervallen, dan zouden de gevolgen van dumping, waarvan bij het onderhavige onderzoek werd vastgesteld dat die zeer hoog is, aanzienlijk zijn.

    5. Exportactiviteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (65) De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft in het onderzoektijdvak 359 miljoen niet-navulbare aanstekers naar derde landen uitgevoerd, terwijl hij in 1996 nog 495 miljoen van deze aanstekers had uitgevoerd. De daling van ongeveer 27 % in de beoordelingsperiode valt te verklaren door het feit dat China, na de instelling van antidumpingmaatregelen in 1995, andere afzetmarkten heeft gezocht en de ernstige economische problemen in sommige landen waarnaar de bedrijfstak van de Gemeenschap placht te exporteren.

    (66) De ontwikkelingen waren als volgt:

    Uitvoer door de bedrijfstak van de Gemeenschap

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Bron:

    Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst van de Commissie.

    6. Invoer uit andere derde landen

    (67) De invoer van niet-navulbare aanstekers uit andere derde landen dan China is in de beoordelingsperiode afgenomen van ongeveer 292 miljoen stuks in 1996 tot 165 miljoen in het onderzoektijdvak, hetgeen overeenstemt met een marktaandeel van 33,5 % respectievelijk 21,4 %. Taiwan, dat in 1997 een belangrijke exporteur was van aanstekers naar de Gemeenschap, voerde in het onderzoektijdvak, na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 192/1999, nog slechts geringe hoeveelheden uit. Sindsdien zijn de grootste exporteurs naar de Gemeenschap Indonesië, Maleisië en Vietnam. De invoer uit deze drie landen steeg van ongeveer 17 miljoen stuks in 1996 tot 109 miljoen in het onderzoektijdvak en het marktaandeel van deze producten steeg van 2,0 % tot 14,2 %. De gemiddelde prijzen bij invoer uit deze drie landen daalden in de beoordelingsperiode en kostten in het onderzoektijdvak gemiddeld slechts 0,067 EUR per stuk. Deze prijzen waren duidelijk lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap, maar hoger dan de verkrijgbare prijzen van de Chinese aanstekers.

    7. Conclusie

    (68) Nadat de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen in 1995 werden gewijzigd en in 1999 werden uitgebreid, is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap op een aantal punten verbeterd.

    (69) Bepaalde economische indicatoren, zoals de omvang van de verkoop, marktaandeel en voorraden, wezen erop dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode een gunstige ontwikkeling doormaakte. De omvang van de verkoop steeg met 4,9 % en het overeenkomstige marktaandeel met 19 %, terwijl de voorraden met ongeveer 4 % afnamen. Maar de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde van 11 % in 1996 tot ongeveer 7 % in het onderzoektijdvak, een cijfer dat ver beneden de winstmarges van 15 % en 10 % ligt dat in voorgaande onderzoeken passend werd geacht. Bij het huidige onderzoek bleek dat de positieve ontwikkeling van de indicatoren, behalve winstgevendheid, mogelijk was geworden door de invoering van doelmatiger antidumpingmaatregelen in de afgelopen jaren en als gevolg van de herstructurering van de faciliteiten van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Evenwel bleek ook dat de concurrentie van ingevoerde niet-navulbare aanstekers, met name ten gevolge van de ontduiking van de antidumpingmaatregelen, de bedrijfstak van de Gemeenschap ertoe heeft gedwongen zijn prijzen met meer dan 8 % te verlagen, hetgeen van nadelige invloed was op de winstgevendheid.

    (70) Het marktaandeel dat voorheen door de Chinese aanstekers was ingenomen, werd nu ingenomen door goedkope aanstekers uit andere derde landen waarop geen antidumpingrechten van toepassing waren en door de aanstekers die door de bedrijfstak van de Gemeenschap waren vervaardigd. Het Chinese marktaandeel kromp van ongeveer 9 % in 1996 tot iets meer dan 1 % in het onderzoektijdvak. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon in het onderzoektijdvak zijn marktaandeel verruimen tot ongeveer 76 %, terwijl dit in 1996 nog minder dan 64 % was geweest. Deze positieve ontwikkeling was te danken aan de antidumpingmaatregelen, gekoppeld aan de diepgaande herstructurering van de bedrijfstak: twee fabrieken werden gesloten en de overige faciliteiten werden gestroomlijnd, met name ten koste van het aantal arbeidsplaatsen dat in de beoordelingsperiode met bijna 13 % daalde. De productiecapaciteit daalde met 2 %, maar omdat de productie met 12 % werd verminderd, daalde de bezettingsgraad met 10 %.

    (71) De conclusie van het onderzoek was dat, hoewel de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is verbeterd, deze waarschijnlijk weer achteruit zal gaan indien de antidumpingmaatregelen vervallen.

    G. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HET WEER OPTREDEN VAN SCHADE

    (72) Om de waarschijnlijke gevolgen van het vervallen van de thans geldende antidumpingmaatregelen te beoordelen, werd een aantal factoren onderzocht, met name: de aanwezigheid van onbenutte productiecapaciteit in China, het gedrag van de Chinese exporteurs op de EG-markt en andere derde markten, de prijzen die deze exporteurs waarschijnlijk zullen aanrekenen indien het antidumpingrecht vervalt en de waarschijnlijke gevolgen van al deze factoren voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (73) Uit de beschikbare gegevens, die reeds in de overwegingen 30 tot en met 34 werden besproken, en de ontwikkelingen in de afgelopen jaren is gebleken dat in China een groot onevenwicht bestaat tussen het verbruik enerzijds en de productie en de productiecapaciteit anderzijds. Gezien de aantrekkelijkheid van de EG-markt en de veiligheidsvoorschriften die de toegang tot bepaalde derde landen beperken is er een zeer grote kans dat China aanstekers tegen zeer lage prijzen naar de Gemeenschap gaat uitvoeren. In 2000 waren de prijzen bij uitvoer uit China naar derde landen gemiddeld nog lager dan bij uitvoer naar de Gemeenschap. Bovendien zullen, indien de antidumpingmaatregelen ten aanzien van niet-navulbare aanstekers uit China vervallen, ook de maatregelen vervallen ten aanzien van bepaalde navulbare aanstekers uit China en Taiwan die waren genomen om de ontduiking van eerstgenoemde antidumpingmaatregelen tegen te gaan. De invoer van aanstekers waarop deze maatregelen van toepassing zijn is wel afgenomen (van bijna 200 miljoen in 1998 tegen 0,065 ECU per stuk volgens Eurostat), maar was in 2000 nog steeds hoog (bijna 52 miljoen stuks).

    (74) De conclusie is dat indien geen maatregelen worden genomen het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal ontstaan en gelet op de situatie inzake dumping, dat het waarschijnlijk is dat opnieuw schadeveroorzakende dumping zal optreden.

    H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1. Inleiding

    (75) Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of een verlenging van de thans geldende antidumpingmaatregelen tegen het algemene belang van de Gemeenschap zou zijn. Het belang van de Gemeenschap dient te worden vastgesteld op grond van een beoordeling van alle betrokken belangen, zoals die van de producenten in de Gemeenschap, van de importeurs en de gebruikers van het betrokken product.

    (76) In het kader van de voorgaande onderzoeken werd de vaststelling, de wijziging en de uitbreiding van de maatregelen ten aanzien van niet-navulbare aanstekers uit China niet geacht tegen het belang van de Gemeenschap te zijn. In het kader van een herzieningsprocedure bij het vervallen van antidumpingmaatregelen is het mogelijk te beoordelen of die antidumpingmaatregelen negatieve of ongewenste gevolgen hebben gehad voor de betrokkenen.

    (77) Om de waarschijnlijke gevolgen van een voortzetting van de antidumpingmaatregelen te beoordelen, heeft de Commissie gegevens opgevraagd bij alle bovengenoemde belanghebbenden. Er werden vragenlijsten toegezonden aan producenten in de Gemeenschap en aan 72 importeurs. Naast de eerder genoemde twee bruikbare antwoorden, werden weinig andere opmerkingen ontvangen. Met al deze gegevens werd rekening houden bij het onderzoek of er, ondanks de conclusies over de waarschijnlijkheid van een opnieuw optreden van schadeveroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap was de thans geldende maatregelen te handhaven.

    2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (78) Indien de antidumpingmaatregelen vervallen, zou het betrokken product weer in massale hoeveelheden met dumping in de Gemeenschap worden ingevoerd en de toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou opnieuw verslechteren.

    (79) De bedrijfstak van de Gemeenschap is structureel leefbaar; hij heeft de afgelopen jaren diepgaande herstructureringen doorgemaakt en heeft grote investeringen gedaan om het concurrentievermogen te versterken. Niettemin kan worden geconcludeerd dat de situatie van deze bedrijfstak waarschijnlijk achteruit zal gaan indien de antidumpingmaatregelen niet worden gehandhaafd.

    3. Belangen van importeurs en handelaars

    (80) De geringe respons van de importeurs/handelaars lijkt erop te wijzen dat deze weinig belangstelling hebben voor deze herzieningsprocedure, met name vanwege de aanwezigheid van andere buitenlandse leveranciers.

    (81) De importeurs die contact hebben opgenomen met de Commissie zijn van oordeel dat de thans geldende maatregelen niet moeten worden verlengd. Hun voornaamste zorg is dat niet-navulbare aanstekers uit derde landen volledig van de EG-markt verdwijnen, wat de concurrentie zou verminderen en de prijzen enorm zou kunnen doen stijgen. Ook zouden sommige bedrijven, die aanstekers als reclame geven bij de aankoop van hun producten of diensten, op andere reclamemiddelen dan aanstekers kunnen overschakelen. Een importeur verklaarde dat hij na de vaststelling van antidumpingrechten geen aanstekers meer heeft ingevoerd. Gezien de invoerstromen in de beoordelingsperiode lijkt dit besluit om andere redenen te zijn genomen dan een tekort aan aanstekers waarop geen rechten van toepassing zijn.

    (82) Weliswaar is de invoer van aanstekers met vuursteentje uit China en Taiwan verminderd, maar de invoer uit andere landen en de aanwezigheid van ten minste vijf producenten in de Gemeenschap, hebben ervoor gezorgd dat er nog steeds concurrentie heerst op de EG-markt voor aanstekers. Importeurs en handelaars hebben het betrokken product nog steeds gemakkelijk bij andere leveranciers dan de EG-producenten en de bij deze procedure betrokken producenten kunnen aanschaffen. Ten slotte zijn deze bedrijven ook steeds meer in piëzo-aanstekers gaan handelen. Met andere woorden: de gevolgen van de verlenging van de thans geldende maatregelen voor importeurs en handelaars zullen waarschijnlijk te verwaarlozen zijn.

    (83) Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de antidumpingmaatregelen geen nadelige gevolgen hebben gehad voor de winstgevendheid van de medewerkende importeurs en dat het niet waarschijnlijk is dat zij nadelige gevolgen zullen ondervinden indien de thans geldende maatregelen worden gehandhaafd.

    4. Belangen van de consument

    (84) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er omwille van het algemene belang van de Gemeenschap geen dwingende redenen zijn de thans geldende maatregelen niet te handhaven.

    5. Gevolgen voor de concurrentie binnen de Gemeenschap

    (85) Daar de concurrentie tussen de producenten in de Gemeenschap, de producenten in de bij deze procedure betrokken landen en andere derde landen sterk is gebleven, kan worden geconcludeerd dat de voortzetting van de thans geldende maatregelen niet van nadelige invloed zal zijn op de concurrentie op de EG-markt voor het betrokken product.

    6. Conclusie over het belang van de Gemeenschap

    (86) Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er omwille van het algemene belang van de Gemeenschap geen dwingende redenen zijn de thans geldende maatregelen niet te handhaven.

    I. ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (87) Alle partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen de thans geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die wijziging hebben gebracht in bovenstaande conclusies.

    Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op niet-navulbare gaszakaanstekers met vuursteentje en op bepaalde navulbare aanstekers uit China of uit Taiwan of verzonden vanuit Taiwan, opgelegd bij Verordening (EEG) nr. 3433/91, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1006/95 en uitgebreid bij Verordening (EG) nr. 192/1999 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, moeten worden gehandhaafd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op niet-navulbare gaszakaanstekers met vuursteentje, ingedeeld onder GN-code 9613 10 00 (Taric-code 9613 10 00*19 ) van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

    2. Het recht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, voor inklaring, bedraagt 0,065 EUR per stuk.

    Artikel 2

    De antidumpingrechten die bij Verordening (EG) nr. 192/1999 van de Raad werden uitgebreid tot bepaalde navulbare zakaanstekers met vuursteentje, ingedeeld onder de GN-code ex 9613 20 90, van oorsprong uit de Volksrepubliek China of van oorsprong uit Taiwan of die vanuit Taiwan zijn verzonden (Taric-codes 9613 20 90*21 en 9613 20 90*29 ) en niet-navulbare aanstekers die zijn ingedeeld onder de GN-code 9613 10 00 en die vanuit Taiwan zijn verzonden (Taric-code 9613 10 00*11 ) of die van oorsprong zijn uit Taiwan (Taric-code 9613 10 00*19 ) worden gehandhaafd.

    Artikel 3

    Tenzij anders vermeld, zijn de voorschriften inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 12 september 2001.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    L. Michel

    (1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2238/2000 (PB L 257 van 11.10.2000, blz. 2).

    (2) PB L 326 van 28.11.1991, blz. 1.

    (3) PB L 101 van 4.5.1995, blz. 38.

    (4) PB L 22 van 29.1.1999, blz. 1.

    (5) PB C 318 van 5.11.1999, blz. 3.

    (6) PB C 127 van 5.5.2000, blz. 15.

    (7) Deze Taric-code werd op 1 juli 2000 toegevoegd aan de oorspronkelijke Taric-code 9613 10 00*11. Er wordt aan herinnerd - zie overweging 3 - dat de maatregelen tot niet-navulbare aanstekers uit Taiwan, of verzonden vanuit Taiwan, werden uitgebreid (Taric-codes 9613 10 00*19 en ) en tot bepaalde navulbare aanstekers uit China en Taiwan, of verzonden vanuit Taiwan, ingedeeld onder de GN-code ex 9613 20 90 (Taric-code 9613 20 90*21 ).

    (8) PB L 65 van 6.3.1997, blz. 1.

    Top