EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1651

Verordening (EG) nr. 1651/2001 van de Commissie van 14 augustus 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

PB L 220 van 15.8.2001, p. 5–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 26/12/2003; stilzwijgende opheffing door 32003R2295

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1651/oj

32001R1651

Verordening (EG) nr. 1651/2001 van de Commissie van 14 augustus 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

Publicatieblad Nr. L 220 van 15/08/2001 blz. 0005 - 0011


Verordening (EG) nr. 1651/2001 van de Commissie

van 14 augustus 2001

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1274/91 houdende bepalingen ter toepassing van Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1907/90 van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 5/2001(2), en met name op artikel 10, lid 3, en artikel 20, leden 1 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EEG) nr. 1274/91 van de Commissie(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 505/98(4), zijn de nodige bepalingen voor de toepassing van handelsnormen in de sector eieren vastgesteld.

(2) Voor een betere traceerbaarheid van de eieren en een nauwkeurigere datering door de pakstations, moeten strengere bepalingen inzake de identificering van door producenten aan pakstations geleverde eieren worden vastgesteld, meer in het bijzonder ten aanzien van de vermelding van de legdatum of legperiode op de houder op het productiebedrijf en ten aanzien van de verzending van niet-gesorteerde eieren tussen pakstations.

(3) Bij geautomatiseerde schouwinrichtingen moet de lidstaat kunnen toestaan dat deze niet doorlopend bemand zijn.

(4) Met het oog op de inachtneming van de bestaande gewichtsklassen met intervallen van 10 gram, moeten strengere voorschriften worden vastgesteld om te voorkomen dat gewichtsklassen in twee onderklassen met een verpakking van een verschillende kleur of met verschillende symbolen en met een verschillende prijsstructuur worden verdeeld en dat daardoor de geordende afzet van de eieren en de correcte informatie van de verbruiker in het gedrang komen.

(5) De ervaring heeft geleerd dat het niet nodig is de afwijking, waarbij verpakkers kleine hoeveelheden eieren die niet in grote verpakkingen zijn verpakt, aan de detailhandel mogen leveren, afhankelijk van de afstand tot de leveringsplaats te stellen. In plaats van de vermelding van de sorteerdatum moet de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid verplicht worden gesteld.

(6) De datum van minimale houdbaarheid en de aanbevolen uiterste verkoopdatum moeten duidelijk gedefinieerd worden en moeten worden afgestemd op de voor de levering van eieren aan de verbruiker bepaalde maximumtermijn van 21 dagen na de legdatum overeenkomstig Beschikking 94/371/EG van de Raad van 20 juni 1994 tot vaststelling van specifieke gezondheidsvoorschriften voor het in de handel brengen van bepaalde soorten eieren(5), zodat de datum van minimale houdbaarheid uiterlijk 28 dagen na de legdatum moet vallen.

(7) Op grond van de opgedane ervaring en na de goedkeuring van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen(6) moeten de nadere voorschriften voor de facultatieve vermelding van de verschillende houderijmethoden worden aangepast, in die zin, dat het aantal methoden moet worden verminderd en dat andere vermeldingen in de verschillende Gemeenschapstalen, met name die met betrekking tot batterijkippen, moeten worden vastgesteld. Bovendien moeten de minimumvoorwaarden waaraan pluimveebedrijven voor de verschillende houderijmethoden moeten voldoen, in overeenstemming worden gebracht met het bepaalde in Richtlijn 1999/74/EG, ofschoon een aantal aanvullende criteria voor scharreleieren moeten worden vastgesteld om misbruik wat het begrip "vrije uitloop" betreft, te voorkomen. Ook moeten voor een beter toezicht op de goederenstroom nadere voorschriften voor de door de marktdeelnemers bij te houden gegevens worden vastgesteld. Ten slotte moet de facultatieve vermelding van de houderijmethode tot industrie-eieren worden uitgebreid, om de afzet van en controle op eiproducten, die met eieren uit verschillende houderijsystemen bereid zijn, te verbeteren.

(8) Daarnaast moeten nadere voorschriften worden vastgesteld voor de facultatieve vermelding van de voedering van de leghennen op eieren en eierverpakkingen; onder andere voorschriften waardoor toezicht kan worden uitgeoefend op de doorstroming van de producten wat eieren van kippen met een specifieke voeding betreft. In deze voorschriften moet een minimumhoeveelheid graan worden bepaald voor verwijzing naar het gebruik van graan in de voeding van legkippen, waarbij de lidstaten striktere voorwaarden kunnen opleggen die uitsluitend voor de producenten van de betrokken lidstaat gelden en die de handel in eieren binnen de Gemeenschap niet belemmeren. Het toezicht op deze voorschriften mag ook worden overgedragen aan organen die onafhankelijk van de producenten zijn en die met het oog op de facultatieve aard van deze vermeldingen de controlekosten mogen verhalen op de marktdeelnemers die gebruikmaken van de mogelijkheid om de voeding van de leghennen en de houderijmethode te vermelden.

(9) In artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 1274/91 is bepaald dat bij verkoop aan de eindverbruiker de vermeldingen op eieren en verpakkingen moeten worden aangebracht in een taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de koper in de lidstaat waarin deze verkoop plaatsvindt. Deze bepaling moet worden geschrapt, aangezien intussen artikel 16 van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame(7) van toepassing is.

(10) Verordening (EEG) nr. 1274/91 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11) Met het oog op een vlotte overgang naar de nieuwe regeling moeten, tot de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, de vóór 1 juli 2001 geldende voorschriften betreffende de vermelding van de voedingswijze van de kippen van kracht blijven. Voor andere dan nieuwgebouwde of verbouwde alternatieve houderijvoorzieningen moeten de voor de inwerkingtreding van deze verordening geldende minimumnormen als bedoeld in bijlage II, onder c) en d), van Verordening (EG) nr. 1274/91 van toepassing blijven tot de in artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG vastgestelde data.

(12) Het Comité van beheer voor slachtpluimvee en eieren heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1274/91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1 wordt lid 5 vervangen door: "5. Elke houder die de productieplaats verlaat, moet voorzien zijn van de volgende identificatiegegevens: naam en adres of registratienummer van het producerende bedrijf, legdatum of legperiode en datum van verzending.

Wanneer aan een pakstation eieren uit de eigen, op dezelfde plaats gevestigde productie-eenheden niet in houders worden geleverd, moet het pakstation de identificatiegegevens aanbrengen.

Wanneer niet-gesorteerde eieren in verschillende houders van het ene naar het andere pakstation worden gebracht, moet elke houder die het pakstation verlaat, van de bovengenoemde gegevens zijn voorzien.

Bij vermelding van de legperiode moet de eerste dag van die periode als grondslag worden genomen voor de berekening van de in artikel 14, lid 1 bis, bedoelde datum van minimale houdbaarheid, respectievelijk in artikel 16, lid 2, bedoelde aanbevolen uiterste verkoopdatum.".

2. In artikel 3, wordt lid 3, onder a), vervangen door: "a) een deugdelijke schouwinrichting, die gedurende de bedrijfstijd steeds bemand is en die het mogelijk maakt de kwaliteit van elk ei afzonderlijk te onderzoeken. Bij gebruik van een automatische machine voor het schouwen, sorteren en indelen moet de installatie een afzonderlijk werkende schouwlamp omvatten. Bij geautomatiseerde systemen mag de bevoegde autoriteit toestaan dat de machine niet doorlopend bemand is;".

3. In artikel 8 wordt lid 2 vervangen door: "2. Op de verpakkingen wordt de gewichtsklasse aangegeven met de in lid 1 vermelde letter en/of omschrijving, eventueel aangevuld met het betrokken gewichtsinterval. De in lid 1 bedoelde gewichtsklassen mogen niet worden onderverdeeld door het gebruik van verschillende verpakkingskleuren, symbolen, handelsmerken of andere vermeldingen.".

4. In artikel 12 wordt lid 4 vervangen door: "4. De in artikel 11, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1907/90 bedoelde afwijking geldt bij levering van dagelijkse hoeveelheden van minder dan 3600 eieren per levering en van minder dan 360 eieren per koper. Naam, adres en registratienummer van het pakstation, alsmede het aantal eieren, de kwaliteits- en de gewichtsklasse, alsmede de datum van minimale houdbaarheid worden in de begeleidende documenten aangegeven.".

5. In artikel 14 wordt het onderstaande lid 1 bis ingevoegd: "1 bis. De datum van minimale houdbaarheid is de uiterste datum waarop eieren van klasse 'A' de in artikel 5, lid 1, genoemde eigenschappen nog steeds bezitten, mits ze op passende wijze worden bewaard. De datum mag niet meer dan 28 dagen na de legdatum vallen.".

6. In artikel 16 wordt lid 2 vervangen door: "2. De aanbevolen uiterste verkoopdatum mag de in artikel 3, lid 1, van Beschikking 94/371/EG van de Raad(8) voor de levering van eieren aan de consument vastgestelde termijn van 21 dagen na de legdatum niet overschrijden.".

7. Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door: "1. Voorzover de relevante in bijlage III vastgestelde voorwaarden zijn vervuld, mag op eieren en kleine eierverpakkingen het houderijsysteem als bedoeld in artikel 7 en artikel 10, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1907/90, met uitzondering van de biologische houderij als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad(9), uitsluitend aan de hand van de onderstaande vermeldingen en de in bijlage II opgenomen overeenkomstige vermeldingen in de overige talen van de Gemeenschap worden aangegeven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze vermeldingen mogen worden aangevuld met vermeldingen betreffende de bijzondere kenmerken van het betrokken houderijsysteem.

De vermelding op de eieren mag worden vervangen door het gecodeerde registratienummer van de producent waarmee het houderijsysteem kan worden onderkend, voorzover de code op de verpakking verklaard wordt.

Bij losse verkoop mag het houderijsysteem alleen worden aangegeven als op het legbedrijf of in het pakstation op elk ei de desbetreffende vermelding of de code van de producent is aangebracht, voorzover met die code het houderijsysteem kan worden onderkend en de betekenis ervan via aparte informatie verklaard wordt.

Wanneer de lidstaten het in artikel 7 van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad(10) bedoelde registratienummer aan onder die richtlijn vallende producerende bedrijven hebben toegekend, mogen geen andere codes worden gebruikt.

Wanneer een lidstaat besluit ook voor niet onder Richtlijn 1999/74/EG vallende bedrijven registratienummers toe te kennen, mogen geen andere codes worden gebruikt.";

b) in lid 2 wordt de aanhef van de eerste alinea vervangen door: "2. Pakstations die de in lid 1 bedoelde vermeldingen mogen gebruiken, houden tot minstens zes maanden nadat de producent de levering van eieren gestaakt heeft of nadat het bestand is opgeruimd, een apart register bij per houderijsysteem, waarin wordt opgenomen:";

c) lid 4 wordt vervangen door: "4. De in lid 1 bedoelde eieren worden aan de pakstations en aan de overeenkomstig Richtlijn 89/437/EEG erkende levensmiddelenbedrijven geleverd in houders waarop in één of meer talen van de Gemeenschap één van de in lid 1 genoemde vermeldingen is aangebracht. De houders moeten vóór het verlaten van de productieplaats worden voorzien van de volgende identificatiegegevens: de naam en het adres of het registratienummer van de producent, de soort eieren, het aantal of het gewicht ervan en de verzendingsdatum. De leveringsdata, alle identificatiegegevens op de houders en de wekelijkse stand van de materiële voorraden moeten minstens zes maanden in het pakstation en het levensmiddelenbedrijf worden bewaard.";

d) lid 6 wordt vervangen door: "6. De in lid 2 bedoelde pakstations houden afzonderlijke registers bij waarin per dag aantekening wordt gemaakt van de sortering naar kwaliteit en gewicht, de verkoop van eieren en kleine verpakkingen met de in lid 1 bedoelde vermeldingen; ook de naam en het adres van de koper, het aantal verpakkingen, het aantal en/of het gewicht van de verkochte eieren en de leveringsdatum, alsmede de wekelijkse stand van de materiële voorraden worden daarin genoteerd. In plaats van deze verkoopregisters mogen de pakstations echter ordners met facturen of leveringsbonnen bijhouden waarop de in lid 1 genoemde vermeldingen zijn aangebracht. Deze registers en ordners moeten minstens zes maanden worden bewaard.";

e) in lid 6 bis wordt de eerste zin vervangen door: "6 bis. Voor de in lid 1, onder a) en b), bedoelde eieren moeten groothandelaren en verzamelaars de gegevens over de aan- en verkopen en de materiële voorraden minstens zes maanden bewaren.";

f) lid 7 bis wordt vervangen door: "7 bis. Bij gebruik van de in lid 1, onder c), bedoelde vermelding is het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 bis niet van toepassing.";

g) het volgende lid 7 ter wordt ingevoegd: "7 ter. Op verpakkingen met eieren die bestemd zijn voor overeenkomstig Richtlijn 89/437/EEG erkende levensmiddelenbedrijven mogen de in lid 1 bedoelde vermeldingen worden aangebracht, voorzover de eieren afkomstig zijn van legbedrijven die aan de desbetreffende voorschriften van bijlage III voldoen, en de in de leden 2 tot en met 6 bedoelde toezichtsmaatregelen worden toegepast.".

8. In artikel 18 bis wordt lid 1 vervangen door: "1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om geheimhouding van de krachtens artikel 17, artikel 18, lid 2, artikel 18 quater, lid 1, en artikel 19, lid 2, verstrekte gegevens te waarborgen, voorzover deze gegevens betrekking hebben op natuurlijke personen.".

9. Artikel 18 ter wordt vervangen door: "Artikel 18 ter

De controle op de in artikel 18, lid 1, bedoelde vermeldingen van het houderijsysteem, inclusief de vermeldingen inzake de bijzondere kenmerken van het houderijsysteem, en op de in artikel 18 quater bedoelde vermeldingen van de voedingswijze van de leghennen mag worden overgedragen aan door de lidstaten aangewezen organen die blijk geven van voldoende onafhankelijkheid ten opzichte van de betrokken producenten en die beantwoorden aan de in Europese norm EN/45011 vastgestelde criteria.

Deze organen worden erkend door en staan onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

De door deze organen aangerekende controlekosten worden verhaald op de marktdeelnemer die de bovenbedoelde vermeldingen gebruikt.".

10. Het volgende artikel 18 quater wordt ingevoegd: "Artikel 18 quater

Wanneer op eieren van klasse A de voedering van de leghennen is vermeld, zijn de onderstaande voorschriften en die van bijlage IV van toepassing:

1. Pakstations die dergelijke vermeldingen aanbrengen, houden over de leveringen gedetailleerde gegevens bij die naam en adres of registratienummer van de producent, aantal en gewicht van de eieren en leveringsdatum omvatten. De producent registreert hoeveel en wat voor voeder geleverd en ter plaatse bereid wordt, de leveringsdatum en de naam van de voederfabrikant of -leverancier, het aantal en de leeftijd van de leghennen, alsmede het aantal geproduceerde en geleverde eieren, de verzendingsdatum en de naam van de kopers.

Deze gegevens moeten minstens zes maanden worden bewaard nadat de producent het leveren van eieren gestaakt heeft of nadat het bestand is opgeruimd.

2. Voederfabrikanten en -leveranciers moeten de gegevens over de samenstelling van het aan de in punt 1 bedoelde producenten geleverde voeder minstens zes maanden na de verzending bijhouden.

3. De in punt 1 bedoelde pakstations houden gedurende minstens zes maanden afzonderlijke registers bij waarin per dag aantekening wordt gemaakt van de sortering naar kwaliteit en gewicht, de verkoop van kleine verpakkingen en eieren met de in punt 1 bedoelde vermeldingen; ook de naam en het adres van de koper, het aantal of het gewicht van de verkochte eieren en de leveringsdatum, alsmede de wekelijkse stand van de materiële voorraden worden daarin genoteerd.

In plaats van verkoopregisters mogen de pakstations echter ordners met facturen of leveringsbonnen bijhouden waarop de voedingswijze van de leghennen vermeld is.

4. Grote of kleine verpakkingen met eieren waarop de voedering van de leghennen is aangegeven, moeten dezelfde vermeldingen dragen. Bij losse verkoop van eieren mag de voedering alleen worden aangegeven wanneer op elk ei de desbetreffende vermelding is aangebracht.

5. De juistheid van de genoteerde gegevens wordt minstens eenmaal per jaar op het legbedrijf en bij de voederfabrikant gecontroleerd.

6. De punten 1 tot en met 4 gelden onverminderd nationale technische maatregelen die verder reiken dan de in bijlage IV vastgestelde minimumvoorwaarden en slechts van toepassing zijn voor de producenten van de betrokken lidstaat, voorzover de betrokken maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aan de gemeenschappelijke handelsnormen voor eieren beantwoorden.

7. De in punt 6 bedoelde nationale maatregelen worden aan de Commissie meegedeeld.

8. Op verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat te allen tijde alle nodige inlichtingen om na te gaan of de in dit artikel bedoelde maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aan de gemeenschappelijke handelsnormen voor eieren beantwoorden.".

11. In artikel 19 wordt lid 2 vervangen door: "2. Pakstations die de in lid 1 bedoelde vermeldingen en/of symbolen gebruiken, houden een naar oorsprong ingedeeld gedetailleerd leveringsregister bij, waarin naam en adres van de producent, aantal eieren of het gewicht ervan en de leveringsdatum worden opgenomen. De producenten houden een register bij waarin het aantal leghennen en hun leeftijd, het aantal geproduceerde en geleverde eieren, de verzendingsdatum, alsmede de naam van de kopers worden opgenomen. Deze gegevens worden minstens zes maanden bijgehouden nadat de producent de levering van eieren staakt of nadat het bestand is opgeruimd.".

12. In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door: "3. De in lid 2 bedoelde pakstations houden gedurende minstens zes maanden afzonderlijke registers bij waarin per dag aantekening wordt gemaakt van de sortering naar kwaliteit en naar gewicht en van de verkoop van kleine verpakkingen en eieren met de in lid 1 bedoelde vermeldingen en/of symbolen; ook de naam en het adres van de koper, het aantal of het gewicht van de verkochte eieren en de leveringsdatum, alsmede de wekelijkse stand van de materiële voorraden worden daarin genoteerd. In plaats van de bedoelde registers mogen de pakstations evenwel de facturen of de leveringsbonnen bewaren waarop de in lid 1 bedoelde vermeldingen en/of symbolen zijn aangebracht.".

13. In artikel 20, lid 1, wordt het tweede streepje vervangen door: "- jaarlijks, vóór 1 april betreffende het voorafgaande kalenderjaar, het gemiddelde aantal leghennen dat aanwezig was (1), het overeenkomstig artikel 18, leden 2 en 7 ter, geregistreerde aantal of gewicht van de geleverde eieren en het overeenkomstig artikel 18, lid 6, geregistreerde aantal of gewicht van de verkochte eieren.".

14. Artikel 28 wordt geschrapt.

15. In bijlage I, punt 1. Datum van minimale houdbaarheid, wordt "Cons. de pref. antes de" vervangen door "Cons. pref.".

16. Bijlage II wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening.

17. De bijlagen II en III bij deze verordening worden toegevoegd als "Bijlage III" en "Bijlage IV".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 januari 2002. De vóór 1 juli 2001 geldende voorschriften betreffende de vermeldingen van de voedingswijze van de leghennen blijven van toepassing tot en met 31 december 2001.

Tot de in artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG en in bijlage II bij deze verordening vermelde data blijven de vóór de inwerkingtreding van deze verordening geldende minimumvoorwaarden als bedoeld in bijlage II, onder c) en d), van Verordening (EEG) nr. 1274/91 van toepassing, wanneer andere dan nieuwgebouwde of verbouwde houderijvoorzieningen nog niet in overeenstemming met de voorschriften van dat artikel zijn gebracht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2001.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 173 van 6.7.1990, blz. 5.

(2) PB L 2 van 5.1.2001, blz. 1.

(3) PB L 121 van 16.5.1991, blz. 11.

(4) PB L 63 van 4.3.1998, blz. 16.

(5) PB L 168 van 2.7.1994, blz. 34.

(6) PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.

(7) PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(8) PB L 163 van 2.7.1994, blz. 34.

(9) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.

(10) PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.

BIJLAGE I

"BIJLAGE II

Vermelding van het houderijsysteem a) op de verpakkingen; b) op de eieren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

BIJLAGE II

"BIJLAGE III

Minimumvoorwaarden waaraan de pluimveebedrijven voor de verschillende houderijsystemen moeten voldoen

a) "Eieren van hennen met vrije uitloop" moeten afkomstig zijn van bedrijven die ten minste aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG met ingang van de in dat artikel genoemde datum voldoen en waar:

- de hennen, behalve bij door de veterinaire autoriteiten opgelegde tijdelijke beperkingen, de hele dag door over een uitloop in de open lucht beschikken;

- de voor de hennen toegankelijke uitloop in de open lucht grotendeels begroeid is en niet gebruikt wordt voor andere doeleinden, uitgezonderd als boomgaard, bosterrein of grasland, voorzover dit laatste gebruik door de bevoegde autoriteiten is toegestaan;

- de uitloop in de open lucht ten minste voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, punt 3, onder b), ii), van Richtlijn 1999/74/EG, waarbij de bezetting op geen enkel moment meer bedraagt dan 2500 hennen per hectare terrein dat voor de hennen toegankelijk is, d.w.z. nooit meer dan één hen per 4 m2, en de uitloop zich niet verder uitstrekt dan 150 m van de dichtstbijgelegen uitgang van het gebouw; de uitloop mag zich tot 350 m van de dichtstbijgelegen uitgang van het gebouw uitstrekken, wanneer voldoende schuilplaatsen en drinkgoten in de zin van de genoemde bepaling gelijkmatig over de uitloopruimte verdeeld zijn, met een minimum van vier schuilplaatsen per hectare;

b) "Scharreleieren" moeten afkomstig zijn van bedrijven die ten minste voldoen aan de voorschriften van artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG met ingang van de in dat artikel bepaalde data.

c) "Kooieieren" moeten afkomstig zijn van bedrijven die ten minste:

- tot en met 31 december 2002 voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 88/166/EEG;

- met ingang van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2011 voldoen aan de voorschriften van artikel 5 van Richtlijn 1999/74/EG; of

- met ingang van 1 januari 2002 voldoen aan de voorschriften van artikel 6 van Richtlijn 1999/74/EG."

BIJLAGE III

"BIJLAGE IV

Een verwijzing naar de onderstaande bijzondere voederbestanddelen is slechts toegestaan, wanneer deze:

bij granen, 60 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken, waarvan niet meer dan 15 gewichtspercenten uit graanbijproducten mag bestaan; wanneer echter verwezen wordt naar specifieke graansoorten, moet, bij vermelding van slechts één graansoort, die soort minstens 30 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken; bij vermelding van meerdere graansoorten moet elke soort minstens 5 gewichtspercenten van de voedergift uitmaken."

Top