Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R0802

    Verordening (EG) nr. 802/98 van de Commissie van 16 april 1998 tot opening van een nieuw onderzoek voor "een nieuwe exporteur" van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen, van oorsprong uit onder andere India, en tot intrekking van het recht met betrekking tot de invoer van vier exporteurs uit dit land waarbij deze invoer geregistreerd moet worden

    PB L 115 van 17.4.1998, p. 3–4 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/04/1999

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/802/oj

    31998R0802

    Verordening (EG) nr. 802/98 van de Commissie van 16 april 1998 tot opening van een nieuw onderzoek voor "een nieuwe exporteur" van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen, van oorsprong uit onder andere India, en tot intrekking van het recht met betrekking tot de invoer van vier exporteurs uit dit land waarbij deze invoer geregistreerd moet worden

    Publicatieblad Nr. L 115 van 17/04/1998 blz. 0003 - 0004


    VERORDENING (EG) Nr. 802/98 VAN DE COMMISSIE van 16 april 1998 tot opening van een nieuw onderzoek voor "een nieuwe exporteur" van Verordening (EG) nr. 1950/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van zakken van polyethyleen of van polypropyleen, van oorsprong uit onder andere India, en tot intrekking van het recht met betrekking tot de invoer van vier exporteurs uit dit land waarbij deze invoer geregistreerd moet worden

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (2), inzonderheid op artikel 11, lid 4,

    Na overleg met het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. VERZOEK TOT EEN NIEUW ONDERZOEK

    (1) De Commissie heeft verzoeken ontvangen tot een nieuw onderzoek voor een "nieuwe exporteur" overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 (hierna de basisverordening genoemd). De verzoeken werden ingediend door Hyderabad Polymers Pvt. Ltd, Pithampur Poly Products Ltd, Sangam Cirfab Pvt. Ltd en Synthethic Fibres (Mysore) Pvt. Ltd, vier exporteurs in India die verklaarden het betrokken product niet te hebben uitgevoerd tijdens het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen waren gebaseerd, dit wil zeggen de periode van 1 april 1994 tot 31 maart 1995 (hierna het "oorspronkelijke onderzoektijdvak" genoemd).

    B. PRODUCT

    (2) De producten in kwestie zijn geweven zakken voor verpakkingsdoeleinden, andere dan van brei- of haakwerk, vervaardigd van strippen of van artikelen van dergelijke vorm, van polyethyleen of van polyproplyleen, waarvan het weefsel niet meer dan 120 gr/m2 weegt. Het beschreven product wordt ingedeeld onder GN-codes 6305 32 81, 6305 33 91, ex 3923 21 00, ex 3923 29 10 en ex 3923 29 90. Deze codes dienen uitsluitend ter informatie.

    C. HUIDIGE MAATREGELEN

    (3) Bij Verordening (EG) nr. 1950/97 (3) stelde de Raad inter alia een definitief antidumpingrecht van 36,0 % in op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit India, met uitzondering van verschillende specifiek vermelde ondernemingen waarvoor een lager recht werden ingesteld.

    D. GRONDEN VOOR EEN NIEUW ONDERZOEK

    (4) Het verzoek werd ingediend door Hyderabad Polymers Pvt. Ltd, Pithampur Poly Products Ltd, Sangam Cirfab Pvt. Ltd en Synthetic Fibres (Mysore) Pvt. Ltd, India, die aantoonden niet verbonden te zijn met één van de exporterende producenten in India waarop bovengenoemde antidumpingmaatregelen voor het betrokken product van toepassing zijn, en dat zij het betrokken product pas na het oorspronkelijke onderzoektijdvak naar de Gemeenschap begonnen uit te voeren.

    (5) De Commissie heeft de haar bekende producenten op de hoogte gebracht van bovengenoemde verzoeken en dezen werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken.

    (6) In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening te rechtvaardigen om de individuele dumpingmarge van de verzoekers te bepalen en, mocht dumping worden vastgesteld, de hoogte van het dumpingrecht dat moet worden ingesteld voor het betrokken product in de Gemeenschap.

    E. INTREKKING VAN HET HUIDIGE RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER

    (7) Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening wordt het huidige antidumpingrecht ingetrokken voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit India dat voor de verzoekers wordt geproduceerd en uitgevoerd naar de Gemeenschap. Tegelijkertijd wordt op deze invoer, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, een registratieverplichting ingesteld om ervoor te zorgen dat, mocht het nieuwe onderzoek voor de verzoekers leiden tot vaststelling van dumping, antidumpingrechten kunnen worden geheven met terugwerkende kracht vanaf de datum van de opening van dit onderzoek. Een schatting van het bedrag dat de verzoekers eventueel later verschuldigd zullen zijn, kan in dit stadium van de procedure niet worden gemaakt.

    F. TERMIJN

    (8) In het belang van een gezonde administratie dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de betrokken partijen hun standpunt schriftelijk naar voren kunnen brengen en bewijsmateriaal kunnen voorleggen mits zij kunnen aantonen dat de uitkomsten van het onderzoek voor hen van belang kunnen zijn. Tevens dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden schriftelijk een met redenen omkleed verzoek kunnen indienen om te worden gehoord.

    G. NIET-MEDEWERKING

    (9) Indien een belanghebbende binnen de relevante termijnen de toegang tot de nodige gegevens weigert of deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies, zowel in positieve als negatieve zin, worden getrokken.

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Hierbij wordt een nieuw onderzoek geopend naar Verordening (EG) nr. 1950/97 om vast te stellen of en in hoeverre de invoer van zakken van polyethyleen of van polyproplyeen van GN-codes 6305 32 81, 6305 33 91, ex 3923 21 00 (3923 21 00*10), ex 3923 29 10 (3923 29 10*10) en ex 3923 29 90 (3923 29 90*10) van oorsprong uit India, die geproduceerd en voor uitvoer naar de Gemeenschap verkocht worden door Hyderabad Polymers Pvt. Ltd (aanvullende Taric-code: 8106), Pithampur Poly Products Ltd (aanvullende Taric-code: 8155), Sangam Cirfab Pvt. Ltd (aanvullende Taric-code: 8156) en Synthetic Fibres (Mysore) Pvt. Ltd, India, (aanvullende Taric-code: 8157) onderworpen moeten worden aan het bij Verordening (EG) nr. 1950/97 ingestelde antidumpingrecht.

    Artikel 2

    Het bij Verordening (EG) nr. 1950/97 ingestelde antidumpingrecht wordt hierbij ingetrokken voor de invoer van het in artikel 1 genoemde product (aanvullende Taric-code: 8900).

    Artikel 3

    De douaneautoriteiten krijgen hierbij, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96, opdracht passende maatregelen te nemen om de in artikel 1 vermelde invoer te registreren. De registratieplicht verstrijkt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    Artikel 4

    Belanghebbenden dienen, indien hun stukken voor het onderzoek in aanmerking worden genomen, zich uiterlijk 37 dagen na de datum van overlegging van een kopie van deze verordening aan de autoriteiten van het land van uitvoer kenbaar te maken, hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en gegevens voor te leggen. Belanghebbenden kunnen eveneens verzoeken om binnen dezelfde termijn door de Commissie te worden gehoord. De overlegging van een kopie van deze verordening aan de autoriteiten van het land van uitvoer wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de derde dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap.

    Informatie met betrekking tot deze zaak en een verzoek om te worden gehoord dienen naar het volgende adres te worden gezonden:

    Europese Commissie

    Directoraat-generaal voor Buitenlandse Betrekkingen: Handelsbeleid, Betrekkingen met Noord-Amerika, het Verrre Oosten, Australië en Nieuw-Zeeland

    DM-24 8/38

    Wetstraat 200

    B-1049 Brussel

    Fax: (32-2) 295 65 05

    Telex: COMEU B 21877.

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 16 april 1998.

    Voor de Commissie

    Leon BRITTAN

    Vice-Voorzitter

    (1) PB L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

    (2) PB L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1.

    (3) PB L 276 van 9. 10. 1997, blz. 1.

    Top