EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31997R1035

Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat

PB L 151 van 10.6.1997, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/02/2007; opgeheven door 32007R0168

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/1035/oj

31997R1035

Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat

Publicatieblad Nr. L 151 van 10/06/1997 blz. 0001 - 0007


VERORDENING (EG) Nr. 1035/97 VAN DE RAAD van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 213 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

(1) Overwegende dat de Gemeenschap bij de uitwerking en de uitvoering van haar beleid en de regelgeving die zij aanneemt de grondrechten moet eerbiedigen; dat met name de eerbiediging van de mensenrechten een vereiste is voor de wettigheid van communautaire maatregelen;

(2) Overwegende dat derhalve het verzamelen en analyseren van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens inzake racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op communautair vlak nodig is, om de Gemeenschap volledig te informeren over deze verschijnselen, zodat zij haar verplichting om de grondrechten te eerbiedigen ten volle kan nakomen en met deze rechten rekening kan houden bij de uitwerking en uitvoering van haar beleid en van de regels die zij op haar bevoegdheidsterreinen vaststelt;

(3) Overwegende dat het belang van de eerbiediging van de mensenrechten door de Instellingen van de Gemeenschap en door de lidstaten bij talrijke gelegenheden is benadrukt;

(4) Overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in een gemeenschappelijke verklaring van 5 april 1977 "het allergrootste belang dat zij hechten aan de eerbiediging van de fundamentele rechten" hebben benadrukt en hebben verklaard dat zij "in de uitoefening van hun bevoegdheden en bij het nastreven van de doelstellingen van de Europese Gemeenschappen deze rechten eerbiedigen en zullen blijven eerbiedigen" (4);

(5) Overwegende dat op 11 juni 1986 door het Europees Parlement, de Raad, de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, en de Commissie een verklaring tegen racisme en vreemdelingenhaat is uitgegeven, waarin wordt gewezen op "het belang van een adequate en objectieve voorlichting en een bewustmaking van alle burgers tegenover de gevaren van racisme en vreemdelingenhaat, en op de noodzaak er constant op toe te zien dat elke handeling of vorm van discriminatie wordt voorkomen of bestraft" (5);

(6) Overwegende dat de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, op 29 mei 1990 een resolutie betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat hebben aangenomen (6);

(7) Overwegende dat de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, op 5 oktober 1995 een resolutie over de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken (7), en op 23 oktober 1995 een resolutie betreffende het antwoord van de onderwijsstelsels op de problemen van racisme en vreemdelingenhaat, hebben aangenomen (8);

(8) Overwegende dat de Raad op 15 juli 1996 op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft besloten tot een gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat (9);

(9) Overwegende dat de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, op 23 juli 1996 een resolutie over het Europees Jaar tegen Racisme (1997) hebben aangenomen (10);

(10) Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst te Korfoe op 24 en 25 juni 1994 besloten heeft de inspanningen te verhogen om op Europees niveau een algemene strategie ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat vast te stellen; dat hij daartoe een Adviescommissie heeft opgericht met de taak, aanbevelingen op te stellen betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat;

(11) Overwegende dat de Europese Raad, tijdens zijn bijeenkomst te Cannes op 26 en 27 juni 1995, de Adviescommissie heeft verzocht om, in nauwe samenwerking met de Raad van Europa, de haalbaarheid van een Europees Waarnemingscentrum voor uitingen van racisme en vreemdelingenhaat verder te bestuderen;

(12) Overwegende dat de resultaten van deze haalbaarheidsstudie inzake het Waarnemingscentrum aan de Europese Raad zijn voorgelegd tijdens diens bijeenkomst van 21 en 22 juni 1996 te Florence;

(13) Overwegende dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst te Florence opnieuw uiting heeft gegeven aan de vaste wil van de Unie om met de grootst mogelijke vastberadenheid racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden en het beginsel heeft goedgekeurd dat aan de oprichting van een Europees Waarnemingscentrum ten grondslag ligt;

(14) Overwegende dat er, teneinde gegevens voor racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme zo optimaal en zo onafhankelijk mogelijk te verzamelen en te analyseren en nauwe banden met de Raad van Europa te handhaven, op communautair niveau een zelfstandig orgaan met rechtspersoonlijkheid, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, in het leven dient te worden geroepen;

(15) Overwegende dat de verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme talrijke complexe en onderling nauw verweven aspecten vertonen, die moeilijk te scheiden zijn; dat dientengevolge aan het Centrum een allesomvattende gegevensverzamelings- en -analysetaak moet worden toegewezen met betrekking tot verschillende van de gebieden waarop de Gemeenschap actief is; dat de taakstelling van het Centrum zal worden toegespitst op gebieden waarop een deugdelijke kennis van de bewuste problemen bijzonder noodzakelijk is voor de Gemeenschap in haar optreden;

(16) Overwegende dat racisme en vreemdelingenhaat verschijnselen zijn die zich op alle niveaus binnen de Gemeenschap doen gevoelen, te weten plaatselijk, regionaal, nationaal en communautair; dat derhalve de op Gemeenschapsniveau verzamelde en geanalyseerde gegevens ook van nut kunnen zijn voor de autoriteiten in de lidstaten bij de uitwerking en uitvoering - op hun eigen bevoegdheidsgebied - van maatregelen op plaatselijk, regionaal en nationaal vlak;

(17) Overwegende dat het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat derhalve de resultaten van zijn werk zowel aan de Gemeenschap als aan de lidstaten ter beschikking zal stellen;

(18) Overwegende dat er in de lidstaten talrijke voortreffelijke organisaties bestaan die het racisme en de vreemdelingenhaat bestuderen;

(19) Overwegende dat de coördinatie van het onderzoek en het opzetten van een netwerk van organisaties het nut en de doeltreffendheid van deze werkzaamheden ten goede zullen komen;

(20) Overwegende dat, teneinde de samenwerking te versterken en overlapping of dubbel werk te voorkomen, de aan het Waarnemingscentrum toegewezen taken hechte banden veronderstellen met de Raad van Europa, die op dit gebied veel ervaring heeft, alsook samenwerking met andere organisaties in de lidstaten en internationale organisaties die bevoegd zijn op gebieden die verband houden met verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat;

(21) Overwegende dat het Centrum zelf zal kunnen beslissen over de administratieve regelingen voor de samenwerking met deze organisaties; dat het anderzijds op de weg van de Gemeenschap ligt om namens het Waarnemingscentrum een overeenkomst te sluiten met de Raad van Europa met het oog op de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Raad van Europa en het Waarnemingscentrum; dat dit ook geldt voor de sluiting van overeenkomsten met andere internationale organisaties of derde landen die nodig kunnen blijken opdat het Waarnemingscentrum zijn taken kan vervullen;

(22) Overwegende dat de bescherming van door het Centrum verwerkte en uitgewisselde persoonsgegevens moet worden verzekerd overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (11);

(23) Overwegende dat het Waarnemingscentrum bij het uitvoeren van zijn taken de hoogst mogelijke zelfstandigheid moet genieten;

(24) Overwegende dat het Hof van Justitie bevoegd moet zijn om ingevolge een arbitragebeding kennis te nemen van en uitspraak te doen in geschillen in verband met de contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum alsmede in geschillen in verband met de niet-contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum; dat het Hof van Justitie ook bevoegd moet zijn uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 173 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum;

(25) Overwegende dat deze verordening desgewenst na het verstrijken van een periode van drie jaar kan worden aangepast, teneinde tot een eventuele aanpassing of uitbreiding van de taken van het Waarnemingscentrum te besluiten, met name in het licht van de ontwikkeling van de communautaire bevoegdheden;

(26) Overwegende dat de bij artikel 213 van het Verdrag verleende bevoegdheid om gegevens te verzamelen en te analyseren betreffende verschillende gebieden waarop de Gemeenschap actief is, niet inhoudt dat deze gegevens mogen worden verzameld door een gespecialiseerd, zelfstandig orgaan met rechtspersoonlijkheid; dat artikel 235 derhalve gebruikt moet worden als rechtsgrondslag voor de vestiging van zulk een orgaan en voor de toezending van gegevens aan Gemeenschapsinstellingen en -organen en aan de lidstaten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, hierna "Waarnemingscentrum" genoemd, opgericht.

Artikel 2

Doel en taken

1. Het voornaamste doel van het Waarnemingscentrum bestaat in de levering, in het bijzonder op de in artikel 3, lid 3, bedoelde gebieden, van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens aangaande verschijnselen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme op Europees niveau, aan de Gemeenschap en haar lidstaten, om hen te helpen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen nemen of acties ontwerpen.

2. Het Waarnemingscentrum bestudeert de omvang en de ontwikkeling van de verschijnselen en uitingen van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, analyseert de oorzaken, de gevolgen en de uitwerking ervan en onderzoekt voorbeelden van goede praktijken ter bestrijding van deze verschijnselen en uitingen. Ter uitvoering van zijn taken:

a) verzamelt, registreert en analyseert het Waarnemingscentrum informatie en gegevens, met inbegrip van resultaten van wetenschappelijk onderzoek, die aan het Waarnemingscentrum door onderzoekscentra, de lidstaten, de Instellingen van de Gemeenschap, internationale organisaties, met name de in artikel 4, lid 1, bedoelde organisaties, of door niet-gouvernementele organisaties worden meegedeeld;

b) gaat het samenwerking aan met de verstrekkers van de informatie en werkt het een beleid uit voor onderling afgestemd gebruik van hun gegevensbanken, teneinde, in voorkomend geval op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie, de verspreiding van hun informatie in brede kring te bevorderen;

c) voert het wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke enquêtes, voorbereidende en haalbaarheidsstudies uit, in voorkomend geval op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie. Daarbij houdt het Waarnemingscentrum vooral rekening met de reeds beschikbare studies en andere activiteiten (conferenties, seminars, lopend onderzoek, publicaties) van de centra en organisaties waarmee het in het Europees informatienet inzake racisme en vreemdelingenhaat Raxen verbonden is, teneinde dubbel werk te voorkomen en een optimaal gebruik van alle middelen te garanderen. Voorts organiseert het Waarnemingscentrum deskundigenvergaderingen en stelt het indien nodig ad hoc werkgroepen in;

d) zet het een voor het publiek toegankelijk bestand aan documentatie op, bevordert het voorlichtingsactiviteiten en stimuleert het wetenschappelijk onderzoek;

e) stelt het conclusies en adviezen ten behoeve van de Gemeenschap en de lidstaten op;

f) ontwikkelt het methoden ter verbetering van de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van de gegevens op communautair niveau, door indicatoren en criteria te definiëren die de samenhang van de informatie zullen vergroten;

g) publiceert het een jaarverslag over de toestand inzake racisme en vreemdelingenhaat in de Gemeenschap, waarin ook aandacht aan voorbeelden van goede praktijken wordt geschonken, alsmede over de eigen werkzaamheden;

h) creëert en coördineert het een Europees informatienet inzake racisme en vreemdelingenhaat Raxen, dat uit de eigen centrale eenheid van het Waarnemingscentrum bestaat, die samenwerkt met nationale universitaire onderzoekcentra, niet-gouvernementele organisaties en gespecialiseerde centra, die door organisaties in de lidstaten of internationale organisaties als bedoeld in artikel 7 zijn opgericht;

i) vergemakkelijkt en bevordert het de organisatie van regelmatige rondetafelconferenties of vergaderingen van andere in de lidstaten reeds bestaande permanente adviesinstanties, met deelname van sociale partners, onderzoekcentra en andere personen of instanties die zich met verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat bezighouden. Het Waarnemingscentrum houdt in zijn jaarverslag over de toestand inzake het racisme en de vreemdelingenhaat in de Gemeenschap rekening met de resultaten van de nationale rondetafelconferenties of van de vergaderingen van andere reeds bestaande adviesinstanties.

Artikel 3

Werkmethoden en -gebieden

1. Het Waarnemingscentrum vervult zijn taken binnen de bevoegdheden van de Gemeenschappen en naar gelang van de doelstellingen van zijn jaarprogramma en de beschikbare begrotingsmiddelen.

2. Ter vermijding van dubbel werk houdt het Waarnemingscentrum bij de uitoefening van zijn werkzaamheden rekening met het reeds door de Gemeenschapsinstellingen of andere bevoegde internationale instellingen en organisaties, in het bijzonder de Raad van Europa, verrichte werk en draagt het er zorg voor, in nauwe samenwerking met de Raad van Europa, hieraan een toegevoegde waarde te verlenen.

3. De te verzamelen en te verwerken informatie en gegevens, de uit te voeren of te bevorderen wetenschappelijke onderzoeken, enquêtes en studies betreffen de omvang, de ontwikkeling, de oorzaken en de uitwerking van de verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat, in het bijzonder op de volgende gebieden:

a) vrij verkeer van personen binnen de Gemeenschap;

b) informatie en televisie-uitzendingen en andere media en communicatiemiddelen;

c) onderwijs, beroepsopleiding en jeugd;

d) sociale politiek, met inbegrip van werkgelegenheid;

e) vrij verkeer van goederen;

f) cultuur.

Artikel 4

Europees informatienet inzake racisme en vreemdelingenhaat (Raxen)

1. Opdat het in artikel 2, lid 2, onder h), vermelde net zo snel en doelmatig mogelijk kan worden opgezet, zenden de lidstaten het Waarnemingscentrum een lijst toe van de in genoemd artikel bedoelde centra en organisaties waarvan zij het bestaan kennen.

2. Met inachtneming van de in lid 1 bedoelde lijst worden door de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum de organisaties die bevoegd zijn op de gebieden welke met de verschijnselen van racisme en vreemdelingenhaat verband houden, dan wel die organisaties welke de analyse van deze verschijnselen als belangrijkste doel hebben, uitgenodigd deel uit te maken van Raxen.

3. Het Waarnemingscentrum kan met de in lid 2 bedoelde organisaties contractuele banden, met name onderaanbestedingsovereenkomsten, aangaan voor de uitvoering van taken die het aan deze instanties zou kunnen toevertrouwen.

Het Waarnemingscentrum kan eveneens contractuele banden aanknopen, op een ad hoc basis en voor specifieke opdrachten, met instanties die geen deel uitmaken van Raxen.

De toewijzing van deze opdrachten moet in het jaarprogramma van het Waarnemingscentrum worden opgenomen.

Artikel 5

Bescherming en vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens

1. Het Waarnemingscentrum mag uitsluitend persoonsgegevens verzamelen ter uitvoering van zijn taken als bedoeld in deze verordening. Het Waarnemingscentrum past bij de verwerking en uitwisseling van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening, de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG toe. Daartoe worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld, in het bijzonder betreffende de rechten van de betrokkenen, het vertrouwelijk karakter en de veiligheid van de verwerkingshandelingen, de passende beschermende maatregelen om aan de gegevens vóór de mededeling ervan een anoniem karakter te geven, en de interne bewaking van de verwerkingshandelingen.

2. De in lid 1 bedoelde uitvoeringsbepalingen worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Het Waarnemingscentrum kan vóór de goedkeuring van deze bepalingen niet met de verwerking van de persoonsgegevens beginnen, tenzij een toezichthoudende autoriteit in de zin van artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG is ingesteld en werkzaam is.

In afwachting van de aanwijzing van deze voor de communautaire instellingen en organen ingestelde autoriteit of autoriteiten ziet de in artikel 138 E van het Verdrag bedoelde ombudsman in de context van de hem bij dat Verdrag toegewezen taken toe op de activiteiten van het Waarnemingscentrum wat de regels inzake gegevensbescherming betreft.

3. Tot de datum van tenuitvoerlegging van Richtlijn 95/46/EG passen de lidstaten op de verwerking van persoonsgegevens hun nationale wetgeving inzake gegevensbescherming toe wanneer zij ter uitvoering van deze verordening persoonsgegevens mededelen of ontvangen.

Tot de bovengenoemde datum kan een lidstaat die gegevens aan het Waarnemingscentrum heeft medegedeeld, bezwaar maken tegen toezending van deze gegevens aan een andere lidstaat of aan die toezending voorwaarden verbinden indien de ontvanger inzake de verwerking van de toegezonden gegevens geen niveau van gegevensbescherming gelijkwaardig aan dat van Richtlijn 95/46/EG waarborgt.

Persoonlijke gegevens die door het Centrum zijn verzameld en zijn doorgegeven aan de Gemeenschap of de lidstaten, mogen door de Gemeenschap en de lidstaten niet worden opgeslagen en gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor zij door het Centrum waren verzameld.

4. De lidstaten en de nationale instanties die met het Waarnemingscentrum samenwerken, zijn niet gehouden inlichtingen te verstrekken die onder hun nationale wetgeving als vertrouwelijk worden aangemerkt.

Artikel 6

Rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid

Het Waarnemingscentrum bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in elke lidstaat de minste handelingsbevoegdheid die in de wetgeving van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend; het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 7

Samenwerking met nationale of internationale organisaties

1. Voor de uitvoering van zijn taken werkt het Waarnemingscentrum samen met gouvernementele of niet-gouvernementele organisaties in de lidstaten of internationale organisaties, die bevoegd zijn op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat.

2. De wijze van uitvoering van de in lid 1 genoemde administratieve samenwerking moet door de raad van bestuur worden goedgekeurd.

3. Het Waarnemingscentrum coördineert zijn werkzaamheden met die van de Raad van Europa, met name wat zijn werkprogramma krachtens artikel 8, lid 3, onder a), betreft. Daartoe sluit de Gemeenschap, volgens de procedure van artikel 228 van het Verdrag namens het Waarnemingscentrum een overeenkomst met de Raad van Europa teneinde een nauwe samenwerking van deze Raad met het Waarnemingscentrum in te stellen. Deze overeenkomst omvat tevens de aanwijzing door de Raad van Europa van een persoon in de raad van bestuur van het Waarnemingscentrum.

Volgens de bovengenoemde procedure sluit de Gemeenschap namens het Waarnemingscentrum ook overeenkomsten met andere internationale organisaties of met derde landen, indien die nodig blijken opdat het Waarnemingscentrum doeltreffend zijn taken kan vervullen.

Artikel 8

Raad van bestuur

1. De raad van bestuur is samengesteld uit een door elke lidstaat aangewezen onafhankelijk persoon, een door het Europees Parlement aangewezen onafhankelijk persoon, een op grond van artikel 7, lid 3, door de Raad van Europa aangewezen onafhankelijk persoon, alsmede een vertegenwoordiger van de Commissie. De leden van de raad van bestuur zijn personen met passende ervaring op het gebied van mensenrechten en van analyse van racistische, xenofobe en antisemitische verschijnselen.

Elk lid heeft een op gelijke wijze aangewezen plaatsvervanger.

2. De namen van de leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden aan de Commissie medegedeeld met het oog op bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Hun ambtstermijn bedraagt drie jaar en is eenmaal hernieuwbaar. De raad van bestuur kiest zijn voorzitter en zijn vice-voorzitter, alsmede de overige leden van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 9.

Ieder lid van de raad van bestuur, of bij zijn ontstentenis zijn plaatsvervanger, beschikt over één stem. De besluiten worden genomen met een tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De voorzitter neemt aan de stemming deel. De door de Raad van Europa aangewezen persoon neemt niet deel aan stemmingen over de onder d) en e) van lid 3 bedoelde besluiten.

3. De raad van bestuur neemt de voor de werking van het Waarnemingscentrum vereiste besluiten. In het bijzonder:

a) stelt hij het jaarlijks werkprogramma van het Waarnemingscentrum op naar gelang van de begroting en de beschikbare middelen; dit programma kan zo nodig in de loop van het jaar worden bijgesteld;

b) keurt hij het jaarverslag en de conclusies en adviezen van het Waarnemingscentrum goed en deelt hij deze mee aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's; hij zorgt voor de publicatie van het jaarverslag;

c) stelt hij de directeur aan;

d) keurt hij jaarlijks de ontwerp-begroting en de definitieve begroting van het Waarnemingscentrum goed;

e) keurt hij de rekeningen goed en verleent hij de directeur kwijting.

4. De raad van bestuur keurt zijn huishoudelijk reglement goed. De raad van bestuur komt, na bijeenroeping door zijn voorzitter, ten minste tweemaal per jaar bijeen.

Artikel 9

Dagelijks bestuur

1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, de vice-voorzitter en ten hoogste drie andere leden van de raad van bestuur, waartoe de door de Raad van Europa aangewezen persoon alsmede de vertegenwoordiger van de Commissie behoren.

2. Het dagelijks bestuur houdt toezicht op de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, volgt de voorbereiding en de uitvoering van de programma's en bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor, met hulp van de directeur van het Waarnemingscentrum. Het dagelijks bestuur vervult daarnaast elke hem door de raad van bestuur opgedragen taak overeenkomstig het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur.

Artikel 10

Directeur

1. Het Waarnemingscentrum staat onder leiding van een directeur die op voorstel van de Commissie, voor een verlengbare termijn van vier jaar, door de raad van bestuur wordt aangesteld.

2. De directeur is verantwoordelijk voor:

a) de uitvoering van de in artikel 2, lid 2, omschreven taken;

b) de voorbereiding en de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma van het Waarnemingscentrum;

c) de voorbereiding van de in deze verordening bedoelde verslagen, conclusies en adviezen;

d) alle aangelegenheden die verband houden met het personeel en het dagelijks beheer.

3. De directeur legt de raad van bestuur verantwoording af voor zijn beheer van deze activiteiten en woont de bijeenkomsten van de raad van bestuur en van het dagelijks bestuur bij.

4. De directeur is de wettige vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum.

Artikel 11

Personeel

1. Het personeel van het Waarnemingscentrum is onderworpen aan de verordeningen en regelingen die van toepassing zijn op de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2. Het Waarnemingscentrum oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die toekomen aan het tot aanstelling bevoegd gezag.

3. De raad van bestuur stelt, in overeenstemming met de Commissie, de passende uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 12

Begroting

1. Alle inkomsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, geraamd en worden in de begroting van het Waarnemingscentrum opgenomen.

2. De directeur stelt ieder jaar uiterlijk op 15 februari een voorontwerp van begroting voor het volgende begrotingsjaar op. Het voorontwerp van begroting omvat de huishoudelijke uitgaven en het voor het volgende begrotingsjaar geplande werkprogramma. De directeur legt dit voorontwerp van begroting, met een overzicht van het personeelsbestand aan de raad van bestuur voor.

3. De ontvangsten en uitgaven van de begroting moeten in evenwicht zijn.

4. De inkomsten van het Waarnemingscentrum omvatten, afgezien van andere middelen:

a) een in een speciale begrotingspost van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (afdeling "Commissie") opgenomen subsidie van de Gemeenschap;

b) betalingen als vergoeding voor verleende diensten;

c) eventuele financiële bijdragen van de in artikel 7 bedoelde organisaties;

d) eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten.

5. De uitgaven van het Waarnemingscentrum omvatten met name de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke uitgaven en de uitgaven uit hoofde van de met de instellingen of instanties die deel uitmaken van Raxen en andere instanties gesloten overeenkomsten.

6. De raad van bestuur stelt de ontwerp-begroting vast en doet deze aan de Commissie toekomen, die aan de hand hiervan de desbetreffende ramingen opstelt voor het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, dat zij uit hoofde van artikel 203 van het Verdrag aan de Raad voorlegt.

7. De raad van bestuur stelt vóór de aanvang van het begrotingsjaar de definitieve begroting van het Waarnemingscentrum vast, waarbij hij deze zo nodig aan de communautaire subsidie en de andere middelen van het Waarnemingscentrum aanpast.

8. De directeur voert de begroting van het Waarnemingscentrum uit.

9. De controle op de betalingsverplichtingen en op de betaling van alle uitgaven van het Waarnemingscentrum en de controle op de vaststelling en de inning van al zijn inkomsten worden uitgevoerd door de financieel controleur van de Commissie.

10. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar zendt de directeur aan de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van het Waarnemingscentrum over het afgelopen begrotingsjaar.

De Rekenkamer onderzoekt deze rekeningen overeenkomstig artikel 188 C van het Verdrag.

11. De raad van bestuur verleent de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting.

12. De raad van bestuur stelt na advies van de Commissie en de Rekenkamer de interne financiële bepalingen vast, die met name regels voor de opstelling en de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum omvatten.

Artikel 13

De vertaaldiensten die voor de werking van het Waarnemingscentrum nodig zijn, worden in beginsel verricht door het bij Verordening (EG) nr. 2965/94 (12) opgerichte vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 14

Voorrechten en immuniteiten

Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Waarnemingscentrum van toepassing.

Artikel 15

Bevoegdheid van het Hof van Justitie

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Waarnemingscentrum wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is.

Het Hof van Justitie is bevoegd een uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door het Waarnemingscentrum gesloten overeenkomst.

2. Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet het Waarnemingscentrum overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Waarnemingscentrum of zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd in alle geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade een uitspraak te doen.

3. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in gevallen waarin overeenkomstig artikel 173 van het Verdrag beroep is ingesteld tegen het Waarnemingscentrum.

Artikel 16

Verslag

In de loop van het derde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een voortgangsverslag voor over de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum, eventueel vergezeld van voorstellen tot aanpassing of uitbreiding van zijn taken, met name in het licht van de ontwikkeling van de bevoegdheden van de Gemeenschap terzake van racisme en vreemdelingenhaat.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop de bevoegde autoriteiten een beslissing over de vestigingsplaats van het Waarnemingscentrum hebben genomen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 2 juni 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. VAN MIERLO

(1) PB nr. C 78 van 12. 3. 1987, blz. 15.

(2) PB nr. C 132 van 28. 4. 1997.

(3) PB nr. C 158 van 26. 5. 1997, blz. 9.

(4) PB nr. C 103 van 27. 4. 1977, blz. 1.

(5) PB nr. C 158 van 25. 6. 1986, blz. 1.

(6) PB nr. C 157 van 27. 6. 1990, blz. 1.

(7) PB nr. C 296 van 10. 11. 1995, blz. 13.

(8) PB nr. C 312 van 23. 11. 1995, blz. 1.

(9) PB nr. L 185 van 24. 7. 1996, blz. 5.

(10) PB nr. C 237 van 15. 8. 1996, blz. 1.

(11) PB nr. L 281 van 23. 11. 1995, blz. 31.

(12) PB nr. L 314 van 7. 12. 1994, blz. 1.

Top