Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R1248

    VERORDENING (EEG) Nr. 1248/91 VAN DE RAAD van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

    PB L 136 van 19.5.1992, p. 7–27 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/02/1997; stilzwijgende opheffing door 397R0118

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/1248/oj

    31992R1248

    VERORDENING (EEG) Nr. 1248/91 VAN DE RAAD van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 -

    Publicatieblad Nr. L 136 van 19/05/1992 blz. 0007 - 0027
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 5 blz. 0130
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 5 blz. 0130


    VERORDENING (EEG) Nr. 1248/91 VAN DE RAAD van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 51 en 235,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1) , opgesteld na raadpleging van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers,

    Gezien het advies van het Europese Parlement(2) ,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3) ,

    Overwegende dat tot wijziging dient te worden overgegaan van de bepalingen die ten grondslag liggen aan de vaststelling en de berekening van de pensioenen in de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71(4) en (EEG) nr. 574/72(5) , zoals bijgewerkt in Verordening (EEG) nr. 2001/83(6) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1248/92(7) ; dat een aantal van deze wijzigingen verband houdt met de rechtspraak van het Hof van Justitie ter zake, terwijl andere wijzigingen bestemd zijn om bestaande leemten aan te vullen;

    Overwegende dat de achtste overweging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dient te worden geschrapt, daar deze overbodig is geworden door de rechtspraak van het Hof van Justie naar aanleiding van artikel 46, lid 3, van bedoelde verordening; dat deze schrapping een nieuwe redactie van de zevende overweging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 noodzakelijk maakt;

    Overwegende dat de in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 aan te brengen wijzigingen een aanpassing van artikel 12, lid 2, van genoemde verordening nodig maken;

    Overwegende dat de artikelen 38 en 45 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dienen te worden gewijzigd, ten einde de voorschriften te verduidelijken volgens welke tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld in twee of meer Lid-Staten als werknemer en zelfstandige en/of in het kader van een algemeen en bijzonder stelsel, in aanmerking worden genomen;

    Overwegende dat het nodig is alle bijzondere stelsels voor zelfstandigen in de zin van de artikelen 38 en 45 van Verordening (EEG) nr. 1408/71, in bijlage IV, deel B, op te nemen;

    Overwegende dat in artikel 39 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 een bepaling dient te worden ingelast, waarin wordt bepaald dat de voorschriften van hoofdstuk 3 in geval van samenloop van uitkeringen van verschillende aard eveneens van toepassing zijn op invaliditeitspensioenen vastgesteld op grond van hoofdstuk 2;

    Overwegende dat het nieuwe begrip uitkeringen van dezelfde aard in de zin van titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71, een nieuwe redactie van artikel 40, lid 2, van genoemde verordening nodig maakt;

    Overwegende dat een wijziging dient te worden aangebracht in de tekst van artikel 40, lid 3, onder a), ii), van Verordening (EEG) nr. 1408/71, opdat dit punt eveneens kan worden toegepast wanneer een uitkering wegens invaliditeit is toegekend zonder dat deze een invaliditeitsuitkering wordt genoemd; dat het derhalve noodzakelijk is een redactionele wijziging aan te brengen in artikel 40, lid 3, onder b), i), van deze verordening;

    Overwegende dat de nieuwe redactie van artikel 43, lid 1, en de invoeging van het nieuwe lid 3 in artikel 43 een wijziging nodig maken van de titel van afdeling 4 van titel III, hoofdstuk 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71;

    Overwegende dat de tekst van artikel 43, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dient te worden aangevuld, ten einde te garanderen dat, wanneer de wetgeving van een Lid-Staat niet voorziet in de omzetting van een invaliditeitsuitkering in een ouderdomsuitkering, de krachtens deze wetgeving verschuldigde uitkering wordt doorbetaald zolang de betrokkene aan de voorwaarden voldoet om daarop aanspraak te kunnen maken;

    Overwegende dat de ervaring, opgedaan bij de toepassing van artikel 43 van Verordening (EEG) nr. 1408/71, het bestaan heeft aangetoond van een leemte in het geval waarin een invaliditeitsuitkering, vastgesteld overeenkomstig artikel 39 van genoemde verordening, wordt omgezet in een ouderdomsuitkering zonder dat de betrokkene voldoet aan de leeftijdsvoorwaarden vereist bij de wetgeving van de andere Lid-Staat om aanspraak op deze uitkering te kunnen maken; dat in deze leemte dient te worden voorzien door het opnemen van een nieuw lid 3 in artikel 43, waarin wordt bepaald dat het bevoegde orgaan van de Lid-Staat, die tot dan toe was vrijgesteld van de betaling van een invaliditeitspensioen, vanaf de datum van de omzetting in de andere Lid-Staat een invaliditeitspensioen toekent, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71;

    Overwegende dat het huidige lid 3 van artikel 43 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 lid 4 wordt en dat de redactie daarvan dient te worden vereenvoudigd;

    Overwegende dat er een bepaling moet worden ingevoegd in artikel 45 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 om te garanderen dat, voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen, de tijdvakken van verzekering, vervuld in het kader van een bijzonder stelsel van een Lid-Staat, in aanmerking worden genomen in het kader van het algemene stelsel van een andere Lid-Staat, ook indien deze tijdvakken in laatstbedoelde Lid-Staat reeds in aanmerking zijn genomen in het kader van een bijzonder stelsel;

    Overwegende dat, om redenen van vereenvoudiging en duidelijkheid, een bepaling in artikel 45 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dient te worden ingelast, op grond waarvan in bijlage VI alle bijzondere bepalingen worden opgenomen die de wijze van gelijkstelling van bepaalde verzekeringsvoorwaarden voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen regelen, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de betrokken nationale wetgevingen;

    Overwegende dat de Raad volgens de constante rechtspraak van het Hof van Justitie niet bevoegd is voorschriften uit te vaardigen waarbij de samenloop van twee of meer in verschillende Lid-Staten verworven pensioenen wordt beperkt door een vermindering van het bedrag van een uitsluitend op grond van de nationale wetgeving verworven pensioen; dat deze bevoegdheid volgens het Hof van Justitie tot de nationale wetgever behoort, met dien verstande dat het de taak van de communautaire wetgever is, de grenzen vast te stellen waarbinnen de nationale bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking mogen worden toegepast; dat er aanleiding bestaat een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het communautaire recht gegarandeerd pensioenbedrag vast te stellen, wanneer toepassing van de nationale wetgeving, met inbegrip van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking daarvan, minder gunstig is dan de toepassing van bedoelde methode; dat voorts aan de bevoegde organen de mogelijkheid moet worden gegeven van berekening volgens de samentellings- en proratiseringsmethode af te zien, wanneer het resultaat daarvan gelijk aan of lager is dan het resultaat van de berekening uitsluitend volgens de nationale wetgeving; dat er aanleiding bestaat voor elke Lid-Staat in bijlage IV, deel C, de gevallen te vermelden waarin de twee berekeningen tot een dergelijk resultaat zouden leiden;

    Overwegende dat het, ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaanden tegen een te strikte toepassing van de nationale bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, noodzakelijk is een bepaling in Verordening (EEG) nr. 1408/71 op te nemen, op grond waarvan de toepassing van deze bepalingen aan strenge voorwaarden wordt onderworpen;

    Overwegende dat om dezelfde redenen een bepaling in Verordening (EEG) nr. 1408/71 dient te worden ingevoegd, op grond waarvan de toepassing van deze bepalingen in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard alleen is toegestaan op bepaalde soorten uitkeringen en in specifieke gevallen;

    Overwegende dat in bijlage IV, deel D, de soorten prestaties dienen te worden vermeld waarop bedoelde bepalingen kunnen worden toegepast in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard;

    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 een bepaling dient te worden ingevoegd, op grond waarvan twee of meer Lid-Staten in specifieke gevallen een overeenkomst kunnen sluiten tot beperking van de samenloop van uitkeringen van dezelfde aard; dat deze overeenkomsten moeten worden vermeld in bijlage IV, deel D;

    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 een bepaling dient te worden opgenomen, waarin bepaald wordt dat, in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard, de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, niet van toepassing zijn op uitkeringen berekend overeenkomstig de samentellings- en proratiseringsmethode;

    Overwegende dat, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie, onder samenloop van uitkeringen van dezelfde aard in de zin van titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71, dient te worden verstaan de samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen, berekend of toegekend op basis van door een zelfde persoon vervulde tijdvakken van verzekering en/of wonen, en onder samenloop van uitkeringen van verschillende aard, de samenloop van uitkeringen andere dan van dezelfde aard;

    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 bepalingen dienen te worden ingevoegd die garanderen dat de gezamenlijke toepassing van nationale bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking door twee of meer Lid-Staten in geval van samenloop van uitkeringen van verschillende aard geen nadelige gevolgen heeft voor de migrerende werknemers of hun rechthebbenden; dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 een bepaling dient te worden ingevoegd ten einde te voorkomen dat op grond van de wetgeving van een Lid-Staat een pensioen wordt ingetrokken of volledige geschorst uit hoofde van het feit dat de betrokkene een lagere uitkering van andere aard van een andere Lid-Staat ontvangt; dat dezelfde redenen die bovenbedoelde bepalingen rechtvaardigen, eveneens de gevallen betreffen waarin op grond van de wetgeving van een Lid-Staat geen aanspraak op een pensioen bestaat wanneer de betrokkene een uitkering van verschillende aard ontvangt;

    Overwegende dat de redactie van artikel 48, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dient te worden verduidelijkt door de wijze van toepassing van dit lid nader te regelen;

    Overwegende dat er aanleiding bestaat een leemte in de tekst van de eerste zin van artikel 49, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 aan te vullen door daarin een verwijzing naar artikel 40, lid 3, van de verordening op te nemen; dat de eerste twee leden van artikel 49 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dienen te worden aangevuld, waardoor deze kunnen worden toegepast in de gevallen als bedoeld in artikel 44, lid 2, tweede zin, van de verordening;

    Overwegende dat de wijziging in artikel 12, lid 2, de invoeging nodig maakt van een nieuw punt d), in artikel 60, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1408/71;

    Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 overgangsbepalingen dienen te worden ingevoegd voor de toepassing van deze verordening;

    Overwegende dat, door de invoeging van de delen B, C en D in bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 1408/71, de huidige bijlage IV bijlage IV, deel A, wordt;

    Overwegende dat in bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dienen te worden geschrapt de bepalingen die thans zijn opgenomen in rubriek B "Denemarken", punt 7, in rubriek G "Ierland", punt 4, en in rubriek L "Verenigd Koninkrijk", punt 9, en die overbodig zijn geworden door de invoering van het begrip uitkeringen van dezelfde aard in de zin van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening;

    Overwegende dat het overbodig is het bevoegde Deense orgaan te verplichten de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 uit te voeren die de migrerende werknemers en hun rechthebbenden beschermen tegen de nadelige gevolgen van een gezamenlijke toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking door twee of meer Lid-Staten, in geval van samenloop van uitkeringen van verschillende aard, daar een dergelijke garantie in de Deense wetgeving is opgenomen;

    Overwegende dat het, als gevolg van het bijzondere karakter van de Deense pensioenwetgeving, noodzakelijk is een bepaling in rubriek B "Denemarken" van bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op te nemen, ten einde het begrip uitkeringen van dezelfde aard in de zin van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening voor de toepassing van de Deense wet uit te breiden;

    Overwegende dat er aanleiding betsaat in bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 bepalingen op te nemen in rubriek D "Spanje", rubriek E "Frankrijk" en rubriek J "Nederland", voor een nadere regeling van de wijze van gelijkstelling van bepaalde verzekeringsvoorwaarden voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering als bedoeld in artikel 45 van de verordening, voor Spanje, Frankrijk en Nederland;

    Overwegende dat het noodzakelijk is een bepaling in de rubriek D "Spanje" van bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 op te nemen voor een regeling van de wijze van toepassing van artikel 47 van de verordening voor Spanje;

    Overwegende dat, in verband met het bijzondere karakter van de Griekse wetgeving, een bepaling dient te worden opgenomen in bijlage VI, rubriek F "Griekenland", ten einde te voorkomen dat toepassing van artikel 49, lid 2, van de verordening nadelige gevolgen heeft voor werknemers en zelfstandigen die in Griekenland verzekerd zijn geweest;

    Overwegende dat, als gevolg van een wijziging van de Nederlandse wetgeving, punt 4 van rubriek J "Nederland" van bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 moet worden aangepast;

    Overwegende dat het noodzakelijk is de tekst van artikel 15, lid 1, en van de artikelen 35, 39, 46, 47, 48, 49 en 107 van Verordening (EEG) nr. 574/72 te wijzigen, ten einde rekening te houden met de bij deze verordening aangebrachte wijzigingen;

    Overwegende dat het bepaalde in artikel 7, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EEG) nr. 574/72 dient te worden geschrapt, daar dit als gevolg van de nieuwe artikelen 46 en 46 quater van Verordening (EEG) nr. 1408/71 overbodig is geworden;

    Overwegende dat artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72 dient te worden gewijzigd door daarin een beperking op te nemen van de toepassing van de anti-cumulatievoorschriften, meer in het bijzonder bij een wederzijdse vermindering, schorsing of intrekking van twee of meer uitkeringen;

    Overwegende dat in artikel 7, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 574/72 een verwijzing dient te worden opgenomen naar de nieuwe artikelen 46 bis, 46 ter en 46 quater van Verordening (EEG) nr. 1408/71,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De overwegingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 worden als volgt gewijzigd:

    1. de zevende overweging wordt vervangen door:

    "Overwegende dat de cooerdinatievoorschriften, vastgesteld ter uitvoering van artikel 51 van het Verdrag, de werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, de verworven rechten en voordelen moeten waarborgen;";

    2. de achtste overweging wordt geschrapt.

    Artikel 2

    Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 12, lid 2, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "2. Tenzij in deze verordening anders bepaald, zijn de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet in geval van samenloop van een uitkering met andere uitkeringen van sociale zekerheid of met andere inkomsten van welke aard ook, op de rechthebbende van toepassing, zelfs indien het gaat om uitkeringen welke op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn verkregen of om inkomsten welke op het grondgebied van een andere Lid-Staat zijn verworven.";

    2. in titel III wordt hoofdstuk 2 vervangen door:

    "HOOFDSTUK 2

    INVALIDITEIT

    Afdeling 1

    Werknemers of zelfstandigen die uitsluitend onderworpen zijn aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen onafhandelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering

    Artikel 37

    Algemene bepalingen

    1. De werknemer of zelfstandige die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten onderworpen is geweest en die uitsluitend tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens wetgevingen volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering, heeft recht op uitkeringen overeenkomstig artikel 39. Dit artikel heeft geen betrekking op pensioenverhogingen of aanvullingen van pensioenen voor kinderen, welke overeenkomstig hoofdstuk 8 worden toegekend.

    2. Bijlage IV, deel A, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de op zijn grondgebeid van kracht zijnde wetgevingen van het in lid 1 bedoelde type.

    Artikel 38

    Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

    1. Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen krachtens een stelsel dat geen bijzonder stelsel in de zin van lid 2 of lid 3 is, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen, ongeacht of deze onder een algemeen dan wel onder een bijzonder stelsel en onder een stelsel voor werknemers dan wel onder een stelsel voor zelfstandigen zijn vervuld. Daartoe houdt het bevoegde orgaan rekening met deze tijdvakken alsof deze krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

    2. Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend in een aan een bijzonder stelsel voor werknemers onderworpen beroep of eventueel met het verrichten van bepaalde werkzaamheden zijn vervuld, wordt voor de toekenning van deze prestaties slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij afwezigheid daarvan, in hetzelfde beroep of eventueel met het verrichten van dezelfde werkzaamheden zijn vervuld.

    Indien de betrokkene met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, dan wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel dat van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest.

    3. Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van die prestaties slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep zijn vervuld. Bijlage IV, deel B, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de in dit lid bedoelde stelsels van toepassing op zelfstandigen.

    Indien de betrokkene met inachtneming van de in dit lid bedoelde tijdvakken niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest.

    Artikel 39

    Vaststelling van uitkeringen

    1. Het orgaan van de Lid-Staat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, stelt overeenkomstig deze wetgeving vast of de betrokkene voldoet aan de gestelde voorwaarden voor het recht op uitkeringen, eventueel met inachtneming van artikel 38.

    2. De betrokkene die voldoet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden, ontvangt de uitkeringen uitsluitend van bedoeld orgaan volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

    3. De betrokkene die krachtens lid 1 geen recht op uitkeringen heeft, wordt in het genot gesteld van de uitkeringen waarop hij krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat nog recht heeft, eventueel met inachtneming van artikel 38.

    4. Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 en 3 bepaalt dat bij de vaststelling van het bedrag der uitkeringen rekening moet worden gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan kinderen, houdt het bevoegde orgaan eveneens rekening met bovenbedoelde gezinsleden van de betrokkene die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zij op het grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

    5. Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 en 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking in geval van samenloop met uitkeringen van verschillende aard in de zin van artikel 46 bis, lid 2, of met andere inkomsten, zijn artikel 46 bis, lid 3, en artikel 46 quater, lid 5, van overeenkomstige toepassing.

    6. De volledig werkloze werknemer op wie artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii) eerste zin, van toepassing is, heeft recht op de invaliditeitsuitkeringen van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij gedurende zijn laatste dienstbetrekking aan die wetgeving onderworpen was, eventueel met inachtneming van artikel 38 en/of artikel 25, lid 2. Deze uitkeringen komen voor rekening van het orgaan van de Staat op het grondgebied waarvan hij woont.

    Indien volgens de wettelijke regeling die door dit orgaan wordt toegepast, de uitkeringen op loonbasis moeten worden berekend, houdt dit orgaan rekening met het loon dat de betrokkene heeft ontvangen in de Staat waar hij zijn laatste beroepswerkzaamheden heeft verricht en in de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling. Indien geen loon is ontvangen in de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, baseert het bevoegde orgaan zich volgens de voorschriften van de door het orgaan toegepaste wettelijke regeling op het loon dat de betrokkene heeft ontvangen in de Staat waar hij zijn laatste beroepswerkzaamheden heeft verricht.

    Afdeling 2

    Werknemers of zelfstandigen die onderworpen zijn hetzij uitsluitend aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering of van wonen hetzij aan wetgevingen van dit type en van het in afdeling 1 bedoelde type

    Artikel 40

    Algemene bepalingen

    1. De werknemer of zelfstandige, die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten, waarvan er ten minste één niet tot het in artikel 37, lid 1, bedoelde type behoort, heeft recht op uitkeringen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, welke van overeenkomstige toepassing zijn, met inachtneming van lid 4.

    2. De betrokkene echter die door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit wordt getroffen, terwijl op hem een in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving van toepassing is, heeft onder de volgende voorwaarden recht op uitkeringen overeenkomstig artikel 37, lid 1:

    - Hij moet voldoen aan de door deze wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type gestelde voorwaarden, eventueel met inachtneming van artikel 38, zonder dat echter een beroep behoeft te worden gedaan op tijdvakken van verzekering welke onder niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgevingen zijn vervuld, en

    - hij mag niet voldoen aan de voorwaarden voor het ontstaan van het recht op invaliditeitsuitkeringen krachtens een niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving, en

    - hij mag geen eventuele rechten doen gelden op ouderdomsuitkeringen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 44, lid 2, tweede zin.

    3. a) Voor de vaststelling van het recht op uitkeringen krachtens de in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving van een Lid-Staat waarbij de toekenning van een invaliditeitsuitkering afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene gedurende een bepaald tijdvak uitkeringen wegens ziekte heeft ontvangen of arbeidsongeschikt is geweest, wordt, wanneer een werknemer of zelfstandige op wie deze wetgeving van toepassing is geweest wordt getroffen door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit terwijl de wetgeving van een andere Lid-Staat op hem van toepassing is, onverminderd het bepaalde in artikel 37, lid 1, rekening gehouden met:

    i) elk tijdvak waarover hij op grond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat voor deze arbeidsongeschiktheid uitkeringen wegens ziekte of, in plaats daarvan, zijn loon/salaris heeft genoten,

    ii) elk tijdvak waarover hij op grond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat voor de invaliditeit volgende op deze arbeidsongeschiktheid uitkeringen in de zin van titel III, hoofdstukken 2 en 3, van de verordening heeft genoten,

    alsof het een tijdvak betrof waarover hem uitkeringen wegens ziekte waren verleend krachtens de wetgeving van de eerste Lid-Staat of tijdens hetwelk hij arbeidsongeschikt was in de zin van deze wetgeving.

    b) Het recht op invaliditeitsuitkeringen gaat ten aanzien van de wetgeving van de eerste Lid-Staat in na afloop van het bij deze wetgeving vastgestelde voorafgaande tijdvak waarover uitkeringen wegens ziekte worden verleend, of na afloop van het bij deze wetgeving vastgestelde voorafgaande tijdvak van arbeidsongeschiktheid, doch niet eerder dan:

    i) op de datum waarop het recht op uitkeringen als bedoeld onder a), ii) hierboven op grond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat ingaat, of

    ii) op de dag volgende op de laatste dag waarop de betrokkene op grond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat recht op uitkeringen wegens ziekte heeft.

    4. De door het orgaan van een Lid-Staat genomen beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken Lid-Staat, mits in bijlage V is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze Lid-Staten met betrekking tot de toestand van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.

    Afdeling 3

    Toeneming van de invaliditeit

    Artikel 41

    1. Ingeval de invaliditeit van een werknemer of zelfstandige die uitkeringen op grond van de wetgeving van één enkele Lid-Staat geniet, toeneemt, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    a) indien de betrokkene sedert hij uitkeringen geniet, niet aan de wetgeving van een andere Lid-Staat onderworpen is geweest, is het bevoegde orgaan van eerstbedoelde Staat verplicht uitkeringen toe te kennen overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit;

    b) indien de betrokkene sedert hij uitkeringen geniet, aan de wetgeving van een of meer andere Lid-Staten onderworpen is geweest, worden hem uitkeringen toegekend overeenkomstig de in artikel 37, lid 1, of artikel 40, lid 1, respectievelijk lid 2, bedoelde bepalingen, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit;

    c) indien het totale bedrag van de ingevolge b) verschuldigde uitkering of uitkeringen minder bedraagt dan het bedrag van de uitkering welke de betrokkene voor rekening van het orgaan dat de uitkeringen voordien verschuldigd was, genoot, is bedoeld orgaan verplicht hem een aanvulling gelijk aan het verschil tussen bedoelde bedragen, te verlenen;

    d) indien in het onder b) bedoelde geval het ter zake van de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid bevoegde orgaan een Nederlands orgaan is en indien:

    i) de aandoening welke de toeneming van de invaliditeit heeft veroorzaakt, dezelfde is als die welke aanleiding heeft gegeven tot het verlenen van uitkeringen krachtens de Nederlandse wetgeving,

    ii) deze aandoening een beroepsziekte is in de zin van de wetgeving van de Lid-Staat, waaraan de betrokkene laatstelijk onderworpen was, en recht geeft op de in artikel 60, lid 1, onder b), bedoelde aanvulling, en

    iii) de wetgeving of de wetgevingen waaraan de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onderworpen is geweest, een wetgeving is of wetgevingen zijn welke in bijlage IV, deel A, bedoeld is of zijn,

    zet het Nederlandse orgaan na de toeneming van de invaliditeit het verlenen van de oorspronkelijke uitkering voort en wordt de uitkering welke verschuldigd is krachtens de wetgeving van de laatste Lid-Staat, waaraan de betrokkene onderworpen was, verminderd met het bedrag van de Nederlandse uitkering;

    e) indien de betrokkene in het onder b) bedoelde geval geen recht op uitkeringen voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat heeft, is het bevoegde orgaan van de eerste Staat verplicht uitkeringen toe te kennen volgens de wetgeving van deze Staat, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit en eventueel met inachtneming van artikel 38.

    2. Ingeval de invaliditeit van een werknemer of zelfstandige die uitkeringen geniet krachtens de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten, toeneemt, worden hem uitkeringen toegekend overeenkomstig artikel 40, lid 1, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit.

    Afdeling 4

    Hervatting van uitkeringen na schorsing of intrekking - Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen - Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

    Artikel 42

    Vaststelling van het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is bij het hervatten van de betaling van invaliditeitsuitkeringen

    1. Indien de betaling van uitkeringen na schorsing moet worden hervat, geschiedt deze door het orgaan of door de organen welke de uitkeringen verschuldigd was of waren op het tijdstip waarop zij werden geschorst, onverminderd artikel 43.

    2. Indien na intrekking van de uitkeringen de toestand van de betrokkene hernieuwde toekenning van uitkeringen rechtvaardigt, worden deze overeenkomstig artikel 37, lid 1, of artikel 40, lid 1, respectievelijk lid 2, toegekend.

    Artikel 43

    Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen - Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

    1. De invaliditeitsuitkeringen worden eventueel in ouderdomsuitkeringen omgezet onder de voorwaarden gesteld door de wetgeving of de wetgevingen krachtens welke zij zijn toegekend, en overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.

    2. Ieder orgaan van een Lid-Staat dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van een Lid-Staat, blijft aan degene die in het genot is van invaliditeitsuitkeringen en die krachtens de wetgeving van een of meer andere Lid-Staten overeenkomstig artikel 49 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen, ook verder de invaliditeitsuitkeringen verlenen waarop de betrokkene krachtens de door eerstbedoeld orgaan toegepaste wetgeving recht heeft, en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of zolang de betrokkene aan de voorwaarden voldoet om daarop aanspraak te kunnen maken.

    3. Wanneer krachtens de wetgeving van een Lid-Staat overeenkomstig artikel 39 vastgestelde uitkeringen worden omgezet in ouderdomsuitkeringen en wanneer de betrokkene nog niet voldoet aan de voorwaarden gesteld bij de wetgeving of wetgevingen van een of meer andere Lid-Staten voor het recht op deze uitkeringen, ontvangt de betrokkene van deze Lid-Staat of Lid-Staten met ingang van de dag van de omzetting invaliditeitsuitkeringen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, alsof dit hoofdstuk van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit ontstond, tot het tijdstip waarop de betrokkene voldoet aan de bij de andere betrokken nationale wetgeving of wetgevingen gestelde voorwaarden voor het recht op ouderdomsuitkeringen, of, wanneer niet in een dergelijke omzetting is voorzien, zolang hij recht heeft op invaliditeitsuitkeringen krachtens de betrokken wetgeving of wetgevingen.

    4. De overeenkomstig artikel 39 vastgestelde invaliditeitsuitkeringen worden onder toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3 opnieuw vastgesteld zodra de gerechtigde aan de gestelde voorwaarden voor het recht op invaliditeitsuitkeringen krachtens een niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving voldoet dan wel ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat ontvangt.";

    3. in titel III wordt hoofdstuk 3 vervangen door:

    "HOOFDSTUK 3

    OUDERDOM EN OVERLIJDEN (PENSIOENEN)

    Artikel 44

    Algemene bepalingen inzake de vaststelling van uitkeringen wanneer de werknemer of zelfstandige aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten onderworpen is geweest

    1. Het recht op uitkeringen van een werknemer of zelfstandige of van diens nagelaten betrekkingen wordt, zo deze werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten, overeenkomstig dit hoofdstuk vastgesteld.

    2. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 49 moet ten aanzien van alle wetgevingen waaraan de werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest, worden overgegaan tot vaststelling van de uitkeringen zodra door de betrokkene een daartoe strekkend verzoek is gedaan. Van deze regel wordt slechts afgeweken, indien de betrokkene uitdrukkelijk verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen welke op grond van de wetgevingen van een of meer Lid-Staten zouden zijn verkregen, uit te stellen.

    3. Dit hoofdstuk heeft geen betrekking op pensioenverhogingen of aanvullingen van pensioenen voor kinderen, noch op wezenpensioenen, welke overeenkomstig hoofdstuk 8 worden toegekend.

    Artikel 45

    Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens de wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

    1. Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen krachtens een stelsel dat geen bijzonder stelsel is in de zin van lid 2 of lid 3, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, voor zover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken, ongeacht of deze onder een algemeen dan wel onder een bijzonder stelsel en onder een stelsel voor werknemers dan wel onder een stelsel voor zelfstandigen zijn vervuld. Daartoe houdt het bevoegde orgaan rekening met deze tijdvakken alsof deze krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

    2. Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend in een aan een bijzonder stelsel voor werknemers onderworpen beroep of eventueel met het verrichten van bepaalde werkzaamheden zijn vervuld, wordt voor de toekenning van deze uitkeringen slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij afwezigheid daarvan, in hetzelfde beroep of eventueel met het verrichten van dezelfde werkzaamheden zijn vervuld. Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest.

    3. Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van deze uitkeringen slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep zijn vervuld. Bijlage IV, deel B, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de stelsels voor zelfstandigen als bedoeld in dit lid. Indien de betrokkene, met inachtneming van de in dit lid bedoelde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één deze stelsels aangesloten is geweest.

    4. Tijdvakken van verzekering vervuld krachtens een bijzonder stelsel van een Lid-Staat worden in een andere Lid-Staat voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen door het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, in aanmerking genomen, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest, zelfs wanneer deze tijdvakken in laatstbedoelde Lid-Staat reeds door een in lid 2 of lid 3, eerste zin, bedoeld stelsel in aanmerking zijn genomen.

    5. Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van een verzekeringsvoorwaarde op het tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat verzekerd is volgens de voor elke betrokken Lid-Staat in bijlage VI vastgestelde wijze.

    6. Een tijdvak van volledige werkloosheid tijdens hetwelk de werknemer uitkeringen ontvangt volgens de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii) eerste zin, wordt door het bevoegde orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werknemer woont, in aanmerking genomen overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof deze wettelijke regeling tijdens zijn laatste beroepswerkzaamheden op hem van toepassing was.

    Indien het tijdvak van volledige werkloosheid in het land waar de betrokkene woont, slechts in aanmerking kan worden genomen indien de tijdvakken van premiebetalingen in dat zelfde land zijn vervuld, wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan indien de tijdvakken van premiebetalingen in een andere Lid-Staat zijn vervuld.

    Artikel 46

    Vaststelling van uitkeringen

    1. Wanneer aan de bij de wetgeving van een Lid-Staat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden is voldaan, zonder dat noch artikel 45 noch artikel 40, lid 3, behoeft te worden toegepast, gelden de volgende regels:

    a) het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de uitkering dat verschuldigd zou zijn:

    i) enerzijds, uitsluitend op grond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving;

    ii) anderzijds, op grond van lid 2;

    b) het bevoegde orgaan kan echter van de berekening overeenkomstig het bepaalde onder a), ii) afzien, wanneer het resultaat van deze berekening, afgezien van afrondingsverschillen, gelijk aan of lager is dan het resultaat van de berekening overeenkomstig het bepaalde onder a), i); voor zover dit orgaan geen wetgeving toepast met anti-cumulatievoorschriften, zoals bedoeld in de artikelen 46 ter en 46 quater, of indien bedoeld orgaan een wetgeving toepast die dergelijke voorschriften bevat, in het in artikel 46 quater bedoelde geval, mits in bedoelde wetgeving wordt bepaald dat uitkeringen van verschillende aard alleen in aanmerking worden genomen op basis van de verhouding tussen enerzijds de duur van de uitsluitend onder deze wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen en anderzijds de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen die bij deze wetgeving zijn vereist om voor een volledige uitkering in aanmerking te komen.

    In bijlage IV, deel C, zijn voor elke Lid-Staat de gevallen vermeld waarin de twee berekeningen tot een dergelijk resultaat zouden leiden.

    2. Wanneer aan de bij de wetgeving van een Lid-Staat voor het recht op uitkeringen gestelde voorwaarden eerst is voldaan na toepassing van artikel 45 en/of artikel 40, lid 3, gelden de volgende regels:

    a) Het bevoegde orgaan berekent het theoretische bedrag van de uitkering waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke zijn vervuld krachtens de wetgeving van de Lid-Staten waaraan de werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest, in de betrokken Staat en krachtens de op de datum van vaststelling van de uitkering door dit orgaan toegepaste wetgeving zouden zijn vervuld. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het in deze alinea bedoelde theoretische bedrag.

    b) Het bevoegde orgaan stelt op basis van het onder a) bedoelde theroretische bedrag vervolgens het werkelijke uitkeringsbedrag vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken Lid-Staten zijn vervuld.

    3. De betrokkene heeft van het bevoegde orgaan van elke Lid-Staat recht op het overeenkomstig de leden 1 en 2 berekende hoogste bedrag, onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving krachtens welke deze uitkering verschuldigd is, voorziet.

    Wanneer zulks het geval is, heeft de uit te voeren vergelijking betrekking op de na de toepassing van bedoelde bepalingen vastgestelde bedragen.

    4. Wanneer ter zake van invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen of -renten de som van de uitkeringen welke door de bevoegde organen van twee of meer Lid-Staten krachtens een in artikel 6, onder b), bedoeld multilateraal verdrag inzake sociale zekerheid verschuldigd is, niet hoger is dan de som die deze Lid-Staten bij toepassing van de leden 1, 2 en 3 verschuldigd zouden zijn, wordt op de betrokkene het bepaalde in dit hoofdstuk toegepast.

    Artikel 46

    bis

    Algemene bepalingen betreffende de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking geldende voor invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen op grond van de wetgevingen van de Lid-Staten

    1. Onder samenloop van uitkeringen van dezelfde aard wordt in de zin van dit hoofdstuk verstaan de samenloop van invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen, berekend of toegekend op basis van door een zelfde persoon vervulde tijdvakken van verzekering en/of van wonen.

    2. Onder samenloop van uitkeringen van verschillende aard wordt in de zin van dit hoofdstuk verstaan de samenloop van uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt.

    3. Voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet in geval van samenloop van een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingsuitkering met een uitkering van dezelfde aard of een uitkering van verschillende aard of met andere inkomsten, gelden de volgende regels:

    a) Er wordt alleen rekening gehouden met uitkeringen welke krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn verkregen of met andere inkomsten welke in een andere Lid-Staat zijn verworven, indien de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat voorziet in de inaanmerkingneming van in het buitenland verkregen uitkeringen of verworven inkomsten.

    b) Er wordt rekening gehouden met het bedrag van de door een andere Lid-Staat te betalen uitkeringen vóór aftrek van belastingen, sociale-zekerheidspremies en andere inhoudingen.

    c) Er word geen rekening gehouden met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat verkregen uitkeringen die worden toegekend op basis van een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering.

    d) Wanneer bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking worden toegepast krachtens de wetgeving van één enkele Lid-Staat op grond van het feit dat de betrokkene uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt welke krachtens de wetgeving van andere Lid-Staten zijn verschuldigd, of andere inkomsten ontvangt welke op het grondgebied van andere Lid-Staten zijn verworven, mag de uitkering die krachtens de wetgeving van de eerste Lid-Staat verschuldigd is, slechts worden verminderd ten belope van het bedrag van de uitkeringen die krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten verschuldigd zijn, of ten belope van het bedrag van de inkomsten welke op het grondgebied van andere Lid-Staten zijn verworven.

    Artikel 46

    ter

    Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Lid-Staten

    1. De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, zijn niet van toepassing op uitkeringen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2.

    2. De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, zijn alleen op een overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), i), berekende uitkering van toepassing, indien het een uitkering betreft:

    a) als bedoeld in bijlage IV, deel D, waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen, of

    b) waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum. In laatstbedoeld geval zijn bedoelde bepalingen van toepassing bij samenloop van een dergelijke uitkering:

    i) of wel met een uitkering van hetzelfde type, behoudens indien tussen twee of meer Lid-Staten een overeenkomst is gesloten ten einde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen;

    ii) of wel met een uitkering van het onder a) bedoelde type.

    De onder a) en b) bedoelde uitkeringen en de onder b) bedoelde overeenkomsten zijn vermeld in bijlage IV, deel D.

    Artikel 46

    quater

    Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van een of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46 bis, lid 1, met een of meer uitkeringen van verschillende aard of met andere inkomsten wanneer er twee of meer betrokken Lid-Staten zijn

    1. Indien de toekenning van uitkeringen van verschillende aard of van andere inkomsten tevens leidt tot vermindering, schorsing of intrekking van twee of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wetgeving van de betrokken Lid-Staten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitgekeerd, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

    2. Indien het een overeenkomstig artikel 46, lid 2, berekende uitkering betreft, worden de uitkering of uitkeringen van verschillende aard van de andere Lid-Staten of de andere inkomsten en alle elementen, vastgesteld bij de wetgeving van de Lid-Staat voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, in aanmerking genomen op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of van wonen als bedoeld in artikel 46, lid 2, onder b), die voor de berekening van bedoelde uitkering zijn aangehouden.

    3. Indien de toekenning van uitkeringen van verschillende aard of van andere inkomsten tevens leidt tot vermindering, schorsing of intrekking van een of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), en van een of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 2, zijn de volgende regels van toepassing:

    a) Wanneer het een uitkering of uitkeringen betreft als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wetgeving van de betrokken Lid-Staten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitgekeerd, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

    b) Wanneer het een uitkering of uitkeringen betreft, berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, geschiedt de vermindering, schorsing of intrekking overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

    4. Indien in de in de leden 1 en 3, onder a), bedoelde gevallen de wetgeving van een Lid-Staat voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking voorziet in het in aanmerking nemen van de uitkeringen van verschillende aard en/of van de andere inkomsten, alsmede van alle andere elementen op basis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering als bedoeld in artikel 46, lid 2, onder b), vindt de in de hierboven genoemde leden bedoelde deling geen toepassing voor deze Lid-Staat.

    5. Bovengenoemde leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van een of meer Lid-Staten bepaalt dat geen aanspraak op een uitkering bestaat wanneer de betrokkene een uitkering van verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat of andere inkomsten ontvangt.

    Artikel 47

    Aanvullende bepalingen ter berekening van de uitkeringen

    1. De berekening van het in artikel 46, lid 2, bedoelde theoretische bedrag en het pro-rata-bedrag vindt als volgt plaats:

    a) indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken Lid-Staten zijn vervuld, langer is dan de maximumduur welke de wetgeving van één van deze Lid-Staten voor het recht op een volledige uitkering vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van bedoelde tijdvakken. Deze wijze van berekening mag niet tot gevolg hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de volledige uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving; het vorengaande geldt niet voor uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de verzekeringstijdvakken;

    b) de wijze waarop samenvallende tijdvakken in aanmerking worden genomen wordt in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening geregeld;

    c) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde verdienste, van een gemiddelde premie of bijdrage, van een gemiddelde verhoging of van de verhouding welke gedurende de tijdvakken van verzekering tussen de brutoverdienste van de betrokkene en de gemiddelde brutoverdienste van alle verzekerden met uitzondering van de leerlingen heeft bestaan, stelt deze gemiddelden of verhoudingsgetallen uitsluitend vast op grond van de krachtens de wetgeving van genoemde Staat vervulde tijdvakken van verzekering of van de door de betrokkene gedurende die tijdvakken genoten brutoverdienste;

    d) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van het bedrag van de verdiensten, van de premies of bijdragen of van de verhogingen, stelt de verdiensten, de premies of bijdragen, of de verhogingen waarmede op grond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, vast op grond van het gemiddelde van de verdiensten, van de premies of bijdragen, of van de verhogingen, dat is geconstateerd over de tijdvakken van verzekering welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld;

    e) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt de verdienste of het bedrag waarmede op grond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de vaste verdienste of het vaste bedrag of eventueel aan het gemiddelde van de vaste verdiensten of van de vaste bedragen welke betrekking hebben op de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving;

    f) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat bij de berekening van de uitkeringen voor bepaalde tijdvakken wordt uitgegaan van het bedrag van de verdiensten en voor andere tijdvakken van een verdienste of een vast bedrag, houdt voor de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening met de overeenkomstig dit lid, onder d) of e), vastgestelde verdiensten of bedragen of, eventueel, met het gemiddelde van deze verdiensten of bedragen; indien bij de berekening van de uitkeringen voor alle tijdvakken welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt het orgaan de verdienste waarmede op grond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de fictieve verdienste die met deze vaste verdienste of dit vaste bedrag overeenkomt;

    g) het bevoegd orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat bij de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde premie of bijdrage, stelt deze premie of bijdrage uitsluitend vast aan de hand van de tijdvakken van verzekering die krachtens de wetgeving van bedoelde Lid-Staat zijn vervuld.

    2. De voorschriften van de wetgeving van een Lid-Staat inzake de aanpassing van de voor de berekening van de uitkeringen in aanmerking genomen bestanddelen aan het loon- of prijsniveau zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de bestanddelen waarmede het bevoegde orgaan van die Staat op grond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen overeenkomstig lid 1 rekening heeft gehouden.

    3. Indien krachtens de wetgeving van een Lid-Staat bij de vaststelling van het bedrag van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan kinderen, moet het bevoegde orgaan van die Staat eveneens rekening houden met bovenbedoelde gezinsleden van de betrokkene, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zij op het grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

    4. Indien volgens de wettelijke regeling die door het bevoegde orgaan van een Lid-Staat wordt toegepast, de uitkeringen op loonbasis moeten worden berekend, stelt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, wanneer toepassing heeft plaatsgevonden van het bepaalde in artikel 45, lid 8, eerste en tweede alinea, en wanneer in deze Lid-Staat voor de vaststelling van het pensioen uitsluitend rekening behoeft te worden gehouden met de tijdvakken van volledige werkloosheid tijdens dewelke de werknemer uitkeringen heeft ontvangen volgens de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii) eerste zin, het pensioen vast op basis van het loon dat door dit orgaan als referentie is gehanteerd voor de toekenning van de genoemde werkloosheidsuitkeringen en overeenkomstig de wettelijke regeling die dit orgaan toepast.

    Artikel 48

    Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar

    1. Ongeacht artikel 46, lid 2, is het orgaan van een Lid-Staat niet verplicht uitkeringen toe te kennen krachtens tijdvakken vervuld onder de door dit orgaan toegepaste wetgeving, die in aanmerking dienen te worden genomen op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, indien:

    - de totale duur van de bedoelde tijdvakken minder dan één bedraagt en,

    - uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken, geen enkel recht op uitkeringen krachtens die wetgeving bestaat.

    2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, met uitzondering van het bepaalde onder b), houdt het bevoegde orgaan van elk der andere betrokken Lid-Staten wel rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.

    3. Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken Staten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringen uitsluitend toegekend op grond van de wetgeving van de laatste van die Staten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmede overeenkomstig artikel 45, leden 1 tot en met 4, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze Staat waren vervuld.

    Artikel 49

    Berekening van de uitkeringen indien de betrokkene niet gelijktijdig voldoet aan alle voorwaarden, gesteld bij alle wetgevingen krachtens welke tijdvakken van verzekering of van wonen zijn vervuld of indien hij uitdrukkelijk om uitstel van de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen heeft verzocht

    1. Indien de betrokkene, eventueel met inachtneming van artikel 45 en/of artikel 40, lid 3, op een bepaald tijdstip niet aan de bij de wetgevingen van alle Lid-Staten, waaraan hij onderworpen is geweest, gestelde voorwaarden voor het recht op uitkeringen voldoet, doch uitsluitend aan de voorwaarden van een of meer van deze wetgevingen, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    a) elk der bevoegde organen die een wetgeving toepassen aan de voorwaarden waarvan is voldaan, berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering overeenkomstig artikel 46;

    b) evenwel,

    i) indien de betrokkene voldoet aan de voorwaarden van ten minste twee wetgevingen zonder dat een beroep behoeft te worden gedaan op de tijdvakken van verzekering of van wonen welke vervuld zijn krachtens de wetgevingen aan de voorwaarden waarvan niet is voldaan, wordt voor de toepassing van artikel 46, lid 2, met deze tijdvakken geen rekening gehouden;

    ii) indien de betrokkene voldoet aan de voorwaarden van één enkele wetgeving zonder dat een beroep behoeft te worden gedaan op de tijdvakken van verzekering of van wonen welke vervuld zijn krachtens de wetgevingen aan de voorwaarden waarvan niet is voldaan, wordt het bedrag van de verschuldigde uitkering uitsluitend berekend overeenkomstig de wetgeving aan de voorwaarden waarvan is voldaan, en uitsluitend rekening houdend met de tijdvakken welke krachtens deze wetgeving zijn vervuld.

    Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer de betrokkene overeenkomstig artikel 44, lid 2, tweede zin, uitdrukkelijk om uitstel van de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen heeft verzocht.

    2. De uitkering of uitkeringen welke in het in lid 1 bedoelde geval krachtens een of meer van de betrokken wetgevingen wordt of worden toegekend, wordt of worden overeenkomstig artikel 46 ambtshalve opnieuw berekend, naarmate aan de voorwaarden van een of meer van de andere wetgevingen waaraan de werknemer onderworpen is geweest, wordt voldaan, eventueel met inachtneming van artikel 45 en eventueel opnieuw met inachtneming van lid 1. Dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een persoon om vaststelling van de krachtens de wetgeving van een of meer Lid-Staten verworven ouderdomsuitkeringen verzoekt, welke tot dan toe overeenkomstig artikel 44, lid 2, tweede zin, was geschorst.

    3. Onverminderd het bepaalde in artikel 40, lid 2, wordt ambtshalve een nieuwe berekening overeenkomstig lid 1 uitgevoerd, wanneer aan de door een of meer van deze wetgevingen gestelde voorwaarden niet meer wordt voldaan.

    Artikel 50

    Toekenning van een aanvulling wanneer het bedrag van de uitkeringen, verschuldigd krachtens de wetgevingen van de verschillende Lid-Staten, lager is dan het minimum dat is vastgesteld in de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de rechthebbende woont

    Degene die een uitkering geniet waarop dit hoofdstuk is toegepast, kan in de Staat op het grondgebied waarvan hij woont en krachtens de wetgeving waarvan hem een uitkering verschuldigd is, geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering welke door de wetgeving is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of van wonen dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken welke overeenkomstig de voorgaande artikelen voor de vaststelling van zijn uitkering in aanmerking zijn genomen. Het bevoegde orgaan van deze Staat betaalt hem in voorkomend geval, gedurende de gehele tijd dat hij op het grondgebied van deze Staat woont, een aanvullende bedrag uit, dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringen en het bedrag van de minimumuitkering.

    Artikel 51

    Aanpassing en herberekening van de uitkeringen

    1. Indien de uitkeringen van de betrokken Staten, door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het loonpeil of andere oorzaken van aanpassing, met een bepaald percentage of bedrag worden gewijzigd, moet dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 46 vastgestelde uitkeringen worden verwerkt, zonder dat er een herberekening overeenkomstig genoemd artikel behoeft plaats te vinden.

    2. Indien echter de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen wijzigingen ondergaan, vindt wel een herberekening plaats overeenkomstig artikel 46.";

    4. in artikel 60, lid 1, wordt de volgende alinea ingevoegd:

    "d) de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, mogen niet worden toegepast op personen die uitkeringen ontvangen welke door de organen van twee Lid-Staten overeenkomstig het bepaalde onder b) zijn vastgesteld.";

    5. in artikel 94 wordt lid 10 vervangen door:

    "10. De rechten van de betrokkenen die vóór de inwerkingtreding van artikel 45, lid 6, de betaalbaarstelling van een pensioen hebben verkregen, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van het bepaalde in artikel 45, lid 6, worden herzien.";

    6. het volgende artikel wordt ingelast:

    "Artikel 95 bis

    Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1248/92

    1. Aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan 1 juni 1992 voorafgaat.

    2. Voor de bepaling van de aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering of van wonen dat krachtens de wetgeving van een Lid-Staat vóór 1 juni 1992 is vervuld.

    3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens Verordening (EEG) nr. 1248/92 zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis welke vóór 1 juni 1992 heeft plaatsgevonden.

    4. De rechten van de betrokkenen wier pensioen vóór 1 juni 1992 werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek met inachtneming van Verordening (EEG) nr. 1248/92 worden herzien.

    5. Indien het in lid 4 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend, worden de aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

    6. Indien het in lid 4 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat van toepassing zijn".

    7. bijlage IV wordt vervangen door:

    "BIJLAGE IV

    (Artikel 37, lid 2, arikel 38, lid 3, arikel 45, lid 3, artikel 46, lid 1, onder b), en artikel 46 ter, lid 2, van de verordening)

    A

    Wetgevingen als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de verordening volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen niet afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering

    A. BELGIË

    De wettelijke regelingen met betrekking tot de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers, de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij en de wettelijke regeling betreffende de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.

    B. DENEMARKEN

    Geen.

    C. DUITSLAND

    Geen.

    D. SPANJE

    De wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering van het algemene stelsel en van de bijzondere stelsels.

    E. FRANKRIJK

    1. Werknemers

    Alle wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering met uitzondering van de wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering van het sociale-zekerheidsstelsel voor de mijnbouw.

    2. Zelfstandigen

    De wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering voor de zelfstandigen in de landbouw.

    F. GRIEKENLAND

    De wettelijke regeling betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw.

    G. IERLAND

    Deel II, hoofdstuk 10, van de gecodificeerde wet van 1981 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare (Consolidation) Act 1981).

    H. ITALIË

    Geen.

    G. LUXEMBURG

    Geen

    H. NEDERLAND

    a) De wet van 18 februari 1966 op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), zoals laatstelijk gewijzigd.

    b) De wet van 11 december 1975 op de algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering (AAW), zoals laatstelijk gewijzigd.

    K. PORTUGAL

    Geen.

    L. VERENIGD KONINKRIJK

    a) Groot-Brittannië

    Artikel 15

    van de wet betreffende de sociale zekerheid van 1975 (Social Security Act 1975).

    De artikelen 14 tot en met 16 van de wet betreffende de sociale-zekerheidspensioenen van 1975 (Social Security Pensions Act 1975).

    b) Noord-Ierland

    Artikel 15

    van de wet betreffende de sociale zekerheid (Noord-Ierland) van 1975 (Social Security (Northern Ireland) Act 1975).

    De artikelen 16 tot en met 18 van de regeling betreffende de sociale-zekerheidspensioenen (Noord-Ierland) van 1975 (Social Security Pensions (Norther Ireland) Order 1975).

    B

    Bijzondere stelsels voor zelfstandigen in de zin van artikel 38, lid 3, en artikel 45, lid 3, van de verordening

    A. BELGIË

    Geen.

    B. DENEMARKEN

    Geen.

    C. DUITSLAND

    Ouderdomsverzekering voor landbouwers (Altershilfe fuer Landwirte).

    D. SPANJE

    Regeling tot verlaging van de pensioenleeftijd van zelfstandigen die beroepswerkzaamheden uitoefenen zoals vermeld in het Koninklijk Besluit nr. 2309 van 23 Juli 1970.

    E. FRANKRIJK

    Geen.

    F. GRIEKENLAND

    Geen.

    G. IERLAND

    Geen.

    H. ITALIË

    Pensioenverzekering (Assicurazione pensioni) voor:

    - geneesheren (medici),

    - apothekers (farmacisti),

    - diergeneeskundigen (veterinari),

    - verloskundigen (ostetriche),

    - ingenieurs en architecten (ingegneri ed architetti),

    - landmeters (geometri),

    - advocaten en procureurs (avvocati e procuratori),

    - economen (dottori commercialisti),

    - accountants (ragionieri es periti commerciali),

    - arbeidsconsulenten (consulenti del lavoro),

    - notarissen (notai),

    - douane-expediteurs (spedizionieri doganali).

    I. LUXEMBURG

    Geen

    J. NEDERLAND

    Geen.

    K. PORTUGAL

    Geen.

    L. VERENIGD KONINKRIJK

    Geen.

    C

    Gevallen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder b), van de verordening, waarin van de berekening van de uitkering overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening kan worden afgezien

    A. BELGIË

    Geen.

    B. DENEMARKEN

    Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IV, deel D, vermelde pensioenen

    C. DUITSLAND

    Geen.

    D. SPANJE

    Geen.

    E. FRANKRIJK

    Geen.

    F. GRIEKENLAND

    Geen.

    G. IERLAND

    Alle aanvragen om bejaardenpensioenen, contributieve ouderdomspensioenen en weduwenpensioenen.

    H. ITALIË

    Alle aanvragen om invaliditeits- ouderdoms- en nabestaandenpensioenen voor werknemers, alsmede voor de volgende categorieën van zelfstandigen: kleine landbouwers, deelpachters, landbouwers, ambachtslieden en personen die in de handel werkzaam zijn.

    I. LUXEMBURG

    Geen.

    J. NEDERLAND

    Alle aanvragen om ouderdomspensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) van 31 mei 1956, zoals laatstelijk gewijzigd.

    K. PORTUGAL

    Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms-, weduwen- en weduwnaarspensioenen.

    L. VERENIGD KONINKRIJK

    Alle aanvragen om bejaarden- en weduwenpensioenen op grond van de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening, met uitzondering van de aanvragen waarvoor de betrokkene tijdens een op of na 6 april 1975 beginnend belastingjaar krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk of van een andere Lid-Staat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld.

    D

    Uitkeringen en overeenkomsten als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, van de verordening

    1. Uitkeringen als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, onder a), van de verordening waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.

    a) invaliditeitsuitkeringen, vastgesteld bij de in deel A van deze bijlage vermelde wetgevingen;

    b) het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar woonplaats door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktorber 1989 een pensioen wordt toegekend;

    c) het Nederlandse weduwenpensioen op grond van de algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) van 9 april 1959, zoals laatstelijk gewijzigd;

    d) de Spaanse pensioenen voor nabestaanden, toegekend in het kader van de algemene en bijzondere stelsels;

    e) de weduwen- en weduwnaarsuitkering van de weduwen- en weduwnaarsverzekering van de Franse algemene sociale-zekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw;

    f) het invalide-weduwen of -weduwnaarspensioen van de Franse algemene sociale-zekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgenoot, vastgesteld op grond van artikel 46, lid 1, onder a), i).

    2. Uitkeringen als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2 onder b), van de verordening, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum:

    a) de Deense vervroegde ouderdomspensioenen, waarvan het bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de vóór 1 oktober 1984 geldende wetgeving;

    b) de Duitse invaliditeits- en overlevingspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak ( "Zurechnungszeit"), en de Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven aanvullend tijdvak;

    c) de Luxemburgse invaliditeits- en overlevingspensioenen;

    d) de Italiaanse pensioenen wegens algehele arbeidsongeschiktheid ( "inabilità").

    3. Overeenkomsten als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, onder b), i), van de verordening, ten einde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen.

    Overeenkomst tussen de Regering van het Groothertogdom Luxemburg en de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland betreffende diverse sociale-zekerheidskwesties van 20 juli 1978."

    8. bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

    a) In rubriek A "BELGIË" worden de volgende punten ingevoegd:

    "9. Voor de berekening van het theoretische bedrag van een invaliditeitspensioen, bedoeld in artikel 46, lid 2, van de verordening, baseert het bevoegde Belgische orgaan zich op de inkomsten die zijn ontvangen in het beroep dat de betrokkene laatstelijk heeft uitgeoefend.

    10. Een werknemer of zelfstandige die in België verzekerd is geweest ingevolge de Belgische wetgeving nopens de ziekte/invaliditeitsverzekering - waarbij de toekenning van het recht op uitkering mede onderworpen is aan de voorwaarde dat op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, de betrokkene verzekerd is -, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, verzekerd te zijn, indien hij wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat verzekerd is.

    11. Indien de betrokkene op grond van artikel 45 van de verordening recht heeft op een Belgische invaliditeitsuitkering, wordt deze uitkering volgens de regels van artikel 46, lid 2, van de verordening vastgesteld:

    a) overeenkomstig het bepaalde in de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, indien de betrokkene, bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening verzekerd was;

    b) overeenkomstig het bepaalde in het Koninklijk Besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, indien de betrokkene bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een zelfstandige was in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening.";

    b) rubriek B "Denemarken" wordt als volgt gewijzigd:

    i) punt 7 wordt vervangen door:

    "7. Artikel 46 bis, lid 3, onder d), en artikel 46 quater, leden 1 en 3, van de verordening en artikel 7, lid 1, van de toepassingsverordening zijn niet van toepassing op pensioenen, vastgesteld in het kader van de Deense wetgeving.";

    ii) punt 9 wordt vervangen door:

    "9. Indien degene die een eventueel vervroegd Deens ouderdomspensioen ontvangt, eveneens recht heeft op een nabestaandenpensioen van een andere Lid-Staat, worden deze pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving aangemerkt als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 46, lid 1, van de verordening, op voorwaarde echter dat de betrokkene waarvan de tijdvakken van verzekering of van wonen als grondslag dienen voor de berekening van het nabestaandenpensioen, tijdvakken van wonen in Denemarken heeft vervuld.";

    c) aan rubriek D "Spanje" worden de volgende punten toegevoegd:

    "3. Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Spaanse wetgeving, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat voor hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

    4. a) Op grond van artikel 47 van de verordening geschiedt de berekening van de Spaanse theoretische uitkering op basis van de werkelijke premies of bijdragen van de verzekerde gedurende de jaren onmiddellijk voorafgaande aan de betaling van de laatste premie of bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid.

    b) Het bedrag van het verkregen pensioen zal worden verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen, berekend voor de pensioenen van dezelfde aard voor elk jaar daarna en tot het jaar dat aan de intreding van de verzekerde gebeurtenis voorafgaat.";

    d) aan rubriek E "Frankrijk" wordt het volgende punt toegevoegd:

    "8. Een werknemer die verzekerd is geweest ingevolge de Franse wet betreffende de weduwen- en weduwnaarsverzekering van de Franse algemene sociale-zekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet de hoedanigheid van verzekerde ingevolge deze wet te bezitten, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving betreffende werknemers van een andere Lid-Staat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.";

    e) aan rubriek F "Griekenland" wordt het volgende punt toegevoegd:

    "4. In het kader van de Griekse wetgeving is toepassing van artikel 49, lid 2, van de verordening afhankelijk van de voorwaarde dat de nieuwe berekening als bedoeld in genoemd artikel de betrokkene niet benadeelt.";

    f) in rubriek G "Ierland" wordt punt 4 geschrapt;

    g) rubriek J "Nederland" wordt als volgt gewijzigd:

    i) punt 3 wordt vervangen door:

    "3. a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

    b) Indien een weduwe op grond van het bepaalde onder a) recht heeft op een weduwenpensioen ingevolge de Algemene Weduwen- en Wezenwet, wordt dit pensioen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening.

    Voor de toepassing van deze bepalingen worden eveneens als onder de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken aangemerkt, tijdvakken gelegen vóór 1 oktober 1959 gedurende welke de werknemer of zelfstandige na het bereiken van de 15-jarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

    c) De krachtens het bepaalde onder b) in aanmerking te nemen tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat inzake pensioenen of renten voor nagelaten betrekkingen, worden buiten beschouwing gelaten.

    d) Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als vervulde tijdvakken van verzekering uitsluitend beschouwd de na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar overeenkomstig de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) vervulde tijdvakken van verzekering.";

    ii) punt 4 wordt vervangen door:

    "4. a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975 en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wetten verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat wegens hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

    b) Indien een belanghebbende met toepassing van het bepaalde onder a) aanspraak kan maken op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt zijn uitkeringsbedrag berekend volgens artikel 46, lid 2, van de verordening,

    i) wanneer hij bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening wegens hetzelfde risico verzekerd was ingevolge de wetgeving inzake invaliditeitsverzekering van een andere Lid-Staat, overeenkomstig de bepalingen van en op de voorwaarden gesteld in de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966;

    ii) wanneer hij bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid

    - hetzij anders dan als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening wegens hetzelfde risico verzekerd was ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat,

    - hetzij wegens hetzelfde risico niet verzekerd was ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat, maar krachtens die wetgeving recht op uitkering kan doen gelden,

    overeenkomstig de bepalingen van en op de voorwaarde gesteld in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975.

    Indien het met toepassing van het bepaalde onder i) berekende uitkeringsbedrag lager is dan het met toepassing van het bepaalde onder ii) berekende uitkeringsbedrag, wordt dit laatste bedrag toegekend.

    c) De Nederlandse organen zullen zowel voor de berekening van de uitkeringen overeenkomstig de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966 als voor de berekening van de uitkeringen overeenkomstig de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AWW) van 11 december 1975 de volgende tijdvakken in aanmerking nemen:

    - de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld:

    - de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966;

    - de tijdvakken van verzekering door de betrokkene vervuld na het bereiken van de 15-jarige leeftijd krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975, voor zover zij niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966.

    d) Bij de vaststelling van de Nederlandse invaliditeitsuitkering met toepassing van artikel 40, lid 1, van de verordening wordt door de Nederlandse organen geen rekening gehouden met de eventueel krachtens de Toeslagenwet aan de uitkeringsgerechtigde toe te kennen toeslag. Het recht op deze toeslag en de hoogte ervan worden uitsluitend vastgesteld op grond van de bepalingen van de Toeslagenwet.";

    h) in rubriek L "Verenigd Koninkrijk" wordt punt 9 geschrapt.

    Artikel 3

    Verordening (EEG) nr. 574/72 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 7 wordt vervangen door:

    "Artikel 7

    Algemene voorschriften betreffende de toepassing van de bepalingen ter voorkoming van samenloop

    1. Wanneer uitkeringen, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Lid-Staten, wederzijds kunnen worden verminderd, geschorst of ingetrokken, worden de bedragen die bij een strikte toespassing van de bij de wetgeving van de betrokken Lid-Staten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitbetaald, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

    2. Voor de toepassing van artikel 12, leden 2, 3 en 4, artikel 46 bis artikel 46 ter en artikel 46 quater van de verordening verstrekken de betrokken bevoegde organen elkaar desgevraagd alle ter zake dienende inlichtingen.";

    2. in artikel 15, lid 1, onder a), wordt de zinsnede "en artikel 46, lid 2, onder c), van de verordening" vervangen door "en artikel 47, lid 1, onder a), van de verordening";

    3. de titel van artikel 35 wordt vervangen door:

    "Aanvragen om invaliditeitsuitkeringen ingeval de werknemer of zelfstandige uitsluitend krachtens de in bijlage IV, deel A, van de verordening vermelde wettelijke regelingen verzekerd is geweest, alsmede in het geval bedoeld in artikel 40, lid 2, van de verordening";

    4. de titel van artikel 39 wordt vervangen door:

    "Behandeling van aanvragen om invaliditeitsuitkeringen wanneer de werknemer of zelfstandige uitsluitend aan in bijlage IV, deel A, van de verordening vermelde wettelijke regelingen onderworpen is geweest";

    5. artikel 46 wordt vervangen door:

    "Artikel 46

    Uitkeringsbedragen voor tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering die op grond van artikel 15, lid 1, onder b), van de toepassingsverordening niet in aanmerking dienen te worden genomen

    Voor de berekening van het theoretische en het werkelijke bedrag van de uitkering overeenkomstig artikel 46, lid 2, onder a) en b), van de verordening gelden de regels van artikel 15, lid 1, onder b), c) en d), van de toepassingsverordening.

    Het op grond van artikel 46, lid 2, van de verordening vastgestelde werkelijk verschuldigde bedrag wordt verhoogd met het bedrag dat overeenkomt met de tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, waarmee overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder b), van de toepassingsverordening geen rekening werd gehouden. Deze verhoging wordt vastgesteld volgens de wetgeving van de Lid-Staat krachtens welke deze tijdvakken van verzekering zijn vervuld.

    De vergelijking als bedoeld in artikel 46, lid 3, van de verordening dient met inachtneming van bedoelde verhoging te worden verricht.";

    6. artikel 47 wordt vervangen door:

    "Artikel 47

    Berekening van de bedragen van de uitkeringen die overeenkomen met tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

    Het orgaan van elke Lid-Staat berekent volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving het bedrag dat betrekking heeft op tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, dat overeenkomstig artikel 46 bis, lid 3, onder c), van de verordening niet aan de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking van een andere Lid-Staat onderworpen is.";

    7. artikel 48, lid 1, wordt vervangen door:

    "1. De door elk der betrokken organen genomen definitieve beslissingen worden aan het behandelende orgaan toegezonden. Elk van deze beslissingen dient de rechtsmiddelen en beroepstermijnen van de betrokken wetgeving te vermelden. Na ontvangst van al deze beslissingen geeft het behandelende orgaan hiervan kennis aan de aanvrager in diens eigen taal, zulks door middel van een samenvatting waarbij de bedoelde beslissingen worden gevoegd. De beroepstermijnen gaan eerst in op de datum waarop de aanvrager de samenvatting heeft ontvangen.";

    8. artikel 49 wordt vervangen door:

    "Artikel 49

    Herberekening van de uitkeringen

    1. Voor de toepassing van artikel 49, leden 2 en 3, en artikel 51, lid 2, van de verordening is artikel 45 van de toepassingsverordening van overeenkomstige toepassing.

    2. Bij herberekening dan wel intrekking of schorsing van de uitkering geeft het orgaan dat deze beslissing heeft genomen, hiervan onverwijld kennis aan de belanghebbende en aan elk van de organen ten aanzien waarvan de belanghebbende een recht heeft, in voorkomend geval door tussenkomst van het behandelende orgaan. De beslissing dient de rechtsmiddelen en beroepstermijnen van de betrokken wetgeving te vermelden. De beroepstermijnen gaan eerst in op de datum waarop de belanghebbende de beslissing heeft ontvangen.".

    9. artikel 107, lid 1, wordt vervangen door:

    "1. Voor de toepassing van de volgende bepalingen:

    a) verordening: artikel 12, leden 2, 3 en 4, artikel 19, lid 1, onder b), laatste zin, artikel 22, lid 1, onder ii), laatste zin, artikel 25, lid 1, onder b), voorlaatste zin, artikel 41, lid 1, onder c) en d), artikel 46, lid 4, artikel 46 bis, lid 3, artikel 50, artikel 52, onder b), laatste zin, artikel 55, lid 1, onder ii), laatste zin, artikel 70, lid 1, eerste alinea, en artikel 71, lid 1, onder b) ii), voorlaatste zin

    b) toepassingsverordening: artikel 34, lid 1, en artikel 120, lid 2,

    is de koers voor de omrekening in een nationale munteenheid van bedragen die in een andere nationale munteenheid luiden, de door de Commissie berekende koers op basis van het maandgemiddelde gedurende de in lid 2 vermelde referentieperiode van de wisselkoersen van deze munteenheden die voor de toepassing van het Europees Monetair Stelsel ter kennis van de Commissie zijn gebracht.".

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Luxemburg, 30 april 1992.

    Voor de Raad De Voorzitter José da SILVA PENEDA

    (1) PB nr. C 206 van 11. 8. 1989, blz. 2.

    (2) PB nr. C 291 van 20. 11. 1989, blz. 120.

    (3) PB nr. C 56 van 7. 3. 1990, blz. 63.

    (4) PB nr. L 149 van 5. 7. 1971, blz. 2.

    (5) PB nr. L 74 van 27. 3. 1972, blz. 1.

    (6) PB nr. L 230 van 22. 8. 1983, blz. 6.

    (7) Zie bladzijde 28 van dit Publikatieblad.

    Top