Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984R2128

Verordening (EEG) nr. 2128/84 van de Raad van 17 juli 1984 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 986/68 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van steun voor ondermelk en magere-melkpoeder bestemd voor voederdoeleinden

PB L 196 van 26.7.1984, p. 6–8 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/1986

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1984/2128/oj

31984R2128

Verordening (EEG) nr. 2128/84 van de Raad van 17 juli 1984 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 986/68 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van steun voor ondermelk en magere-melkpoeder bestemd voor voederdoeleinden

Publicatieblad Nr. L 196 van 26/07/1984 blz. 0006 - 0008
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0185
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0185


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2128/84 VAN DE RAAD

van 17 juli 1984

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 986/68 houdende vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van steun voor ondermelk en magere-melkpoeder bestemd voor voederdoeleinden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 856/84 (2), inzonderheid op artikel 10, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 804/68 de mogelijkheid biedt van steunverlening voor magere-melkpoeder dat voor voederdoeleinden wordt gebruikt; dat in Verordening (EEG) nr. 986/68 (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 867/84 (4), is bepaald dat steun wordt verleend voor magere-melkpoeder met een vetgehalte van ten hoogste 11 %; dat voor magere-melkpoeder met een vetgehalte van ten hoogste 7 % en magere-melkpoeder met een vetgehalte tussen 9 en 11 % verschillende marktprijzen gelden; dat bovendien met het toekennen van steun voor deze twee produkten verschillende doelstellingen worden nagestreefd, te weten een vermindering van de hoeveelheden magere-melkpoeder die ter interventie worden aangeboden enerzijds en het terugdringen van de hoeveelheid botervet op de markt anderzijds; dat Verordening (EEG) nr. 986/68 dientengevolge moet worden aangepast;

Overwegende dat, ter wille van de controle en gezien het hoge steunbedrag, moet worden voorgeschreven dat magere-melkpoeder met een vetgehalte tussen 9 en 11 % en melk met een gehalte aan botervet tussen 0,8 en 1 % geen karnemelk mogen bevatten en in de zuivelfabriek rechtstreeks moeten zijn geproduceerd uit vloeibare melk;

Overwegende dat in artikel 2 bis, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 968/68 een marge is bepaald waarbinnen het steunbedrag voor magere-melkpoeder kan worden vastgesteld; dat die marge, met inachtneming van de in lid 1 van dat artikel vermelde criteria, dient te worden aangepast en er ook voor magere-melkpoeder met een vetgehalte tussen 9 en 11 % een marge dient te worden bepaald;

Overwegende dat voor de toepassing van deze nieuwe regeling nieuwe voorschriften nodig zijn, met name op het punt van de controle, en dat derhalve de werking van de regeling voor het einde van het melkprijsjaar 1985/1986 opnieuw moet worden bezien in het licht van de opgedane ervaring,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De artikelen 2, 2 bis, en 3 van Verordening (EEG) nr. 986/68 worden vervangen door:

»Artikel 2

1. Steun wordt verleend voor:

a) in een zuivelfabriek geproduceerde en bewerkte ondermelk en karnemelk die zich van andere ondermelk volgens nader vast te stellen bepalingen onderscheiden of die aan een administratieve controle worden onderworpen welke gelijkwaardige garanties biedt als denaturering, en die voor vervoedering aan bedrijven worden verkocht tegen een prijs waarvoor een maximum kan worden vastgesteld;

b) ondermelk en karnemelk die op de bedrijven waar zij zijn geproduceerd, voor vervoedering zijn gebruikt;

c) magere-melkpoeder en karnemelkpoeder met een vetgehalte van maximaal 7 %, die volgens nader vast te stellen methoden zijn gedenatureerd;

d) enerzijds magere-melkpoeder en karnemelkpoeder met een vetgehalte van maximaal 7 % en anderzijds in een zuivelfabriek geproduceerde en bewerkte ondermelk en karnemelk, gebruikt voor de vervaardiging van mengvoeder. De steun voor een bepaalde hoeveelheid ondermelk die voor de vervaardiging van mengvoeder is gebruikt, is gelijk aan de steun

die zou zijn verleend voor de hoeveelheid magere-melkpoeder die uit die hoeveelheid ondermelk kan worden verkregen;

e) in een zuivelfabriek rechtstreeks uit vloeibare melk geproduceerd magere-melkpoeder, met een nader vast te stellen vetgehalte tussen 9 en 11 %, dat geen karnemelkpoeder bevat en dat voor de vervaardiging van mengvoeder is gebruikt;

f) in een zuivelfabriek rechtstreeks uit vloeibare melk geproduceerd magere-melkpoeder met een nader vast te stellen vetgehalte tussen 9 en 11 %, dat geen karnemelkpoeder bevat en dat volgens nader te bepalen methoden is gedenatureerd om voor de vervaardiging van mengvoeder te worden gebruikt.

2. Wanneer bij de vervaardiging van mengvoeder melk wordt gebruikt met een vetgehalte tussen 0,8 en 1 %, kan er, volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68, steun worden verleend die gelijk is aan het bedrag van de steun voor de corresponderende hoeveelheid melkpoeder.

3. Vóór het einde van het melkprijsjaar 1985/1986 zal de Raad de werking van de bij deze verordening vastgestelde regeling opnieuw bezien, met name om de kenmerken van de in lid 1, onder e) en f), en in lid 2 bedoelde produkten en het systeem van controle daarop nader te preciseren. In voorkomend geval zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie de bestaande controlevoorschriften versterken.

4. De in lid 1, onder a), genoemde maximumprijs wordt vastgesteld met inachtneming van:

a) de uit de interventieprijs van magere-melkpoeder voortvloeiende waarde van ondermelk,

b) de voor ondermelk verleende steun en

c) de prijs van vergelijkbaar diervoeder.

5. De in lid 1 bedoelde mengvoeders moeten ten aanzien van de samenstelling aan bepaalde minimumnormen voldoen.

6. De in lid 1 bedoelde produkten waarvoor steun wordt verleend, mogen slechts voor vervoedering worden gebruikt.

7. Volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68 kan worden bepaald dat, gezien het streven om de voor de diervoeding gebruikte hoeveelheden ondermelk, karnemelk, magere-melkpoeder en karnemelkpoeder op peil te houden en te vergroten, de steun voor de in lid 1, onder c), bedoelde produkten niet wordt toegekend indien daardoor de verlening van steun voor andere produkten minder doeltreffend zou worden.

8. Bij de uitvoer van de in lid 1 bedoelde produkten, hetzij gedenatureerd hetzij in de vorm van mengvoeder, wordt een bedrag geheven dat gelijk is aan de steun.

9. De in lid 1 genoemde bewerking in een zuivelfabriek omvat ten minste reiniging, pasteurisering en koeling.

Artikel 2 bis

1. Bij de vaststelling van de steunbedragen wordt rekening gehouden met:

- de tijdens het betrokken melkprijsjaar geldende interventieprijs voor magere-melkpoeder;

- de ontwikkeling van de voorzieningssituatie voor ondermelk en magere-melkpoeder, en de ontwikkeling van het gebruik van die produkten voor voederdoeleinden;

- de ontwikkeling van de prijs van kalveren;

- de ontwikkeling van de marktprijs van concurrerende proteïnen ten opzichte van de marktprijs van magere-melkpoeder;

- indien het de in artikel 2, lid 1, onder e) en f), bedoelde steun betreft, de ontwikkeling van de interventieprijs van boter en de ontwikkeling van de prijs van vetten die bij het gebruik voor voederdoeleinden met melkvet concurreren.

2. De steunbedragen worden elk jaar voor het volgende melkprijsjaar vastgesteld binnen de in lid 3 bepaalde marges.

De steunbedragen worden in de loop van een melkprijsjaar slechts gewijzigd voor zover een aanzienlijke wijziging in de in lid 1 bedoelde elementen zulks noodzakelijk maakt. De in artikel 2, lid 1, onder e) en f), bedoelde steun kan evenwel worden vastgesteld via openbare inschrijving en worden verdeeld over de vette en de niet vette bestanddelen van de melk.

3. De steun voor magere-melkpoeder en karnemelkpoeder ligt binnen een marge van 54 en 85 Ecu per 100 kg. Het totaalbedrag van de in artikel 2, lid 1, onder e) en f), bedoelde steun wordt vastgesteld binnen een marge van 74 en 105 Ecu per 100 kg. Voor ondermelk en karnemelk staat het steunbedrag in een passende verhouding tot het voor magere-melkpoeder vastgestelde steunbedrag.

4. De steunbedragen kunnen echter worden vastgesteld op hogere niveaus dan die welke uit de toepassing van lid 3 voortvloeien, indien:

- de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde ondermelk en karnemelk tegen een vast te stellen maximumprijs aan bedrijven worden verkocht waar zij voor het voederen van dieren, met uitzondering van jonge kalveren, worden gebruikt;

- de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde ondermelk en karnemelk in de bedrijven waar zij zijn geproduceerd voor het voederen van dieren, met uitzondering van jonge kalveren, worden gebruikt;

- de in artikel 2, lid 1, onder d), bedoelde ondermelk, karnemelk, magere-melkpoeder en karnemelkpoeder voor het voederen van dieren, met uitzondering van jonge kalveren, worden gebruikt.

Artikel 3

1. De steun wordt uitbetaald door het interventiebureau van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan

- de zuivelfabriek ligt die de voor vervoedering bestemde ondermelk of karnemelk aan het verbruikende bedrijf heeft geleverd, of

- het in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde bedrijf ligt, of

- het bedrijf ligt dat het magere-melkpoeder of het karnemelkpoeder heeft gedenatureerd of voor de vervaardiging van mengvoeder heeft gebruikt, of

- het bedrijf ligt dat de ondermelk of de karnemelk voor de vervaardiging van mengvoeder heeft gebruikt, of

- hetzij de zuivelfabriek ligt die het in artikel 2, lid 1, onder e) en f), bedoelde magere-melkpoeder heeft geproduceerd, hetzij het bedrijf ligt dat dit magere-melkpoeder heeft gebruikt; de keuze wordt gemaakt volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68.

Indien evenwel magere-melkpoeder of karnemelkpoeder die in een Lid-Staat zijn geproduceerd, op het grondgebied van een andere Lid-Staat worden gedenatureerd of voor de vervaardiging van mengvoeder worden gebruikt, mag de eerstgenoemde Lid-Staat de steun uitbetalen.

2. De steun wordt uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat het betrokken produkt:

- in vloeibare vorm voor vervoedering of voor de vervaardiging van mengvoeder is gebruikt, of

- is gedenatureerd of rechtstreeks is verwerkt bij de vervaardiging van mengvoeder, of

- in het geval van het in artikel 2, lid 1, onder e) en f), bedoelde magere-melkpoeder, is bewerkt om in de diervoeding te worden gebruikt.

Indien de toestand zulks vereist, kunnen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening (EEG) nr. 804/68 bijkomende voorwaarden voor de betaling van de steun worden vastgesteld.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot het einde van het melkprijsjaar 1985/1986.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. DEASY

(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

(2) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 10.

(3) PB nr. L 169 van 18. 7. 1968, blz. 4.

(4) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 29.

Top