This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31972L0160
Council Directive 72/160/EEC of 17 April 1972 concerning measures to encourage the cessation of farming and the reallocation of utilized agricultural area for the purposes of structural improvement
Richtlijn 72/160/EEG van de Raad van 17 april 1972 ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van cultuurgrond tot verbetering van de structuur
Richtlijn 72/160/EEG van de Raad van 17 april 1972 ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van cultuurgrond tot verbetering van de structuur
PB L 96 van 23.4.1972, p. 9–14
(DE, FR, IT, NL) Andere speciale editie(s)
(DA, EL, ES, PT)
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1972(II) blz. 332 - 338
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/1985
Richtlijn 72/160/EEG van de Raad van 17 april 1972 ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van cultuurgrond tot verbetering van de structuur
Publicatieblad Nr. L 096 van 23/04/1972 blz. 0009 - 0014
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(II) blz. 0320
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(II) blz. 0332
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 7 blz. 0180
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 5 blz. 0185
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 5 blz. 0185
++++ RICHTLIJN VAN DE RAAD van 17 april 1972 ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van cultuurgrond tot verbetering van de structuur ( 72/160/EEG ) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 , Gezien het voorstel van de Commissie , Gezien het advies van het Europese Parlement , Overwegende dat de in artikel 38 , lid 1 , sub a ) en b ) , van het Verdrag omschreven doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet kunnen worden bereikt zonder hervorming van de landbouwstructuur ; Overwegende dat deze structuurhervorming een fundamenteel onderdeel van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vormt ; dat zij derhalve op een gemeenschappelijke conceptie en gemeenschappelijke criteria dient te berusten ; Overwegende dat de diversiteit in de oorzaken , de aard en de ernst van de landbouwstructuurproblemen regionaal gedifferentieerde oplossingen kan vereisen , die na verloop van tijd kunnen worden aangepast ; dat een bijdrage moet worden geleverd tot de algemene economische en sociale ontwikkeling van elk betrokken gebied ; dat het beste effect kan worden bereikt wanneer de Lid-Staten op basis van communautaire concepties en criteria met eigen wettelijke en bestuursrechtelijke voorzieningen uitvoering geven aan de gemeenschappelijke actie en zij bovendien onder de door de Gemeenschap vastgestelde voorwaarden zelf bepalen in hoeverre deze actie in bepaalde gebieden moet worden geïntensiveerd of geconcentreerd ; Overwegende dat om het landbouwinkomen te verbeteren op de eerste plaats de oprichting van bedrijven van passende omvang en structuur in de hand moet worden gewerkt ; dat om dergelijke bedrijven te kunnen oprichten cultuurgrond beschikbaar moet zijn ; Overwegende dat het om dit doel te bereiken noodzakelijk blijkt steun te verlenen aan diegenen die de landbouw verlaten en de grond welke zij exploiteerden vrij te maken voor verbetering van de landbouwstructuur ; Overwegende dat een aan dit doel beantwoordende bevordering van de mobiliteit van de grond erin bestaat aan de bedrijfshoofden een premie toe te kennen welke voldoende aantrekkelijk is en aan de hand van de vrijgemaakte oppervlakte dient te worden vastgesteld ; Overwegende evenwel dat bij bedrijfshoofden die ouder zijn dan 55 jaar verandering van beroep in het algemeen op ernstige moeilijkheden stuit en dat hun daarom tot de leeftijd van 65 jaar jaarlijkse uitkeringen dienen te worden verstrekt welke hen in staat stellen de landbouw te verlaten ; Overwegende dat het aan de Lid-Staten moet worden overgelaten , de premie aan bedrijfshoofden met hoofdberoep landbouw in het geheel niet of slechts gedeeltelijk toe te kennen met name wanneer dezen een jaarlijkse uitkering ontvangen ; Overwegende dat de opheffing van bedrijven waar oudere vaste medewerkende gezinsleden en vaste werknemers werkzaam zijn , voor deze personen het verlies van hun betrekking en van hun inkomen mee kan brengen ; Overwegende dat de beoogde doelstellingen niet worden verwezenlijkt indien de begunstigden nog een verhandelbare landbouwproduktie handhaven ; dat het echter wenselijk is dat dezen , wanneer zij zulks wensen , vrijelijk over een beperkte oppervlakte kunnen blijven beschikken ; Overwegende dat niet in alle gevallen kan worden verlangd dat aan alle vrijgekomen grond een bestemming in overeenstemming met het beleid tot verbetering van de structuur wordt gegeven , maar dat er niettemin voor dient te worden gewaakt , dat een toereikend gedeelte van die grond een dergelijke bestemming krijgt ; Overwegende dat de bedrijfsbeëindiging niet alleen dient te worden aangegrepen om de vergroting van voor modernisering in aanmerking komende bedrijven te bevorderen , maar ook om bepaalde gronden aan de landbouw te onttrekken met name door bebossing en door bestemming voor doeleinden welke verband houden met recreatie en volksgezondheid ; Overwegende dat de verwezenlijking van deze doelstellingen kan worden vergemakkelijkt door het optreden van grondmaatschappijen , die door de Lid-Staten kunnen worden aangewezen en waaraan de landbouwers hun grond kunnen aanbieden met het oog op de latere aanwending ervan conform de doelstellingen van de structuurhervorming ; Overwegende dat het geheel van beoogde maatregelen van communautair belang is en is gericht op het bereiken van de in artikel 39 , lid 1 , sub a ) , van het Verdrag genoemde doeleinden , met inbegrip van de structuurwijzigingen die nodig zijn voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt ; dat deze maatregelen derhalve een gemeenschappelijke actie vormen in de zin van artikel 6 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 1 ) ; Overwegende evenwel dat de premie die berekend wordt aan de hand van de vrijgemaakte oppervlakte landbouwgrond geen financiering door de Gemeenschap vereist , doch dat de jaarlijkse uitkering aan personen van 55 tot 65 jaar oud van bijzonder belang voor de Gemeenschap is , wanneer zij wordt verricht in landbouwprobleemgebieden waarin maatregelen ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw nog niet worden toegepast ; Overwegende dat de Gemeenschap , aangezien zij bijdraagt in de financiering van deze gemeenschappelijke actie , in de gelegenheid moet zijn zich ervan te vergewissen dat de door de Lid-Staten ter uitvoering van de gemeenschappelijke actie getroffen maatregelen bijdragen tot het bereiken van het doel van de actie ; dat te dien einde dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht in het kader van het Permanent Comité voor de landbouwstructuur , ingesteld bij artikel 1 van de beschikking van de Raad van 4 december 1962 betreffende de coordinatie van het structuurbeleid in de landbouw ( 2 ) , welke procedure , ten aanzien van de financiële aspecten , de raadpleging van het Comité van het E.O.G.F.L . , bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 , omvat ; Overwegende dat het gewenst is dat , op basis van een door de Commissie ingediend verslag , het Europese Parlement en de Raad jaarlijks de resultaten van de getroffen communautaire en nationale maatregelen kunnen nagaan ten einde te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is de ingestelde regeling aan te vullen of aan te passen ; Overwegende dat het wenselijk lijkt dat de wijze van uitvoering van de maatregelen ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw na een zekere periode van toepassing opnieuw door de Raad kan worden onderzocht , onverminderd echter de in de loop van deze periode aangegane verplichtingen , HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD : TITEL I Bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van de aldus vrijgemaakte cultuurgrond tot verbetering van de structuur Artikel 1 1 . De Lid-Staten voeren een regeling in ter bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw en van de aanwending van de aldus vrijgemaakte cultuurgrond tot verbetering van de structuur . 2 . De Lid-Staten kunnen in het kader van de algemene bepalingen welke de Raad volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag zal vaststellen : - het bedrag van de financiële stimulansen , bedoeld in artikel 2 , naar gelang van het gebied differentiëren , - in bepaalde gebieden alle in artikel 2 bedoelde maatregelen , of sommige daarvan , niet toepassen . Artikel 2 1 . De in artikel 1 bedoelde regeling behelst : a ) de toekenning onder de onderstaande voorwaarden inzake financierbaarheid , van een jaarlijkse uitkering aan bedrijfshoofden van 55 tot 65 jaar die de landbouw als hoofdberoep beoefenen en om deze uitkering verzoeken . De Lid-Staten mogen : - deze uitkering vervangen door de betaling van een forfaitair bedrag met soortgelijk effect ; - het bedrag differentiëren of de uitkering niet toekennen , afhankelijk van de leeftijd of de inkomenssituatie van de begunstigde . De financierbaarheid van deze uitkering uit het E.O.G.F.L . , afdeling Oriëntatie , wordt beperkt tot een maximumbedrag van 900 rekeneenheden per jaar voor een gehuwd bedrijfshoofd en 600 rekeneenheden per jaar voor een alleenstaande . Evenwel komen , gedurende de eerste vijf jaren na de inwerkingtreding van de richtlijn , voor gemeenschappelijke financiering slechts in aanmerking de uitkeringen welke gedaan zijn : - voor bedrijfshoofden van 60 tot 65 jaar , met hoofdberoep landbouw , en voor de sub c ) bedoelde personen van dezelfde leeftijd , - voor bedrijfshoofden met hoofdberoep landbouw die minstens 55 jaar oud zijn : i ) wier bedrijf niet groter is dan 15 ha , in de Lid-Staten die op de datum van de inwerkingtreding van deze richtlijn een agrarische beroepsbevolking hebben welke meer dan 15 % van de totale beroepsbevolking bedraagt , ii ) die dit zijn geworden ingevolge het overlijden van hun echtgenoot , iii ) die een invaliditeitsgraad hebben van meer dan 50 % . De uitkering is niet financierbaar , wanneer zij wordt toegekend aan een bedrijfshoofd gedurende het in artikel 4 van de richtlijn van de Raad van 17 april 1972 betreffende de modernisering van landbouwbedrijven ( 3 ) bedoelde tijdvak van verwezenlijking van het ontwikkelingsplan van zijn bedrijf ; b ) de toekenning van een niet voor financiering in aanmerking komende premie die is berekend op basis van de vrijgemaakte cultuurgrond , aan bedrijfshoofden die daarom verzoeken . De Lid-Staten mogen : - het bedrag van de premie differentiëren of de uitkering daarvan niet toekennen op grond van de in het kader van de richtlijn betreffende de modernisering van bedrijven te verwezenlijken doelstellingen , en afhankelijk van de leeftijd en de inkomenssituatie van de begunstigde ; - deze premie in termijnen uitbetalen ; - deze premie niet of slechts gedeeltelijk toekennen aan personen die in aanmerking komen voor de sub a ) bedoelde uitkering ; c ) de toekenning van de sub a ) bedoelde jaarlijkse uitkering aan vaste werknemers en vaste medewerkende gezinsleden van 55 tot 65 jaar die daartoe een verzoek indienen , die zich ertoe verbinden geen landbouwberoep meer uit te oefenen en die - werken op bedrijven waarvan het bedrijfshoofd in aanmerking komt voor de sub a ) of b ) bedoelde maatregelen ; - onder het stelsel van de sociale verzekering vallen en - voldoen aan de in artikel 3 , sub c ) , vastgestelde voorwaarden . De Lid-Staten mogen : - deze uitkering vervangen door de betaling van een forfaitair bedrag met soortgelijk effect ; - het bedrag differentiëren of de uitkering niet toekennen , afhankelijk van de leeftijd en de inkomenssituatie van de begunstigde . Krachtens deze bepaling komt voor financiering uit het E.O.G.F.L . , afdeling Oriëntatie , per verdwijnend bedrijf slechts één uitkering tot een jaarlijks maximumbedrag van 600 rekeneenheden in aanmerking . 2 . De toepassing van de in lid 1 bedoelde maatregelen is afhankelijk van de beëindiging van de landbouwbedrijvigheid van de begunstigde en , indien deze bedrijfshoofd is , van de aanwending overeenkomstig artikel 5 van de door hem geëxploiteerde cultuurgrond . 3 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de voordelen van het stelsel van de sociale verzekering die de begunstigden van de in lid 1 bedoelde uitkering of premie zouden genieten indien zij hun landbouwbedrijvigheid niet beëindigen , niet worden verminderd en dat hun bijdragen voor de sociale verzekering niet ten onrechte worden verhoogd . Indien de begunstigde van de in lid 1 , sub c ) , bedoelde uitkering een werkloosheidsuitkering geniet , zijn de Lid-Staten gemachtigd om eerstgenoemde uitkering dienovereenkomstig te verlagen . Artikel 3 De Lid-Staten omschrijven : a ) het begrip agrarisch bedrijfshoofd . In de zin van deze richtlijn kan voor dezelfde oppervlakte cultuurgrond slechts één bedrijfshoofd in aanmerking genomen worden ; b ) het begrip uitoefening van de landbouw als hoofdberoep in de zin van deze richtlijn , dat ten minste de voorwaarden behelst dat de betrokkene : - gedurende een tijdvak van ten minste 5 jaar voor de indiening van de aanvraag tot uitkering het landbouwberoep heeft uitgeoefend ; deze voorwaarde mag niet worden geëist van de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) , ii ) , bedoelde personen indien de echtgenoot hieraan voldeed , - gedurende die periode ten minste 50 % van zijn arbeidstijd aan het landbouwberoep heeft besteed , - gedurende dezelfde periode ten minste 50 % van zijn arbeidsinkomen met zijn landbouwactiviteit heeft verdiend ; c ) het begrip vaste werknemer in de landbouw en vast medewerkend gezinslid in de landbouw in de zin van de onderhavige richtlijn , dat ten minste de voorwaarden behelst dat de belanghebbenden : - gedurende een tijdvak van ten minste 5 jaar voor de indiening van de aanvraag om toekenning van de jaarlijkse uitkering het landbouwberoep hebben uitgeoefend en dat zij gedurende die periode ten minste 50 % van hun arbeidstijd aan het landbouwberoep hebben besteed , - gedurende ten minste de laatste twee jaar voor de indiening van de aanvraag het landbouwberoep hebben uitgeoefend in het bedrijf dat gaat verdwijnen ; d ) de voorwaarden waaronder het landbouwbedrijf als beëindigd wordt beschouwd en met name de maximumoppervlakte welke de begunstigde van de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) en b ) , bedoelde financiële stimulansen mag behouden , met dien verstande dat ten minste de beëindiging van iedere landbouwactiviteit welke leidt tot het in de handel brengen van produkten moet worden gewaarborgd . Artikel 4 De Lid-Staten treffen maatregelen om te vermijden dat de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) , bedoelde uitkering wordt toegekend aan bedrijfshoofden wier bedrijf de laatste jaren voor de aanvraag sterk is ingekrompen , behalve in geval van onteigening of aankoop om redenen van openbaar nut . Artikel 5 1 . Ten minste 85 % van de cultuurgrond die door de begunstigden van de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) en b ) genoemde maatregelen is vrijgemaakt , moet : a ) hetzij voor ten minste 12 jaar worden verpacht dan wel in eigendom of er fpacht worden afgestaan aan bedrijfshoofden die het voordeel genieten van de bevorderingsmaatregelen bedoeld in artikel 8 van de richtlijn betreffende de modernisering van landbouwbedrijven , b ) hetzij duurzaam aan de landbouw worden onttrokken , met name door bestemming voor bebossing , recreatie , volksgezondheid of andere doeleinden van openbaar nut . 2 . Wordt echter geconstateerd dat er geen bedrijfshoofden zijn die aan de in lid 1 , sub a ) , gestelde voorwaarden voldoen , dan kan de vrijgemaakte cultuurgrond onder de door de Lid-Staten bepaalde voorwaarden aan andere bedrijven worden toegewezen . 3 . De vrijgemaakte cultuurgrond kan ook ter verpachting voor ten minste 12 jaar dan wel te koop worden aangeboden aan grondmaatschappijen welke door de Lid-Staten ten behoeve van een van de in lid 1 genoemde bestemmingen kunnen worden aangewezen . Deze maatschappijnen kunnen de voorwaarden voor het voorlopige gebruik van de grond vaststellen . TITEL II Financiële en algemene bepalingen Artikel 6 Het in deze richtlijn vervatte geheel van maatregelen vormt een gemeenschappelijke actie als bedoeld in artikel 6 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 . Artikel 7 1 . De beoogde tijdsduur voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke actie bedraagt tien jaar . Aan het einde van een tijdvak van vier jaar na het van kracht worden van deze richtlijn worden de uitvoeringsbepalingen ervan door de Raad , op voorstel van de Commissie , opnieuw bezien , onverminderd de in de loop van deze periode aangegane verbintenissen tot vergoeding van gedane uitgaven . 2 . De totale geraamde kosten van de gemeenschappelijke actie die ten laste komen van het E.O.G.F.L . bedragen 288 miljoen rekeneenheden voor de eerste vijf jaar . 3 . Het bepaalde in artikel 6 , lid 5 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 is van toepassing op de onderhavige richtlijn . Artikel 8 1 . De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van : - de ontwerpen van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen welke zij ter toepassing van deze richtlijn denken vast te stellen ; - de voor het van kracht worden van deze richtlijn vastgestelde bepalingen die de toepassing van deze richtlijn mogelijk maken . 2 . Bij de voorlegging van de ontwerpen van wettelijke of bestuursrechtlijke bepalingen en van de reeds geldende bepalingen als bedoeld in lid 1 geven de Lid-Staten het verband aan dat op regionaal niveau bestaat tussen de desbetreffende maatregel enerzijds en de economische situatie en de kenmerken van de landbouwstructuur anderzijds . 3 . Bij de overeenkomstig lid 1 , eerste streepje , ter kennis gebrachte ontwerpen onderzoekt de Commissie of , op grond van hun verenigbaarheid met deze richtlijn en met inachtneming van de daarin gestelde doeleinden alsmede van het noodzakelijke verband tussen de maatregelen , de voorwaarden voor financiële deelneming door de Gemeenschap in de in artikel 6 bedoelde actie zijn vervuld . Binnen twee maanden na de kennisgeving brengt de Commissie daarover advies uit na het Permanent Comité voor de landbouwstructuur te hebben geraadpleegd . 4 . De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de in lid 3 bedoelde wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen onmiddellijk nadat deze zijn vastgesteld . Artikel 9 1 . Ten aanzien van de overeenkomstig artikel 8 , lid 1 , tweede streepje , en lid 4 , ter kennis gebrachte bepalingen , onderzoekt de Commissie of , op grond van hun verenigbaarheid met deze richtlijn en met inachtneming van de daarin gestelde doeleinden alsmede van het noodzakelijke onderlinge verband tussen de maatregelen , de voorwaarden voor financiële deelneming door de Gemeenschap in de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke actie zijn vervuld . Binnen twee maanden na de kennisgeving legt de Vertegenwoordiger van de Commissie , na raadpleging van het Comité van het E.O.G.F.L . over de financiële aspecten , aan het Permanent Comité voor de landbouwstructuur een desbetreffende ontwerp-beschikking voor . 2 . Het Comité brengt advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan de orde gestelde vraagstukken . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen op de in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag bepaalde wijze . De voorzitter neemt niet deel aan de stemming . 3 . De Commissie stelt de beschikking vast . Indien deze beschikking echter niet in overeenstemming is met het door het Comité uitgebrachte advies , wordt zij onverwijld ter kennis van de Raad gebracht . In dat geval kan de Commissie de toepassing van de beschikking tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen . De Raad kan binnen een maand , volgens de stemprocedure van artikel 43 , lid 2 , van het Verdrag , een andersluidend besluit nemen . Artikel 10 1 . a ) De uitgaven van de Lid-Staten in het kader van de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) en c ) , bedoelde acties komen binnen de grenzen van de vastgestelde bedragen in aanmerking voor financiering uit het E.O.G.F.L . , afdeling Oriëntatie , voor zover aan de vrijgekomen cultuurgrond een bestemming wordt gegeven die strookt met het bepaalde in artikel 5 , leden 1 en 3 . Wanneer de Lid-Staten zich echter beroepen op het bepaalde in artikel 5 , lid 3 , kunnen zij pas terugbetaling verkrijgen van deze financierbare uitgaven nadat het bewijs is geleverd dat aan de vrijgekomen cultuurgrond een van de in artikel 5 , lid 1 , bedoelde bestemmingen is gegeven . b ) Wanneer een Lid-Staat de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) , bedoelde uitkering in overeenstemming met de desbetreffende voorwaarden toekent aan agrarische bedrijfshoofden die de in dat artikel naar gelang van het gestelde minimumleeftijd nog niet hebben bereikt , komen de desbetreffende uitgaven vanaf het tijdstip waarop de begunstigde de in artikel 2 , lid 1 , sub a ) , gestelde minimumleeftijd heeft bereikt , in aanmerking voor financiering binnen de grenzen van de vastgestelde bedragen . 2 . Het E.O.G.F.L . , afdeling Oriëntatie , vergoedt de Lid-Staten 25 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven . In de landbouwprobleemgebieden echter waarin op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze richtlijn nog geen maatregelen tot bevordering van de bedrijfsbeëindiging in de landbouw worden toegepast , vergoedt het E.O.G.F.L . , afdeling Oriëntatie , 65 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven . 3 . In de zin van het voorgaande lid zijn als landbouwprobleemgebieden te beschouwen de gebieden die tegelijkertijd aan de beide volgende criteria voldoen : - het percentage van de landbouwberoepsbevolking is groter dan het gemiddelde van de Gemeenschap ; - het brutto-binnenlands-produkt per hoofd van de bevolking , berekend tegen factorkosten , is kleiner dan het gemiddelde van de Gemeenschap . De Raad stelt de lijst van deze gebieden op voorstel van de Commissie vast volgens de stemprocedure van artikel 43 , lid 2 , van het Verdrag . 4 . De bepalingen ter uitvoering van lid 2 worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 . Artikel 11 1 . De door de Lid-Staten vastgestelde maatregelen kunnen slechts dan in aanmerking komen voor financiële deelneming door de Gemeenschap , indien over de desbetreffende bepalingen overeenkomstig artikel 9 gunstig is beschikt . 2 . De financiële deelneming van de Gemeenschap betreft de financierbare uitgaven die voortvloeien uit de steunmaatregelen toegekend bij een besluit , genomen na de datum van het van kracht worden van deze richtlijn . Artikel 12 1 . De verzoeken om vergoeding hebben betrekking op de uitgaven die door de Lid-Staten in de loop van een kalenderjaar zijn gedaan ; zij worden bij de Commissie ingediend voor 1 juli van het daaropvolgende jaar . 2 . Tot bijstand van het Fonds wordt besloten overeenkomstig artikel 7 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 . 3 . De Commissie kan voorschotten verstrekken . 4 . De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 . Artikel 13 1 . Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 treffen de Lid-Staten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen de nodige maatregelen om bij niet-nakoming van de in artikel 2 , lid 2 , bedoelde verplichtingen reeds uitgekeerde bedragen terug te vorderen . Zij geven de Commissie kennis van de toegepaste maatregelen en stellen haar met name geregeld in kennis van de stand van de desbetreffende administratieve of gerechtelijke procedures . 2 . De teruggekregen bedragen worden overgemaakt aan de diensten of organen die de betalingen hebben verricht en worden door deze naar rato van de communautaire financiering in mindering gebracht op de door het Fonds gefinancierde uitgaven . 3 . Wanneer het onmogelijk is de uitgekeerde bedragen terug te krijgen worden de financiële gevolgen daarvan door de Gemeenschap en door de Lid-Staten gedragen naar rato van hun financiële deelneming . 4 . De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Verordening ( EEG ) nr . 729/70 . Artikel 14 De onderhavige richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om op het door deze richtlijn bestreken gebied aanvullende steunmaatregelen te nemen , waarvan de toepassingsvoorwaarden afwijken van die welke in de richtlijn zijn vastgesteld of waarvan de bedragen de in de richtlijn vastgestelde maxima overschrijden , op voorwaarde dat die maatregelen in overeenstemming zijn met het bepaalde in de artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag . Artikel 15 Ieder jaar voor 1 augustus worden de geldende communautaire en nationale maatregelen betreffende deze richtlijn behandeld in een jaarverslag , dat de Commissie aan het Europese Parlement en de Raad voorlegt en waarvoor de Lid-Staten de Commissie de nodige documentatie verschaffen . De Raad beoordeelt de resultaten van deze maatregelen met inachtneming van het tempo van de voor het bereiken van de doeleinden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid noodzakelijke structurele ontwikkeling , het effect van de maatregelen op de harmonische regionale ontwikkeling binnen de Gemeenschap en hun financiële gevolgen . De Raad stelt eventueel volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag de desbetreffende bepalingen vast . Artikel 16 De Lid-Staten kunnen aanvullende voorwaarden stellen voor de uitvoering van de in deze richtlijn bedoelde steunmaatregelen . Artikel 17 De Lid-Staten doen de nodige maatregelen in werking treden om gevolg te geven aan het bepaalde in deze richtlijn binnen een termijn van 1 jaar te rekenen vanaf de kennisgeving . Artikel 18 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten . Gedaan te Brussel , 17 april 1972 . Voor de Raad De Voorzitter J . P . BUCHLER ( 1 ) PB nr . L 94 van 28 . 4 . 1970 , blz . 13 . ( 2 ) PB nr . 136 van 17 . 12 . 1962 , blz . 2892/62 . ( 3 ) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad .