Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CA0829

    Gevoegde zaken C-829/21 en C-129/22, Stadt Frankfurt am Main (Verlenging van een verblijfsvergunning in de tweede lidstaat) e.a.: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 juni 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hessische Verwaltungsgerichtshof (C-829/21) en door het Verwaltungsgericht Darmstadt (C-129/22) — Duitsland) — TE, RU, wettelijk vertegenwoordigd door TE (C-829/21) / Stadt Frankfurt am Main (C-829/21), EF / Stadt Offenbach am Main (C-129/22) (Prejudiciële verwijzing – Immigratiebeleid – Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen – Richtlijn 2003/109/EG – Artikel 9, lid 4, tweede alinea, artikel 14, lid 1, artikel 15, lid 4, tweede alinea, artikel 19, lid 2, en artikel 22 – Recht van onderdanen van derde landen op de status van langdurig ingezetene in een lidstaat – Toekenning door de eerste lidstaat van een “EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen” voor onbepaalde tijd – Onderdaan van een derde land die meer dan zes jaar afwezig was van het grondgebied van de eerste lidstaat – Daaropvolgend verlies van het recht op de status van langdurig ingezetene – Aanvraag tot verlenging van een verblijfsvergunning die op grond van de bepalingen van hoofdstuk III van richtlijn 2003/109/EG door de tweede lidstaat is afgegeven – Afwijzing van de aanvraag door de tweede lidstaat wegens het verlies van dit recht – Voorwaarden)

    PB C 286 van 14.8.2023, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.8.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 286/7


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 juni 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hessische Verwaltungsgerichtshof (C-829/21) en door het Verwaltungsgericht Darmstadt (C-129/22) — Duitsland) — TE, RU, wettelijk vertegenwoordigd door TE (C-829/21) / Stadt Frankfurt am Main (C-829/21), EF / Stadt Offenbach am Main (C-129/22)

    [Gevoegde zaken C-829/21 en C-129/22 (1), Stadt Frankfurt am Main (Verlenging van een verblijfsvergunning in de tweede lidstaat) e.a.]

    (Prejudiciële verwijzing - Immigratiebeleid - Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen - Richtlijn 2003/109/EG - Artikel 9, lid 4, tweede alinea, artikel 14, lid 1, artikel 15, lid 4, tweede alinea, artikel 19, lid 2, en artikel 22 - Recht van onderdanen van derde landen op de status van langdurig ingezetene in een lidstaat - Toekenning door de eerste lidstaat van een “EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen” voor onbepaalde tijd - Onderdaan van een derde land die meer dan zes jaar afwezig was van het grondgebied van de eerste lidstaat - Daaropvolgend verlies van het recht op de status van langdurig ingezetene - Aanvraag tot verlenging van een verblijfsvergunning die op grond van de bepalingen van hoofdstuk III van richtlijn 2003/109/EG door de tweede lidstaat is afgegeven - Afwijzing van de aanvraag door de tweede lidstaat wegens het verlies van dit recht - Voorwaarden)

    (2023/C 286/07)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechters

    Hessischer Verwaltungsgerichtshof en Verwaltungsgericht Darmstadt

    Partijen in de hoofdgedingen

    Verzoekende partijen: TE, RU, wettelijk vertegenwoordigd door TE (C-829/21), EF (C-129/22)

    Verwerende partijen: Stadt Frankfurt am Main (C-829/21), Stadt Offenbach am Main (C-129/22)

    Dictum

    1)

    Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011, en in het bijzonder artikel 22, lid 1, onder b), ervan,

    moet aldus worden uitgelegd dat

    een lidstaat de verlenging van een verblijfsvergunning die hij overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van deze richtlijn, zoals gewijzigd, heeft verstrekt aan een onderdaan van een derde land, kan weigeren op basis van de in artikel 9, lid 4, tweede alinea, van die richtlijn, zoals gewijzigd, bedoelde grond dat deze onderdaan, aangezien hij meer dan zes jaar afwezig is geweest van het grondgebied van de lidstaat die hem de status van langdurig ingezetene heeft toegekend, en de laatstgenoemde lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 9, lid 4, derde alinea, van die richtlijn, zoals gewijzigd, geboden mogelijkheid, het recht op deze status in die lidstaat heeft verloren, op voorwaarde dat de termijn van zes jaar uiterlijk op de datum van indiening van de aanvraag tot verlenging van die vergunning is verstreken en deze onderdaan vooraf is verzocht om het bewijs te leveren dat hij zich binnen die termijn eventueel op dat grondgebied heeft bevonden.

    2)

    Artikel 9, lid 4, tweede alinea, en artikel 22, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/109, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/51,

    moeten aldus worden uitgelegd dat

    de tweede lidstaat deze bepalingen naar behoren in nationaal recht omzet wanneer hij daaraan uitvoering geeft door middel van twee verschillende voorschriften, waarbij in het eerste voorschrift de in artikel 9, lid 4, tweede alinea, van deze richtlijn, zoals gewijzigd, bedoelde grond voor het verlies van het recht op de status van langdurig ingezetene is opgenomen, en het tweede voorschrift bepaalt dat een verblijfsvergunning die is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van die richtlijn, zoals gewijzigd, moet worden ingetrokken indien de betrokken onderdaan van een derde land zijn recht op de status van langdurig ingezetene heeft verloren in de lidstaat die deze status heeft toegekend, zonder dat dit voorschrift concreet verwijst naar een van de in artikel 9 van die richtlijn, zoals gewijzigd, genoemde gronden voor het verlies van dat recht.

    3)

    Artikel 15, lid 4, tweede alinea, van richtlijn 2003/109, zoals gewijzigd bij richtlijn 2011/51,

    moet aldus worden uitgelegd dat

    de lidstaat waarin de onderdaan van een derde land een verblijfsvergunning overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van deze richtlijn, zoals gewijzigd, of de verlenging van een dergelijke vergunning heeft aangevraagd, deze aanvraag niet kan afwijzen op grond dat deze derdelander bij zijn aanvraag geen bewijsstukken heeft gevoegd waaruit blijkt dat hij over passende huisvesting beschikt, wanneer deze lidstaat aan deze bepaling geen uitvoering heeft gegeven.


    (1)  PB C 138 van 28.3.2022.

    PB C 237 van 20.6.2022.


    Top