EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62023CN0154

Zaak C-154/23: Beroep ingesteld op 14 maart 2023 — Europese Commissie / Republiek Estland

PB C 155 van 2.5.2023, p. 45–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/45


Beroep ingesteld op 14 maart 2023 — Europese Commissie / Republiek Estland

(Zaak C-154/23)

(2023/C 155/58)

Procestaal: Ests

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Baquero Cruz en L. Maran, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Estland

Conclusies

1)

constateren dat Republiek Estland, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn (EU) 2019/1937 (1) en door die bepalingen niet ter kennis te brengen van de Commissie, de verplichtingen niet is nagekomen die op deze lidstaat rusten krachtens artikel 26, leden 1 en 3, van die richtlijn;

2)

de Republiek Estland veroordelen tot het betalen aan de Commissie van een forfaitaire som die overeenkomt met het hoogste van de volgende twee bedragen: i) 600 EUR per dag, vermenigvuldigd met het aantal dagen tussen de dag die volgt op het verstrijken van de in de richtlijn gestelde omzettingstermijn en de dag van de regularisatie van de inbreuk of — indien er geen regularisatie plaatsvindt — de dag van de uitspraak van het in deze zaak gewezen arrest; ii) een minimale forfaitaire som van 168 000 EUR;

3)

ingeval de overeenkomstig het eerste punt geconstateerde niet-nakoming blijft voortduren tot de dag waarop het arrest in deze zaak wordt gewezen, de Republiek Estland veroordelen tot het betalen aan de Commissie van een dwangsom van 2 340 EUR per dag vertraging, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak van dat arrest tot de dag waarop deze lidstaat voldoet aan de krachtens de richtlijn op hem rustende verplichtingen, en

4)

de Republiek Estland verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Commissie wordt met richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden, gezorgd voor een efficiënt stelsel ter bescherming van personen die werken bij een particuliere of publieke organisatie of die contact hebben met een dergelijke organisatie en die op bepaalde gebieden inbreuken op het Unierecht melden.

Volgens artikel 26, lid 1, van die richtlijn moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 17 december 2021 aan de richtlijn te voldoen. Overeenkomstig lid 3 van dat artikel moesten zij voorts de tekst van deze bepalingen onverwijld meedelen aan de Commissie.

Aangezien de Commissie niets had gehoord van de Republiek Estland met betrekking tot het treffen van de maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijn, heeft zij deze lidstaat op 27 januari 2022 een aanmaningsbrief doen toekomen. Daar de Republiek Estland haar niet heeft laten weten dat de richtlijn is omgezet, heeft de Commissie op 15 juli 2022 een met redenen omkleed advies gezonden aan deze lidstaat.

De Republiek Estland heeft nog geen omzettingsmaatregelen getroffen of ter kennis gebracht van de Commissie.


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB 2019, L 305, blz. 17).


Top