Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IR5656

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over Europese missies

    COR 2021/05656

    PB C 301 van 5.8.2022, p. 22–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.8.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 301/22


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over Europese missies

    (2022/C 301/05)

    Rapporteur:

    Markku MARKKULA (FI/EVP), voorzitter van de regioraad van Helsinki

    Referentiedocument:

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende Europese missies

    COM(2021) 609 final

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR),

    1.

    is ingenomen met de EU-missies, als gecoördineerde inspanning van de Commissie om de nodige middelen voor financieringsprogramma’s, beleid, regelgeving en andere activiteiten te bundelen om publieke en particuliere actoren te mobiliseren en te activeren, zodat zij samen een reëel en blijvend effect sorteren om nieuwe oplossingen en benaderingen ingang te doen vinden in de maatschappij. Het CvdR benadrukt de noodzaak van een inclusieve aanpak waarbij de EU-missies, samen met het cohesiebeleid voor de hele EU en alle andere financieringsinstrumenten van de EU moeten worden ingezet ter bevordering van territoriale cohesie en ter verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen.

    2.

    Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) benadrukt (1) dat, met het oog op de Conferentie over de toekomst van Europa, de Europese missies, als een nieuw en essentieel instrument voor het aanpakken van de grote maatschappelijke uitdagingen, een echte test zijn voor de impact en geloofwaardigheid van de EU. Zij moeten over een brede legitimiteit en groot draagvlak beschikken. Zoals de Europese Commissie heeft benadrukt, is de rol van steden en regio’s met al hun belanghebbenden en burgers van cruciaal belang voor het verwezenlijken van de ambitieuze doelstellingen van de EU-missies.

    3.

    Het CvdR herinnert aan zijn steun (2) voor de uitvoering van de EU-missies als moedige stap om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan en onderstreept dat er een doeltreffend systeem van multilevel governance moet komen om een combinatie van de EU-missies met lokale en regionale ontwikkelingsstrategieën, strategieën voor slimme specialisatie, de COVID-19-herstelmaatregelen en de innovatiefinanciering via de structuurfondsen mogelijk te maken.

    4.

    Het CvdR dringt er bij de belangrijkste besluitvormers in de EU en de lidstaten op aan snel en doortastend te reageren op de situatie in Oekraïne, ook bij de lancering van de EU-missies, met name de missie die verband houdt met steden. De financieringscriteria in het kader van NextGenerationEU en andere publieke financieringsbronnen moeten er op flexibele wijze op gericht zijn dat een deel van de activiteiten van de stedengerelateerde EU-missie bijdraagt tot een versnelling van de Europese energietransitie. Zij moeten publiek-privaat onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe oplossingen voor energiesystemen ondersteunen. Met name kunnen steden en andere overheidsactoren, samen met bedrijven, innovatieve overheidsopdrachten benutten om de uitrol van hernieuwbare energiebronnen te versnellen en duurzame, innovatieve energieoplossingen te ontwikkelen ter vervanging van de fossiele brandstoffen die nu door de EU-landen van Rusland worden gekocht.

    5.

    Het is positief dat in de mededeling over Europese missies (3) terdege wordt erkend dat de lokale en regionale overheden een belangrijke rol spelen bij het opzetten en uitvoeren van Europese missies, alsook in de communicatiefase.

    6.

    In het licht van de cocreatie van kennis en knowhow moet de uitvoering van de EU-missies in de dagelijkse werkzaamheden van steden en regio’s worden verankerd, met een nadruk op de ontwikkeling en vernieuwing van processen. Dit zal leiden tot systematische synergieën met EU-cohesiebeleid, het gebruik van structuurfondsen en andere specifieke instrumenten. Ook zal hierdoor het potentieel van de regio’s en lokale gemeenschappen en de rol van gemeenten bij de verwezenlijking van de beoogde transities beter uit de verf komen.

    De EU-missies als ambitieus nieuw instrument voor het aangaan van grote maatschappelijke uitdagingen

    7.

    Het CvdR wijst erop dat de EU-missies bedoeld zijn als “nieuw” en “essentieel” instrument, zoals de Europese Commissie heeft gesteld: de EU-missies zijn een nieuwe manier om concrete oplossingen aan te dragen voor een aantal van onze grootste uitdagingen; zij zullen tegen 2030 concrete resultaten en impact opleveren door middel van een nieuwe rol voor onderzoek en innovatie, in combinatie met nieuwe vormen van governance en samenwerking, en ook door burgerparticipatie (4).

    8.

    Het Comité wijst erop dat elke EU-missie over een duidelijk stappenplan moet beschikken en gepaard moet gaan met de ontwikkeling van een systemische nieuwe multigovernanceaanpak en methodologieën met betrekking tot experimenten, prototyping, toezicht en het opschalen van activiteiten op alle bestuursniveaus. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van actiepakketten op zowel EU- als op regionaal/lokaal niveau en aan een doeltreffende verspreiding ervan in alle stadia van planning en uitvoering. Dit vereist de betrokkenheid en inzet van lokale en regionale overheden en partnerschappen voor het delen van ervaringen op het gebied van doeltreffende innovatieve governance.

    9.

    In het kader van de missies moet er financiering naar het lokale en regionale niveaus vloeien, zodat er gezamenlijk alternatieve doorbraken kunnen worden geforceerd in veel “vastgelopen situaties” die maar al te vaak vooruitgang bij het vinden van nieuwe oplossingen en het bewerkstelligen van resultaten in de weg staan. Dit vereist nieuwe Europese partnerschappen op basis van lokale en regionale belangen die in strategieën voor slimme specialisatie zijn omschreven. De EU-missies zouden gebruik moeten maken van de ervaringen die in het kader van het gezamenlijke proefproject “partnerschappen voor regionale innovatie” van het CvdR en het JRC zullen worden opgedaan.

    10.

    In de EU-missies zou de nadruk moeten liggen op vooruitgang in de richting van menselijkheid en op het centraal plaatsen van de mens, waarbij duurzaamheid in al haar dimensies — ecologisch, economisch, sociaal en cultureel — de drijvende kracht is achter de veranderingen die nodig zijn voor het verwezenlijken van de ambitieuze doelstellingen van de EU-missies. De levenskwaliteit kan alleen worden verbeterd door bewust samen te werken in complexe entiteiten. In dit verband moeten we een beter evenwicht vinden tussen materieel en immaterieel welzijn in Europa en wereldwijd. De natuur maakt het mogelijk om op deze planeet te leven. De menselijke afhankelijkheid van de natuur moet worden aanvaard.

    11.

    EU-missies moeten leiden tot de cocreatie van nieuwe werkwijzen. De ontwikkeling vereist dat alle actoren nieuwe vaardigheden verwerven, waarbij technologie en onderzoek worden gecombineerd met een mensgerichte aanpak, de groene en de digitale transitie worden aangegaan, en toegang tot de nodige middelen wordt gewaarborgd. Een en ander is van essentieel belang voor de totstandbrenging van goed functionerende regionale en lokale ecosystemen voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI) die nieuwe innovatieve kennisbruggen slaan tussen vooraanstaande Europese actoren die kennis genereren en regionale en lokale levende laboratoria en andere proefcentra, evenals demonstratieactiviteiten zoals gidsprojecten. Dit moet alle steden en regio’s in staat stellen benchlearningprocessen en peer networking op te zetten om de concepten en oplossingen van pioniers inzake slimme en duurzame praktijken zelf te kunnen toepassen.

    12.

    Regionale en lokale governance, prognose en toenemende RDI-investeringen zijn de hoekstenen van de portefeuilles van EU-missies, die bestaan uit deskundig geplande acties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Onderlinge afstemming van de EU-missies komt de samenwerking, motivatie en slagkracht ten goede, oftewel versterkt het concurrentievermogen door gezamenlijk te werken aan nieuwe portefeuilles en acties. Onderlinge afstemming wil zeggen dat er binnen verschillende systemen tal van parallelle stappen worden gezet en multigovernanceactiviteiten worden ondernomen. Hiervoor moeten zowel publieke als particuliere financiële instrumenten worden ingezet, en er moet met name steun worden verleend aan minder ontwikkelde regio’s, zodat alle regio’s worden aangemoedigd hun RDI-systemen te verbeteren en bij te dragen aan de uitvoering van de EU-missies.

    13.

    Het CvdR wijst erop dat het, dankzij zijn ervaring met zijn zes commissies en campagnes zoals Green Deal Going Local en het netwerk van Europese Ondernemende Regio’s, een belangrijke bijdrage te leveren heeft aan de uitvoering van EU-missies, en merkt op dat het van nature een platform biedt voor samenwerking met de publieke en de particuliere sector, het bedrijfsleven, de dienstensector en de burgers.

    De rol van steden en regio’s in EU-missies

    14.

    Het CvdR benadrukt dat het — overeenkomstig het gezamenlijke actieplan dat commissaris Mariya Gabriel en het CvdR in 2020 hebben ondertekend — samen met de lidstaten en de Europese regio’s en steden bereid is om een actieve rol te spelen bij de cocreatie van een multilevelgovernancesysteem teneinde de doelstellingen van EU-missies te verwezenlijken. Maatregelen om de noodzakelijke ontwikkeling te waarborgen zullen gebaseerd zijn op regionale plaatsgebonden innovatie-ecosystemen en strategieën voor slimme specialisatie (S3/S4).

    15.

    Het CvdR kan invloed uitoefenen op de algemene processen van EU-missies, beleidsmakers informeren, regio’s en steden mobiliseren om op verschillende manieren een actieve bijdrage te leveren enz. De plannen van EU-missies hebben een krachtige regionale en lokale plaatsgebonden dimensie en de uitvoeringsmechanismen omvatten voorstellen die regio’s en steden — en hun RDI-ecosystemen — een centrale plaats geven. Het CvdR kan dus uitgebreid met alle partners samenwerken om ervoor te zorgen dat dit nieuwe bottom-upbeleidsinstrument het gewenste effect sorteert.

    16.

    Het CvdR is bereid om, met de inzet van alle CvdR-commissies die voor de verschillende thema’s bevoegd zijn, bij te dragen tot de mobilisatie van zo veel mogelijk steden en regio’s om ervoor te zorgen dat de EU-missies op regionaal en lokaal niveau worden gesteund door:

    a)

    voorlichtingscampagnes, rechtstreekse dialogen en andere gezamenlijke open en interactieve participatieprocessen uit te voeren die gericht zijn op verschillende doelgroepen, waaronder ook personen onder de 18 jaar;

    b)

    ervoor te zorgen dat pioniersgemeenschappen zich aanmelden om innovatieve oplossingen in hun concrete omstandigheden te testen;

    c)

    ervoor te zorgen dat de bij de demonstratie betrokken gemeenschappen bijdragen aan de grootschalige uitrol van innovatieve oplossingen en verspreiding van de beste oplossingen, zodat deze in heel Europa kunnen worden toegepast;

    d)

    ervoor te zorgen dat de Europese verscheidenheid van regio’s, met hun diverse gemeenschappen van belanghebbenden en burgers, een grote rol speelt bij de uitvoeringsactiviteiten van de missies.

    17.

    Het CvdR verzoekt de lidstaten de uitvoering van de EU-missies te ondersteunen door synergieën met nationale en regionale programma’s tot stand te brengen en de toegang tot EU- en nationale financiering te vergemakkelijken.

    18.

    Er moet voor worden gezorgd dat alle stedelijke en plattelandsgebieden en regio’s (toppresteerders, gemiddelde presteerders en achterblijvers) over voldoende capaciteit beschikken en de vaardigheden in huis hebben om te innoveren in hun gemeenschappen en dat zij worden ondersteund door relevante leerprocessen die hen ook in staat stellen te fungeren als platforms voor meerdere actoren omvattende dienstverleners die anderen ondersteunen, waaronder alle groepen actoren. Lokale/regionale waardecreatieprocessen moeten worden beheerd op het niveau van efficiënte, op samenwerking gebaseerde waardeketens en -stromen om de ecosystemen verder te ontwikkelen.

    19.

    Voor het bereiken van de ambitieuze doelstellingen geldt als absolute voorwaarde dat besluitvormers, ambtenaren en innovatieprofessionals de nodige vaardigheden opdoen om te kunnen fungeren als aanjagers van verandering met het oog op de verwerving van nieuwe kennis en vaardigheden. De drie cruciale processen zijn:

    a)

    de operationele leerprocessen van steden en regio’s, met de nadruk op het integreren van missiegerelateerde activiteiten in andere lokale activiteiten, als onderdeel van de reguliere strategische en operationele besluitvorming;

    b)

    het motiveren en ondersteunen van bedrijven en onderzoeksinstellingen, universiteiten, beroepsopleidingscentra en hun plaatsgebonden en thematische ecosystemen om bij te dragen aan het samen zoeken naar nieuwe innovatieve en grensverleggende oplossingen, en

    c)

    het gebruik van nieuwe inclusieve innovatiemethoden.

    De middelen die hiervoor worden ingezet, zijn onder andere breed opgezette partnerschappen, innovatieve overheidsopdrachten, snel ontwikkelde prototypes en het experimenteren met nieuwe oplossingen.

    20.

    Het CvdR wijst erop dat er beproefde processen bestaan, maar dat deze de inzet van individuele steden en regio’s en specifieke samenwerking via de teams van EU-missies vereisen. De toewijzing van middelen aan EU-brede partnerschappen zal de verwerving van deze kritieke factoren in een groot aantal Europese steden en regio’s stimuleren. Verschillende bestaande EU-instrumenten, zoals het JRC, Interreg, initiatieven voor gezamenlijke programmering (GPI’s) en de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIC’s) van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) kunnen in dit verband een cruciale rol spelen.

    21.

    Alle financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van missieactiviteiten, met name op lokaal en regionaal niveau, moeten tegen het licht worden gehouden. Regio’s en steden hebben niet gemakkelijk toegang tot de Horizon 2020-fondsen, die nog niet voldoende zijn afgestemd op de nieuwe strategische doelstellingen van de EU-missies. Veel regio’s ondervinden aanzienlijke moeilijkheden bij hun toegang tot de fondsen, als gevolg van meervoudige oproepen, zeer gespecialiseerde criteria en complexe systemen. Zo hebben veel regio’s problemen met de financiering van de bijscholing van hun arbeidskrachten om de groene transitie, die essentieel is in de EU-missies, te versnellen. Dit vergt een herziening om de toegang tot EU-middelen te vereenvoudigen.

    Richtsnoeren voor een impactvollere uitvoering van EU-missies

    22.

    Het CvdR benadrukt dat er dynamische partnerschappen tussen de EU-missies en de bij de demonstratie betrokken steden en regio’s tot stand moeten worden gebracht, deels in de vorm van geformaliseerde onderlinge regelingen maar ook deels flexibel, om de impact van de essentiële taken en de werkzaamheden van de decentrale actoren in heel Europa te vergroten.

    23.

    Het CvdR is voorstander van flexibiliteit en legt de nadruk op de actieve conceptuele ontwikkeling van de overeenkomsten met steden en regio’s die in de uitvoeringsplannen van de EU-missies worden voorgesteld.

    24.

    Het stelt voor een EU-missielabel in te voeren voor steden en regio’s die als pioniers en ondersteuners van de groene en digitale transitie in Europa hun verantwoordelijkheid nemen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van EU-missies en het verspreiden van de resultaten van hun innovatieve oplossingen, en dringt erop aan lering te trekken uit reeds bestaande praktijken, zoals het Burgemeestersconvenant.

    25.

    Het CvdR stelt verschillende manieren voor om het EU-missielabel te gebruiken om synergieën te creëren met andere relevante EU- en aanverwante initiatieven, met gebruik van financiële instrumenten zoals het InvestEU-fonds, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, de interregionale innovatie-investeringen I3, Interreg Europa, de Connecting Europe Facility, Digitaal Europa, EU4Health, de EIB en het EIT. Het CvdR stelt voor een EU-wijd systeem in het leven te roepen waarbij zowel de EU als de lidstaten het EU-missielabel gebruiken om de aanvraagprocedures te vereenvoudigen. Het label moet de toegang tot EU- en nationale financiering vergemakkelijken ter ondersteuning van acties op lokaal en regionaal niveau om de ambitieuze doelstellingen van EU-missies te verwezenlijken, en tegelijkertijd de lokale en regionale procedures verbeteren.

    26.

    EOR-hubs kunnen op lokaal en regionaal niveau een van de meest doeltreffende instrumenten zijn om regionale O&I-strategieën, met inbegrip van strategieën voor slimme specialisatie (S3/S4), af te stemmen op nationale en Europese strategieën, de EOR, Horizon Europa en de EU-missies. De EOR-hubs kunnen op die manier bijdragen tot het ontstaan van structurerende projecten die in het bijzonder bijdragen tot de EU-missies, waarbij de verschillende financieringsbronnen waarover zij beschikken worden gemobiliseerd. Het zou daarom nuttig zijn om het EU-missielabel waar mogelijk te koppelen aan de EOR-hubs.

    27.

    Het CvdR herinnert aan de noodzaak dat er doeltreffende procedures voor kennisbeheer komen en worden gebruikt, zodat EU-missies kunnen worden uitgevoerd met de beste kennis die wereldwijd en op regionaal niveau beschikbaar is, met inachtneming van de ethische criteria van de nieuwe internationaliseringsstrategie voor onderzoek en innovatie van de Commissie. Om de resultaten te benutten en op grote schaal te verspreiden, moeten Horizon Europa en andere instrumenten dynamischer worden waar het aankomt op het testen en het ontwikkelen van prototypen in reële omgevingen.

    28.

    Missies moeten worden uitgevoerd op basis van een open en participatief proces waarbij alle relevante belanghebbenden op lokaal, regionaal, Europees en mondiaal niveau worden betrokken (5). Met name de participatie van de regio’s, gemeenten en burgers zal van cruciaal belang zijn voor een succesvolle uitvoering van EU-missies. In dit verband moet in het kader van elke missie worden gezorgd voor een rechtstreekse dialoog met de belanghebbenden. Het CvdR is bereid om de EU-missies krachtig te ondersteunen.

    29.

    De experimenten en demonstraties in het kader van EU-missies moeten gericht zijn op het organiseren van activiteiten die de grenzen van de wetenschap verleggen, het beheersen van geavanceerde technologieën en het combineren van digitale, fysieke, ecologische en biologische innovaties. Hierbij is het zaak de resultaten regelmatig te evalueren en op het hoogste niveau te delen. De strategieën voor slimme specialisatie moeten, als concepten voor regionale samenwerking met het bedrijfsleven en het onderzoeksveld, een prominente plaats krijgen in EU-missies.

    Het cruciale belang van prognoses en maatschappelijke innovaties voor en door EU-missies

    30.

    Het CvdR benadrukt dat de uitdagingen complex zijn en dat slechts een deel van de noodzakelijke wetenschappelijke en technologische kennis voorhanden is. Om de doelstellingen te bereiken, is er onder meer behoefte aan uitgebreide prognoseactiviteiten, meer investeringen in O&O, prototyping in reële omstandigheden, experimenten en de verspreiding van resultaten.

    31.

    Het Comité erkent dat onderzoek aanzienlijke mogelijkheden biedt voor alle soorten innovaties en het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen. Het dringt in dit verband aan op politieke besluitvorming die over het algemeen beter empirisch onderbouwd is, voldoende ondersteuning voor onderzoek biedt en gericht is op het creëren van gunstige voorwaarden voor maatschappelijke innovaties en de snelle vertaling daarvan in concrete methoden en processen.

    32.

    Het CvdR herinnert eraan dat de ambitieuze doelstellingen van de EU-missies alleen kunnen worden verwezenlijkt indien doeltreffende leerprocessen worden ondersteund voor beleidsmakers, managers, deskundigen en burgers in regio’s en organisaties. De van Europese steden en regio’s uitgaande concepten moeten worden toegesneden op de situatie in de regio, door middel van een systematische professionele ontwikkeling die is verankerd in lokaal leren in de praktijk voor allen.

    33.

    Het CvdR benadrukt dat de EU-missies zich moeten richten op het benutten van het potentieel van immateriële activa en intellectueel kapitaal. De integratie van deze kennis in de beleidsvorming, met name met het oog op de totstandbrenging van slimme steden waarin de mens centraal staat en de nadruk ligt op duurzaamheid, kan van nut zijn om investeringen in menselijk kapitaal, structureel kapitaal, relationeel kapitaal en RDI in het algemeen te mobiliseren.

    34.

    Het CvdR benadrukt dat het van belang is om actie te ondernemen op basis van de kernboodschappen van het Europese O&O- en technologiebeleid, in overeenstemming met het EU-verslag inzake strategische prognose 2021 (6) en met name de volgende bevindingen:

    a)

    de komende decennia zullen worden gekenmerkt door een toenemende herverdeling van wereldmacht, waarbij het geo-economische zwaartepunt naar het oosten zal verschuiven;

    b)

    de EU concurreert wereldwijd om het “pioniersvoordeel” bij de vaststelling van normen;

    c)

    de EU moet zich sterker positioneren wat betreft de ontwikkeling en productie van inclusieve technologieën van de volgende generatie;

    d)

    behalve door specifieke technologieën kan de transformatie ook door hyperconnectiviteit worden gestimuleerd;

    e)

    kritieke grondstoffen zijn van essentieel belang voor de twee transities van de EU;

    f)

    de digitale soevereiniteit van de EU zal afhangen van de capaciteit om gegevens op te slaan, te extraheren en te verwerken, en tegelijkertijd te voldoen aan de vereisten van vertrouwen, beveiliging en grondrechten;

    g)

    de strategische autonomie van Europa moet worden bevorderd;

    h)

    met behulp van een slimme mix van industrie-, onderzoeks- en handelsbeleid in combinatie met internationale partnerschappen kan voor een duurzame en gevarieerde toelevering worden gezorgd.

    35.

    Het CvdR wijst erop dat, bij het implementeren van concrete maatregelen, de technologische ontwikkeling beter moet worden afgestemd op de sociaal-economische ontwikkelingen en moet plaatsvinden in reële omstandigheden, zodat de resultaten snel kunnen worden benut en opgeschaald.

    36.

    Het CvdR stelt voor de interinstitutionele samenwerking van de EU op het gebied van prognose te versterken, met specifieke taken voor het JRC, de onderzoeksdiensten van het Europees Parlement en het CvdR. Het stelt voor om op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau na te denken over het opzetten van participatieve activiteiten op het gebied van burgerwetenschap (“Citizen Science”) voor het grote publiek en vooral voor jongeren, met name studenten in het hoger en middelbaar onderwijs, voor ondernemers en voor de beleidsvorming, door commissies voor de toekomst in het leven te roepen die zich richten op prognose en de evaluatie van technologie.

    Nieuwe aanpak van het technologie- en O&O-beleid in het kader van EU-missies

    37.

    Het CvdR onderstreept dat maatschappelijke en gedragsveranderingen ter ondersteuning van de doelstellingen van EU-missies inclusief en positief moeten zijn, waarbij uitgebreide prototyping en experimenten als methodologische aanpak worden gebruikt.

    38.

    Het wijst erop dat onderzoek en innovatie centraal staan in de EU-missies. De complexe maatschappelijke uitdagingen kunnen alleen worden aangepakt door meer te investeren in RDI. Uit studies van de Europese Onderzoeksruimte (EOR) en van de industrie komt duidelijk naar voren (7) dat de EU een achterstand heeft op haar voornaamste mondiale concurrenten wat betreft de O&O-intensiteit van de bedrijven, met name in hightechsectoren, en wat betreft de schaalvergroting van innovatieve kmo’s, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de productiviteit, het scheppen van werkgelegenheid en het concurrentievermogen.

    39.

    Het CvdR is het eens met de EOR-doelstellingen (8) om het herstel van Europa te stimuleren en de groene, digitale en sociale transitie te ondersteunen door het op innovatie gebaseerde concurrentievermogen te versterken en de technologische onafhankelijkheid op belangrijke strategische gebieden te bevorderen (bv. artificiële intelligentie, robotica, cyberbeveiliging, data-ecologieën, micro-elektronica, kwantumcomputing, 5G, batterijen van de volgende generatie, hernieuwbare energie, waterstoftechnologieën, emissieloze omgevingen, slimme mobiliteit enz.) overeenkomstig het model van open strategische autonomie.

    40.

    Het CvdR dringt aan op een vraaggericht beleid inzake koolstofneutraliteit, waarbij de koolstofvoetafdruk en -handafdruk als criteria voor duurzame overheidsopdrachten worden gehanteerd. Naast de koolstofvoetafdruk wijst het Comité op het belang van de koolstofhandafdruk, een nieuwe manier om klimaateffecten te creëren en te berekenen door de positieve impact van klimaatvriendelijke producten en diensten aan te tonen (9).

    41.

    Het CvdR is voorstander van industriële RDI-maatregelen inzake de koolstofhandafdruk door middel van nieuwe, uitgebreide producten en systemen, alsmede andere innovatieve oplossingen die van essentieel belang zijn voor het verwezenlijken van klimaatdoelstellingen, en wijst erop dat zonder beduidend snellere innovatie op het gebied van schone energie de doelstelling van klimaatneutraliteit niet kan worden bereikt;

    42.

    ook is er behoefte aan nieuwe technologie. Het verslag van het Internationaal Energieagentschap (IEA) (10) bevat analytisch bewijs dat 25 % van de koolstofreductie die nodig is om het wereldklimaat op een duurzaam pad te brengen, afkomstig zal zijn van uitontwikkelde technologieën. Daarentegen zal 41 % van de benodigde technologie afkomstig zijn van nieuwe technologieën die zich in de vroege invoeringsfase bevindt, en 34 % van technologie die zich in de demonstratie- of prototypefase bevindt, of van technologie die nog niet is ontwikkeld.

    43.

    Het CvdR wijst op het belang en de complexiteit van het meten van broeikasgasemissies. Bij de huidige metingen van broeikasgassen worden in principe alleen de groepen 1 en 2 in aanmerking genomen. Door ook groep 3 mee te nemen kunnen de streefcijfers voor een netto-negatieve en netto-nul-uitstoot worden gehaald. Onder groep 3 vallen alle andere indirecte emissies die zich in de gehele waardeketen voordoen.

    44.

    EU-missies spelen een centrale rol in de prioriteiten van de Unie om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken. De Europese Commissie heeft de proeffase van het EOR-hubsinitiatief gelanceerd, bedoeld om de regionale samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van RDI te vergemakkelijken en zo de waarde van kennisproductie, -circulatie en -gebruik te optimaliseren. Het CvdR zou graag zien dat wordt nagegaan in hoeverre de EU-missies de EOR-hubs kunnen gebruiken als instrument om lokale en regionale ecosystemen voor onderzoek en innovatie met elkaar te verbinden en om in de proeffase van de EOR-hubs actief samen te werken met lokale en regionale besluitvormers om een concreet partnerschap tot stand te brengen.

    45.

    Het CvdR wijst erop dat het systeem van EOR-hubs ontbrekende elementen probeert toe te voegen aan het EOR-landschap en de Europese Onderwijsruimte om in heel Europa sterke Europese kennismaatschappijen te creëren met het oog op een snellere transitie van samenlevingen naar groene, duurzame en digitale groei. Het netwerk van EOR-hubs zorgt er idealiter voor dat lokale en regionale RDI-ecosystemen een integraal onderdeel worden van het pan-Europese RDI-ecosysteem.

    46.

    Het CvdR vindt het een goede zaak dat er ook lokaal een actieve bijdrage kan worden geleverd aan een geïntegreerde uitvoering van de EOR-hubs, aan andere experimenten met regionale ecosystemen en, in het kader van de EU-missies, aan experimenten, snelle prototyping, testen, demonstraties en opschaling van de doeltreffendheid van onderzoek en innovatie in steden en regio’s.

    47.

    Het CvdR erkent dat het combineren van verschillende regionale en lokale inzichten, ideeën en lessen van essentieel belang is om een pan-Europese aanpak van innovatieve acties tot stand te brengen. Het is van wezenlijk belang dat steden en regio’s, en ook de vijf EU-missies, van elkaar leren. Het CvdR beveelt aan om op korte termijn een netwerk voor co-learning op te zetten aan de hand waarvan essentiële inzichten over zowel het proces als de inhoud kunnen worden gedeeld met en toegepast door andere steden en regio’s, alsook door andere EU-missies en in heel Europa.

    48.

    Het CvdR dringt erop aan dat in de conclusies van de Raad over de Europese missies die tijdens het Franse voorzitterschap zullen worden gepubliceerd ook de gelegenheid wordt geboden om het concept van EOR-hubs, waarop de missies moeten steunen om met succes te worden verankerd op lokaal en regionaal niveau, te versterken. In deze conclusies moet ook worden gewezen op het belang van onderzoeksinfrastructuur, die door steden en regio’s sterk wordt ondersteund en cruciaal is voor de inzet van de EU-missies.

    49.

    Het CvdR is van mening dat implementatie van de reeds overeengekomen missies weliswaar prioriteit heeft, maar dat de mogelijkheid van eventuele nieuwe missies wanneer zich belangrijke nieuwe collectieve uitdagingen voordoen steeds in gedachten moet worden gehouden. Na de oprichting van de EU-autoriteit voor paraatheid en respons inzake noodsituaties op gezondheidsgebied (HERA) dringt de vraag zich op of er niet een nieuwe missie moet worden gewijd aan de voorbereiding van Europese samenlevingen op het omgaan met gezondheidsbedreigingen en -crises, wat een hele uitdaging is gezien het systemische en transversale karakter ervan en de vele betrokken partijen.

    De ervaring van het CvdR: synergieën tussen EU-missies en andere belangrijke beleidsinstrumenten

    50.

    Het CvdR benadrukt dat de EU-missies moeten voortbouwen op de ervaringen en kennis die met de bestaande EU-initiatieven en -programma’s zijn opgedaan, teneinde synergieën te creëren. Systemische verandering vergt de gezamenlijke totstandbrenging van transformerende ecosystemen die gebaseerd zijn op leren en RDI, alsook op interdisciplinaire wetenschappelijke en operationele synergie in heel Europa en tussen alle vijf EU-missies.

    51.

    Het CvdR wijst erop dat er meer bereidheid moet zijn om openlijk samen te werken en dat de lokale samenwerking en Europese partnerschappen moeten worden uitgebreid met het oog op het streven naar een nieuwe, duurzame toekomst voor Europa waarin de mens centraal staat. Er ligt een groot potentieel op lokaal en regionaal niveau in alle delen van Europa. Snelheid is essentieel. De grote maatschappelijke uitdagingen moeten in de komende jaren worden aangepakt. Kennis en leren zijn daarbij van cruciaal belang.

    52.

    Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de stappen in de uitvoering van de EU-missies door de steden en regio’s, met een ondersteunende rol voor het CvdR, waaronder multilevel governance, financiering en succesvolle verwezenlijking van de ambitieuze doelen door ze op doeltreffende wijze te integreren in het O&O-beleid van de EU, met name de slimme-specialisatiestrategieën (S3/S4), de EOR-hubs, het Nieuw Europees Bauhaus en andere relevante initiatieven, programma’s en instrumenten in het kader van het EU-beleid op meerdere niveaus.

    53.

    Het CvdR verbindt zich ertoe om in samenwerking met het JRC opleidingsactiviteiten te organiseren ter ondersteuning van de activiteiten van de EU-missies in het kader van de initiatieven “City Science” en “Science Meets Regions”, en in dit verband activiteiten met een brede impact te bevorderen en de resultaten van de EU-missies te verspreiden. Kortetermijnmaatregelen bieden geen adequaat antwoord op de werkelijke behoeften. Een voorbeeld van een nuttige activiteit is de ondersteuning van de oprichting van een netwerk van regionale “toekomstcentra” ter stimulering van de creativiteit en de ondernemingsgeest, en de koppeling hiervan aan het Nieuw Europees Bauhaus, de werkzaamheden van de VN inzake de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en de Futures Literacy Labs van Unesco, om de duurzaamheid van de initiatieven op zowel korte als lange termijn te waarborgen.

    54.

    De samenwerking met Europese netwerken die zich inzetten voor de bevordering van RDI bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen, waaronder EUA, Earto en Errin, moet worden verdiept. Daarnaast moet elke EU-missie doeltreffend samenwerken met haar themaspecifieke netwerken, zoals CEMR, Eurocities en CPMR. Het CvdR werkt uitgebreid samen met al deze netwerken van belanghebbenden om ervoor te zorgen dat de EU-missies het gewenste effect sorteren als nieuw bottom-upbeleidsinstrument.

    55.

    Het CvdR benadrukt het belang van het verbeteren van de capaciteit van regio’s en steden om financiering voor EU-missies aan te vragen en gebruik te maken van de ervaring die is opgedaan met door de EU gefinancierde, grootschalige initiatieven zoals het European Network of Living Labs (ENoLL), het Vanguard-initiatief, Digitalising Cities, Open & Agile Smart Cities, City Science Initiative en Living-in.EU (de Europese weg naar digitale transformatie in steden en gemeenten). Dit zal de veerkracht, het reactievermogen en de actieve deelname van steden en regio’s aan Europese hervormingen ten goede komen en de participatie van burgers in de hele EU versterken. Dit zal op zijn beurt het effect van EU-initiatieven vergroten en zorgen voor een bredere en eerlijkere verdeling van de middelen, zodat de omstandigheden overal beter geschikt zijn om financiering uit EU- en niet-EU-bronnen aan te trekken en de voorhoede op het gebied van ontwikkeling te bereiken.

    Missiespecifieke aanbevelingen

    56.

    Het CvdR benadrukt het belang van samenwerking tussen de verschillende missies op alle bestuursniveaus. De EU-missies hebben samen een duidelijk doel voor ogen, nl. het streven naar een duurzame slimme toekomst, die kan worden bereikt door cocreatie en op RDI gebaseerde oplossingen:

    aanpassing aan de klimaatverandering: beheersing van overstromingen, bosbranden en andere rampen, op de natuur gebaseerde oplossingen, klimaatbestendigheid van kritieke infrastructuur, monitoring- en waarschuwingssystemen in verband met de gevolgen voor de volksgezondheid;

    kanker: gezondheid in het algemeen, meer preventieve maatregelen, met name door gezonde leefgewoonten te promoten;

    oceanen en water: bescherming en herstel van aquatische ecosystemen, vermindering van verontreiniging en klimaatneutraal maken van de blauwe economie;

    klimaatneutrale steden: vooruitgang op het gebied van sectoroverschrijdende milieu-, infrastructuur- en industriële oplossingen die bijdragen aan de klimaatneutraliteit van steden;

    bodem: voorkomen van verontreiniging door landgebruik en onder alle omstandigheden beschermen van gezond zoet grondwater.

    57.

    Het CvdR stelt de volgende missie-specifieke activiteiten voor om de impact van de EU-missie te vergroten:

    a)   Aanpassing aan de klimaatverandering

    Het CvdR benadrukt dat de missie inzake “Aanpassing aan de klimaatverandering” een essentiële algemene rol moet spelen, met name wat betreft prognoses en het motiveren van alle actoren in Europa om actief bij te dragen aan de Europese missies. Deze missie moet gericht zijn op sociale en maatschappelijke bewustwording en op het creëren van een breed draagvlak voor grootschalige systematische oplossingen. Zij moet met name de uitdagingen van de groene transformatie van industrie, huisvesting en mobiliteit aanpakken. De verliezen als gevolg van klimaatverandering bedragen nu al gemiddeld 12 miljard EUR per jaar. De EU moet macrobudgettaire klimaatanalyses maken en, parallel aan de mitigatiemaatregelen, overtuigen van snellere adaptatiemaatregelen. Bij de bescherming van de bevolking tegen klimaatverandering moet er ook oog zijn voor sociale en cohesieaspecten.

    b)   Kanker

    Het CvdR wijst op het belang van wereldwijd toponderzoek en moedigt onderzoekers en innovators aan om de Europese en sectoroverschrijdende samenwerking tussen belanghebbenden te intensiveren met het oog op het welslagen van deze missie. Het CvdR benadrukt het belang van de uitbreiding van HPV-vaccinatie en biobanking en van de toegang tot de meest innovatieve therapieën, alsook het belang van de verspreiding van goede praktijkvoorbeelden onder landen en regio’s. Een van de grootste uitdagingen is de ongelijke toegang tot kankerzorg tussen en binnen de EU-landen en -regio’s, en de ongelijke levenskwaliteit van de patiënten. Het verbeteren van de toegang tot vroegtijdige screening, nieuwe diagnostische instrumenten en innovatieve kankerbehandelingen in de Europese landen en regio’s is dan ook van vitaal belang en vereist investeringen in infrastructuur, apparatuur, digitalisering van de gezondheidszorg, zorgpersoneel en nieuwe zorgmodellen. Een andere uitdaging is de toegang tot betaalbare behandelingen en medische producten, evenals de kwaliteit van de individuele ondersteuning van patiënten en sociale innovatie ter ondersteuning van verzorgers.

    c)   Onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen

    Het CvdR wijst erop dat het gezond maken van oceanen en wateren en het veiligstellen van de zoetwatervoorziening wereldwijd van prioritair belang zijn, zowel op korte als op lange termijn. De verontreinigingsproblemen kunnen alleen worden opgelost in internationaal verband: door zich samen te ontfermen over wateren als de Middellandse Zee, de Atlantische Oceaan, de Oostzee, de Zwarte Zee en de Donau, en de samenwerking tussen regio’s te intensiveren. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het arctische gebied. Het CvdR zou graag zien dat de zee en de wateren een nieuwe gemeenschappelijke ambitie worden die centraal staat bij een nieuw elan voor het Europese project. De specifieke focus op onderzoek en schone watertechnologieën en een efficiëntere watervoorziening is van vitaal belang voor de missie, alsook voor de blauwe-oceaaneconomie, met de nadruk op ondernemerschap, duurzaam toerisme, het koolstofvrij maken van het zeevervoer en mariene hernieuwbare energie. Hierdoor zullen nieuwe, uitgebreide mogelijkheden ontstaan voor grensoverschrijdende en “out-of-the-box”-samenwerking tussen bedrijven. Het CvdR benadrukt dat steden en regio’s moeten worden gemobiliseerd om Europese netwerken op te zetten die lokale maritieme innovatie-ecosystemen samenbrengen rond waardeketens en innovaties tot stand brengen in de maritieme industrie.

    d)   Klimaatneutrale en slimme steden

    Het CvdR wijst erop dat Europa actieve voortrekkerssteden nodig heeft om samen nieuwe urgente oplossingen te vinden en de resultaten van hun experimenten met anderen te delen. Alle steden en regio’s in heel Europa moeten hierbij worden betrokken en ondersteund. De voortrekkerssteden moeten worden gebruikt als innovatiehubs voor het samen uitwerken van gemakkelijk navolgbare en rechtstreeks toepasbare oplossingen die kunnen worden toegepast in alle andere Europese steden die hun best doen om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Steden die een aanvraag hebben ingediend maar niet zijn geselecteerd, moeten door de Commissie worden bijeengebracht in een ruimere groep, zodat zij op veel manieren gebruik kunnen maken van de vooruitgang en de resultaten van voortrekkerssteden, onder meer door de rechtstreekse toepassing van reproduceerbare oplossingen. Reeds bestaande succesvolle programma’s en projecten of daarmee verband houdende “groene initiatieven” zijn opgenomen in het addendum bij het uitvoeringsplan van deze missie. De lessen die hieruit worden getrokken, moeten als uitgangspunt dienen voor het opstellen van stappenplannen op meerdere niveaus met het oog op de klimaatneutraliteit van steden. Er moet gebruik worden gemaakt van transformatiegemeenschappen met meerdere actoren en gezamenlijke instrumenten, zodat geen enkele gemeenschap op eigen houtje hoeft te opereren. Het CvdR benadrukt dat de voorbereiding van klimaatcontracten door deelnemende steden een vraaggestuurd proces is dat lokale oplossingen mogelijk moet maken, maar krachtige steun nodig heeft van het nationale en het regionale niveau.

    e)   Een bodemdeal voor Europa

    Het CvdR benadrukt dat er behoefte is aan systeemdenken en instrumenteel transformatiebeheer, met inbegrip van RDI en leren, om de doelstellingen van de bodemmissie, die betrekking heeft op alle soorten landgebruik, te verwezenlijken, en om nieuwe wegen te verkennen voor een ambitieuzere hervorming van het GLB van de EU. Uitbreiding van koolstoflandbouw en de koolstofvastlegging in bossen, herinrichting van landbouwproductiesystemen en het opzetten van transnationale clusters van “living labs” zijn van cruciaal belang voor het welslagen van de missie. Ondersteuning van de biodiversiteit en het overtuigen van burgers om voor biologische bosgebaseerde producten en duurzaam en lokaal geproduceerd voedsel te kiezen zijn noodzakelijke maatregelen op het platteland en in steden. Een ander cruciaal punt is hoe bosgerelateerde activiteiten aantrekkelijk en economisch duurzaam kunnen worden gemaakt (zonder lucrativiteitsverlies) ter ondersteuning van de doelstellingen van de bodemmissie.

    De rol van het CvdR bij de ondersteuning van Europese en mondiale veranderingen

    58.

    Het CvdR benadrukt dat mensen in steden en regio’s wonen en werken en dat alle activiteiten in het kader van EU-missies op mensen gericht moeten zijn: van bedrijfs-, academische en overheidsactoren tot individuele burgers van alle leeftijden en achtergronden. Het CvdR, het JRC en andere relevante spelers zijn op de hoogte van een breed scala aan effectieve en beproefde technologieën voor burgerparticipatie, van “entrepreneurial discovery” tot maatschappelijke-innovatiekampen, die voor burgerparticipatie moeten zorgen.

    59.

    Het CvdR staat klaar om het lokale bewustzijn omtrent de EU-missies als zodanig te helpen vergroten en contact te helpen leggen met Europese burgers en bedrijven.

    60.

    Het onderstreept dat de EU-missies alleen succesvol zullen zijn als de kennis- en innovatiekloof in Europa en de innovatiekloof tussen Europa en de VS worden gedicht. De nadruk moet liggen op ambitieuze, concrete en inclusieve maatregelen in de praktijk, waarbij gebruik wordt gemaakt van de resultaten van RDI.

    61.

    Het CvdR benadrukt dat de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van RDI een vereiste zijn voor het welslagen van de Europese missies. Dit betekent dat nieuwe uitgebreide oplossingen moeten worden gevonden voor het waarborgen van complementariteit en het bevorderen van synergie met de kaderprogramma’s van de Unie voor onderzoek en innovatie en andere Europese en mondiale programma’s en fondsen. Een nieuwe stap is het testen van het systeem van EOR-hubs, dat ervoor moet zorgen dat in de regionale beleidsvorming gebruikgemaakt wordt van alle relevante RDI-initiatieven van de EU, die een essentieel onderdeel hiervan moeten worden.

    62.

    De uitvoering van de EU-missies zal het lokale en regionale leiderschap binnen de EU, maar ook wereldwijd, bevorderen. Door de rol van steden en regio’s binnen het Burgemeestersconvenant en andere mondiale netwerken te versterken, kan het CvdR synergieën creëren tussen de EU-missies en de SDG-activiteiten en de campagnes “Race to Zero” and “Race to Resilience” van de VN. Versterking van het mondiale leiderschap van EU-steden en -regio’s kan ook een steun in de rug betekenen voor de inspanningen van het CvdR om subnationale overheden formeel te erkennen in het kader van het UNFCCC en bij de voorbereiding van de COP27.

    Samenvatting van de belangrijkste succesfactoren

    63.

    Het CvdR wijst erop dat Europa zijn mondiale concurrentievermogen op een toekomstgerichte manier moet versterken door voort te bouwen op kennis, pan-Europese partnerschappen, capaciteiten en talenten — een inclusieve aanpak waarbij iedereen wordt betrokken. Europa heeft de kans om wereldwijd een voortrekkersrol te spelen bij gezamenlijke acties om de SDG’s te verwezenlijken en klimaatverandering tegen te gaan.

    64.

    Het Comité onderstreept dat concrete actie cruciaal is voor de EU-missies. Onderzoek is essentieel voor het ontwikkelen van nieuwe oplossingen en het uitstippelen van de beste koers; juiste toepassingen zijn fundamenteel voor het bereiken van resultaten. Het succes van de EU-missies staat of valt met de aanwezigheid van een lokaal faciliterend ecosysteem. Het gaat niet alleen om technologie en onderzoek, maar, in de eerste plaats, om een mensgerichte aanpak waarbij vaardigheden worden opgedaan, lokale risico’s worden aangepakt en gebruikgemaakt wordt van de beste Europese middelen. Menselijke aspecten in innovatie zijn essentieel voor het cocreëren van duurzame oplossingen.

    65.

    Het CvdR stelt vast dat de EU-missies van wezenlijk belang zijn om de transformatie van Europa tot een groener, gezonder, inclusiever en veerkrachtig continent te ondersteunen. Om de ambitieuze doelstellingen te halen, moet elke EU-missie over een uitgebreid maatregelenpakket beschikken. Deze Europese pakketten moeten worden samengesteld op basis van uitgebreide regionale en lokale maatregelenpakketten, waaronder geïntegreerde onderzoeksprojecten, beleids- en wetgevingsmaatregelen en lokale uitvoeringsactiviteiten.

    66.

    Het CvdR benadrukt de noodzaak om de dagelijkse werkzaamheden van steden en regio’s bij het creëren van waarde en op het gebied van benchlearning te cofinancieren en te ondersteunen, zodat beste praktijken en maatregelen voor het dagelijks welzijn van de burgers op grote schaal kunnen worden toegepast. De rol van de demonstratiegemeenschappen bestaat erin op te treden als pioniers, ontwikkelaars en eerstelijntesters van systemische verandering ten gunste van alle anderen.

    67.

    Het CvdR is bereid om samen te werken met de EU-missies om de benchmarkings- en benchlearningsprocessen tussen demonstratiesteden/regio’s en andere steden/regio’s aantrekkelijk te maken. De financieringsinstrumenten moeten flexibel en innovatief zijn en de echte belangen van steden/regio’s behartigen.

    68.

    Belangrijk hierbij is in hoeverre steden en regio’s leren om de nodige maatregelen in gang te zetten en hoe hiervoor particuliere industriële en andere investeringen kunnen worden aangetrokken. Het netwerk van EOR-hubs zorgt er idealiter voor dat lokale en regionale RDI-ecosystemen een geïntegreerd onderdeel worden van het pan-Europese RDI-ecosysteem.

    69.

    Het Comité dringt aan op betere maatschappelijke en technologische voorspelbaarheid en meer samenwerking als cruciale succesfactoren voor het versneld aantrekken van industriële en andere investeringen om koolstofneutraliteit en andere doelstellingen van de EU-missies te bereiken. Missiegericht beleid kan de bottom-updimensie in het unieke multilevelgovernancesysteem van de EU op adequate wijze versterken: de geleerde lessen kunnen en moeten actief onder de lidstaten worden gedeeld. De doelstellingen van EU-missies moeten bij de opstelling van toekomstige wetgeving (bijvoorbeeld op het gebied van koolstofbeprijzing en in het kader van het “Fit for 55”-pakket) beter in acht genomen en geïntegreerd worden.

    70.

    De meest recente plannen en richtsnoeren van het industrie- en innovatiebeleid op EU-niveau, alsook de nodige nieuwe wetenschappelijke en technologische kennis en innovaties, moeten in de EU-missies worden geïntegreerd en door middel van doeltreffende, van onderop gestuurde initiatieven voor kennisbeheer en andere acties worden ontwikkeld en in concrete oplossingen en praktijken worden omgezet.

    71.

    Het CvdR erkent dat de EU-missies behoefte hebben aan digitale platforms: o.a. om de overdracht en het beheer van kennis te versnellen resp. verbeteren, virtuele samenwerking en partnerschapsmatching te ondersteunen en financieringsprocessen te vereenvoudigen. Deze moeten samen met de vertegenwoordigers van steden en regio’s worden opgezet.

    72.

    Het CvdR stelt dat nieuwe adequate en doeltreffende werkprocessen van essentieel belang zijn voor het welslagen van de EU-missies. Deze methoden moeten getuigen van de lessen die geleerd zijn met Open Innovation 2.0, diverse Quadruple Helix-initiatieven en vele andere bij de gezamenlijke totstandbrenging van aantrekkelijke participatieve governance van de volgende generatie. Alle burgers moeten hierbij worden betrokken, van jong tot oud. In de missiegerelateerde activiteiten moet rekening worden gehouden met de verschillende eigenschappen van verschillende generaties en moet op innovatieve en verantwoorde wijze het engagement worden gecreëerd dat nodig is voor de totstandbrenging van een duurzame toekomst voor Europa.

    Brussel, 27 april 2022.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    (1)  Zitting van het CvdR van 27 januari 2022, resolutie over de Conferentie over de toekomst van Europa (PB C 270 van 13.7.2022, blz. 1).

    (2)  CvdR-zitting van 1-2 december 2021, resolutie over het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2022 (PB C 97 van 28.2.2022, blz. 1).

    (3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende Europese missies — COM(2021) 609 final.

    (4)  Beleidsagenda voor de Europese Onderzoeksruimte — Overzicht van de acties voor de periode 2022-2024, Europese Commissie, 2021.

    (5)  CvdR-advies over Horizon Europa: 9e kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (COR-2018-03891) (PB C 461 van 21.12.2018, blz. 79).

    (6)  EU-verslag inzake strategische prognose 2021, COM(2021) 750 final.

    (7)  Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie (COM(2020) 628 final).

    (8)  Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie (COM(2020) 628 final).

    (9)  Advies van het CvdR getiteld “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”, goedgekeurd tijdens de zitting van 1 juli 2021 (PB C 440 van 29.10.2021, blz. 42).

    (10)  IEA Energy Technology Perspectives 2020.


    Top