EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0058

Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2021 over de uitdagingen met betrekking tot vrouwenrechten in Europa: meer dan 25 jaar na de verklaring en het actieprogramma van Peking (2021/2509(RSP))

PB C 465 van 17.11.2021, p. 160–169 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 465/160


P9_TA(2021)0058

25 jaar na de Verklaring en het Actieplatform van Beijing: uitdagingen in het verschiet voor vrouwenrechten

Resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2021 over de uitdagingen met betrekking tot vrouwenrechten in Europa: meer dan 25 jaar na de verklaring en het actieprogramma van Peking (2021/2509(RSP))

(2021/C 465/17)

Het Europees Parlement,

gezien de verklaring en het actieprogramma van Peking van 15 september 1995 en de uitkomsten van de herzieningsconferenties ervan,

gezien de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien de Europese pijler van sociale rechten, en met name de beginselen 2, 3, 9 en 15,

gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN, het beginsel dat niemand mag achterblijven, en met name doelstelling 1, waarmee wordt gestreefd naar de uitbanning van armoede, doelstelling 3, waarmee wordt beoogd te garanderen dat mensen een gezond leven kunnen leiden, doelstelling 5, waarmee wordt gestreefd naar gendergelijkheid en betere leefomstandigheden voor vrouwen, doelstelling 8, waarmee wordt gestreefd naar duurzame en economische groei, en doelstelling 13, waarmee wordt beoogd urgente maatregelen te treffen om klimaatverandering en de effecten ervan te bestrijden,

gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 18 december 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul), dat op 1 augustus 2014 in werking is getreden,

gezien het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende gelijke beloning (nr. 100) uit 1951, het IAO-verdrag betreffende geweld en intimidatie (nr. 190) uit 2019 en het IAO-verdrag betreffende huishoudelijk personeel (nr. 189) van 2013,

gezien de publicatie “Regional review of progress: regional synthesis” van de Economische Commissie van de VN voor Europa van 20 augustus 2019,

gezien het verslag van UN Women getiteld “Gender Equality: Women’s rights in review 25 years after Beijing” van 5 maart 2020,

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN aan de Commissie voor de Status van de Vrouw, 64e vergadering, getiteld “Review and appraisal of the implementation of the Beijing Declaration and Platform for Action and the outcomes of the twenty-third special session of the General Assembly” van 13 december 2019,

gezien het verslag van de secretaris-generaal van de VN aan de Commissie voor de Status van de Vrouw, 65e vergadering, getiteld “Women’s full and effective participation in decision making in public life, as well as the elimination of violence, for achieving gender equality and the empowerment of all women and girls” van 21 december 2020,

gezien de beleidsnota van de secretaris-generaal van de VN getiteld “The Impact of COVID-19 on Women” van 9 april 2020,

gezien het verslag van UN Women van 2 september 2020 getiteld “From Insights to Action: Gender Equality in the Wake of COVID-19”,

gezien het verslag van EIGE van 5 maart 2020 getiteld “Beijing + 25: the fifth review of the implementation of the Beijing Platform for Action in the EU Member States”,

gezien de studie van de EPRS getiteld “Beijing Platform for Action, 25-year review and future priorities” (Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, Europees Parlement, 2020),

gezien het verslag van het Bevolkingsfonds van de VN (UNFPA) van 27 april 2020 getiteld “Impact of the COVID-19 Pandemic on Family Planning and Ending Gender-based Violence, Female Genital Mutilation and Child Marriage”,

gezien de verklaring van UNFPA van 28 april 2020 getiteld “Millions more cases of violence, child marriage, female genital mutilation, unintended pregnancy expected due to the COVID-19 pandemic”,

“gezien de conclusies van de Raad van 9-10 december 2019“Gendergelijke economieën in de EU: volgende stappen”,

gezien de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 25 november 2020 over het EU-genderactieplan (GAP III),

gezien zijn resolutie van 13 februari 2020 over de EU-prioriteiten voor de 64e vergadering van de Commissie van de VN inzake de positie van de vrouw (1),

gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over de EU-strategie voor gendergelijkheid (2) en de strategie inzake gendergelijkheid 2020-2025 van de Europese Commissie,

gezien zijn resolutie van 21 januari 2021 over het genderperspectief in de COVID-19-crisis en de periode na de crisis (3),

gezien zijn resolutie van 26 november 2020 over de feitelijke nietigverklaring van het recht op abortus in Polen (4),

gezien zijn resolutie van 30 januari 2020 over de loonkloof tussen mannen en vrouwen (5),

gezien zijn resolutie van 23 oktober 2020 over gendergelijkheid in het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (6),

gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over de noodzaak van een specifieke Raadsformatie voor gendergelijkheid (7),

gezien zijn resolutie van 13 februari 2019 over verslechteringen op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid in de EU (8),

gezien zijn resolutie van 13 maart 2012 over vrouwen in politieke besluitvorming — kwaliteit en gelijkheid (9),

gezien het meerjarig financieel kader van de EU voor 2021-2027 en de hierin opgenomen horizontale prioriteit van gendermainstreaming,

gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat 189 overheden van over de hele wereld, waaronder de Europese Unie en haar lidstaten, zich er tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking in 1995 toe hebben verbonden toe te werken naar gendergelijkheid en de positie van alle vrouwen en meisjes te versterken;

B.

overwegende dat de verklaring en het actieprogramma van Peking (BPfA) die werden aangenomen tijdens deze conferentie, de meest alomvattende wereldwijde agenda vormen voor de bevordering van gendergelijkheid en worden beschouwd als het internationale “handvest” voor vrouwen, waarin wordt bepaald dat vrouwenrechten mensenrechten zijn en een visie wordt geformuleerd van gelijke rechten, vrijheid en kansen voor alle vrouwen in de wereld, een visie die in 2015 opnieuw werd bevestigd met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in het kader waarvan doelstellingen en concrete maatregelen werden geformuleerd met betrekking tot een reeks kwesties die relevant zijn voor vrouwen en meisjes;

C.

overwegende dat de situatie van vrouwen en meisjes, met name in Europa, sinds de goedkeuring van het actieprogramma van Peking in 1995 is verbeterd, maar dat de algehele vooruitgang onaanvaardbaar traag is geweest en dat het risico bestaat dat verworvenheden die veel moeite hebben gekost, weer worden teruggedraaid;

D.

overwegende dat het Generation Equality Forum wegens de COVID-19-pandemie is verplaatst naar de eerste helft van 2021;

E.

overwegende dat er 25 jaar zijn verstreken sinds de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling (ICPD) in Caïro, waar 179 overheden het ICPD-actieprogramma goedkeurden en in een internationaal kader toezegden zich in te zullen zetten voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, in overeenstemming met het actieprogramma van Peking;

F.

overwegende dat het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen iets meer dan veertig jaar geleden in werking trad en door alle EU-lidstaten is geratificeerd, maar dat er volgens EIGE toch maar mondjesmaat vooruitgang is geboekt met de gelijkheid tussen mannen en vrouwen;

G.

overwegende dat het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul), het meest uitvoerige instrument ter bestrijding van geweld tegen vrouwen in Europa, tien jaar geleden werd opengesteld voor ondertekening, maar dat het nog niet door alle EU-lidstaten is geratificeerd en dat de EU er nog geen partij bij is;

H.

overwegende dat het Verdrag van Istanbul van de Raad van Europa in 2021 zijn tienjarige jubileum viert;

I.

overwegende dat schadelijke structuren en stereotypen die ongelijkheid in stand houden, moeten worden ontmanteld teneinde stappen voorwaarts te kunnen maken met gendergelijkheid; overwegende dat de baten van gendergelijkheid niet alleen gunstig zijn voor de samenleving in brede zin, maar gendergelijkheid ook een doel op zich is;

J.

overwegende dat genderongelijkheid tot uiting komt in alle aspecten van de arbeidsmarkt, waaronder verschillen in werkgelegenheid, beloning, pensioen en zorg, een gebrekkige toegang tot sociale diensten en sociale bescherming, steeds onzekerdere banen en een hoger risico voor vrouwen om in armoede terecht te komen;

K.

overwegende dat is aangetoond dat de financiële crisis en de nasleep ervan schadelijke gevolgen hebben gehad voor vrouwen, vrouwenrechten en gendergelijkheid en consequenties zullen hebben op de lange termijn; overwegende dat bij economische maatregelen in de periode na de COVID-19-crisis rekening moet worden gehouden met de genderdimensie en sociale gelijkheid;

L.

overwegende dat de COVID-19-crisis en de consequenties ervan een duidelijke gendercomponent hebben, aangezien zij andere gevolgen hebben gehad voor mannen en vrouwen en de bestaande ongelijkheid hebben verergerd; overwegende dat vrouwen onevenredig worden getroffen door de crisis, terwijl bij de reactie op de COVID-19-crisis nauwelijks rekening is gehouden met gender; overwegende dat deze effecten uiteenlopen van een zorgbarende toename van gendergerelateerd geweld en gendergerelateerde intimidatie tot onbetaalde en ongelijke zorg- en huishoudelijke taken, evenals beperkte toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en aanzienlijke economische en arbeidsgerelateerde gevolgen voor vrouwen, met name gezondheidswerkers en zorgverleners;

M.

overwegende dat sectoren en beroepen waarin vrouwen sterk vertegenwoordigd zijn (bijv. gezondheidszorg, zorg en nooddiensten, maatschappelijk werk, onderwijs, detailhandel, kassamedewerkers, schoonmakers enz.) en de informele economie bijzonder hard zijn getroffen door de pandemie; overwegende dat vrouwen die in de gezondheidszorg werken een grotere kans lopen om besmet te raken dan mannen omdat 76 % van het personeel in de gezondheidszorg vrouw is (10);

N.

overwegende dat vrouwen in mindere mate zijn betrokken bij besluitvorming wegens het bestaan van een glazen plafond; overwegende dat er in de meerderheid van de EU-lidstaten nog geen sprake is van een gelijke verdeling van macht tussen mannen en vrouwen in regeringskabinetten, parlementen, het openbaar bestuur, COVID-19-taskforces en de besturen van bedrijven;

O.

overwegende dat vrouwen te maken hebben met onderling verwante ongelijkheden en discriminatie, onder meer op grond van ras, etnische of sociale achtergrond, seksuele geaardheid, genderidentiteit en -uiting, godsdienst of overtuiging, verblijfsstatus en handicap, en dat moet worden getracht alle vormen van discriminatie aan te pakken teneinde gendergelijkheid voor alle vrouwen te bewerkstelligen; overwegende dat de intersectionele benadering van EU-beleid moet worden versterkt om aandacht te besteden aan de institutionele, structurele en historische dimensie van discriminatie; overwegende dat door toepassing van intersectionele analyses niet alleen inzicht kan worden verkregen in structurele belemmeringen, maar ook bewijs wordt verzameld voor benchmarks en de weg wordt vrijgemaakt voor strategisch en doeltreffend beleid om systemische discriminatie, uitsluiting en sociale ongelijkheden te bestrijden;

P.

overwegende dat vrouwen vaker werkloos raken of een onzekere arbeidssituatie hebben (bijvoorbeeld door hun arbeidscontracten) waardoor arbeidsonzekerheid ontstaat; overwegende dat de meerderheid van het personeel in de zorg vrouw is (76 %) (11) en hun beloning en arbeidsvoorwaarden vaak precair zijn; overwegende dat vrouwen de meerderheid vormen van gebruikers en aanbieders van diensten in de sociale sector en dat een gebrekkige verlening van dergelijke diensten het vrouwen derhalve belemmert volledig deel te nemen aan de arbeidsmarkt, waardoor genderblindheid ontstaat bij de planning, begroting en verlening van diensten in de sociale sector;

Q.

overwegende dat de genderloonkloof in Europa nog steeds 14 % bedraagt (12) en wereldwijd 20 % (13), en dat de genderpensioenkloof in sommige EU-lidstaten maar liefst 40 % bedraagt; overwegende dat de genderloonkloof leidt tot een pensioenkloof die op zijn beurt weer resulteert in een hogere kans op armoede en uitsluiting, met name onder oudere en alleenstaande vrouwen; overwegende dat zowel de loonkloof als de onzekerheid rechtstreeks van invloed is op toekomstige pensioenen;

R.

overwegende dat de ongelijke verdeling van onbetaalde zorg- en huishoudelijke taken de participatie van vrouwen in de economie ernstig beperkt; overwegende dat de onbetaalde zorgtaken die vrouwen tijdens de COVID-19-crisis op zich hebben genomen, samenlevingen grotendeels draaiende hebben gehouden, maar dat in Europa 7,7 miljoen vrouwen wegens hun zorgtaken niet actief zijn op de arbeidsmarkt, ten opzichte van 450 000 mannen (14); overwegende dat de kenmerken van de dienstverbanden die vrouwen als gevolg van hun onbetaalde zorgtaken hebben (bijv. deeltijdwerk), een aanzienlijke bijdrage leveren aan de genderloonkloof; overwegende dat vrouwen vaker dan mannen langdurig meerdere dagen per week of elke dag informele zorgtaken op zich nemen en dat in totaal 62 % van de personen die in de EU langdurige informele zorg verlenen, vrouw is (15);

S.

overwegende dat 35 % van de vrouwen wereldwijd te maken heeft gehad met fysiek en/of seksueel geweld binnen een relatie of seksueel geweld door iemand anders dan de partner; overwegende dat het geweld binnen relaties tijdens de COVID-19-pandemie dramatisch is gestegen, een fenomeen dat door de VN “de schaduwpandemie” wordt genoemd, met een stijging van 60 % van het aantal noodoproepen van vrouwen die het slachtoffer werden van geweld door hun levenspartner in Europese lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie (16);

T.

overwegende dat vrouwen kwetsbaarder zijn voor de consequenties van klimaatverandering (17); overwegende dat vrouwen in hun gedrag meer rekening houden met het klimaat dan mannen, maar vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in functies waarin besluiten worden genomen met betrekking tot de klimaatcrisis, en dat wereldwijd slechts 32 % van de werknemers in de sector hernieuwbare energie vrouw is (18);

U.

overwegende dat er sprake is van een genderkloof in alle domeinen van de digitale technologie, met name op het gebied van innovatieve technologieën als AI en cyberbeveiliging; overwegende dat genderstereotypen, culturele ontmoediging en een gebrek aan bewustzijn omtrent en bevordering van vrouwelijke rolmodellen de mogelijkheden voor vrouwen en meisjes om een STEM-opleiding te volgen of een STEM-loopbaan na te streven, in de weg staan;

V.

overwegende dat is in bepaalde lidstaten sprake is van een zichtbare achteruitgang en dat het risico bestaat dat gendergelijkheid nog lager op de agenda van lidstaten komt te staan;

1.   

betreurt dat wereldleiders uit honderd landen tijdens de bijeenkomst op hoog niveau “Accelerating the achievement of gender equality and the empowerment of all women and girls” die op 1 oktober 2020 werd gehouden tijdens de algemene vergadering van de VN ter ere van het jubileum van de Verklaring van Peking, erkenden dat de algehele vorderingen die zijn gemaakt op het gebied van vrouwenrechten, ver achterblijven bij de toezeggingen die in 1995 in Peking werden gedaan;

2.   

benadrukt dat uit het verslag van UN Women getiteld “Gender equality: Women’s rights in review 25 years after Beijing” (19) blijkt dat de vorderingen met betrekking tot gendergelijkheid haperen en dat verworvenheden die met veel moeite zijn behaald, wereldwijd ongedaan worden gemaakt;

3.   

merkt bezorgd op dat in de vijfde evaluatie van de BPfA, die in 2020 door EIGE werd gepubliceerd, werd beklemtoond dat geen enkele Europese lidstaat de doelstellingen heeft behaald die werden geformuleerd tijdens de bijeenkomst in Peking in 1995; betreurt dat uit de gendergelijkheidsindex van EIGE uit 2020 blijkt dat de vorderingen met betrekking tot gelijkheid tussen mannen en vrouwen zijn gestagneerd en dat de inspanningen om de gendergelijkheid te verbeteren, wel enige resultaten hebben opgeleverd, maar dat in de EU op alle BPfA-terreinen nog steeds sprake is van ongelijkheid en genderkloven;

4.   

benadrukt dat vrouwen en meisjes onevenredig worden getroffen door de sociale en economische gevolgen van COVID-19, waardoor de reeds bestaande genderongelijkheid erger wordt en het risico bestaat dat de tot nu toe geboekte vooruitgang weer ongedaan wordt gemaakt; benadrukt in dit opzicht dat de pandemie er volgens ramingen van UN Women (20) voor zal zorgen dat wereldwijd 47 miljoen meer vrouwen en meisjes onder de armoedegrens terechtkomen, waardoor het totale aantal op 435 miljoen komt, dat gendergerelateerd geweld exponentieel is toegenomen en dat vrouwen hun banen en inkomstenbronnen sneller kwijtraken omdat ze vaker werkzaam zijn in zwaar getroffen economische sectoren;

5.   

erkent dat meer vrouwen worden gekozen voor en benoemd op posities waarin besluiten worden genomen, maar betreurt dat de vorderingen traag zijn en dat slechts in een paar EU-lidstaten gelijkheid is verwezenlijkt;

6.   

herinnert aan zijn standpunt van 17 december 2020 en roept de Raad op een specifieke Raadsformatie inzake gendergelijkheid op te zetten om gemeenschappelijke en concrete maatregelen in te voeren om de uitdagingen op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid aan te gaan en te zorgen dat kwesties inzake gendergelijkheid op het hoogste politieke niveau worden besproken;

7.   

betreurt dat gendermainstreaming niet systematisch wordt toegepast op alle beleidsterreinen en in alle financieringsprogramma’s van de EU; is ingenomen met de invoering van gendermainstreaming als horizontale prioriteit in het meerjarig financieel kader 2021-2027; verzoekt de Commissie systematische gendermainstreaming te waarborgen als centrale strategie voor de verwezenlijking van gendergelijkheid en, in overleg met deskundigen op het gebied van genderbudgettering, gendergevoelige begrotingen, praktijken en stappenplannen in te voeren teneinde te garanderen dat mannen en vrouwen in gelijke mate profiteren van overheidsuitgaven op alle begrotingsniveaus en dat het perspectief van vrouwen op alle terreinen wordt geïntegreerd, waarbij specifieke middelen moeten worden bestemd om aspecten van ongelijkheid, zoals geweld tegen vrouwen en meisjes, te bestrijden, onder meer bij de verdeling van middelen in het kader van het programma Burgers, gelijkheid, rechten en waarden, dat is bedoeld voor de bevordering van gendergelijkheid;

8.   

verzoekt de Commissie en de lidstaten concrete plannen en een reeks acties te ontwikkelen en uit te voeren, waarvoor toereikende middelen moeten worden gereserveerd, op basis van de twaalf aandachtsgebieden die worden genoemd in de BPfA, met name vrouwen en armoede, vrouwen en de economie, macht en besluitvorming, vrouwen en geweld, vrouwen en het milieu, en vrouwen en gezondheid, teneinde vrouwenrechten en de gendergelijkheidsagenda te bevorderen met het oog op het aankomende Generation Equality Forum;

9.   

betreurt dat in bepaalde landen wordt overwogen stappen terug te zetten met betrekking tot het Verdrag van Istanbul, dat er sprake is van achteruitgang op het gebied van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid, en dat lichamelijke integriteit en controle van de vruchtbaarheid in de afgelopen jaren meer onder druk zijn komen te staan; veroordeelt met klem het arrest van het constitutionele hof dat in feite een verbod op abortus inhoudt, de hieruit voortvloeiende achteruitgang met betrekking tot de seksuele en reproductieve rechten en gezondheid van vrouwen in Polen en de ongerechtvaardigde, buitensporige beperking van de toegang tot abortus;

10.   

herinnert eraan dat vrouwenrechten mensenrechten zijn en dat ze een onvervreemdbaar, integraal en onscheidbaar onderdeel vormen van de universele mensenrechten, zoals werd gesteld tijdens de vierde Wereldvrouwenconferentie;

11.   

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de verzameling van vergelijkbare, naar leeftijd, raciale en etnische herkomst en gender uitgesplitste gegevens te monitoren en verbeteren, teneinde betere kwantitatieve analyses mogelijk te maken en EU-beleid te ontwikkelen en uit te voeren waarin een duidelijker intersectioneel genderperspectief is geïntegreerd; onderstreept het belang van het EIGE, dat betrouwbare en toereikende, naar geslacht uitgesplitste gegevens aanlevert die kunnen worden gebruikt voor wetgevende analyses en besluiten, en onderstreept hoe belangrijk het is de financiering en de bevoegdheden van EIGE veilig te stellen en uit te breiden; dringt er ook bij het EIGE en alle andere relevante EU-instellingen en -agentschappen op aan nieuwe indicatoren, zoals armoede onder werkenden, gebrek aan vrije tijd en de waarde van zorgtaken, te ontwikkelen en integreren;

12.   

herinnert eraan dat in er de Europese Unie 46 miljoen vrouwen en meisjes met een handicap wonen en dat de helft van de vrouwen met een handicap in de beroepsgeschikte leeftijd niet economisch actief is; wijst op de specifieke problemen waarmee vrouwen met een handicap te maken krijgen, en herinnert eraan dat het percentage vrouwen met een handicap dat lijdt onder materiële ontbering, in alle lidstaten hoog is; benadrukt derhalve nogmaals dat het nodig is genderaspecten verder te integreren in de aankomende strategie voor een gelijke behandeling van personen met een handicap voor 2021;

13.   

verzoekt de Raad en dringt er bij de lidstaten op aan de antidiscriminatierichtlijn goed te keuren en uit te voeren en te garanderen dat de diverse en intersectionele vormen van discriminatie in alle EU-lidstaten worden uitgebannen;

Vrouwen en armoede

14.

benadrukt dat gender een doorslaggevende factor blijft in armoedetendensen in de EU en dat de uitsluitingspercentages en genderarmoedekloven dan wel aanzienlijk variëren tussen landen, maar dat 23,3 % van de vrouwen het risico loopt in armoede terecht te komen en dat dit percentage voor mannen 21,6 % bedraagt (21); benadrukt dat dit risico aanzienlijk toeneemt met de leeftijd en ook wordt beïnvloed door factoren als gezinssamenstelling, raciale of etnische herkomst, handicap en arbeidssituatie; beklemtoont dat de loon-, pensioen- en zorgkloven tussen mannen en vrouwen belangrijke factoren zijn die bijdragen tot de feminisering van armoede;

15.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de feminisering van armoede in al haar verschijningsvormen, met inbegrip van armoede onder ouderen, aan te pakken, in het bijzonder door, wat de beschikbaarheid van en toegang tot toereikende pensioenrechten betreft, rekening te houden met de factor “gender”, teneinde de genderpensioenkloof te dichten, en door de arbeidsvoorwaarden te verbeteren in sectoren en beroepen waarin vrouwen sterk oververtegenwoordigd zijn; wijst op het belang van het aanpakken van de maatschappelijke, economische en culturele onderwaardering van banen waarin vrouwen sterk oververtegenwoordigd zijn, alsook op het belang van het bestrijden van dergelijke stereotypen en van de oververtegenwoordiging van vrouwen in atypische vormen van werk;

16.

benadrukt dat het om de pensioenongelijkheden weg te nemen en de pensioenen in het algemeen te beschermen en te verhogen, absoluut noodzakelijk is dat socialezekerheidsstelsels deel blijven uitmaken van de publieke ruimte en blijven berusten op de beginselen van solidariteit en herverdeling, en dat er tot het uiterste moet worden gegaan om onzeker en niet-gereguleerd werk te bestrijden;

17.

verzoekt de Commissie een strategie voor armoedebestrijding te presenteren om de feminisering van armoede tegen te gaan, met bijzondere aandacht voor eenoudergezinnen die door vrouwen worden gerund; verzoekt de lidstaten specifieke sociale maatregelen te treffen om het risico van sociale uitsluiting en armoede met betrekking tot betaalbare huisvesting, vervoer en energie af te wenden;

18.

dringt er bij de lidstaten op aan specifieke maatregelen te treffen om het risico op armoede onder ouderen af te wenden en verzoekt de Commissie de genderdimensie van armoede op te nemen in haar kaders voor economische groei en sociaal beleid; is verheugd over de naar geslacht uitgesplitste indicatoren in het mechanisme voor toezicht op de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten; onderstreept dat het noodzakelijk is het genderperspectief te mainstreamen aan de hand van een intersectionele benadering in overeenstemming met beginselen 2 en 3 van de pijler, en pleit voor een betere onderlinge afstemming van de Europese pijler van sociale rechten en het Europees Semester; verzoekt de Commissie een gendergelijkheidsindex te ontwikkelen en in het Europees Semester op te nemen, voor het in kaart brengen van de “gendergevolgen” van macro-economische maatregelen, alsook van de groene en de digitale transitie;

19.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan vrouwen centraal te stellen in het herstel na de pandemie teneinde te voorkomen dat de vooruitgang die is geboekt met het dichten van de genderarmoedekloof, door de COVID-19-crisis wordt uitgehold;

Vrouwen en het milieu

20.

is verheugd dat de genderdimensie van klimaatverandering wordt onderkend in het Genderactieplan III en in de strategie inzake gendergelijkheid 2020-2025; benadrukt dat gendergelijkheid essentieel is voor het in goede banen leiden van de klimaatcrisis;

21.

benadrukt dat vrouwen sterke aanjagers van verandering zijn; verzoekt de EU en de lidstaten iets te doen aan de genderkloof in posities waarin besluiten worden genomen met betrekking tot klimaatactie, op elk niveau binnen de maatschappij;

22.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om gendergevoelige doelstellingen, streefwaarden en indicatoren te ontwikkelen en bevorderen, en ook naar gender uitgesplitste gegevens te verzamelen bij het plannen, uitvoeren, monitoren en evalueren van beleid, programma’s en projecten op het gebied van klimaatverandering, en knooppunten voor gender en klimaatverandering op te zetten bij overheidsinstanties;

Vrouwen en de economie en vrouwen, macht en besluitvorming

23.

onderstreept hoe belangrijk het is dat vrouwen op gelijke voet met mannen volledig worden geïntegreerd in alle sferen van de maatschappij en de economie, en dat actief een vanuit genderperspectief evenwichtige vertegenwoordiging op alle niveaus van besluitvorming wordt bevorderd; verzoekt de Commissie in dit opzicht de richtlijn vrouwelijke bestuurders in de Europese Raad te deblokkeren;

24.

verzoekt de EU doelstellingen, actieplannen, tijdschema’s en tijdelijke speciale maatregelen vast te stellen om gendergelijkheid te bewerkstelligen en toe te werken naar een meer evenwichtige vertegenwoordiging in alle uitvoerende-, wetgevende en bestuurlijke posities;

25.

beklemtoont dat de volledige integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt en de bevordering van ondernemerschap onder vrouwen cruciale factoren zijn voor de verwezenlijking van inclusieve economische groei op de lange termijn, het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van de economische onafhankelijkheid van vrouwen;

26.

verzoekt de EU haar inspanningen om de genderloonkloof te dichten, te intensiveren en het beginsel van gelijke beloning af te dwingen door wetgeving goed te keuren voor meer transparantie omtrent beloning, met inbegrip van verplichte maatregelen voor alle bedrijven; betreurt dat het voorstel van de Commissie voor bindende maatregelen inzake transparantie omtrent beloning niet zoals gepland is ingevoerd;

27.

is ingenomen met de inzet van de Commissie om toezicht te houden op de omzetting vóór 2022 van de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven in de nationale wetgeving en de volledige uitvoering ervan door de lidstaten te garanderen, in overleg met vrouwenrechten- en maatschappelijke organisaties; verzoekt de lidstaten voorts verder te gaan dan de in de richtlijn vastgestelde minimumnormen; ziet de uitbreiding van de bepalingen met betrekking tot verlof, zodat deze ook van toepassing zijn op de langdurige zorg voor familieleden met een handicap en ouderen, als een goed begin, en verzoekt de Commissie te overwegen deze bepalingen verder uit te breiden, zodat kan worden voorkomen dat mensen, met name vrouwen, de arbeidsmarkt verlaten;

28.

onderstreept dat veranderingen in de arbeidsomstandigheden, zoals telewerken, tot gevolg kunnen hebben dat het lastiger is voor mensen om werk en privé te scheiden en kunnen leiden tot een hogere werklast, hetgeen met name geldt voor vrouwen, omdat zij traditioneel het huishouden en de zorg voor het gezin voor hun rekening nemen;

29.

verzoekt de Commissie met een voorstel te komen op basis van een holistische benadering van zorg in alle levensfasen, met inachtneming van de behoeften van mantelzorgers en de personen die zorg krijgen, waarin minimumnormen en kwaliteitsrichtsnoeren worden opgenomen voor zorg gedurende de volledige levenscyclus, waaronder voor kinderen, ouderen en personen met langdurige zorgbehoeften;

30.

verzoekt de Commissie de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt te evalueren en een betekenisvolle participatie van vrouwen te waarborgen in belangrijke besluitvormingsorganen en bij de ontwikkeling van gendergevoelige herstel- en economische stimuleringspakketten in het kader van het MFK en het NextGenerationEU-herstelplan; merkt op dat de COVID-19-crisis met name gevolgen heeft voor vrouwen op de arbeidsmarkt, aangezien de werkloosheid onder vrouwen is gestegen; verzoekt de Commissie in dit opzicht specifieke maatregelen te nemen om iets te doen aan de werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen door middel van een gerichte verdeling van middelen in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht, waarbij de EU-lidstaten moeten aantonen dat zij concrete acties nemen om iets te doen aan de werkloosheid en armoede onder vrouwen en het toegenomen geweld tegen vrouwen en meisjes, aangezien dit obstakels zijn die de volledige participatie van vrouwen in alle levenssferen, waaronder de arbeidsmarkt, belemmeren;

31.

benadrukt dat de rechten van vrouwelijk huishoudelijk personeel op fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en gelijkwaardige sociale bescherming moeten worden gegarandeerd door de ratificatie en uitvoering te waarborgen van IAO-verdrag nr. 189 inzake fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel;

32.

merkt bezorgd op dat slechts 18 % (22) van de 8 miljoen ICT-specialisten in de EU vrouw is en dat het risico bestaat dat vrouwen verder worden uitgesloten van de digitale agenda van de EU; dringt er bij de Commissie op aan het beleid voor de bevordering van een hogere participatie van vrouwen in STEM-loopbanen en -studies te versterken, en benadrukt dat vrouwen moeten worden geïntegreerd en vertegenwoordigd in opkomende economische sectoren die belangrijk zijn voor duurzame ontwikkeling, waaronder ICT, digitale technologie en artificiële intelligentie;

33.

verzoekt de Europese instellingen bindende maatregelen als quota in te voeren om gendergelijkheid te waarborgen in gekozen organen, en verzoekt de lidstaten een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen te garanderen in het Europees Parlement en in nationale parlementen; pleit ook voor strategieën om een betekenisvolle vertegenwoordiging van vrouwen met diverse achtergronden te garanderen in functies met besluitvormingsbevoegdheden bij de Europese instellingen;

Vrouwen en geweld: seksueel geweld uitbannen

34.

is verheugd dat de Commissie zich er in de strategie inzake gendergelijkheid toe verbonden heeft gendergerelateerd geweld te bestrijden; dringt nogmaals aan op de voltooiing van de ratificatie door de EU van het Verdrag van Istanbul op basis van een brede toetreding en verzoekt de Commissie ervoor te pleiten dat alle lidstaten het verdrag ratificeren en uitvoeren; verzoekt de lidstaten rekening te houden met de aanbevelingen van GREVIO en hun wetgeving te verbeteren zodat deze meer in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag van Istanbul, teneinde een passende uitvoering en handhaving van het verdrag te garanderen;

35.

is ingenomen met het initiatief om de criminaliteitsgebieden uit te breiden zodat specifieke vormen van gendergerelateerd geweld in overeenstemming met artikel 83, lid 1, VWEU, hier ook onder vallen, en verzoekt de Commissie vervolgens met een voorstel te komen voor een holistische, op het slachtoffer gerichte EU-richtlijn om alle vormen van gendergerelateerd geweld te voorkomen en bestrijden; herinnert eraan dat dergelijke nieuwe wetgevingsmaatregelen hoe dan ook een aanvulling moeten vormen op de ratificatie van het Verdrag van Istanbul;

36.

verzoekt de EU urgent iets te doen aan het toenemende gendergerelateerde geweld tijdens de COVID-19-pandemie; verzoekt de Commissie in dit opzicht een EU-protocol inzake gendergerelateerd geweld in tijden van crisis te ontwikkelen en diensten voor de bescherming van slachtoffers, zoals hulplijnen, veilige opvang en gezondheidsdiensten, in de lidstaten als “essentiële diensten” aan te merken, teneinde gendergerelateerd geweld te voorkomen en slachtoffers van huiselijk geweld tijdens crises als de COVID-19-pandemie te ondersteunen; wijst bezorgd op het gebrek aan beschikbare gegevens over geweld tegen vrouwen en meisjes, aan de hand waarvan de toename van het aantal gevallen tijdens de COVID-19-pandemie zou kunnen worden geregistreerd;

37.

onderstreept de rol van onderwijs en pleit voor het tegengaan van genderstereotypen die gendergerelateerd geweld in de hand werken; verzoekt de EU te garanderen dat alle openbare EU-instellingen een gedragscode hebben en naleven op grond waarvan geen enkele vorm van geweld, discriminatie of misbruik wordt getolereerd, evenals interne mechanismen voor meldingen en klachten;

38.

beklemtoont hoe belangrijk het is om naar gender en leeftijd uitgesplitste gegevens te verzamelen en organiseren over alle vormen van gendergerelateerd geweld in de lidstaten; is verheugd over de aankondiging van een nieuwe enquête van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de hele EU over de wijdverbreidheid en dynamiek van alle vormen van geweld tegen vrouwen;

39.

verzoekt de lidstaten en de Commissie specifieke maatregelen vast te stellen om cybergeweld, met inbegrip van online-intimidatie, cyberpesten en vrouwonvriendelijke haatzaaiende uitlatingen, uit te bannen, aangezien vrouwen en meisjes hiervan onevenredig vaak het slachtoffer worden, en de toename van deze vormen van gendergerelateerd geweld tijdens de COVID-19-pandemie specifiek aan te pakken; verzoekt de Commissie relevante regelgeving en andere mogelijke acties voor te stellen om haatzaaiende uitlatingen en online-intimidatie uit te bannen;

40.

verzoekt de lidstaten per ommegaande het onlangs goedgekeurde IAO-verdrag nr. 190 inzake het uitbannen van geweld en intimidatie op het werk te ratificeren en uit te voeren;

41.

verzoekt de lidstaten Richtlijn 2011/36/EU (23) inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan doeltreffend toe te passen en specifieke maatregelen te treffen teneinde geweld tegen vrouwen en genderongelijkheid, de onderliggende oorzaken van mensenhandel, aan te pakken; verzoekt de Commissie de richtlijn op basis van een grondige effectbeoordeling te herzien, teneinde betere maatregelen te nemen voor de preventie en vervolging van alle vormen van mensenhandel, met name seksuele uitbuiting, aangezien dit de meest voorkomende en gemelde vorm van mensenhandel is en 92 % van de verhandelde vrouwen en meisjes in Europa er slachtoffer van wordt; verzoekt de Commissie verder de richtlijn te wijzigen met als doel te garanderen dat lidstaten het bewuste gebruik van alle diensten die worden verleend door slachtoffers van mensenhandel, expliciet strafbaar te stellen;

Vrouwen en gezondheid

42.

herinnert eraan dat universele toegang tot gezondheidszorg een mensenrecht is dat alleen kan worden gegarandeerd aan de hand van een gezondheidszorgstelsel dat universeel en voor alle personen, ongeacht hun sociale en economische achtergrond, toegankelijk is; verzoekt de EU en haar lidstaten een toereikende levering van diensten van de gezondheidszorg te waarborgen en gelijke toegang te garanderen;

43.

dringt er bij de lidstaten op aan te investeren in robuuste en veerkrachtige openbare gezondheidszorgstelsels en te garanderen dat werknemers in de gezondheidszorg, waarvan de meerderheid over het algemeen vrouw is en slechter betaalde functies bekleedt, een eerlijke vergoeding ontvangen en onder fatsoenlijke omstandigheden werken;

44.

pleit voor een universele eerbiediging van en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, zoals overeengekomen in het actieprogramma van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling en de BPfA;

45.

benadrukt dat toegang tot gezinsplanning, gezondheidszorg voor moeders, en veilige en legale hulpverlening bij abortus belangrijk zijn om vrouwenrechten te garanderen en levens te redden;

46.

verzoekt de lidstaten te zorgen voor alomvattende seksuele voorlichting en voorlichting over relaties voor jongeren en voor toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van anticonceptie, gezinsplanning en veilige en legale abortus;

47.

wijst erop hoe belangrijk het is dat beter rekening wordt gehouden met genderaspecten bij medische diagnoses en het plannen van behandelingen teneinde een passende, kwalitatief hoogwaardige behandeling voor iedereen te garanderen; benadrukt dat ziekten en onderliggende aandoeningen bij vrouwen nog steeds te weinig worden gediagnosticeerd, behandeld en bestudeerd;

In de aanloop naar het Generation Equality Forum

48.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich meer in te spannen om de Agenda 2030 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), met name SDG 3 en SDG 5, uit te voeren teneinde ervoor te zorgen dat vrouwen en meisjes nooit te maken krijgen met discriminatie, geweld of uitsluiting, en toegang hebben tot gezondheid, voeding, onderwijs en werk;

49.

herinnert eraan hoe belangrijk het is dat de EU zich inzet voor de BPfA en de herzieningsconferenties, en verzoekt de Commissie en de lidstaten hun overkoepelende toezeggingen op het gebied van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen na te komen;

50.

is ingenomen met de participatie en het gezamenlijke leiderschap van de lidstaten en de Commissie in de actiecoalities;

51.

onderstreept hoe belangrijk het is dat het aankomende Generation Equality Forum ambitieuze resultaten oplevert, onder meer in de vorm van de goedkeuring van een reeks toekomstgerichte en ambitieuze toezeggingen en acties van de Commissie en de lidstaten, waarvoor middelen worden gereserveerd, ook in het kader van de actiecoalities;

52.

verzoekt de lidstaten en de Commissie jaarlijks monitoringactiviteiten uit te voeren en nationale rapporten op te stellen in het kader van het voortgangsrapport van de actiecoalities;

53.

dringt er bij de EU op aan de volledige betrokkenheid van het Parlement en zijn Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid te waarborgen bij het besluitvormingsproces met betrekking tot het standpunt van de Unie tijdens het Generation Equality Forum;

o

o o

54.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en nationale parlementen van de lidstaten.

(1)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0039.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0025.

(3)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0024.

(4)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0336.

(5)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0025.

(6)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0286.

(7)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0379.

(8)  PB C 449 van 23.12.2020, blz. 102.

(9)  PB C 251 E van 31.8.2013, blz. 11.

(10)  EIGE, database met genderstatistieken, https://eige.europa.eu/covid-19-and-gender-equality/frontline-workers

(11)  EIGE, “Frontline workers”, https://eige.europa.eu/covid-19-and-gender-equality/frontline-workers

(12)  Peking-evaluatie EIGE http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=sdg_05_20&lang=en

(13)  IAO, “Understanding the gender pay gap” https://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_dialogue/---act_emp/documents/publication/wcms_735949.pdf

(14)  EIGE-studie, “Gender inequalities in care and consequences for the labour market”.

(15)  EIGE-gendergelijkheidsindex 2019 https://eige.europa.eu/publications/gender-equality-index-2019-report/informal-care-older-people-people-disabilities-and-long-term-care-services

(16)  British Medical Journal, “Covid-19: EU states report 60 % rise in emergency calls about domestic violence”, 11 mei 2020, beschikbaar op: https://www.bmj.com/content/369/bmj.m1872 Verslag van de secretaris-generaal van de VN van juli 2020, “Intensification of efforts to eliminate all forms of violence against women and girls”: https://undocs.org/en/A/75/274

(17)  EIGE, afdeling K — “Women and the environment: climate change is gendered”, 5 maart 2020, beschikbaar op: https://eige.europa.eu/publications/beijing-25-policy-brief-area-k-women-and-environment

(18)  EPRS-briefing, “Beijing Platform for Action: 25 year review and future priorities”, 27 februari 2020, beschikbaar op: https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document.html?reference=EPRS_BRI(2020)646194

(19)  Verslag UN Women “Gender equality: Women’s rights in review 25 years after Beijing”, https://www.unwomen.org/en/digital-library/publications/2020/03/womens-rights-in-review

(20)  Verslag UN Women, “Gender equality in the wake of COVID-19”, https://www.unwomen.org/en/digital-library/publications/2020/09/gender-equality-in-the-wake-of-covid-19

(21)  In 2014 maakten meer dan 122 miljoen personen in de EU deel uit van huishoudens die konden worden aangemerkt als “arm”, hetgeen wil zeggen dat deze personen getroffen dreigden te worden door armoede of sociale uitsluiting (AROPE). Van deze 122 miljoen personen was 53 % vrouw en 47 % man. Verslag EIGE, “Poverty, gender and intersecting inequalities in the EU”, 2016 https://eige.europa.eu/publications/poverty-gender-and-intersecting-inequalities-in-the-eu

(22)  “Women in Digital” (WiD) 2020-scorebord van de Commissie.

(23)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).


Top