EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021IP0045

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de gevolgen van COVID-19 voor jongeren en sport (2020/2864(RSP))

PB C 465 van 17.11.2021, p. 82–86 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 465/82


P9_TA(2021)0045

De gevolgen van COVID-19 voor jongeren en sport

Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de gevolgen van COVID-19 voor jongeren en sport (2020/2864(RSP))

(2021/C 465/08)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel,

gezien artikel 14 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (1),

gezien zijn resolutie van 8 juli 2020 over de rechten van personen met een verstandelijke handicap en hun familie tijdens de COVID-19-crisis (2),

gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het cultureel herstel van Europa (3),

gezien zijn resolutie van 8 oktober 2020 over de jongerengarantie (4),

gezien zijn resolutie van 22 oktober 2020 over de toekomst van het Europese onderwijs in de context van COVID-19 (5),

gezien de vraag aan de Commissie over de gevolgen van COVID-19 voor jongeren en sport (O-000074/2020 — B9-0005/2021),

gezien artikel 136, lid 5, en artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

gezien de ontwerpresolutie van de Commissie cultuur en onderwijs,

A.

overwegende dat de huidige COVID-19-pandemie volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (6) jongeren onevenredig hard treft en dat zij waarschijnlijk ernstige negatieve en langdurige gevolgen voor hun economische omstandigheden, gezondheid en welzijn zullen ondervinden: zo zullen zij bijvoorbeeld onderwijs, vrijwilligerswerk en opleidingsmogelijkheden missen in een cruciale fase van hun ontwikkeling;

B.

overwegende dat de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor het functioneren van de jongeren- en onderwijsprogramma’s van de EU op het gebied van jeugdwerk en vrijwilligerswerk, voor de nationale onderwijsstelsels, voor de werkgelegenheid en de inkomens en voor de burgerlijke vrijheden, de ongelijkheden nog verergeren, zoals blijkt uit de OESO-statistieken, die aantonen dat slechts ongeveer de helft van de scholieren toegang heeft tot het grootste deel van of het hele leerplan, ondanks de inspanningen van de landen om oplossingen voor online leren aan te reiken; overwegende dat deze situatie de gevolgen van de digitale kloof nog verergert en de ontwikkeling van de nodige digitale vaardigheden belemmert, terwijl toegang tot de schoolprogramma’s niet altijd betekent dat leerlingen die in moeilijkheden verkeren, in staat zijn te leren;

C.

overwegende dat jongeren centraal staan bij door solidariteit ingegeven activiteiten om aan de behoeften van hun gemeenschappen in het licht van de COVID-19-pandemie tegemoet te komen, van het voeren van bewustmakingscampagnes tot werken in de frontlinie als onderdeel van het Europees Solidariteitskorps, alsook ander vrijwilligerswerk;

D.

overwegende dat de negatieve gevolgen van de pandemie zo verstrekkend zijn dat zij de civiele ruimte in de lidstaten in heel Europa verder hebben doen krimpen, en dat veel jeugdwerk- en sportverenigingen worden geconfronteerd met het vooruitzicht te moeten sluiten, hetgeen een negatief effect zou hebben op de gevestigde structuren van Europese en internationale samenwerking en het maatschappelijk engagement aanzienlijk zou beperken;

E.

overwegende dat de psychosociale gevolgen van COVID-19 zowel onmiddellijk als op langere termijn van invloed zijn op de geestelijke gezondheid van jongeren en hun vermogen om mensen te leren kennen; overwegende dat het gebrek aan vrijetijdsactiviteiten en de maatschappelijke beperkingen een onevenredig groot effect hebben op kinderen en jongeren met een handicap;

F.

overwegende dat de COVID-19-pandemie dramatische gevolgen heeft gehad voor de sport en aanverwante sectoren en bedrijfstakken; overwegende dat de economische gevolgen voor de beroepssport enorm zijn geweest, aangezien de inkomsten sterk zijn gedaald doordat talrijke evenementen op alle niveaus moesten worden afgelast of zonder toeschouwers moesten worden gehouden;

G.

overwegende dat de aanhoudende gevolgen van de pandemie voor semiprofessionele en amateursport en recreatie dramatisch zijn, en dat veel sportclubs in hun bestaan bedreigd worden omdat zij per definitie geen winstoogmerk hebben en meestal op vrijwillige basis en dus zonder financiële reserves werken;

H.

overwegende dat de beperkingen als gevolg van de COVID-19-pandemie en de ontoereikende mogelijkheden voor regelmatige training en oefening in contactsporten nadelig zijn voor de progressie en ontwikkeling van sporters;

I.

overwegende dat sport een belangrijke economische sector is, die goed is voor 2,12 % van het totale bbp en 2,72 % van de totale werkgelegenheid in de EU en naar schatting 5,67 miljoen banen vertegenwoordigt;

J.

overwegende dat sport belangrijke maatschappelijke functies vervult, bijvoorbeeld door het bevorderen van sociale inclusie, integratie, samenhang en waarden zoals wederzijds respect en begrip, solidariteit, diversiteit en gelijkheid, met inbegrip van gendergelijkheid; overwegende dat sport en aanverwant vrijwilligerswerk de lichamelijke en geestelijke gezondheid en de inzetbaarheid van met name jongeren kunnen verbeteren, en jongeren kunnen helpen om niet betrokken te raken bij geweld, met inbegrip van gendergerelateerd geweld, criminaliteit en drugsgebruik;

Jongeren

1.

maakt zich zorgen over het feit dat de jeugdwerkgelegenheid, door de bijzondere gevoeligheid van dat deel van de arbeidsmarkt voor economische cycli en economische crises, harder wordt getroffen door de gevolgen van de huidige pandemie, waardoor de negatieve trends van een sector die grotendeels wordt gedomineerd door onstabiele, laagbetaalde deeltijdbanen met zwakkere rechtsbescherming en socialezekerheidsnormen, worden versterkt;

2.

wijst op de bijzonder acute gevolgen van de huidige pandemie voor jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen baan hebben (NEET’s) en benadrukt dat de problemen van jongeren uit kwetsbare groepen moeten worden aangepakt; benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de aanzienlijke genderongelijkheid wat het percentage NEET’s betreft;

3.

onderstreept dat arbeidsintensieve sectoren die vaak worden gekenmerkt door lage lonen, zoals de groot- en detailhandel, de accommodatiesector, het toerisme en maaltijddiensten, waarin doorgaans laaggeschoolde jonge werknemers en werkstudenten werken, het zwaarst getroffen zijn; merkt op dat de werkloosheid en armoede onder jongeren sinds het uitbreken van de pandemie gestaag zijn toegenomen; acht het waarschijnlijk dat de jeugdwerkloosheid op korte termijn verder zal stijgen en op lange termijn wellicht boven het niveau van voor de pandemie zal blijven;

4.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan alle nodige maatregelen te nemen om de rampzalige gevolgen voor de jeugdwerkgelegenheid, onder meer door middel van een macro-economisch (begrotings- en monetair) beleid dat overheidsmiddelen uittrekt voor subsidies voor aanwerving of jongerengaranties ter ondersteuning van op maat gesneden regelingen voor het behoud en het scheppen van banen en voor bij- en omscholing van jongeren, alsook investeringen in economische sectoren die het potentieel hebben om jonge werkzoekenden een goede baan en fatsoenlijke arbeids- en loonvoorwaarden aan te bieden;

5.

herinnert aan de rol van vrijwilligerswerk bij het ontwikkelen van levens- en arbeidsvaardigheden voor jongeren; is van oordeel dat financieel gesteund vrijwilligerswerk werkloze jongeren kan helpen om de economische schok van de COVID-19 crisis te doorstaan en tegelijk bij te dragen aan de samenleving en waardevolle ervaring op te doen die hun overgang naar een duurzame reguliere baan vergemakkelijkt; is van oordeel dat het Europees Solidariteitskorps jonge Europeanen kan helpen om hun kansen te verruimen buiten hun plaatselijke realiteit; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan te zorgen voor duidelijkheid en uniforme richtsnoeren voor de uitvoering van programma’s in crisissituaties en voor het wegnemen van belemmeringen voor deelname die onder meer het gevolg zijn van een gebrek aan flexibiliteit bij de financiering, vermindering van de financiering, strengere beperkingen op de verlening van visa aan vrijwilligers uit partnerlanden, en het feit dat de rechtspositie van jongeren als vrijwilligers niet wordt gewaarborgd;

6.

benadrukt dat informeel en niet-formeel leren, kunst, sport, vrijwilligerswerk en sociale activiteiten van vitaal belang zijn om participatie van jongeren en sociale samenhang aan te moedigen als instrumenten die een enorm effect op lokale gemeenschappen kunnen hebben en veel van de huidige maatschappelijke uitdagingen kunnen helpen aanpakken;

7.

benadrukt dat de Europese Raad met het akkoord die hij op 21 juli 2020 heeft bereikt, meer ambitie aan de dag had moeten leggen ter ondersteuning van de jonge generaties — de toekomst van Europa –, vooral door in de herstelplannen meer steun voor jongeren op te nemen door 10 % voor onderwijs uit te trekken en een bijdrage van 20 % te reserveren voor de Europese digitale strategie en de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt; onderstreept in dit verband dat sectorale programma’s die rechtstreeks op jongeren gericht zijn, zoals Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps, de jongerengarantie en de kindergarantie, of die de transitie naar een rechtvaardiger en in sociaal en milieuopzicht duurzamer Europa kunnen ondersteunen, zodanig moeten worden ingezet dat hun potentieel ten volle wordt benut, omdat het risico bestaat dat hun ambitieuze doelstellingen niet worden gehaald, wat een bittere teleurstelling zou zijn voor jongeren en toekomstige generaties;

8.

onderstreept dat de huidige pandemie de digitale kloof in de EU nog heeft vergroot en wijst er daarom op dat digitale geletterdheid voor iedereen dringend moet worden bevorderd en dat het wijdverbreide gebruik, de erkenning en de validering van alternatieven, waaronder informele en niet-formele leermogelijkheden, zoals online en digitaal leren en opleiden, moeten worden aangemoedigd; vraagt in het bijzonder dat er veel aandacht wordt besteed en steun wordt verleend aan jonge lerenden die inkomensverlies hebben geleden in het technisch onderwijs, het duaal onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, en voor de ontwikkeling en het grootschalige gebruik van kwalitatief hoogwaardige digitale instrumenten, onderwijs- en leermaterialen en -inhoud, teneinde voortijdig schoolverlaten te voorkomen en te zorgen voor een soepele en effectieve overgang van school naar werk; benadrukt dat het niettegenstaande de specifieke context van COVID-19 belangrijk is om contactonderwijs te blijven geven om ervoor te zorgen dat niemand in de steek wordt gelaten, met name jonge kinderen, kwetsbare groepen en jongeren uit moeilijke sociaaleconomische milieus zonder technologische middelen of vaardigheden;

9.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan meer te investeren in digitale oplossingen en digitale geletterdheid met het oog op de ontwikkeling van praktische vaardigheden, competenties en kwalificaties, de toegang tot digitale geletterdheid voor iedereen toegankelijk te maken, en de ontwikkeling van onafhankelijke, meertalige, inclusieve en gratis online leermiddelen te bevorderen teneinde het algemene niveau van digitale vaardigheden en competenties te verbeteren als onderdeel van de uitvoering van het actieplan voor digitaal onderwijs (2021-2027); benadrukt dat de competenties van leerkrachten, opleiders, schoolhoofden, ouders en bestuurders moeten worden ontwikkeld met het oog op een beter aanbod van online, afstands- en gemengde leeractiviteiten, met bijzondere aandacht voor programma’s voor de ontwikkeling van vaardigheden;

10.

is bezorgd over het feit dat de COVID-19-crisis de ongerustheid en angst onder jongeren heeft doen toenemen, wat aanzienlijke gevolgen dreigt te hebben voor hun leven en hun overgang van school naar werk; dringt aan op een ruim gebruik van op maat gesneden geestelijkegezondheidsdiensten, psychosociale ondersteuning en sportactiviteiten, als op zichzelf staande of modulaire maatregelen, en op een grootschaligere ondersteuning van het geestelijk welzijn in opleidings- en onderwijsinstellingen, om te voorkomen dat de pandemie langdurige psychologische gevolgen heeft; wijst op de gevolgen van de pandemie voor jongeren met een handicap en jongeren die in plattelands- en afgelegen gebieden wonen, en verzoekt de Commissie en de lidstaten bijzondere aandacht te besteden aan de behoeften van deze groep door de beschikbare ondersteunende maatregelen en diensten aan te passen;

11.

vraagt dat op de verschillende beleidsgebieden een op rechten gebaseerde benadering, geworteld in de beginselen van non-discriminatie en gelijkheid, wordt gehanteerd om de vele vormen van discriminatie aan te pakken waaronder jongeren tijdens de COVID-19-crisis te lijden hebben, en herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat er een speciale aanpak nodig is ter ondersteuning en bescherming van kwetsbare groepen, zoals jongeren met een handicap, jongeren uit kansarme milieus, jongeren die het risico lopen slachtoffer te worden van huiselijk geweld, jonge migranten en vluchtelingen, en jonge leden van de LGTBIQ+-gemeenschap; benadrukt het belang van vrije toegang tot kwalitatief hoogwaardige, op de behoeften van jongeren afgestemde informatie over de COVID-19-pandemie in haar geheel;

12.

wijst erop dat met name sportactiviteiten en jeugdwerk in al hun diversiteit overal in Europa in gevaar zijn, wat leidt tot een inkrimping van de civiele ruimte, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan maatregelen te nemen om de structuren in stand te houden en de diversiteit van het aanbod op het gebied van jeugd en sport te waarborgen; herinnert eraan dat de lokale overheden, maatschappelijke organisaties en de sociale partners nauw betrokken moeten worden bij de uitvoering van oplossingen ter ondersteuning van jongeren en jongeren- en sportorganisaties; wijst op het belang van georganiseerde sport- en jeugdorganisaties voor de sociale samenhang;

Sport

13.

is ernstig bezorgd over mogelijke blijvende schade voor de sportsector, niet alleen in termen van economie en werkgelegenheid, maar ook voor de samenleving als geheel;

14.

onderstreept dat sport en lichaamsbeweging in de door de pandemie veroorzaakte omstandigheden van bijzonder belang zijn omdat zij de lichamelijke en mentale veerkracht versterken; is verheugd dat uit de gegevens blijkt dat de lockdowns sommige mensen ertoe hebben aangezet bepaalde individuele sporten vaker en actiever te beoefenen; is daarentegen bezorgd over het gebrek aan lichaamsbeweging dat tijdens de lockdowns bij veel jongeren is geconstateerd en over de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de volksgezondheid;

15.

benadrukt dat het Europese sportmodel moet worden behouden en bevorderd, aangezien solidariteit, rechtvaardigheid en een op waarden gebaseerde aanpak belangrijker dan ooit zullen zijn voor het herstel van de sportsector en voor het voortbestaan van de amateursport;

16.

herinnert eraan dat sport waarden zoals wederzijds respect en begrip, solidariteit, diversiteit, rechtvaardigheid, samenwerking en burgerzin bevordert en bijbrengt, en samenhang en de integratie van migranten en vluchtelingen bevordert; benadrukt dat sport geen grenzen kent en mensen uit verschillende sociaal-economische achtergronden verenigt; is van mening dat met name amateursport een essentiële rol speelt bij de bevordering van de sociale inclusie van kansarmen, mensen uit kwetsbare groepen en mensen met een handicap; verzoekt de Commissie in dit verband inclusie door sport te bevorderen en nieuwe wegen te verkennen om het effect en bereik ervan te maximaliseren; dringt aan op meer steun voor gezinnen met een laag inkomen, zodat hun kinderen kunnen deelnemen aan sport en andere vrijetijdsactiviteiten;

17.

onderstreept dat mensen met een handicap die toegang willen krijgen tot sport — zowel amateursport als sport op professioneel niveau — met aanzienlijke financiële en organisatorische problemen worden geconfronteerd, die tijdens de COVID-19-pandemie nog zijn verergerd, en dringt er derhalve bij de Commissie op aan dit probleem specifiek aan te pakken in haar komende strategie inzake handicaps;

18.

benadrukt dat de COVID-19-pandemie rampzalige gevolgen heeft voor de hele sportsector op alle niveaus, met name voor sportorganisaties en -clubs, bonden, sportscholen en fitnesscentra, sporters, coaches, personeel en sportgerelateerde bedrijfssectoren, waaronder organisatoren van sportevenementen en sportmedia; denkt dat de weg naar herstel moeizaam zal zijn en onderstreept dat er gerichte hulpmaatregelen nodig zijn;

19.

is van mening dat de algemene herstelinstrumenten die de EU in reactie op de crisis heeft vastgesteld, de sportsector op korte termijn moeten helpen ondersteunen en dringt er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat de nationale steunfondsen, de structuurfondsen en de nationale herstel- en weerbaarheidsplannen ten goede komen aan de sportsector, ook al heeft die specifieke kenmerken en organisatiestructuren;

20.

benadrukt het belang van reddingspakketten voor alle sporten; wijst erop dat grote kijksporten weliswaar vaak financieel het zwaarst getroffen zijn, maar niet de enige mogen zijn die voor financiële steun in aanmerking komen of daarvoor prioriteit krijgen;

21.

is van mening dat de bestaande financiële steun wellicht niet volstaat en verzoekt de Commissie alle mogelijke wegen te verkennen om aanvullende gerichte steun te verlenen aan zowel de amateursport als de beroepssport, teneinde de levensvatbaarheid van de hele sector te vergroten;

22.

verzoekt de Commissie en de lidstaten het herstel en de crisisbestendigheid van de sportsector in het algemeen, en de amateursport in het bijzonder, te versterken via de beschikbare EU-programma’s waarvoor de sector in aanmerking komt, waaronder het Erasmus+-programma en het Europees Solidariteitskorps, en de sport volledige toegang te bieden tot de faciliteit voor herstel en veerkracht, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds Plus en EU4Health; onderstreept dat de opneming van sport in de respectieve verordeningen en het wegnemen van alle belemmeringen in de aanvraagprocedure op nationaal niveau in dit verband van cruciaal belang zijn;

23.

verzoekt de Commissie de economische en sociale gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de sport in alle lidstaten grondig te evalueren en op basis van de resultaten van deze evaluatie een Europese aanpak te ontwikkelen om de uitdagingen het hoofd te bieden en de mogelijke gevolgen te verzachten;

24.

vraagt om een gestructureerde en systematische uitwisseling van best practices tussen de lidstaten bij de aanpak van de gevolgen van de crisis voor de sport en om een systematische analyse van gegevens en informatie over sportdeelname en de gevolgen van COVID-19; vindt het nuttig te onderzoeken of er nieuwe manieren kunnen worden ontwikkeld om sport te beoefenen in situaties waarin fysieke afstand in acht moet worden genomen;

25.

is van oordeel dat er dringend behoefte is aan brede sectoroverschrijdende samenwerking om de uitdagingen te overwinnen die in de sportsector zijn ontstaan als gevolg van de COVID-19-pandemie; onderstreept in dit verband dat samenwerking op alle niveaus, waaronder alle bij sport betrokken actoren, de sportgerelateerde bedrijfssectoren en andere relevante belanghebbenden, verder moet worden aangemoedigd;

26.

merkt op dat het gebruik van digitale oplossingen zoals sportapps tijdens de crisis is toegenomen; meent dat de verdere digitalisering van de sportsector de veerkracht ervan bij eventuele toekomstige crises zal vergroten; vraagt dat er digitale instrumenten worden ontwikkeld die de financiering van sportactiviteiten tijdens de pandemie mogelijk maken;

27.

verzoekt de Commissie alle maatregelen die worden genomen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de sport aan te pakken, te coördineren in een speciaal EU-actieplan;

28.

dringt er bij de Raad op aan om in het komende EU-werkplan voor sport prioriteit toe te kennen aan maatregelen en acties die erop gericht zijn de sector te helpen om de gevolgen van de pandemie op korte en lange termijn het hoofd te bieden;

29.

is van oordeel dat het zolang de pandemie zich blijft ontwikkelen, nodig zal zijn een gecoördineerde dialoog tussen de Europese en internationale sportbonden en de lidstaten aan te gaan om de mogelijkheden voor een veilige voortzetting van grote internationale sportevenementen en -competities te bespreken; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan te streven naar een gecoördineerde aanpak van het aantal aanwezigen in stadions, reisbeperkingen en COVID-19-tests, teneinde een doeltreffende planning en een verantwoorde organisatie van pan-Europese sportcompetities mogelijk te maken;

30.

vraagt om maatregelen ter versterking van de dopingpreventie tijdens en na de COVID-19-lockdowns om de gezondheid van de sporters en fair play in de Europese sport te bevorderen;

31.

meent dat de verschillende sporten in verschillende mate zijn getroffen en dat binnen bepaalde sporten kleinere clubs, competities in lagere divisies en amateursportactiviteiten hebben geleden, met name door hun economische afhankelijkheid van kleine sponsors of van de bijdragen van de sporters zelf; benadrukt dat amateursport de basis vormt voor sport op professioneel niveau, aangezien kleine amateursportclubs een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jonge sporters en meestal op vrijwillige basis werken; onderstreept het belang van solidariteit binnen de Europese sportgemeenschap, tussen en binnen de verschillende sporten, en vraagt dat minderheidssporten en amateursporten in het licht van de economische problemen meer steun krijgen om hun activiteiten in stand te houden;

32.

wijst erop dat de beperkingen als gevolg van de COVID-19-pandemie en de ontoereikende mogelijkheden voor regelmatige training en oefening in contactsporten nadelig zijn geweest voor de progressie en ontwikkeling van sporters; is van mening dat organisatoren van evenementen, trainers en de sporters zelf bewust moeten worden gemaakt van de mogelijke implicaties van het langdurige gebrek aan intensieve training; vraagt om samenwerking tussen sportinstellingen en -organisaties bij de ondersteuning van projecten en concepten die erop gericht zijn verloren capaciteiten terug te winnen;

33.

is van oordeel dat sportterreinen en stadions de kern vormen van het sociale weefsel van sport- en culturele ecosystemen in onze samenlevingen; erkent dat het voor de gezondheid en het welzijn van onze burgers en voor het economisch herstel, zowel nu als in de toekomst, essentieel is dat deze ontmoetingsplaatsen weer mogen opengaan;

o

o o

34.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.

(1)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0054.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0183.

(3)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0239.

(4)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0267.

(5)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0282.

(6)  Global report, Youth & COVID-19: Impacts on jobs, education, rights and mental well-being, 11 augustus 2020.


Top