Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0321

    Zaak T-321/21: Beroep ingesteld op 9 juni 2021 — Lietuvos geležinkeliai / Commissie

    PB C 297 van 26.7.2021, p. 48–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 297/48


    Beroep ingesteld op 9 juni 2021 — Lietuvos geležinkeliai / Commissie

    (Zaak T-321/21)

    (2021/C 297/60)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Lietuvos geležinkeliai AB (Vilnius, Litouwen) (vertegenwoordiger: R. Zaščiurinskaitė, advocaat)

    Verwerende partij: Europese Commissie

    Conclusies

    het beroep ontvankelijk verklaren;

    de Europese Commissie veroordelen tot het betalen aan AB Lietuvos geležinkeliai van een schadevergoeding ten bedrage van 850 565,76 EUR, alsook van vertragingsrente berekend tegen het door de Europese Centrale Bank vastgestelde percentage voor haar voornaamste herfinancieringstransacties, vermeerderd met 3,5 procentpunten, over het bedrag van 7 804 350 EUR voor de periode van 5 januari 2018 tot en met 29 januari 2021;

    de Europese Commissie veroordelen tot het betalen aan AB Lietuvos geležinkeliai van vertragingsrente berekend tegen het door de Europese Centrale Bank vastgestelde percentage voor haar voornaamste herfinancieringstransacties, vermeerderd met 3,5 procentpunten, over het bedrag van 850 565,76 EUR voor de periode vanaf 30 januari 2021 tot de datum van de daadwerkelijke betaling van het hoofdbedrag;

    de besluiten van de Commissie van 26 april 2021 en 16 mei 2021 krachtens artikel 263 VWEU nietig verklaren;

    de Commissie verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van artikel 266, eerste alinea, VWEU, doordat de Commissie heeft nagelaten haar absolute en onvoorwaardelijke verplichting na te leven om vertragingsrente te betalen na de verlaging van een door haar opgelegde boete die door verzoekster voorlopig was betaald.

    2.

    Tweede middel: door de schending van artikel 266, eerste alinea, VWEU, is de Europese Unie krachtens artikel 266, tweede alinea, VWEU, gelezen in samenhang met artikel 340, tweede alinea, VWEU, niet-contractueel aansprakelijk.

    3.

    Derde middel: schending van artikel 41, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 340, tweede alinea, VWEU. Verzoekster voert aan dat een persoon niet alleen schadevergoeding moet kunnen krijgen voor daadwerkelijk verlies maar ook voor winstderving en rente.

    4.

    Vierde middel: schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten aangezien de rechtsbescherming in het kader van artikel 263 VWEU niet doeltreffend is wanneer de betrokken onderneming geen rente kan verkrijgen op een ten onrechte betaalde boete nadat het Gerecht een boete voor de inbreuk op de Unierechtelijke mededingingsregels heeft verlaagd.

    5.

    Vijfde middel: schending van de artikelen 266 en 340 VWEU, en de artikelen 41, lid 3, en 47 van het Handvest van de grondrechten door het vaststellen van de besluiten van 26 april 2021 (1) en 16 mei 2021 (2), waarbij de Commissie heeft geweigerd om vertragingsrente te betalen.


    (1)  E-mailbericht van de Commissie aan verzoekster van 26 april 2021, onderwerp: RE: Zaak AT.39813 — Baltic Rail.

    (2)  E-mailbericht van de Commissie aan verzoekster van 16 mei 2021, onderwerp: RE: Zaak AT.39813 — Baltic Rail, waarin het in het e-mailbericht van 26 april 2021 vervatte standpunt wordt bevestigd.


    Top