Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021CN0258

    Zaak C-258/21: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 22 april 2021 — Coca-Cola European Partners Deutschland GmbH / R.G.

    PB C 297 van 26.7.2021, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 297/22


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesarbeitsgericht (Duitsland) op 22 april 2021 — Coca-Cola European Partners Deutschland GmbH / R.G.

    (Zaak C-258/21)

    (2021/C 297/25)

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesarbeitsgericht

    Partijen in het hoofdgeding

    Verweerster, geïntimeerde, en verzoekster tot Revision: Coca-Cola European Partners Deutschland GmbH

    Verzoeker, appellant, en verweerder in Revision: R.G.

    Prejudiciële vragen

    1)

    Brengt een collectieve arbeidsovereenkomst richtlijn 2003/88/EG (1) betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd ten uitvoer — in de zin van artikel 51, lid 1, eerste volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — wanneer in die collectieve arbeidsovereenkomst voor onregelmatige nachtarbeid een hogere compensatie is vastgelegd dan voor regelmatige nachtarbeid?

    2)

    Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord:

    Verzet artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zich tegen een collectieve arbeidsovereenkomst waarin voor onregelmatige nachtarbeid een hogere compensatie is vastgelegd dan voor regelmatige nachtarbeid, wanneer een dergelijke regeling niet alleen de nadelige gevolgen van nachtarbeid voor de gezondheid, maar ook de lasten die voortvloeien uit het feit dat onregelmatige nachtarbeid moeilijker te plannen is, beoogt te compenseren?


    (1)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).


    Top