Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021XC0324(01)

    Bijwerking van de lijst van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode (Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.)) 2021/C 102/05

    PUB/2021/228

    PB C 102 van 24.3.2021, p. 8–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.3.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 102/8


    Bijwerking van de lijst van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode (1))

    (2021/C 102/05)

    De publicatie van de richtbedragen voor het overschrijden van de buitengrenzen bedoeld in artikel 6, punt 4, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (codificatie) (2) is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 39 van de Schengengrenscode.

    Naast de publicatie in het Publicatieblad wordt de lijst regelmatig bijgewerkt op de website van het directoraat-generaal Binnenlandse Zaken.

    TSJECHISCHE REPUBLIEK

    Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 21 van 20.1.2018, blz. 3.

    Richtbedragen als vastgesteld in afdeling 13 van Wet nr. 326/1999 Coll. inzake het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied van de Tsjechische Republiek, als gewijzigd, in samenhang met afdeling 5 van Wet nr. 110/2006 Coll. inzake het bestaansminimum, als gewijzigd. De richtbedragen zijn afhankelijk van het huidige bestaansminimum en variëren naargelang de duur van het voorgenomen verblijf van korte duur op het Tsjechische grondgebied:

    voor een verblijf van maximaal 30 dagen: 0,5 maal het bestaansminimum (huidig bedrag – december 2020: 2 490 CZK) voor iedere dag van het verblijf, d.w.z. 1 245 CZK per dag;

    voor een verblijf van meer dan 30 dagen: 15 maal het bestaansminimum (huidig bedrag – december 2020: 2 490 CZK), d.w.z. 37 350 CZK; dit bedrag wordt verhoogd met het dubbele van het bestaansminimum voor elke volledige maand van het voorgenomen verblijf op het grondgebied, d.w.z. 4 980 CZK per bijkomende maand;

    onderdanen van derde landen die jonger zijn dan 18, moeten over de helft van de bovengenoemde bedragen beschikken.

    De beschikbaarheid van voldoende bestaansmiddelen kan worden beoordeeld aan de hand van contant geld, creditcards en reischeques die de onderdaan van een derde land in bezit heeft, of aan de hand van een document dat bevestigt dat de diensten in verband met het verblijf op het grondgebied betaald zijn of kosteloos worden aangeboden. Borgstellingen en garantstellingsverklaringen van de gastheer/-vrouw (in de vorm van een uitnodiging die door de politie van de Tsjechische Republiek is gecertificeerd – zie bijlage 33 van het Schengenhandboek) kunnen eveneens de toereikendheid van de bestaansmiddelen aantonen.

    Een onderdaan van een derde land die van plan is op het grondgebied te studeren kan als bewijs van voldoende bestaansmiddelen voor zijn verblijf een toezegging van een overheidsinstantie of een rechtspersoon overleggen dat zal worden voorzien in het verblijf van de betrokkene door middelen ter beschikking te stellen die overeenkomen met het bestaansminimum (huidig bedrag – december 2020: 2 490 CZK) voor één maand van het voorgenomen verblijf, dan wel een document waarin wordt bevestigd dat alle studie- en verblijfskosten door de ontvangende organisatie (onderwijsinstelling) worden gedragen. Indien het richtbedrag hoger is dan het in de toezegging genoemde bedrag, moet de onderdaan van een derde land een document overleggen waaruit blijkt dat hij over middelen beschikt om het verschil te dekken tussen het bestaansminimum (huidig bedrag – december 2020: 2 490 CZK) en het bedrag van de toezegging voor de duur van het voorgenomen verblijf. Het verschil mag echter niet meer bedragen dan zesmaal het bestaansminimum (op dit moment 14 940 CZK). Het document over de toekenning van een toelage voor het verblijf kan worden vervangen door een beslissing of een overeenkomst inzake de toekenning van een toelage uit hoofde van een internationaal verdrag waarbij de Tsjechische Republiek partij is.

    SPANJE

    Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 178 van 28.5.2020, blz. 3.

    Het besluit van het kabinet van de minister-president (PRE/1282/2007) van 10 mei 2007 betreffende de financiële middelen waarover vreemdelingen moeten beschikken om Spanje binnen te komen, bepaalt het bedrag waarvan onderdanen van derde landen moeten aantonen dat zij erover beschikken, willen zij Spanje binnen kunnen komen:

    a)

    Om te voorzien in de kosten van hun verblijf in Spanje, moet het bewezen dagelijkse bedrag ten minste 10 % bedragen van het wettelijke bruto minimumloon, vermenigvuldigd met het aantal dagen van het geplande verblijf in Spanje en vermenigvuldigd met het aantal personen dat ten laste van de aanvrager is en onder diens begeleiding meereist. Koninklijk Besluit 231/2020 van 4 februari 2020 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon voor 2020, waarvan de geldigheidsduur voor 2021 (3) is verlengd, stelt dit loon vast op 950 EUR, wat betekent dat een bedrag van 95 EUR per persoon per dag of een wettelijk gelijkwaardig bedrag in buitenlandse munt moet worden aangetoond. In ieder geval moet dit bedrag 90 % van het wettelijk bruto minimumloon bedragen, wat betekent dat in ieder geval een minimum van 855 EUR of een wettelijk gelijkwaardig bedrag in buitenlandse munt per persoon moet worden aangetoond, ongeacht de duur van het verblijf.

    b)

    Voor terugkeer naar hun land van herkomst of voor doorreis naar derde landen moeten vreemdelingen kunnen aantonen te beschikken over een of meerdere op hun naam gestelde, onoverdraagbare en niet-verhandelbare vervoersbiljetten voor het vervoermiddel dat zij voornemens zijn te gebruiken.

    SLOVENIË

    Vervanging van de informatie die is bekendgemaakt in PB C 247 van 13.10.2006, blz. 19.

    Overeenkomstig artikel 2 van de uitvoeringsbepalingen van de verordening (EG) tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (Uradni List RS (UL RS; Staatsblad van de Republiek Slovenië) nr. 29/07), zijn de vereiste bestaansmiddelen vastgesteld waarover onderdanen van derde landen die Slovenië binnenkomen, moeten beschikken, zowel voor de duur van het verblijf in Slovenië als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde staat.

    Als afdoend bewijs voor het bestaan van de vereiste bestaansmiddelen moet een onderdaan van een derde land aantonen dat hij over het voorgeschreven bedrag beschikt in de vorm van contant geld, reischeques, internationaal erkende debet- of kredietkaarten, kredietbrieven of een ander geverifieerd bewijs van het bestaan van deze middelen Slovenië.

    Indien de onderdaan van een derde land niet beschikt over gewaarborgde bestaansmiddelen (zoals een borgstelling, een garantstellingsverklaring of een bewijs van betaalde accommodatie in het kader van een toeristisch arrangement), worden de vereiste bestaansmiddelen vastgesteld op basis van de dagvergoeding.

    In Slovenië bedraagt de dagvergoeding voor individuele personen 70 EUR.

    Het vereiste bedrag voor een minderjarige die door zijn ouders of zijn wettige vertegenwoordiger wordt vergezeld, is 50 % van het hierboven voorgeschreven bedrag.

    Lijst van eerdere publicaties

    PB C 247 van 13.10.2006, blz. 19

    PB C 77 van 5.4.2007, blz. 11

    PB C 153 van 6.7.2007, blz. 22

    PB C 164 van 18.7.2007, blz. 45

    PB C 182 van 4.8. 2007, blz. 18

    PB C 57 van 1.3.2008, blz. 38

    PB C 134 van 31.5.2008, blz. 19

    PB C 331 van 31.12.2008, blz. 13

    PB C 33 van 10.2.2009, blz. 1

    PB C 36 van 13.2. 2009, blz. 100

    PB C 37 van 14.2.2009, blz. 8

    PB C 98 van 29.4.2009, blz. 11

    PB C 35 van 12.2.2010, blz. 7

    PB C 304 van 10.11.2010, blz. 5

    PB C 24 van 26.1.2011, blz. 6

    PB C 157 van 27.5.2011, blz. 8

    PB C 203 van 9.7.2011, blz. 16

    PB C 11 van 13.1.2012, blz. 13

    PB C 72 van 10.3.2012, blz. 44

    PB C 199 van 7.7.2012, blz. 8

    PB C 298 van 4.10.2012, blz. 3

    PB C 56 van 26.2.2013, blz. 13

    PB C 98 van 5.4.2013, blz. 3

    PB C 269 van 18.9.2013, blz. 2

    PB C 57 van 28.2.2014, blz. 2

    PB C 152 van 20.5.2014, blz. 25

    PB C 224 van 15.7.2014, blz. 31

    PB C 434 van 4.12.2014, blz. 3

    PB C 447 van 13.12.2014, blz. 32

    PB C 38, van 4.2.2015, blz. 20

    PB C 96 van 11.3.2016, blz. 7

    PB C 146 van 26.4.2016, blz. 12

    PB C 248 van 8.7.2016, blz. 12

    PB C 111 van 8.4.2017, blz. 11

    PB C 21 van 20.1.2018, blz. 3

    PB C 93 van 12.3.2018, blz. 4

    PB C 153 van 2.5.2018, blz. 8

    PB C 186 van 31.5.2018, blz. 10

    PB C 264 van 26.7.2018, blz. 6

    PB C 366 van 10.10.2018, blz. 12

    PB C 459 van 20.12.2018, blz. 38

    PB C 140 van 16.4.2019, blz. 7

    PB C 178 van 28.5.2020, blz. 3


    (1)  Zie de lijst van eerdere publicaties aan het eind van deze bijwerking.

    (2)  PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1.

    (3)  Aanvullende bepaling nr. 6 van Koninklijk Wetsbesluit 38/2020 van 29 december 2020.


    Top