Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IR1265

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over een nieuw actieplan voor een circulaire economie

    COR 2020/01265

    PB C 440 van 18.12.2020, p. 107–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 440/107


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over een nieuw actieplan voor een circulaire economie

    (2020/C 440/18)

    Rapporteur:

    Tjisse STELPSTRA (NL/ECR), lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe

    Referentiedocument:

    Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa

    COM(2020) 98 final

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    A.   Algemene opmerkingen

    Over onze verantwoordelijkheid

    1.

    is bezorgd over het tempo waarin de aarde momenteel wordt geëxploiteerd. Het onderstreept dat deze ramp, waar iedereen verantwoordelijk voor is, wordt veroorzaakt door menselijk gedrag, en onderschrijft de stelling in het nieuwe actieplan dat de transitie naar een koolstofneutrale circulaire economie vereist dat alle belanghebbenden op alle niveaus van de overheid en de samenleving met elkaar samenwerken.

    2.

    Het Comité wijst hierbij op de dringende noodzaak om de transitie naar een regeneratief groeimodel te versnellen en daarbij het hulpbronnenverbruik binnen de grenzen te houden van wat de aarde aankan en onze voetafdruk te verkleinen.

    3.

    Het is ingenomen met het nieuwe actieplan voor een circulaire economie (hierna: het “nieuwe actieplan”) als strategische uitwerking van de Europese Green Deal en als constructief vervolg op het actieplan van 2015.

    4.

    Het betreurt het echter dat in het nieuwe actieplan slechts een kort hoofdstuk gewijd is aan de rol van de lokale en regionale overheden, die evenwel een belangrijke rol spelen in de transitie naar de circulaire economie, als cruciale spelers die de broodnodige innovatie initiëren en opschalen en ervoor zorgen dat mensen, gemeenschappen en regio’s hun dagelijkse handelingen aanpassen in overeenstemming met de beginselen van de circulaire economie. Het CvdR benadrukt het belang van het potentieel van circulariteit voor het scheppen van banen en de behoefte aan steun voor de investeringen in nieuwe infrastructuur voor het daadwerkelijk verzamelen, recyclen en gebruiken van secundaire materiaalstromen.

    5.

    Het Comité is onder de indruk van de vele gedegen bijdragen van belanghebbenden en verzoekt de Commissie bestaande platforms — zoals de partnerschappen voor de stedelijke agenda, het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie en lokale en regionale overheidsnetwerken — te gebruiken om het intercollegiaal leren en de capaciteitsopbouw te versterken.

    6.

    Het is ingenomen met het initiatief voor circulaire steden en regio’s, dat belanghebbenden zal bijstaan bij de ontwikkeling en uitvoering van lokale oplossingen inzake de circulaire economie. Tegelijkertijd benadrukt het wel dat circulaire activiteiten niet los mogen staan van andere activiteiten om de aarde te beschermen. De benadering met betrekking tot de circulaire economie moet worden geïntegreerd in de activiteiten die netwerken van steden ontplooien op het gebied van klimaat, milieu en duurzame ontwikkeling.

    7.

    Het lopende debat over de beginselen van de circulaire economie kan een gelegenheid zijn om resoluut werk te maken van de veelbesproken kwestie om verder te kijken dan traditionele bbp-indicatoren (1) en om aan de op economische prestaties betrekking hebbende elementen nieuwe elementen toe te voegen, zoals het creëren van op solidariteit gebaseerde systemen voor een inclusieve samenleving, leven binnen de draagkracht van onze planeet of een billijke verdeling van goederen.

    Over de COVID-19-pandemie

    8.

    Het CvdR wijst erop dat het nieuwe actieplan is gelanceerd tijdens de COVID-19-pandemie, die ons heeft laten zien hoe afhankelijk wij zijn van primaire hulpbronnen, en beschouwt deze crisis in meerdere opzichten als een alarmsignaal.

    9.

    Het verzoekt de Commissie en de lidstaten om minder afhankelijk te worden van derden en primaire hulpbronnen en de leveringszekerheid te vergroten door een doortastender beheer van — met name schaarse en kritieke — hulpbronnen, en beveelt aan om werk te maken van een EU-platform voor hulpbronnenbeleid.

    10.

    Het Comité is ingenomen met de nadruk die de Commissie legt op de ontwikkeling van de markt voor secundaire grondstoffen, met name door te investeren in recycling.

    11.

    Voorts is het onder de indruk van de positieve neveneffecten van de lockdown voor het milieu (zoals schonere lucht, minder waterverontreiniging, minder schadelijke uitstoot). De veerkracht, creativiteit en innovativiteit die burgers, overheidsactoren, bedrijven en economische actoren sinds het begin van de crisis hebben getoond, zou moeten worden aangewend om een grondige ecologische transformatie van productieprocessen te ondersteunen en te voorkomen dat na de crisis een “inhaalbeweging” wordt gemaakt op het gebied van milieuaantasting.

    12.

    Het CvdR verzoekt de Commissie, de lidstaten en de lokale en regionale overheden om de investeringen van het EU-herstelplan te richten op het waarborgen van economische, sociale en ecologische vooruitgang op de lange termijn en om daarbij het hulpbronnengebruik te verminderen, gevaarlijke stoffen te vermijden en te verwijderen en de circulariteit van materialen en systemen te verbeteren. et Next Generation EU-instrument moet tot deze doelstelling bijdragen door in de nodige financiering te voorzien en moet vergezeld gaan van eigen middelen die geen enkele lidstaat benadeelt ten opzichte van andere.

    Over klimaatambitie, de Green Deal en de SDG’s

    13.

    Het CvdR dringt er bij de Europese Commissie, de lidstaten en de lokale en regionale overheden op aan om ervoor te zorgen dat de Europese Green Deal tijdig wordt uitgevoerd en als solide basis dient om de EU-economie weer op gang te brengen op een manier die verenigbaar is met het behalen van de doelstellingen van de EU op het gebied van energie, klimaat en milieu.

    14.

    Het Comité wijst op de sleutelrol van de beginselen van de circulaire economie bij het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, met name SDG 12 over “Verantwoorde productie en consumptie”. Het is van mening dat de toepassing van de beginselen van de circulaire economie helpt om brede doelen te vertalen in actie en om tastbare maatschappelijke veranderingen te realiseren.

    15.

    Het Comité benadrukt dat de transitie naar de circulaire economie een sterke steun in de rug zal zijn voor de EU-inspanningen om de klimaatverandering te verminderen, en verzoekt de Commissie om alle Green Deal-plannen verder aan elkaar te koppelen om het broodnodige overkoepelende perspectief te bieden en kruisbestuivingen te bevorderen door middel van onderzoek en indicatoren en binnen het beleidsvormingsproces, bijvoorbeeld in de klimaatwet. Het beklemtoont dat het even belangrijk is om maatregelen inzake circulaire economie te koppelen aan maatregelen die andere milieukwesties beogen, zoals de bescherming van de biodiversiteit of de lucht- en waterkwaliteit. De toepassing van de beginselen van de circulaire economie moet een gemeenschappelijk uitgangspunt worden in alle sectoren, van de landbouw- en levensmiddelensector en de bouwsector tot die voor hoogtechnologische toepassingen.

    16.

    Het Comité verwijst naar de transversale verbanden tussen circulariteit en klimaatbescherming. De integrale benadering van de circulaire economie met inbegrip van ontwerpprincipes en terugnamesystemen kan een aanzienlijke bijdrage leveren om de uitstoot van broeikasgassen te matigen.

    Over streefcijfers en monitoring

    17.

    Het CvdR benadrukt dat het, om de grenzen van de planeet in acht te nemen, absoluut noodzakelijk is om groei los te koppelen van hulpbronnengebruik en betreurt dat het nieuwe actieplan geen streefcijfer voor de totale vermindering van het hulpbronnengebruik omvat. Eerdere EU-maatregelen zijn ontoereikend gebleken om het totale Europese verbruik van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen te verminderen. Het is zinvol om voor het meten van ontwikkeling andere indicatoren dan het bbp op te stellen, die beter aansluiten bij de uitgangspunten van een circulaire economie.

    18.

    Het CvdR is van mening dat vermindering van de CO2-uitstoot tijdens de levenscyclus van producten deel moet uitmaken van de streefcijfers, aangezien deze factor inzicht biedt in de investeringen en de geraamde resultaten en zodoende van pas komt bij het prioriteren van acties.

    19.

    Het wijst erop dat concrete maatregelen leiden tot concrete resultaten en verzoekt de Commissie om elke kernactie te koppelen aan een streefdoel en een ambitieus tijdpad.

    20.

    Het wijst er ook op dat er ambitieuze en geleidelijke streefcijfers moeten worden vastgesteld om innovatie te bevorderen; daartoe is een systeem nodig waarin elke vijf jaar de best beschikbare oplossing of praktijk van dat moment als maatstaf wordt genomen voor de volgende vijf jaar.

    21.

    Het CvdR benadrukt dat er lokale en regionale indicatoren moeten worden ontwikkeld en toegepast om de vooruitgang en de te verhelpen problemen te evalueren en om de lokale en regionale overheden te helpen bij de uitvoering van strategieën voor de circulaire economie.

    Over het economisch stelsel

    22.

    Het CvdR concludeert dat het eerlijk is om de kosten voor verontreiniging, afval en uitstoot mee te rekenen in de prijs van niet-circulaire producten, zodat duurzame productie vergelijkbaar en concurrerend wordt met niet-circulaire productiemethoden.

    23.

    Het wijst op het nut van juridische en economische instrumenten om activiteiten die bevorderlijk zijn voor circulariteit te faciliteren en om activiteiten die circulariteit belemmeren te verhinderen, en spoort de Commissie aan om aan de hand van goede praktijkvoorbeelden aan te geven hoe de lidstaten de weg naar een circulaire economie kunnen inslaan en tot gemeenschappelijke grensoverschrijdende oplossingen kunnen komen. Het vindt het nuttig om de belasting op activiteiten die bevorderlijk zijn voor circulariteit te verlagen en op activiteiten die circulariteit belemmeren, te verhogen, en juicht het toe dat wordt erkend dat de belasting over de toegevoegde waarde (btw) in dit verband een doeltreffend instrument is. Bij de toekomstige werkzaamheden op dit gebied dient rekening te worden gehouden met de bevoegdheidsverdeling binnen het belastingbeleid.

    24.

    Het CvdR betreurt het in het licht hiervan dat door de onenigheid die op het gebied van belastingen overheerst, de lidstaten niet meer flexibiliteit krijgen bij de toepassing van btw-tarieven teneinde een echte transformatie van de productie- en consumptiepatronen te bewerkstelligen (die verder gaat dan herstelactiviteiten).

    B.   Lokale en regionale overheden

    Over bevoegdheden

    25.

    Het Comité benadrukt dat lokale en regionale overheden veel bevoegdheden hebben met betrekking tot hulpbronnenbeheer en de circulaire economie en zodoende vele mogelijkheden hebben om de overgang naar de circulaire economie aan te jagen. Tegelijkertijd vergt deze overgang veel knowhow en financiële investeringen. Daarom moeten het Next Generation EU-instrument en andere fondsen tot deze doelstelling bijdragen door in de nodige financiering te voorzien.

    26.

    Het wijst er bovendien op dat het gebruik van water, dat een van de belangrijkste hulpbronnen is, door huishoudens en de industrie grote hoeveelheden afvalwater veroorzaakt. Waar gepast moet dan ook meer water worden hergebruikt. Afvalwater bevat bovendien vele waardevolle nutriënten die kunnen worden teruggewonnen. Het CvdR merkt op dat naast onderzoek, innovatie en financiering ook duidelijke streefcijfers voor de terugwinning van nutriënten nodig zijn.

    27.

    Het wijst erop dat de kennis en belangen van lokale en regionale overheden in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van afvaldoelstellingen, met name wanneer de inzameling en sortering van afval gespecialiseerder wordt.

    28.

    Het Comité verzoekt de Commissie om een innovatieve strategie te ontwikkelen die een reeks afvalinzamelingspraktijken moet opleveren; regio’s en steden moeten daarbij samenwerking verkiezen boven een van bovenaf uitgevoerde harmonisatie van afzonderlijke afvalinzamelingssystemen.

    29.

    Publiek-private partnerschappen zijn noodzakelijk bij de opschaling van de circulaire economie door grote marktdeelnemers te betrekken en lokale en regionale overheden kunnen de juiste toegang tot dergelijke partnerschappen bieden. Het Comité verzoekt de Commissie om dergelijke samenwerkingen in haar programma’s te stimuleren.

    30.

    Lokale en regionale begeleiding en bevordering van beste praktijken helpen om de overgang naar de circulaire economie te versnellen, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de bouwsector.

    31.

    Het CvdR verzoekt de Commissie om een programma op te starten waarmee nauwkeurige informatie over materiaalstromen wordt verzameld op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau. Hiermee worden belanghebbende partijen in staat gesteld om meer te weten te komen over de situatie en activiteiten elders. Het programma moet worden opgezet als een transparant digitaal systeem waarmee de situatie op regionaal, nationaal en Europees niveau geanalyseerd kan worden. Bovendien moet het programma middelen bieden om dergelijke activiteiten op alle niveaus te ontplooien.

    32.

    Het CvdR onderstreept dat informatie over de regionale innovatieactiviteiten, de bestaande capaciteiten (infrastructuur, expertise) en het potentieel van de circulaire economie van cruciaal belang is en betreurt dat deze gegevens vaak versnipperd en gefragmenteerd zijn, waardoor ze beperkt bruikbaar zijn voor de regio’s. Het spoort de Commissie daarom aan zich terdege in te spannen voor de verzameling van bewijsmateriaal, rekening houdend met het lokale en regionale perspectief op de EU-strategie voor de industrie.

    Over het gunnen van overheidsopdrachten

    33.

    Het Comité benadrukt dat overheidsopdrachten een krachtig instrument zijn waarmee lokale en regionale overheden normen kunnen vaststellen en de markt naar duurzamere producten en diensten kunnen leiden, maar beklemtoont dat de complexiteit van de regels de regionale en lokale overheden er vaak toe aanzet om risico’s te vermijden. Hiermee kan erop gestuurd worden dat er ingekocht wordt op basis van “Total COST of Ownership” (alle kosten over de gehele levenscyclus zijn inbegrepen, inclusief de sociale- en milieukosten), waarbij mogelijk positieve impact voor de Regio gerealiseerd kan worden.

    34.

    Het roept op tot verdere ontwikkeling van de criteria en streefcijfers voor groene overheidsopdrachten op basis van een herziening van de minimale milieucriteria die zijn opgenomen in de huidige EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten (2). Het beveelt aan een reeks positieve innovatiedoelen vast te stellen en verzoekt de Commissie om de lat hoger te leggen teneinde te komen tot echt circulaire groene overheidsopdrachten. Om rechtszekerheid te scheppen en de lasten voor aanbestedende gemeenten en regio’s te verminderen zijn betrouwbare en transparante EU-certificaten en -keurmerken van belang, met name wat betreft ecologische duurzaamheid. Bij overheidsopdrachten moeten producenten kunnen aangeven welke inspanningen zij hebben gedaan om bij het vervaardigen van producten in eerste instantie gebruik te maken van secundaire grondstoffen en, mocht dit niet zijn gebeurd, waarom dat niet is gelukt. Daarbij zijn passende richtsnoeren behulpzaam voor de verificatie van het gehalte aan gerecyclede en/of teruggewonnen materialen en/of bijproducten in producten waarvoor minimale milieucriteria gelden. Hiervoor zijn transparante beoordelingssystemen en kennisontwikkeling bij contractanten nodig.

    C.   Hulpbronnen en afval

    Over afval en het beginsel dat er geen afval bestaat

    35.

    Het Comité wijst erop dat veel cruciale hulpbronnen in Europa worden aangemerkt als “afval” en dat er een andere manier van denken nodig is om een echte circulaire economie tot stand te brengen, met als uitgangspunt dat we geen afval meer produceren. Het is belangrijk grondstoffen te registreren om ze beschikbaar te houden voor hergebruik en ze een identiteit te geven.

    36.

    Het CvdR beschouwt het als een belangrijk beginsel dat in de circulaire economie alle materialen zo worden ontwikkeld dat zij hetzij nutriënten voor de biosfeer hetzij nieuwe materialen voor de volgende gebruikscyclus worden.

    37.

    Het onderstreept het voorstel van de Commissie om de EU-wetgeving inzake afval en de flankerende fondsen te moderniseren. Deze modernisering moet worden versneld door met name een nieuw, sneller en eenvoudiger rechtskader voor criteria voor de eindeafvalfase en bijproducten te creëren.

    38.

    Het Comité verzoekt de Commissie om een streefcijfer inzake de absolute afvalproductie per hoofd van de bevolking en afvalpreventiedoelen voor bedrijven en sectoren voor te stellen. Het onderstreept daarbij het belang (en de impact) van het aangekondigde beleidskader voor verpakking alsook het aangekondigde beleidskader voor composteerbaar plastic.

    39.

    Het benadrukt dat grensoverschrijdende overeenkomsten in de overgangsfase “van afval naar materiaal” cruciaal kunnen zijn om voor het milieu schadelijke kortetermijnoplossingen te vermijden.

    40.

    Het is van mening dat regio’s en steden die achterlopen moeten afstappen van het gebruik van stortplaatsen en tijdens de overgangsfase op Europees niveau in eerste instantie moeten steunen op elkaars afvalverwerkingsinstallaties (bijvoorbeeld door bestaande verbrandingsinstallaties te gebruiken in plaats van nieuwe te bouwen), en benadrukt dat deze transitie financiering en coördinatie vereist. In geval van afvalstoffen die niet gerecycled kunnen worden omdat er sprake is van contaminatie of materiaalmoeheid of omdat ze bestaan uit complexe materialen die lastig gescheiden kunnen worden, moet worden ingezet op een doeltreffende energieterugwinning met recuperatie van metalen en zouten.

    41.

    Het Comité vestigt de aandacht op het feit dat afvalbeheer in de ultraperifere gebieden een groot probleem is vanwege hun thans beperkte infrastructuur voor afvalverwerking en het gebrek aan schaalvoordelen voor de inzameling, verwerking en recycling van afval. Het versnellen van de overgang naar een circulaire economie (in Europa) zou hier dan ook een direct meetbaar effect moeten hebben. De huidige situatie op het gebied van afvalbeheer en -verwerking in deze regio’s kan in dit verband als testcase dienen, en van hulp zijn om bestaande instrumenten te evalueren en nieuwe instrumenten in te voeren.

    42.

    Het CvdR benadrukt dat het essentieel is om het gebruik van gerecycleerde materialen verplicht te stellen teneinde het beginsel dat er geen afval bestaat in de praktijk te brengen en het gebruik van nieuwe hulpbronnen te vermijden. Het dringt er bij de Commissie op aan criteria vast te stellen volgens welke een aanzienlijk deel van de nieuwe producten gemaakt moet zijn van gerecycleerd materiaal en beveelt aan deze criteria op te nemen in de aanpak voor de waardeketens van belangrijke producten.

    Over het voorkómen van kosten, veilige materialen en de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

    43.

    Het CvdR betreurt het dat lokale en regionale overheden vaak de negatieve effecten moeten opvangen van producten die het eind van hun levenscyclus hebben bereikt terwijl de producent niet verantwoordelijk is gesteld om de producten terug te nemen. (Een deel van) deze producten veroorzaken immers vaak bodem- of luchtverontreiniging en lokale en regionale overheden moeten dan de verwijderingskosten voor hun rekening nemen.

    44.

    Het is van het grootste belang om deze kosten te voorkomen of direct te verhalen op de producent. Het beleidskader voor duurzame productie in het nieuwe actieplan is dan ook een goede zaak.

    45.

    Het Comité benadrukt dat producenten een belangrijke rol hebben op weg naar een circulaire economie. Zij moeten producten ontwikkelen die de aarde zo min mogelijk belasten en daarbij het gebruik van primaire fossiele grondstoffen zo veel mogelijk vermijden. Tegelijk hebben ook overheden verantwoordelijkheden als het gaat om stimuleren, randvoorwaarden en regelgeving.

    46.

    Bodemverontreiniging in de EU is een punt van toenemende zorg. Positief is daarom het voorstel van de Commissie om initiatieven te bevorderen om bodemafdekking te verminderen, verlaten of verontreinigde oude bedrijfsterreinen te saneren en het veilige, duurzame en circulaire gebruik van uitgegraven land te vergroten. De Commissie wordt verzocht om in dit initiatief verplichte diagnose en tracering van uitgegraven land op te nemen.

    47.

    Het Comité is ingenomen met het initiatief van de Commissie om over te gaan op inherent veilige chemicaliën, aangezien de preventie en controle van het gebruik van giftige materialen de makkelijkste manier is om te voorkomen dat deze chemicaliën weglekken en dat lokale en regionale overheden opdraaien voor hoge kosten in verband met de sanering of verplaatsing van (o.a. met polyfluoralkylverbindingen) verontreinigde grond. Het Comité merkt op dat de controle op giftige materialen niet volstaat en dat er volledige transparantie moet bestaan over de componenten om materialen op passende wijze te recyclen of te upcyclen.

    48.

    Het dringt aan op maatregelen om de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid belangrijker te maken en meer in praktijk te brengen, rekening houdend met de verschillende onderdelen van de circulaire economie. Zo staat de versnippering van de verantwoordelijkheden op het gebied van afval de ontwikkeling van een integraal afvalbeheer in de weg. Doel is te zorgen voor goede bedrijfsmodellen waarin producenten rekening houden met de gevolgen van een veilig en circulair ontwerp.

    49.

    Het CvdR vraagt dat niet alle producenten hun eigen “retourlogistiek” opzetten, aangezien dat een enorme logistieke voetafdruk kan veroorzaken, en meent dat derhalve slimme materiaal- en componentspecificaties en slimme strategieën inzake retourlogistiek moeten worden gedefinieerd.

    50.

    Het Comité dringt erop aan dat in het nieuwe actieplan aandacht wordt besteed aan het specifieke probleem van marien zwerfvuil. Gelet op de grensoverschrijdende aard van deze problematiek is het noodzakelijk om de samenwerking tussen de overheden van alle mariene regio’s te bevorderen om de duurzaamheid van de gemeenschappelijke hulpbronnen te garanderen, en moet worden aangemoedigd tot regionale en internationale samenwerking bij het vinden van gemeenschappelijke oplossingen.

    D.   De circulaire economie tot een succes maken

    Over bewustwording en actie

    51.

    Het Comité benadrukt dat de circulaire economie een nieuw consumptiepatroon vereist en dat bewustmaking essentieel is. Lokale en regionale overheden staan dicht bij de mensen en spelen daarom een belangrijke rol bij de omslag naar een nieuw normaal. Het Comité verzoekt de Commissie derhalve lokale en regionale projecten te ondersteunen die tastbare resultaten opleveren.

    Over vaardigheden en onderwijs

    52.

    Het onderwijs, van peuterspeelzaal tot universiteit, speelt een belangrijke rol in de bewustwording, die uiteraard ook op de werkvloer moet plaatsvinden. De integratie van een circulaire levensstijl in het curriculum van alle onderwijstypen moet dan ook worden ondersteund met cohesiemiddelen, ook voor digitaal onderwijs.

    53.

    Om geïnformeerde aankoopbeslissingen te kunnen maken, moeten consumenten op transparante wijze worden voorgelicht over het percentage gerecycled materiaal in producten.

    54.

    Het Comité onderschrijft de boodschap in het nieuwe actieplan over de ondersteuning van vaardigheden en de werkgelegenheid, maar wijst op het risico dat de werkgelegenheid in de circulaire economie op korte termijn relatief ongeschoold zal zijn en op de middellange tot lange termijn zal worden verricht door robots. Anderzijds liggen er kansen voor hooggekwalificeerde banen en daarom moeten beide aspecten bij de actualisering van de vaardighedenagenda terdege in overweging worden genomen.

    55.

    Het Comité beveelt aan om de regio’s die snel overschakelen op relatief ongeschoolde banen (deels vanwege de lage arbeidskosten) als eerste te laten profiteren van de steun voor onderwijs en capaciteitsopbouw teneinde de overstap naar hoger geschoolde banen te versnellen. Op deze manier wordt technische en sociale innovatie bevorderd en worden lokale en regionale overheden ondersteund op weg naar een veelzijdige en veerkrachtige economie. Bovendien moet bij de actualisering van de vaardighedenagenda de nadruk liggen op regionale verschillen — met name op minder ontwikkelde regio’s — wanneer het aankomt op de ontwikkeling van strategieën op het stuk van opleiding en vaardigheden en programma’s voor de bij- en omscholing van arbeidskrachten.

    56.

    Aangezien de circulaire economie een geïntegreerde en sectoroverschrijdende aanpak en langetermijndenken en -handelen vereist, worden lokale en regionale overheden aangespoord om hun administratieve structuren zo te beheren en hun organisatiestructuren zo aan te passen dat ze de circulaire economie ermee ondersteunen, bijvoorbeeld door nieuwe functieprofielen voor de overheid te creëren, zoals beheerders van slimme steden en van de circulaire economie.

    57.

    Het Comité dringt er bij de Europese Commissie op aan om steunprogramma’s voor rechtstreekse financiering voor lokale en regionale overheden en kleine en middelgrote ondernemingen te lanceren om hen te helpen bij hun aanpak van de transitie naar een circulaire economie waar het gaat om onderwijs, om- en bijscholing van arbeidskrachten, investeringen en het opbouwen van veerkracht.

    58.

    Het Comité merkt op dat verder onderzoek en verdere regelgeving inzake duurzame en recyclebare materialen noodzakelijk zijn. Vooral als recycling niet neerkomt op downcycling tot producten met een lagere waarde, worden de vereisten voor de scheiding en het hergebruik van materialen ambitieuzer zodat materialen in zo veel mogelijk cycli kunnen worden gebruikt. Daarom geeft de benadering “van wieg tot wieg” een indicatie van de manier waarop dit beginsel van recycling vóór downcycling kan worden waargemaakt en afhangt van doordacht productontwerp.

    Over een circulaire samenleving

    59.

    Het Comité dringt erop aan om doelstellingen inzake de circulaire economie verplicht te stellen voor het cohesiebeleid na 2020 en het bijbehorende fonds, als nodige stimulans om de transitie naar de circulaire economie te bevorderen, te beginnen op lokaal en regionaal niveau.

    60.

    Het is het eens met en onderstreept de conclusie van het nieuwe actieplan dat de transitie naar de circulaire economie systemisch, diepgaand en transformatief zal zijn. De herindustrialisering van Europa moet gebaseerd zijn op de circulaire economie en moet die vooruithelpen en bevorderen door de beginselen en instrumenten daarvan in de praktijk te brengen.

    61.

    Het Comité benadrukt dat de transitie eerlijk moet zijn, omdat die niet alleen om de economie draait, maar in de eerste plaats om de samenleving, waar lokale en regionale vertegenwoordigers dicht bij staan. Het concludeert daarom dat regio’s en steden het meest aangewezen bestuursniveau zijn bij de totstandkoming van een circulaire samenleving.

    62.

    Tot slot wil het Comité erop wijzen dat de Commissie naast het opzetten van een platform en een regelgevingskader voor de circulaire economie in de EU ook strenge eisen aan de in- en uitvoer moet stellen, zodat de beginselen van de circulaire economie ook buiten de grenzen van de EU tot uiting komen.

    Brussel, 14 oktober 2020.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Apostolos TZITZIKOSTAS


    (1)  European System of National and Regional Accounts (ESA 2010): https://ec.europa.eu/eurostat/documents/3859598/5925693/KS-02-13-269-EN.PDF/44cd9d01-bc64-40e5-bd40-d17df0c69334

    (2)  Richtlijnen 2014/23/EU (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1), 2014/24/EU (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65) en 2014/25/EU (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243) van het Europees Parlement en de Raad.


    Top