Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AE4412

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de effecten van campagnes op de deelname aan de politieke besluitvorming (Verkennend advies op verzoek van het Kroatische voorzitterschap)

    EESC 2019/04412

    PB C 311 van 18.9.2020, p. 26–35 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.9.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 311/26


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de effecten van campagnes op de deelname aan de politieke besluitvorming

    (Verkennend advies op verzoek van het Kroatische voorzitterschap)

    (2020/C 311/03)

    Rapporteur:

    Marina ŠKRABALO

    Corapporteur:

    Cinzia DEL RIO

    Raadpleging

    Brief, 10.9.2019

    Rechtsgrond

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    3.3.2020

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    10.6.2020

    Zitting nr.

    552

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    209/2/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC is ingenomen met het verzoek van het Kroatische voorzitterschap om een advies op te stellen over de effecten van campagnes op de deelname aan de politieke besluitvorming, dat hopelijk zal bijdragen aan het actuele beleidsdebat in de relevante Raadsformaties en voorbereidende organen over de belangrijkste gebieden waarop het verkiezingsproces in de EU kan worden verbeterd, op basis van het aanstaande postelectorale verslag van de Commissie. Door dit beleidsdebat kunnen de lidstaten tijdig een bijdrage leveren aan de agenda van het actieplan voor democratie van de Commissie en de conferentie over de toekomst van Europa, die tijdens het Kroatische voorzitterschap van start zal gaan. De tijd is rijp voor een nieuwe, gecoördineerde poging om de Europese democratie in de hele nieuwe politieke cyclus van de EU-instellingen te beschermen en te versterken. In dit verband wil het EESC het Kroatische voorzitterschap aanmoedigen om als katalysator te fungeren voor nauwe samenwerking tussen alle EU-instellingen, waaronder in de eerste plaats het Europees Parlement en de Commissie, maar ook het EESC, het Comité van de Regio’s, de EU-Europese Ombudsman en het Bureau voor de grondrechten.

    1.2.

    Betrokkenheid van EU-burgers bij de politieke besluitvorming in de EU, in de eerste plaats door middel van verkiezingsdeelname, maar ook door middel van politieke debatten en beleidsraadpleging, is van vitaal belang om de Europese democratie nieuw leven in te blazen en de legitimiteit van de EU-instellingen en -instrumenten te waarborgen. Het EESC roept de EU-instellingen op om voort te bouwen op de lessen die zijn getrokken uit de verkiezingen van 2019, met tijdige politieke actie en een gecoördineerde institutionele inspanning om de huidige stand van het EU-verkiezingsproces te verbeteren en een bevredigende, zo hoog mogelijke opkomst bij de Europese verkiezingen van 2024 en daarna te bereiken.

    1.3.

    Hoewel de historische trend van dalende deelname aan de Europese verkiezingen nog steeds aanhoudt, aangezien de relatief hoge opkomst in 2019 nog steeds lager is dan de opkomst tussen 1979 en 1994 (1), moet er lering worden getrokken uit de meest recente verkiezingen, om de geïnformeerde deelname van burgers aan de volgende Europese verkiezingscyclus en op de lange termijn te verbeteren. Het is belangrijk om te erkennen dat de deelname aan de Europese verkiezingen, die aanzienlijk lager is dan bij nationale verkiezingen, een langdurige trend (2) is; anderzijds kan de grotere deelname van jonge en goed opgeleide kiezers aan de Europese verkiezingen van 2019 een nieuwe positieve trend zijn.

    1.4.

    Willen de instellingen van de EU het Europese publiek doeltreffender kunnen benaderen, dan moeten zij volgens het EESC hun benadering veranderen en de burgers, het maatschappelijk middenveld en de sociale partners bij alle communicatie betrekken, met name bij campagnes, en hun betrokkenheid zoeken door zowel emotioneel als rationeel een beroep op hen te doen. In dit verband is het EESC ingenomen met de nieuwe, op de kiezers gerichte aanpak van publieksvoorlichtingscampagnes van het Europees Parlement en staat het volledig achter zijn alomvattend plan om voort te bouwen op het succes van de meest recente verkiezingscampagne. Het EESC pleit ervoor dat het Parlement over voldoende begrotings- en personele middelen beschikt om zijn rijke netwerk van maatschappelijke organisaties, vrijwilligers en opiniemakers te verdiepen en uit te breiden, om de volgende vijf jaar een reeks thematische campagnes te voeren en om een soepele verkiezingscampagne voor 2024 voor te bereiden.

    1.5.

    Het EESC dringt aan op steeds nauwere samenwerking tussen het Parlement, de Commissie en de lidstaten, alsook met het EESC en het Comité van de Regio’s en alle relevante belanghebbenden, ter wille van een goed doordachte opzet, en van zowel decentrale als centrale uitvoering van toekomstige voorlichtingscampagnes over EU-zaken en de volgende Europese verkiezingen, zodat deze een grote meerderheid van de Europese burgers beter kunnen bereiken, informeren en betrekken.

    1.6.

    Volgens het EESC vormt desinformatie niet alleen een directe bedreiging voor het vermogen van mensen om weloverwogen politieke besluiten te nemen, maar ook voor het Europese integratieproject en daarmee voor de eenheid, de welvaart en wereldwijde invloed van de Europese Unie. Verzwakking van de democratische besluitvormingscapaciteit van de EU is in het belang van een aantal buitenlandse mogendheden en van extremistische groeperingen die zich tegen Europese samenwerking en sterkere cohesie verzetten (3). Het EESC spreekt zijn krachtige steun uit voor de huidige inspanningen van de EU om desinformatie (4) tegen te gaan — zowel extern als intern — en dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor volledige naleving en follow-up van de regelgeving inzake de gedragscode voor desinformatie, de verdere ontwikkeling van het onlangs opgerichte “snelle waarschuwingssysteem” en de inlichtingeneenheden van StratCom, en de uitbreiding van het optreden van de Europese Dienst voor extern optreden tegen desinformatie, parallel aan een aanzienlijke uitbreiding van het optreden van de EU tegen desinformatie binnen de Unie.

    1.7.

    Het EESC dringt aan op nadere maatregelen van de Europese Commissie en het Europees Parlement om voldoende begrotingsmiddelen beschikbaar te stellen voor actie om de maatschappelijke weerbaarheid tegen desinformatie te vergroten, om het toepassingsgebied van het toezicht uit te breiden tot een breder scala aan externe en binnenlandse actoren die een bedreiging vormen, en om de uitwisseling van informatie tussen de instellingen en de lidstaten en op internationaal niveau te bevorderen.

    1.8.

    Het EESC is sterk voorstander van het voorstel van de Europese Commissie om een “Europees actieplan voor de democratie” te ontwikkelen, dat alomvattend en continu moet zijn, veranderingen teweeg kan brengen en kan rekenen op financiële steun en interinstitutionele coördinatie. Het Europees actieplan voor de democratie en de daarmee verband houdende toekomstige initiatieven moeten veel meer gericht zijn op de totstandbrenging van vrije en pluralistische media en onafhankelijke kwaliteitsjournalistiek, doeltreffende regulering van de sociale media, met name ter bestrijding van desinformatie en met inbegrip van de regulering van online politieke reclame en verantwoordelijkheid voor inhoud, een gemoderniseerd verkiezingsproces, de integratie van achtergestelde groepen, in de eerste plaats personen met een handicap, en een wijdverbreide burgereducatie over de Europese Unie en haar democratische proces in alle lidstaten. Het EESC herinnert aan zijn voorstel voor een ambitieuze EU-strategie voor communicatie, onderwijs en bewustmaking van het publiek inzake de grondrechten, de rechtsstaat en de democratie (5).

    1.9.

    Het EESC roept de EU-instellingen en het Kroatische voorzitterschap op om voortdurend aandacht te besteden aan de onderhandelingen over de EU-begroting in verband met de toewijzing van middelen voor onderwijs op het gebied van de EU-waarden, institutionele zaken en burgerschap, als belangrijk instrument voor de Europese democratie. Voor het volledige spectrum van de onderwijsinspanningen van de EU moet passende financiering worden uitgetrokken, evenals voor de maatregelen die in het Europees actieplan voor de democratie worden voorgesteld, en er moet worden gezorgd voor een betere samenhang tussen de verschillende begrotingsonderdelen. Een groter aandeel van de financiering van het succesvolle Erasmusprogramma moet worden gehandhaafd, waarbij een groter aandeel van andere EU-programma’s en het Europees Sociaal Fonds hiervoor moet worden bestemd.

    1.10.

    Om de politieke steun voor een betere burgereducatie in de EU te bevorderen, roept het EESC de EU-instellingen (en het Kroatische voorzitterschap) op om steun te verlenen aan het voorstel van het EESC voor de oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau voor “Voorlichting over Europa” op Europees niveau, met vertegenwoordigers van de lidstaten en vooraanstaande onderwijsdeskundigen. Deze groep zou beleidsvoorstellen en aanbevelingen kunnen formuleren die door de ministers van Onderwijs kunnen worden besproken, op grond waarvan de Raad conclusies zou kunnen aannemen. De groep zou ook de aanzet kunnen geven tot operationele verbeteringen, zoals een centraal onlineplatform met een inventarisatie van bestaand lesmateriaal dat is gegenereerd via door de EU gefinancierde projecten en nationale leerplannen, zoals voorgesteld door het EESC.

    1.11.

    Het EESC roept de Raad en de Commissie op om bijzondere aandacht te besteden aan de brandende kwestie van de integratie van personen met een handicap, etnische minderheden, migranten, armen op het platteland en andere achtergestelde sociale groepen die bij de Europese verkiezingen in de lidstaten chronisch ondervertegenwoordigd waren. Het EESC stelt voor dat de Commissie in het kader van het Europees actieplan voor de democratie het volgende uitwerkt: 1) een wetgevingsvoorstel over minimumnormen voor de toegankelijkheid van het EU-verkiezingsproces voor personen met een handicap, en 2) een “EU-routekaart voor een inclusiever verkiezingsproces”, vergezeld van een financieringsvoorstel om lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om hun kiesstelsels en de sociale integratie te moderniseren.

    1.12.

    De nieuwe Commissie moet de regels voor EU-campagnes en het verkiezingsproces zo snel mogelijk verder moderniseren, voortbouwend op de stappen die de vorige Commissie heeft gezet (6). In dit verband is het EESC groot voorstander van: 1) voortdurende actieve werkzaamheden van netwerken voor verkiezingscoördinatie met nationale knooppunten, die als katalysator zouden moeten fungeren voor snelle verbeteringen; 2) beter regelgevend toezicht op Europese politieke partijen met betrekking tot transparantie van campagnevoering en partijfinanciën, naleving van de regels inzake gegevensbescherming en van de EU-waarden; 3) aanvullende impulsen voor Europese politieke partijen om hun politieke coherentie en betrokkenheid van inwoners in en buiten de nationale partijen te vergroten, en 4) maatregelen om volledige deelname aan het democratische proces mogelijk te maken van alle gemarginaliseerde en uitgesloten sociale groepen. De Commissie moet ook zorgen voor een betere handhaving van de regels betreffende gedeelde verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de mediageletterdheid, niet alleen tussen de EU en de nationale instellingen en het maatschappelijk middenveld, maar ook tussen bedrijven die actief zijn op het gebied van sociale media en digitale platforms, en tussen de politieke actoren.

    2.   Mogelijkheden om de geïnformeerde deelname van Europeanen aan de verkiezingen te vergroten

    2.1.   Doeltreffender openbare voorlichtingscampagnes

    2.1.1.

    De betrokkenheid van de EU bij het publiek door middel van voorlichtings- en communicatiecampagnes is de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd, met opmerkelijke inspanningen om het EU-beleid te koppelen aan specifieke gebieden die van invloed zijn op het dagelijks leven, om de mening van “gewone” mensen te gebruiken om het effect van EU-initiatieven te laten zien, en om nieuwe technologie voor de verspreiding van informatie in te zetten. De instellingen beschikken over uitgebreide middelen om informatie aan het publiek te verstrekken: via hun voorlichtingsbureaus in de lidstaten, via hun websites en sociale media, via hun pers- en mediawerk, via EU-agentschappen en tal van netwerken van deskundigen en belanghebbende partijen, en via hun bezoekersdiensten.

    2.1.2.

    De EU-instellingen en de nationale regeringen moeten verder en harder werken, beter coördineren en meer samenwerken met maatschappelijke organisaties, de sociale partners en de bureaus van de EU-instellingen in de lidstaten om nauwkeurige informatie over de wetgeving, het beleid en de initiatieven van de EU te verspreiden en om mensen en organisaties in staat te stellen om kennis te nemen van, belangstelling te tonen voor en deel te nemen aan EU-aangelegenheden. De EU-instellingen en de lidstaten zouden meer moeten investeren in de capaciteitsopbouw en een sterkere positie van representatieve maatschappelijke organisaties en sociale partners die de Europese gedachte in hun eigen bottom-upcampagnes voor Europese waarden uitdragen, en zouden hen moeten gebruiken als partners en katalysatoren in de dialoog met het publiek.

    2.1.3.

    De EU-instellingen beschikken over ruime budgetten voor publieksvoorlichting, met inbegrip van campagnes, hoewel deze budgetten ontegenzeggelijk gering zijn vergeleken bij de overheidsbudgetten van de lidstaten hiervoor (en ook bij de budgetten van lokale en regionale overheden van de lidstaten voor zulke activiteiten). Verder ondersteunen diverse DG’s van de Commissie de inspanningen van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners om met behulp van verschillende middelen Europeanen te informeren en te betrekken bij debatten over specifieke EU-beleidsgebieden. De positieve rol van de EU-instellingen en van het Europese en nationale maatschappelijk middenveld, de sociale partners en de onafhankelijke media moet worden uitgebreid en in de nieuwe EU-begroting terdege tot uiting komen.

    2.1.4.

    Het Europees Parlement is bijzonder actief geweest in het bevorderen van de belangstelling voor en de deelname aan de Europese verkiezingen. Voor zijn verkiezingscampagne van 2019 heeft het getracht de kiezers te bereiken door middel van emotioneel geladen boodschappen die zijn afgestemd op hun specifieke zorgen, het maatschappelijk middenveld en de vakbonden veel actiever te betrekken en een decentrale, veel minder institutionele campagne te voeren met een veel groter multiplicatoreffect. De campagne “Deze keer ga ik stemmen” verschafte maatschappelijke organisaties de mogelijkheid (en de financiering) om hun eigen acties en communicatie uit te dragen om het publiek bij de verkiezingen te betrekken en hun eigen ideeën en visie op de toekomst van Europa uiteen te zetten. Het heeft ook een breed scala aan sociale spelers, waaronder het bedrijfsleven, geïnspireerd om deel te nemen aan de campagne om te gaan stemmen. Gelet op de gegevens van de EP-enquête (7) na de verkiezingen kan deze brede en interactieve campagne hebben bijgedragen aan de hogere opkomst.

    2.1.5.

    Voor toekomstige actie, gericht op een ruimere politieke participatie van de Europeanen, is het belangrijk om te bedenken dat er een stijgende trend is van positieve identificatie met de EU, zoals blijkt uit een toename van 11 % van het aantal kiezers dat zei te hebben gestemd bij de Europese verkiezingen omdat ze het als hun burgerplicht zagen, een toename van 11 % van het aantal kiezers dat stemde omdat ze voor de EU waren en een toename van 6 % van het aantal kiezers dat dacht dat ze dingen konden veranderen door te stemmen. Als belangrijkste factoren die ervoor zorgen dat de respondenten bij de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement waarschijnlijk weer gaan stemmen, worden genoemd: betere voorlichting over de EU en de gevolgen daarvan voor het dagelijks leven (43 %), meer jongeren die zich kandidaat stellen (31 %) en meer vrouwen die zich kandidaat stellen (20 %). Bovendien hebben de Europeanen duidelijk te kennen gegeven dat er behoefte is aan meer geïnformeerde politieke participatie, meer inclusieve verkiezingsprocessen, meer verantwoordingsplichtig politiek leiderschap en doeltreffender institutionele bescherming tegen misbruik van het verkiezingsproces door politieke corruptie, desinformatie en cyberaanvallen (8).

    2.1.6.

    In toekomstige publieksvoorlichtingscampagnes moeten de EU-instellingen prioriteit geven aan onderwerpen die voor kiezers van bijzonder belang zijn. Deze campagnes moeten gedurende de gehele politieke cyclus plaatsvinden, waarbij een gedeelde kennisbasis wordt opgebouwd en aansluiting wordt gezocht bij EU-kwesties vóór de volgende Europese verkiezingen. Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de vraag of de voorlichtingscampagnes wel alle geografische gebieden en alle lagen van de samenleving bereiken, met name die welke zich in de marge van de politieke participatie en de sociaal-economische ontwikkeling bevinden en die door hun algemene sociale uitsluiting bijzonder kwetsbaar kunnen zijn voor kwaadaardige desinformatiecampagnes (9). Proactieve voorlichting door de EU-instellingen vergt een intensievere dialoog met de lokale gemeenschappen in de hele EU, door middel van nauwere samenwerking met de lokale media, lokale maatschappelijke organisaties, lokale autoriteiten en programma’s voor burgereducatie.

    2.2.   Investeren in mediavrijheid, pluraliteit en in journalistiek

    2.2.1.

    Vrije en pluralistische media die de Europeanen correcte en onbevooroordeelde informatie verstrekken, zijn van vitaal belang voor een goed onderbouwd debat over verkiezingen en politieke besluitvorming en zijn een essentieel wapen tegen desinformatie. Vrije en pluralistische media moeten verantwoording afleggen over de inhoud en transparant zijn over eigendom en economische belangen.

    2.2.2.

    Ondanks de achteruitgang van de “traditionele” (gedrukte en uitgezonden) media ten gevolge van de massale toegang tot digitale en sociale media worden de websites en sociale media-accounts van omroepen, kranten en journalisten door mensen online intensief gebruikt, gedeeld en becommentarieerd.

    2.2.3.

    Terwijl Europese landen de eerste plaatsen bezetten wat betreft “goede” persvrijheid in de World Press Freedom Index (10) van 2019 (9 lidstaten behoren tot de 15 landen met “goede persvrijheid”), en geen enkel land in de ergste categorie “zeer ernstige situatie” valt, worden 12 lidstaten slechts als “vrij goed” bestempeld, terwijl 6 als “problematisch” worden beschouwd, en één lidstaat als “moeilijk”. Toenemend geweld en intimidatie van journalisten in de lidstaten is een zorgwekkende trend voor de Europese democratie, evenals elke politieke inmenging in de media.

    2.2.4.

    Volgens de resultaten van de Media Pluralism Monitor 2017 (11) is “marktconcentratie een bron van middelgrote of grote risico’s voor pluralisme in de media in alle landen van de EU, zonder uitzondering. De economische moeilijkheden van de verschillende traditionele mediakanalen […] wijzen erop dat mediaconcentratie een fenomeen is dat in de toekomst waarschijnlijk niet zal verdwijnen […] een mogelijke achteruitgang van de marktpluraliteit blijft een alomtegenwoordig risico.” De EU moet antitrustmaatregelen nemen om de eigendom van de media te diversifiëren en om concentratie en monopolies van mediaeigendom te bestrijden.

    2.2.5.

    Onafhankelijke journalistiek is een publiek goed, en het feit dat er geen gevarieerde en pluralistische media zijn, getuigt van een duidelijk marktfalen. De kwaliteit en de diversiteit van de journalistiek vereisen een meer solide politieke en economische onafhankelijkheid en een hogere kwaliteit van de publieke media en de onafhankelijke financiering ervan op lange termijn, waarvoor nieuwe economische en bedrijfsmodellen nodig zijn. De EU moet meer doen om de publieke media te ondersteunen, ook via initiatieven om nieuwe en duurzame financieringsmodellen te vinden. In dit verband steunt het EESC de voorstellen om voor de begrotingsperiode 2021-2027 een subonderdeel van 61 miljoen EUR voor Creatief Europa in te voeren, gewijd aan kwaliteitsjournalistiek, met inbegrip van mediapluralisme en -geletterdheid (12). Het vraagt echter om veel grotere en meer strategische overheidsinvesteringen in de professionele journalistiek en de media.

    2.2.6.

    De EU zou ook meer moeten doen om onafhankelijke media en onderzoeksjournalistiek te ondersteunen, met inbegrip van transnationale deelplatforms. Zij moet ook initiatieven ondersteunen om nieuwe manieren te vinden om kwaliteitsjournalistiek te financieren, waaronder modellen zonder winstoogmerk en nieuwe, sociaal duurzame en inclusieve economische modellen.

    2.2.7.

    Bovendien moet de nationale en EU-wetgeving tegen mediamonopolies en dominante marktposities systematisch worden versterkt, gecontroleerd en gehandhaafd. EU-initiatieven inzake het toezicht op de onafhankelijkheid en de eigendom van de media in Europa, zoals de Media Pluralism Monitor, moeten verder worden ondersteund.

    2.2.8.

    De EU moet zelfregulerende maatregelen en organen zoals ethische codes en persraden blijven bevorderen om de hoge normen van de journalistiek, ook in de digitale en sociale media, te versterken. De EU moet gelijke toegang tot informatie voor alle media bevorderen en zich verzetten tegen de willekeurige uitsluiting van journalisten van persconferenties en andere overheidspublicaties om politieke redenen.

    3.   Reageren op de kansen en uitdagingen van digitale en sociale media

    3.1.

    De digitale en sociale media bieden de meeste mensen toegang tot een breder scala aan informatie en standpunten, die ook sneller beschikbaar zijn, en stellen hen in staat om veel gemakkelijker deel te nemen aan het democratische debat dat door sociale netwerken mogelijk wordt gemaakt. Zij moeten individuen ook in staat stellen hun eigen beslissingen te nemen over het filteren van de informatie die zij willen raadplegen. In 2019 (13) gebruikte maar liefst 86 % van de burgers in de EU-27 internet en had 90 % van huishoudens in de EU-27 toegang daartoe; dat is nog steeds een behoorlijke score ondanks de grote verschillen in toegangsgraad, variërend van 98 % in Nederland tot 75 % in Bulgarije (14).

    3.2.

    Niettemin, hoewel digitale en sociale media meer mensen meer mogelijkheden bieden tot participatie, is er sprake van een nog grotere concentratie van eigendom onder de socialemediaplatforms dan onder de traditionele gedrukte en omroepmedia, en de informatie die mensen via hun account te zien krijgen wordt zwaar gefilterd door gecompliceerde, commercieel gestuurde, geheime algoritmen. Daardoor kan het gebeuren dat mensen in feite een minder breed scala van informatie krijgen voorgeschoteld dan via de traditionele gedrukte media en omroepen. De opkomst van sociale media heeft geleid tot verspreiding van desinformatie: verzonnen verhalen die om verschillende redenen zijn gepost, onder andere om het politieke debat en de verkiezingsuitslag te beïnvloeden. Achter veel van deze desinformatie gaan nepaccounts schuil. Onderzoekers stellen dat bij de presidentsverkiezingen van 2016 in de VS desinformatie het kiezersgedrag aanzienlijk heeft beïnvloed.

    3.3.

    In het kader van de initiatieven van de Commissie om desinformatie te beperken en te zorgen voor transparante, eerlijke en betrouwbare online campagneactiviteiten in de aanloop naar de recente Europese verkiezingen, hebben de onlineplatforms, sociale netwerken en de reclamebranche (waaronder Facebook en Twitter) in september 2018 een zelfregulerende praktijkcode (15) ondertekend om de verspreiding van online desinformatie en nepnieuws tegen te gaan. Deze stelt een breed scala aan verplichtingen vast, van transparantie in politieke reclame tot het afsluiten van nepaccounts en door de inkomsten van verspreiders van desinformatie af te snijden (16). De code wordt beschouwd als een hoeksteen van het actieplan van de Commissie tegen desinformatie en bevat een bijlage met goede praktijken van de ondertekenaars (17).

    3.4.

    Alle platforms hebben in de aanloop naar de Europese verkiezingen actie ondernomen door politieke advertenties te labelen en openbaar te maken via doorzoekbare advertentiebibliotheken (18). In het kader van het door Facebook ingevoerde zelfreguleringsbeleid konden politieke advertenties alleen worden gepubliceerd in een land waarvoor de betrokken partijen een machtiging hadden. Toen duidelijk werd dat de regel een negatieve invloed had op het vermogen van Europese partijen om in de hele EU campagne te voeren, werd ad hoc besloten dat Europese partijen van de regel zouden worden vrijgesteld (19).

    3.5.

    Uit de eerste jaarlijkse zelfevaluatieverslagen die de ondertekenaars van de code in oktober 2019 (20) hebben opgesteld en het verslag van juni 2019 van de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA) (21) blijkt echter dat niet alle politieke advertenties in de platformarchieven voor politieke reclame correct als politieke reclame zijn bestempeld en dat de archieven nog steeds niet voldoende gegevens over de microtargeting van het publiek opleverden om manipulatie van de kiezers te voorkomen en een grotere transparantie van de politieke campagnes en reclame te garanderen, inclusief de financieringsbronnen daarvan en banden met bijzondere belangengroepen. Voorts hebben de ondertekenaars van de code geen gemeenschappelijke normen vastgesteld om onderzoekers en journalisten toegang te verlenen tot persoonsgegevens met inachtneming van het recht op privacy en toestemming van de gebruikers.

    3.6.

    Gezien de vastgestelde tekortkomingen in de zelfregulering en de lopende beoordeling van de praktijkcode door de Commissie dringt het EESC er bij de Commissie op aan om wetgevingsmaatregelen te nemen als de vrijwillige gedragscode op zich onvoldoende blijkt om wezenlijke vooruitgang te boeken met de uitvoering van haar doelstellingen. De zelfregulering op het gebied van onlinedesinformatie moet fors worden verbeterd. Tegelijkertijd moet er voor de regulering een alomvattende aanpak komen. De tijd is rijp om in het door de nieuwe Commissie voorgestelde pakket maatregelen voor verkiezingen en in het Europees actieplan voor de democratie werk te maken van de regulering van sociale media en digitale platforms, waarbij de nadruk wordt gelegd op de transparantie van alle aspecten van politieke reclame (financiering, labeling en openbaarmakingsregels) en desinformatie.

    3.7.

    De bevordering van verantwoordingsplicht op het internet moet niet alleen gericht zijn op transparantiemaatregelen en het bekendmaken van informatiebronnen, maar dient ook rekening te houden met de verantwoordingsplicht van spelers in het ecosysteem die profiteren van de verspreiding van misleidende en op sensatie beluste inhoud. Desinformatie is een symptoom van geconcentreerde, oncontroleerbare digitale markten, voortdurende tracking en onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Dominante socialemediabedrijven maken winst door het genereren van profileringsgegevens door middel van de verspreiding van aandacht trekkende inhoud, ongeacht de waarheidsgetrouwheid ervan. Deze vorm van gegevensmanipulatie moet worden tegengegaan door een volledige en correcte handhaving van de algemene verordening inzake gegevensbescherming, zodat bedrijven minder geneigd zijn om een model te hanteren dat gebaseerd is op sensatiezucht en choquerend nieuws. Als het fundamentele bedrijfsmodel van de platforms zelf het probleem in de hand werkt of verspreidt, is het niet voldoende om van de platforms te verlangen dat ze mechanismen voor verwijdering of verificatie invoeren. Daarnaast moet de dominante marktpositie van digitale- en socialemediabedrijven worden ingeperkt door middel van nationale en Europese wetgeving, en moet worden overwogen een verplichting tot interoperabiliteit in te voeren, waarbij gebruikgemaakt wordt van gemeenschappelijke protocollen die de uitwisseling van informatie tussen verschillende platforms mogelijk maken.

    3.8.

    Om desinformatie tegen te gaan, moet er worden gezorgd voor een grotere en bredere betrokkenheid van de EU-instellingen, het maatschappelijk middenveld, de sociale partners, onafhankelijke media, sociale media, onlineplatforms en het publiek (22). Het Comité is ingenomen met het initiatief van DG CONNECT van de Europese Commissie om een Europees Waarnemingscentrum voor digitale media op te richten, “een centrum voor feitenonderzoekers, academici en onderzoekers om met elkaar samen te werken en actief contact te onderhouden met mediaorganisaties en deskundigen op het gebied van mediageletterdheid, en om steun te verlenen aan beleidsmakers” (23), en pleit ervoor om meer middelen te investeren in de versterking en de ontwikkeling van dit centrum.

    4.   Het voorkomen van kwaadwillige inmenging via internet in verkiezingen in de EU

    4.1.

    Een ander gevaar dat het internet met zich meebrengt, is dat het gemakkelijker wordt om verkiezingen te beïnvloeden via nepaccounts, socialemediatrollen en door de staat beheerde kanalen. Hoewel dan vaak aan buitenlandse inmenging wordt gedacht, is de realiteit veel complexer: binnenlandse desinformatie is minstens zo'n groot probleem, en lokale proxyservers, nieuwe technologieën en andere ontwikkelingen (zoals het gebruik van besloten groepen) maken het onderscheid tussen buitenlandse en binnenlandse desinformatie onduidelijker. Rusland is bijvoorbeeld beschuldigd van beïnvloeding van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016, het Britse brexit-referendum, diverse recente verkiezingen in de EU (24) en de verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2019 (25) maar inmenging door andere binnenlandse en externe spelers vormt een even groot risico.

    4.2.

    In het actieplan tegen desinformatie van de Europese Commissie staat dat “volgens verslagen meer dan 30 landen gebruikmaken van desinformatie en activiteiten beïnvloeden” (26). De Europese Dienst voor extern optreden heeft een dienst (East Stratcom Task Force) opgericht om de “pro-Kremlin”-desinformatie te volgen en via een speciale website (27) openbaar te maken, en heeft ook de taskforces voor strategische communicatie “Westelijke Balkan” en “Zuiden” in het leven geroepen.

    4.3.

    Het initiatief van de EDEO om een “systeem voor snelle waarschuwing” op te zetten — in feite een netwerk van overheidsambtenaren van de lidstaten die zich bezighouden met desinformatie — is welkom en verdient versterking en uitbreiding, waarbij de lidstaten worden aangemoedigd om te zorgen voor een nauwe informatie-uitwisseling tussen het systeem voor snelle waarschuwing en de onlangs opgerichte nationale verkiezingsnetwerken, waarbij in principe ook gespecialiseerde organisaties uit het maatschappelijk middenveld en factcheckers betrokken zouden moeten worden. In de toekomst moet in elk land en in de hele EU ook regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen het systeem voor snelle waarschuwing en de structuren van het Waarnemingscentrum voor digitale media.

    4.4.

    Gezien het belang van de mechanismen ter voorkoming van inmenging in de Europese democratie moeten de maatregelen van de Europese Dienst voor extern optreden tegen desinformatie worden uitgebreid en versterkt, onder meer om desinformatie uit andere landen en regio’s te volgen en tegen te gaan en om de uitwisseling van informatie met andere soortgelijke preventiemechanismen, zoals die welke door Canada en Australië zijn opgezet, op te voeren. Tegelijkertijd moet het optreden van de EU tegen binnenlandse desinformatie fors worden aangescherpt, op een alomvattende manier die tijdige monitoring mogelijk maakt, de professionele journalistiek verbetert en de mediageletterdheid bevordert.

    4.5.

    Opgemerkt zij dat het met de COVID-19-crisis, die na de voorbereiding van dit advies is uitgebroken, nog urgenter is dat de Commissie verdere actie onderneemt om desinformatie over de oorzaken, verspreiding en behandeling van de infectie, die schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid, te bestrijden. De informatie op sociale media over de pandemie kan, indien deze niet naar behoren wordt gecontroleerd en gekanaliseerd, leiden tot schadelijke vormen van gedrag en paniek verspreiden, waardoor de gezondheid van de gemeenschap in gevaar wordt gebracht. Het EESC verzoekt de Europese Commissie om waakzaam te zijn en met de lidstaten en maatschappelijke belanghebbenden samen te werken om de ernstige gevolgen van zulke desinformatie aan te pakken, zowel uit binnenlandse als uit buitenlandse bronnen (28).

    5.   Verbetering van de mediageletterdheid en de burgereducatie van de Europeanen

    5.1.

    De systematische bevordering van mediageletterdheid en actief burgerschap onder Europeanen is van vitaal belang om de EU veerkrachtiger te maken tegen antidemocratische tendensen en bedreigingen. Zoals het EESC in zijn recente adviezen (29) al heeft aangegeven, bepleit het een nieuwe impuls voor educatieve acties over de EU in de nieuwe politieke cyclus van de EU-instellingen. Het EESC interpreteert de Verklaring van Parijs van 2015 (30) en de aanbeveling van de Raad van 2018 (31), ondersteund door de resolutie van het EP uit 2016 (32), als een duidelijk mandaat van de lidstaten om lesgeven en leren over de Europese Unie stevig in de beleidsagenda te verankeren.

    5.2.

    Het EESC benadrukt dat het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) moet worden uitgevoerd, nl. om van kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs, opleiding en levenslang leren een recht voor iedereen in Europa (33) te maken. Voorts beveelt het aan om onderwijs over de EU en de identiteit van de EU op te nemen in de EU2030-strategie en het strategisch kader voor ET2030, en in het Europees Semester (onder de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen), mits nauwkeurige systematische gegevens beschikbaar zijn) (34).

    5.3.

    Om de politieke steun voor beter onderwijs over de EU te bevorderen, roept het EESC op tot de oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau voor “Voorlichting over Europa” op Europees niveau, met vertegenwoordigers van de lidstaten en vooraanstaande onderwijsdeskundigen. Deze groep zou beleidsvoorstellen en aanbevelingen kunnen formuleren die door de ministers van onderwijs kunnen worden besproken, op grond waarvan de Raad conclusies zou kunnen aannemen. De groep zou ook de aanzet kunnen geven tot operationele verbeteringen, zoals een centraal onlineplatform met een inventarisatie van bestaand lesmateriaal dat is gegenereerd via door de EU gefinancierde projecten en nationale leerplannen, zoals voorgesteld door het EESC.

    5.4.

    Als uitgangspunt voor een meer omvattende beleidsactie acht het EESC het noodzakelijk om op basis van de studie “Learning Europe at School 2013” (35) nieuw kritisch onderzoek te doen naar de huidige situatie in de lidstaten met betrekking tot het onderwijs over de EU op scholen, de opleiding van leerkrachten en de permanente beroepsontwikkeling, alsmede de door het maatschappelijk middenveld en de sociale partners ontwikkelde onderwijsprogramma’s over de EU (36). Daarnaast is er behoefte aan een uitgebreide herziening van de onderwijscapaciteiten en financieringsbronnen om de vaardigheden van volwassenen in de EU op het gebied van actief burgerschap te ontwikkelen, in overeenstemming met het herziene EU-kader voor sleutelcompetenties voor een leven lang leren (37).

    5.5.

    Het Europees maatschappelijk middenveld en de sociale partners hebben sterk gepleit voor passende financiering van burgereducatie op het gebied van EU-aangelegenheden, cultuur en burgerschap, ter aanvulling op de nationale middelen. De EU moet de lidstaten steunen om ervoor te zorgen dat schoolleiders, leerkrachten en ander onderwijspersoneel beter zijn toegerust om kritisch denken, democratische waarden en mensenrechten, burgerbetrokkenheid en een verantwoord gebruik van nieuwe technologieën te bevorderen. Programma’s die mobiliteit ondersteunen voor de uitwisseling van docenten, academici en studenten om hen te helpen EU-waarden zoals democratie, vrijheid en tolerantie in andere leeromgevingen en in andere lidstaten te ervaren, moeten worden versterkt en uitgebreid (38).

    5.6.

    Mediageletterdheid voor alle generaties in de samenleving, alsook opleiding door en voor journalisten moeten door de EU in alle lidstaten systematisch sterk worden bevorderd en financieel worden ondersteund, in nauwe samenwerking met de nationale onderwijsinstellingen en onafhankelijke nationale agentschappen die verantwoordelijk zijn voor de regulering van de media. Het doel is een snelle en brede sprong te maken naar een hogere mediageletterdheid onder de Europeanen, gezien de toenemende dreiging die uitgaat van wijdverbreide en vaak kwaadaardige desinformatie.

    5.7.

    De EU moet lidstaten tijdig ondersteunen bij hun inspanningen om te voldoen aan hun nieuwe mediaverplichting om vaardigheden op het gebied van mediageletterdheid te bevorderen, met inbegrip van nieuwe onderwijsprogramma’s en doeltreffend toezicht op videoplatforms, zoals omschreven in de onlangs herziene richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten (AVMSD). In dit verband verwacht het EESC duidelijke richtsnoeren van de deskundigengroep voor mediageletterdheid, die op 30 maart 2020 in Zagreb (Kroatië) bijeenkomt tijdens de tweede editie van de Week van de mediageletterdheid — een nieuw EU-breed bewustmakingsinitiatief dat vorig jaar van start is gegaan.

    6.   De Europese verkiezingen inclusiever maken

    6.1.

    Diverse sociale groepen in de EU lopen het risico op electorale uitsluiting: personen met een handicap, etnische minderheden (met name Roma), trans-Europese migrerende werknemers en immigranten, alsmede arme, werkloze, ongeschoolde en rurale bevolkingsgroepen. Overwegende dat nog steeds de helft van de Europeanen niet aan de Europese verkiezingen deelneemt, moeten structurele ongelijkheden die van invloed zijn op het kiesgedrag, in de komende beleidsinitiatieven worden aangepakt om de Europese democratie te versterken en om bij de volgende Europese verkiezingen te zorgen voor gelijke behandeling van alle Europeanen.

    6.2.

    Blijkens het gedetailleerde informatieve rapport van het EESC van maart 2019 (39) kunnen veel mensen in alle 27 EU-landen niet deelnemen aan de Europese verkiezingen als gevolg van juridische en organisatorische belemmeringen die personen met een handicap hun politieke rechten ontnemen. Circa 800 000 Europeanen uit 16 lidstaten wordt op grond van nationale regels het recht ontnomen om deel te nemen aan de verkiezingen voor het EP vanwege hun handicap of geestelijke gezondheidsproblemen, terwijl nog eens miljoenen Europeanen niet kunnen stemmen vanwege organisatorische regelingen (technische belemmeringen) die geen rekening houden met de behoeften die voortvloeien uit hun handicap.

    6.3.

    Het EESC stelt voor dat het nieuwe pakket voor de hervorming van het kiesstelsel en het Europees actieplan voor democratie een “EU-routekaart voor een inclusief verkiezingsproces” omvatten, met een begeleidend financieringsvoorstel om lidstaten te ondersteunen bij de noodzakelijke modernisering van de verkiezingsadministratie, en met technologische aanpassingen en ondersteunende diensten voor achtergestelde sociale groepen die meestal van het verkiezingsproces worden uitgesloten en die in een bepaalde nationale context blijk geven van geringere politieke participatie. De routekaart moet gebaseerd zijn op een grondige inventarisatie van de belemmeringen waarmee de verschillende sociale groepen die het risico lopen op electorale uitsluiting, te kampen hebben, in samenwerking met nationale verkiezingsautoriteiten, de instellingen van de ombudsmannen en de respectieve nationale maatschappelijke organisaties en hun Europese netwerken.

    6.4.

    In de huidige EU-wetgeving wordt reeds een aantal problemen aangepakt in verband met de verkiezingen voor het EP. Er zijn derhalve geen formele obstakels voor deze wetgeving, aangezien zij waarborgen bevat voor personen met een handicap, die daardoor opties hebben om te stemmen. Volgens het EESC zou er, door de beste praktijken uit alle landen toe te passen, een ideaal systeem tot stand komen waarin elke Europeaan met een handicap niet alleen volledig in staat is om te stemmen, maar ook zelf de geschiktste manier kan kiezen om dat te doen.

    6.5.

    Daarom stelt het EESC in het kader van het komende politieke debat over de hervorming van de Europese verkiezingen en het nieuwe actieplan voor de Europese democratie voor om, in aanvulling op de meer omvattende maatregelen die in de “EU-routekaart voor een inclusief verkiezingsproces” zijn opgenomen, een wetsvoorstel te overwegen dat minimumnormen vaststelt voor het stemmen door personen met een handicap. Het voorstel moet worden uitgewerkt aan de hand van een beleidsdialoog met nationale verkiezingsinstanties, deskundigen op het gebied van sociale integratie en verkiezingen en maatschappelijke organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen.

    7.   Europese politieke partijen aanmoedigen om burgergericht te zijn en verantwoording af te leggen

    7.1.

    Zoals gedefinieerd in het Verdrag van Maastricht (1992): “Europese politieke partijen zijn een belangrijke factor voor integratie binnen de Unie. Zij dragen bij tot de vorming van een Europees bewustzijn en tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.” De relatief recente en geleidelijke ontwikkeling van Europese politieke partijen als supranationale politieke spelers met eigen bestuursstructuren die coherente politieke agenda’s kunnen opstellen en de kiezers in de hele EU kunnen mobiliseren, vormt een structurele uitdaging voor de politieke participatie van de Europeanen. Het regelgevend kader voor het bestuur en de financiering van Europese partijen is pas sinds het Verdrag van Nice in 2003 tot ontwikkeling gekomen en blijft vrij beperkt wat betreft de organisatorische en programmatische samenhang, wat bevorderlijk zou moeten zijn voor het vermogen van Europese partijen om de politieke integratie in de EU vorm te geven en te versterken, op basis van gemeenschappelijke waarden en betrokkenheid van de burgers.

    7.2.

    Verdere regelgeving moet erop gericht zijn de actieve bevordering van de waarden van de EU door Europese politieke partijen te stimuleren, evenals hun transnationale politieke coherentie en hun organisatorische capaciteiten om mensen in veel verschillende delen van de EU te betrekken bij hun zeer diverse nationale partijleden en daarbuiten.

    7.3.

    In dit verband is het EESC ingenomen met het voorstel van de Commissie beter toe te zien op de naleving van de wettelijke verplichting van de Europese partijen om de fundamentele waarden van de EU, zoals geformuleerd in artikel 2 VEU, te eerbiedigen, en die ook voor hun nationale leden geldt. Dit heeft betrekking op de waarden die in hun politieke programma’s en campagnes worden beleden en op hun interne praktijken op het gebied van gendergelijkheid en antidiscriminatie, alsmede op hun eerbied voor de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie. Indien nodig kan de Commissie de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen verzoeken na te gaan of aan de voorwaarden van de verordening is voldaan (40).

    7.4.

    Bij verdere regelgeving moet rekening worden gehouden met het huidige beleidsdebat en de beleidsvoorstellen, met inbegrip van een reeks beleidsideeën over de ontwikkeling van Europese partijen, zodat deze dichter bij het Europese publiek komen te staan en meer verantwoording afleggen, bijvoorbeeld door middel van verklaringen van nationale partijen over hun beoogde Europese partijlidmaatschap, transnationale partijlijsten, transparante fondsenwerving en campagnevoering, individueel lidmaatschap, contacten met de basis van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners en het afleggen van verantwoording over politieke inhoud die de gemeenschappelijke waarden van de EU op flagrante wijze ondermijnt (41). Deze kwesties dienen ook op de agenda te komen van de conferentie over de toekomst van Europa, die hopelijk een belangrijke gelegenheid zal bieden voor een brede en geïnformeerde deelname van het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en het Europese publiek aan de democratische hervorming van de EU.

    Brussel, 10 juni 2020<:

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/1f2a7ac7-d8f7-11e9-9c4e-01aa75ed71a1. Er zij op gewezen dat de opkomst van de Europese burgers bij de verkiezingen sinds het begin van de jaren negentig is gedaald, zoals blijkt uit een daling van 20 % in de zogenaamde nieuwe lidstaten en van 10 % in de zogenaamde oudere lidstaten.

    (2)  De opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2004 was 45 %, in 2009 43 %, in 2014 42,6 % en steeg vervolgens in 2019 tot 50,66 %, wat de eerste keer was sinds 1979 dat het aantal kiezers steeg ten opzichte van de vorige verkiezingen. Bron: https://blogs.eurac.edu/eureka/david-vs-goliath-of-voter-turnout-why-is-the-participation-in-eu-elections-so-low/

    (3)  https://medium.com/we-are-the-european-journalism-centre/more-than-meets-the-eye-tips-to-find-eu-funding-for-journalism-92f3f1143042

    (4)  EU Action Plan on Disinformation, https://eeas.europa.eu/sites/eeas/files/action_plan_against_disinformation.pdf

    (5)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over verdere versterking van de rechtsstaat in de Unie — Stand van zaken en mogelijke verdere stappen, 3 april 2019 (PB C 282 van 20.8.2019, blz. 39).

    (6)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_18_5681

    (7)  https://www.europarl.europa.eu/at-your-service/files/be-heard/eurobarometer/2019/election2019/EB915_SP_EUROBAROMETER_POSTEE19_FIRSTRESULTS_EN.pdf

    (8)  Deze bevindingen zijn afkomstig uit dezelfde, hierboven vermelde bron: de EU-enquête na de verkiezingen in juni 2019, waaraan 22 464 respondenten deelnamen.

    (9)  PB C 97 van 24.3.2020, blz. 53.

    (10)  https://rsf.org/en/world-press-freedom-index

    (11)  https://cmpf.eui.eu/media-pluralism-monitor/mpm-2017-2/

    (12)  https://medium.com/we-are-the-european-journalism-centre/more-than-meets-the-eye-tips-to-find-eu-funding-for-journalism-92f3f1143042

    (13)  https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/tin00028/default/table?lang=en

    (14)  https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/tin00134/default/table?lang=en

    (15)  https://ec.europa.eu/commission/news/code-practice-against-disinformation-2019-jan-29_en

    (16)  https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/code-practice-disinformation

    (17)  In een in juni 2019 gepubliceerd voortgangsverslag wordt onder meer beweerd: “Facebook blokkeerde in het eerste kwartaal van 2019 2,2 miljard nepaccounts en trad specifiek op tegen 1 574 niet in de EU gevestigde en 168 in de EU gevestigde pagina’s, groepen en accounts die zich bezighielden met dubieuze activiteiten die gericht waren op EU-lidstaten”; “Twitter bracht verslag uit over de afwijzing van meer dan 6 000 op de EU gerichte advertenties wegens schending van haar beleid inzake onaanvaardbare zakelijke praktijken en ongeveer 10 000 op de EU gerichte advertenties wegens schending van haar beleid inzake kwaliteitsadvertenties.”

    (18)  https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/action-plan-against-disinformation-report-progress

    (19)  https://twitter.com/alemannoEU/status/1119270730280132610

    (20)  https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/annual-self-assessment-reports-signatories-code-practice-disinformation-2019

    (21)  http://erga-online.eu/wp-content/uploads/2019/06/ERGA-2019-06_Report-intermediate-monitoring-Code-of-Practice-on-disinformation.pdf

    (22)  https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/eu-communication-disinformation-euco-05122018_en.pdf

    (23)  https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/commission-launches-call-create-european-digital-media-observatory

    (24)  https://carnegieendowment.org/files/CP_333_BrattbergMaurer_Russia_Elections_Interference_FINAL.pdf

    (25)  https://www.politicalcapital.hu/pc-admin/source/documents/pc_russian_meddling_ep2019_eng_web_20190520.pdf

    (26)  https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/eu-communication-disinformation-euco-05122018_en.pdf

    (27)  https://euvsdisinfo.eu/

    (28)  https://www.disinfo.eu/coronavirus/

    (29)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 52; PB C 228 van 5.7.2019, blz. 68.

    (30)  Verklaring van Parijs, 17.3.2015.

    (31)  Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven (PB C 195 van 7.6.2018, blz. 1).

    (32)  Resolutie van het Europees Parlement van 12 april 2016 over het leren over de EU op school (2015/2138(INI)) (PB C 58 van 15.2.2018, blz. 57).

    (33)  PB C 228 van 5.7.2019, blz. 68.

    (34)  PB C 228 van 5.7.2019, blz. 68.

    (35)  https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/83be95a3-b77f-4195-bd08-ad92c24c3a3c

    (36)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 52.

    (37)  Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).

    (38)  https://www.csee-etuce.org/images/attachments/ST_Citizenship_2018.pdf

    (39)  Informatief rapport van het EESC “Werkelijk stemrecht van personen met een handicap bij de EP-verkiezingen”, 20 maart 2019.

    (40)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/DOC/?uri=CELEX:52019DC0343&from=NL

    (41)  https://www.idea.int/sites/default/files/publications/reconnecting-european-political-parties-with-european-union-citizens.pdf; https://carnegieeurope.eu/2019/11/06/six-ideas-for-rejuvenating-european-democracy-pub-80279; https://euroflections.se/globalassets/ovrigt/euroflections/euroflections_v3.pdf


    Top