This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0681
Case C-681/19 P: Appeal brought on 12 September 2019 by Fereydoun Mahmoudian against the judgment of the General Court (First Chamber) delivered on 2 July 2019 in Case T-406/15, Mahmoudian v Council
Zaak C-681/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 12 september 2019 door Fereydoun Mahmoudian tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 juli 2019 in zaak T-406/15, Mahmoudian/Raad
Zaak C-681/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 12 september 2019 door Fereydoun Mahmoudian tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 juli 2019 in zaak T-406/15, Mahmoudian/Raad
PB C 372 van 4.11.2019, p. 27–28
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.11.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 372/27 |
Hogere voorziening ingesteld op 12 september 2019 door Fereydoun Mahmoudian tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 2 juli 2019 in zaak T-406/15, Mahmoudian/Raad
(Zaak C-681/19 P)
(2019/C 372/29)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirant: Fereydoun Mahmoudian (vertegenwoordigers: A. Bahrami, N. Korogiannakis, avocats)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie
Conclusies
Primair:
— |
het bestreden arrest gedeeltelijk vernietigen; |
— |
de zaak zelf afdoen; |
— |
de Raad veroordelen tot betaling aan rekwirant van het bedrag van 966 581 EUR voor de materiële schade en 500 000 EUR voor de immateriële schade, te verhogen met vertragingsrente; |
— |
de Raad verwijzen in alle kosten. |
Subsidiair:
— |
het bestreden arrest gedeeltelijk vernietigen; |
— |
de zaak terugverwijzen naar het Gerecht; |
— |
de Raad verwijzen in alle kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Wat de materiële schade betreft, heeft het Gerecht in de eerste plaats blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, het beginsel van volledige vergoeding geschonden en aan artikel 340, tweede alinea, VWEU en artikel 41, lid 3, van het Handvest van de grondrechten hun nuttig effect ontnomen. Het door het Gerecht vereiste bewijsniveau heeft elke vergoeding van de geleden schade onmogelijk gemaakt, ofschoon sprake is van een voldoende ernstige en gekwalificeerde schending van het Unierecht. In de tweede plaats wordt in het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en bevat de motivering van dat arrest tegenstrijdigheden. In de derde plaats heeft het Gerecht bewijzen en feiten onjuist opgevat.
Wat de immateriële schade betreft, ontbreekt in het bestreden arrest elke motivering met betrekking tot de criteria die zijn gehanteerd om het bedrag van de schadevergoeding ex aequo et bono vast te stellen.