EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018IE4753

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over gendergelijkheidsvraagstukken(initiatiefadvies)

EESC 2018/04753

PB C 240 van 16.7.2019, p. 3–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 240/3


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over gendergelijkheidsvraagstukken

(initiatiefadvies)

(2019/C 240/02)

Rapporteur: Indrė VAREIKYTĖ

Besluit van de voltallige vergadering

20.9.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

24.4.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

15.5.2019

Zitting nr.

543

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

200/4/7

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is gendergelijkheid een maatschappelijk vraagstuk en kan alleen een gendergelijke samenleving economisch en sociaal sterk zijn. Het is dan ook een economische en sociale noodzaak dat vrouwen en mannen gelijk worden behandeld en gelijke kansen krijgen.

1.2.

Gendergelijkheid is een kerndoelstelling van de EU, maar het EESC betreurt het dat het bij het huidige tempo meer dan 100 jaar zal duren voordat er van gendergelijkheid sprake zal zijn, temeer als de vooruitgang verder wordt belemmerd door de huidige terugval op de belangrijkste ontwikkelingsgebieden en door een algemene vertraging van de economische groei.

1.3.

Het EESC is van mening dat de EU en haar lidstaten alles in het werk moeten stellen om SDG 5 over gendergelijkheid in 2030 te verwezenlijken. Het dringt daarom aan op een geïntegreerde en ambitieuze vijfjarige EU-strategie voor gendergelijkheid (1) die de komende mandaatsperiode van de Commissie en het Europees Parlement bestrijkt, en op een krachtige toezegging van de EU-instellingen, overheden, maatschappelijke organisaties en de particuliere sector om zich voor gendergelijkheid in te zetten door alle aspecten van deze thematiek tegelijkertijd, efficiënt en met maatregelen van gelijke impact aan te pakken.

1.4.

Het EESC wil dat gendergelijkheid een op zichzelf staande doelstelling blijft in de toekomstige financiële kaders. In alle programma’s en op alle beleidsterreinen moet blijk worden gegeven van een duidelijk streven naar gendergelijkheid en gendermainstreaming en moeten genderindicatoren, gendereffectbeoordelingen en genderbudgettering worden opgenomen. Ook zou de genderdimensie geïntegreerd moeten worden in de landspecifieke aanbevelingen.

1.5.

Het EESC zou graag zien dat de Europese Commissie een pakket maatregelen inzake zorgdiensten voorstelt om de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te bevorderen. Ook zouden de doelstellingen van Barcelona inzake kinderopvang moeten worden herzien.

1.6.

Het EESC veroordeelt alle vormen van geweld tegen vrouwen en spoort de lidstaten die het Verdrag van Istanbul nog niet hebben geratificeerd aan om hier nog eens goed over na te denken. Het verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het online lastigvallen en pesten van vrouwen ook onder de definitie van illegale haatzaaiende uitlatingen komt te vallen. Er moeten EU-brede indicatoren voor de verzameling van vergelijkbare gegevens over geweld tegen vrouwen worden opgesteld, want dit kan helpen om doeltreffende beleidsmaatregelen te ontwikkelen.

1.7.

Het EESC merkt op dat de discussie over de richtlijn vrouwelijke bestuurders op de agenda van het Roemeense voorzitterschap van de Raad van de EU blijft staan, zodat de participatie van vrouwen in besluitvormingsorganen kan worden opgevoerd. Het verzoekt de Raad zich hiervoor te blijven inspannen en de discussie over de richtlijn vrouwelijke bestuurders voort te zetten. Ook roept het Comité het bedrijfsleven op het voortouw te nemen en de participatie van vrouwen in topfuncties in de besluitvorming te vergroten.

1.8.

Er moeten doeltreffende maatregelen komen om gelijke kansen voor vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt te garanderen, met name maatregelen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten, en om de horizontale en verticale gendersegregatie in beroepen aan te pakken.

1.9.

Het EESC stelt voor om op EU-niveau een noodfonds voor rechtsbijstand in het leven te roepen ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties die gerechtelijke stappen ondernemen tegen nationale of lokale wetgeving waarmee vrouwenrechten worden geschonden.

1.10.

Het EESC onderstreept dat de media, reclame en maatschappelijke rolmodellen een rol spelen bij de bevordering van gendergelijkheid en pleit voor maatregelen die ervoor zorgen dat reclame geen negatieve, maar een positieve invloed op de beeldvorming heeft en de gendergelijkheid in de samenleving bevordert.

1.11.

Het EESC dringt er bij overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties in de hele EU op aan om gendergelijkheid door middel van hun beleid en externe optreden te promoten en om het goede voorbeeld te geven met interne maatregelen, zoals het stimuleren van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming en het integreren van gendergelijkheid in al hun beleid en procedures.

1.12.

Onder verwijzing naar artikel 300, lid 5, VWEU roept het EESC de Raad op om zijn richtsnoeren voor de benoeming van EESC-leden te herzien. Het beveelt de lidstaten aan om de leden op basis van gendergelijkheid voor te dragen. Het EESC zal ervoor ijveren om gendergelijkheid in zijn functioneren te waarborgen en om gendergelijkheid in zijn werkmethoden te integreren. Ook zal het een follow-upgroep (follow-up group) oprichten die zal worden belast met het opstellen van passende richtsnoeren.

2.   Algemene overwegingen

2.1.

Gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een kernwaarde en een fundamentele doelstelling van de Europese Unie, verankerd in de Europese verdragen en in het Handvest van de grondrechten en enige tijd geleden opnieuw onderstreept in de Europese pijler van sociale rechten. De EU heeft een wetgevings- en beleidskader om gendergelijkheid tot stand te brengen en steunt daarnaast de uitvoering van het Beijing Platform for Action en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, alsmede het actieprogramma van de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling en de resultaten van hun toetsingsconferenties.

2.2.

Er zijn in Europa tal van positieve initiatieven om verschillende aspecten van genderongelijkheid aan te pakken, maar de problematiek is complex en veelzijdig en het is dan ook geen sinecure om met name binnen de lidstaten en regio’s voor echte gelijkheid te zorgen. Over het algemeen is er vooruitgang geboekt, maar het EESC betreurt het dat het bij het huidige tempo meer dan 100 jaar zal duren voordat er in de EU van gendergelijkheid sprake zal zijn. Het EESC heeft opgeroepen tot een overkoepelende strategie voor duurzaamheid bij de uitvoering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. In dit verband is het EESC van mening dat de EU en haar lidstaten alles in het werk moeten stellen om SDG 5 over gendergelijkheid in 2030 te verwezenlijken.

2.3.

Een punt van zorg is ook dat de toekomstige vooruitgang op het vlak van gendergelijkheid wel eens belemmerd zou kunnen worden door de terugval in sommige lidstaten op gebieden als de economische emancipatie van vrouwen (werkgelegenheid, evenwicht tussen werk en privéleven, sociale rechten, zorg), onderwijs, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, geweld tegen vrouwen, vrouwen-ngo’s en belangrijke terreinen van het institutionele en beleidskader van de EU en haar lidstaten.

2.4.

Voorts wordt er een vertraging van de economische groei van een aantal Europese landen voorspeld, wat het gevaar met zich meebrengt dat gendergelijkheid lager op de agenda van de lidstaten en het bedrijfsleven kan komen te staan. Om te voorkomen dat de bestaande ongelijkheden tussen mannen en vrouwen nog groter worden, is het belangrijk dat de gendereffecten van macro-economisch beleid volledig beoordeeld en in aanmerking genomen worden bij de formulering van onder meer het begrotingsbeleid en het beleid inzake sociale bescherming en het evenwicht tussen werk en privéleven.

2.5.

Om ervoor te zorgen dat gendergelijkheidsmaatregelen van de EU daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd en effect sorteren, is er volgens het EESC een nieuwe vijfjarige EU-strategie voor gendergelijkheid nodig die de komende mandaatsperiode van de Commissie en het EP bestrijkt, en moeten overheden, maatschappelijke organisaties, de particuliere sector en Europese instellingen weer op de bres gaan staan voor gendergelijkheid. Dit is niet alleen nodig om te komen tot een samenleving die gekenmerkt wordt door rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid, maar is ook het beste collectieve antwoord op de discriminerende en vrouwonvriendelijke populistische bewegingen die momenteel een uitdaging vormen voor democratische samenlevingen.

2.6.

De publieke opinie steunt het standpunt van het EESC in dezen, want de meeste Europeanen vinden gendergelijkheid zeer belangrijk voor een rechtvaardige en democratische samenleving (91 %), voor de economie (87 %) en voor hen persoonlijk (84 %). Bovendien is het aandeel van de EU-burgers die graag zouden zien dat de EU zich op dit beleidsterrein actiever opstelt, in slechts twee jaar tijd (2016-2018) met tien procentpunten gestegen (van 55 % naar 65 %).

2.7.

In dit verband vindt het EESC het jammer dat de totale EU-middelen die in de periode 2014-2020 voor gendergelijkheidsmaatregelen zijn toegewezen, slechts 6,17 miljard euro bedragen, ofwel ongeveer 0,6 % van de totale kredieten. Het EESC dringt erop aan dat gendergelijkheid een op zichzelf staande doelstelling blijft in de toekomstige financiële kaders, die ook een duidelijk streven naar gendergelijkheid en gendermainstreaming moeten laten zien en genderindicatoren, gendereffectbeoordeling en genderbudgettering voor zowel de EU als de lidstaten moeten omvatten. Aandacht voor gendermainstreaming en de beschikbaarstelling van specifieke fondsen voor gendergelijkheidsmaatregelen moeten niet alleen een rol spelen in programma’s die betrekking hebben op werkgelegenheids- en sociale-integratievraagstukken of fundamentele mensenrechten (bv. ESF, REC, AMIF, EaSI), maar ook op beleidsterreinen die niet direct met gendergelijkheid verband houden, maar die wel aanzienlijke gendereffecten kunnen hebben, zoals ICT, vervoer, stads- en plattelandsontwikkeling, ondernemingsbeleid, investeringssteun, duurzame ontwikkeling en milieu. De gendergelijkheidsdimensie, beoordeeld op basis van de gendergelijkheidsindex, zou integrerend onderdeel moeten worden van het Europees Semester, m.i.v. de landenverslagen en landspecifieke aanbevelingen.

2.8.

In het licht van de recente toename van het aantal aanklachten in het kader van de #MeToo-beweging prijst het EESC de Europese Ombudsman voor het aanbevelen van een sterkere gedragscode in alle EU-instellingen en is het van mening dat deze ook door openbare instellingen in de lidstaten snel moet worden aangepast en goedgekeurd.

2.9.

Het EESC roept openbare instellingen en maatschappelijke organisaties in de hele EU op om niet alleen met hun beleid en externe acties de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, maar om ook het goede voorbeeld te geven met interne maatregelen, zoals het stimuleren van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming en het integreren van gendergelijkheid in al hun beleid en procedures. Dergelijke maatregelen ziet men nog maar mondjesmaat, maar er kan een sterk positief signaal voor overheidsinstellingen en bedrijven in de omgeving van uitgaan en de dialoog over de toepassing van gendergelijkheidsmaatregelen op alle niveaus van de Europese samenleving kan erdoor worden bevorderd.

3.   Economie

3.1.

Gelijke toegang tot economische middelen is niet alleen een kwestie van economische onafhankelijkheid van vrouwen, maar ook een voorwaarde voor verwezenlijking van de EU-doelstellingen betreffende duurzame economische groei, hoogwaardige werkgelegenheid, sociale samenhang, welvaart en concurrentievermogen. Bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen is van cruciaal belang voor slimme, duurzame en inclusieve groei en het bbp, en meer in het algemeen om ervoor te zorgen dat de EU het beschikbare talent ten volle benut.

3.2.

Europese vrouwen hebben nog steeds met genderongelijkheid, -segregatie en een -loonkloof op de arbeidsmarkt te maken, wat de EU in 2030 naar schatting 240 miljard euro aan bbp zal kosten, een onmiddellijk effect op het nettoloon van vrouwen zal hebben en op lange termijn hun socialezekerheids- en pensioenrechten beïnvloedt. Het EESC is dan ook ingenomen met de raadpleging van de Commissie over de evaluatie van de bepalingen van Richtlijn 2006/54/EG tot uitvoering van het in het Verdrag neergelegde beginsel van „gelijke beloning”, waarmee wordt beoogd om in de praktijk te zorgen voor een betere naleving van het beginsel van gelijke beloning voor arbeid van gelijke waarde.

3.3.

Minder uren werken kan natuurlijk een keuze zijn, maar ruim een kwart van de Europese bevolking werkt onvrijwillig in deeltijd. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in deeltijdwerk, en hun keuze om parttime te werken wordt vaak beïnvloed door zorgtaken. Het percentage mensen dat onvrijwillig parttime werkt, is de voorbije jaren maar licht gedaald (0,1 %). Een van de redenen voor onvrijwillig deeltijdwerk is een gebrek aan adequate zorginfrastructuur en flexibele arbeidsregelingen waarmee werk en privéleven beter op elkaar zouden kunnen worden afgestemd. In het algemeen lopen vrouwen ook een groter risico om in armoede te vervallen en zijn hun carrièremogelijkheden beperkter. Bovendien richten bijna twee keer minder vrouwen dan mannen in de EU een eigen bedrijf op.

3.4.

Het EESC dringt er daarom op aan dat er doeltreffende maatregelen worden genomen om voor een gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de arbeidsmarkt te zorgen en om de horizontale en verticale gendersegregatie in beroepen aan te pakken. Het zou een belangrijke prioriteit moeten zijn om voor vrouwen meer kansen te scheppen op hoogwaardig voltijds werk met flexibele arbeidsregelingen.

3.5.

De bevordering van een gezinsvriendelijk arbeidsbeleid dat tot gendergelijkheid bijdraagt en de implementatie van transformerende en gerichte maatregelen waarmee de ongelijke verdeling van huishoudelijke en zorgtaken tussen vrouwen en mannen weer in evenwicht kan worden gebracht, zijn volgens het EESC essentieel (2), temeer daar werknemers door de economische omstandigheden steeds meer onder druk staan. Om voor positieve hervormingen in de richting van adequate regelingen voor betaald verlof en flexibele arbeidsregelingen te zorgen en de impact te beoordelen van de nieuwe maatregelen inzake het opnemen van ouderschapsverlof en vaderschapsverlof door vaders, is het van groot belang dat de omzetting van de EU-richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven goed in de gaten wordt gehouden.

3.6.

Passende maatregelen, zoals het aanbieden van toegankelijke en betaalbare kinderopvang en langdurige zorg, alsmede maatregelen ter bevordering van het opnemen van verlof voor mannen, zijn van cruciaal belang om ouders en verzorgers in staat te stellen voor het eerst of opnieuw de arbeidsmarkt te betreden of er te blijven. Het EESC verzoekt de Europese Commissie om met een pakket maatregelen inzake zorgdiensten te komen ter bevordering van de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten en ter aanvulling op de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven. Dit pakket zou een reeks aanbevelingen voor beleid, financiering en targets moeten bevatten. Ook zouden de doelstellingen van Barcelona inzake kinderopvang moeten worden herzien.

3.7.

Collectieve onderhandelingen kunnen een belangrijke rol spelen bij het aanpakken van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. De wereldcommissie van de IAO over de toekomst van werk heeft een hervormingsagenda voor gendergelijkheid aanbevolen. Deze aanbeveling zou voor het optreden van de sociale partners, de lidstaten en de EU-instellingen als leidraad moeten fungeren.

4.   Onderwijs en opleiding

4.1.

Ondanks vele bemoedigende veranderingen in de onderwijsresultaten van vrouwen en mannen blijven in alle lidstaten segregatiepatronen bestaan. Mannen zijn nog steeds ernstig ondervertegenwoordigd in sectoren die met traditionele vrouwenrollen geassocieerd worden, zoals gezondheid en welzijn, geesteswetenschappen en kunsten, lerarenopleidingen en pedagogiek, terwijl er in alle lidstaten meer mannen dan vrouwen zijn in bèta-/technische vakken en ICT. Dit creëert extra uitdagingen voor vrouwen, aangezien bèta-/technische, ICT- en AI-vaardigheden nu al cruciaal zijn en in de toekomst onmisbaar zullen worden (3).

4.2.

Vrouwen met een laag niveau van vaardigheden en kwalificaties hebben extra steun nodig om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren, aangezien de genderkloof op de arbeidsmarkt het grootst is voor mensen met weinig of geen kwalificaties en voor mensen die te maken hebben met intersectionele discriminatie. Beleidsmaatregelen die specifiek gericht zijn op kwetsbare groepen vrouwen, met name vrouwen die gehandicapt (4) en op meerdere vlakken benadeeld zijn, zouden hun vaardigheidsniveau helpen verhogen.

4.3.

Vrouwen studeren steeds vaker aan hogeronderwijsinstellingen; bij tal van studies in het tertiaire onderwijs zijn er meer vrouwen dan mannen. In zowel het tertiaire als het beroepsonderwijs is echter nog steeds sprake van segregatie, waardoor de keuzes voor een loopbaan in niet-traditionele sectoren en de toegang tot dezelfde carrièremogelijkheden worden beperkt.

4.4.

Het is dan ook cruciaal om genderstereotypen en -segregatie in onderwijs en opleiding te blijven aanpakken door middel van genderbewuste leerplannen in het onderwijs, loopbaanbegeleiding, en mediacampagnes die jongens en meisjes, vrouwen en mannen aanmoedigen om loopbaantrajecten te volgen die in overeenstemming zijn met hun vaardigheden en capaciteiten. Ook is het zaak om carrièrekansen en loopbaanontwikkeling te bevorderen voor zowel vrouwen als mannen die kiezen voor niet-traditionele sectoren; om mogelijkheden te creëren voor vrouwen om in dezelfde mate te profiteren van hun prestaties in het hoger onderwijs als mannen; om het bestaande glazen plafond voor vrouwen in de academische wereld aan te pakken (5); en om de steunmogelijkheden voor vrouwelijke ondernemers (6), met name in niet-traditionele sectoren, te vergroten. Ook wordt aanbevolen om het algemene bewustzijn van gendergelijkheidskwesties en de vaardigheden van ambtenaren en professionals op het gebied van gelijke kansen te vergroten.

5.   Vrouwen en armoede

5.1.

Vrouwen lopen een groter risico op armoede, deels vanwege lagere uurlonen en omdat ze oververtegenwoordigd zijn onder minimumloonverdieners en in sectoren waarin de lonen lager liggen. Relatief vaker ook hebben ze deeltijdwerk en niet-flexibele arbeidsregelingen of verzuimen ze hun werk in verband met zorgtaken. De vervrouwelijking van de armoede is het gevolg van een aantal factoren, o.a. het feit dat het werk van vrouwen ondergewaardeerd wordt en de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Met de komst van kinderen wordt het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen aanzienlijk groter. Dit duidt erop dat het voor vrouwen moeilijk is om de opvoeding van en de zorg voor kinderen te combineren met hun werk en dat er sprake is van discriminatie en oneerlijke behandeling van vrouwen die zwanger zijn of terugkomen van moederschapsverlof.

5.2.

Het is essentieel om te erkennen dat vrouwen geen homogene groep vormen en dat er specifieke maatregelen nodig zijn voor vrouwen die los van hun sekse worden gediscrimineerd of benadeeld, d.w.z. vrouwen met een handicap, vrouwen die racistisch worden bejegend, LGBTIQ+, vrouwen in plattelandsgebieden, immigranten, vluchtelingen of asielzoekers, jonge vrouwen en oudere vrouwen.

5.3.

Het EESC beveelt dan ook aan om meer maatregelen te nemen ter ondersteuning van gendergelijkheid bij economische activiteiten:

mainstreaming van de genderdimensie in economische ontwikkelingsinitiatieven;

bevordering van de gelijkheid op de arbeidsmarkt om in dezelfde mate economische onafhankelijkheid en financiële zekerheid te bereiken;

ondersteuning van initiatieven om mensen er meer van te doordringen dat economische onafhankelijkheid van vrouwen belangrijk is voor het terugdringen van armoede;

aanpak van de gevolgen van loopbaanonderbrekingen en verschillende arbeidspatronen waardoor vrouwen het risico lopen voor de rest van hun leven in armoede te leven;

ontwikkeling van beleidsmaatregelen voor specifieke kwetsbare groepen vrouwen die het grootste risico op armoede lopen;

voortzetting van de hervorming van de nationale pensioenregelingen door de genderdimensie in de pensioenrechten te verwerken (bijv. door moederschaps- en vaderschapsverlof en andere vormen van zorgverlof in aanmerking te nemen bij de berekening van de pensioenen);

bestrijding van kinderarmoede door middel van een genderperspectief en een totaalaanpak die synergieën ontwikkelt tussen sociale inclusie, gendergelijkheid en andere beleidsterreinen en met andere beleids- en financieringsinstrumenten;

herziening, goedkeuring en handhaving van macro-economisch beleid en ontwikkelingsstrategieën die gericht zijn op de behoeften en inspanningen van vrouwen in armoede.

6.   Mensenrechten

6.1.

Gendergelijkheid is een grondbeginsel dat een integrerend onderdeel vormt van de mensenrechten en een voorwaarde is om de mensenrechten voor iedereen toepasbaar te maken en iedereen in staat te stellen ze uit te oefenen.

6.2.

Het EESC veroordeelt alle vormen van geweld tegen vrouwen en spoort de lidstaten die het Verdrag van Istanbul nog niet hebben geratificeerd aan erover na te denken om dit onverwijld alsnog te doen. Er moeten EU-brede indicatoren voor de verzameling van vergelijkbare gegevens over geweld tegen vrouwen worden opgesteld, want dit kan helpen om doeltreffende beleidsmaatregelen te ontwikkelen. De ervaring die in sommige EU-landen is opgedaan, zou in dit verband een leidraad kunnen verschaffen voor de te volgen aanpak. De aanbeveling over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden, alsmede de gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op het internet, waarover de Commissie en wereldwijd opererende IT-bedrijven het eens zijn geworden, zouden volgens het EESC door de Commissie moeten worden geactualiseerd door het online lastigvallen en pesten van vrouwen ook onder de definitie van illegale haatzaaiende uitlatingen te laten vallen.

6.3.

Het EESC betreurt het ten zeerste dat er in Europa momenteel sprake is van een terugval op het gebied van de seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen en de daarmee verbonden rechten; dit heeft serieuze implicaties voor de mensenrechten van vrouwen en vormt een algemene bedreiging van de universaliteit van de mensenrechten. Het terugdraaien van de wetgeving in sommige landen in Europa is specifiek gericht op de toegang van vrouwen tot voorzieningen voor legale zwangerschapsafbreking (waarbij aangetekend dat uit cijfers blijkt dat adequate seksuele voorlichting ongewenste zwangerschappen met 50 % kan verminderen), maar ook andere aspecten van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van vrouwen zijn aangetast; zo bestaan er wettelijke regels die bepalen dat er voor noodanticonceptie een doktersvoorschrift nodig is. Daarnaast is een reeks regressieve wetten en beleidsmaatregelen met allerlei schadelijke gevolgen voor de rechten van vrouwen van kracht geworden, waaronder wetten die de seksuele voorlichting belemmeren, de verspreiding van informatie over seksuele geaardheid en genderidentiteit (ook voor onderwijsdoeleinden) tegenhouden of bepaalde vormen van huiselijk geweld decriminaliseren.

6.4.

Het EESC roept de EU-instellingen en het maatschappelijk middenveld op tot samenwerking om onmiddellijk harde maatregelen te nemen tegen dergelijke wetten. Ook stelt het EESC voor om op EU-niveau een noodfonds voor rechtsbijstand in het leven te roepen ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties die gerechtelijke stappen ondernemen tegen wetgeving waarmee vrouwenrechten worden geschonden.

6.5.

Het EESC wijst er ook op dat het belangrijk is om de obstakels aan te pakken waarmee vrouwen, en met name slachtoffers van geweld, worden geconfronteerd wanneer ze verhaal willen halen als hun rechten zijn geschonden, en om ervoor te zorgen dat alle vrouwen gelijke toegang tot de rechter hebben, door de economische, culturele en (gender)institutionele belemmeringen weg te nemen als noodzakelijke voorwaarde om de mensenrechten van vrouwen in acht te nemen. Verder betreurt het EESC het dat er nog steeds geen indicatoren voor de beoordeling van de vorderingen van de lidstaten op het gebied van de mensenrechten van vrouwen zijn en dat mannen over het algemeen een groter risico lopen op een niet-objectieve rechterlijke uitspraak en op ontzegging van ouderschaps- en bezoekrechten.

7.   Vrouwen in leidinggevende en besluitvormingsposities

7.1.

Er is de laatste jaren wel vooruitgang geboekt, maar de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politieke en economische besluitvorming blijft een uitdaging voor de EU en haar lidstaten. Op alle overheidsniveaus is slechts een derde van de politieke besluitvormingsfuncties en nauwelijks een kwart van de ministersposten in handen van vrouwen. Publieke/private economische en financiële instellingen worden nog steeds vrijwel volledig door mannen gedomineerd.

7.2.

Ondanks herhaalde oproepen uit de hele Europese Unie en van het EESC zelf (7) moet worden geconstateerd dat de drempel van 40 % vrouwen in de raad van bestuur van ondernemingen in 2020 niet zal worden gehaald. Het EESC betreurt dit. Het merkt op dat de discussie over de richtlijn vrouwelijke bestuurders op de agenda van het Roemeense voorzitterschap van de Raad van de EU blijft staan, zodat de participatie van vrouwen in besluitvormingsorganen kan worden opgevoerd. Het verzoekt de Raad zich hiervoor te blijven inspannen en de discussie over de richtlijn vrouwelijke bestuurders voort te zetten. Ook roept het Comité het bedrijfsleven op het voortouw te nemen en de participatie van vrouwen in topfuncties in de besluitvorming sterk te vergroten.

7.3.

Het EESC beveelt nogmaals aan (8) om na te denken over doeltreffende strategieën en instrumenten (bijv. wettelijke, budgettaire en vrijwillige maatregelen, genderquota) teneinde het glazen plafond te doorbreken en te komen tot een evenwicht tussen — gekozen en benoemde — mannen en vrouwen in belangrijke politieke structuren. Het is belangrijker dan ooit om de gendernormen, attitudes en stereotypen aan te pakken die een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in besluitvormingsfuncties op politiek, economisch en sociaal gebied in de weg staan.

7.4.

De Commissie zou volgens het EESC een initiatief moeten opzetten waarmee beoogd wordt meer vrouwen ertoe aan te sporen politiek actief te worden en te stemmen op gekwalificeerde vrouwelijke kandidaten door maatregelen te nemen om te investeren in hun vaardigheden, middelen en mentornetwerken.

7.5.

Het EESC heeft lof voor het streven van voorzitter Jean-Claude Juncker van de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat tegen het einde van de huidige mandaatsperiode ten minste 40 % van haar personeel in het hogere en middenmanagement uit vrouwen bestaat. In dit verband vindt het EESC, als EU-orgaan dat het maatschappelijk middenveld in de EU vertegenwoordigt en dat als brug tussen de samenleving en de EU-instellingen fungeert, het zelf ook te betreuren dat slechts 30 % van zijn leden vrouw is. Daarom roept het EESC de Raad op om zijn richtsnoeren voor de benoeming van EESC-leden te herzien om rekening te houden met de economische, sociale en demografische evolutie, zoals bepaald in artikel 300, lid 5, VWEU. Het EESC zal ervoor ijveren om gendergelijkheid in zijn functioneren te waarborgen.

7.6.

In zijn nieuwe reglement van orde dat onlangs is goedgekeurd verbindt het EESC zich ertoe om in al zijn beleidswerkzaamheden toe te zien op de inachtneming van de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie. Hiertoe zal het EESC beleid tegen intimidatie vaststellen en een follow-upgroep oprichten die zal worden belast met het opstellen van richtsnoeren inzake de integratie van gendergelijkheid in al zijn werkzaamheden, en met name in zijn adviezen.

8.   Media

8.1.

Waar het gaat om de meningsvorming, het bepalen van de houdingen en de vooroordelen in de samenleving spelen de media een cruciale rol. Vrouwen zijn producenten en consumenten alsook onderdeel van media-inhoud, maar media-inhoud is niet altijd gendergevoelig en kan een vernederend beeld van vrouwen scheppen en genderrollen, stereotypen en normen bestendigen. Met de opkomst van digitale technologieën en nieuwe vormen van communicatie is de relatie tussen de rol van vrouwen in de media en de manier waarop producenten, consumenten en inhoud zich tot hen verhouden, nog gecompliceerder geworden.

8.2.

Terwijl tegenwoordig al bijna de helft van alle mensen die in de EU in de media werken vrouw is (44 %) en vrouwen de meerderheid vormen (68 %) onder degenen die in journalistiek en voorlichting zijn afgestudeerd, bekleden vrouwen in mediaorganisaties meestal slechts posities met een beperkte inhoudelijke en strategische invloed.

8.3.

Om te zorgen voor meer gendergelijkheid in de media-industrie is het absoluut zaak dat het glazen plafond wordt doorbroken, dat de participatie van vrouwen in topfuncties in de besluitvorming wordt vergroot en dat vrijwillige maatregelen van mediaorganisaties worden aangevuld met beleidsmaatregelen die een verandering in de mediasector en de media-inhoud ondersteunen. Het is van het grootste belang dat de gevolgen van door de media-inhoud geproduceerde genderstereotypen worden erkend en dat wordt geëvalueerd hoe mannen en vrouwen in de media worden neergezet.

8.4.

De reclamesector heeft er nog altijd moeite mee om zowel vrouwen als mannen evenwichtig en realistisch te portretteren. Ze worden nog steeds afgebeeld op manieren die niet meer van deze tijd en onaanvaardbaar zijn, ook al worden genderstereotypen nu vaak op subtielere wijze weergegeven. Het EESC vindt dat het tijd is om aan alle anachronistische voorstellingen een eind te maken en dat de sector het voortouw moet nemen om ervoor te zorgen dat reclame geen negatieve, maar een positieve invloed op de beeldvorming heeft en de gendergelijkheid in de samenleving bevordert, met name waar het gaat om op kinderen gerichte marketing waarmee genderstereotypen worden bevestigd.

Brussel, 15 mei 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 26.

(2)  PB C 129 van 11.4.2018, blz. 44.

(3)  PB C 173 van 31.5.2017, blz. 45.

(4)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 20.

(5)  PB C 12 van 15.1.2015, blz. 10.

(6)  PB C 299 van 4.10.2012, blz. 24.

(7)  PB C 133 van 9.5.2013, blz. 68.

(8)  PB C 262 van 25.7.2018, blz. 101.


Top