EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0149

Zaak C-149/17: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 oktober 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht München I — Duitsland) — Bastei Lübbe GmbH & Co. KG / Michael Strotzer (Prejudiciële verwijzing — Auteursrecht en naburige rechten — Richtlijn 2001/29/EG — Eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten — Richtlijn 2004/48/EG — Schadevergoeding wegens een via filesharing gemaakte inbreuk op het auteursrecht — Internetaansluiting die toegankelijk is voor gezinsleden van de houder — Uitsluiting van aansprakelijkheid van de houder zonder dat de aard van het gebruik van de aansluiting door het gezinslid hoeft te worden gespecificeerd — Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Artikel 7)

PB C 455 van 17.12.2018, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 455/10


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 18 oktober 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht München I — Duitsland) — Bastei Lübbe GmbH & Co. KG / Michael Strotzer

(Zaak C-149/17) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Auteursrecht en naburige rechten - Richtlijn 2001/29/EG - Eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten - Richtlijn 2004/48/EG - Schadevergoeding wegens een via filesharing gemaakte inbreuk op het auteursrecht - Internetaansluiting die toegankelijk is voor gezinsleden van de houder - Uitsluiting van aansprakelijkheid van de houder zonder dat de aard van het gebruik van de aansluiting door het gezinslid hoeft te worden gespecificeerd - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Artikel 7))

(2018/C 455/15)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht München I

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bastei Lübbe GmbH & Co. KG

Verwerende partij: Michael Strotzer

Dictum

Artikel 8, leden 1 en 2, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, enerzijds, en artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, anderzijds, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling als in het hoofdgeding, zoals uitgelegd door de bevoegde nationale rechterlijke instantie, krachtens welke de houder van een internetaansluiting waarmee inbreuken op het auteursrecht zijn gemaakt door filesharing, daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer hij minstens één gezinslid aanwijst dat toegang had tot deze aansluiting, zonder dat hij meer preciseringen verstrekt over het tijdstip waarop deze aansluiting is gebruikt door dat gezinslid en over de aard van het gebruik ervan door dat gezinslid.


(1)  PB C 213 van 3.7.2017.


Top