This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0303
Case C-303/18 P: Appeal brought on 3 May 2018 by Jean-Marie Le Pen against the judgment of the General Court (Sixth Chamber) delivered on 7 March 2018 in Case T-140/16, Le Pen v Parliament
Zaak C-303/18 P: Hogere voorziening, ingesteld op 3 mei 2018 door Jean-Marie Le Pen tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 maart 2018 in zaak T-140/16, Le Pen / Parlement
Zaak C-303/18 P: Hogere voorziening, ingesteld op 3 mei 2018 door Jean-Marie Le Pen tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 maart 2018 in zaak T-140/16, Le Pen / Parlement
PB C 240 van 9.7.2018, p. 27–28
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Zaak C-303/18 P: Hogere voorziening, ingesteld op 3 mei 2018 door Jean-Marie Le Pen tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 maart 2018 in zaak T-140/16, Le Pen / Parlement
Hogere voorziening, ingesteld op 3 mei 2018 door Jean-Marie Le Pen tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 7 maart 2018 in zaak T-140/16, Le Pen / Parlement
(Zaak C-303/18 P)
2018/C 240/31Procestaal: FransPartijen
Rekwirant: Jean-Marie Le Pen (vertegenwoordiger: F. Wagner, avocat)
Andere partij in de procedure: Europees Parlement
Conclusies
— |
Vernietiging van het arrest van het Gerecht van 7 maart 2018, T-140/16. |
Bijgevolg:
— |
nietigverklaring van het bij brief nr. D 302191 van 5 februari 2016 ter kennis gebrachte besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 29 januari 2016, dat is vastgesteld ter uitvoering van artikel 68 van het gewijzigde besluit 2009/C 159/01 van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008„houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement”, waarbij ten aanzien van rekwirant een vordering is vastgesteld van 320026,23 EUR voor ten onrechte betaalde bedragen in het kader van de assistentie aan de parlementsleden en waarbij redenen zijn gegeven voor de terugvordering ervan; |
— |
nietigverklaring van debetnota nr. 2016-195 van 4 februari 2016, waarbij rekwirant ervan in kennis is gesteld dat te zijnen aanzien een vordering is vastgesteld ten gevolge van het besluit van de secretaris-generaal van 29 januari 2016, en waarbij bedragen worden teruggevorderd die ten onrechte zijn betaald voor assistentie aan de parlementsleden; |
— |
uitspraak doen over het bedrag dat aan rekwirant dient te worden toegekend als vergoeding van zijn immateriële schade; |
— |
uitspraak doen over het bedrag dat aan rekwirant dient te worden toegekend als vergoeding van de procedurekosten; |
— |
verwijzing van het Europees Parlement in alle kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
1. |
Middel van openbare orde: schending door het Gerecht van de rechten van verdediging van rekwirant — schending van wezenlijke vormvoorschriften Door het Parlement niet te verplichten de artikelen 41 en 42 van het Handvest van de grondrechten na te leven, heeft het Gerecht geen loyaal en contradictoir debat mogelijk gemaakt. Het Parlement beschikt over het administratieve dossier en over het dossier van OLAF, die het in zijn voordeel kan gebruiken. Bewijzen van de arbeid kunnen zich in beide dossiers bevinden, maar blijven voor rekwirant verborgen. |
2. |
Schending van het Unierecht door het Gerecht — Onjuiste rechtsopvattingen en onjuiste kwalificatie door het Gerecht van de juridische aard van de feiten en de bewijsmiddelen — Discriminerende aard en bij uitbreiding fumus persecutionis — Schending van het vertrouwensbeginsel en van het legaliteitsbeginsel
|
3. |
Interne onrechtmatigheid van de bestreden handelingen
|