Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0092

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2016 over het verslag 2015 over Montenegro (2015/2894(RSP))

    PB C 50 van 9.2.2018, p. 73–79 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.2.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 50/73


    P8_TA(2016)0092

    Verslag 2015 over Montenegro

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2016 over het verslag 2015 over Montenegro (2015/2894(RSP))

    (2018/C 050/11)

    Het Europees Parlement,

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 en de bijlage daarbij met als titel „De agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie”,

    gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) van 29 maart 2010 tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (1),

    gezien de resultaten van de zevende bijeenkomst van de toetredingsconferentie EU-Montenegro op ministerieel niveau van 21 december 2015,

    gezien de verklaring en de aanbevelingen van de elfde bijeenkomst van het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité (SAPC) EU-Montenegro, die op 16-17 december 2015 werd gehouden in Straatsburg,

    gezien het verslag van 22 mei 2012 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen van Montenegro bij de uitvoering van de hervormingen (COM(2012)0222), en de conclusies van de Raad van 26 juni 2012 met het besluit om de toetredingsonderhandelingen met Montenegro op 29 juni 2012 te openen,

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 november 2015 getiteld „EU Enlargement Strategy” (COM(2015)0611) en bijbehorend werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld „Montenegro 2015 Report” (SWD(2015)0210),

    gezien de slotverklaring van de voorzitter van de Westelijke Balkan-top in Wenen van 27 augustus 2015,

    gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 15 december 2015 over het uitbreidings-, stabilisatie- en associatieproces,

    gezien het besluit van de ministers van buitenlandse zaken van de NAVO van 2 december 2015,

    gezien zijn eerdere resoluties over Montenegro,

    gezien het werk van Charles Tannock in zijn hoedanigheid van permanent rapporteur voor Montenegro van de Commissie buitenlandse zaken,

    gezien artikel 123, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat er verdere vooruitgang is geboekt in de toetredingsonderhandelingen met Montenegro en dat er tijdens de intergouvernementele conferentie van 21 december 2015 in Brussel twee bijkomende onderhandelingshoofdstukken (vervoer en energie) werden geopend; overwegende dat Montenegro het land is dat het verst gevorderd is in het onderhandelingsproces;

    B.

    overwegende dat een duurzame dialoog en een constructieve samenwerking tussen de regeringscoalitie en de oppositie belangrijk zijn voor de voortgang van het toetredingsproces;

    C.

    overwegende dat het van cruciaal belang is voor de democratische toekomst van Montenegro dat de verkiezingen vrij, eerlijk en transparant zijn;

    D.

    overwegende dat Montenegro degelijke resultaten moet blijven boeken op het vlak van de rechtsstaat, die een fundamentele voorwaarde vormt voor toetreding tot de EU;

    E.

    overwegende dat een sterk maatschappelijk middenveld het politieke verantwoordelijkheidsgevoel versterkt, de solidariteit in het land vergroot en zorgt voor beter begrip voor en acceptatie van EU-gerelateerde hervormingen;

    F.

    overwegende dat corruptie een ernstig probleem blijft en overwegende dat de georganiseerde misdaad en bedreigingen van de vrijheid van meningsuiting een bron van zorg blijven;

    G.

    overwegende dat er verdere stappen moeten worden ondernomen om de werkloosheid, sociale discriminatie en armoede te bestrijden en de arbeids- en vakbondsrechten overeenkomstig de EU-normen te versterken;

    1.

    is verheugd over de gestage vooruitgang in de toetredingsonderhandelingen met Montenegro en merkt op dat er tot dusverre 22 hoofdstukken, waaronder de hoofdstukken 23 en 24, zijn geopend en dat er twee voorlopig zijn afgesloten; moedigt concrete vooruitgang aan om de voorwaarden te vervullen voor zowel de afsluiting van de hoofdstukken waarover reeds wordt onderhandeld als voor de opening van nieuwe hoofdstukken; benadrukt dat vooruitgang in de onderhandelingen hand in hand moet gaan met de strikte tenuitvoerlegging van de relevante actieplannen en strategieën; herhaalt dat algehele vooruitgang in de onderhandelingen afhangt van vooruitgang in de eerbiediging van de rechtsstaat en het zichtbare resultaat daarvan;

    2.

    dringt aan op meer parlementaire controle op het toetredingsproces; is verheugd over de goedkeuring van het actieplan 2015 om het parlementaire toezicht te versterken maar benadrukt dat de capaciteit van het Montenegrijnse parlement moet worden versterkt en dat zijn toegang tot toetredingsgerelateerde informatie moet worden verbeterd; is verheugd over de onlangs aangenomen gedragscode en dringt aan op verdere maatregelen om het vertrouwen van de publieke opinie in het Montenegrijnse parlement te vergroten;

    3.

    maakt zich ernstig zorgen over het gepolariseerde binnenlandse klimaat en de boycot van parlementaire activiteiten door een deel van oppositie; dringt er bij alle politieke krachten — zowel binnen de regering, als in de oppositie — op aan om opnieuw deel te nemen aan een permanente dialoog en constructieve samenwerking in het Montenegrijnse parlement; neemt kennis van de gesneefde motie van wantrouwen in het Montenegrijnse parlement op 27 januari 2016 en van de parlementaire dialoog over het scheppen van de voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen; brengt in herinnering dat compromisbereidheid en dialoog de hoeksteen vormen van elk democratisch besluitvormingsproces; is in dit verband verheugd over het plan dat gepresenteerd is om de politieke crisis te overwinnen; dringt er bij alle oppositiepartijen op aan de uitnodiging om tot de verkiezingen in oktober 2016 toe te treden tot de regering in overweging te nemen, om er onverwijld voor te zorgen dat aan de voorwaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen wordt voldaan, nl. dat de wijziging van de kieswet wordt doorgevoerd en dat er geen publieke middelen worden aangewend voor partijpolitieke doeleinden; acht het van essentieel belang voor een goed-functionerende democratie dat elke vorm van protest op vreedzame wijze wordt geuit en in overeenstemming met de relevante wetgeving; verwacht dat de bevoegde autoriteiten tijdig een diepgaand onderzoek zullen instellen naar alle geweldsincidenten die hebben plaatsgevonden tijdens de protesten, inclusief beschuldigingen van het toepassen van excessief geweld door enkele leden van de politiemacht; neemt kennis van de wijzigingen die in december 2015 zijn aangebracht in de wet inzake openbare bijeenkomsten;

    4.

    dringt er bij de regering op aan de nieuwe kieswetgeving volledig ten uitvoer te leggen vóór er nieuwe verkiezingen worden gehouden en de staatskiescommissie, die haar mandaat daadwerkelijk moet vervullen, verder te versterken; dringt er nogmaals op aan dat er zorgvuldige politieke follow-up gegeven moet worden aan de „audio-recording-affaire”, maar erkent dat er vooruitgang is geboekt ten aanzien van de justitiële follow-up;

    5.

    stelt enige vooruitgang vast met betrekking tot de hervorming van het openbaar bestuur voor de periode 2011-2016 en dringt aan op tijdige goedkeuring van een strategie voor de periode 2016-2020; pleit voor verdere depolitisering van het openbaar bestuur; acht het van essentieel belang om te hechten aan de beginselen van verdienste, depolitisering, verantwoordingsplicht en transparantie in het openbaar bestuur, alsmede om het recht van burgers op goed bestuur zonder corruptie te waarborgen; is verheugd over de amendementen op de wet inzak de Ombudsman; is bezorgd dat de capaciteit van het kantoor van de Ombudsman om klachten te behandelen beperkt blijft; benadrukt dat er behoefte is aan meer gespecialiseerde, onafhankelijke overheidsinstanties;

    6.

    is verheugd over de geboekte vooruitgang met betrekking tot het wetgevingskader om de onafhankelijkheid, verantwoordingsplicht en de professionaliteit van de rechterlijke macht te versterken en ziet ernaar uit dat de relevante regels in de praktijk volledig ten uitvoer worden gelegd; stelt verheugd vast dat de achterstand met betrekking tot bepaalde dossiers verder is afgenomen; dringt erop aan dat de rechterlijke macht onafhankelijk is en is verheugd over de toegenomen efficiëntie van het rechterlijk apparaat; blijft bezorgd over de ongepaste beïnvloeding van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, met name bij de benoeming van rechters; benadrukt dat het noodzakelijk is de capaciteit van de raad voor justitie en de raad voor rechtsvervolging te versterken, de efficiëntie van het grondwettelijk hof verder te verbeteren, de uitvoering van civiel- en bestuursrechtelijke besluiten te versterken en de nieuwe systemen voor aanwerving, beoordeling en bevordering van personeel volledig ten uitvoer te leggen;

    7.

    dringt erop aan dat de wetgevende en bestuurlijke capaciteit op het gebied van asiel en migratie wordt verbeterd en verzoekt de Commissie hierbij ondersteuning te bieden; prijst de regering van Montenegro vanwege haar maatregelen om stateloze personen die zich op Montenegrijns grondgebied bevinden, te helpen een oplossing voor hun situatie te vinden; moedigt Montenegro aan zich te blijven inzetten op dit vlak, en in het bijzonder voor kinderen, onder meer door geboorteregistratie en daaropvolgende registraties of herregistratie in registers van de burgerlijke stand verder te vergemakkelijken;

    8.

    verzoekt de regering en het openbaar ministerie de straffeloosheid van oorlogsmisdaden intensiever te bestrijden en een meer proactieve benadering aan de dag te leggen bij de behandeling van nog niet onderzochte beschuldigingen van oorlogsmisdaden, met name ten aanzien van de verantwoordelijke functionarissen die zich bovenaan in de commandostructuur bevinden om er overeenkomstig internationale normen voor te zorgen dat uitspraken worden afgedwongen met de garantie van eerlijke en correcte compensatie en dat slachtoffers toegang hebben tot de rechter en compensatie ontvangen voor de geleden schade; dringt aan op volledige bescherming van getuigen; herhaalt dat alle kwesties die niet in overeenstemming zijn met het gemeenschappelijk standpunt van de EU over de integriteit van het Statuut van Rome of met de desbetreffende EU-richtsnoeren inzake bilaterale immuniteitsovereenkomsten, moeten worden opgelost;

    9.

    is ingenomen met de recentelijk uitgevoerde EU-peerreview inzake de rechten van het kind en verzoekt om de volledige tenuitvoerlegging en monitoring van kindgerelateerd beleid en wetgeving op alle niveaus; benadrukt dat voor kindgerelateerde beleidslijnen en diensten op nationaal en lokaal niveau voldoende middelen beschikbaar moeten worden gesteld en dat de capaciteit om voor empirisch onderbouwde beleidsvorming en programmering kwalitatieve, uitgesplitste en op kinderen toegesneden statistieken te produceren en te gebruiken, moet worden vergroot;

    10.

    prijst de toezegging van de regering om over te gaan tot uitbreiding van hoogwaardig voor- en vroegschools onderwijs en juicht het toe dat het aantal inschrijvingen voor voorschools onderwijs na een gerichte campagne is toegenomen; is ingenomen met de inspanningen op het gebied van normering, capaciteitsbevordering van onderwijsaanbieders en het instellen van mechanismen voor toezicht en kwaliteitsborging, welke bedoeld zijn ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen en van het voor- en vroegschoolse onderwijs in het bijzonder; is verheugd over het pionierswerk dat met het oog op de ontwikkeling van de socio-emotionele en andere „zachte” vaardigheden van basisschoolleerlingen wordt verricht;

    11.

    erkent de betrokkenheid van de regering en de geboekte resultaten ten aanzien van de hervormingen van het zorgstelsel en het stelsel voor kinderopvang en benadrukt hoe belangrijk het is dat deze hervormingen op doeltreffende wijze en door middel van casemanagement en de coördinatie van diensten worden doorgevoerd door centra voor maatschappelijk welzijn; wijst erop dat de recente wetswijziging die volwassenen in staat stelt om samen met kinderen met beperkingen gebruik te maken van de diensten van centra voor dagopvang niet in overeenstemming is met de internationale normen; is verheugd dat de regering heeft toegezegd ervoor te zullen zorgen dat kinderen onder de drie jaar in 2017 niet meer in zorginstellingen van de staat zullen worden geplaatst; prijst de voorgestelde amendementen op het familierecht van Montenegro om een verbod in te stellen op lichamelijke bestraffing in gezinsverband; dringt aan op verdere inspanningen om het beginsel van het belang van het kind in alle civiel- en bestuursrechtelijke procedures te verankeren en tegelijkertijd voor ruimere toegang tot de rechter te zorgen;

    12.

    merkt op dat, ondanks de positieve wijzigingen in de wetgeving, corruptie een ernstig probleem blijft, met name bij overheidsopdrachten, gezondheidszorg, onderwijs, ruimtelijke ordening, privatisering en de bouw; dringt erop aan dat corruptie op alle niveaus moet worden uitgeroeid aangezien het de democratische beginselen ondermijnt en negatieve gevolgen heeft voor de sociale en economische ontwikkeling; verzoekt de regering de strijd tegen de corruptie tot een van haar prioriteiten te maken en daarvoor voldoende personele en financiële middelen beschikbaar te stellen; is verheugd over de oprichting van een speciale dienst van het openbaar ministerie die onder andere als taak heeft corruptie te bestrijden, en benadrukt dat de dienst zo snel mogelijk volledig operationeel moet zijn; is verheugd over de oprichting van een anti-corruptieagentschap dat op 1 januari 2016 van start is gegaan; dringt erop aan dat het onafhankelijk is en dat ervoor wordt gezorgd dat het over de capaciteit beschikt om administratieve onderzoeken in te stellen; benadrukt nogmaals hoe belangrijk het is klokkenluiders te beschermen; roept de autoriteiten op tot het vergemakkelijken en verruimen van de toegang tot informatie over eigendom van ondernemingen en onroerend goed en tot gedetailleerde informatie over overheidsuitgaven, en dan met name ingeval van openbare aanbestedingen en privatiseringsprocessen;

    13.

    dringt er bij de regering op aan het wetgevings- en institutioneel kader ter bestrijding van corruptie verder te versterken en te zorgen voor daadwerkelijke bescherming van klokkenluiders; dringt aan op een actievere rol van en daadwerkelijke samenwerking tussen de regering, alle sectoren van het openbare leven en het maatschappelijk middenveld bij de preventie van corruptie; herhaalt dat er betere prestaties moeten worden behaald in het onderzoek naar, de vervolging en veroordeling van corruptie op alle niveaus, dat de institutionele en operationele capaciteit van openbare aanklagers, rechters en politie moet worden verruimd, en dat er stelselmatig gebruik moet worden gemaakt van financieel onderzoek en de bevoegdheid om vermogens in beslag te nemen en verbeurd te verklaren; dringt erop aan ongeoorloofde verrijking strafbaar te stellen;

    14.

    merkt op dat de Montenegrijnse openbare aanklager diverse functionarissen uit Montenegrijnse dorpen heeft aangeklaagd in verband met corruptie op hoog niveau; beschouwt dit als een positief signaal dat er goede resultaten worden behaald met het uitroeien van corruptie op hoog niveau, en moedigt Montenegro aan hiermee door te gaan; herhaalt dat de prestaties op het gebied van onderzoek en vervolging van corruptie op hoog niveau moeten worden verbeterd; prijst de goede prestaties van het hooggerechtshof van Podgorica als het gaat om veroordelingen voor corruptiegerelateerde overtredingen;

    15.

    is bezorgd dat het gerapporteerde aantal uiteindelijke veroordelingen in zaken betreffende de georganiseerde misdaad en het aantal inbeslagnames en verbeurdverklaringen van criminele vermogens erg laag is gebleven; moedigt sterkere en betere samenwerking tussen justitiële en politionele autoriteiten aan; is verheugd over de goede samenwerking tussen Montenegro en zijn buurlanden op tal van gebieden; is ingenomen met de Overeenkomst betreffende samenwerking tussen Eurojust en Montenegro; dringt erop aan dat, hoewel er op gewezen wordt dat het wetgevingskader ter bestrijding van witwaspraktijken in ruime mate voorhanden is, het desbetreffende toezichtskader aanzienlijk wordt versterkt, alsmede dat het aantal onderzoeken, vervolgingen en veroordelingen van witwaspraktijken wordt verhoogd;

    16.

    pleit voor verdere maatregelen ter bestrijding van mensenhandel ter aanvulling van de relevante wettelijke en institutionele aspecten, inclusief het opzetten van een multidisciplinair coördinatieteam; dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan het aantal financiële onderzoeken te verhogen, de inbeslagname en verbeurdverklaring van vermogens op te voeren, alsmede slachtoffers op efficiëntere wijze op te sporen en te beschermen en vervolging in te stellen;

    17.

    merkt op dat de Montenegrijnse autoriteiten de controles in het land hebben geïntensiveerd ter voorkoming van mogelijke terroristische aanvallen en rekrutering van Montenegrijnse burgers voor jihadistische organisaties; is verheugd dat er een strategie voor terrorismebestrijding 2016-2018 is vastgesteld en dat er een interministeriële groep is opgericht om toezicht te houden op de situatie en de terroristische dreiging in kaart te brengen; verzoekt de bevoegde autoriteiten de desbetreffende wettelijke bepalingen naar behoren toe te passen, teneinde mogelijke bedreigingen voor de veiligheid van de burgers in kaart te brengen en te voorkomen; moedigt de bevoegde autoriteiten aan de regionale en internationale samenwerking te versterken, o.a. door informatie en beste praktijken uit te wisselen om radicalisering tegen te gaan en te reageren op terroristische activiteiten; is van mening dat bij alle maatregelen die hieromtrent worden genomen, in overeenstemming met de internationale normen en instrumenten, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden moeten worden geëerbiedigd; is van mening dat politieke stabiliteit in de regio, de bevordering van interetnische en interreligieuze tolerantie en dialoog, en verdere vooruitgang in de richting van de EU essentieel zijn om de cohesie en veiligheid in de Westelijke Balkan te versterken;

    18.

    juicht het toe dat de regering van Montenegro zich er onlangs op heeft toegelegd de strijd tegen de illegale handel in wapens en explosieven op te voeren; vraagt om nauwe afstemming en de uitwisseling van beste praktijken, zowel voor initiatieven die in Montenegro en in de omliggende regio worden ontplooid als voor de initiatieven van de Commissie in dit verband;

    19.

    is verheugd over de inspanningen om de overlegstructuren met de maatschappelijke organisaties (MO's) te verbeteren en om voor meer transparantie in de beleidsvorming en het wetgevingsproces te zorgen, o.a. door hen te betrekken bij het proces van hervormingen van de rechtsstaat, het toezicht op het verkiezingsproces en het doorvoeren van hervormingen; waardeert de motivatie en de pogingen van het maatschappelijk middenveld, dat op tal van gebieden aansprekend en doeltreffend is gebleken; benadrukt dat de MO's nog gemakkelijker toegang moeten hebben tot toetredingsgerelateerde informatie en dat de samenwerking tussen plaatselijk zelfbestuur en MO's verder moet worden verbeterd; verzoekt de bevoegde autoriteiten een duurzaam systeem van overheidsfinanciering voor MO's te ontwikkelen en gunstige voorwaarden te scheppen voor vrijwilligerswerk en sociaal ondernemerschap;

    20.

    wijst nogmaals op het belang van vrijheid en pluralisme van de media, alsmede vrijheid van meningsuiting in bredere zin, als een van de kernwaarden van de EU en als hoeksteen van iedere democratie; blijft bezorgd over de mediavrijheid in Montenegro, waarmee het land niet verder komt dan een teleurstellende 114e plaats op de jaarlijkse persvrijheidindex van Verslaggevers zonder grenzen; spoort ertoe aan vooruitgang te boeken op het vlak van de vrijheid van meningsuiting en besluiten af te stemmen op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake de vrijheid van meningsuiting; dringt aan op maatregelen om de onafhankelijkheid van de publieke omroep RTCG te waarborgen; dringt aan op eerlijke en gelijke toegang tot de media voor alle politieke partijen die aan de verkiezingen meedoen; onderstreept het belang van de zelfregulering van mediabedrijven; is ingenomen met de inspanningen die in de informatiemaatschappij en de technologiesector worden geleverd;

    21.

    stelt verheugd vast dat er zich gedurende de verslagperiode geen nieuwe aanslagen op journalisten hebben voorgedaan; maakt zich niettemin zorgen over de tekortkomingen van het onderzoek naar de eerdere gevallen van geweld tegen en intimidatie van journalisten; dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan de hangende dossiers over aanklachten wegens geweld en bedreigingen aan het adres van journalisten af te handelen, inclusief de moord op Duško Jovanović in 2004, door het onderzoek te verbeteren en door niet alleen de daders te achterhalen en voor het gerecht te brengen maar ook degenen achter de geweldsincidenten en door gevolg te geven aan de aanbevelingen van de ad hoc commissie die is opgericht om de geweldsincidenten tegen journalisten te inventariseren; stelt de huidige samenstelling van de commissie ter discussie, aangezien meer dan 50 % van de leden lid is van de veiligheidsdiensten — waardoor zij vooruitgang kunnen dwarsbomen en de goedkeuring van verslagen kunnen verhinderen; verzoekt de regering het mandaat van deze commissie te verlengen en de commissie van aanzienlijk meer informatie en bevoegdheden te voorzien; is bezorgd dat gevallen van intimidatie van journalisten en mediabedrijven in sterke mate kunnen leiden tot zelfcensuur en de ruimte voor onderzoeksjournalistiek in sterke mate kunnen beperken; veroordeelt de huidige op het individu gerichte lastercampagnes, met name door een schandaalblad, tegen prominente activisten van maatschappelijke organisaties en enkele politici op persoonlijke titel; herinnert eraan dat alle mediabedrijven de geldende regels voor professionele verslaggeving volledig moeten respecteren; merkt op dat de mediagemeenschap zeer verdeeld en gepolitiseerd is, dat de beroepsnormen en ethische normen zwak zijn en dat journalisten slecht worden betaald en dat hun banen onzeker zijn; is van mening dat het van essentieel belang is dat journalisten volledig onafhankelijk kunnen werken, zonder dat wordt ingegrepen door o.a. media-eigenaars; is verheugd over de overeenkomst onder media-beroepsbeoefenaren om de bestaande gedragscode te verbeteren om kwalitatieve journalistiek te verbeteren; dringt aan op voortzetting van de door de OVSE gefaciliteerde dialoog ter verbetering van de ethische en beroepsnormen in de media;

    22.

    is verheugd over de verbeteringen in het wetgevingskader ten aanzien van de rechten van mensen met een handicap; geeft echter uiting aan zijn bezorgdheid dat de meeste overheidsgebouwen nog steeds niet toegankelijk zijn voor mensen met een handicap, inclusief alle 13 belangrijkste openbare gebouwen, zoals het parlement, scholen, ziekenhuizen, centra voor maatschappelijk werk en rechtbanken, ondanks de uiterste termijn van 31 augustus 2013 om toegang aan hen te verlenen; roept ertoe op het Fonds voor arbeidsre-integratie en werkgelegenheid van personen met een handicap ten volle te benutten;

    23.

    dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan het aan te moedigen dat etnische minderheden beter worden vertegenwoordigd in banen in de publieke sector, inclusief de politie en de rechterlijke macht; moedigt hen aan een nieuwe wet inzake minderheden aan te nemen en een wet inzake de wettelijke status van geloofsgemeenschappen in overeenstemming met de Europese normen en, na rijp beraad met alle belanghebbenden, om de multinationale identiteit van de regio Boka Kotorska verder te beschermen en het gebrek aan transparantie van fondsen voor minderheidskwesties te verhelpen; is verheugd over het beleid van Montenegro dat erop gericht is een klimaat van tolerantie en inclusie te creëren voor alle nationale minderheden;

    24.

    merkt op dat Roma-studenten in alle onderwijsniveaus steeds meer deelnemen, maar dringt er nogmaals op aan dat er aanvullende maatregelen worden getroffen om Roma, Egyptische minderheden en Ashkali gemakkelijker toegang te laten krijgen tot gezondheidszorg, huisvesting en werkgelegenheid; dringt er zowel bij politici als bij vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld op aan om de vijandige houding, discriminatie en haatdelicten tegen de LHBTI-gemeenschap te bestrijden, met name door het publiek op te voeden en te informeren om zo attitudes te veranderen, en door politieagenten, openbaar aanklagers en rechters te trainen; dringt erop aan dat de plegers van dergelijke discriminatie en dergelijk geweld zich voor de rechter verantwoorden; spoort de autoriteiten aan zich te blijven inzetten voor, en zich meer toe te leggen op de bescherming van de rechten van LHBTI-personen en de waarborging van de vrijheid van vergadering; is verheugd dat de derde Pride Parade in Montenegro, die op 13 december 2015 is gehouden, zonder noemenswaardige incidenten is verlopen; betreurt echter het verbod op de Pride Parade in Nikšić;

    25.

    blijft bezorgd over het huiselijk en seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, het lage aangiftepercentage, en het uitblijven van vervolging en de inefficiënte ondersteuning en bescherming van de slachtoffers, alsmede de lichte straffen voor de daders of regelrechte straffeloosheid; dringt er bij de bevoegde autoriteiten op aan om huiselijk geweld serieus te nemen, door opvangdiensten op te richten, de coördinatie tussen overheidsinstanties te verbeteren en door het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op effectieve wijze ten uitvoer te leggen; verzoekt de bevoegde autoriteiten met klem om het personeel van overheidsinstanties (maatschappelijk werkers, politieagenten, enz.) te leren omgaan met slachtoffers; benadrukt hoe belangrijk het is dat vrouwen tijdens de komende verkiezingen beter in de politiek worden vertegenwoordigd en dat zij betere toegang krijgen tot de arbeidsmarkt;

    26.

    roept de regering op de mensenrechteninstellingen, zoals de Ombudsman en het ministerie voor Mensenrechten en Minderheden, verder te versterken en toereikende middelen ter beschikking te stellen voor de naleving van de mensenrechten;

    27.

    prijst de macro-economische stabiliteit en de gunstige ontwikkelingen in de economie; merkt op dat volgens het Doing Business-rapport van de Wereldbank voor 2016, waarbij de rangorde voor soepel zakendoen („ease of doing business index”) in een land wordt gemeten, Montenegro op de 46ste plaats eindigt, waarmee het op de Westelijke Balkan de tweede plaats behaalt; wijst er echter op dat Montenegro op de 136e plaats eindigt (van de 188 landen) als het gaat om de afdwingbaarheid van contracten, hetgeen rechtsonzekerheid tot gevolg heeft; neemt kennis van de inspanningen om het concurrentievermogen van industriële en landbouwproducten te verbeteren; dringt er bij de regering op aan verdere structurele hervormingen door te voeren, te zorgen voor een ondernemersvriendelijk regelgevingskader op grond waarvan ook de consumentenrechten en de sociale rechten worden beschermd, zich ervoor te blijven inspannen om corruptie in de economie terug te dringen, economische hervormingen door te voeren die werkgelegenheid en groei zullen opleveren, de grote tekorten op de lopende rekening van het land en de verslechterende overheidsfinanciën aan te pakken, alsmede om beleidsmaatregelen te implementeren waardoor de economie meer wordt gediversifieerd;

    28.

    benadrukt hoe belangrijk het is dat de kmo-sector wordt versterkt, dat ondersteuning wordt geboden door middel van betere wetgeving, financiering en tenuitvoerlegging van industrieel beleid, dat de informele economie wordt teruggedrongen en dat meer vaart wordt gezet achter de nationale elektronische registratie van bedrijven;

    29.

    merkt bezorgd op dat het beleid van Montenegro niet is afgestemd op het Derde Energiepakket en dat er bij de ontwikkeling van de gasmarkt geen sprake is geweest van vooruitgang; wijst erop dat er voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt om de doelstellingen te kunnen verwezenlijken en dat er een gespecialiseerd bureau voor energie-efficiëntie moet worden opgericht;

    30.

    merkt op dat staatssteun een bron van bezorgdheid blijft, met name met betrekking tot de onafhankelijkheid van de staatssteuncontrolecommissie en de staatssteuncontrole-eenheid, de bekendmaking en verenigbaarheid van nieuwe wetgeving, en staatssteun aan grote investeringsprojecten en aluminiumfabriek KAP; blijft zich zorgen maken over de trage afwikkeling van de faillissementsprocedure van KAP, die in strijd is met de verplichtingen van het land uit hoofde van de SAO; dringt er nogmaals bij de regering en de betrokken partijen op aan een duurzame oplossing voor de faillissementsprocedure van KAP te vinden en daarbij te zorgen voor conformiteit met de staatssteunregels en de SAO, op basis van transparantie en de rechtsstaat; is er voorstander van een volledig en onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar de financiën van KAP, dat de periode van de dag van de aankoop in 2005 tot nu beslaat; wenst dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan het project voor een nieuwe snelweg, dat voor Montenegro het grootste overheidsproject en de grootste uitgave ooit zal worden; dringt er bij de autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat er gepast gebruik wordt gemaakt van de overheidsmiddelen en dat de desbetreffende wetgeving wordt nageleefd;

    31.

    spreekt eens te meer zijn bezorgdheid uit over het feit dat in sommige delen van het land veel mensen in relatieve armoede leven en dat de jongeren- en langdurige werkloosheid nog steeds hoog zijn; benadrukt hoe belangrijk het is om MO's en de Sociale Raad te betrekken bij het opstellen van arbeidsmarktbeleid; dringt aan op verbetering van de sociale dialoog; merkt op dat er een mismatch is tussen de vaardigheden die het onderwijsstelsel aanleert en de vaardigheden waar de arbeidsmarkt om vraagt en wijst op de steeds bredere kloof tussen het noorden en het zuiden van het land; vraagt om meer actieve arbeidsmarktmaatregelen om de werkgelegenheid te stimuleren, met name voor jongeren; merkt op dat belastingontduiking op doeltreffender wijze moet worden bestreden en dat er belasting moet worden geheven op een manier die sociaal rechtvaardiger is; spoort de regering aan meer vaart te zetten achter haar werkzaamheden om de belangrijkste uitdagingen van Montenegro op het vlak van sociale inclusie, armoedebestrijding en de grijze economie aan te pakken; is verheugd over de goedkeuring van het actieplan 2016 inzake sociale inclusie; is ingenomen met het memorandum van overeenstemming met de IAO;

    32.

    dringt aan op verdere inspanningen om de biodiversiteit te behouden van met name de zoutwaterbekkens in Ulcinj als het belangrijkste overwinteringsgebied en de belangrijkste vogelbroedplaats van de Oost-Adriatische kust; dringt er bij de regering op aan om haar inspanningen voor de duurzame nationale en internationale bescherming van dit unieke ecosysteem voort te zetten en te intensiveren, en tegelijkertijd te erkennen dat de werking van de zoutwaterbekkens een ultiem voorbeeld is van synergie tussen economische ontwikkeling en milieubescherming, aangezien het uitsluitend functionerende zoutwaterbekkens zijn die jaarlijks een natuurlijke broed- en overwinteringsplaats kunnen bieden aan miljoenen vogels; moedigt de duurzame ontwikkeling van de kustlijn aan, alsmede de bescherming van het natuurlijke milieu en de biodiversiteit in overeenstemming met de Europese normen; herhaalt dat er meer moet worden gedaan om een nieuwe milieuwet aan te nemen, dat er milieueffectbeoordelingen moeten worden verricht en dat de administratieve en coördinerende capaciteit moet worden versterkt; is verheugd dat de klimaatstrategie in september 2015 is goedgekeurd; wijst op het voornemen van de regering van Montenegro om nieuwe waterkrachtcentrales te bouwen; wijst er nogmaals op dat er zorgvuldige milieueffectbeoordelingen moeten worden verricht in overeenstemming met het EU-acquis en internationale normen;

    33.

    prijst de proactieve participatie en de constructieve rol van Montenegro in de regionale en internationale samenwerking, o.a. de bijdragen die het land levert aan de regionale verzoening en de crisisbeheersingsoperaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB); onderstreept dat Montenegro zowel in het kader van het „proces van Berlijn” als bij het initiatief van de zes landen van de Westelijke Balkan een constructieve rol heeft gespeeld; feliciteert Montenegro met de volledige afstemming van zijn beleid op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU (GBVB), en moedigt de regering van Montenegro aan haar beleid voor de volle 100 % op dat van de EU te blijven afstemmen; is verheugd, onder meer in verband met de illegale annexatie van de Krim door Rusland en de gebeurtenissen in het oosten van Oekraïne, over de aanneming van de wet inzake de uitvoering van internationale beperkende maatregelen; spoort andere landen in de regio aan om hun buitenlands beleid af te stemmen op dat van de EU en het voorbeeld van Montenegro te volgen; dringt er bij de Montenegrijnse autoriteiten op aan om binnen afzienbare tijd de „zachte maatregelen” ten uitvoer te leggen die tijdens de top over de Westelijke Balkan van 2015 in Wenen zijn vastgesteld (bijvoorbeeld vereenvoudiging/onderlinge afstemming van grensovergangsprocedures, spoorweghervormingen, informatiesystemen) vóór de volgende top over de Westelijke Balkan in 2016 in Frankrijk;

    34.

    is verheugd over het besluit van de NAVO om Montenegro uit te nodigen zich aan te sluiten bij de verdragsorganisatie, en moedigt een snel en efficiënt proces voor toetredingsonderhandelingen aan; moedigt het land in dit verband aan de hervorming van de veiligheidssector voort te zetten; is verheugd over de deelname van Montenegro aan door de EU geleide GVDB-missies; wijst er nogmaals op dat de EU-toetredingsonderhandelingen losstaan van het NAVO-toetredingsproces;

    35.

    is verheugd over de grensovereenkomsten met Bosnië en Herzegovina en Kosovo en dringt er bij Montenegro op aan hier op voort te bouwen en werk te maken van de onopgeloste grensgeschillen met Kroatië en Servië, en vraagt dat, indien een onderling overeengekomen oplossing onmogelijk blijkt, geschillen worden beslecht voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, overeenkomstig de regels en beginselen van het internationaal recht; herhaalt zijn verzoek aan de autoriteiten om bij te dragen tot een oplossing voor de statenopvolgingskwesties met betrekking tot de erfenis van de voormalige SFRJ, waaronder de militaire en marine erfenis; moedigt Montenegro aan hangende bilaterale kwesties met zijn buurlanden zo vroeg mogelijk in het toetredingsproces op constructieve wijze en in een sfeer van goed nabuurschap te blijven oplossen; vraagt de Montenegrijnse autoriteiten eveneens de samenwerking met buurlanden uit te breiden door informatie te delen over hun ervaringen met pretoetredingsonderhandelingen; vraagt de Montenegrijnse autoriteiten de bepalingen over de statenopvolgingskwesties met betrekking tot de SFRJ volledig na te leven, in het bijzonder wat militaire middelen betreft;

    36.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Montenegro.


    (1)  PB L 108 van 29.4.2010, blz. 1.


    Top